Naast hout werd vroeger als brandstof veel turf gebruikt, d.i. gedolven of gebaggerd veen. De blokken turf noemt men eveneens turven. Er werden ontzaglijke hoeveelheden turven vervaardigd. De afmetingen van de turven verschillen maar het gaat altijd om kleine brokken, zo'n 30 x 15 x 10cm. Tot laat in de 18de eeuw was houtskool de enige brandstof die men gebruikte bij het smelten van erts en het smeden van ijzer. Ook in huis speelde ze een belangrijke rol: in de zomer kookte men vaak op houtskool, en in de winter hield men er voeten (voetenwarmer), handen (handenwarmer) en bed (bedwarmer) lekker warm mee. Die houtskool kon men kopen, maar men kon ze ook zelf bekomen. Als de bakoven warmgestookt werd om er brood in te bakken werden nadien de gloeiende kolen er uit gehaald, en in een doofpot gegoten. Zo'n pot, van gebakken aarde, koper of ook wel ijzer, had een deksel zodat er geen lucht in kon. Zo ontstond dan houtskool.
koren
van de 3e garve
65,00
2
bedden
1 span met toebehoren
22,00
Vroeger werden matrassen met dierlijke (pluimen, paardehaar) of plantaardige (stro, kaf, kapok, zeegras) producten gevuld.
Met een zicht wordt, door een zwaaiende beweging te maken, horizontaal doorheen het graan, peulvruchten e.d. gehakt, dit in tegenstelling tot de zeis waarmee wordt gesneden. Hierdoor kan men met een zicht zwaar, legerend en zelfs door een geslagen gewas oogsten. De zicht wordt meestal in combinatie met een pikhaak gebruikt.
Een zicht heeft een gebogen, gesmeed - nu ook van staal - blad (ca. 50-70cm bij 10-12cm op het breedste gedeelte), dat in een hoek van 60° à 90° op een korte (ca. 30-50cm), houten steel bevestigd is. Het zichtblad is, in tegenstelling tot het zeisblad, naar de punt toe breder, om bij het slaan beter in evenwicht te blijven. De verbinding tussen werkend deel en steel gebeurt door middel van een ring en een wig, zodat het blad makkelijk afgenomen kan worden om het te haren. Het handvat (ca. 10-15cm) is met de steel in een hoek van 60° à 90° verbonden d.m.v. een pen- en gatverbinding of een zwaluwstaartverbinding; soms is het geheel ook monoxiel. Het uiteinde van het handvat is recht, verbreedt of is soms voorzien van een brede plaat om op de voorarm te steunen. Afhankelijk van de streek zit al dan niet boven aan de steel een kleine leren lus of halverwege de steel een grote leren lus waarin respectievelijk de wijsvinger of de onderarm in past.
De raamzaag (spanzaag) dient om in de lengte te zagen, d.i. in de richting van de vezels Ze bestaat uit een tot twee meter lang houten raam waar in het midden, loodrecht op zijn vlak, een breed zaagblad met evenwijdige zijden gespannen is door middel van wiggen of van schroeven. De grote raamzaag, waarmee bomen in planken gezaagd worden, heeft aan haar bovenzijde en meestal ook aan haar onderzijde, een handvat. Dat kan een rechte stok zijnmaar in België schijnt alleen het U-vormig handvat voor te komen. Wanneer er twee zijn, ligt het bovenste in het vlak van het raam en staat het onderste er haaks op. Dat werktuig wordt door twee, drie, soms vier man gehanteerd zoals een kraanzaag. De kleine raamzaag dient om kleinere stukken door te zagen. Ze heeft geen handvat en wordt door één man verticaal gehanteerd. Het gebeurt evenwel dat twee man samen werken; ze houden dan de zaag horizonzaal.
5
tonnen
0,00
2
stenders
0,00
1
tafel
0,00
1
bak.trog
0,00
bakkers.
gereedschap
0,00
BAK GEREI
Vroeger bakte men zelf zijn brood in de bakoven. Dat gebeurde doorgaans één keer per week. De broden werden in de hete oven gelegd met behulp van een soort van grote houten (later metalen) schop, ovenpaal genoemd
hout.as
0,00
HOUTAS Het oudste wasmiddel, dat tijdens de laatste wereldoorlog nog veel gebruikt werd, is de loog, een oplossing van potas (kaliumcarbonaat), en meer bepaald van houtas.
