Johanna Maria Aleida Josepha Iding op foto 18 jaar
Omstreeks 1906 gaat Jo als eerste van de zusjes naar het st. Anna pensionaat te Groot Zundert. Als Jo het pensionaat verlaat gaat zij werken op het postkantoor van Winterswijk, dat zij helpt opzetten. Later komt ze als boekhoudster in dienst bij de boerenfamilie Reijrink in Aalten.
De familie Reijrink verhuist van Aalten naar Hapert. Jo gaat met hen mee. Het bevalt haar goed in Brabant en ze vertelt thuis enthousiaste verhalen. In Hapert ontmoet Jo de paardenkoopman Arnoldus Maandonks. Vader en moeder willen hun oudste dochter in Brabant niet alleen laten. Bovendien heeft vader Stephanus Henricus Iding weinig vertrouwen in de L.T.B. coöperatie van de Achterhoek en verwacht voor zijn zonen in Brabant een betere toekomst. Door het sluiten van de grenzen tijdens de jaren van de eerste wereldoorlog is de meelverkoop sterk teruggelopen. In Juli 1919 koopt Stephanus Henricus een bakkerij in Bladel (Brabant)
Lies en wellicht ook Leida en Adele blijven op het internaat. Zij kunnen de vakantie niet thuis doorbrengen in verband met de verhuizing. Hedwig 9jr. en Marie 7jr. gaan in Hapert naar school.
1919 Oktober 22. Te Bladel trouwt de in Netersel geboren 35 jarige Arnoldus Maandonks met de 20 jarige Johanna Maria Aleida Josepha Iding(Jo)
De verkeringstijd heeft zó kort geduurd dat de pastoor ervan overtuigd is dat het een ‘moetje’ is en dat laat hij ook merken. Dat is echter niet het geval.
De familie Reijrink keert uit heimwee terug naar de Achterhoek (Diesen). Een heimwee die ook Stephanus Henricus Iding niet zal verlaten.
Jo en Nol kopen van hen café Hapert Kuil. Een boerenhoeve met een café erin. Als het 12e kind van Moeder Johanna Geertruide ten Bosch nog maar net 2 jaar oud is, bevalt dochter Jo van haar eerste kind
1920 Oktober 7 Hapert. Johanna (Joke) Maandonks, het 1e kleinkind van Opa en Oma Iding wordt geboren uit het huwelijk van hun oudste dochter Johanna en schoonzoon Arnoldus Maandonks
bovenste rij: 1.Jos Mijnendonks, 2.Nolda van Hoof, 3.Toon Jansen, 4.Petra van Hoof, 5.Helmus Hendriks, 6.Antje v.d. Vleuten, 7.Frans Krijnen, 8.Marie van Eek, 9.Jan B. van Gompel en 10.Wouters.
2e rij: 11.A.Hendriks, 12.Marieke Mollen, 13.Gon. Spooren, 14.Anneke Geerts, 15.Dr. Worm, 16.Lies Faes, 17.Julia Iding, 18.een onbekende, 19.J. Spooren, 20.Anneke v. Gompel, 21.onbekende, 22.Paul Sterke, 23.onbekende, 24.Joke Maandonks, 25.Arnold v.d. Put en 26.Lies Kox.
onderste rij: 27.Nard Mollen, 28.Dorus Hendriks, 29.Jules Iding, 30.Frans van Hoof, 31.Jan v. Hoof, 32.Ant. Adriaans, 33.Jan Adriaans, 34.Antoon van der Vleuten met lei, 35.onbekende, 36.Gerrit Jansen, 37. 38. 2 onbekenden, 39.T. Kox (J.zn.), 40.Graard Kox, 41.Antoon Kox.
Het genootschap der H. Kindsheid organiseert jaarlijks een grote optocht om de missionarissen te steunen. Kinderen worden verkleed als engeltjes en trekken met de harmonie door Hapert.
