" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
23-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 47
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A29    HOUDT DEN DIEF!

                       Westende, 28 juli 1938.

 

   De volgende middag riep hulpagent Marcel Gunst ons broertje tijdens het ballenrapen - middenin het spel - tegen de omheiningsdraad bij zich. Leon was het hele voorval met die baadster al lang vergeten, maar zij blijkbaar niét: "Als ge haar portemonnee weergeeft zal ze zekerlijk haar klacht intrekken. Maar ànders moet ik subiet de garde verwittigen: dan wordt dat iets voor de gendarmen, hé vriendje. En die lachen daar niet mee..."

   "Portemonnee?!!" Leon viel van héél hoog:

   "Ikke?! Maar ik heb geen portemonnee! Nooit gezien! En zéker niet van die madam! " Maar Leon had mooi bij hoog en laag zijn onschuld te zweren, het resultaat bleef onverbiddelijk, hoe het de Marcel ook speet: "Morgen om acht uur bij de garde, mét of zonder portemonnee, vriend..."

    Zijn wereld stortte in...Hij kon zijn aandacht niet langer meer bij zijn werk houden en liet verstek gaan toen de set beslecht was.

   Wat nù gedaan? Dat wijf had natuurlijk haar geldbeugel ergens verloren en, om geen rammel van haar vent te krijgen, de schuld op Leon gestoken! Een kind van den arme dat zich moeilijk kan verdedigen tegen die rijke Franse kliek. Die denken dat zo'n kleine luizenkrabber geen geld laat liggen als hij het kan meenemen, hé: armen stelen lijk de raven, dat is algemeen geweten!

   "Godverdomme, waarom moest ik me ook zo dreigend struis oprichten, na die kletsen met haar badmuts! Dat mensje heeft natuurlijk ineens schrik gekregen en zich nadien op die manier gewroken, dat is begrijpelijk...Maar al bij al zit ik nu met de gebakken peren!"   

   Miljaarde nondedju! Inderdaad: wat nu gedaan? Het gaan uitleggen bij moeder Erte? Maar wàt uitleggen? Dat hij van die portemonnee niets afwist en nog nooit van zijn leven één centiem had gepikt? En hoé haar te benaderen? Ze wilde hem in de Lac niet meer zien, zei ze gisteren... En zelfs als ze hem zou geloven kon ze bij die klacht niet tussenkomen: hij zat gekneld tussen dat badmutswijf en de garde. En van geen van beiden moest hij hulp verwachten, hoe onschuldig en goud­eerlijk hij ook was. Goudeerlijk? Jazeker Madam! Dat hij dagelijks een deel van zijn zuurverdiende centjes achterhield bij het afrekenen met moeder wist geen kat, dus dàt telde niet mee voor zijn reputatie. Ten andere, deze speciale manier van "sparen" beschouwde hij eerder als een soort sport.

    Was er dan op heel de wereld niemand die hem uit de stront kon trekken? Zijn Olgatje was ver de enige die hem zou verdedigen, maar wist ze wel tegen wié of wàt? En vóór ze morgenmiddag gras ging trekken kon hij haar toch niet spreken.       .   Van zijn broer Joseph moest hij geen goede raad verwachten...Wie bleef er dan nog over? Agent Marcel Gunst zélf?...Die durft zeker niet tegen de garde ingaan... Meester Engelborghs misschien?... Op zo'n korte tijd kon hij die nooit vin­den... Jetje dan maar?

   

    " Die is zot zeker! Gij geld stelen!  Maar mijn arm schaap toch! ...Ze heeft natuurlijk haar centen ergens verlo­ren of mislegd en profiteert ervan dat ze u onder de deur van haar cabine heeft zien kruipen...Of 't zou moeten dat iemand écht haar portemonnee gepikt heeft en gij passeerde juist op het slechte moment. Maar dat geeft haar nog geen recht om een kind voor dief uit te maken! Zo maar, zonder een schijn van bewijs"

   " 't Ergste is nog dat madam Erte mij verboden heeft nog voorts op de Lac te komen. Niet omdat ze mij verdenkt een dief te zijn, maar om zichzelf uit de wind te zetten en op een goed blaadje te blijven bij dat mens. Die zou haar anders bij me­neer Schelles, haar huisbaas, kunnen gaan zwart maken en zor­gen dat ze daar buitenvliegt uit de Lac...Want al die vreemden klitten aaneen lijk distels..."

    " Bon, als ze daar bang voor is dan blijft ge daar weg...Het is toch geen drama dat ge niet meer in de Lac moogt gaan kuisen, zeker? Die paar frank zal Marie wel kunnen mis­sen hé!  Daarbij: volgende week zit ge op de Astrid en dat is stukken beter dan cabines poetsen, vent. Wat is er dan nóg zo van belang? 's Avonds naar die artiesten staan zien van ach­ter het gordijn? Ik zou d'er nog geen stap voor verzetten, met al hun pretentie! "

   " En Olgatje, mijn lief, is dié niet van belang? " Het was eruit voor hij het wist, zó erg werkte haar gezalf op zijn zenuwen: " En gebaart maar niet van krommenaas: ge weet al lang dat ik met Olgatje vrij!  Als ik daar niet meer omtrent mag komen, maakt zij het àf! " De krop in zijn keel deed zijn stem versmachten.

    “" Och ventje, liefde en vrijen is iets voor grote men­sen. Dat is heel wat straffer dan twee kinders die elkander gaarne zien. En als dat meistje het afmaakt omdat gij er een paar dagen niet omtrent komt, dan is ze niet waard dat gij er van wakker ligt, hé. Morgen is uw liefdesverdriet al vergeten! Maar als ze een écht vriendinnetje is komt dat met de tijd allemaal wel weer goed..."

    Leon had duidelijk vanwege ‘een groot mens’ zoveel begrip voor zijn hartepijn niet verwacht maar wilde zich even­min door haar laten kleineren. Zijn liefdesverdriet - wat jong­eren in hun geheim- taal "ledevede" noemden - liet hij niet zomaar luchtig weglachen!

