Familie Iding ten Bosch - Varsseveld - Heurne - Huissen - Westervoort - Lichtenvoorde
25-07-2008
Familie historie en cultuur 1
Familie historie en cultuur 1
Wat data betreft, moeten we er rekening mee houden dat een sterretje * betekent dat het jaartal 1 jaar kan afwijken. Probanten zijn Stephanus Henricus Iding en Johanna Geertruide ten Bosch ook aangeduid als Opa en Oma Iding. Behalve door familie overgeleverde anekdotes komen alle gegevens uit archieven en betrouwbare bronnen.
Verlichting
Tot ver in de Middeleeuwen heeft de mens voor verlichting gebruik gemaakt van eenvoudige olielampjes.De olie werd geperst uit zaden. Een pit, ook wel het snotneusje genoemd, zat meestal in een tuit en zoog olie op uit een reservoir.Het uiteinde werd dan aangestoken.
In de kaarsenindustrie slaagde men erin de olie uit het schapen- en rundvet te scheiden van de vaste bestanddelen.Er bleef zo stearine over, dat minder snel smelt, en daardoor beter brandt.
Tinnen snotneus, Hollands, 19e eeuw
De Republiek 1600-1795
De republiek is de benaming van de statenbond of federatie van de zeven Noord- Nederlandse provinciën in deze periode: Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Groningen, Friesland.
Grondslag voor hun samengaan vormde de Unie van Utrecht waarbij de sluiting werd vastgelegd van een Nadere Unie binnen de in de Pacificatie van Gent (nov. 1576) verenigde gewesten, de Generale Unie.
In 1648 werd de onafhankelijkheid van de republiek van Spanje internationaal erkend. Ook werd bevestigd dat de Republiek geen deel meer was van het Heilige Roomse Rijk. Het Zuiden werd daar wel weer een deel van, inclusief Vlaanderen.
De nieuwe republiek werd wel de Grote Uitzondering van de 17e eeuw genoemd omdat in tegenstelling tot de meeste landen in Europa de Derde Stand, vooral de handelaren van de steden het voor het zeggen kregen. Zij ruilden een feodaal systeem in voor iets nieuws dat later kapitalisme zou gaan heten.
In Antwerpen kwamen al handelslui samen bij een Beurs om aandelen te verhandelen. Amsterdam nam dat over en spoedig waren er verzekeringsmaatschappijen en zelfs de eerste speculatieve crash: de windhandel in Tulpen in 1637.
Konstige meesters
In de 17de en 18de eeuw had de medische stand hinder van rondreizende kwakzalvers. Zij zagen zichzelf als konstige meesters, met meer praktijkervaring dan de opgeblazen medicinae doctores.
Als bewijs van hun kunnen toonden zij quasi-officiële stukken waarin lieden van onbesproken gedrag de meester aanbevalen. Hun komst op kermis of jaarmarkt werd vaak aangekondigd door mensen die zogenaamd door hem waren genezen en dat luidkeels uitbazuinden.
Ook met strooibiljetten werd klandizie getrokken. Begin 18de eeuw werd de bevolking zo de komst aangezegd van de breukzetter en steensnijder J. Francken, wiens werck is eerstelijk blinde menschen op een nieuwe en gemakkelijke wijze te cureren, deels in twee of drie minuten. Ten tweeden, snijd diegeene die met den steen in de blaes beladen zijn. Ten derde geneest alle gebrookene menschen, deels door een klijne snee en deels met bequame handen.
Op het doek van Jan Steen vertoont een reizende meester zijn kunnen.
De historie van Oostelijk Gelderland
De historie van Oostelijk Gelderland werd gekenmerkt door het leven op de grenzen van twee rijken. Enerzijds stond het gebied onder invloedssfeer van het vroegere hertogdom Gelre en later na de stichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, onder die van het gewest Gelderland.
Anderzijds hadden de bisschoppen van Munster en voor wat het gebied van Liemers betreft de heren van Kleef hier veel in de melk te brokken. Tot 1823 bleef de Munsterse invloed in de achterhoek.
Toen pas werden de parochies Groenlo, Lichtenvoorde, Aalten, Borculo, Bredevoort, Eibergen en Winterswijk uit de lijst van Munsterse parochies gelicht en toegewezen aan de z.g. Hollandse Zending. Hoe ingewikkeld de toestand langs de grens was, blijkt in de Liemers.
Het gebied rond Zevenaar, Huissen, Duiven, en Wehl kwam pas in 1816 officieel bij Nederland.
Voordien was het een Kleefse enclave. De enclave had rond 1800 een bewogen politieke geschiedenis. Tot 1806 was dit gebied Kleefs, hetgeen in die jaren Pruisisch betekende.
In de daarop volgende tien jaar hoorde het gebied respectievelijk tot het Groothertogdom Bergh, het Koninkrijk Holland, het Franse Keizerrijk, enkele weken weer onder Nederlands bewind, dan weer onder Pruisisch bewind om ten slotte weer in 1816 aan Nederland toe te vallen.
1618 - 1648 oorlog verpaupering en roversbenden
Er woedt een oorlog tussen Duitsland en Bohemen. Veel joodse gemeenschappen lijden er sterk onder en velen vluchten naar veiliger landen. Een golf van doortrekkende vreemdelingen komt terecht in de dorpen en steden van een Kleefse enclave of in de Achterhoek, in Aalten, Bredevoort, Neede, Winterswijk, en Didam.
In 1648 protesteert Pastor Arnoldus Monhemius in naam van de kerkenraad, bij de drost van Bredevoort tegen de ceremoniën en kerkelijke riten van de joden. Want het gaat, meent de pastor om Onses Saligmaker Jesu Christi dessen viandan die joden sijn, denwelcken sij blasphemeren (lasterlijk van God spreken). De protesten vermogen niets uit te richten. De joodse families blijven in Bredevoort wonen.
