Het papier is geduldig.

Je kunt van alles op papier zetten; het papier accepteert alles.

Men is nooit te oud om te leren.

Hoe oud je ook bent je kunt altijd nog wel eens iets van iemand anders leren

De sleutel op de kist leggen.

De erfenis niet accepteren.

Hij is Benjamin af.

Er is een broertje bijgekomen.

Hij heeft de gelegenheid niet benut.

Hij is in staat om een duit in tweeën te bijten.

De teugels kort houden.

Weinig vrijheid geven.

Zijn hachje wagen.

Zijn leven riskeren.

Dat is hem een doorn in het oog.

Daaraan ergert hij zich enorm.

Men steekt gaarne zijn voeten onder een eigen tafel.

Iedereen heeft graag een eigen huis.

Hij zit in de put.

Hij is neerslachtig.

De een scheert schapen en de ander varkens.

Sommige mensen krijgen altijd meer dan een ander.

Hij is zo nijdig als een spin.

Hij is heel erg kwaad.

Iemand iets in de baard wrijven.

Iemand iets verwijten Iemand iets in de hand stoppen.

een bovenkamer.

Wij luisteren niet naar roddels.

Over de bezem getrouwd zijn.

Samenwonen zonder getrouwd te zijn.

Veel varkens maken de spoeling dun.

Als je met veel mensen moet delen blijft er niet veel over.

Honger is de meester van de kunst.

Je kunt een hond het makkelijkste kunstjes leren als deze honger heeft.

Hij heeft een gat in zijn hand.

Hij kan niet goed met geld omgaan; hij geeft het overal aan uit.

Het dunkt elke uil dat zijn jong een valke is.

Iedereen vindt zijn eigen werk / kind het best.

Verloren eer keert moeilijk weer.

Als je eenmaal een slechte naam hebt kom je daar moeilijk weer vanaf.

Zijn tong is zo scherp als een sabel.

Hij praat heel gemeen.

Een oude man een een jong wijf geeft eeuwig gekijf.

Het is niet goed om als man met een veel jongere vrouw te trouwen want daar komt

Iemand in zijn klauwen krijgen.

Iemand te pakken hebben.

Kakken gaat voor bakken.

Belangrijke zaken gaan voor.

Iemand burgemeester maken.

De broek van een jongen omlaag trekken en er water ingieten.

>

Zijn verstand is verduisterd.

Hij heeft er geen verstand van.

Iemand naar de kroon steken.

Het beter proberen te doen dan een ander.

Geldeloos vriendeloos.

Als je geen geld hebt heb je vaak ook geen vrienden.

Hij sloeg een flater.

Hij stond voor schut door een hele domme fout.

Als de Duivel oud is wordt hij eremijt.

Hij is schijnheilig.

Hij ziet de wereld aan voor een doedelzak.

Hij is goedgelovig.

Dat is een druppel op de gloeiende plaat.

Dat is hulp die maar zeer weinig baat brengt.

Hij nam zijn gat in de arm.

Hij ging er rap vandoor.

Hij is een grindtegel.

Hij heeft een gezicht vol puisten.

Pietluttig doen.

Moeilijk doen over de kleinste onbelangrijkste zaken.

Hij is zo ziek als een hond.

Hij is erg ziek.

Het jaar heeft veel dagen en nog meer maaltijden.

Om iedere dag te eten te hebben kun je beter zuinig zijn.

Hij is zo mak als een lammetje.

Hij is heel rustig en gedwee.

Tegen elf ogen dobbelen.

Weinig kans hebben.

Gereed geld dingt scherp.

Als je kontant betaalt kun je de hoogste korting krijgen.

Dat is de kurk waar het op drijft.

Dat is hetgeen waarvan alles afhangt.

Iemand trakteren.

Iemand slaag geven.

Handjeplak spelen met iemand.

Iemand helpen omdat men denkt er zelf ook beter van te worden.

Wie bijen houdt of duiven kan het geld zien stuiven.

Bijen of duiven houden als hobby kost geld.