Een grove-diamantslijper Een lanterfanter.

Een haas is graag waar hij geworpen is.

Kuise Jozef.

Een kuise jongen.

Hij heeft een brok in de keel.

Hij heeft van ontroering moeite om te praten.

Het keur baart angst.

Als je moet kiezen is het vaak moeilijk om een beslissing te nemen.

Een kind kan de was doen.

Dat is erg makkelijk.

Waar het volk is is de nering.

waar mensen zijn kun je ook handel drijven.

De godspenning terugbrengen.

Hij verbreekt de overeenkomst.

Zijn hoofd loopt om als een rosmolen.

Hij heeft het te druk.

Iets op de kerf kopen.

Iets kopen op krediet.

Iemand bont en blauw slaan.

Iemand in elkaar slaan.

Biggen worden zwijnen.

Kinderen worden uiteindelijk volwassen.

Ledigheid is des duivels oorkussen.

Het is niet goed om niets te doen.

Hij is gewapend tot de tanden.

Hij is heel erg goed bewapend.

Hij is zo week als boter.

Hij laat zich gemakkelijk overhalen.

De grond brandt hem onder de voeten.

Hij voelt zich daar niet prettig.

De tijd zal het leren.

Na verloop van tijd zal je weten of iets goed of juist fout was

Veel koeien veel moeien.

Als je veel bezit hebt heb je ook de zorgen die dit bezit met zich meebrengt.

Zij nam deel aan een maalstroom van vermaken.

Zij ging alle feesten af.

Met de deur in huis vallen.

Meteen zeggen waar het om gaat.

Van streek raken.

Overstuur raken.

De mens wikt maar God beschikt.

Je kunt wel plannen maken maar het kan altijd anders lopen.

Hij is de gierigheid in eigen persoon.

Hij is een erge vrek.