In de achttiende eeuw en de eerste helft van de negentiende eeuw opereren georganiseerde roversbenden in het grensgebied van Pruissen en Nederland. Soms bestaan de benden uit louter joden: vaker treedt een kongsi van christenen en joden op om eerzame burgers te beroven.
Een van de oorzaken is dat talloze opgejaagde en verpauperde lieden wel een legale broodwinning willen, maar door allerlei maatregelen op het criminele pad terecht komen. Onder de rovers zijn kleurrijke figuren zoals Hampel Holmich, de Pockennarbige Schmuel, ein Glückspieler en Schelfisch.
Varsseveld 1653-1683 Actum den 30 maart 1676
In de declaratie van de penningen van de kerk van Varsseveld door kerkmeester Henderick Aerntsen over de jaren 1653-1655 staat vermeld: "Aen Garit Aerntsen voor nagels ende wijn sijnde gebruikt aan de taffel des herren betalt (zie reknr.13) 2 dal..13stvr". (KA Varsseveld invnr 188)
Op 12 juni 1659 tijdens de 99e vergadering van de kerkeraad van de Laurentiuskerk te Varsseveld wordt Gerrit Aerntsen benoemd als diaken. Rolef Aernsen treedt dan af als ouderling.
Op 21 juli 1662 geeft Garit Aerntsen rekenschap als diaken.
Op 17 juli 1670 wordt Gerrit Arentsen als ouderling benoemd. De vraag is of dat dezelfde is. De momboiren van Gerrit Plante hebben op 17 febr 1669 te Varsseveld zijn huis verkocht aan Gerrit Arntsen en zijn vrouw Luijtjen Luijcken met "hoff en den bongart en wat daerin aerdt en naegelvast is" in 't dorp aan de straat naast Willem Helmincks huis.
Op 14 sep 1669 is de 50e penning betaald met 20 Gld..
Op 27 mrt 1702 "bekent Gerrit Plante eeuwig vererfft te hebben" zijn huis en hof en bogaard in het Dorp en alles wat spijkervast is aan Luijtjen Luijksen, w.v. Gerrit Arntsen, en haar erven (ORA Wisch Protocol verbanden en opdrachten (0207), inv nr 327, folio 41V/42R)
Op 17 febr 1670 verzoekt Henrich Kettien voor het gerecht dat Gerrit Arentsen zijn achterstallige betaling doet voor het kopen van het huis van Gerrit Planten ad 51 gld 13 stv. Het gericht verordonneert dat Gerrit dat op 21 febr. 1670 zal moeten betalen.
Op 20 juli 1676 verschijnen Gerrit Arntsen en Luijtjen sijn huijsvrow voor het gericht en geven als onderpand voor voormelde obligatie, rente en kosten hun gerede en ongerede goederen en huis en boomgaard die volgens de wet toebehoren aan hun 4 onmondige kinderen.
Op 16 juli 1703 is aan de obligatie voldaan volgens getuigenis van Frans Bosboom (ORA Wisch (0209), invnr 25, fol.176).
Op 21 jun 1683 bekent Gerhart Aerntsen verlopen rente schuldig te zijn aan de weduwe van vrouw Van der Horst, verminderd met de betalingen van fl 45,-.
Onderpand zijn gerede goederen zowel binnen- als buitenshuis, waar ze maar te vinden zijn (ORA Wisch Orinair protocol 1678/1684, invnr 0209236, fol 215R) (ORA Wisch invnr 0209/235, fol 162R) Actum den 30 maart 1676 Coram de Wel.Ed.Heeren Drosten, respective: Quirijn Verhulle @ Andries Selse
Gerichtspersonen, Wilhelm Helmigh @ Stans Jurriën van Bulingen, Vaeghden.
Erschenen Gerhardt Arntsen, Luijtien Arntsen eheluijden, bekanden, uijt cragten van transporte, soodaenighe somma van hondert vijffigh Gld., op haer tot haeren lasten genomen te hebben, als Jan Planten, soone van Gerhardt Planten, van Derck Idinck, in den jaere 1663, op Martini opgenomen hadde becanden Comptn.
Deese bovenstaende hondert vijfftigh dll in de jaere 1671, begroot te sijn, met vijfftigh Dll, monterende alsoo het Capitael, alhier tweehondert Dll, welcke compnt. jaerlix op Martini verschenen, beloven te verhantgelden, met 10 Dll tot verseekeringe soo van Capitael, als Intresse, soo loopende als vervloten, hier onder, ad vier en vijfftigh gl uijtgedruckt, verbinden comparanten haer personen en goederen in specie haere bei huijlinghe (?) Hoff Boomgaerden, alhier binnen Varsevelt gelegen, om bij foute van betaelinghe, soo van Capitael als Intresse daeraen kost schaedeloon te kunnen ende vermogen verhalen den vervloten Intresse van Martini 1671 tot Martini 1675 ad vier en vijfftigh gll, beloven compnt. ...(?) op Martini deeses 1676 Jaers te betaelen hebben daer op gestipuleert pro ut juris ac stijli Varsevelt in dato als boven. folio 176: wederom een schuldbekentenis
De Pest
In het laatste kwart van de 17de eeuw worden de Nederlanden voor een laatste keer door een pestepidemie getroffen.
Pruiken
In de 18de eeuw volgden allerlei soorten pruiken elkaar in snel tempo op, soms gecombineerd met het eigen haar. Ook werd het mode de pruik met een soort zalf te pommaderen en vervolgens te poederen.
Op herenportretten uit de 18de eeuw is daarom op de schouders vaak wat wit rijstpoeder te zien.
