over de sociale en politieke actualiteit en gebeurtenissen Kom meer te weten op http://www.rvp.be
30-04-2010
Het wespennest België
In 1830 creëerden Engelse, Franse, en Duitse politici, met twee lappen grond welke geografisch deels bij Nederland en deels bij Frankrijk hoorde een nieuw land dat men de naam België gaf. Men benoemde een werkloze Duitser uit een adellijke familie tot Koning, en bezegelde daarmee de vrede tussen drie vijanden die eeuwenlang mekaar hadden bestreden.
Tot het einde van de jaren vijftig van vorige eeuw was in gans het land de financiële, politieke, economische en administratieve macht grotendeels in handen van de Franstalige bourgeoisie. De opkomst van de Vlaamse volksbeweging, die pas begin de jaren zestig voldoende was geworden om de politieke partijen onder druk te zetten, luide het begin in van een reeks 'staatshervormingen. Ondermeer via het vastleggen van een 'taalgrens', de federalisering van het land, en het opsplitsen van de nationale, in regionale partijen, trachtten de Vlamingen zich van hun historisch gegroeid minderwaardigheidscomplex te ontdoen.
Elke sessie van deze, vandaag nog steeds niet volledige voltooide staatshervorming, kon pas afgesloten worden door compromissen en toegevingen van Vlaamse kant. De Franstaligen waren geen vragende partij en konden bijgevolg vrij de prijs bepalen die de Vlaminbgen voor hun 'ontvoogding' dienden te betalen. Er werden akkoorden afgesloten, grondwetswijzigingen doorgevoerd, taal- en andere wetten uitgevaardigd, welke wegens hun ingewikkeldheid, vaagheid, onvolledigheid en interpreteerbaarheid, de kiemen legden voor nieuwe en met der tijd als maar groter wordende communautaire problemen.
In de taalgrensgemeenten waar een min of meer grote minderheid woonde van anderstaligen (Frans of Nederlands) voorzag men 'faciliteiten die er dienden voor zorgen dat de inwoners de taal-integratietijd gemakkelijk zouden kunnen overbruggen. Voor de faciliteitengemeenten binnen het Franstalig gebied betekende dat, de Vlamingen er na een paar jaar Frans spraken, en hun daar opgroeiende kinderen achteraf dikwijls eentalig Frans waren. In de in Vlaanderen gelegen faciliteitengemeenten ervaarden de Franstaligen de faciliteiten als een middel om geen Nederlands hoeven te leren en kwamen er zich steeds meer Franstaligen uit Brussel vestigen. Als resultaat daarvan bestaat de bevolking in drie van de zes Vlaamse randgemeenten in grote meerderheid uit de meerderheid uit (meestal Nederlandsonkundige) Franstaligen..
Het gevolg van dat alles geeft ietwat rare feitelijkheden: De hoofdstad van het gewest Vlaanderen ligt niet binnen alleen zijn eigen grondgebied, en is tegelijkertijd de voornaamste stad van een ander gewest (Brussel). In drie van de zes faciliteitenrandgemeenten woont een grote meerderheid van Franstaligen, die conform de taalwetten in het Nederlands (zouden moeten) bestuurd worden door Franstalige burgemeesters en Schepenen. De Franstalige inwoners ervan kunnen bovendien bij de federale verkiezingen voor kandidaten in een ander (Brussels) gewest kiezen.
Federale en gewestelijke bevoegdheden lopen wirwar door elkaar, en voor sommige vergunningen dient de Belg bij één of meerdere, zowel federale als gewestelijke diensten aan te kloppen. Zes regeringen, evenveel parlementen, en tien 'bestendige deputaties en provincieraden, kondigen wetten of dekreten en verordeningen af die via 'alarmbellen' en 'belangenconflicten' door een bepaald gewest of taalgemeenschap kunnen worden geblokkeerd of op de lange baan geschoven.
Bij gebrek aan nationale partijen kan de Belg maar voor de helft de federale Kamerleden kiezen, en wordt hij door een coalitieregering bestuurd waarvan de helft van de ministers tot partijen behoren waar hij niet heeft kunnen voor stemmen. Een federaal minister is minister van alle Belgen maar kan door de helft van zijn 'onderdanen' noch beloond, noch ter verantwoording worden geroepen.
