Waarom komt mijn familienaam in verschillende varianten voor?
Pas door het erfelijkheidsbeginsel van de burgerlijke stand, die in 1811 landelijk werd ingevoerd, kregen familienamen hun vaste vorm: een naam werd voortaan van generatie op generatie overgedragen in de spellingsvorm waarin de naam was geregistreerd. Weliswaar had het grootste deel van de Nederlandse bevolking voor die tijd al een familienaam, maar de vorm ervan was aan verandering onderhevig. -Dat is niet zo verwonderlijk als men bedenkt dat de standaardisering van het Nederlands, met de uniformering van de spellingsregels, nog in ontwikkeling was. Zoals woorden nog op verschillende wijzen werden geschreven, zo werden ook de namen verschillend geschreven, afhankelijk van de schrijfwijze van degene die de namen registreerde. Registratie vond vaak op het gehoor plaats: een klerk of kerkelijke dienaar noteerde een naam in een akte of schrift zoals hij een naam verstond. Dat wil zeggen zoals hij een naam kon thuisbrengen in zijn namenwereld. Veel comparanten beheersten de schrijfkunst niet, zodat zij hem niet konden helpen. Ook als zij hun naam wel konden schrijven, kwam het vaak voor dat de naamvorm van de handtekening afweek van de door de administrateur opgestelde naamvorm. In de loop der tijd konden namen zo meer of minder opmerkelijke vormveranderingen ondergaan. Doorzichtig zijn algemene taalkundige verschijnselen die ook in de namenvoorraad productief waren, zoals toevoeging en weglating van medeklinkers op bepaalde plaatsen binnen een naam. Bijvoorbeeld toevoeging van -t- in Bostelaar uit Bosselaar of d-epenthese in Mulder (naast Muller en Molenaar) en weglating van -t- in Laurens uit Laurents, waarnaast ook Lourens voorkomt omdat ou en au nu eenmaal dezelfde klank vertegenwoordigen en derhalve in namen verwisselbaar zijn. Hierbij sluit bijvoorbeeld ook elisie van intervokalische -d- in Schreurs uit Schreuders aan. Minder doorzichtig is de paragogische -t in Gresnigt, familienaam ontleend aan de plaatsnaam Gressenich. Enz. In het algemene taalgebruik zien we dat spellingsvarianten van woorden door correctie en normalisering verdwenen. Bij familienamen konden varianten echter gehandhaafd blijven, omdat zij niet meer met de woorden die aan de basis van deze namen stonden, werden vereenzelvigd. Zien we in het middelnederlands naast hovesc (= hoofs), vormen als hoesch en heusch, in modern Nederlands gebruiken we slechts het woord 'hoofs'. Maar als familienaam kennen we nog de naam De Heus. Ongetwijfeld zal niet meer begrepen zijn dat hiermee 'de hoofse' werd bedoeld. Bron: Meertens Instituut Een treffend voorbeeld van naamsvarianten is de familie Jorissen Overgrootvader Joannes staat in Huissen te boek als Jeurissen. Hij zelf en zijn kinderen, staan in Wehl te te boek als Jorissen. Bij het huwelijk van zoon Jan in Angerlo staat zijn moeder Petronella weer geregistreerd onder de naam Jeursen en zijn vader Hendrik Iding als Idink. We zien dus hier in drie generaties drie verschillende registraties, Jeurissen, Jorissen en Jeursen. De door Meertens gestelde regel: 'dat door het erfelijkheidsbeginsel van de burgerlijke stand, die in 1811 landelijk werd ingevoerd, familienamen hun vaste vorm kregen' kent klaarblijkelijk ook zo zijn uitzonderingen. De in 1823 geregistreerde naam Petronella Jorissen werd in 1850 bij het huwelijk van zoon Jan toch weer afwijkend geregistreerd als Petronella Jeursen.
