Aanvankelijk kregen de kinderen les van een godsdienstonderwijzer, in de loop van de 19de eeuw werd een joodse school opgezet. De school was in de zestiger jaren op zijn grootst en werd toen in een nieuw gebouw gehuisvest. Door de slechte financiële situatie en interne conflicten nam de belangstelling voor de school na die tijd zienderogen af.
In de tweede helft van de 19de eeuw verbeterde de economische en maatschappelijke omstandigheden, waardoor Groenlo uitgroeide tot een betrekkelijk welvarende joodse gemeente. In het begin van de 20ste eeuw was het merendeel van de gemeenteleden werkzaam in boekverkoop en textiel- en veehandel. De joden van Groenlo waren tevens actief in het openbare leven en een aantal van hen was lid van algemene verenigingen.
Toch liep de joodse gemeenschap van Groenlo in die periode enigszins terug. Tijdens de Duitse bezetting wist ruim een kwart van de joodse inwoners onder te duiken, de anderen zijn gedeporteerd naar Polen en daar vermoord. De synagoge diende tijdens de bezetting als opslagplaats voor de bezittingen van de gedeporteerde joden. Na de oorlog is het gebouw verkocht en uiteindelijk als woonhuis in gebruik genomen. Het interieur van de synagoge, de Tora-rollen en de rituele voorwerpen zijn bewaard gebleven.
In 1950 werd de joodse gemeente van Groenlo officieel opgeheven en bij die van Borculo gevoegd. Na de opheffing van Borculo kwam Groenlo bij Winterswijk.
Ter nagedachtenis aan de verdwenen joodse gemeenschap is in 1986 een monument onthuld. De joodse begraafplaats van Groenlo staat op de monumentenlijst en wordt door de plaatselijke gemeente onderhouden.
De joodse gemeenschap van Lichtenvoorde, waarvan al in 1740 melding wordt gemaakt, was te klein om synagogediensten en onderwijs te organiseren. Men was voor deze voorzieningen afhankelijk van Groenlo. Wel was er een joodse begraafplaats aan de Kerkdijk in het gehucht Vragende, die aanvankelijk ook in gebruik was bij de joodse inwoners van Groenlo. De laatste joden van Lichtenvoorde zijn in de oorlog weggevoerd en omgebracht. Ook een tiental onderduikers van elders, die verraden werden, deelden hun lot. De plaatselijke gemeente onderhoudt de begraafplaats.
Het “Joodse bloed” in de familie heeft in de tweede wereldoorlog voor de Idings geen consequenties gehad, maar het was de Duitsers niet ontgaan. Johanna Geertruide en haar dochters moesten een ster dragen.
|