Dat het in dit land, ondanks dit kluwen, nog zo goed om leven is, doet vragen rijzen over de belangrijkheid en de waarde van diegenen die 's lands bestuur in handen hebben, of althans waarvan wij denken dat zij dat hebben.
Het nieuwe compromis m.b.t. de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, een mongolistisch gedrocht, geboren was uit de staatshervormingsessie van die de Taalgrens vastlegde, is weer een juweeltje van volksverlakkerij. Terwijl men steeds heeft gesteld dat de splitsing van het kiesarrondissement de verfransing van de Brusselse rand moest stoppen, zorgt de feitelijke uitbreiding van de faciliteiten er voor dat de verfransing van de Vlaamse randgemeenten in versneld tempo doorgaat. Binnen een paar decennia zal men er nog moeilijk tussen uitkunne om Brussel uit te breiden met alle zes, volledig verfranste, Vlaamse randgemeenten.
Ook dan zal er maar 'vijf minuten politieke moed' nodig zijn om tijdens een kiescampagne te beloven dat dit nooit zal gebeuren....
Bij gebrek aan mogelijkheden om iets zinnig te zeggen over de steeds groter wordende milieu-, sociale en samenlevingsproblematiek, hebben de Vlaamse politieke partijen een 'beter in de marktliggend' onderwerp (opnieuw) in de schijnwerper geplaatst: Het Belgisch koningshuis en zijn rol m.b.t. de politiek.
De Belgische grondwet, een pareltje wat betreft zijn interpreteerbaarheid, dubbelzinnigheid en onduidelijkheid, zodat om de haverklap het Grondwettelijk hof over alles en nog wat een uitspraak moet doen, stelt dat de koning de ministers benoemt en ontslaat, regeringsinformateurs en -formateurs benoemt, en de door het parlement gestemde wetten en regering besliste besluiten ondertekent en dus bekrachtigt.
Een oppervlakkige en ondubbelzinnige lezing van de betrokken grondwetsartikels doet vermoeden dat de koning beslissingsmacht heeft, en dienaangaande naar eigen goeddunken kan handelen. Een meerderheid van de 'Grondwetspecialisten' stelt echter dat de Koning, volgens diezelfde Grondwet, 'de wil van het volk' dient te eerbiedigen. En gezien (althans theoretisch) al de hiervoor aangehaalde handelingen op 'democratische' wijze gebeuren en zodoende de wil van het volk weergeven, MOET, grondwettelijk gezien, de vorst handelen op aangeven van 'zijn' ministers, het parlement, en de politieke partijen, zefs tegen zijn eigen mening in.
Sinds de tweede wereldoorlog is het koningshuis, met vallen en opstaan, en op enkele kleine (door de politiek opgeblazen) incidentjes na, in die zin geëvolueerd, zodat in de praktijk het handelen van de koning een zuiver protocollaire bedoening is geworden. De roep en verzuchting van de Vlaamse politiek om dat als dusdanig woordelijk in de grondwet op te nemen, geeft ofwel aan dat zij menen niets beter te doen te hebben, ofwel dat daar andere bedoelingen achter schuilen...
Europees 'president' heeft charisma van een dweil...
"U hebt het charisma van een natte dweil en ziet er uit als een bankbediende". (zie video door op afbeelding te dubbelklikken) Dat zei het Britse Europarlementslid Nigel Farage vorige week woensdag over Europees president Herman Van Rompuy. Toegegeven, erg diplomatisch is het allemaal niet, maar dat er nogal wat waarheid in zijn uitsproken zit, kan ik toch niet ontkennen.
Dat onze voormalige eerste minister, zowel wat spraak als voorkomen betreft niet bepaald begeesterend werkt is algemeen geweten. De vergelijking met de dweil is er weliswaar over, maar deze met de bankbediende zie ik eerder als beledigend voor deze laatste. Wie de toespraak van Van Rompuy in het EU-parlement heeft gezien, kan vermoeden dat wat Farage zei, gewoon weergaf wat heel wat parlementsleden toen dachten.
