Het is een wonderlijke heilige.
Het is een vreemd persoon.
Hij staaroogt als een uil in de zon.
Hij kijkt wezenloos voor zich uit.
Hij is een wandelend woordenboek.
Hij heeft een grote woordenschat.
Hij staat met zijn rug tegen de muur.
Hij kan geen kant meer op; hij heeft geen alternatieven meer.
Eens onrecht altijd onrecht.
Het maakt niet uit wanneer het onrecht is geschied; het belangrijkste is het feit van het
|