Het vervaardigen van meubelen te Amsterdam.
Aantal: Ongeveer 160 thuiswerkende meubelmakers, die voor een groot deel in de Jordaan wonen, werden bezocht. Onder dit getal zijn ook 27 houtdraaiers begrepen, die in een eenigzins afwijkende positie verkeeren, evenals de huisarbeiders, die zich vooral met houtsnijwerk en het beeldhouwen van meubelen bezighouden.
Onder de eigenlijke meubelmakers vindt men een aantal, die allerlei meubelen maken, maar daarnaast bestaat in dit vak een vrij groote specialisatie, zoodat men afzonderlijke stoelenmakers, tafelmakers, kastenmakers en witwerkers onderscheidt. Ook het restaureeren en vervaardigen van antieke meubelen is een afzonderlijk vak.
Bedrijfsvorm: Deze meubelmakers staan op de grens tusschen huisindustrie en kleinindustrie. Zij onderscheiden zich van de gewone huisindustrieele arbeiders hierin, dat zij niet in vasten dienst van een patroon staan, maar hetzij werk aannemen hetzij op eigen risico meubelen vervaardigen en deze dan bij grossiers en winkeliers trachten te slijten.
Meestal koopen zij zelf het benoodigde hout in. Soms werken zij ook wel voor paticulieren. Vooral als zoo'n meubelmaker met een of meer knechts werkt, nadert hij zeer sterk het zelfstandige baasje. Echter staan de meesten in zóó groote afhankelijkheid van de grossiers, winkeliers en fabrikanten, voor wie zij werken, en vertoont hun toestand een zóó groote gelijkenis met dien der eigenlijke huisindustrieelen, dat men hen bij een beschrijving van de huisindustrie niet over het hoofd mag zien. De houtdraaiers en houtsnijders werken gewoonlijk voor de meubelmakers.
Arbeidsduur: Het voornaamste kenmerk van den arbeidsduur dezer meubelmakers is de groote ongeregeldheid; als zij werk hebben, werken zij lang, maar zeer dikwijls hebben zij gebrek aan arbeid. Dit is het gevolg van den achteruitgang van hun toestand in de laatste jaren en van de groote concurrentie, die in hun vak heerscht. In zeer vele gevallen bedraagt de gemiddelde arbeidsduur per week ongeveer 60 uur; door sommigen wordt echter 70 a 100 uur per week gewerkt, terwijl verscheidene meubelmakers door gebrek aan werk gemiddeld slechts 30 a 40 uur per week arbeiden. Als er werk is, worden vaak lange dagen gemaakt en komt ook Zondagsarbeid en nachtarbeid voor; vooral in de nacht van Vrijdag op Zaterdag wordt soms zeer laat gewerkt. Met inleveren en houtkoopen gaan nog ? uur per week verloren.
Loon: De loonen zijn buitengewoon laag. Van ongeveer 55% varieert het gemiddelde weekloon (het netto inkomen) van f 5 tot f 10.50, terwijl van 70% het loon f 12 of minder bedraagt.
Heel dikwijls komt een weekloon voor van f 7 a f 8, een bedrag, dat in verband met het dure Amsterdamsche leven, zeker zeer laag mag genoemd worden. Ongeveer 30 % verdient meer dan f 12 per week.
Door het geringe aantal uren, dat gemiddeld per week gewerkt wordt, is het uurloon hooger dan men zou verwachten. Toch blijft het meestal ver beneden het gemiddelde uurloon van 24 cent, dat op de meubelfabrieken te Amsterdam betaald wordt. Voor de thuiswerkers varieert het uurloon gewoonlijk tusschen 14 en 22 cent, soms echter is het hooger, soms lager.
Woning: De woningen zijn gewoonlijk niet slecht; steeds is er een afzonderlijke werkplaats, die dikwijls vrij goed is, maar ook in verscheidene gevallen niet aan redelijke eischen voldoet. Dikwijls wordt een zolder als werkplaats gebruikt en in verscheidene gevallen een onbewoonbaar verklaarde woning.
