Het paard in de wieg.

Een bordeel.

Hij is zo rond als een ton.

Hij is heel erg dik.

Voor iemand in de bocht springen.

Voor iemand opkomen.

De zaak staat op springen.

De zaak is bijna failliet.

Hoe later op de dag [avond] hoe schoner volk.

De belangrijkste gasten komen het laatst.

Een vos is niet licht met één strik te vangen.

Als je een slim persoon wilt pakken moet je van goede huize komen.

Hij piest naast de pot.

Hij mist de kans.

Dat is gewonnen spel.

Dat is gelukt.

Het is moeilijk oude apen leren muilen maken.

Je kunt oude mensen niet veel meer leren.

Hij is met de helm geboren.

Hij is helderziend.

Een onbekookt plan.

Een plan waarover niet goed is nagedacht.

De slaap verdrijft de zorgen.

Als je ergens een nachtje over slaapt zie je vaak oplossingen die je de dag ervoor niet zag.

Hij werd als een lam ter slachtbank gebracht.

Hij verzette zich niet toen hij werd gestraft.

Het is er een geweldige keet.

Het is er een grote troep.

Dat is wat nieuws op een oud thema.

Dat is hetzelfde maar wordt op een andere manier gebracht.

Iets voetstoots aannemen.

Iets zonder meer geloven.