De herkomst en de interpretatie van namen volgens Meertens instituut. Allereerst gaan we in op het ontstaan van familienamen. Wellicht niet voor ieder even interessant, maar we willen de hier volgende uitleg niet aan geïnteresseerden onthouden. Daarna bekijken we in grote lijnen de familie in overzichten en tenslotte het woongebied van de familie in Gelderland. Adresnaam Zeer veel familienamen zijn van toponiemen (aardrijkskundige namen) afgeleid. Deze namen geven aan waar men vandaan kwam (herkomstnamen), welk gebied of landgoed men bezat of beheerde, of welke huizen men al dan niet met bijhorend land in eigendom of huur had. Bij deze laatste groep duiden de namen tevens aan waar men woonde. (Straatnummers waren immers nog niet ingevoerd!) Dit type naam wordt dan ook wel met de term ‘adresnaam' van de herkomstnamen onderscheiden.
Herkomstnamen Herkomstnamen gaan voornamelijk terug op namen van steden, dorpen en landen; adresnamen op microtoponiemen: d.w.z. namen van huizen, velden, waterlopen, straten. Voorbeelden van adresnamen zijn boerderijnamen in het (noord)oosten van het land eindigend op - ing of -ink: Aalderink, Bruggink, Joling, Lanting, Lieftink, Oonk. Zonder (genealogische) achtergrondinformatie kan men familienamen niet zomaar volgens de simpele verdeling van toponiemen hierboven indelen. Men zou bijvoorbeeld kunnen veronderstellen dat de familienaam Hinlopen op de Friese plaatsnaam Hindelopen teruggaat. Het blijkt echter geen herkomstnaam te zijn. Deze naam is immers ontleend aan een huis ‘daer Hindelopen uythangt', dus een huis genaamd Hin(de)lopen met de plaatsnaam afgebeeld op een uithangbord. Verwant met de herkomstnamen zijn de woonplaatsnamen of adresnamen. Maar in deze categorie wordt niet de voormalige, maar de actuele woonplaats van de naamdrager genoemd, zijn domicilie als het ware. Net zoals de herkomstnamen bevatten ze een topografische aanduiding, die verwijst naar een vast punt in het ruimtelijke referentiekader van een kleinschalige gemeenschap. Dat kan bijvoorbeeld de woning zijn van de naamdrager (zijn huis, kasteel, hoeve, herberg), de landschappelijke sector waarop of waarbij hij woont (een bos, een heideveld, een moeras, een cultuurlandcomplex), of een ander verschijnsel dat dienst doet als ruimtelijk richtpunt (waterlopen, waterovergangen, grenspalen, veldkruisen, stadspoorten, alleenstaande bomen, galgen, uitkijkposten, enzovoort). Zowel herkomstnamen als woonplaatsnamen bevatten dus een aardrijkskundige benaming. Bij de eerste categorie gaat het om namen die al tot vaste plaatsnaam of toponiem waren versteend op het ogenblik dat er bijnamen mee werden gevormd. Het topografische woord aan de oorsprong van woonplaatsnamen kan evengoed al toponymische status hebben gehad, maar de beschrijving van iemands adres kon ook gebeuren aan de hand van uitdrukkingen met de soortnaam voor het werkelijkheidsgegeven waar de persoon gelokaliseerd werd. Zo kan de stamvader van een familie Van der Heijden(n), Van den Heede of Van Hee inderdaad aan of op een heideveld hebben gewoond, maar ook in een gehucht waar alle heide al eerder in cultuurland was omgezet, en dat naar zijn voormalige status de eigennaam Heide of ter Heide(n) droeg. Het enige waar we met zekerheid van uit mogen gaan, is dat de bakermat van de familie gezocht moet worden