Men moet zeer zuivere houtas hebben, dus voortkomend van hout dat niet bevuild was. Het best is de as van eiken- of van fruitbomenhout. Hout dat aan waterkanten groeit, is minder rijk aan de bestanddelen die bij de was reinigend inwerken.
Voor een was van 4 personen en 4 weken, volstaat een halve emmer as. Deze moet uitgeloogd worden. Daartoe doet men ze in een zak, die zo dicht mogelijk moet zijn. Men giet men er langzaam lauw water door en laat in een zuiveren ketel uitdruppen. Hoofdzaak is dat het uitgeloogd water zuiver is. Daarom is het goed de zak met as in een mand te doen, waarvan de wanden en bodem met een dichte laag zuiver stro belegd zijn.
Zware bijl (1,2-4 kg.) met lange steel (tot 1,10m) om bomen te vellen. Er bestaat een zeer grote verscheidenheid in de vorm van het ijzer en van de steel. De aks is hét werktuig van de houthakker. Ze wordt ook voor het opwerken, d.i. het afkappen van de takken van de gevelde boom, tot het ruw behakken van een stam en soms tot het kloven gebruikt.
De aks heeft een tamelijk smal ijzer met boogvormige snede en meestal een oog. Onder het ijzer is vaak een stangetje uitgesmeed dat het uiteinde van de steel beschermt. De Europese modellen hebben een lang blad, in tegenstelling tot de Noord-Amerikaanse. Daar het hanteren een grote zwaai vereist, is het uiteinde van de steel vaak haak- of bolvormig.
De hooivork is een vork met 2 à 3 - soms vier - ronde of vierkantige, puntige, licht gebogen, ijzeren of stalen tanden (ca. 15-30 cm; tussenafstand: ca. 7-20 cm), die door middel van een dille, een angel of twee veren, met een rechte houten steel van uiteenlopende lengte (ca. 100-300 cm) verbonden is. Soms ook is het een monoxiel gaffelvormige tak. De landbouwer geeft de voorkeur aan een stalen hooivork met twee tanden, om bij de oogst, de schoven op de kar te steken of het vanaf de kar op de zolder te steken. Deze met drie tanden of de houten hooivork wordt veelal gebruikt om het hooi te keren.
De wan is een grote (ca. 90-100 cm bij 75cm), platte schaalvormige korf zonder opstaande rand aan één zijde. Ze is gemaakt uit tenen en voorzien van twee wilgenhouten of hazelaren handgrepen.
In tegenstelling tot de graanzeef waarbij men op grootte van het materiaal sorteert, wordt bij de wan, evenals bij de wanschop het koren van kaf, kortstro en andere onzuiverheden gescheiden door het verschil in gewicht. Door de wan te schudden in een cirkelvormige beweging of op te werpen samen met een verplaatsing van achter naar voor, worden de lichte onzuiverheden in het graan door de wind of de tocht weggeblazen. De zwaardere worden met de hand, eventueel met een pluim, verwijderd. Dat werk gebeurde buiten of in de schuur waar men dan voor tocht zorgde.
schoppen
enige
0,00
SCHOP EN SPADE
Een spade is een werktuig om te spitten of te graven, waarvan het blad nagenoeg vertikaal in de grond gestoken wordt. De schop daarentegen dient om te scheppen, het blad blijft min of meer horizontaal. Het gaat dus wel degelijk om twee verschillende werktuigen, die men met eigen naam moet aanduiden.
AKERS Vroeger was er geen stromend water in huis. Men moest naar de waterput om er een emmer (Aker)of een kruik te vullen.
2
emmers
0,00
1
karn
0,00
2
kuipen
0,00
KUIPEN Kuipen werden in het verleden veel gebruikt om vloeistoffen (bier, wijn, alcohol, olie enz.) te bewaren, maar ook voor heel wat andere goederen, zowel voedsel (boter, haring) als ijzerwaren.
Handwerktuig waarmee graan wordt gedorst door op de grond liggende losgemaakte schoven te kloppen. Tussendoor worden de halmen met een (houten) hooivork gekeerd. Wanneer alle korrels uit de aren zijn gevallen worden de halmen weer gebonden. Het graan wordt met behulp van een blokhark samen geduwd.
