Dat is zijn lust en zijn leven.
Daar leeft hij voor; dat vindt hij bijzonder leuk om te doen.
Hij komt de moeilijkheden te boven.
Uiteindelijk zal hij de moeilijkheden overwinnen.
Hij is blauw.
Hij heeft teveel gedronken Hij is blij met een dode mus.
Een kind geen kind.
Met slechts één kind blijf je als ouders vaak toch alleen.
Zijn geweten is met een brandijzer toegeschroeid.
Hij is nog slechter geworden.
Zijn kaken kunnen roeren.
Goed kunnen praten.
|