    " Tante Jetje, wat weet gij nu van ledevede! Ge hebt verdimme nog nooit van uw leven een vrijer gehad! " Vlam, die zàt!

   Maar Jetje pareerde hautain:" Tiens, ledevede, zeggen ze dat nog bij de kinders? Toen ik klein was mochten we daar nooit open over spreken... Maar met ouder te worden ondervindt ge wel dat ge ook zonder vrijer zeer aan uw hert kunt krijgen... Ja, denkt daar maar eens over na, inplaats van in 't wilde weg te schoppen lijk een zot...Als ge iets van ledevede moet we­ten..." Kom dan maar bij mij, wilde ze nog zeggen, maar hield zich net op tijd in.

   Even hing er een beschaamde stilte tussen hen. Leon begreep plots hoe stom het was om, nu hij zo diep in de put zat, zijn enige steun en toeverlaat nodeloos te affronteren. En Jetje kon zich wel voor de kop slaan dat ze haar eigen ziekelijke liefdeskronkels bijna aan de neus van die snotter had gehangen.

   Leon besloot het over een andere boeg te gooien en vroeg met zijn liefste fleemstemmetje: " Tante Jetje, kunnen wij niet samen naar madam Erte gaan. Ik zal buiten blijven staan terwijl gij het uitlegt..."

   " Maar wat valt er in godsnaam uit te leggen!? Zij weet ook wel dat gij dat geld niet gepikt hebt. Maar ze wil daar niet tussen komen om zelf geen last te krijgen, da's al. Dat gij met haar dochter wilt lopen heeft daar niets mee te maken. Dat moet gij met dat meistje uitklappen... En vooral één voor­waarde respecteren: klapt gelijk waar, maar niet in de Lac! Er zijn toch zeker nog wel àndere verdoken plekstjes waar ge malkander trof, hé..."

    " Ze gaat iedere dag rond de vieren gras trekken voor de konijnen aan 't Yperleed achter de duinenweg neffens Deputter...Vroeger, toen moeder nog geen groenteafval uit de keuken van haar werk mee naar huis nam ging ik daar ook trekken. Maar nu zit ik rond dat uur nog volop in de tennis..."

    " Wel, moet ik soms een tekeningestje maken!? Ha, bon! Dan verliest ge maar een paar frank, of past 's avonds met Marie het tekort bij uit uwen spaarpot: zo simpel is dat...Maar daarmee zijt ge natuurlijk nog niet van die klacht af hé. De garde zal die niet licht laten schieten, dat ziet ge van hier!  Voor één keer dat hij ons den duivel kan aandoen zal hij zeker van deze klacht profiteren om wraak te nemen voor die belastende getuigenis die wij hem destijds aan zijn been lapten!  Hoe zoudt ge zelf zijn! ..."

    “ Dus moet ik morgenvroeg bij hem te biechte gaan?"

<!--[if gte mso 9]> </w:latentst

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
23-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
24-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 48
Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GARDE CYRIEL CALCOEN.

Zonder Marie van zijn gewijzigde dagindeling te verwit­tigen trok Leon de volgende morgen naar de garde op diens bureel in het gemeentehuis. Marcel Gunst zat op de vensterbank met een scheve snuit tussen zijn tanden te peuteren. Toen de mannen hoorden dat de kleine geen portemonnee terug kwam geven omdat hij die niét gestolen had liet de Cyriel Calcoen zijn leedvermaak de vrije loop. Ha, hij wilde niet bekennen? Voor hem niet gelaten, hoor! De gendarmen moesten het nu maar verder uitzoeken, hé: hij had zijn plicht gedaan! En patati en patata. Het viel al bij al nog mee: Leon had zich aan een brutalere ondervraging verwacht. Zoiets lijk een roeffel met de matrak...

    Maar het venijn zat zoals gewoonlijk in de staart: " De Marcel hier heeft gehoord dat er sprake is van in augustus te gaan varen? Vergeet dat, hé: ge moet voor het onderzoek van de gendarmen op ieder moment van de dag beschikbaar zijn. 't Beste is nog van zolang in huis te blijven... Tenzij ge in den amigo vastzit..."”

    Wat? Niet mogen gaan varen? De Astrid laten schieten? Dat zullen we eens zien, zeg! Over zijn lijk verdomme! Met nog geen tien paarden kregen ze hem van zijn boot af! Met een verbeten kop en vlammende ogen sprong hij op en doorboorde de garde secondenlang zwijgend met zijn moordende blik. Deze voelde dat hij te ver was gegaan: "Hey-hey, kalmaan hé vent! "

    Maar Leon had zich weer helemaal in de hand, ook al trilde hij over alle ledematen: " Ik heb niks mis­daan... Niemand, en 'k zeg wel: niemand... zal mij weerhouden van te gaan varen!

   Niemand, of ik doe een ongeluk...En steekt die dreigementen met den amigo maar in uw gat, garde: mij draait niemand in den bak. Daar zijn ik nog veel te jong voor...en bovenal: ik heb niks misdaan...en dat weet gij zeer goed! " Plots trok het rode waas voor zijn ogen weg en kreeg hij in een flits een grandioze ingeving: " Ik loop nu recht naar meester Engel­borghs en die zal de advocaat wel verwittigen van uw vuil manier van doen! ... Ge zijt mij zonder reden aan 't koeioneren... puur uit wraak dat ik tegen u getuigd heb over de bomaanslag op ons vader...En ge tracht mij bang te maken zodat ik mijn woorden van toen zou intrekken!  Wel garde, ge zult het geweten hebben! " Leon had de deurklink al in de hand.

    " Hélaba snotter! Zó niet hé! De Marcel hier kan ge­tuigen dat ik nooit heb afgedreigd! "

    " Ik heb dat anders wél zo verstaan, garde!" En als een weerlicht schoot hij het bureel uit en zette het buiten op een lopen.

