Dit is de tijd van de blauwe dagen, van de stille, nevelige ochtendstonden van gouden licht in blonde en bruine boomkruinen.
Nu ligt de doorzonde stoppel onder parelberegen zilveren webben, nu hangen rood de bessen in trossen langs de doornhagen, buigen oranje schermen van lijsterbes boven 't struweel, kleurt de kardinaalsmuts een ruigen hoek.
Ik min de wilde ongebreidelde bloeseming van Meietijd, de bonte volheid van zomersche dagen, als overal kleur en plaisante doening is van bloem en kruid, van bedrijvige vogels, - maar liever is mij het land in 't licht van den herfst, als nevelslierten sluieren over hei en beemd, als in bronzen brand de bosschen gedoken liggen, de kleuren van 't herfstgebloemt warmer en teerder zijn. Ik houd van 't dolen langs kromme wegels op najaarsche dagen, van 't zwerven over de wijde heide, waar in Octobermaand de bronstroep van het roodwild klinkt, waar dan zoo fier en edel op een heuvelkling een forsche hertebok soms staat, van 't slenteren door de mist, die de velden dekt en de stilte schier hoorbaar maakt.
De herfst is mooi.
De herfst is vol wondere vreugde, vol blije verrassing.
En de boeren, die om Sinte Jaopik met den roggebouw begonnen, die in breede bogen hun zichten sloegen door de dodeinende rogge, de boeren, die stevig de ploeg richtten en stuurden door de stoppelen, terwijl de donkere aarde open kwam te liggen, zij trekken naar de jaarmarkten, naar de kermissen, naar de glorieuse oogstfeesten, die gehouden worden, nu veilig de rogge op de balken ligt en 't knollengroen den akker weer kleuren gaat.
Dan wordt de goedmoedige, de stille Achterhoeker vroolijk, dan neemt hij den tijd om gansch den dag bij vogelschieten en ringrijden zich te vermeien, om in joligen dans rond te zwieren. Dan jengelen door heel het bekoorlijke Achterhoeksche land de draaimolen-orgels, dan staan, vandaag hier, morgen daar, de koeien onder de reeds blonde linden van een kerkplein en dwarrelt het gouden blad neer op stapels bont-geruite stof, op rollen pilo, op witte zeilen van speelgoed-, paling- en koekkramen.
De blauwe mist hing dicht over de wereld, droppen lekten neer in den dennenopslag en doorgebogen waren van bloem naar bloem, van blad naar blad, de parelsnoeren van 't herfstrag gehangen. Kraaienroep klonk luid door, een merel ritselde in 't ruigt van vochtig eekhout, rèètsch, rèètsch riep een gaai, die wegwiekte in de nevels. Boomen schoven langs, als groote decors, er viel geen wind te speuren en de roerlooze sluiers bleven 't herfstland dekken, tot de zon er goud door henen gloorde, de mist uiteenrafelde en wonder-mooi de velden tintte.
http://www.volksfeesthummelo.nl/historie/historie.html
|