De weg loopt langs de deur.

Niemand weet wie de schuldige is.

Iemand voor de voeten spuwen.

Iemand beledigen.

Ergens naar snakken.

Ergens erg naar verlangen.

Er is met hem rooi te schieten.

Je kunt niets met hem beginnen.

Iemand brandmerken.

Iemand in het openbaar met bewijzen van iets illegaals beschuldigen.

Hij beging een flater.

Hij maakte een hele domme fout.

Het lot valt altijd op Jonas.

Het zijn altijd dezelfde personen die onheil meemak

Oog [Ook] om oog en tand om tand.

Als mensen je iets aandoen moet je wraak nemen op gelijke manier.

Vrienden van vriendswege.

De vrienden van mijn vrienden zijn ook mijn vrienden.

Hij scheurde zijn reuzel.

Hij was erg boos.

Het is een slechte bruiloft waar maar één bruid is.

Een bruiloft is een goede gelegenheid voor de jongeren om met elkaar in kontakt te komen.

Zijn hare rezen te berge.

Hij schrok er heel erg van.

Berouw komt steeds te laat.

Als je van een verkeerde daad spijt hebt is het leed al geschied.

Iemands hart stelen.

Tedere gevoelens van iemand krijgen.

Hij maakt van zijn mast een schoenpin.

Hij bederft iets goeds om een kleinigheid.

Dat is nog eens een bof.

Dat is nog eens een buitenkans.

Geen mens is zijn eigen maker.

Je moet mensen niet plagen om hun uiterlijk.

Dat is een geluk bij een ongeluk.

Aan een hele erge tegenslag blijkt ook nog een kleine meevaller te zitten.

Hij ligt met zijn pisser omhoog.

Hij is dood.

Dat is oud vuil.

Dat is oud nieuws.

Waar duiven zijn vliegen duiven henen.

Mensen van gelijke soort zoeken elkaar op.

Geen talent mag braak liggen.

Je moet je gaven en mogelijkheden benutten.

De broodkruimels steken hem.

Door de voorspoed wordt hij trots en arrogant.

Meedoen voor spek en bonen.

Er bij zijn en het gevoel hebben dat je meedoet maar eigenlijk niet echt meedoen

Iemand in zijn gat [kont] [hol] kruipen.

Met iemand slijmen om in de gunst te komen.

Iemand de voet kussen.

Iemand als zijn baas erkennen.

Iemand de weg wijzen.

Iemand een reprimande geven.

Hij koos het hazenpad.

Hij vluchtte Hij krabt zich waar het hem niet jeukt.

Iemand om de lever gaan.

Iemand vleien.

Het zijn niet allen jagers die op de hoorn blazen.

Je kunt niet op alleen het uiterlijk van iemand afgaan.

Oude bokken hebben stijve horens.

Oude mannen zijn vaak eigengereid.

De vierschaar spannen.

Een rechtzitting houden.

Veel haarkens maken een borstel.

Als je iedere dag iets opzij zet zul je op den duur toch een hoop hebben.