De Oorlogsjaren.
Op 1 oktober 1941 verbleven nog vier joden te Lichtenvoorde, waarvan één met drie joodse voorouders. Vóór 1937 was het aantal groter: 7 askenazische en 2 sefardische joden woonden ter plaatse op een totaal van 3422 zielen.
In 1942 was te Lievelde één van de 42 werkkampen voor joden gevestigd met Nederlandse leiding en toezicht op het werk door employés van de Nederlandse Heidemaatschappij. Op 12 augustus 1942 arriveerden ca. 50 joden uit Dinxperlo, Lochem, Zutphen, Silvolde, Raalte, Deventer en Amsterdam in het Rijkswerkkamp Lievelde nabij de Schansdijk en de oude Lievelderweg. Houten barakken dienden als huisvesting. Voorts was er een toiletgebouw en een kleine waterinstallatie aanwezig. Het kamp was omgeven door prikkeldraad. De joden moesten de bovenlaag van een zandweg afgraven om een betere afwatering te krijgen. De joodse dwangarbeiders bleven kort in Lievelde; op 2 oktober 1942 werden zij naar het station in Lievelde gebracht. Een man probeerde tevergeefs te ontsnappen. Van de groep uit Lievelde zijn er ongetwijfeld velen in de vernietigingskampen in Polen omgekomen.
In het voorjaar van 1943 maakten de toenmalige burgemeester van Lichtenvoorde, Lamers, en enige politiemannen jacht op joden in de buurtschap De Wolboom. Zij hadden een tip van de Nederlandse nationaal-socialist Heuthorst gekregen. De 56-jarige Abraham Jessurun (geboren Amsterdammer) werd aangetroffen bij Hofijzer van de ‘Venneschuur’ en niet bij zijn oorspronkelijke onderduikadres bij Wikkerink van de ‘Mossel’. Hij werd gearresteerd maar zijn vrouw kon ontvluchten. De in de illegaliteit bekende ‘Zwarte Kees’ (marechaussee Ruizendaal) zorgde er later voor dat de verrader Heuthorst werd neergeschoten. Behalve Bram Jessurun werden nog acht andere joden opgepakt: het echtpaar Isaac en Henriette Aleng-Salomon uit Amsterdam, de Aaltense veekoopman Moritz Israel Cohen en zijn zoon Bernhard Cohen en de familie Menko (afkomstig uit Twente, wonende te Apeldoorn): Jacob, Rozetta en hun twee kinderen Truitje Louise en Siegfried Bernard.
Alle gearresteerde joden werden naar Westerbork overgebracht en vandaar naar de concentratiekampen. Helena, Maurits en Leonardus Menco, allen geboren in Lichtenvoorde, werden toen zij respectievelijk 51, 47, en 50 jaar oud waren uit Amsterdam, Eibergen en Winterswijk (hun laatste woonplaatsen) gedeporteerd.
Helena en Leonardus kwamen in 1943 in Sobibor om. Maurits stierf in 1944 ergens in Midden-Europa. De complete familie Menko werd op 23 juli 1943 in Sobibor vermoord. In Auschwitz stierven, zoals al is gemeld, Jacob en zijn zus Sara Lene ten Bosch, respectievelijk op 31 maart 1944 en december 1942.
(Bron: Het oude volk, Kroniek van joods leven in de Achterhoek, Liemers en het grensgebied. (auteur Hans Kooger) Staringinstituut.
|