Vrij algemeen zijn deze meubelmakers lid van ziekenfonds maar bijna nooit van een vakvereeniging.
Het klompenmaken te Best en omstreken.
Aantal: 30 huisindustrieele klompenmakers werden in deze streken bezocht. Zij beschikken zonder uitzondering over een stukje land, soms over een vrij groot stuk van 100 a 175 roe.
Verhouding tot den werkgever: Zij werken uitsluitend thuis, direct voor den werkgever.
Arbeidstijd: De meesten werken 10 of 11 uur per dag, slechts enkelen langer of korter.
Loon: De meeste klompenmakers werken met een huisgenoot of knecht. Zij verdienen gewoonlijk van f? tot f 13 per week, maar de klompenmakers, die met een vreemden knecht werken, moeten daarvan nog f 5 a f 6 loon betalen. De enkele klompenmakers, die geheel alleen werken, verdienen slechts f 6 a f 7 per week.
Voorts zijn er nog enkele klompenschrabbers, die met een werktijd van 9 a 10 uur per dag slechts f 2 en f 2.50 per week verdienen.
Woning: De woning bevat meestal 3, soms echter 2 vertrekken. Van een afzonderlijk werkvertrek wordt slechts zelden melding gemaakt.
Roopdraaien te Den lip.
Aard van het bedrijf: Een zeer eigenaardige, doch uitstervende huisindustrie wordt nog gevonden te Den lip. Het is het z.g. roopdraaien.
Roop wordt gebruikt om het riet te bevestigen op molens en boerenhuizen en wordt vervaardigd van biezen. Deze biezen worden met de hand stevig in elkaar gedraaid op dezelfde wijze als touw gedraaid wordt. Wanneer door steeds nieuwe biezen te nemen, een lang eind verkregen is, wordt dit 50 maal om een gewone plank gewonden. Deze 50 windingen worden vastgebonden tot een bos. Vier bossen vormen een z.g. bond. Hiernaar wordt de stukprijs bepaald. Een bond wordt betaald met f ? Het werk is hoofdzakelijk vrouwenarbeid.
Een gewone roopdraaister vervaardigd 1 bond in 2 uur. Nooit is er echter dagen achtereen werk. Er is slechts één patroon die het doet vervaardigen en deze laat slechts dan werken als zijn voorraad bijna ten einde raakt.
Het draaien wordt in de huiskamer gedaan. Vele vrouwen willen het echter niet meer in huis hebben.
Het maken van stalen en sneuen te Maassluis.
Techniek: Stalen zijn gedraaide einden touw, die op de loggers, die ter haringvangst uitgaan, gebruikt worden om de hoeken aan de lijn te bevestigen.
Sneuen zijn dunnere en langere einden touw ; deze worden bij de beugelvisscherij gebruikt.
Het maken van stalen en sneuen is vrij licht werk en geschiedt met behulp van een wiel.
Bijverdienste: Dit bedrijf is meestal een bijverdienste en brengt een paar guldens in de week op. Maar voor enkele ouden van dagen is het vaak de voornaamste bron van inkomsten. Het maken van sneuen geschiedt dikwijls door de visschers in den tijd (December tot Juni), dat zij geen werk hebben.
Verhouding tot den werkgever: Deze huisarbeiders staan soms in dienst van een touwslagerij, die hun het touw levert. Het gebeurt echter ook wel, dat zij de stalen en sneuen direct aan de reeders leveren; hun verdienste is dan grooter, maar zij moeten dan, als ze een bestelling krijgen, dikwijls in korten tijd een massa afleveren, zoodat ze dan vaak 's nachts doorwerken.
Loon: Door den touwslager wordt voor 100 stalen 5 cent betaald. Een laag loon; immers het maken van 100 stalen kost ongeveer ? uur arbeid.
Zij, die direct voor de reeders werken, verdienen meer. Hun verdienste (dus na aftrek der kosten) bedraagt ongeveer f ? per 1000 stuks.