Kinderen in volwassenenkleding
Hoewel in de 18de eeuw het besef groeide dat kinderen geen volwassenen-inzakformaat waren, werden ze toch al vanaf hun vijfde jaar in grote-mensenkleren gestoken.
Meisjes werden in een korset geregen en kregen een hoepelrok aan; jongetjes droegen vooral in de tweede helft van de 18de eeuw een driedelig kostuum. Het bestond uit een halflange jas, een vest en een kniebroek, met daaronder gladde kousen en schoenen met gesp. Onder de kin viel een kanten jabot in ruches naar beneden.
Zwervers en vagebonden
Zwervers en vagebonden trokken vroeger in groten getale langs s heren wegen. Het bonte gezelschap, zonder vaste woon- of verblijfplaats, bestond uit bedelaars, huursoldaten zonder emplooi, kwakzalvers die dubieuze pillen en zalfjes verkochten, marskramers, kermisklanten, speellieden en liedjeszangers.
Behalve dat ze hun waren of diensten aan de man brachten, vormden ze vooral voor de bevolking van het platteland een belangrijke bron van informatie. Ze waren voortdurend op reis en brachten dikwijls nieuws van verre. Niet altijd even betrouwbaar nieuws overigens.
De bevolking moest vooral het nieuws van liedjeszangers met een korreltje zout te nemen. Omdat ze voor hun inkomen deels afhankelijk waren van wat ze aan sensationeels hadden te melden, was enige overdrijving hun niet vreemd. Hoe mooier de verhalen, hoe guller immers de giften van de toehoorders.
1723 Maart 14.
Een zeer actieve roversbende met joodse leden maakt de wegen in Gelderland, Overijssel en het grensgebied onveilig. Overvallen vinden onder meer plaats in Rheden, Goor, Laag Elten en Loenen.
Er liggen plannen klaar om een dominee in Steenderen en de pastoor in Olburgen te beroven.
In Doesburg worden twee leden van de bende gearresteerd, Benjamin, één van de leiders, en de voormalige leenbankhouder Abraham Salomon Heijman. Benjamin was op last van roverhoofdmankapitein Mozes Dikkop uit Kalkar naar Doesburg gestuurd om een kraak voor te bereiden bij de dominee in Steenderen.
Salomon had in 1722 al met Mozes Dikkop kennis gemaakt. Mozes Dikkop stond in rang direct onder de generaal van de rovers, Selich. Mozes zou tegen Abraham hebben gezegd: Wat hebt gij aan dat lopen met een zware mars, gij kunt boven een stuiver vijf ses deags niet verdienen, weet gij mij niet hier of daer een buyt aan te wijsen die ik kan gaen halen?
Abraham Salomon zwoor op de tora dat hij de bende niet zou verraden. Zo was de leenbankhouder, al afgezakt tot wanbetalende marskramer, nog lager gezonken tot criminele aanbrenger.
Abraham Salomon zou de kraak samen met Benjamin zetten. Boer Cristiaen Hendriks uit Steenderen krijgt lucht van het zaakje en waarschuwt de gerechtsdieneren.
Op zondag 14 Maart 1723 worden Benjamin en Abraham Salomon gearresteerd. In April worden ze verhoord. Abraham bekent schuld maar Benjamin ontkent.
In dezelfde maand worden eveneens twee leden van de bende, Faibel en Herzvegter in Zwolle opgepakt. Benjamin wordt met de twee geconfronteerd.
Aanvankelijk blijft hij ontkennen maar na een behandeling op de pijnbank slaat hij door. Faibel en Hertzvegter krijgen de doodstraf.
Benjamin krijgt een proces in Doesburg en wordt veroordeeld tot pijniging op het radt en daarna onthoofding.
Abraham Salomon komt er beter van af; hij zal, na vastgebonden te zijn aan de galg met de bungelende Benjamin, slechts worden gegeseld en vervolgens worden gebrandmerkt. Daarna moet hij 12 jaar tuchthuis uitzitten in Arnhem. Zijn vrouw Roosken en haar kinderen moeten Doesburg en de provincie verlaten.
Op het oude erve Nibbelink in de Binnenheurne, onder Varsseveld, gelegen aan de zoom van de bossen van Idink, was het een drukte van belang.
Aan het einde van een drukke werkdag gaan de bewoners van Nibbelink ter ruste, maar plotseling in de nacht worden ze wakker geschrikt door een heftig lawaai, dat het vee in de stallen veroorzaakt.
Erve Nibbelink staat in brand
De boer is het eerste op de deel en kijkt vol ontzetting in een grote vlammenzee. Erve Nibbeling staat in brand. Met de grootste spoed wordt het vee in veiligheid gebracht en korte tijd later ligt de mooie hoeve in de as. De boer is verslagen, hij voelt zich als een berooid man.
Maar zijn buren bieden hulp, zij zijn immers "naobers" en weten wat hun taak is. Met man en macht wordt er gewerkt om de puinhopen op te ruimen. Nieuw materiaal wordt aangevoerd en langzaam maar gestadig is Nibbeling weer opgebouwd.
Erve Nibbeling 14 september 1723
Als in het begin van september het erve Nibbeling weer herrezen is, besluit de boer om, volgens oud gebruik, een steenbier te geven aan allen die geholpen hadden met de opbouw van Nibbeling.
Op 14 september 1723 is er vreugde op Nibbeling en in de late middaguren klinkt er feestgezang, worden de glazen geheven, en niemand denkt meer aan verdriet of zorgen...
