Iets zwart op wit hebben staan.
Iets op papier hebben staan.
Zij gelijken op elkaar als twee druppels water.
Zij lijken heel erg op elkaar.
Het hart klopt in mijn keel.
Met angst.
Hij kent het als het a-b-c
Hij weet er alles vanaf.
De muts stond hem scheef.
Hij had een slechte bui.
Als ieder zijn vloer keert is het in alle huizen schoon.
Als iedereen zijn eigen slechte eigenschappen zou verbeteren dan zou de wereld er een stuk prettiger op zijn.
De ene dienst is de andere waard.
Als iemand je geholpen heeft doe je graag iets terug.
|