Ook
in de kerk had de heer zijn eigen bidplaats en zijn voorrechten. De kerk kon
ook de heer straffen met excommunicatie die de schuldige uit de gemeenschap van
de gelovigensloot of ze vaardigde het interdict uit, waarbij de uitoefening van
de erediensten werd opgeschort over gans het territorium van de heer.
De
bezitter van een heerlijkheid had veel meer rechten dan een tegenwoordige
eigenaar: hij was meester over de grond en over de boer. Of zij nu vrij of
lijfeigene waren, zij waren onderworpen aan het heerlijkheidrecht.
Zij
moesten ook als boer een tiende deel van hun oogst afstaan aan de kerk: dat was
het betalen van “tienden”
Wanneer
een boer lijfeigene(niet vrij) was hier was dat niet het geval, had hij
speciale verplichtingen. Hij mocht de heerlijkheid niet verlaten. Hij werd
beschouwd als verbonden met de grond. De heer had vervolgingsrecht op elke
vluchteling. De lijfeigene was schatplichtig en aan karweien onderworpen,
volgens goed vinden van de heer.
Wanneer
hij wilde huwen met iemand van buiten de heerlijkheid moest hij een huwelijksbelasting
betalen. Bij zijn dood mocht de heer zelfs beschikken over zijn erfenisrecht
van de dode hand.
Nu
we weten wat de heerlijkheid inhoud kunnen we naar zijn bewoners gaan.
Het
is bekend dat rond de periode van 1160 tot 1200 de naam van Rollegem Ralinghem
of Rallinghem geschreven werd, rond die zelfde tijd was er een familie met die
naam, (Aldus Gustave van Hoorebeke in zijn Etude sur les noms patronymiques
flamands Brussel decq en Duhent 1876, in 8°, p. 104) had hij zijn gronden
moeten afstaan? De familie vind je nog terug. Op 2 juli 1635 een doop in de
O.L.Vrouwkerk
van Leonard van Raeleghem, zoon van Pierre. Zonder de wijsheid in pacht te
willen hebben, de mogelijkheid bestaat!
Servatius
Willem van Rollegem, overleden in zijn éénentachtigste jaar te Brugge op 8
februari 1879, had veel documenten bewaard over de familie. Zelfs had hij de
stamboom terug gevonden tot in de middeleeuwen. Hier te Rollegem waren er zeer
weinig gegevens, en men ging kijken bij den oorsprong in het rechtsgebied van Rollegem-Kapelle
welke men vond in de archieven van
Ieper. Want in de Diksmuidestraat te Ieper was er op de muur van het huis, te
lezen: drukker en boekhandel M. Lambin-Mathée, vroeger “café klein Ieper” een
enig exemplaar van het wapenschild van de van Rollegems of van de heerlijkheid
van Rollegem en Ledegem, welke leefden in de XIIIe eeuw.Wat stelt men vast? De
heerlijkheden met betrekking op de familie van Rollegem hebben steeds te maken
met het leengoed van Rollegem en Ledegem
in betrekking met de stad Ieper waar ze leengoederen bezaten die hun naam
droegen. De heerlijkheid “ten blijte” te Reningelst en onmiddellijk het hof de
“ Ponpepers” van dezelfde plaats.
Het
is op een muur van de hoofdplaats van deze leengoederen, vroeger de herberg van
“klein Ieper” dat het wapen voorkomt, waarvan hogerop werd gesproken.
De
familie behoort tot een van de oudste families van het leenstelsel die dit te
danken hebben aan grote riddergoeden. Jean Du Tillet zegt, in zijn “Receuil des
rois bl. 8 ; dat vele edelen vooral Fransen, daar zullen ook wel Vlaamse
bijzijn, de familienaam aan hun heerlijkheden danken.
Wie
ben ik om te zeggen dat de “Van Rollegems” hier met Rollegem niets of toch niet
veel zouden hebben te maken? Indien we Gustave vander Straete vicaris te
Rollegem, volgen en die het zou hebben uit “Rond den Heerd” is het al heel lang
geleden dat het kerkraam versierd met het wapen van de “Blangerval” geschonken
door Philippe du Chastel de Blangerval, en vrouw Marie de la Salle uit de kerk
verdwenen is.
Categorie:Oud Rollegem
|