Erve Nibbelink kadaster 1828
14 september 1723 Het oude kerkdorp Varsseveld gaat in vlammen op
In het naburige Varsseveld is het op die middag heel rustig. De meeste bewoners zijn op de Nibbeling om het feest mee te maken. Slechts de oude dominee vertoeft op de Olde Wehme en enige oude mannen en vrouwen met kinderen bevinden zich in het dorp.
De smid is niet naar het feest, hij hamert op het aambeeld en van het witgloeiende ijzer spatten de vonken in het rond. Enkele van deze vonken komen op zijn dak terecht. Aangewakkerd door de droge wind staat zijn huis in brand, voordat hij er erg in heeft.
Maar daar blijft het niet bij. Het vuur slaat over op de naast gelegen percelen en weldra staan de meeste huizen in brand. In zeer korte tijd heeft zich een ontzettende ramp voltrokken over het oude kerkdorp Varsseveld.
De daken zijn meest bedekt met riet of stro, sommige zelfs met droge heideplaggen. Het vuur krijgt gretig voedsel. Zelfs de kerk word aangetast en staat al snel in lichterlaaie".
Varsseveld kadaster 1828.
Dominee Beckink maakt van deze ramp een verslag.
"Wij, ondergeschrevenen, leden van de tegenwoordigen kerkeraad, attesteren van droevige oor- en ooggetuigen, dat door een ongemeen vreeselijk, doch aanbiddelijk en rechtvaardig oordeel Gods ons gehele dorp Varsseveld, met toren en kerk, door een vreeselijken brand op de 14e september 1723 totaal in de as is gelegd, zoodat, helaas Varsseveld in Varsseveld niet meer te vinden is.
Het bloed wordt traag in onze aderen en onze haren rijzen omhoog, als wij ons verbeelden de verwoesting door deze ontzettende brand aangebracht. De brand, die ons overviel, toen bijna het gehele dorp van huis was om een man door liefdesgaven op de been te helpen.
Dit is de oorzaak geweest dat verscheidenen niets, anderen weinig uit het vuur gered hebben. Dit vreeselijk ongeluk drukt ons te meer omdat het ons getroffen heeft zoo kort voor de winter en in een tijd, dat men brandstoffen en levensmiddelen reeds had ingezameld. Hier liggen 54 huizen, 6 schuren, enige branderijen (jeneverstokerijen) en verscheidene beesten en varkens onder het puin en stof bedolven en begraven, en dat in die tijd van twee uur..."
"Men hoopte in het begin, dat men de kerk nog zoude behouden, maar terwijl ze midden in het vuur stond, en sterk rondom de brandende huizen aangetast werd, waarbij het grote gebrek aan water, en onze algemene schrik en alternatie, zoo moesten eindelijk kerk en toren ook al in een puinhoop veranderen. Hier zijn vier klokken versmolten en stom geworden. Het uurwerk bedorven, de preekstoel geheel buiten dienst gesteld en de pilaren gebarsten, droevig hangende met hare hoofden over eene zijde...
Het gewelf ingestort waardoor het meeste van gestoelte en zitplaatsen zijn vermorzeld, zoo dat men nu buiten de kerk onder den blauwen hemel doop, avondmaal en den preek heeft moeten waarnemen, vermits ook geen huis in Varsseveld zo ruim is, in hetwelk dit zou kunnen geschieden vanwege de grootheid der gemeente, waar ongeveer 900 lidmaten gevonden worden..."
(Uit: "Kleine historie van de Laurentiuskerk en het oude kerspel "Varsseveld" door D.W. Kobes, 1972)
1726
De staten van het Furstendom Gelre en de Greafschap Zutphen vaardigen twee resoluties uit, waarin wordt verboden dat nieuwe joden met de woon op het platte Land binnen dese provincie sullen mogen ter neder setten in eenigerley manieren.
Een reeks van verboden zullen nog volgen. De staten zijn beducht voor goed georganiseerde roversbenden met joodse leden, die vooral in Noordrijn-Westfalen en bij de Nederlandse oostgrens rondtrekken en de politie handen vol werk bezorgen.
De gelderse staten kondigen een plakkaat af met uitvoerige beperkingen voor joodse families.
1726 Mei 27.
Tegen het wonen en vernachten van Joden ten platte Lande
Dat gene vreemde of nieuwe joden of Smoussen, die quansgewys met een winkeltje, met Slachten of enige andere Neringe of Handtteringe de kost soecken te winnen, haer voortaen met de Woon op t platren Landt binnen dese Provintie reets hier of daer binnen Steden deser Provintie mochten bevinden, welcke ten opsichte dat sy haer ten platten Lande meter Woon niet sulle mogen ter neer setten, oock als Vreemdelingen geconsidereert sullen werden .
Straffen bij niet naleving van de verordeningen: Publycke Gesselinge en Bannissement uit dese Provintie.
1727.
Bendix Jacobs, pakdragende koopman, wil bij de Aaltense familie van Abraham Davids drie nachten doorbrengen om het joodse paasfeest te kunnen vieren.
Die overnachtingen zijn verboden ondanks dat Bendix (Benedict) al ruim twintig jaar in de achterhoek en Twente zaken doet. Bendix die verondersteld dat de plakkaten niet zo streng zullen worden gehandhaafd, wordt verraden, opgepakt en gevangen gezet in Bredevoort.
Abraham Davids 44 jaar oud protesteert tegen de smadelijke ophalinge van Bendix. Abraham verklaart in Aalten maar negen mensen gehad te hebben voor de sjoeldienst zodat minjan was uitgesloten. (Minjan, is het minimum aantal van tien kerkelijk meerderjarige mannen, die minstens dertien jaar en een dag oud zijn om een gemeenschappelijke dienst te kunnen houden).
Rechter Labane de Thaij en de gerichtslieden Vrijmoet en Coets verhoren Bendix.