 

    De meester was jammer genoeg niet thuis en op slag voelde Leon zich zo kwetsbaar als een naakte pier. Op de tennis spookte heel de rest van de dag zijn brutale bek tegen de garde door zijn hoofd. En hoe later het werd hoe banger hij werd voor de ge­volgen: nu had hij zich pas goed in vuile nesten gedraaid!

    Tegen vieren hield hij het niet langer uit en ging langs het Yperleed op zoek naar zijn Olgatje. Van ver herkende hij haar ranke figuurtje op hun gebruikelijk plekje achter de berm van de Duinenweg in de wei van boer Deputter. Ze bleek niet eens verrast toen hij zo plots bij haar opdook, en zeker niet blij verrast. Wat moest dàt nou betekenen? Stront aan de knikker?

    Haar enige reactie op zijn vragen beperkte zich tot wat voor zich uit gemompelde monosyllaben, terwijl zij naarstig voort bleef grastrekken. Hij kreeg het ervan op zijn heupen.

    " Zeg, hebt ge weer de vodden, dat ge zo'n vuile smoel trekt! " Hij had dit Jetje een tijdje geleden tegen zijn moe­der horen zeggen en was er achter gekomen dat dit te maken had met de periodisch weerkerende bui van slecht humeur bij "de vrouwmenschen".

    " Leon Petré, bemoeit u met uw eigen zaken en laat mij gerust! Gij hebt mij laten stikken overlaatst, wel nu kunt gij de pot op, zie! "

    " Ik u laten stikken?! 't Is uw ma die mij verboden heeft nog omtrent de Lac te komen!  Omdat ze voor mij geen last wilde krijgen met mamzel d'Englebert..."

    " Zeg ventje, die haring braait niet, hé! Mamzel is van deze middag terug naar Brussel vertrokken, dus dààrom moet ge't niet laten!"

    Nee, ge loopt weg lijk een dief omdat dat mens u wat kletsen verkoopt, zonder mij iets te zeggen!  Ik heb mij zot gezocht achter u, die avond, weet ge dàt? Ik, stomme geit, dacht dat meneer een ongeluk gekregen had...Ha,  ik had het verdikke  moeten weten! "

    " Wel is dat geen ongeluk, als ze u valselijk van dief­stal beschuldigen en spreken van u in de amigo te steken? En ge kunt er niets tegen doen, is dàt geen ongeluk? Omdat ik onder haar cabine achter de bal zoek - die Mamzel Olgatje Erte daar tussen haakstjes verloren smeet, hé weet ge nog? – daarom beweert dat mens dat ik haar portemonnee heb gepikt!  En ik heb schoon zeggen dat het niet waar is: mij gelooft geen kat! Is dàt geen ongeluk? Waart ge niet zo rap achter uw boterham gelopen dien avond, ge had kunnen getuigen dat ik onschuldig was...Van laten stikken gesproken hé! "

   " Ik ben niet gaan lopen! Gij stuurde mij weg!  En er is bij ons thuis nooit sprake geweest dat ze u van dief­stal beschuldigden..."

    " Wel, dat is anders wat uw ma mij de avond nadien klaar en duidelijk zei toen ze mij aan haar kassa tegenhield: na ons balspel had dat Frans mens gereclameerd, waar de Marcel Gunst bijstond, dat er een voyou in haar cabine was gekropen en dat ze haar portemonnee kwijt was. In feite twee aparte zaken die zij zonder lang nadenken in één zak smeet. Of Gunst heeft dat vaneigens voor het gemak op één blad genoteerd. In elk geval uw ma heeft de Gunst nog geholpen om de klacht van dat serpent te vertalen... Misschien zonder te weten dat het om mij ging, da's mogelijk...”"

    “ "Mijn mama zou zoiets nooit zeggen van u..."”

    “ "Da’ kan allemaal wel zijn, maar in het proces-verbaal dat de garde mij deze morgen heeft voorgelezen - en dat uw ma tussen haakstjes heeft helpen opstellen hé - staat met zoveel woorden dat die voyou zonder twijfel den dief was. Moet ik soms nog zeggen 'Merci madam Erte' omdat ze later de Gunst vertelde dat Leonnetje Petré onder die cabine was gekropen? Ze zei er wel bij dat ik zeker geen dief was, maar voor de garde telt dat niet hé!  Hij heeft een naam om zijn onderzoek mee te beginnen, en wélke! Namelijk de kleine Petré die hem zo den duivel heeft aangedaan bij de gendarmen! Verdomme die snotter zal hij eens leren, zie, om in 't vervolg zijn bakkes te houden! "

  Olgatje had zijn betoog met stijgende verbazing gevolgd en proestte het tenslotte uit. Maar Leon deed niet mee.

    " Ja-ja! Plezant hé? Ik lach mij kapot! "

    " Nee ik moet lachen met dat 'kleine Petré' en ge zijt bijna groter dan ons pa...Och dat komt wel weer goed...Die mamzel d'Englebert is terug naar huis en zal dat accident wel rap vergeten..."

    "Ja, zij wél, maar de garde niet!  En zolang hij geen kop legt, kan ik niet gaan varen...Maar wacht eens, ik denk daar aan iets: we zouden wij dat geld misschien kunnen terugvinden, zogenaamd, onder de houten rooster van de cabine...Of nog beter: uw mama! Als ik mijn spaarpot omkeer kom ik aan zevenentwintig frank en cen­tiemen...De garde zei dat er naar schatting een dertig frank in die portemonnee zat: op een paar frank zal dat wijf toch niet chicaneren om haar klacht in te trekken, hé..."

   Olgatje was ondertussen naast hem komen zitten:

    " Ik kan misschien ook een beetje bijleggen, hé: dan zijn we rond. Maar ik weet niet of ons ma zal willen meespelen..."

    " Zou ze dat niet willen doen voor de vent van haar dochter?"

   Na een moment van opborrelende verrukking barstten ze beiden in gierend lachen uit en vóór ze het wisten lagen ze in een wilde omhelzing onstuimig te rollebollen in het hoge gras van de berm. Hij gaf haar plots een pakkerd in de hals en zij maar gillen van 'hou op' en giechelen dat het zo kietelde...