Het maken van sneuen (meestal direct voor de reeders) levert een verdienste van ±90 cent per 1000 stuks op. Een visscher, die 's winters den heelen dag, ± 15 uur werkte, verdiende met dit sneuenmaken f 3.50 per week.
Arbeidsduur: Hierover zijn weinig gegevens aanwezig. Door sommigen wordt den heelen dag van 's morgens vroeg tot 's avonds laat gewerkt, door anderen slechts een paar uur. Zooals gezegd, komt soms ook nachtarbeid voor.
Kinderarbeid: Het is een werk, dat gemakkelijk door kinderen kan worden gedaan. Kinderarbeid komt dan ook veel voor. Soms werken kinderen van 6 en 7 jaar al mee.
De stoelenindustrie te Noordwolde (Fr.)
Omvang: De stoelenindustrie te Noordwolde, Vledder en Beuil, het vervaardigen van wilgenhouten tuinstoelen, is in het jaar 1872 in het leven geroepen door den toenmaligen Noordwolder predikant Van der Tuuk en is uit de manden-vlechterij voortgekomen. Ze wordt deels in huisindustrie, deels in werkplaats gedreven door een twintigtal ondernemingen van grooter of kleiner omvang, die een 300 werklieden omvatten; daarvan is het aantal thuiswerkers ongeveer 80. Van hen zijn 70 stoelenmakers en 10 ruggenvlechtsters en roopdraaiers.
Organisatie: De meest gebruikelijke vorm van huisindustrie is het z.g. koopsysteem: de arbeiders koopen bij den patroon de grondstoffen en verkoopen aan hem de afgewerkte stoelen. Een klein deel werkt volgens het z.g. loonsysteem: de patroon verschaft hun de grondstoffen en betaalt voor de afgewerkte stoelen het standaardloon, dat voor de fabrieksarbeiders geldt en dat onlangs bij de regeling van het arbeidskontrakt opnieuw is vastgesteld. Zij, die volgens het koopsysteem werken, klagen algemeen dat ze niet uitkomen, d. w. z. door de duurte der grondstoffen het standaardloon niet kunnen verdienen.
Het uurloon varieert, al naar de werkvaardigheid van den arbeider, van 11 tot 15 cent, zoodat bij een gemiddelden arbeidstijd van 65 uur per week (Zaterdagmiddags worden geen stoelen gemaakt en ook op andere dagen kost hun land en vee hun, al naar den tijd van het jaar en de weersgesteldheid, eenigen tijd), ongeveer 9 gulden kan worden verdiend.
Vrouwen- en kinderarbeid: Er zijn 17 kinderen beneden 16 jaar in het bedrijf in huisindustrie werkzaam; ze maken meest het onderstel van den stoel of kinderstoeltjes en werken ongeveer even lang als de volwassenen. Vrouwenarbeid komt alleen bij het ruggenvlechten voor, maar dit wordt langzaam verdrongen door het steeds toenemend gebruik der z.g. Japansche matjes.
Woningtoestanden: De woning- en gezondheidstoestanden zijn bij de stoelenmakers veel gunstiger dan bij de mandjesvlechters; bijna allen hebben een afzonderlijk werkvertrek en sommigen 2 of 3-kamerwoningen. Degenen, die lid der vakvereeniging zijn en dat is ongeveer 60% der mannelijke thuisarbeiders boven 16 jaar genieten bij ziekte een wekelijksche ondersteuning van f 2.50.
Gedwongen winkelnering: Evenals de mandenvlechters zuchten ook de stoelenmakers onder de winkelnering al is de dwang dan ook niet zoo direkt: als bij genen, ze bestaat toch indirekt. Op 2 na hebben alle patroons, die thuiswerkers hebben, een winkel, waar allen zich vrijwel verplicht voelen te koopen, daar anders bij slapte ontslag pleegt te volgen. Bij sommigen betalen zij koffie 10%? (,suiker 20% en zeep 10 a 20% duurder dan in de vrije winkels te Noordwolde.