Hij vertelt dat hij in Posen (Poznan) in Polen is geboren, geen vaste verblijfplaats heeft, veel handel drijft in Twente en soms in de openlucht slaapt.
Begin April heeft hij Marcus Levi in Groenlo geholpen met het bakken van matzes. Bendix handelt in rijriemen en linten. Hij heeft in Aalten overnacht om de Aaltense joden te helpen en daarom bepleit hij vrijspraak. Helaas beslist de rechter anders.
Bendix moet binnen 24 uur zijn biezen pakken en Abraham krijgt een vermaning. Hij moet ootmoedigst om verschoning verzoeken en beloven dat hij zich in de toekomst daarvan te wagen De beklaagden Abraham en Bendix draaien voor de kosten van het proces op.
1758.
De Duitse overheid verspreidt een brochure met een waarschuwing tegen bijna 200 joodse struikrovers die Westfalen onveilig maken.
1765. Vagebonden, gauwdieven en ander rondtrekkend volk.
De magistraat van het Richterambt Doetinchem geeft richtlijnen ter versterking van de plakkaten van mei en oktober 1726, opgesteld voor de Joodse Natie en tot het weren van vagebonden, gauwdieven en ander rondtrekkend volk zulks elke drie maanden aan alle kerken aangeplakt.
Dat de poënaliteit op de herbergiers, huijsluiden en andere, die de passerende en omswervende Joden logeren gestatueert, behoorde gemodereert te worden, zowel die Smaussen, als ander diergelijck volck logeren, en desehalve na exigentie van zaaken zullen worden gestraft.
Verbiedende alle ingesetenen zulke quaddoeners willens en wetens te herbergen of tot hunne onthoudinge of gunstig te weesen, op poëne van arbitraire straffe.
Dat ten opsigte van de lediggangers, landlopers en diergelijke nergens anders dan in de Herbergen van de groote Heeren Weegen zullen mogen vernagten, en dat zodane Smaussen en landlopers gelogeert hebbende, en daarvan overtuigd wordende, na exegentie van zaeken zullen worden gestraft.
Behalve kramers met een bewijs van goed gedrag mogen langs wegen trekkende Ketelboeters, Zulverpriemers, Swaevelstockverkopers, Stoelwinders of matters, Schorsteen Vagers, Leprosen, Quakzalvers, Rattenkruijd en Plakken Verkopers, Messen en Schaaren Slijpers, Liedjeszangers, Speelmannen, Gochelaers, Omlopers met Kijkkasten en diergelijke zich zonderverblijfsver-gunning niet binnen het ambt Doetinchem ophouden en met hun beroep geld verdienen.
Legers en kooplieden trekken over dit soort wegen.
1768. Enschede Familie Meijer Jacobs Stam
Te Enschede geven de betovergrootouders van probanten Johannes Bernardus Franciscus en Johanna Geertruide ten Bosch, lompenkoopman Isaac Meijer en zijn geliefde Roosken Jacobs elkaar het jawoord.
Levi Meijer, de broer van Isaac, is slager en heeft een schutsbrief (octrooi) verleend door Frederik Otto van Dornburg en trouwt te Kamen in 1767. De weduwe van Levi zal later trouwen met slager Salomon Philip, die de achternaam Vink zal aannemen.
*1772 Bretsenheim/Hannover Familie Zelig Benjamins Stam
Te Bretzenin (Bretsenheim/Hannover) wordt Rachel Moijses, (Rachel Mozes) geboren uit het huwelijk van Moses Zelig en Adel Benjamins. (betovergrootouders van Johannes Bernardus Franciscus en Johanna Geertruide ten Bosch, probanten)
Zij zal later in het huwelijk treden met Simon Isaäks. Rachel Mozes wordt gezien als de stammoeder van de Lichtenvoordse familie die de achternaam Ten Bosch aannam.
Kasteel Vorden
Kasteelheren en scholteboeren.
Links kasteel Vorden.
De kasteelheren in oostelijk Gelderland hebben de meeste grond in handen. In diverse streken bestaat alleen maar de mogelijkheid grond te pachten.
Wanneer er een evenwicht bestaat tussen de bemoeizucht van de landheer en anderzijds de vrijheidsdrang van de pachter is er niets aan de hand. In veel gevallen wonen pachters geslachten lang op een en dezelfde boerderij, waarbij de verhouding niet te lijden heeft onder de gezagssituatie. Weliswaar onder een paternalistische verhouding, waarbij de landsvader zorgt dat zijn pachterkinderen niets te kort komen en omgekeerd deze in eerbiedige hulde opzien tegen hen die nu eenmaal boven hen gesteld zijn.
Het jachtrecht is in handen van de hoge heren en zelfs het recht van water en wind is in handen van de adel, die pachters dwingt gebruik te maken van een bepaalde molen. Er gaan ook verhalen over uitbuiting en onderdrukking door de kasteelheren die, ook al zijn het maar verhalen, uitdrukking geven aan hoe de verhoudingen soms beleefd worden.
Zo doet het verhaal de ronde dat in Harreveld de vader van de freule van Dorth, wanneer hij dronken is uit het raam van het slot met grove hagel op zijn pachters schiet wanneer deze op het land aan het werk zijn. Hij wil zien hoe hard ze kunnen lopen.
Ook gaat het verhaal de ronde dat pachtheren bij het huwelijk van onderdanen het recht afkopen om de eerste nacht bij de bruid door te brengen. Ds Wansleven (808-1877) schreef over deze verhouding een verhaal, waarbij hij duidelijk de zijde koos van de schuppendaghuurder, van de dagloner, die niet kon werken omdat hij te weinig verdiende om zichzelf en zijn gezin goed te kunnen voeden.
