Beschrijving:
Schoenfabriek Jan van Arendonk, Tilburg
...stans. Uit randjes leer worden de stukjes gestanst voor het opbouwen van hoge hakken. De meisjes leggen de stukjes op elkaar, het zogenaamde voorbouwen van de hak
Datum: Circa 1919
Uit "Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland"
De schoenenindustrie in de Langstraat.
Karakter: De vervaardiging van schoenen in huisindustrie wordt in alle dorpen van de Langstraat aangetroffen. De meeste arbeiders en ondernemers vindt men evenwel in het centrum van de Langstraat, dat gevormd wordt door de drie aan één gebouwde dorpen, Waalwijk, Baardwijk en Besoijen. Hier moeten de schoenmakershuisgezinnen geheel leven van wat zij als huis-industriëelen verdienen, evenals in het zuidelijker gelegen Kaatsheuvel. In een drietal dorpen, meer naar den kant van Den Bosch gelegen, Drunen, Elshout, Nieuwkuijk, hebben zeer velen een lapje grond, waarvan zij de opbrengst ten deele zelf gebruiken, ten deele verkoopen.
Somtijds wordt het daardoor zelfs moeilijk uit te maken of ze hun hoofdbestaan vinden in het boerenbedrijf dan wel in het maken van schoenen. Het aantal uren per dag, dat hier aan de schoenmakerij besteed kan worden, is juist door dat boerenwerk gemiddeld lager dan in de overige Langstraat. Teekenend is, dat juist hier overwegend manswerkers (heeren-schoenmakers), in Waalwijk en omgeving bijna uitsluitend vrouwenwerkers (dames-schoenmakers) wonen.
Verreweg de groote meerderheid der arbeiders krijgt van hun werkgever het materiaal en de leesten mee naar huis en werken dus in loondienst. Enkelen evenwel krijgen van hun vaste opkoopers de opdracht een zeker aantal van een bepaald soort schoenen te maken. Zij moeten dan zelf in het bezit zijn van leesten en alle grondstoffen (leer, voering, knoopen, haken enz.) koopen. Zij verkoopen de geheel afgewerkte schoenen dan aan hun opkooper.
Techniek: Het produktieproces valt in tweeën. Het stikken en het bodemwerk.
Het stikken is vrouwenarbeid en geschiedt voornamelijk door jonge meisjes bij de patroons aan huis. Dit valt dus grootendeels buiten de huisindustrie. Een enkele maal treft men een meisje aan, dat den geheelen dag voor haar patroons thuis mag werken. Zij kan dan van 5 tot 7 gulden per week verdienen. Het grovere stikwerk wordt nog al eens door getrouwde vrouwen verricht om op die wijze de doorgaans lage verdiensten van haar man aan te vullen. Naast haar huiswerk blijft daar gewoonlijk weinig tijd voor over; bovendien schijnen vele patroons er niet zeer op gesteld te zijn en geven ze alleen werk mee, als de meisjes bij hem ,,op den winkel" het niet afkunnen.
Het bodem werk: Dit geschiedt door de eigenlijke schoenmakers. Eerst wordt op de leest de binnenzool losjes vastgenaaid, dan wordt de schacht over de leest gehaald en met spijkers zeer nauwkeurig strak gespannen (opgepind). Aan binnenzool en schacht wordt met pikdraad een strook leer (de rand) vastgenaaid en aan de rand de bovenzooi. Dit laatste geschiedt met zeer fijne steken. Eerst daarna wordt uit losse stukjes leer de hak gezet. Ten slotte worden zool en hak geheel glad en zwart gemaakt (schrooien en polijsten).
Naast deze ouderwetsche produktiewijze is sinds het opkomen der fabrieken een nieuwe vorm van huisindustrie ontstaan, n.l. het opzwikken. Aangezien de leest hierbij op een ijzeren blok wordt vastgezet heet dit soort arbeiders blokwerkers. Hierbij wordt niets genaaid. In plaats van de rand komt hier een tusschenzool, die met enkele spijkers wordt vastgeslagen. Op die tusschenzool worden vijf of zes spijkers zonder koppen geslagen, voldoende uitstekend, dat de bovenzoo! er op kan worden vastgehamerd. Ten slotte wordt in de zool een diepe groef gesneden, waarna de schoenen naar de fabriek gebracht worden om machinaal te worden doorgenaaid. Het zetten van de hak en het verder afwerken geschiedt of op de fabriek of wordt weer in huisindustrie verricht.
