DE GESCHIEDENIS VAN HUISSEN
De Vroege Middeleeuwen.
In tegenstelling tot de rest van de Betuwe heeft Huissen doorlopend bewoning gehouden vanaf de Romeinse Tijd. In een oude meander van de Rijn lag een groep boerenhoeven, ter hoogte van het huidige Kempke. In 814 wordt deze nederzetting onder de naam Hosenheim voor het eerst genoemd. In de tiende eeuw werden er twee versterkingen bij gebouwd: de Grote Toren, die eeuwenlang het silhouet van Huissen bepaalde en de Dannenberg, een tufstenen rechthoekige burcht.
1242-1368
In 1242 blijkt Huissen in het bezit te zijn van de graven van Kleef. Deze hieven een tol op de Rijn. Bij die tol werd een burcht gebouwd en al spoedig ontstond een handelsnederzetting. Graaf Dirk IX (1310- 1347) heeft die handelsnederzetting rond 1319 tot stad verheven. De stad werd voor een groot deel in de veertiende eeuw aangelegd. De huidige hoofdstraten in de kom van Huissen zijn toen ontstaan.
1368-1502
Van 1368-1371 behoorde Huissen korte tijd bij het hertogdom Gelre. In diezelfde tijd leefde er Gravin Mechteld van Kleef, die het als weduwegoed mocht gebruiken. Zij stierf in 1384 op de Huissense burcht. Vanaf dat moment was Huissen weer Kleefs. Het werd in de vijftiende eeuw vooral een militaire voorpost voor de graven (sinds 1417 hertogen) van Kleef in hun vele oorlogen met de hertogen van Gelre. De handel had van die oorlogen zeer te lijden. Belangrijke bron van inkomsten vormde in die dagen de kersenteelt.
1502-1609
Maar net bleef Huissen in 1502 voor Kleef behouden. Ruim een maand werd de stad belegerd door de troepen van hertog Karel van Gelre. Een Kleefs ontzettingsleger versloeg de Geldersen op 26 juni 1502. Dit feit wordt nog jaarlijks herdacht! In de zestiende eeuw werd Huissen betrokken in de strijd om de Nederlandse onafhankelijkheid. Nederlandse en Spaanse troepen gebruikten de Betuwe vanaf 1568 regelmatig als gevechtsterrein. De zwakke hertogen van Kleef konden Huissen daarbij niet beschermen.
1609-1701
In 1609 stierf de laatste hertog van Kleef. Na een korte periode van onzekerheid kwam het land van Kleef en dus ook Huissen in het bezit van de keurvorst van Brandenburg. Vanaf dat ogenblik zetelden de landsheren van Huissen in Berlijn! Toch probeerde keurvorst Friedrich Wilhelm greep te krijgen op de gang van zaken in de steden. De stad Huissen kreeg een protestant stadsbestuur, terwijl de bevolking merendeels katholiek bleef. Met het St.-Elisabethsconvent (zustersklooster) als centrum werd Huissen belangrijk als vrijplaats voor de katholieken in Gelderland.
1701-1795
In 1701 verkreeg de keurvorst van Brandenburg het recht zich koning in Pruisen te noemen. Daarmee hoorde Huissen tot dat koninkrijk. De koningen streefden ernaar om hun land economisch af te schermen. Voor de enclave Huissen was dat een ramp. De plaats verarmde snel. Het enige produkt, dat op grote schaal kon worden verbouwd was tabak. Verder moest de bevolking ook hoge lasten opbrengen voor de vele oorlogen van koning Frederik II de Grote. De stad zelf verviel tot een bedenkelijk niveau.
1795-1816
Vanaf 1795 werd gesproken over de overdracht van Huissen aan Nederland.
Dat leidde tot een groot aantal wisselingen van soevereiniteit:
Tot 1806: Koninkrijk Pruisen
1806-l808: Groothertogdom Berg
1808-1810: Koninkrijk Holland
1810-18l3: Keizerrijk Frankrijk
1813 (dec): Vorstendom der Nederlanden
1813-l816: Koninkrijk Pruisen
Vanaf 1816: Koninkrijk der Nederlanden
1890-1940
In de eerste decennia van de twintigste eeuw onderscheidde Huissen zich niet echt van andere Nederlandse gemeenten op het platteland. Er werden diverse ambachten uitgeoefend, zoals het mandenmaken. Vooral in de jaren twintig en dertig kwam er een steeds rijker verenigingsleven op. In 1923 was het tuinbouwgebied van Huissen zo sterk gegroeid, dat de aartsbisschop van Utrecht een tweede parochie instelde: die van de H. H. Martelaren van Gorcum in Huissen-Zand. Daardoor ontstond eigenlijk het afzonderlijke kerkdorp Huissen-Zand. Pastoor A.A. van Wijk bevorderde het onderscheid tussen Zand en Stad bijzonder. Zijn neef en tegenspeler in Huissen-Stad, pastoor Th. Van Wijk, deed daar zijn best om het parochieel leven te versterken. Het was voor Huissen echt “Het Rijke Roomsche Leven”!
|