Dan ziet hij Leentje aan het arm misvormde wezen pokdalig,lelijk ook,wier schaamrood hem doet lezen in haar berouwvol hart,dat zij zich schuldig weet spreek Klaartje!zegt hij dan,vertel wat zij misdeed mooi Klaartje zegt met wraaklust in haar ogen een blos op't fier gelaat,hard zonder mededogen, dat frank en lelijk wicht dat mij steeds tart en plaagt heeft onverhoeds,o,meester het gewaagd met hare vieze mond de mijne aan te raken en mij te kussen zelfs,los kon ik mij niet maken zo hield zij mij omarmd,ik gaf haar toen een slag in 't hatelijkaangezicht wat de ondermeester zag die beiden ons strafte, maar zij heeft alleen misdreven had zij mij niet gekust ik had haar geen slag gegeven. Wel Leentje,zegt hij dan wat dreef u tot die daad? met tranenin het oog heft zij het misvormd gelaat en spreekt met zachte stem bedeesd,ontroerd,weemoedig, vergeef het mij,Mijneer,wees in uw oordeel goedig
Aan mijn trouwe lezers wil ik dit gedicht niet onthouden:
ze stonden in de hoek en zouden weldra horen wat straf de meester hen voor't misdrijf had beschoren mooi Klaartje's hartje klopte hoorbaar in haar keel, want meester strafte streng al deed hij het niet veel doch Leentje fluistert zacht,mooi Klaartje moet niet vrezen ik zeg de meester straks dat ik heb schuld in deze doch Klaartje antwoordt niet,maar stampvoet op de grond en mompelt voor zich uit"houd lelijk nest je mond" daar roept de Meester luid en streng de beide kindernamen en zegt,dat beiden zich wel ernstig mogen schamen om, meisjes als ze zijn, te vechten met elkaar mooi Klaartje heft het hoofd met golvend goudblond haar en richt de fiere blik met bruine glinsterend ogen met wimpers van fluweel en zijde wenkbrouwbogen vol moed naar meester heen die welgevallig staart naar 't schoon gevormde kind, een engeltje op aard wordt vervolgd