Drink en waswater was een alledaagse zorg.
In 1866 werd Nederland geteisterd door een cholera epidemie. Waar zuiver drinkwater gebruikt werd kwam de ziekte niet voor.
Dat zette deskundigen aan het denken. Met het huidige drinkwaternet komt cholera in Nederland niet meer voor.
Men had veel moeite om zich te kunnen voorzien van deugdelijk drinkwater, vooral op het platteland.
Daar moest men zich aanvankelijk behelpen met slootwater. Water scheppen heette dat. Slootwater was vaak verontreinigd door gier uit mestvaalten en was een bron van besmetting. De overheid groef op centrale punten putten en plaatste pompen. Wie het kon betalen groef een put bij de eigen woning, waarvan het water ook vaak bron van ziekten was. Eerst eind negentiende, begin twintigste eeuw begon men de mensen aan te sporen zich aan te sluiten op een waterleidingnet. Het platte land kwam begrijpelijk achteraan. Velen waren tot halverwege de twintigste eeuw nog aangewezen op putwater.
|