De vlegel bestaat uit een houten steel (ca. 130-150cm) en een zwaardere - meestal uit haagbeuk - knuppel (lengte ca. 60-80cm; diam. ca. 5-10cm) die beweeglijk aan elkaar zijn bevestigd. Afmetingen en vorm van de onderdelen verschillen naargelang de periode en de streek. Ook de verbinding tussen de twee delen is verschillend van streek tot streek. Het werkend deel kan voorzien zijn van een leren kap of doorboord zijn. De steel kan eveneens voorzien zijn van een leren lus of van een ijzeren oog dat op het steeleinde is bevestigd door middel van twee veren. De twee delen zijn met elkaar verbonden doordat de twee lussen in elkaar grijpen of door middel van een gedroogde palinghuid of leren riem aan elkaar gebonden worden.
Men gebruikt een zeis om gras te maaien voor het hooi, om graan te oogsten en om onkruid te verwijderen.
Een zeis heeft een lang (ca. 50-100 cm) licht gebogen blad met een brede rug, eindigend in een punt, dat haaks op een lange (ca. 150-200 cm) houten of ijzeren steel - boom genoemd - bevestigd is. De verbinding gebeurt door middel van een ring en een wig of een schroef, zodat de hoek tussen blad en steel gewijzigd kan worden en het blad makkelijk afgenomen om het te haren. De steel kan recht, S-vormig of Y-vormig zijn, zonder handvatten of met één of twee handvatten, die verstelbaar zijn. Op de rechte boom wordt soms een wethout bevestigd.
Voor het hooien gebruikt men een zeis waarop onderaan een houten of ijzeren beugel bevestigd is, die het gesneden gras meesleept. Die zeis dient ook om onkruid te maaien. Wanneer tussen struiken e.d. gewerkt wordt, geeft men dan de voorkeur aan een zeis met kort blad (ca. 40 cm) en zonder beugel.
Een zeis met een of twee houten beugels wordt gebruikt om graan te oogsten. De maaier werkt dan binnenwaarts, m.a.w. de staande halmen bevinden zich links van hem, het gemaaide gedeelte, rechts van hem ; de afgesneden halmen vallen tegen de staande. Er bestaat voor het graan ook een zeis met kam; de tanden zorgen ervoor dat de halmen alle in dezelfde richting vallen wanneer ze afgesneden worden. Dat maakt het makkelijker om ze nadien tot schoven te binden. Met die zeis wordt buitenwaarst gemaaid.
De zeis wordt met beide handen gehanteerd. Door een zwaaiende beweging vanuit de heup te maken, wordt het gras of het graan afgesneden. Het werktuig snijdt dus door wrijving, in tegenstelling tot de zicht.
Wol, vlas of hennep wordt tot draad gesponnen. Daarvoor windt men een hoeveelheid ervan om een stok (spin)rokken of spinstok genoemd, en trekt men er al draaiend haartjes of vezels uit. Het uiteinde van die begonnen draad bevestigt men dan aan een spil, die sterk op een tol gelijkt. Men brengt de hangende spil aan het draaien, zo perst men de vezels samen, en maakt verder de wol of het vlas los. Wanneer de draad te lang geworden is, windt men hem om de spil, lanceert ze opnieuw en gaat verder.
rogge
partij
0,00
haver.garven
een hoop
0,00
HAVER Haver is het krachtvoer voor de paarden
4
bijen.korven
13,00
honing
in de bijenkorven
0,00
HONING Honing was lange tijd de enige zoetstof waarover men beschikte.
BEZEMS Borstels, bezems e.d. werden van natuurlijke producten vervaardigd zoals varkens- of dassehaar, twijgen of wortels.
1
vuur.stoof
0,00
1
bak
0,00
7
lakens
0,00
8
hemden
0,00
1
kerk.boek
0,00
1
horloge
zilveren
0,00
mans.kleren
enige
0,00
mans.kousen
enige
0,00
1
lamp
0,00
1
tafel.kleed
0,00
1
ledikant
met behangsel
[getaxeerd samen met manden,
stoelen, koffer, tafel]
15,00
3
manden
0,00
7
stoelen
0,00
1
koffer
0,00
1
tafel
0,00
2
vaten
bier, potten, tafel, kast, potten,
melk, boterpotten, boter, ton,
stel, gieter, borden, schotels
32,00
bier
in de vaten
0,00
2
potten
ijzeren
0,00
1
tafel
0,00
1
kast
0,00
20
potten
0,00
melk
in de potten
0,00
4
boter.potten
0,00
boter
in de boterpotten
0,00
BOTER Melk is uitstekende voeding, maar kan niet lang bewaard worden. Daarom maakt de mens er ondermeer boter en kaas van. Hoewel men boter van volle melk kan maken, verkiest men vaak de room als grondstof. Vroeger liet men de melk in een melkteil staan en schepte men er na 24 en 36 uur de room af. In de 19de eeuw dacht de mens de ontromer uit, die het mogelijk maakte hetzelfde resultaat in enkele minuten te bereiken. Na het ontromen had men dus room, en ondermelk, die minder waard is omdat nagenoeg alle vetstoffen er uit zijn. Karnen, is de melk of de room zo schudden dat het vet van de vloeistof gescheiden wordt
Het kan gebeuren dat men lang karnt zonder resultaat, wanneer het te koud is. Dan wil de melk niet boteren.
