1758. De Duitse overheid verspreidt een brochure met een waarschuwing tegen bijna 200 joodse struikrovers die Westfalen onveilig maken.
Legers en kooplieden trekken over dit soort wegen.
1765. De magistraat van het Richterambt Doetinchem geeft richtlijnen ter versterking van de plakkaten van mei en oktober 1726, opgesteld voor de Joodse Natie en tot het weren van vagebonden, gauwdieven en ander rondtrekkend volk zulks elke drie maanden aan alle kerken aangeplakt. "Dat de poënaliteit op de herbergiers, huijsluiden en andere, die de passerende en omswervende Joden logeren gestatueert, behoorde gemodereert te worden, zowel die Smaussen, als ander diergelijck volck logeren, en desehalve na exigentie van zaaken zullen worden gestraft.
Verbiedende alle ingesetenen zulke quaddoeners willens en wetens te herbergen of tot hunne onthoudinge
of gunstig te weesen, op poëne van arbitraire straffe.
Dat ten opsigte van de lediggangers, landlopers en diergelijke nergens anders dan in de Herbergen van de groote Heeren Weegen zullen mogen vernagten, en dat zodane Smaussen en landlopers gelogeert hebbende, en daarvan overtuigd wordende, na exegentie van zaeken zullen worden gestraft.
Behalve kramers met een bewijs van goed gedrag mogen langs wegen trekkende "Ketelboeters, Zulverpriemers, Swaevelstockverkopers, Stoelwinders of matters, Schorsteen Vagers, Leprosen, Quakzalvers, Rattenkruijd en Plakken Verkopers, Messen en Schaaren Slijpers, Liedjeszangers, Speelmannen, Gochelaers, Omlopers met Kijkkasten en diergelijke" zich zonderverblijfsver-gunning niet binnen het ambt Doetinchem ophouden en met hun beroep geld verdienen.
1776. De Gelderse staten constateren op de landdag dat de meeste joden in de mediene zich aan de joodse wetten houden, maar in het algemeen huwelijksbepalingen negeren.
|