    " Vent, 't is hier de moment! " schoot het door zijn hoofd en zijn rits zoentjes naderden gaandeweg haar mond als ware hij een vogeltje dat graantjes pikte. Zij lachte niet meer maar hijgde zwaar en scheen vantussen haar lange bruine wimpers gespannen zijn sluikse nadering te volgen. Tot ze hem opeens, met de flitsende zwaai van een soezende poes die een vlinder uit de lucht slaat, bij beide oren greep en stevig zijn natte mond op de hare drukte: Nèèè!  Maar vóór hij van zijn verrassing bekwam en het zalige genot van de nieuwe situatie kon proeven trok ze hem alweer met dezelfde greep van zich af.

   " Is 't dàt wat ge wilt? Cinematje spelen? Een smak lijk op 't einde van de Franse film...bij 'Fin'...?"

   " Kom,...nóg eentje,...om het niet àf te leren..." was alles wat hij boven het bonken van zijn hart gezegd kreeg. En dan opstandig: " Maar stopt met trekken aan mijn oren! Dat heb ik in de films van de "Nova" nog nooit gezien! "

    " Toch wel, in de "Légionaire"... Rappelleert ge't niet meer?" Plots zong ze, de handen smekend naar de wolken ge­strekt, met de pathetische neusstem van Edith Piaf: " Il sen­tait bien le sable chaud...mon légionai-ai-ai-re! !" Ze barstte in zo'n klaterend gelach uit dat de mussen rondom opvlogen.

    " Stil verdomme! Moet heel '‘t dorp het soms ook horen! Geeft mij liever nog een zoet tootje..."   

    " Salut, gij! 't Is al goed geweest met uw vuile manie­ren...We moeten naar huis, komaan... Zien wat mijn mama denkt over die dertig frank uit onze spaarpot." Ze stond al vinnig recht naast zijn lome lijf en wierp wat schichtige blikken in 't rond over de grasberm. Maar alles was veilig en speels schopte ze in zijn lenden: "Allee chérie! Debout les morts! "

    Die Franse film kende ze blijkbaar rats van buiten.

 

    Olgatje stapte bij haar moeder binnen in het glazen kassahokje van de Lac terwijl Leon op het voetpad bleef wach­ten. Tijdens het gesprek zag hij madame Erte een paar keer van neen schudden en begon al een naar voorgevoel te krijgen. Inderdaad hé: schone liedjes duren niet lang...

     Zijn lief wenkte hem binnen: " Mijn mama moet iets zeg­gen..." Hij nam zijn alpinmuts af en wachtte platgeslagen op het laatste oordeel. Yvonne wond er geen doekjes om:

   " Dat van die spaarpot kunt ge vergeten Leon..."

    " Maar Madam Erte, zonder dat geld zal die mamzel nooit haar klacht intrekken! En zolang dat niet gearrangeerd is heeft de garde mij verboden van uit te varen!  Ge kunt toch gemakkelijk tegen de Gunst zeggen vanavond dat ge die porte­monnee onder de houten rooster van de cabine hebt weergevonden: die mamzel komt d'eerste weken toch niet terug, en tegen dàn is ze het vergeten...Maar ondertussen heb ik tenminste kunnen gaan varen..."

    " Ouw!! Stop! Jesus-Maria, gijsse doorjager!  Luistert nu toch eerst eens wat ik zeg!... Die spaarpot kunt ge houden want ze heeft haar portemonnee teruggevonden. Die is ze ten an­dere nooit niet kwijt geweest...Ze had hem thuis vergeten mee te nemen toen ze overlaatst naar hier kwam zwemmen. Haar vriendin Mamzel de Borremans had haar gewoon voor haar deur rap-rap met de voiture opgehaald en die heeft heel de middag alles betaald, in de bar en zo...Zo gaat dat bij dat volk...Maar Mamzel de Borremans is uit de bar vroeger vertrok­ken, terwijl d'Englebert nog is gaan zwemmen en u nadien aan haar cabine aftroefde. Maar toen ze bij het naar huis gaan nog een paar postkaarten wilde kopen, zag ze dat ze geen geld had. Door al die cocktails in de bar was haar eerste gedacht natuurlijk van 'houdt den dief', ook door die inbreker te snappen in haar cabine..."

   " Maar ik heb nooit ingebroken in haar cabine! " riep Leon verontwaardigd: " Ik lag daar enkel op mijn buik te zoeken achter..."

   " Ja-ja, ik weet het! Ik zeg het om te lachen..."

    " En wanneer is ze dan komen zeggen dat ze haar porte­monnee teruggevonden had?"

    " Nooit...'t Is door dat ze vanmorgen hier nog iets moest komen regelen vooraleer terug naar Brussel te vertrekken en ik haar het geld uit die fameuze portemonnee zie nemen...Ik herkende die uit de duizend:  een ovalen leren onzelieveheren­beestje met een tirette in 't midden. En van 't verschieten zeg ik zo: tiens, mamzel, hebt ge hem teruggevonden? Ha oui, lacht ze zo, en ze vertelt mij heel die historie...en van de cocktails in de bar..."

    " En weet de Gunst dat al? Anders blijft die zever duren met de garde en geraak ik nooit van zijn dreigementen verlost. Ik wil nu toch wel eens met een gerust hart kunnen gaan varen! "

   " Allee, 'k zal het hem zeggen, vanavond, bij 't sluiten van de kas..."

    Achter haar moeders rug stond Olgatje hem met een dikke teutmond van een negerin duizend stille kussen toe te sturen. Leon proestte het uit.

   Haar moeder had niets gezien en glimlachte mee :" Ik ben stijf content dat ik u weer kan doen lachen, vent." zei madam Erte tevreden...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
24-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
25-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 49
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A30BIS  DE SUDETENKRISIS :EEN WESTERS VERRAAD.