op een plek die ooit een heide was. -De classificatie van terreinwoorden binnen een bepaalde rubriek [natuurland, cultuurland, bos] is meermaals voor discussie vatbaar. Immers, zoals alle soortnamen staan ook landschappelijke benamingen bloot aan betekenisevoluties, en een woord kan vanuit verschillende betekenisstadia tot plaatsnaam zijn geworden, en vervolgens tot bestanddeel van woonplaatsnamen. Zo heeft de oorspronkelijke natuurlandbenaming veld in tal van dialecten al vroeg de betekenis ‘bouwland (complex)' aangenomen, en ging de verkleinvorm veldeke plaatselijk (in Zuid-Oost-Vlaanderen) zelfs een heel specifiek perceelstype aanduiden, nl. een omsloten bouwlandperceel in privé-exploitatie, bestemd voor de teelt van gewassen die niet onderworpen waren aan de verplichte driejaarlijkse wisselbouw die gold voor de productie van broodgraan. Elders in Vlaanderen heette zo'n perceel bilk, in Brabant blok. -Bovendien, als een terreinnaam vanuit de een of andere betekenis tot vaste plaatsnaam is geworden, blijft die in de regel met die plaats verbonden, ook al verandert het benoemde terrein van uitzicht en bestemming. Dat principe van naamsbehoud bij veranderende werkelijkheid verklaart waarom in gebieden waar veld als soortnaam nooit een ‘bouwland'-betekenis heeft aangenomen, toch vele cultuurlandcomplexen een ‘veld'-naam dragen. We hebben dus vaak geen zekerheid over de aard en het uitzicht van het terrein op het ogenblik dat de naam ervan aanleiding gaf tot bijnamen en familienamen. De stamvader van een familie Van de Velde kan dus zowel in een woeste omgeving hebben gewoond, als bij een uit ‘veld' ontgonnen cultuurcomplex, dat toponymisch als veld werd aangeduid. Het is dus beslist onjuist om in elke ‘topografische' familienaam de etymologische betekenis van het achterliggende terreinwoord te projecteren. Familienamen uit hetzelfde topografische grondwoord vertonen heel wat klank-, vormen spellingvariatie. Vele ervan zijn immers gefixeerd in hun dialectische gedaante, met regionaal bepaalde klankvarianten als heide/hee, broek/breuk, moes/moos, enz.
http://www.meertens.knaw.nl/index.html Iding en de uitgang ing Aanvankelijk had het achtervoegsel -ing/-ink een patronymische functie: (patroniem = persoonsnaam afgeleid van de naam van de vader) Aalderink, voorheen Alardink = behorend tot de familie van Alard. In de middeleeuwen verloor het achtervoegsel deze functie; patroniemen werden voortaan gevormd met het achtervoegsel zoon of dochter, waarvan in familienamen de buiging -s of -en en/of de versleten vorm - se(n) resteert: Aalders, Alards, Aartsen. Namen met -ing/-ink waren vooral in het oosten van het land overgegaan op de woonplaatsen, op de erven of boerderijen van de betreffende families. Latere bewoners ontleenden hun achternaam aan deze woonplaatsen. Hoewel de meeste van deze namen oorspronkelijk een roepnaam bevatten, wordt dit type naam om de latere lokaliserende functie tot de adresnamen gerekend. Omdat -ing/-ink als achtervoegsel productief werd bij de vorming van boerderijnamen, werden ook namen gevormd die niet van roepnamen waren afgeleid, bijvoorbeeld Veldink bij ‘veld', Westerink naar aanleiding van westelijke ligging, Meijering van de meier (beheerder), Smeenk uit Smedink van de smid. Het verschil tussen inga (fries) en ink (saksisch) bestaat (niet doordat het Saksies ‘inge' heeft verkort naar ing/ink) maar doordat het niet een patronymica was van het vaak opgetekende -inga maar van -ing, dus: met verscherping -ink, verbogen -inges enz.; daardoor vervolgens ook aan ‘t eind -ing. Dat het suffix (achtervoegsel) in de 14de eeuw nog leefde en tot vorming van nieuwe namen kon worden gebruikt, bewijst het voorkomen van Johan Leppens naast J. Leppinc, Wolter Werren naast W. Werninc. Het werd ook gevoegd achter beroepsnamen, b.v. Gerardus Borchgreving. We vinden het zelfs achter toenamen, die aan bnw. en znw. zijn ontleend: Nicolaus Dullinc, Herman Groening Vrederic Zuerpering (naast V. Zuerpeer), Johan Dyking (naast J. ton Dyke). Deze laatste naam geeft ons aanleiding om meteen te wijzen op de overgang der -ing-namen tot hoevenamen. Hiermee is, meen ik, Carsten's typisch Saksische overgang op -inge tot -ing, -ink van de baan." [W. de Vries, ‘Namen op -ingi, -inga enz.', in: Saxo-Frisia. Tweemaandelijks tijdschrift ter bevordering van de kennis der landschappen, geschiedenis, taal en letteren, volkskunde en samenleving 2 (1940), p 7]. Lijst van de -ink-ing namen in Drente die aan boerderijnamen zijn ontleend [NRF-Dr, p 8-10]. Meertens instituut
De uitgang "ing" of "ink" De uitgang "ing" of "ink" had oorspronkelijk de betekenis "behorende bij", en dat kon zowel betekenen "zoon van" als "bewoner van". Op den duur ontwikkelden "ing/ink"namen zich tot boerderijnamen en we kunnen veilig stellen dat allen die eenfamilienaam op "ing/ink" hebben, afstammen van bewoners van een erve. B.J. Hekket - Genealogie Agelink Over joodse Namen Joden in Nederland en elders hadden vaak meer dan één voornaam. Zij konden er zelfs drie hebben: een burgerlijke naam die staat ingeschreven in Nederlandse stukken; een ‘populaire' naam waarmee iemand bekend was bij andere Joden en die in Joodse stukken voorkomt; en een ceremoniële naam die tijdens diensten in de synagoge in gebruik was alsmede op grafstenen. Een man die bijvoorbeeld als Levi te boek stond in de burgerlijke registratie werd door zijn vrienden meestal Leib genoemd terwijl op zijn grafsteen Jehoeda kwam te staan. De database vermeldt zelden populaire of ceremoniële namen, hoewel deze belangrijk kunnen zijn voor het leggen van familiebanden. In het verleden hadden Joden meestal geen samengestelde namen. Als een persoon een samengestelde naam had was dat meestal het resultaat van de gewoonte om de naam van een zieke te veranderen. Zo'n naam vervangt de oorspronkelijk eerste naam meestal niet maar wordt er aan toegevoegd. De ceremoniële naam van Wolf Goldsmid, bekend van zijn grafsteen, is Jehoeda Benjamin. Waarschijnlijk is Benjamin de ceremoniële naam die Wolf had gekregen bij zijn geboorte, terwijl de naam Jehoeda in een tijd van ernstige ziekte is toegevoegd. Soms gebeurde dit meerdere malen met een persoon. Een achttiende eeuwse genealogie in Duitsland begint met een Sjmoeël Stuckert. Zijn ceremoniële naam, Baroech Daniel Sjmoeël Halevi, is bekend uit het Memorboek van Fulda. Waarschijnlijk zijn de namen Baroech en Daniel toegevoegd ten tijde van twee verschillende ziektes. Deze samengestelde namen mogen niet worden verward met patroniemen! Volgens een decreet van Napoleon dat op 18 november 1811 in werking trad, moest iedereen een familie of achternaam laten