Toen de Oranjes van 1795 tot 1813 in Engeland zaten en in Hannover, waren er maar weinig boeren die de gronden waarop ze jarenlang geboerd hadden en die tot domeingebied, staatseigendom verklaard waren, durfden te kopen omdat ze dachten dat de oude tijden wel eens zouden kunnen terugkeren en dat dit niet enkel financiële, maar ook andere consequenties zou kunnen hebben.
Selig Salomon werd in de zomer van 1774 door Hertog Philips, die eveneens in Lichtenvoorde woonde, aangeklaagd. Wat was er gebeurd?
De beide mannen hadden in de buurt van het huis van Garrit Hennekes, in de “Boerschap” Lievelde, op het gemene voetpad ruzie gemaakt en met elkaar gevochten.
De aangeklaagde en de klager verschenen op 8 juli 1774 met getuigen ten huize van de stadhouder van Lichtenvoorde A. Tongerlo.
De opgeroepen getuigen, Jan en Janna Klein, Garrit Jan steger, Garrit steger, en Garrit Hennekes, verklaarden dat de joden “op malkanderen hadden gelegen en één sterk had geschreeuwd”. Hertog Philips was met een bloedende hoofdwond weggevlucht.
De eis was 6 daalder boete en de proceskosten. De uitspraak van de stadhouder op 4 november 1774 luidde: Selig Salomon moest twee daalder boete betalen.
*1774 Fam. Meijer Jacobs
Simon Isaäks, (Isèaac, Izak) wordt geboren uit het huwelijk van de betovergrootouders van probante Johanna Geertruide ten Bosch, Isaäk Meijer en Ruesken Jacobs.
Hij zal later in het huwelijk treden met voornoemde Rachel Mozes.
1775 September 4 Fam. Hulshof Wiggers (Wijggers, Wieggers)
Atonij (Tone) Wieggers wordt geboren uit het huwelijk van Jan Hendrik Wieggers en Johanna van Klein Tiller (betovergrootouders van Johannes Bernardus Franciscus en Johanna Geertruide ten Bosch (probanten)
04.09.1775 baptizatus est ANTONIUS WIJGGERS
cujus parentes Jan Hendrik Wijggers et Joanna van Klein Tiller
patrini Gerrit Jan Hulshof op Klein Tiller et Joanna Wiggers dicta Zijbinck
Vlechtheggen
In de Middeleeuwen waren vlechtheggen populair maar pas in de 18e en 19e eeuw vindt er op grote schaal uitbreiding plaats van het aantal vlechtheggen. In deze periode komt er een einde aan het gemeenschappelijk bezit van de grond en gaat iedereen zijn eigen percelen afbakenen.
Naast perceelafbakening doet de heg ook dienst als veekering. Ook worden er in de heggen geneeskrachtige kruiden aangetroffen en vruchten gevonden. Bovendien zijn vlechtheggen de meest soortenrijke biotopen. Vogels als de fitis, de geelgors, grauwe klauwier en klapekster gebruiken de hagen om te broeden
1776.
De Gelderse staten constateren op de landdag dat de meeste joden in de mediene zich aan de joodse wetten houden, maar in het algemeen huwelijksbepalingen negeren.
1782 Oktober Lichtenvoorde Verpachting voor 5 jaren.
Uitgelicht. Volledig document elders in de weblog
Bij verkoping bij afslag is het de gewoonte “mijn” te roepen om zich tot koper van iets te verklaren, en dat wordt genoteerd als “gemijnt bij…”.
Verponding is een soort grondbelasting. “En doende in Verpondinge 2 Guld”
De in dit document vermelde Hulshofs zijnniet zomaar thuis te brengen, zij zijn in iedergeval tijdgenoten en familieleden van JanHulshof en Leide Holkenborg(betovergrootouders van probante JohannaGeertruide ten Bosch) en diens broersHendrick Hulshof en Gerrit Jan Hulshof op Tiller en zijn eega Janna Spekschoor
1782 Oktober Lichtenvoorde Verpachting voor 5 jaren.
Uitgelicht. Volledig document elders in de weblog
Bij verkoping bij afslag is het de gewoonte “mijn” te roepen om zich tot koper van iets te verklaren, en dat wordt genoteerd als “gemijnt bij…”.
Verponding is een soort grondbelasting. “En doende in Verpondinge 2 Guld”
De in dit document vermelde Hulshofs zijnniet zomaar thuis te brengen, zij zijn in iedergeval tijdgenoten en familieleden van JanHulshof en Leide Holkenborg(betovergrootouders van probante JohannaGeertruide ten Bosch) en diens broersHendrick Hulshof en Gerrit Jan Hulshof op Tiller en zijn eega Janna Spekschoor
Den Hof of Plein van ‘t Kasteel alwaar ‘t Huijs heeft gestaan word verpacht in 4 Parceelen
5 1 Parceel Zijnde 5 Spints gezaaij, van de Kerkhof en Plaats voor ’t Amthuis tot aan de Pael Num.1. In gebruik bij Toni Manschot. Ingezet op 10 guld. Gemijnt bij A Manschot 6-0-. Borgen B.Beteman en J.B.Hulshof.
6 2 Parceel Van Num: 1 tot 2. Zijnde 2 Spint gezaaij. Ingebruik bij Jan Berent Hulshof. Ingezet op 10 guld. Gemijnt 6-0- Borgen J.Huinink en J.B.Westerman
7 3 parceel Van 2 tot 3. Zijnde 5 Spints gezaaij. Ingebruik bij Hulshof of Westerman. Ingezet op 10 guld. Gemijnt 6-0- Bij J.B.Hulshof. Borgen J Huinink en J.B.Westerman.