Afbeelding Rijbewijs 1928 Augustus 20. Maria Hedwig Henrica (Hedwig)
1928 Augustus 20. MariaHedwig Henrica (Hedwig) Iding haalt haar rijbewijs.
De geschiedenis van het Nederlandse rijbewijs
1906
Nederland kent sinds 1 januari 1906 een officieel landelijk geldend rijbewijs. Voor die tijd gaf het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid vergunningen af. Zo'n vergunning was nodig voor "het berijden van de wegen met een voertuig, voortbewogen door mechanische kracht en van een groter gewicht dan 150 kg." De vergunningen van het Ministerie waren alleen geldig voor de rijkswegen. Voor provinciale en gemeentelijke wegen moesten automobilisten een aparte vergunning aanvragen.
De eerste rijbewijzen waren zeer eenvoudig. Er waren slechts twee categorieën en het verkrijgen van het rijbewijs was eveneens simpel. Het rijexamen bestond nog niet en ook een geneeskundige verklaring was niet nodig.
In 1910 werd het internationaal geldende rijbewijs geïntroduceerd en werden in het buitenland afgegeven internationale rijbewijzen hier ook erkend.
In 1927 vonden diverse wetswijzigingen plaats m.b.t. het rijbewijs. Om in aanmerking te komen voor een rijbewijs moest voortaan een verplichte medische keuring plaatsvinden evenals een rijexamen. Daarnaast kreeg het rijbewijs een beperkte geldigheidsduur van twee jaar en kwam er een indeling in de categorieën: motoren, motorrijtuigen met meer dan twee wielen en bromfietsen).
In de periode van 1934 tot 1940 legden de Commissie van Toezicht van het CBR en de directeur van het CBR zich toe op het verbeteren van het rijexamen. Dit hield in dat het examen in het gehele land zo uniform mogelijk moest gaan plaatsvinden. Adviseurs die het rijexamen afnamen kregen periodiek instructies m.b.t. de methode van examineren. Examenkandidaten werden van tevoren op de hoogte gebracht van de eisen tijdens de examenrit en er werden folders verspreid met informatie over verkeersborden.Tot 1934 bestond het afnemen van het rijexamen uit een kwartier autorijden. In 1934 werd dat een half uur.
Pater Dhoye, jezuïet en arts, is een zgn. geestelijke zoon van Johanna Geertruide ten Bosch. Hij is werkzaam in Kongo (Kimbau) en schrijft in een lange brief over zijn werkzaamheden, de zorg voor zijn vierhonderd wilde rakkers, het onderwijs en de ziekenzaal. Strenge woorden ook, over de beurscrisis en de Europese jazzbands. “En ik zwijg over ’t beestenleven van zooveel blanken hier…..!”
De familie Iding leerde hem kennen in Leuven, waar de dochters Lies en Adele studeerden. Pater Dhoye was blijkens zijn brieven een rechtlijnig en gestreng denkend man. In de omgang was hij een bijzonder beminnelijke figuur. Een familielid zei van hem; “Zelden heb ik zó’n zachtaardig mens ontmoet.”
1932 April 17.
Pater Dhoye, later bisschop, schrijft aan Johanna Geertruide ten Bosch verheugd te zijn haar mooien brief van 9 Maart te hebben ontvangen en te vernemen; “…dat u en de kinderen het toch nog steeds goed stelt, alhoewel er moeilijke crisistijden heerschen en de Heer u zulke groote beproeving heeft overgezonden bij ’t afbranden van huis en goed. God zij dank dat uw huis reeds op ’t oogenblik dat ik schrijf heropgetrokken is en u weerom de zaken kunt voortzetten.”