registreren. Joodse familienamen worden zelden genoemd in Nederlandse bronnen van voor 1811. Dit betekent niet dat Asjkenazische Joden voor 1811 geen familienamen hadden. In Den Haag bijvoorbeeld verklaarde 35% van de gezinshoofden bij de officiële naamsaanname, dat ze hun familienaam wilden handhaven. De meeste van deze familienamen waren echter populaire namen die zelden voorkomen in de officiële registratie van voor 1811. De meeste populaire namen zijn aardrijkskundige namen. Zo stond Levi Israel voor 1811 ook bekend als Leib Gutentag, naar zijn geboortenplaats in Polen. Na 1811 nam hij een nieuwe familienaam aan: Bernard. Soms hadden Joden twee familienamen, een officiële en een populaire. Zo komt Mozes Goldsmit in Joodse bronnen voor als Mosje Stadthagen, een stad in Duitsland waar zijn grootvader had gewoond. Als in de database twee familienamen worden genoemd, bijvoorbeeld Goldsmit-Stadthagen, is de tweede gewoonlijk de populaire. Soms werd de populaire naam in 1811 aangenomen als officiële familienaam, zoals bijvoorbeeld Kiek. In andere gevallen gebeurde dat niet zoals bijvoorbeeld bij de familie Kassel, de populaire naam van een andere familie Goldsmit. Soms namen verschillende leden van eenzelfde familie verschillende namen aan, hetgeen schijnt te zijn gebeurd met een deel van de familie Kiek, die in 1811 de nieuwe naam Israels aannam, terwijl een ander deel Kiek handhaafde. Veldnamen Mensen geven overal namen aan. Dat is een manier om de dingen uit elkaar te houden, om te laten zien dat je ze goed kent of dat ze jouw eigendom zijn. Ook stukken land krijgen gewoonlijk een naam. In zo'n geval spreken we van veldnamen; niet te verwarren met erf- of boerderijnamen. Deze beschrijving is ontleend aan M. Schönfeld, Veldnamen in Nederland. Alle voorbeelden in de volgende tekst zijn veldnamen die (ook) in Harreveld voorkomen. Er zijn vele soorten veldnamen. Sommige geven de hoge of lage ligging aan. Harreveldse voorbeelden hiervan zijn 't Hogestukke , de Laegte en Hammengat. Andere zeggen iets over de bodemgesteldheid. Kostverloren, bijvoorbeeld, betekent niet-erg-vruchtbaar. Soms verwijzen veldnamen naar de (vroegere) begroeiing van het perceel, bijvoorbeeld 't Heetland (heide), 't Russenland (biezen) en Weggelas zienen pos (gagel), of hebben ze te maken met het (vroegere) gebruik ervan, zoals d'n Akker, d'n Reuvenkamp Ooimansweide. Er zijn ook namen die aangeven welke dieren er in het gebied huisden (of huizen), zoals d'n Moezenbulte, de Knienenwrange en de Kranemaot, of er werden (of worden) geweid, bijvoorbeeld de Koomaot, d'n Schaopenbulte of 't Hengstenslat. Weer andere zijn ontleend aan de vorm van het land, zoals 't Breë-ende, d'n Hollenkamp, Trienentute en 't Veugelstrik, aan de grootte van het perceel, bijvoorbeeld Möllaszaod (een mölder is 4 schepel), of aan de positie, bijvoorbeeld d'n Egterstenkamp en 't Oosterstukke. In veldnamen blijft soms ook de naam van de (vroegere) eigenaar of gebruiker bewaard, zoals in Mellinkriette , Geeskes-Mienekensbos Toebeskamp, Baertenbulte en Keizersweide. Veldnamen bevatten dus een schat aan informatie. Helaas zijn ze, onder meer door de ruilverkaveling in de jaren 1970, langzamerhand wat in onbruik geraakt. Alleen al omdat ze zo'n geweldige bron van historische kennis van de streek zijn, mogen ze niet verloren gaan.
