Hij kan zijn lol wel op.

Hij heeft verdriet.

Hij weet van voren niet dat hij van achteren leeft.

Hij is dom.

Hij moet het anker kappen.

Hij moet zich uit de voeten maken.

Dat is hem een doorn in het oog.

Daaraan ergert hij zich enorm.

Hij trekt een wissel op de toekomst.

Hij vraagt zich af hoe het in de toekomst verder zal gaan.

Hij is eigenwijs en doet domme dingen.

Hij is zo wijs dat hij het gras hoort groeien.

Jan Gort.

Een kookliefhebber.

Iemand dwarsbomen.

Iemands plannen doorkruisen.

Iets in petto houden.

Iets tegoed houden.

Koken moet kosten.

Goed eten kost veel geld.

Dat past als een himphamp op een mosterdmolen.

Dat hoort niet bij elkaar.

Iemand in de wielen rijden.

Iemand zijn werk belemmeren.

Winst baart nijd.

Mensen zijn vaak jaloers als het jou goed gaat.

Het is nog niet in het vaatje waar het in zuren moet.

het is nog niet helemaal geregeld.

Hij is stapel [gek] [stapelgek] op haar.

Hij is heel erg verliefd op haar.

Hij knort als een varken bij de volle trog.

Hij klaagt terwijl het hem erg goed gaat.

Na regen komt zonneschijn.

Na moeilijke tijden wordt het ook een keer beter.