Hoe dichter bij de dood hoe meer spektakel.

Iemand die bijna failliet gaat doet op het laatst vaak gekke dingen

Elke soldaat heeft zijn maarschalkstaf in zijn ransel.

Iedereen heeft de gelegenheid om carière te maken.

Zich de darmen uit het lijf lopen.

Hard rennen.

Iets op de kerf kopen.

Iets kopen op krediet.

Hij hangt de mantel op beide schouders.

Hij is bevriend met beide partijen.

Een peilloos verdriet.

Hij draagt een wisseldaalder bij zich.

Hij heeft altijd genoeg geld bij zich.

De honger jaagt de wolf uit het bos.

Je kunt iemand die heel erg veel honger hebt tot alles dwingen.

Hij kan zijn slinger niet goed krijgen.

Hij komt niet goed op gang.

Hij is hem gesmeerd.

Hij is weggevlucht.

Beter jong gestorven als oud bedorven.

Als iemand op jonge leeftijd sterft gaat hij nog heen als een goed mens en komt in de hemel

Tijd brengt raad.

Op den duur worden de problemen min of meer vanzelf wel opgelost

Hij heeft een rem nodig.

Hij doet meer dan hij zich kan veroorloven.

Dat is schering en inslag.

Dat komt iedere keer weer voor.

Hij is zat van dagen.

Hij is oud.

Die meest hazen schiet eet er minst.

Vaak worden mensen die het verdienen niet beloond.

Kleine potjes lopen gauw over.

Kleingeestige mensen zijn snel kwaad.

Zondagswerk duurt maar één dag.

Op werk dat je op zondag verricht rust geen zegen; zondag is immers de rustdag

Armoe is geen schande.

Voor armoede alleen hoef je je niet te schamen.

Lont ruiken.

Gevaar bespeuren.

Grote heren hebben lange handen.

Belangrijke mensen hebben vaak ook veel macht.

Iedereen heeft zo zijn gebreken.

Men krijgt stank voor dank.

Het gaat bergaf met hem.

Het gaat steeds slechter met hem.

Dat is een paard van een daalder.

Dat is een trots persoon.

De stok staat achter de deur.

Als je niet naar de argumenten wil luisteren dan kan ik ook straffen.

Zij zingt als een leeuwerik.

Zij zingt erg mooi.

Bij hem is het Pasen en Pinksteren.

Hij heeft goed verdiend.

Lekker is maar één vinger lang.

Van iets genieten duurt altijd maar kort.

Het is daar altijd elf ogen.

Er is daar altijd onenigheid.

De krant brengt de leugens in het land.

Niet alles wat de kranten schrijven is waar.

Ik verlies mijn vrijer.

Ik verlies mijn kous.

De kwint sprong hem.

Hij werd erg boos.

Hij is in de kattebak.

Hij is ziek.

Hij scheurde zijn reuzel.

Hij was erg boos.

Hij blijft buiten spel.

Hij is er niet bij betrokken.

Iemand te kakken zetten.

Iemand verschut zetten.

Dat werd hem te machtig.

Dat kon hij niet aan.

De koning der verschrikking.

De dood.