In Westervoort was Hendrikus Iding (vader van Stephanus Henricus) als molenaar actief. In Dinxperloo (de Heurne) stond hij eveneens als molenaar te boek. Vrijwel zeker werkte hij daar aan de Teunismolen. Het Molenhuis aan de Teunismolenweg no 1. waar de Familie Iding woonde verwijst naar de Teunismolen (in officiele organen De Haan genoemd). De Teunismolen (windmolen) werd volgens het Gelders molenboek in 1822 door Wander Ormel gesticht. De molen is vernoemd naar de boerderij waar de stichter van de molen woonde, het Teunishuis. In een legger van straten, wegen en voetpaden uit 1857 wordt een weg omschreven die langs de molen liep en nog (2001) loopt. De omschrijving is als volgt: De IJzerlosche Molenweg aanvangende bij de Prins bij de IJzerlosche heide loopende langs de Goorkamp door het Giebinkslag langs de molen de Haan naar den lagen Veenweg. Nu (2001) heet dit gedeelte van de genoemde weg Giebinkslat en Teunismolenweg. Omdat het een gemeentelijke legger is lijkt het aannemelijk, dat de molen bij de overheid beschreven stond als De haan, terwijl verder iedereen sprak over de Tönnismölle.
Wander Ormel, in 1803 gehuwd met Theodora Willemina Broens, betrok al in 1788 het Teunishuis nr 267 (KD nr D164) waar later ook de Teunismolenweg naar werd vernoemd. Na het overlijden van de weduwe Ormel Broens werd haar zoon Derk Hendrik Ormel eigenaar. Derk Ormel overleed in 1870 en de weduwe Willemina Ormel Veldhorst werd eigenaresse. Stephanus Hendricus Iding was toen 12 jaar oud en heeft in de jaren daarna, wellicht samen met ziijn vader, aan de Teunismolen gewerkt.
De heer H.W. Ormel, nazaat van de stichter van de molen wist anno 2001 nog te vertellen dat de broer van zijn grootvader die toen eigenaar van de molen was, een Iding in dienst zou hebben gehad die heel sterk was.
Hieruit maken we op dat Hendrikus zoon, Stephanus Henricus (opa Iding die inderdaad heel sterk was) ook aan de Teunismolen werkte.
De 6 kinderen: Stephanus, Ida, Elisabeth, Johannes, Gerrit en Aleida Iding zijn allen in het Molenhuis aan de Teunismolenweg no 1. geboren
Later (1883) verhuisde Hendrikus binnen de gemeente Dinxperloo naar de Lage Heurnse weg 44 waar hij een winkel begon.
Tot de bouw van de Teunismolen in 1822 waren in Dinxperloo overwegend roskorenmolenaars actief, dat wil zeggen, ze hadden een graanmolen die met paardenkracht werd aangedreven. In 1823 kwam er een belastingheffing op het gemaal. Zonder vergunning mochten er geen molens meer gebouwd worden. De belasting gaf veel verplichtingen voor de molenaar. Hij mocht zonder vervoerbiljet geen graan malen. Wilde iemand een partij graan laten malen dan moest hij eerst bij de ontvanger der belastingen in Dinxperloo accijns betalen. Als bewijs kreeg hij dan een vervoerbiljet in duplo mee. Met dit biljet mocht hij het graan naar de molen vervoeren, waar hij een deel van het biljet in de molenbus (eigendom van de belasting) moest deponeren. Het ander deel bleef bij het meel als vervoerbewijs. Commiezen controleerden de gang van zaken op straffe van een boete als er iets niet klopte. Als de molenaar zelf graan ophaalde of meel wegbracht, moest hij dat doen op een open kar of wagen, met daarop in olieverf de naam van de molen en de naam van de molenaar. Gemalen graan, bestemd voor veevoer, moest vermengd worden met ten minste een derde deel haver, erwten, wikken of bonen. Toen bleek dat deze wijze van vermenging niet voldoende was om menselijke consumptie tegen te gaan werd in de nieuwe wet van 1833 vermenging met zand voorgeschreven. In de wet staat, dat nimmer meer dan twee en een half pond zand op elke honderd pond meel vermengd mag worden. De vermenging gebeurde door de Commiezen. Naar de overlevering verhaalt, moeten de Idings later meerdere molens hebben gehad.
|