Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
Op 2 november vielen er nog granaten te Rollegem zonder veel erg, en in de verte hoorde men nog artillerievuur van het wegtrekkende front, maar niemand schonk er nog aandacht aan we trouwens bevrijd van het Duitse juk. Op 11 november werd de wapenstilstand ondertekend, na 51 maanden oorlog, ontbering en ellende.
Er was veel werk aan de winkel, puin ruimen, vernielde huizen, wegen en daken. En plots had iedereen terug een fiets. Die kwamen te voorschijn uit de plaats waar ze verborgen waren, het hooi, het stro, van de zolder….. Hij was er weer.
Onder de categorieën gesneuvelden van dit blog kan men over de oorlog veel terug vinden toch willen we ook hen niet vergeten welke Oud-strijders waren. Men zegt:” Oorlog, Ontbering en ellende” het was voorbij , doch zij die het aan het front hadden mee gemaakt dat was nog iets anders, ik zelf kan het niet beschrijven, en ga er zeker niet aan beginnen, maar welke nachtmerries hebben zij er aan overgehouden. Bezoeken ze eens de site Guldenboek der vuurkaart hoeveel zijn het er niet die er waren zonder te sneuvelen.
Ik ben er ten stelligste van overtuigd dat er ook moet hulde moet worden gebracht aan zij die op het slag veld zijn geweest en er met veel geluk het over leeft hebben. Daarom hebben we voor u de namen opgezocht en zetten ze hier neer : Castel Remy, Commeijne Hector, Dejonghe Alfons, Dornez Louis, Dubrul Maurice, Ghyssel Jules, Lemahieu Justin, Maertens Léon, Samyn Jozef, Van Daele Achille, Van Gheluwe Alphons, Vanderghinste Pierre, Vermeulen Jules, Yserbyt Jerôme, Beyls Julien Deruyck Camiel en Hinnekens Alphonse. Deze namen zijn bekent als vuurkruisers, misschien hebben we er nog welke niet bekent staan, zij dien het kunnen aanvullen dat zou een groot plezier zijn.
Hoe lang en hoeveel nachtmerries ze hebben mee gemaakt weten we niet, maar een ding weten we te Rollegem was er een ereperk. Elk jaar op 11 november worden de gesneuvelden herdacht, wellicht nog door de strijdmakkers van de tweede wereldoorlog en enkelen van onze bevolking. Maar de belangstelling zal misschien terug worden aangewakkerd door de herdenking 100 jaar eerste wereld oorlog , maar mensen vergeten O zo vlug! Jammer! Nochtans is dit iets wat we nooit zouden mogen vergeten!
Hier te Rollegem was een pensionaat. Na den oorlog in het jaar 1919 namen enkele scholen het initiatief om op een eigene manier de Verenigde Staten te danken voor de voedselhulp tijdens de oorlog. Foto’s werden genomen van leerlingen en deze werden dan verstuurd naar de president Wilson in Amerika. Daaraan deed ook het pensionaat mee aan deze unieke dankactie.
Ook dit jaar waren er St-Antoniusfeesten ze behoren tot de traditie, kinderen dragen het zwijn. En zoals de traditie het voorschrijft werden ook na de mis de tractoren gewijd. Het opmerkelijke dit jaar was Gerard Isebaert schrijft een boek over het leven van “Onze Antonius” Ter gelegenheid van het 1750ste geboorteverjaardag (251-2001) Het bevat heel illustraties met hoogtepunten uit de kunstgeschiedenis. Op den achtergrond vind je de schreeuwende ellende tijdens de Middeleeuwen. Isebaert zag Antonius als een wispelturig iemand “ Hij veranderde nogal veel van verblijf, zocht de ene na de andere grot. Hij heeft echt bestaan maar veel is rond hem geweven, aldus de schrijver en het varken, ooit zou hij zich om een ziek varken ontferm hebben
Het boek is door spekt met bijgeloof, legenden en folklore. De voorstelling vond plaats op 12 januari. E.H Valeer Deschacht, dekenemeritus was de gast spreker die avond. Daarna was er een receptie. De prijs van het boek was 300fr.
Sedert enkele maanden maakt Rollegem van de Parochiefederatie Kortrijk-Zuid deel uit “De toekomst van de kerk ligt in de handen van leken, en het is juist, met die leken moeten we samenwerken.” Aldus de pastoor Dewulf welke Rollegem moet verlaten, hij zegt op rust gaan als aalmoezenier van een rust en Verzorgingstehuis.
