Hij is op een schoen en een slof hier aangekomen.
Hij is hier met niets aangekomen.
Een maandagsauto.
Een auto met diverse kleine gebreken; op maandag (na het uitgaansweekend) gemaakt.
Het is nacht in zijn portemonee.
Hij zit zonder geld.
Het verdwijnt als sneeuw voor de zon.
Het is snel weg en onduidelijk waar het gebleven is.
Iemand onbewimpeld de waarheid zeggen.
Iemand onomwonden zeggen hoe hij er over denkt.
Hij is bang zich aan koud water te branden.
Hij is te voorzichtig.

|