Hoe dan ook de waarde en het belang die men geeft aan de functie van 'Voorzitter van de raad van regeringsleiders', wordt, niet in het minst door de Belgische media megaovergewaardeerde. Omdat 'voorzitter' in de Franse en Engelse taal 'president' luidt, nemen wij dat verkeerdelijk over naar ons begrip van 'President' (van een land of organisatie) Iemand met macht en aanzien. De bevoegdheden van de 'Europese president' reiken echtetr niet verder dan deze van een 'woordvoerder', verslaggever of secretaris van een firma of politieke partij, die ook dienstdoet als uithangbord met een protocollaire functie.
Een internationaal onbekende, met het charisma van een dweil, en uitzicht van, ik zou eerder zeggen, een boekhoudertje, is daar best geschikt voor.
Een goede omschrijving, maar foute conclusie dus....
Deze maand liet voormalig Vlaams minister, en (nog steeds) Sp.a-Vlaams volksvertegenwoordiger Frank Vandenbroecke, na lange tijd stilzwijgen, terug van zich horen. In een essay over de toekomst van de welvaartsstaat voorspelt de man een budgettaire sanering waarvan de gemiddelde Belg op zijn zachts gezegd 'niet goed van zal zijn'. Tenminste, als het de beleidsmakers ernst is met hun voornemen om het nationaal begrotingstekort tegen 2015 in evenwicht te brengen, en ons sociaal stelsel en vooral de pensioenen voor de volgende decennia veilig te stellen.
Men hoeft niet bepaald het intellectueel niveau van Vandenbroecke te benaderen, noch veel kaas gegeten te hebben van economische en sociale wetenschappen, om te weten dat wij als gemeenschap al veel langer dan vandaag, op zijn zachts gezegd, boven onze stand leven. Als verwende kinderen hebben wij in het verleden, in moeilijke tijden, alleen de onontkoombare en hoogstnodige inleveringen aanvaard. Tijdens de economisch betere periodes hebben wij dan de karige overschotten opgeëist en feestelijk opgesoupeerd.
Zowel de rechtse als linkse politieke partijen prediken reeds meer dan vijfentwintig jaar lang, dat het 'vergrijzingsprobleem' dat in de jaren 2020-2050 ten volle zal toeslaan, en dat voorafgaandelijk veel sparen, en het hervormen van ons sociaal verzekeringstelsel noodzakelijk zijn. Maar het enige wat onze politici er tot heden van gebakken hebben, zijn enkele 'lege-doos' initiatieven zoals een nog steeds vrijwel leeg 'zilverfonds', en een generatiepact dat niet veel meer is dan een paar verdampende druppels op een steeds heter wordende plaat.
Zowel de rechtse als linkse politieke partijen hebben tijdens hun regeerperiodes kwistig met geschenken gesmeten ter ere van het gouden kalf dat onze winst- en consumptiemaatschappij symboliseert. Rechts vulde de zakken van het kapitaal, omdat dat volgens hen voor industriële groei en werkgelegenheid zou zorgen. Links deelde 'zakgeld' uit aan de tot middenklasse verheven arbeiders en bedienden, en om toch nog enigszins hun bestaansrecht te rechtvaardigen, voorzag zij met het overgebleven wisselgeld ook nog de minderbedeelden met enkele aalmoezen.
Dat alles met als resultaat dat ons land (zoals heel wat andere welvaartslanden) in deze crisisperiode, vandaag met een begrotingstekort van meer dan 5% en een staatsschuld van 324.633.169.187 euro (31.200 euro/Belg) is opgezadeld. Met dergelijke schuldcijfers is er uiteraard geen sprake meer van"sparen voor de toekomst". Het zal dus allemaal moeten komen van bezuinigen en zorgen voor meer inkomsten.
De aloude recepten, zowel van Links als Rechts, zoals strijd tegen de fiscale fraude en rechtvaardiger verdeling van de lasten, en meer economische groei en lagere lasten, hebben de laatste veertig jaar met wisselend succes de bouwvallige constructie dat ons sociaaleconomisch systeem is geworden, min of meer overeind kunnen houden. Dergelijke recepten kunnen misschien nog enig soulaas brengen bij de nog steeds uitdijende financiële en daaropvolgende economische crisis, maar dat zij in feiten alleen nog als 'pijnstillers' fungeren voor de te bestrijden ziekte, daar worden steeds meer, zelfs liberale economen en sociologen, zich van bewust.
