Hij is een hoekse kerel.

Hij is een betweter.

Dat zit op zijn gat.

Die zaak loopt niet.

Iemand de stuipen op het lijf jagen.

Iemand hevig laten schrikken.

Hij is een Pietlut.

Hij is een kleingeestig man die moeilijk doet over allerlei details.

Hij heeft er smoel op.

Hij heeft er zin in.

jou ook behandelen.

Met zeil en treil.

Hij likt naar boven en trapt naar onderen.

Hij slijmt met de baas en is arrogant en onaardig voor zijn ondergeschikten.

Hij is een ongeluksvogel.

Hij heeft altijd pech.

Hij wil zijn zweet niet ruiken.

Hij is erg lui.

Van spelen komt kwelen.

Als je steeds het gevaar opzoekt zul je ook aan het gevaar doodgaan.

De verzenen tegen de prikkels slaan.

Zich ergens tegen verzetten terwijl het geen nut heeft.

Daar men voor scheep komt moet men voor varen.

Als je eenmaal meedoet kun je je niet meer terugtrekken.

Hij ziet er uit als vette wol.

Hij ziet er ongewassen uit.

Spijt hebben als haren op mijn hoofd.

Heel erg veel spijt hebben.

Waar geen haar groeit groeien ook geen hersens.

Kale mensen zijn dom.

Het gaat om de gunst en niet om de kunst.

Niet de beste maar degene die het meest in de gunst staat krijgt een baan.

Een huwelijk met de smalle trouwring.

Getrouwd zijn met meer vrouwen tegelijk.