 

In de herfst van 1938 werd het duidelijk dat de Westerse democratieën niet van plan waren voor de verdediging van de Spaanse republiek een wereldbrand te ontketenen. Nu de burgeroorlog, na de mislukking van het rode Ebro-offensief, onweerstaanbaar uitliep op een overwinning van Franco, trachtten Engeland en Frankrijk een vergelijk te zoeken met de rechtse dictators. Hitler en Mussolini gingen tenslotte akkoord om zich uit Spanje terug te trekken nà de ontbinding van de linkse Internationale Brigades op 15/11/38.

Stalin stopte de wapenleveringen aan de Republikeinen: met zijn zuiveringsmanie had hij tijdens de aflopende Moskouse processen zijn eigen leger onthoofd (door o.a. 20.000 officieren te laten fusilleren) en daarna in Spanje moeten vaststellen dat zijn resterende militaire leiders hopeloos achterlagen op hun moderne rechtse tegenstanders. Om zijn strijdkrachten terug op poten te zetten besloot hij voortaan de "zuiveringen" te beperken tot zijn oude politieke vrienden waarmee hij tot nu toe de macht had moeten delen.    

Mussolini oogstte met zijn massale interventie (70.000 man! ) in Spanje de beoogde lauweren en had Italië in het gebied van de Middellandse Zee het prestige van een nieuwe grootmacht bezorgd. Met een aanval op Albanië hoopte hij binnen kort deze lauwerkrans te vergulden…

Hitler zag, na het uitblijven van Westerse reactie op zijn "Anschluss" van Oostenrijk (15/3/38), de weg vrij voor een nieuwe "zachte" expansie: Tsjechoslovakije. Daar werden in de districten langsheen de grens met het Derde Rijk (het z.g. Sudetenland) "drie miljoen Volksduitsers vernederd". Een sterke pro-nazi beweging onder leiding van Conrad Henlein eiste er voor dit gebied eveneens "Anschluss" bij Duitsland.

Gefinancierd door de nazi's en aangevuurd door Hitlers wraakzuchtige redevoeringen pleegden de stoottroepen van Henlein voortdurend rellen en moordaanslagen waarvan de schuld door de Duitsers onveranderlijk in de schoenen van de Tsjechse politie werd geschoven. Met veel omhaal, leugens en brutale chantage eiste de Führer van president Benès steeds méér toegevingen om zijn "onderdrukte Duitse volksgenoten te beschermen tegen brutaliteiten van Tsjechse bandieten" en dreigde uiteindelijk gewapenderhand tussen te komen.

De Britse Premier Chamberlain en Daladier van Frankrijk poogden te bemiddelen en een volksraadpleging in de betwiste gebieden te organiseren. Maar onder de druk van Hitlers agressieve chantagepolitiek moesten ze "om de vrede te bewaren" steeds meer toegeven op de rug van de Tsjechen. Op 21/9/38 presten zij tenslotte Praag om de grensdistricten met een gekende Duitstalige bevolkingsméérderheid onmiddellijk en zonder volksraad-pleging aan het Derde Rijk over te dragen. Over de rest van Sudetenland kon later beslist worden...

Maar zó verstond Hitler het niet! De volgende dag eiste hij dat het vollédige Sudetenland uiterlijk op 1/10/38 bij Duitsland zou worden aangehecht! Daarenboven diende het district Teschen, een steenkoolgebied zo groot als Luxemburg, aan Polen te worden afgestaan terwijl Hongarije de zuidelijke helft van Slovakije cadeau zou krijgen.

Dit kon Benès onmogelijk toestaan: in deze bergachtige grensgebieden had het Tsjechse leger een oninneembare fortengordel gebouwd, sterker dan de Franse Maginotlinie. Als hij deze districten ontruimde zou de republiek volledig weerloos zijn. Hij besloot dus te vechten en mobiliseerde onmiddellijk 1 miljoen man. De Engelse en Franse politieke leiders sloegen in paniek toen Hitler op 24/9 zijn troepen langs de Tsjechise grens in alarmtoestand bracht. Op aandringen van Mussolini ging de Führer in extremis akkoord om twee dagen later onder de vier Groten - maar zonder Benès - in München een vredesconferentie te beleggen.

Na heel wat getouwtrek moesten Chamberlain en Daladier inzien dat ze machteloos stonden tegen Hitlers brutale expansie-eisen. Ze vielen van de ene toegeving in de andere en tekenden tenslotte uitgeput in de nacht van 29/9 een eerste akkoord over het hoofd van Benès heen.

Toen ze de volgende morgen de vertaling kregen bleek het stuk dat ze getekend hadden veel verder te gaan dan zij gemeend hadden. Tijdens een nieuwe conferentie in de loop van 30/9 slaagden ze er enkel nog in een paar komma's te verplaatsen en legden zich tenslotte neer bij het bedrog. Naar de buitenwereld toe lieten zij uitschijnen de wereldvrede te hebben gered ("Peace in our time! "), wat overal geslikt werd als zoete koek, behalve dan in Praag! Toch was Daladier bij zijn landing in Parijs verwonderd door een grote menigte te worden toegejuicht. Hij vreesde eerst dat ze hem kwamen molesteren en fluisterde zijn cabinetchef opgelucht toe: " Ces cons !"... 

Tussen 1 en 10 oktober bezette Hitler vervolgens het hele Sudetenland en veroverde zonder één schot te lossen de sterkste Europese fortengordel, terwijl 700.000 Tsjechen met geweld uit dit gebied verdreven werden. President Benès vluchtte op 5/10 naar Engeland toen Polen het rijke Teschen-bekken annexeerde. Aangepord door de Führer bezette Hongarije op 2 november 20.000 vierkante km Slovaakse grensdistricten. De rest van Slovakije kreeg samen met Ruthenië "autonomie" onder leiding van een plaatselijke fascist, Monseigneur Tiso.     