Het mag duidelijk zijn dat de groei van de welvaartskoek in de toekomst, zo niet zal stagneren, dan alleszins te verwaarlozen zal zijn. Evenzo is het zonneklaar dat de komende decennia steeds meer mensen van die koek zullen eten, terwijl zij niet meer bijdragen aan het bakken zelf ervan. Hoe dan ook zal het er op aan komen om deze koek op zodanige wijze te 'herverdelen' zodat in ieder geval diegenen die het nodig hebben, daar een aanvaardbaar deel van krijgen.
Via belasting en sociale bijdragen brengt vooral de actieve bevolking heel wat op om, bij ziekte, pensionering, werkloosheid of werkongeschiktheid, voor gelijke materiële kansen op opvoeding en onderwijs, en verder allerhande culturele, maatschappelijke en sportieve ontwikkeling, de nodige ondersteuning te geven. Omwille van het 'gelijkheidsprincipe' en het dubieus geïnterpreteerd solidariteitsbeginsel, gaat een aanzienlijk deel van die middelen ook naar diegenen die het best zonder die hulp kunnen stellen. Zo krijgen alle ouders, per kind hetzelfde bedrag aan kinderbijslag en schoolgeld, dezelfde terugbetaling voor ziekenhuis- dokters- en geneesmiddelen, en via dienstencheques dezelfde subsidiering voor poets- en huishoudhulp. Dat allemaal onafhankelijk hun inkomen, dus onafhankelijk of zij die maatschappelijke steun al dan niet nodig.
Zo kan men ook het huidige pensioenstelsel in vraag stellen. Is het te verantwoorden dat iemand die tijdens zijn actieve loopbaan een relatief hoog inkomen had en daardoor de mogelijkheid had om een aardig vermogen bijeen te sparen, ook nog een relatief hoog pensioen incasseert, alleen maar omdat hij daartoe ook hogere bijdragen heeft geleverd? Waarom hanteert men hier deze logica, in tegenstelling tot bvb kinderbijslag en ziektekosten?
Vandenbroecke heeft gelijk als hij zijn politieke collega's aanmaant om hun stoute schoenen aan te trekken en aan de bevolking te vertellen waar het op staat. Als wij onze 'welvaartstaat' sociaal willen houden en niet naar negentiende- en begin-twintig-eeuwse toestanden willen verzakken, en de minder gegoeden willen ontzien, zullen wij niet alleen bij de rijken en welstellenden, maar ook bij de 'middenklasse' moeten aankloppen.
In de toekomst zullen wij het principe: moeten hanteren dat gemeenschapssubsidies er enkel zijn voor diegenen het nodig hebben, omdat zij niet de mogelijkheden hebben of krijgen om voor zichzelf te zorgen.
Dat houdt o.a. in dat: kinderbijlsag, schooltoelagen, prijs van wpa- en dienstencheques,terugbetaling van ziektekosten, en alle subsidieringen en belastingsaftrekken voor bvb verbouwingen, hypothecaire leningen, isolerings- en energiebesparende investeringen, inkomensafhankelijk dienen gemaakt te worden. Als wij onszelf er dan ook nog toe te overhalen ons tevreden te stellen met een welvaartsvast, voor iedereen zelfde pensioensbedrag van netto ongev. 1.600 voor gezinshoofden, 1.300 voor alleenstaanden, en 1.100 voor samenwonenden, zitten wij misschien al een heel eind in de goede richting.
Een modern uitgeruste en voldoende bemande belastingsdienst die daadwerkelijk en efficiënt de belastingfraude aanpakt, zou voor minstens tien miljard meer gemeenschapsinkomsten kunnen zorgen. Samen met de besparingen in de sociale zekerheid, zou dit ons huidig overheidstekort 5% tot nul herleiden, waardoor wij alle bijkomende economische groei kunnen gebruiken om de immense staatschuld af te bouwen.
Maar voor velen onder ons, is dat tegen het zere been geschopt...
Integreren in een onbestaande gemeenschap is onmogelijk
Dat de steeds maar uitdijende kleine en grotere criminaliteit bij jongeren, zijn voedingsbodem heeft in de sociale uitsluiting welke vooral allochtone jongeren in onze samenleving ondergaan, kan geen zinnig mens meer ontkennen. Dat wij, onder het mom van de multiculturele en religieuze vrijheid, tot heden steeds te bang zijn geweest om onze waarden en normen op te dringen aan allochtonen, heeft daar zeker toe bij gedragen.