Licht mocht niet van buiten af gezien worden, anders werd geschoten. Ieder trok zijn plan om licht te hebben, Carbuelichten, smoutlichten. Zo was het dat Odiel Moerman een inwoner van de Rollegemknok had het lumineus idee “Gaslicht uit kolen” Deze installatie werd in de parochiezaal ( het lokaal) gebruikt om de toneelzaal te verlichten. En ja er werd weleens toneel gespeeld en bonden kwamen er regelmatig bijeen.
Er was zelfs geld verzameld om een tweedehands gasmotor van 40 pk aan te schaffen, Dit gebeurde onder leiding van Gaston Vandeghinste en de gemeentesecretaris Aloïs D’Hooghe.
Deze motor stond in een leegstand huis op de hoek van de(Rollegem)kerkstraat nr.24 langs de huidige slagerij Vandevenne. Mecanicien, platensnijder Jules Depreester “Juulke Priesters” was aangesteld om de motor draaiende te houden. Met paaltjes en zinkdraad werd de elektrische stroom rondgevoerd in het centrum van ons dorp, alwaar ze konden genieten van een al of niet zwak licht.
In 1917 kwam het bevel om de schuur van de gebroeders Vandaele uit de Marksestraat 19, nu bewoond door Guido Brouckaert, om te vormen tot kazerne. Drie Rollegemnaren metselaars werden aangesteld( o.a. Charles-Louis Haemers) Tevens waren ook timmerlieden werden opgeëist om de werken uit te voeren( o.a. de gebroeders Polydoor, Welke later burgemeester werd, en Omer Declercq). Ook enkele barakken moesten worden opgetrokken dit in de boomgaard van de hofstede van Leo Delbaere eveneens Markestraat nr. 7 Thans bewoond door Debusschere Christian.
Al alles na enkele weken klaar was, is hoegenaamd geen soldaat er geweest. Nochtans was Rollegem uitgeroepen tot “Rustgebied”.
1917 was een strenge winter, al wat van boom nog overbleef moest er aan geloven, groen had geen voorrang.
1918 De Duitsers werden nog driester. Razzia’s huiszoekingen, dat alles om brood, boter, granen , vlees en fietsen. Alles wat ze vonden werd verbeurd geklaard. Bij stil weer en gunstige wind kon men in de verte gebulder van kanonnen horen. Op maandag 30 september 1918 maakten Feldwebels en het personeel van de Rollegemse Kommadantur zich klaar voor de aftocht. Met sombere gezichten rolden Duitse soldaten hun telefoondraden op. Vanaf de kansel op zondag 13 oktober predikte E.H. Vanden Weege dat den oorlog bijna was afgelopen, dat de wapenstilstand nakende was, vele gelovigen konden hun emoties niet verbergen, velen weenden. Op maandag 14 oktober werd het station van Kortrijk hevig bestookt.
Op 21 oktober werden enkele geallieerde officieren verwelkomt aan “de Lante” , onder spelen van enige deuntjes trok de gehele groep naar de plaatse. Was er vreugde in het centrum dan was er verdriet in de Munckendoornstraat. Joris Derycke had een hand een handgranaat gevonden in de graskant van de weg, het tuig ontplofte, zwaar gewond stierf hij nog de zelfde dag.
Men had er niet bij stil gestaan de vijand die oorlog goed had voorbereid. Maanden voor den aanval waren Duitsers in ons dorp komen wonen, ze hadden zich gemengd onder de bevolking. Ze werken bij een boer of waren handelaar en spraken zeer vlot onze taal. Er was geen enkele reden waarom we ze zouden wantrouwen. En toch waren het verspieders, zij deden heimelijk waarnemingen en trachten inlichtingen in te winnen over den troepenmacht. Begin augustus 1914 verdwenen ze zoals ze gekomen waren… met de noorderzon.
Het was 24 augustus 1914 dat de eerste voorposten te paard de Ulanen, (lichtbewapende bereden soldaten. Meestal duidt de term op Duitse Lansiers. Oorspronkelijk waren Ulanen Aziatische ruiters in de 16de eeuw , welke dienst uitmaakten in het Poolse leger.) hier te Rollegem aankwamen. Zij zagen er grimmig en wreedaardig uit, wat bij de bevolking paniek te weeg bracht en dat velen op de vlucht sloegen, de velden in. Een Duitse officier, met getrokken revolver, eiste van den toenmalige burgemeester haver en stro voor hun paarden.
Rollegem werd bezet.
Op 6 oktober, trok het 3de cavaleriedivisie, van ongeveer 7000 man sterkte door Rollegem op weg naar Bellegem. Al waar ze gekazerneerd lagen in de school en in de kerk.Enige dagen later marcheerde ten troep opnieuw door Rollegem, om door te gaan naar het front.
