Hij heeft een gezicht als een prent.

Hij heeft een stijf gezicht.

Het stof van de voeten schudden.

Vertrekken omdat je niet welkom bent

Iemand op de ribben komen.

Iemand slaag geven.

Haast u langzaam.

Je kunt beter iets langzaam goed doen dan haastig iets slecht afraffelen.

Dat kan wat aan de ribben zetten.

Dat kan voordelig zijn.

Zeg hem dat eens en hou hem de vinger in de mond.

Als je hem dat zegt wordt hij verschrikkelijk kwaad.

Op zijn dooie akkertje.

Kalmpjes aan.

Ergens een slag naar slaan.

Ergens naar raden.

Veeg je mond maar af en zeg dat je gegeten hebt.

Als je ergens niet voor in aanmerking komt moet je je flink houden.

Zij gaan gearmd naar de brand.

Zij gaan samen ergens naar toe.

Men moet eerst door de rijstebrijberg heen.

Eerst moet een flinke klus geklaard worden.

Een kale kakmadam.

Een vrouw die zich rijk en voornaam voordoet maar in werkelijkheid niet veel heeft.

In de aap gelogeerd zijn.

In moeilijkheden zitten.

Ons Heer slaat nooit met twee roeden tegelijk.

God zorgt ervoor dat ook het zwaarste leed nog draagbaar is.

Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg.

Je moet je niet uitsloven dat is nergens goed voor.

Iemand het zwijgen opleggen.

Iemand vermoorden.

Wie 't geluk heeft gaat met de bruid naar bed.

Hij heeft veel geluk.

Wie de klok luidt kan niet in de processie gaan.

je kunt maar één ding tegelijk doen.

Dat klopt volgens Bartjens

Dat is nauwkeurig berekend.

Een hond is stout op zijn eigen dam.

Op je eigen gebied kun je je het best verdedigen.

Een snoek van komsa.

Een bijzonder grote snoek.

Een muizenmaaltijd houden.

Eten zonder drinken erbij.

Hij is kort van begrip.

Hij is niet zo slim.

Het onderspit delven.

Verliezen.

Een mens krijgt kracht naar kruis.

Een mens krijgt leed te verduren maar ook de kracht om dit leed te verdragen

Ik doe rustig aan.

Sijmen betaalt.

Het vuurtje aan het branden maken.

Ergens ruzie over gaan maken.

Het regent pijpestelen.

Het stortregent.

Hij slaat eronder als Malle Jan onder de kippen.

Hij gaat onbezonnen te werk.

Hij snijdt de kaas met hompen.

Hij leeft royaal op andermans kosten.

Zij heeft de kat niet gevoerd.

Het is slecht weer op de trouwdag.

Dat is een hele dop sokken.

Het is een laf persoon.

Zijn hachje wagen.

Zijn leven riskeren.

Een man zonder geld is een lijk.

Als je geen geld hebt dan ziet de toekomst er slecht uit.

Twee over één is moorden.

Om met zijn tweeën tegen één persoon te strijden is niet eerlijk.

Geeft ge met grepen ge trekt met schepen.

Als je geeft aan de armen kom je in een goed blaadje te staan bij God

Er zijn nog rechters in Berlijn.

Een rechter zal altijd een eerlijk oordeel geven.