Alhoewel, om essentiële waarden geloofwaardig over te dragen, moet men die als samenleving zelf koesteren. En wie dat nog doet, behoort in deze maatschappij eerder tot de 'rariteiten', omdat men de de publieke moraal heeft vervangen door een cultuur van absolute vrijheid tot zelfbeschikking, en waar het 'consumeren' en bevredigen van de individuele behoeften tot een religie is verheven.
Alle pogingen om het integratieproces op gang te brengen, waren en zijn gedoemd te mislukken omdat men enkel mensen kan opnemen in een gemeenschap als men met zijn allen de bedoeling heeft om ook daadwerkelijk een (h)echte gemeenschap te vormen. Juist het gebrek aan dat samenhorigheidsgevoel, en steeds groter wordende sociale eenzaamheid en houvast dat daar het gevolg van is, maakt dat steeds meer, vooral jeugdigen, zich wenden tot conservatieve en orthodoxe fundamentalistische religievormen. Ten minste, als zij het verlokkelijke alternatief van de straatbendecriminaliteit weten te weerstaan.
Het kapitalisme en met zijn ongebreidelde individuele vrijheid heeft een gemeenschap van individuelen gecreëerd waardoor het begrip 'gemeenschap' in tegenspraak met zichzelf is gekomen. Deze samenleving leeft niet meer 'samen', waardoor er geen 'gemeenschap' meer is. Integreren in een onbestaande samenleving of gemeenschap is dus ook onmogelijk.
Sinds 1 januari rekent de horeca-uitbater jou en mij maar 12% btw aan, in plaats van voorheen, 21%. btw is de belasting die de consument betaald op het door de uitbater aangerekend bedrag. Een belasting aan de consument, en dus niet aan de leverancier van het product. Bij een verlaging van de aangerekende btw, zou dus logischerwijs ook de verkoopprijs incl. btw dienen te verlagen. Vanaf 1 januari zouden wij dus overal in een horecazaak minder moeten betalen voor onze consummaties of gerechten.
Zoals bij mijzelf zal het ook de meeste lezers dezes zijn opgevallen dat in zijn stamcafé, koffiehuis of favoriete restaurant de dranken, zo niet hogere, toch nog steeds dezelfde prijzen worden aangerekend. Een enquête van de verbruikersorganisatie OIVO bevestigd trouwens deze vaststelling. Zo zou 4% van de aangeboden schotels in prijs licht gedaald zijn, 3% een prijsstijging hebben ondergaan, en 93%, ondanks de btw-verlaging toch dezelfde verkoopprijs hebben behouden, en hebben de uitbaters hun prijzen, excl.btw, dus vergoogd..
Door de btw-verlaging om te zetten in winstverhoging, betaalt de consument weliswaar niet méér, maar voor nog de elementaire lagere schoolrekenkunde beheerst, is het duidelijk dat, door de lagere btw-ontvangst, wij met zijn allen als gemeenschap, de verhoogde winsten van de horeca-uitbater betalen.
Hoe een kapitalistische vrijemarkteconomie te rijmen valt met het subsidiering door de gemeenschap van privéwinsten, is mij niet heel duidelijk...
Sinds het begin van deze eeuw heeft het men het steeds meer over de "vergrijzing" van de bevolking en de daardoor te voorziene uit de hand lopende en zogenaamd onbetaalbare ziekte- en pensioenskosten. Uit Allerhande studies blijkt dat de steeds langer levende babyboomers van na de tweede wereldoorlog, vanaf 2015 een steeds grotere hap van de algemene middelen, opgehoest door een steeds kleiner wordende groep actief werkenden, gaan opeisen.
Door het oprichten van een 'zilverfonds', waar tot heden nog geen daadwerkelijke eurocent is in gestort, de creatie van een 'generatiepact', dat er zou voor zorgen dat minder mensen vroegtijdig op brugpensioen gaan, maar dat vrijwel effectloos blijft, en allerlei subsidieringen om oudere werknemers aan het werk te houden of in dienst te nemen, maar die de gemeenschap bijna evenveel kosten, als zij opbrengen, wekken de beleidmakers de indruk dat men er zich niet alleen van bewust is, maar er ook wat aan doet.