Door die lamlendige "oplossing van de Sudetenkwestie" verloor de rompstaat Tsjechië 70% van zijn industriële rijkdommen én zijn politieke identiteit. Het duurde dan ook tot 30/11 vóór de Kamers er in slaagden een nieuwe president aan te stellen: de oude, zwaar zieke hartpatient Dr Hacha. De weerloze man, laffelijk genegeerd en zelfs verguisd door het Westen, zal na een hele reeks knievallen op 15 maart '39 door de Führer verplicht worden "de hulp van de Duitse troepen in te roepen om de 'Volksgenossen' tegen vuige Tsjechse bandietenstreken te beschermen", zoals dat heette...

Waarop Hitler Tsjechië bezette en omvormde tot het protectoraat Bohemen en Moravië. Exit Dr Hacha...De westerse ‘grootmachten’ waren zó zelfingenomen over hun manier van “wereldvrede-redden” dat ze kort daarop als toppunt van lafheid met Hitler een vriendschapsverdrag sloten!


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
25-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
26-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 50
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A31   NONKEL RENE.

 

                                                         WESTENDE, 2 augustus 1938.

Wie dacht dat de garde zich zonder meer bij de brutale bek van Leon zou neergelegd hebben, geloofde echt nog in de goede Sint.

Want reeds de volgende avond vertelde agent Gunst aan Yvonne Erte dat hij bot gevangen had toen hij zijn onnozel verslag over de zogezegde “verloren/gestolen” portemonnee van mamzel d'’Englebert wilde schrappen. Zijn baas was tegen hem uitgevlogen en geschreeuwd dat enkel het slachtoffer haar klacht kon intrekken: zolang ‘die Brusselette’ dat niet persoonlijk vroeg bleef het onderzoek tegen Leon doorlopen. En aangezien Mamzel met de noorderzon en de trein naar Brussel was verdwenen, kon dat nog eventjes aanslepen.

Olgatje bracht de morgen daarop het slechte nieuws met de fiets naar Leon op de tennis. Na een moment van verslagenheid besloot het koppel nog eens bij meester Engelborghs aan te kloppen.

“" Hij weet dus dat er nooit sprake geweest is van een diefstal?  En tóch heeft hem gedreigd van u in de amigo op te sluiten? !”" lachte de meester:" ”Hij was toch niet zat zeker, zo vroeg in de morgen!  Waar haalt hem dàt uit!  Ik zal hem één dezer dagen eens aan zijn oren gaan trekken, zie...”"  Alsof het een stout ventje was.

“ "Maar meester, zo lang kan dat niet wachten!  Ik moet overmorgen kunnen beginnen op de Astrid: tegen dàn moet dat uit de voeten zijn!" ”

“" Geduld, jongen: laat de garde gerust zijn misstap doen en u verder nog wat koeioneren. Dat is goed voor onze zaak: daarmee delft hij zijn eigen graf..."” En dan theatraal:" ”Afdreigen van getuigen... hinderen van het normale rechtsverloop en wie weet wat nog meer...Onze advocaat zal in zijn handen wrijven!" ”

 

Toen ze getweeën weer op straat stonden konden ze met hun klompen aan voelen dat het zware langeafstandsgeschut van de meester veel te ver over het doel schoot en voor het vaarverbod op de Astrid geen onmiddellijk soelaas zou brengen. Terwijl de tijd onder-tussen begon te dringen.

Zou Jetje geen snellere uitweg kunnen vinden, opperde Leon, zoiets kort en goed, recht voor de raap?  Olgatje kon hem daar jammer genoeg verder niet bij helpen: ze moest met haar moeders fiets dringend terug naar huis om niet de wind van voren te krijgen. En al had hij van hun ontroerend afscheid heel wat verwacht, méér dan een bemoedigend lachje kon er ditmaal niet af...

Jetje stond haar stoep te schuren “ "Moest gij niet naar den tennis vandaag?" ” vroeg ze verwonderd. Maar vooraleer hij kon antwoorden klonk als een echo dezelfde  vraag vanaf de overkant van de straat, enkel een stuk harder en killer. Leon schrok zich een aap: moeder en zijn nonkel René keken hem over de haag van zijn voortuin onderzoekend aan. Hij was potverdikke helemaal vergeten dat zij vandaag haar vrije dag had!

Jetje kreeg medelijden met zijn rode kop en fluisterde hem in:"” Niet teveel zeggen! "” En naar haar vriendin aan de overkant riep ze:"Ha, ge zijt thuis!  En nog in schoon gezelschap, naarvolgens dat ik zie!  Ge moet u niet generen, ! ...Tiens '’t is René!  Lang niet gezien, jongen!  Hoe komt gij hier aangewaaid?  Toch niet ziek zeker? "”...Zo ratelde ze nog een poosje voort want in het afleiden van de aandacht stond ze haar mannetje als de beste. En terwijl ze de overdonderde nonkel René zijn levensloop liet toelichten kreeg Leon ruim de tijd zijn alibi wat te fatsoeneren.

Toen hij aan de beurt kwam hield hij de ingekorte, ongedateerde versie van zijn eigen “probleempje” boven de doopvont. Waarom hij niet op de tennis werkte?  Agent Marcel Gunst was hem daar komen verwittigen dat een adellijke mamzel haar portemonnee in de Lac was kwijt-gespeeld en Leon verdacht van diefstal. Wanneer dat gebeurd was zei hij er niet bij. Ook de rest hield hij opzettelijk tijdloos vaag: hoe en wanneer de garde hem over die verdwijning ondervraagd had en madam Erte dat geld rap terugvond. Dat ze de garde langs Gunst om van de goede afloop verwittigde was al vergeefse moeite geweest, klaagde Leon, want deze weigerde de klacht te schrappen als die mamzel daar zelf niet om vroeg. En, klap op de vuurpijl:  onderwijl had de champetter Leon verboden te gaan varen zolang het onderzoek niet was afgesloten...

“ "Hoezo, niet gaan varen? !"” vloog René uit:" ” Die kwiebus heeft daar niets aan te zeggen!"”