8 4 Parceel Van 3 tot 4. Zijnde 5 Spints gezaaij. Ingebruik bij Hulshof of Hesselink. Ingezet op 10 guld. Gemijnt bij J.B.Hulshof 6-0-. Borgen J.Huinink en J.B Westerman.
Vlog of Bouwlanden onder Lichtenvoorde.
Verpagt voor 4 jaar Martini 1784 tot Martini 1788 Ordinaire verponding voor de pagter Den Hof Esch verpacht in 15 parceelen
Parceel 13 Zijnde vier stukken lands 4½ Schepels gezaaij, In gebruik bij Berend Hulshof. En doende in Verponding 1 guld: 18 st. Ingezet op 25 gulden Gemijnt bij Gerrit Hulshof Borgen Coenraad Breukelder (overleden 21-09-1805) en H.Elfferink.
In gebruik bij Hulshof en Breukeler. En doende in Verpondinge 2 gul. 6 st. Ingezet op 20 gulden. Gemijnt bij Coenraad Breukelder 13-0-0. Borgen Gerrit Hulshof en Godert van Bronkhorst.
26 10 Parceel twee stukken Lands ad.5 Schepels gezaaij. In gebruik bij J.B. Hulshof. En doende in Verpondinge 2 Guld.-1 st. Ingezet op 30 Gulden. Gemijnt bij J.B. Hulshof 17-10 Borgen H.Manschot en Jan Brundel ?
1784. Den harden winter en ongemeenen water-vloed
Op den dank- vast- en bede-dag den 14den van grasmaand 1784, spreekt Johannes Claessen (kerk leeraar te Leerdam) te Asperen ter gedachtenis van den harden winter en ongemeenen water-vloed van het jaar 1784 en tot waarachtige veroodmoediginge van de Nederlanderstwee kerkelyke redevoeringen uit. (de eerste uit Amos IX:5,6. te Leerdam, de tweede uit 1 Petr. V:6,7.)
1789 Mei 12.
Joden mogen ingevolge van het reglement betreffende het huisvesten of logeren ten platte lande niet op afzonderlijke plaatsen wonen en slechts kort in dorpen.
Ze moeten jaarlijks een bewijs van goed gedrag aanvragen. Bij voorgenomen afwezigheid van langer dan acht dagen moet een bewijs van goed gedrag worden overlegd en bij vertrek en terugkeer moet de reiziger zich melden bij de politie.
*1789 Fam. Jorissen Derkzen
Joanna Jorissen wordt te Huissen geboren uit het huwelijk van Joannes Jorissen en Elisabeth Derkzen (overgrootouders van Stephanus Henricus Iding, probant)
Huissen Taufen 1660-1900
REC 5853 - NAAM JORISSEN, Joanna - GEB. 1789 - PLAATS Huissen - OUDERS 5851en 5852
1790.
In 1790 begint het optreden van de zogeheten Grote Nederlandse Bende. De bende bestaat uit vier vertakkingen; tweederde van de leden is joods en voornamelijk afkomstig uit de marskramerij.
Hoofdman van de bende is Moyse Jacob.
*1791 Fam. Jorissen Derkzen
Te Huissen wordt Jacobus Jorissen geboren uit het huwelijk van Joannes Jorissen en
Elisabeth Derkzen (overgrootouders van Stephanus Henricus Iding, probant)
Huissen Taufen 1660-1900
REC 5854 - NAAM JORISSEN, Jacobus - GEB.1791 - PLAATS Huissen – OUDERS 5851en 5852
*1794 Wehl Fam. Iding Weetings Stam
Hendricus (Hendrik) Iding wordt te Wehl geboren uit het huwelijk van de arbeider Joannes Iding en Joanna Weetings. Overgrootouders van Stephanus Henricus Iding (probant) vaders kant.
1795
De Republiek wordt in 1795 door Franse troepen bezet en blijft tot 1813, direct en indirect, onder Frans bewind.
De stadhouderlijke familie vlucht en de Nederlandse patriotten stichten onder Franse protectie de Bataafse Republiek.
Een politieke revolutie: de Nederlandse statenbond wordt vervangen door een eenheidsstaat, die in 1798 vorm krijgt in de eerste Nederlandse grondwet.
Hervormd in de katholieke enclave Wehl.
De Nederlandse Hervormde Gemeente te Wehl werd in 1721 gesticht. Zij ontstond vooral dankzij het feit dat Zutphense, Doesburgse en Doetinchemse eigenaren van in Wehl gelegen goederen, hun hofsteden bij voorkeur aan Hervormde boeren verpachtten, een kleine Hervormde gemeenschap.
Met de financiële steun van de Kleefse overheid, die een vicarie ter beschikking stelde en de bijdragen van een aantal vermogende personen buiten Wehl, kon in 1721 een Hervormde gemeente worden gesticht.
Een jaar later werd de eerste predikant benoemd.
Aanvankelijk maakte men voor het houden van de diensten gebruik van de havezathe Broekhuizen. Maar sinds 1725, toen een woning voor de predikant werd gekocht, kwam de gemeente bijeen in de pastorie, waar enige jaren later een klein kerkje aangebouwd werd.
Na in 1820/21 grondig te zijn verbouwd, werd de kerk in 1857 afgebroken en vervangen door een nieuwe, die eerst in 1900 van een toren werd voorzien. De toen aangebrachte, uit 1784 daterende, luidklok is afkomstig uit de kerk van het Friese dorp Steggerda. Het orgel is van 1874 en werd vervaardigd door H. Haffmans
Het Hagelkruis en de processie
Een oud ijzeren kruis met haan op een houten staak, is bekend door de jaarlijkse processie. Links onder een processie in 1930 De Wehlse processie in volle glorie. Grote bogen, vlaggen en meibomen sierden de straten.