H. Tankink Harreveldse veldnamen met betrekking op de genealogie Iding ten Bosch Alvorens naar de veld en boerderijnamen te kijken is hier een overzicht van de namen van onze voorouders. -De genealogie Iding ten Bosch bevat ook nog namen die in Harreveld voorkomen en die niet in dit overzicht staan. -Stephanus Henricus Iding -Vader: Hendrikus Iding. Grootouders: Hendrik Iding en Petronella Jorissen. Overgrootouders: Joannes Iding en Joanna Weetings - Joannes Jorissen en Elisabeth Derkzen. Moeder: Aleida van Uum. Grootouders: Stephan van Uum en 1 Ida Huisman en 2 Geertruida Willemsen. Overgrootouders: Adam van Uum en Joanna Janssen - Joannes Huisman en Alijdis Franssen. Betovergrootouders: onbekend. Johanna Geertruide ten Bosch Moeder: Johanna Hulshof. Grootouders: Joannis Bernardus Hulshof en 1. Hendrica Rosa Krabbenborg en 2. Hendrika Wieggers. Overgrootouders: - Harmanus Hulshof en Aleijda Aaltje Kolkman - Tone (Antonij) Wieggers en Aaltje Spexgoor. Betovergrootouders: Jan Hulshof en Leide Holkenborg - Derk Kolkman en Tönne Storkhorst - Jan Hendrik Wieggers en Johanna Klein Tiller - Derk Jan Spekschoor en Hendrina Storkhost. Vader: Antonius Aloysius ten Bosch. Groot-ouders: Mozes Symon ten Bosch en 1 Rachel Samuels en 2 Schoengen Sandman. Overgrootouders: Symon Isaäks (Izak Isaac Isèaac later ten Bosch) en Rachel Mozes (Moijses) - Michiel Samuels en Rachel Josephs. Betovergrootouders: Isaäk Mijer en Ruesken Jacops - Moses Zelig en Adel benjamins - ? en ? - ? en ? Harvel-A, de Heide en 't Harvelsebrook: Holkenborgheide en D'n Platenkamp. Harvel-B, van 't Harvelsebrook tot de Schutteri-je: D'n Bulte, Hulshofgaorden, Krabbenborgbusken, D'n Krabbenkamp, Manschotterdiek (bestaat niet meer als openbare weg), Manschotterkamp, Manschotterslat, De Slikke(r) man, (De precieze oorsprong van de naam is (nog) niet vastgesteld, evenmin als de correcte spelling. Gewoonlijk werd de omgeving van "Kronenborg", "Tutensnieder", "Meuien" enz. ermee aangeduid. De naam is hergebruikt voor het nieuwe fietspad door dit gebied.) Harreveldse bedrijven, boerderijen en andere woningen met betrekking tot de genealogie Iding ten Bosch Harvel-A: de Heide en 't Harvelsebrook: "De Krabbe" Harbers, Storkhorst, Holkenborg v/h "Döppen", Hoenderboom v/h "Teune", van Uem v/h Hilferink ook wel "Reimes Gert", Hulshof "Haverkamp", Krabbenborg v/h Temming. Harvel-B: van 't Harvelsebrook tot de Schutteri-je: "Platen" - Krabbenborg, Storkhorst, Krabbenborg, Krabbenborg, Donderwinkel, Donderwinkel v/h Mentink, v/h Kolkman, "Manschot" Penterman, Eekelder v/h Kampshof, Kolkman, Kl.Holkenborg v/h Koenders, Wieggers of "Groot-Wieggers", " 't Hulshof" ten Have, v/h te Welscher, Onland v/h Wieggers, Hulshof v/h Rouwhorst. Harvel-C: tussen 't Koekenveld en 't Vaene: "Manschot" Penterman, Wieggers of "Groot-Wieggers", " 't Hulshof" ten Have, v/h te Welscher. Harvel-E: d'n Es en de Riette: Hulshof v/h Rouwhorst, Kolkman, Harvel-F: de Heide en d'n Achterbos: Krabbenborg v/h Temming, Hulshof "Haverkamp", van Uem v/h Hilferink (ook wel "Reimes Gert"). -De namen zijn ontleend aan een lijst die werd samengesteld uit een reeks gesprekken in 1983 met (oud) bewoners.
door H. Tankink.
|