Iets aan zijn zolen lappen.

Iets negeren.

Hij sloeg een flater.

Hij stond voor schut door een hele domme fout.

Iemand een standje maken.

Iemand berispen.

Met vragen komt men in [te] Rome.

Als je iets niet weet kun je het het beste vragen.

Stuivertje wisselen.

De ideeën van iemand anders overnemen die daarentegen jouw ideeën ook overneemt

Wijn van juffrouw Eenarm.

Water uit de kraan.

Het hemd is nader dan de rok.

Zich van kant maken.

Zelfmoord plegen.

Die geen wit brood en heeft gedoe met bruin.

Je moet tevreden zijn met wat je kunt krijgen.

De oude rot liep in de val.

De ervaren en slimme man werd beetgenomen.

Het papier is geduldig.

Je kunt van alles op papier zetten; het papier accepteert alles.

Men is nooit te oud om te leren.

Hoe oud je ook bent je kunt altijd nog wel eens iets van iemand anders leren

De sleutel op de kist leggen.

De erfenis niet accepteren.

Hij is Benjamin af.

Er is een broertje bijgekomen.

Hij heeft de gelegenheid niet benut.

Hij is in staat om een duit in tweeën te bijten.

De teugels kort houden.

Weinig vrijheid geven.

Zijn hachje wagen.

Zijn leven riskeren.

Dat is hem een doorn in het oog.

Daaraan ergert hij zich enorm.

Men steekt gaarne zijn voeten onder een eigen tafel.

Iedereen heeft graag een eigen huis.