Op het einde van Oktober kwam hier een brigade paardenvolk zich stationeren. Feldgendarmes eisten inkwartiering bij de burgers. Stallingen voor paarden bij de boeren. Koeien en kalvers welke bij den boer gestolen was moest er aan geloven, om de manschappen te bevoorraden van eten.
Op de Knok en Marionetten vloog op zekerdag een Engels vliegtuig, en liet strooibriefjes neer, heel waarschijnlijk bestemd voor de stat Kortrijk, waarop stond te lezen: “ Courage, les Belges, La délivrance est proche” (Moed aan de Belgen, de verlossing is nabij)
De Duitse tijd werd ingesteld; alle uurwerken 1 uur vooruit. Rollegem behoorde tot het etappengebied van het VIᵉ leger “Bezirk ( District) Tournai” Etappeninspektion Valencijn( Valencien) Vanaf 1916 behoorde Rollegem tot het etappengebied “Bezirk Kortrijk”
Alle Rollegemnaren moesten in het bezit zijn van een “Pas”, om de gemeente te mogen verlaten. Duitse Feldgendarmes hielden de wacht aan de grensovergang.
Sluikhandel bloeide weelderig. Alle vruchten van de akkers moesten worden afgeleverd aan de Duitse overheid. Misbruiken gaven aanleiding tot dwangarbeid.
De opgeëiste mannen welke verplichte arbeid voor de Duitsers moesten uitvoeren , welke zeerveel voorkwam, werden “Civielarbeiders” genoemd. Zij die zich verschuilden en toch werden opgepakt werden in beestenwagens naar Sedan vervoerd om daar te “Arbeiten”
Na Napoleon, Willem van Oranje waren we Eindelijk vrij.
Op Pinksteren 2 juni 1802 werd kwam onze parochie in een heugelijke dag, Voor het eerst in lange tijd konden de gelovigen weer naar hun vertrouwde kerk om er de mis bij te wonen en om de sacramenten te ontvangen. Onze parochie werd nu ingedeeld onder het bisdom Gent Dekenij Menen.
Voor die tijd behoorde onze parochie tot het Bisdom Doornik, dekenij Kortrijk.
De gelovigen betaalden toen de verplichte kerkelijke tienden. Het was een soort van geestelijke belastingen. Iedere inwoner moest een tiende van zijn inkomsten afstaan aan de kerk, voor het onderhoud en herstel van de kerkgebouwen. Dat hield ook in de jaarwedde van de pastoor en den onderpastoor. Door deze kerkelijke belastingen werden de parochie grenzen zeer goed afgebakend. Hier was de kerkelijke en de burgerlijke grens gelijkmatig.
In een dagboek van de dorpsgemeenschap leest men het volgende:
“De pastoor trekt van den bisschop jaarlijks 446 guldes. Hij ontvangt nog regellmatig geldelijkesteun van het Capittel van Doornik; ook geniet hij uit de inkomsten van de uitvaarten, van 43 jaargetijden , van81 gezongen en 9 gelezen missen.
De onderpastoor ontvangt van de tienheffers 15 gulden en van de parochianen 90 guldes.
De koster woont en een huis voor nieten, hij mag jaarlijks rondgaan om eieren en graan en ontvangt zijn aandeel uit de kerkelijke diensten. Daarenboven is hij schoolmeester.
Het H.Sacrament wordt naar de zieken gedragen met lantaarn en bel. Den bedienaar gaat in het wit gekleed rond de plaatse, in het zwart op verdere afstand.
In de processie gaan de beelden en de relikwieën mee, ook de ramen of kaders gedragen door mannen te peerde.
Onze jonge koning Leopold II mobiliseerde ons leger tijdens de Frans-Duitse oorlog (juli1870 – februari 1871) om onze grenzen te bewaken. Zo kwamen Belgische soldaten terecht hier te Rollegem. Zij maakten deel uit van het 1ste Linieregiment,, 3de bataljon. Het waren voor de dorpsgenoten “spectaculaire bezettingsdagen”. Dagelijkse schietoefeningen in bepaalde weiden, lange marstochten langs de straten, brullende sergeanten. Het verblijf van de soldaten was in een boerenschuur, of in een herberg op stro. Terwijl de offiecieren konden beschikken over een zacht bed bij goede burgers. S’ avonds brachten de soldaten hun tijd door in de vele cafés bij een pint en “Toebak” geen mens die er aan dacht dat honderd kilometer verder zuidwaarts hevig gevochten werd. Het was februari 1871 toen ze ons dorp verlieten.
Wanneer koning Albert in 1941 nog eens mobiliseerde, dacht men als soldaat aan wat vader of grootvader verteld had over die mobilisatie “ Het zullen weer vrolijke tijden gaan worden!”