Voorwerp waaraan een pot of ketel bij het koken boven het vuur in de schouw gehangen wordt. Een zaaghaal heeft een langwerpig blad (ca. 70-90cm lang; ca. 8-10cm breed) dat aan één zijde getand is en dat eindigt in een brede (ca. 4-5cm) haak die een omkrullend lipje heeft en waaraan de ketel gehangen wordt, een lange (ca. 90-100cm) stang die kan glijden door een plat oog - bovenaan tegen de rugkant van het blad bevestigd - en die beneden eindigt in een haak, en een beugel die met het éne uiteinde scharniert in de haak van de stang en met het andere uiteinde onder een tand van het blad gezet kan worden.
De beugel kan hoger of lager in de tanden grijpen; zo kan de hoogte boven het vuur geregeld worden. De stang eindigt bovenaan meestal in een wartel; op deze wijze kan de zaaghaal om zijn verticale as bewegen terwijl de grote ring - die aan een haak in de schouw gehangen wordt - onbeweeglijk blijft.
Het hangijzer hoorde thuis in de keuken, bij het open haardvuur. Het werd nog algemeen gebruikt tot in de 19de eeuw en werd pas vervangen door de kachel en later het fornuis.
Het hangijzer bestaat uit een ijzeren ring aan twee hangarmen, die boven het vuur in de haard werd gehangen. Op de ring werd een pan of een wafelijzer gezet. Het werd bevestigd aan de haal in de schoorsteen, waar men ook de ketels aan hing. Als het hangijzer na gebruik nog heet was, was het niet met de blote hand aan te pakken.
BLAASPIJP Ijzeren of houten buis (ca. 50-60cm) waardoorheen men met de mond lucht blaast om het vuur van de haard aan te wakkeren. Het benedenuiteinde kan eventueel puntvormig - zodat het niet in de as terecht kan komen - gaffel- of spatelvormig zijn en doet dan eveneens dienst als haardvork of -schopje. Het benedenuiteinde kan ook dicht gesmeed zijn met in het midden een klein gaatje. Zo kan men veel effectiever lucht blazen. Aan het andere uiteinde is er een haak of ring waarmee de pijp wordt opgehangen.
DREVEL Korte (10-15cm) metalen cilinder, aan de omtrek vaak gekarteld, soms kegelvormig of lichtjes uitgehold aan een uiteinde, om nagels in, soms uit te drijven. De timmerman gebruikt een boutdrevel, d.i. hetzelfde werktuig maar zwaarder (15-25 cm), om toognagels uit te drijven en om ze in te drijven zonder de balk met de hamer te raken. Het uiteinde is meestal plat. Het spitse uiteinde van de drevel wordt op de kop van de nagel geplaatst en op het andere wordt met de hamer geslagen. De kegelvormige punt maakt een klein gaatje in de kop en voorkomt het wegglijden van de drevel. Wanneer het uiteinde uitgehold is, komt de kop van de nagel in de holte.
18
borden
schotels, theepotten, kan,
pijpenkomfoor, koffiekan
10,50
13
schotels
0,00
2
thee.potten
0,00
1
kan
0,00
1
pijpen.komfoor
0,00
1
koffie.kan
0,00
1
klok
staande vlees, spek
38,00
vlees
partij
0,00
VLEES Om vlees e.d. te bewaren, kon men het drogen (en eventueel roken), of in de pekel zetten, d.i. in water waarin veel zout opgelost werd. De sterkte van de oplossing verschilde naargelang het vlees. Het aldus bewaard vlees mocht niet in aanraking komen met de lucht, het moest onder de pekel gehouden worden. Spijzen die te lang in de pekel bleven werden te zout en daardoor oneetbaar.