Dit en de omstandigheid, dat zij dikwijls grondstoffen te duur moeten betalen, zijn de bezwarendste toestanden, die op de huisindustrie in dit bedrijf drukken; de winkelnering drukt de geheele industrie. In andere opzichten is de toestand der huisarbeiders lang niet zoo ongunstig als meestal in de huisindustrie voorkomt. Behalve de iets geringere verdiensten is hun toestand in veel opzichten beter in ieder geval niet slechter dan die van de fabrieksarbeiders. Ten opzichte van andere huisindustrieele arbeiders hebben ze dit groote voordeel, dat de industrie een plattelandsche is; bijna allen hebben schapen of geiten of één of zelfs meer koeien en evenzoo een grooter of kleiner stuk land; door de opbrengst hiervan worden hun inkomsten vermeerderd en wordt hun leven minder eentonig gemaakt.
Uitvoer: Ten slotte zij opgemerkt, dat jaarlijks ongeveer 350,000 stoelen worden uitgevoerd uit Noordwolde. Venters, die op de Belgisch-Fransche grens wonen, in Rousselare en Dixmuiden, koopen ze op en trekken dan op wagens heel Frankrijk tot de Pvreneeën door om ze te slijten. In de laatste jaren worden ze ook afgezet in Italië en Engeland.
De mandenindustrie te Noordwolde (Fr.)
Organisatie: Het vervaardigen van mandjes geschiedt alleen in huisindustrie en is naar de grondstof in 2 verschillende deelen te onderscheiden: de teenen of twijgmandjes en de z.g. sportmandjes. De eersten worden door een groot deel van de Noordwolder bevolking alleen 's winters gemaakt en is dan voor hun het eenige bestaansmiddel; het laatste geschiedt gedurende het geheele jaar door vrouwen en meisjes en is meer een bijverdienste.
In het voorjaar gaan de mannen, die s winters twijgmandjes hebben gevlochten, overal heen om te werken als maaiers, zandgravers enz. Daardoor is het geheele aantal arbeiders, dat in deze industrie werkzaam bij uitstek lastig te bepalen.
Loon: Het loon, dat met het vlechten der mandjes verdiend wordt, bedraagt voor de teenen mandjes ongeveer per uur 5 cent, zoodat bij een gemiddelden werktijd van 70 uur per week ongeveer f 3.50 verdiend wordt. Arbeid van kinderen, beneden den leeftijd van 12 jaar komt bijna niet voor; boven dien leeftijd helpen zij hun ouders door het maken van bodems en het afknippen der randen; zelfstandige verdienste kan men aan de meesten niet toerekenen.
De mandenvlechters en vlechtsters behooren tot het armste deel der Noordwolder bevolking; hoewel bijna allen in het bezit van een stukje land (met of zonder hypotheek) laten de woningtoestanden nog veel te wenschen over. Verreweg het grootste deel leeft in éénkamerwoningen, terwijl een deel der huizen nog van riet en hout gebouwd is. Hun gezondheidstoestand is dan ook niet in alle opzichten bevredigend; het vlechten der mandjes is op zichzelf geen ongezond werk, maar des te meer is dit het koken en schillen van de twijg, dat een buitengewoon vieze lucht en damp verspreidt en meestal in dezelfde kamer wordt gedaan waarin ze huizen en slapen: slechts enkele doen het daarbuiten.
Vakvereeniging. Een vakvereeniging of ziekenfonds bestaat er onder hen niet, zoodat ze bij ziekte geen ondersteuning genieten.
Gedwongen winkelnering. Ten slotte de gedwongen winkelnering. Hoewel sinds 1 Februari 1909 wettelijk verboden, bestaat te Noordwolde nog de gedwongen winkelnering; deze, gevoegd bij het z.g. touwgeld, een korting van 10% door de meeste patroon-winkeliers in rekening gebracht, doet de schamele verdiensten tot het minimum dalen. Terwijl uitsluitend winkeliers de mandjes koopen, zijn de arbeiders verplicht bij hen te winkelen.