“ "Zegt dat tegen hém!  Mij dreigt hem in den amigo te steken indien ik zijn verbod aan m'’n gat lap!"”

“"In den amigo?  Die is zot zeker? !”"

Na nog een paar halve waarheden over zijn bezoek aan meester Engelborghs en wat deze dacht over het afdreigen van een lastige getuige had Leon zijn moeder en nonkel René zover op zijn hand dat de mannelijkheid van de garde ernstig in gevaar kwam.

Gaat gij maar rap terug naar den tennis" “ zei Marie kwaad: "” We zullen wij dat eens gaan regelen bij de garde, zie!  Wat denkt dié wel, zeg!" ”

Maar Jetje, die er niet op uit was om Marie nauw bij haar gekonkelfoes met Leon te betrekken, kon haar overhalen om nonkel René de zaak met de garde te laten ‘uitpraten’...

 

Die maakte er echter weinig woorden aan vuil toen hij de champetter tegen de toog van ‘Het Paard’ zag plakken. Hem buiten krijgen ging niet zo vlot, maar hij  wilde hem liever niet in z'’n hemd zetten in bijzijn van getuigen.

“"Wat ik te zeggen heb is '’t volgende, garde: mijn kozze Leon Petré gaat vanaf overmorgen met mij mee varen op de ‘Astrid’. Goed verstaan?  En als ge hem nog één keer met uw zever van die portemonnee koeioneert gaat ge u dat voor ’t gerecht zwaar beklagen..."”

“" Ha, ik zou wel eens willen weten waarom!" ”

“ "Wilt ge weten waarom?  Luistert:  ik heb een goede vriend die ik vertrouw als m'’n eigen bloed. Die heeft mij nog geen maand geleden tussen pot en pint iets heel aardigs verteld:  over gij en de Steiner in de doorsteek, de morgen van de moord op den Dis...Hoe dat ge ruzie maakte over twee gestroopte konijnen en met uw zatte kloten bijna in de put viel die Dis naast die obussen had gegraven. Hoe dat de Steiner aan die hoop munitie wilde beginnen prutsen en dat gij hem bij zijn schabbernak achteruit hebt getrokken...”"

“ "Wel, dat was mijn goed recht!" ”

“ "Zeker, garde, zeker. Met dàt verschil dat ge altijd volgehouden hebt die obussen nooit gezien te hebben, hé...”"

"“ Och sul, wat weet gij daarvan! "”

“ "Gij vergeet zeker dat Marie mijn zuster is?  En dat de gendarmen van Nieuwpoort u over die obussen ondervraagd hebben waar zij bij was, in uw buro, samen met Jetje en de meester en de advocaat?  En dat ge gezworen hebt dat ge dien morgen geen obussen hebt gezien...Ik kan bewijzen dat ge meineed pleegde, en zal dat ook doen als ge nog één keer voor ons voeten loopt. Goed verstaan hé garde: nog één keer en ge hebt het spek aan uw kloten! ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 51
Klik op de afbeelding om de link te volgen

VISSEN MET DE 'ASTRID'.

Toen René op de fiets de hoek van de Zeelaan insloeg zag hij met leedvermaak de garde nog steeds naast de deur van ‘Het Paard’ staan treuzelen. Zijn donderpreek was blijkbaar niet in dovemansoren gevallen.

Zijn dreigement met die onbekende getuige was maar een blinde slag in het donker geweest. Gerard Pylieser ,zijn schipper ,had hem dat een tijdje geleden verteld toen ze na de laatste voorjaarsstorm eens flink doorzakten aan de toog van ‘Het Anker’ op de kaai. Gerard scheen die getuige héél goed te kennen ,want het verhaal zat vol levensechte trekjes :zeker géén uit de duim gezogen zattekullenpraat...Hij noemde hem ‘de loerder in de duinen’. Maar hij weigerde er mordicus een naam op te plakken en was dichtgeklapt toen René er in het begin nog wat speels op aandrong. Toen hij steeds maar blééf doordrammen om man en paard te noemen, had de schipper plots zijn halfvolle pint op de toog gekwakt en was koleriek weggelopen. En om - zéér tegen zijn gewoonte in - een halfvolle pint te laten staan, moet dat zeuren hem formidabel geërgerd hebben...Sinds dit voorval is er in elk geval nooit meer over deze geheimzinnige getuige gesproken...Wat niet belet dat René graag een stoot met zijn laatste lief zou overslaan in ruil voor de naam van die fameuze loerder. Ook al voelde hij met zijn klompen aan dat die van tien-negen Gerardo Pylieser heette, zéker weten !

Leon werd thuis ook niet langer lastig gevallen met die portemonnee-affaire. Het klaarmaken van zijn ‘uitzet’ voor de Astrid volgens de richtlijnen van nonkel René nam Marie zo volledig in beslag dat ze helemaal vergat meester Engelborghs van de goede afloop te verwittigen.

 

1 augustus 1938 werd een mijlpaal in het jonge leven van onze kandidaat-scheepsmaat, meer nog dan zijn laatste schoolreis van een dikke maand geleden.

Na een rusteloze nacht vol kwade dromen over de garde en het zwarte spook was hij de volgend morgen bij de eerste klaarte naar de kaai van Nieuwpoort gestapt. Of zeg maar gelopen, want die vier kilometer die hem nog van de Astrid scheidden wilde hij zo vlug mogelijk àchter zich krijgen, uit heilige schrik tóch nog door de gendarmen te worden tegengehouden.

Op de kaai was nog geen kat, maar tóch durfde hij niet op een meerpaal zitten wachten op de schipper of nonkel René. Die kwam pas een uur later aangefietst, toen Leon al heel het binnenste van de stuurhut en het motorruim van de Astrid had verkend. Alles zag eruit zoals hij het zich reeds duizendmaal gedroomd had ,op de reuk na dan: die was nieuw. Op zijn speurtocht vergezelde hem een zwaar stinkend mengsel van rotte vis en verbrande dieselolie, in carboline geteerde trossen en pekelzoute sleepnetten vol broeiendnat zeewier. Enkel de accenten van dit adembenemend mixtuur varieerden wat naargelang hij in het voor- of het achterruim ging neuzen...In de stuurhut ,die binnenin pas lichtblauw geschilderd was ,overspoelde daarenboven een scherpe terpentijnlucht de andere basisingrediënten.

