In de schilderklas ben ik een groot doek aan het schilderen: 2m x 2m. Het is het midden stuk van een trilogie: antwoord aan de piëta. De piëta is een bekend icoon in onze christelijke beeldkunst: Maria met haar dode zoon op haar schoot.
Die schilderijen waren verbeeldingen die men tijdens de kerkelijke vieringen kon bezichtigen. Ik heb altijd als kind met verwondering gekeken naar die theatrale voorstellingen. Meestal vond ik het nogal verbijsterend. t Was allemaal nogal gruwelijk. Niet alleen piëtas, maar ook heiligen, vb. Sint-Sebastiaan vond ik nogal luguber. Ik weet nog precies waar hij in de dorpskerk hing.
Je moet maar eens met een kleinkind aan de hand door bepaalde afdelingen van het museum M in Leuven wandelen. Een kleinkind dat niet christelijk opgevoed is, dat geen weet heeft van martelaren, het verhaal van Jezus. De vragen komen op je af: waarom hakken die mannen met bijlen, waarom heeft die man zoveel bloed in zijn zijde? De christelijke iconografie houdt blijkbaar van wonden en bloed, van marteling en dood. Het is sensationeel om mee naar buiten te komen. Het helpt om de zondige mens onder de psychologische knoet te houden.
Tevens biedt zon iconografie een leidraad voor het leven van de gelovigen. De piëta is daarbij een krachtig beeld. Een vrouw, wezenloos van verdriet bij de dood van een kind. Zo moet een vrouw dus aanwezig zijn in het leven als ze een kind verliest. Daar kan men weg mee: de vrouw is hulpeloos, sprakeloos, van de wereld (in choque zegt men nu)
krachteloos overgeleverd aan degene die het goed met haar menen. Dat bij het sterven van een kind andere aspecten aan bod komen
dat ontdek je stilaan door zelf die ervaring mee te maken, door aandacht te krijgen voor de wereld van andere moeders die een kind verloren.
Ik denk aan de dwaze moeders in Argentinië, de vrouwen in Beslan na de terreuraanslag
en al die vrouwen die dagelijks ons scherm passeren bij weer een aanslag uit een of ander hoek. Wellicht hebben ze het over helden en martelaren bij een interview, maar thuis zonder het oog van de wereld of politieke systeem, huilen ze wel om dat kind, is er een plaats die leeg is. Het zijn vrouwen die woedend zijn, die het politieke systeem in vraag stellen. Ze vervloeken die oorlog of de situatie waarin ze gevat zijn en dat was vroeger waarschijnlijk ook zo. Daarom dat die vrouwen een rol moesten toebedeeld krijgen waarbij ze zwegen
en dapper hun verdriet droegen.
Ik schilder drie anti-piëta doeken. Het eerste doek probeert de pijn, verwarring, complexiteit van ervaren weer te geven bij de dood van een kind. In het tweede doek ben ik op zoek naar de moderne vormgeving van de klassieke piëta. Het laatste doek zal de moeder tonen die vragen stelt aan de wereld, die haar protest uitdrukt.
Bij het tweede doek gebruik ik teksten van doodsprentjes, liederen, gedichten uit het rijke Vlaamse leven. Die woorden schrijf ik over het beeld van de moeder heen op het doek: als een niet te ontkomen siroop omvatten die woorden haar wereld, haar bewustzijn.
In deze tekening heb ik de woorden terzijde gelaten om de letters alleen als beeld te gebruiken. Even bekomen van de verschrikking van de inhoud.
|