De processie werd gehouden om te danken voor de goede oogst. Het is een eeuwenoude traditie die nog jaarlijks, weliswaar in afgeslankte vorm, te zien is. Nog in de tweede helft van de vorige eeuw bestond het gebruik van de brooduitdeling bij het Hagelkruis.
Op Hemelvaartsdag werd daar door de R.K. armmeesters aan de plaatselijke armen brood en geld uitgedeeld, dat door vermogende personen ter beschikking werd gesteld.
Het Hagelkruis zelf, een teken dat nog maar in zeer weinig plaatsen in Nederland wordt aangetroffen, mag zeker een folkloristische monument worden genoemd.
Het Hagelkruis is oorspronkelijk opgericht ter bezwering tegen hagelschade, waarvan hongersnood en armoede het gevolgd konden zijn.
Echter het vervulde tevens al spoedig een functie als halteplaats voor de processie. Voor zover bekend, staat het Wehlse Hagelkruis al meer dan 250 jaar op dezelfde plek.
In enkele buurtschappen van Wehl was (en is nog steeds) het gebruik bekend van het zogenaamde TWEEDE GEBOD SCHIETEN; of beter bekend het schieten van carbid m.b.v. melkbussen. Dit vond altijd plaats aan de vooravond van het tweede gebod: de tweede huwelijksafkondiging in de kerk.
De vrijgezelle vrienden van de bruidegom maakten dit daverende lawaai bij het huis van de bruid, hopende dat de bruidegom hen daarop bier zou aanbieden. Naast een aantal molens, een foezel- of brandewijnstokerij (1753) herbergde Wehl, waarschijnlijk mede door het grote aantal cafés in Wehl, een aantal bierbrouwerijen. De oudste is al te herleiden naar het jaar 1706.
Reeds in de middeleeuwen werden de grenzen van het kerspel (plattelands rechtsdistrict) Wehl gevormd door weteringen (waterafscheidingen; groter dan een sloot) en wallen (langgerekte ophoping van grond, gemetselde muur die iets omgeeft ter bescherming) begroeid met doornhagen.
Het dorp zelf was ook nog eens versterkt met wallen en grachten, terwijl er bovendien nog sprake was van de aanwezigheid van enige bergvreden (verdedigbare woontorens) rondom het dorp. Dergelijke hindernissen mogen dan enig nut hebben gehad ter afwering van allerlei geboefte, tegen échte oorlogen waren de obstakels niet bestand.
Tijdens de Kleefs-Gelderse schermutselingen in de jaren zestig van de 15e eeuw had Wehl ernstig te lijden van aanvallen van Johan Mom, die vanuit zijn nabij Angerlo gelegen slot Kell de omgeving onveilig maakte. Op 18 maart 1466 zagen inwoners van Doetinchem in de verte een aantal vaten vervoerd worden. In de mening dat deze met wijn gevuld en voor de Kleefse vijand in Wehl bestemd waren, deden zij een uitval. Het bleek echter een krijgslist, in de vaten bevond zich slechts water, en vele aanvallers werden gevangen genomen....
In de jaren 1581-1583 waren invallen van de troepen van Graaf Willem van den Bergh aan de orde van de dag, en in 1582 wordt melding gemaakt van plunderingen van een door in Doesburg gelegerd krijgsvolk. Gedurende de dertigjarige oorlog (1618-1648) kreeg Wehl een dermate hoog opgelegde oorlogsschatting (een afkoop, te voldoen aan de overwinnende vijand, zodat deze het dorp niet zou plunderen), dat het die slechts kon opbrengen na een noodgedwongen verpanding door de geërfden van een aantal gemeenschappelijke gronden.
In 1624 werd de Heerlijkheid Wehl door troepen van de naar de Spanjaarden overgelopen Hendrik van den Bergh geplunderd.
Ruim een eeuw later in 1756, barstte de zevenjarige oorlog uit, waarin o.a. Pruisen en Frankrijk tegenover elkander kwamen te staan. De tol, die Wehl hiervoor heeft moeten betalen is uitermate zwaar geweest. Reeds bij het begin van de oorlog moest men grote hoeveelheden koren, boter, aardappelen, erwten en wortelen naar Wezel zenden ten behoeven van het leger.
Een jaar later werd Wehl, omdat het naar de zin van de Franse bezetters van het Pruisische gebied, niet genoeg had geleverd, bedreigd met plundering en brandstichting. Wie het zich kon veroorloven, vluchtte naar het, in die tijd nog, aangrenzende “Gelderland”. Op 22 juli 1757 trok een militair commando het dorp binnen, vermaakten zich in de herbergen kostelijk met flinke hoeveelheden jenever en voedsel, molesteerden enkele inwoners en vertrokken weer naar het front met een zestal karren en 25 paarden.
In 1758 moesten op een kwade dag op bevel van de Fransen niet minder dan 403 broden voor het leger gebakken worden. Men kwam ze echter niet ophalen, het brood verschimmelde en werd tenslotte als veevoer verkocht, waarbij alles tezamen niet meer dan 10 gulden en 8 stuivers opbracht. Weer een jaar later moesten enorme hoeveelheden stro, haver en hooi geleverd worden.
Omdat echter alle voorraden reeds lang op waren, werden de Wehlenaren gedwongen grote sommen geld te lenen om op die manier alsnog het gevraagde te kunnen leveren. De weinige boeren die nog paarden hadden, werden gedwongen in Wezel aan de versterkingen te werken.
Toen in juni van dat jaar een aantal ambtenaren arriveerde om onwillige inwoners te dwingen, toonde de bevolking zich zo vijandig, dat de beambten zich ijlings in de herberg De Zwaan in veiligheid moesten brengen. Zo ging het jaar in, jaar uit.