Geld wordt hun voor hun arbeid nooit betaald; met de mandjes betalen ze het over de afgeloopen week verbruikte en zelfs wanneer dat minder is dan de waarde der ingeleverde mandjes, wordt hun dat niet uitbetaald, maar als tegoed geboekt.
Uit de opgaven der arbeiders blijkt, dat voor koffie bij sommige winkeliers 10 % voor zeep 20 % en voor suiker bij sommigen ? % meer wordt betaald, dan in de vrije winkels te Koordwolde.
Toekomst: In de Rijksrietvlechtschool wordt thans een geslacht opgekweekt, dat de oude mandenvlechterij in nieuwe meer kunstindustrieele banen kan leiden. In deze richting ligt onweersprekelijk de toekomst der manden vlechterij.
Het vervaardigen van stroohulzen te Oisterwijk en te Leende (N.B.)
Aantal: Hier werden 15 gezinnen bezocht, die zich bezig houden met het maken van stroohulzen voor flesschen enz.
Door middel van een ijzeren plaat wordt het stroo dubbel geslagen, waarna het met de machine gestikt wordt. Ten slotte wordt de huls gebonden.
Bijverdienste: Dit werk is een bijverdienste; het geschiedt meestal door vrouwen en kinderen, soms echter ook door mannen. De man is vaak schoenmaker (loon f 6 a f 7 per week). Deze gezinnen beschikken steeds over een stukje land.
Kinderarbeid: Een twaalftal kinderen beneden 14 jaar werken mee, waaronder kinderen van 8 en 9 jaar. Het aantal is misschien wel grooter.
Arbeidstijd: De arbeidstijd is zeer verschillend; meestal 7 a 14 uur per dag, soms echter maar 4 a 5 uur. De schoolgaande kinderen werken 4 uur per dag.
Loon: Voor het maken van 1000 stroohulzen wordt 90 cent betaald. Sommigen houden zich alleen met het binden bezig, waarvoor 40 cent per 1000 betaald wordt. Het uurloon varieert van 2, tot 5 cent.
Per week wordt door een gezin met dit werk meestal f 2 a f 3 verdiend.
Woning: De woning bevat meestal 2, soms 3 kamers. Slechts in een paar gevallen is er een werkschuur, meestal geschiedt het werk in het woonvertrek, dat dikwijls ook keuken en slaapkamer is.
Het reepschrabben te Oss (N.B.)
Techniek: Het reepschrabben is het van de schors ontdoen van dunne takken.
Aantal: Het reepschrabben geschiedt te Oss door ruim 30 vrouwen, die echter meestal door gezinsleden worden geholpen.
Kinderarbeid: In dit bedrijf bestaat zeer veel kinderarbeid. Er werden 28 kinderen beneden 14 jaar opgegeven, waaronder kinderen van 9, 8 e n 7 jaar. Deze kinderen werken na schooltijd, dikwijls 4 uur per dag.
Bijverdienste: Het reepschrabben is bijna steeds een bijverdienste. De man is soms hoepelmaker of los arbeider of klompenmaker; het meeste verdienen zij, die op een boterfabriek werken. Bijna steeds beschikken deze gezinnen over een stukje land. Het reepschrabben geschiedt alleen 's winters.
Arbeidsduur: De arbeidstijd van 15 dezer vrouwen is 4 a 6 uur per dag en van 9; 8 a 10 uur; enkele vrouwen werken echter langer dan 10 en enkele korter dan 4 uur.
Loon: Het stukloon bedraagt voor de verschillende soorten resp. 8, 12 en 14 cent per bos. Het uurloon is ten hoogste 3 ½ cent.
Het weekloon varieert natuurlijk zeer naar gelang er meer of minder door gezinsleden wordt meegewerkt en in verband met het verschil in werktijd. Een vrouw, die zonder hulp werkt, verdient met een arbeidstijd van ? uur per dag f 1.25 per week. Een andere vrouw, die 8 uur per dag werkt f 1.75 per week. Vaak verdienen zij, met hulp van gezinsleden, f 1.50 a f 2 per wreek, maar soms ook minder; een enkele bereikt met veel hulp een loon van f 3, f 5 of f 6 per week.