Niet dus. Politici weten dat de bevolking (nog) niet bereid is om effectieve, inspanning vragende maatregelen te aanvaarden. Ons economisch- en kapitalistisch samenlevingsmodel is namelijk tegen haar eigen grenzen aangebotst, of beter gezegd, door onze ongebreidelde hebzucht en onophoudelijk streven naar steeds meer 'welvaart', hebben wij die grenzen ruim overschreden.
De verwachting dat het 'terugkeren' naar minder buitenissige tijden, en het creëren van een evenwichtige en toch sociaal aanvaardbare kosten- batenmaatschappij, voor de beter- en middelmatig gegoeden, niet alleen een stagnatie, maar zelfs een achteruitgang van hun levenstandaard zal inhouden, maakt dat de 'gekozenen des volk' niet happig zijn hun kiezers te vertellen waar het op staat. In onze democratie wordt alleen het korte termijnbeleid beoordeeld, terwijl het langetermijnbeleid, zeker als dat op korte termijn alleen inspanningen vergt, meedogenloos afgestraft.
Zoals met de problematiek en zijn gevolgen, van de opwarming van de aarde, steken wij ook i.v.m. de gevolgen van het ongebreideld kapitalisme en het onvoorwaardelijke geloof in de 'vrije markt', onze kop in het zand. In onze zogenaamde strijd tegen de milieuverloedering, armoede, ellende en honger, en onze zorg om de toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen, lopen wij steevast te pletter tegen de muur van ons huidig, zowel groeps- als eigenbelang.
Tegen beter weten in, blijven wij geloven dat wij in staat zijn om de co²-, fijn stof, en andere schadelijke uitstoot tot een biologisch aanvaardbaar peil terug te dringen, zonder daarvoor moeten in te boeten op onze steeds stijgende energie- productie- verbuiks- en winstbehoefte. Ik kan moeilijk aannemen dat men nog niet heeft berekend hoeveel windmolenparken, tienduizenden km² zonnepanelen, en landbouwpercelen voor biogasproductie, daar voor nodig zijn. Dat die cijfers nog nergens naar boven zijn gekomen, geeft te denken.
In tegenstelling tot de milieuproblematiek, waar gezien de ontoereikende wetenschap over de natuurlijke evolutieprocessen, noch over oorzaak noch over gevolg een algemene consensus bestaat, Zijn de gevolgen van de vergrijzing min of meer exact te bereken. In tegenstelling van datgene, wat om welke reden ook, steeds wordt beweerd, gaat het er hem niet zozeer over of de pensioenen, ziektekosten e.d. binnen twintig jaar nog al dan niet betaalbaar zullen zijn, dan wel, of de actieve bevolking, die het hoogstwaarschijnlijk minder goed dan wij zullen hebben, de hen voorgeschotelde, steeds hoger oplopende factuur zullen WILLEN betalen.
Met de tijd zullen hervormingen van ons pensioenstelsel onvermijdelijk zijn, al zullen zij waarschijnlijk te laat komen, met een verminderd effect als gevolg. Men kan zich afvragen of in de stilaan aanbrekende tijden van krimpende gemeenschappelijke middelen, het nog verantwoord is om sociale uitkeringen aan iedereen uit te delen, onafhankelijk van hun kapitaalsbezit, -opbrengs- en/of -inkomen. Men kan zich afvragen of het aanvaardbaar is om aan mensen die tijdens hun ganse loopbaan, wegens hun aanzienlijk inkomen, roerend en onroerend bezit hebben kunnen opbouwen, en daardoor alleen reeds, een redelijk inkomen verwerven, ook nog een deel van de schaarser wordende algemene middelen toe te wijzen, waardoor de lage pensioenen ontoereikend laag worden houden.
Maar wetende dat in het deze strevers-, prestatie- en bezitsvermeerderingsmaatschappij, het 'veel verdienen' en/of veel bezitten, automatisch als gevolg wordt gezien van het zogenaamd "hard en lang werken", en men daarom ook meent recht te hebben op een (zelfs groter) deel van sociale voorzieningen zoals pensioenen, maken dergelijke deeloplossingen van de problematiek uiteraard geen kans bij de grote meerderheid van de bevolking, die alle voordeel heeft bij het behoud van het huidige stelsel.
Al zijn wij dan doof en blind, wij zijn en blijven daardoor, voorlopig toch, 'welvarend'. Et, après nous: les mouches...