Zie, de sneeuw zo zacht en zuiver, tintelt als kristal En het is zo blank en vredig, hier en overal En hoe klinkt zo wijd en helder ieder, ieder fijn gerucht Ergens beiert er een kloksken, in een ver gehucht
Al de grote stille bomen, beuk en eik en els Dragen om hun hoge leden, elk een witte pels Door de boslaan gaan mijn voeten, o-zo, o-zo bloodÂ’en zacht Is het niet om voor te knielen, deze stille pracht!