Een fragment over de tijdgeest; “Ja, u hebt het bij het rechte einde wanneer u in dien zin uw kinderen opmerkzaam maakt op den heel gevaarlijken tijdgeest waarin wij leven. Onze tijd – naoorlogse en dus heel troebel en verward, zoo in politiek als godsdienstig terrein is de tijd van zucht naar grootheid en hoogmoed, bij groot en klein, van geld en comfort, bij hoog en laag, van zuchten naar goed-leven en vluchten van alleen last en pijn zoo bij gehuwde als ongehuwde, van voldaan zijn in ’t stoffelijke, in de aardse goederen en in ’t steeds vooruitgang maken in alle slag, vervolmaking dier goederen in kunst in techniek in sport, in comfortmiddelen van alle slag en sneeheid, in geneeskunde en ja in alle soort, maar ten nadeele van de eeuwige waarden.”
In het begin van 1932 werd de bakkerij te Bladel door brand verwoest.
Hoe en wanneer is niet precies duidelijk maar de vestiging Bladel werd herbouwd en voortgezet. Het exploiteren van twee bakkerijen was haast niet bol te werken hetgeen leidde tot sluiting van de vestiging in Hapert. Rond 1935 -1936 werd onderneming in Bladel verkocht aan een bakker uit Oirschot.
De snelle groei van Eindhoven en de goed lopende slagerij van Leo brengt de bakkers tot het besluit zich ook in Meerveldhoven te vestigen. Op zo’n honderd meter van de slagerij wordt grond gekocht. De Idings bouwen bakkerij, woon en koffiehuis onder één dak en ook moeder Johanna Geertruide trekt bij hen in.
Hier zien we een stukje Hapert zoals het vroeger was. Op de voorgrond rechts zien we de boerderij van Johan v.d. Ven (nu afgebroken). Daar tegenover, gedeeltelijk zichtbaar de boerderij van J. Buys, later bewoond door Doeters-van Leeuwen. Ook gesloopt. Verderop de toren van de oude kerk en links ‘het witte snoepwinkeltje’ en het café van Hein en Cisca Jansen. Hein was koster-organist. Later woonde er bakker Iding en nu is er na een grondige verbouwing sigarenmagazijn Mollen in gevestigd. In de verte zien we rechts nog het huis van schoenmaker Dorus v.d. Vleuten waar thans de schoenzaak van zijn zoon, Antoon v.d. Vleuten gevestigd is. Door deze foto krijgen we een goede indruk van de straten van Hapert zoals die er vroeger uitzagen.
Vanuit Bladel vestigen de gebroeders Henk en Frans Iding een tweede bakkerij in Hapert. Ook Johan Iding vestigt er zijn schildersbedrijf. Het pand wordt uitgebreid met een slagerij voor Leo, die ook de boer opgaat om te slachten. De boeren wekken het vlees in. Henk de broodbakker, treedt het deeg met blote voeten. De oven wordt gestookt met hout-mutserds.
Sus, broer van Nol Maandonks is een man met een nauwgezet geweten.
Hoezeer het biljarten hem ook aan het hart gaat, als er een vloek valt is het wat hem betreft afgelopen.
Dan legt hij de keu op het biljart en zegt, “Laten we er maar mee stoppen.”
Hij vervaardigt putringen. Een putring met ook maar iets te weinig kiezel verkoopt hij niet.
Desgewenst plaatst hij de putringen en graaft ze zelf onderuit. Een volgende ring verzet hij met gemak.
Johan Iding is bevriend met veearts Maarten de Groot. Ze hebben beide een Harley Davidson. Johan daagt Susoom uit.
Als hij de motor kan oppakken en aan de overkant van de straat over de streep kan zetten mag hij hem houden. Dat is net iets te veel gezegd.
Sus pakt de motor op en parkeert hem keurig aan de overkant achter de streep. De motor hoeft hij niet te hebben.
De treden kraken vervaarlijk en omstanders houden hun adem in als Sus een loeizwaar beeld de kerktrap opzeult, een ‘beeld’ dat nog altijd bij mensen leeft.
De heemkundige kring Pladella Villa te Bladel verhaalt in een van haar jaarboeken over de legendarische oerkrachten van Sus Maandonks.