Aantal werkplaatsen en arbeiders: Het aantal arbeiders overtreft verre dat der werkplaatsen. Dit vindt zijn oorzaak hierin, dat de zoons, zoolang zij ongetrouwd zijn, bij hun ouders blijven inwonen.
Globaal berekend vindt men o.a. :
Plaats
|
thuiswerkers
|
werkplaatsen
|
Waalwijk
|
250
|
180
|
Besoijen
|
90
|
70
|
Baardwijk
|
110
|
75
|
Drunen
|
215
|
135
|
Elshout
|
40
|
30
|
Nieuwkuyk
|
40
|
30
|
Hetzelfde verschijnsel doet zich ook te Kaatsheuvel en Sprang voor.
Loonen: Het loon wordt per jaar berekend en elke week betaald. Voor Waalwijk, Besoijen, Baardwijk is een weekloon van f 9. een hooge uitzondering. De meesten verdienen van f 6. tot f 8.00. In Kaatsheuvel is zelfs f 8.50 al uitzondering en is het gewone weekloon van f 5.50 tot f 7.50. In de drie dorpen, waar veelvuldig de arbeiders ook iets aan het boerenbedrijf doen, wordt gewoonlijk niet meer verdiend dan f 4.50 tot f 7. In Elshout en Nieuwkuijk samen is er zelfs maar één arbeider, die gemiddeld meer dan f 7. verdient.
Arbeidsduur: Deze is doorgaans zéér laag. Zaterdags wordt gewoonlijk wat korter gearbeid omdat dan de loonbetaling plaats heeft. De meesten werken 's Maandags ook nog niet zoo lang als de andere dagen, waar tegenover evenwel staat, dat Vrijdags dikwijls tot 12 uur, soms nog een stuk van den nacht wordt gewerkt om een ook maar eenigszins voldoend weekloon te halen.
Door elkaar genomen werken slechts weinigen minder dan 11?, uur per dag, zeer velen 12, 13 en 14 uur. Een arbeidstijd van 15 uur behoort niet tot de uitzonderingen in Waalwijk, Besoijen, Baardwijk en Kaatsheuvel, zelfs komt bij huisvaders van groote gezinnen een werktijd van 16 en 17 uur per dag een enkele maal voor.
Kinderarbeid: Deze komt om zoo te zeggen niet meer voor. Vroeger hadden de schoenmakers veelvuldig een jongen van zijn twaalfde jaar af bij zich om het vak te leeren. Sinds de fabriekmatige vervaardiging van schoeisel het handwerk evenwel concurrentie aandoet, is dit grootendeels opgehouden. Er zit niet veel toekomst meer in het vak.
Woningen: Eénkamerwoningen komen te Waalwijk niet voor voor gezinnen. De meeste huizen bestaan uit 1 kamer, een werkwinkel en een berghok. Veelvuldig zijn ook de woningen met 2 kamers. De huurprijs bedraagt veelal van f 1. tot f 1.50 per week. In de andere dorpen is de weekhuur nog iets lager.
Winkelnering: Tegenwoordig zeggen de patroons-winkelhouders niet meer rechtstreeks tegen de arbeiders, dat zij moeten koopen in hun winkel. De arbeiders weten evenwel maar al te goed, dat als zij niet, zoogenaamd vrijwillig, hun winkelwaren bij hun patroon koopen, zij óf slechter werk mee naar huis krijgen (en dus minder verdienen) of wel gedaan krijgen. Verdwenen is deze misstand nog bij lange na niet, ook de invoering der wet op het arbeidscontract heeft er geen einde aan gemaakt. De kwaliteit van de door de patroon; geleverde waren is doorgaans goed, de prijzen evenwel voor brood 10% van andere waren 15 tot 20% hooger dan in een vrijen winkel. In het algemeen kan gezegd worden, dat de winkelnering aan het afnemen is. Ook vele patroons ageeren er tegen.
|