Woning: Steeds bevat de woning twee vertrekken, en bijna altijd wordt in het werkvertrek tevens gewoond, gekookt en geslapen.
Het vervaardigen van matten in het Noorden van Overijsel.
Aantal: Volgens een schatting in de Verslagen van de arbeidsinspectie, waaruit voor het volgende een en ander is overgenomen, zijn in de mattenindustrie in Overijsel ongeveer 1800 personen werkzaam. Vooral in de gemeenten Genemuiden, Hasselt, Wilsum en Grafhorst wonen zeer vele matters.
Techniek: De grondstoffen voor het maken van vloermatten zijn bies en rusch. Het snijden en bewerken van biezen en russchen wordt meestal des zomers door de matters gedaan. Het biezensnijden, waarbij men 8 a 9 uur per dag in het water staat, is een zwaar en ongezond werk.
De rolmatten worden geweven met behulp van een matten-raam, waarop een aantal draden van dun touw gespannen zijn, tusschen welke de biezen of russchen gevlochten worden.
Bedrijfsvorm: In de tweede helft der 18 de eeuw is de bedrijfsvorm der mattenindustrie zeer veranderd. Het is tegenwoordig niet meer een zuivere huisindustrie. Dat is ten deele het gevolg van een nieuwere wijze van verpachting der biesvelden, namelijk een verpachting in kleine perceelen met betaling eerst na maanden. Nu kan elk arbeider zich het noodige bies aanschaffen. Dientengevolge zijn de groote mattersbazen, die vele huisarbeiders in dienst hadden, voor een groot deel verdwenen en werken de matters voor eigen rekening. In plaats van de afhankelijkheid van de mattersbazen is nu een groote afhankelijkheid der matters van de opkoopers-handelaars getreden. Wel is het loon der eigenwerkers iets hooger, maar zij moeten nu het risico dragen van den biezenoogst en van de prijswisseling der matten. Echter komt ook nog wel het matten voor rekening van een patroon voor.
Arbeidsduur: De werktijd der matters is zeer lang.
Velen beginnen reeds om 4 a 6 uur 's morgens en werken dan tot 's avonds door.
Loon: Het weekloon van een matter, die voor een ander werkt, bedraagt ongeveer f 3 voor een biezenmatter en f 2 voor een russchenmatter. Voor eigenwerkers zijn deze cijfers ongeveer f 4 en f 2.80. Wel ontvangen de eigenwerkers wekelijks veel meer, maar daarvan moet worden afgetrokken het bedrag van de pachtsom van het bies en van het loon voor het biezensnijden.
Terwijl het uurloon der loonarbeiders 4 a 4,1 cent bedraagt, is dit cijfer voor de eigenwerkers 5 a 5,1 cent.
Kinderarbeid: Doordat het maken van kleine matten veel minder loonend is geworden, is de kinder-exploitatie veel geringer dan vroeger. Toch werken nog ongeveer 200 kinderen mee.
Andere inkomsten: Het mattenvlechten geschiedt alleen des winters en is dan voor de meeste gezinnen de eenige bron van inkomsten. Wel vindt men onder de matters enkele kleine boertjes, maar meestal zijn het losse arbeiders, die 's winters geen werk hebben. Des zomers verhuren zij zich bij een boer voor ongeveer f 6 per week; alleen in den hooitijd en in den tijd van het biezen snijden verdienen zij veel meer.
Gezondheid: De heer Meijers heeft aangetoond, dat de sterfte aan tuberculose in de mattersgemeenten meer dan tweemaal zoo hoog is als de gemiddelde sterfte aan deze ziekte in Nederland.
In het naburige Zwartsluis, waar grootere welvaart heerscht en dus niet gemat wordt, is het tuberculose-sterftecijfer slechts 1/3 van het cijfer voor Genemuiden. Dit is waarschijnlijk niet een gevolg van het mattersbedrijf zelf, maar van de armoede, de ondervoeding en de slechte woningtoestanden. De woning bevat meestal slechts één klein vertrek.
|