Als ik mijn haar verlies draag ik een pruik.

Je moet je niet teveel zorgen maken.

Dat staat op zijn voorhoofd te lezen.

Dat kun je goed aan hem zien.

Weduwnaarspijn.

Een hevige pijn die maar even duurt.

Ziekte komt te paard en gaat te voet weg.

Een ziekte krijg je snel maar je komt er vaak niet zo snel weer vanaf.

Hij is daarvoor de uitgelezen persoon.

Hij is daarvoor zeer geschikt Hij is de baas in het kippenhok als de haan er niet is.

Daar schuilt een slang onder het loof.

Het lijkt mooi maar er zijn verborgen problemen.

Ergens een slaatje uit slaan.

Ergens een voordeel uit weten te behalen.

Het hart zinkt hem in de schoenen.

Hij durft het niet meer.

Den armen gegeven is God geleend.

Als je geeft aan de armen kom je in een goed blaadje te staan bij God.

Dat was een aanslag op mijn portemonnee.

Dat was zo duur dat kon ik amper betalen.

Ieder land heeft zijn trant.

Je moet je aan de gebruiken van een ander land aanpassen.

Hij is zo grof als een kabel.

Hij is een ruw persoon.

Een slecht werkman beschuldigt altijd zijn getuig.

Mensen erkennen niet graag dat zij zelf de schuld hebben als er iets fout gaat

Het is een schip van bijleg.

Dat levert niets op maar kost alleen maar geld.

Het gaat er bovenarms toe.

Daar wordt een behoorlijke ruzie gemaakt.

Hij werd geel van nijd.

Hij werd woest.

Vrouwen zijn zwakke vaten.

Vrouwen zijn minder sterk dan mannen.

Deze raadgevingen spreken voor zich.

De ouderdom komt met gebreken.

Die de koe trouwt heeft ook het kalf.

Als je met een zwangere vrouw trouwt zul je het kind op de koop toe moeten nemen.

Hij volgt de stroom.

Hij gaat met de massa mee.

Iemand erin lappen.

Iemand aanklagen.

Dat ligt onder het loodje.

Dat is voorlopig nog niet aan de orde.

Hij zuipt als een kartouw.

Hij is een alcoholist.

Iemand de voet op de nek zetten.

Iemand vernederen en onderdrukken.

Een blauwtje lopen.

Afgewezen worden door een meisje.

Iets proberen voor elkaar te krijgen.

Op iemands schouders staan.

Iemand helpen met zijn werk.

Zijn eigen wezen schenden.

Zijn eigen familie belasteren.

Iemand paaien.

Iemand onderweg tegenkomen en daarmee een gesprekje voere

Onder de dekmantel van vroomheid.

Schijnheilig zijn; iets verbergen.

Zijn glas kuisen.

Zijn drankje opdrinken.

Hij kent het als het a-b-c

Hij weet er alles vanaf.

Hij heeft een Hollands hart.

Hij houdt van Holland.