"“ Tchui Leon ! Ge zijt er zo vroeg bij ,man ! En bevalt het zo een beetje? Ik dacht dat ge op de kaai op ons zoudt wachten..."”

“" '‘k Heb mij hier verdoken tegen de gendarmen... Op de kaai zien ze mij van een uur ver staan...”"

“ "Zeg ,niet zeveren ,hé :die historie met de garde is afgelopen ,amen en uit ! Ik heb hem iets in zijn oren gefluisterd dat hem voor de rest van zijn dagen zal kalmeren...Van die kwibus hoort ge niks meer, garantie."”

“ "Hoezo ,wat hebt g‘hem dan gezegd ?”"

“ "Leon ,is 't nu gedaan verdomme! Daar spreken we niet meer over ! Nu gaan we vissen: houdt dààr nu maar uw gedachten bij... Is ’'t schip naar uw goesting ?"”

“ "Wel heu...groter dan ik dacht...Maar '’t stinkt fameus ,daar beneden !"”

“ "Dat waait wel weg als we op zee zijn. Ten andere het kuisen van het ruim is '’t werk van de scheepsjongen ,als ge nog tijd over hebt ,tenminste...Ik heb het misschien de laatste tijd wat laten slabakken in afwachting dat gij kwaamt. Daar zult ge aan moeten wennen, kozze : veel tijd om op uw gat te zitten zult ge niet krijgen als ge van uw leven lichtmatroos wilt worden..."”

“ "Daarvoor ben ik hier ,hé nonkeltje !"”

De dag was in een droom verlopen. De zalige trilling die door zijn benen liep toen de oude ééntakt-diesel met luid tamtam aansloeg en hij de eerste bevelen volgde bij het losgooien en het inhalen van de trossen: om nooit te vergeten! Het wiegen van het dek toen ze uit het staketsel de branding in voeren ,het kletsen van het boegwater over de reling en het vastsjorren van de zware zeilen: man, héérlijk ! En dan het eerste zoute sop in zijn klompen bij het uitzetten van het net...Pas toen dié drukte achter de rug was kon hij even van het schitterende uitzicht genieten. De zwarte kustlijn in de verte , met de villa’s en de grote hotels tegen het hevige oranje van de opkomende zon...Later het kruisen van de andere vissersboten en het spottend geschreeuw van de schippers over en weer, met blijde vloeken van hier tot ginder...

<!--[if gte mso 9]> 0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)

26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 51B
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De eerste vangst leek hem enorm, toen ze de dikke balg van de druipende korre opentrokken ! Maar tot zijn grote ontgoocheling bleek in deze krioelende massa zeeleventjes niet zo heel veel zaaks te zitten...Een vlugge schifting gaf wat schar en bot, een kleine zeeduivel en vier stuks wijting. Drie mooie krabben en wat sprot gingen de kookpot in voor het middageten en de rest vloog terug overboord tot groot jolijt van de zwerm schijnbaar uitgehongerde meeuwen. Ook die kleine pladijsjes die Leon zo graag had gehouden: waardeloos, zei nonkel René... En ze konden er daarenboven last mee krijgen ,wegens het leegvissen van de zee... Leon dacht dat nonkel hem voor de aap hield :de zee leegvissen met de Astrid!  Maar hij méénde het...

De schipper viel goed mee. En in tegenstelling tot wat Leon gedroomd had schalde deze geen bevelen door een roephoorn over het dek. Hij bleek zo gesmeerd op René ingespeeld dat die twee elkaar bij het werk met een knik en een brom verstonden. Maar als hij aan het stuurrad stond en nonkel beneden de diesel afstelde werd er over en weer een aardig stukje af gebulkt. Of als ze van de boeg naar het achterdek de roddel uit de havenbuurt opfleurden met eigen commentaar brulden ze om ter hardst, zonder op Leon te letten. Ruw taaltje, waar Jan-maat veel van opstak...

Op de wal in de verte herkende hij Middelkerke.Ze zouden onder de pier van Oostende blijven, zei René, om geen last te krijgen van de in- en uitvoerende maalboten of àndere vrachtschepen, en tegen de middag keren naar De Panne. De zee bleef kalm en omdat de zeilen onvoldoende trokken moest de diesel bij het slepen van het net regelmatig bijspringen. Om het half uur ongeveer sleurden ze de zware vangst binnen en was het alle hens aan dek geblazen. En steeds dezelfde betovering als René de strop van de zeikendnatte balg opentrok en die hoorn des overvloeds zijn wriemelend gespartel vol wier, kriel en krabben over het achterdek uitstortte ! 

Leon stond voor het eerste vlugge uitschiften van de vangst in drie wissen manden. Schar, bot en pladijs in de ene, wijting, gul en rondvis in de tweede en garnaal in de laatste. De rest ging voor de meeuwen terug over boord, met gaandeweg steeds minder gewetensbezwaren. Het ene net gaf al wat meer dan het àndere maar de mannen leken toch tevreden.           

Het op smaak brengen van de vissoep bleek plots ook één van zijn bevoegdheden en zowel schipper als motorist lieten zwaarwichtig verstaan op culinair gebied hoge verwachtingen te koesteren. Leon zweette water en bloed, maar hoé hij ook peperde en proefde, zijn brouwsel blééf naar stront smaken... Hij nam zich vast voor nog diezelfde avond bij Jetje zijn licht op te steken en een stoomcursus kokkerellen te volgen.

Tegen twaalven gaf hij het in wanhoop uitgeput op en zag zich al binnen de vijf minuten samen met zijn marmiet over boord vliegen. Maar toen bleken de mannen al hun boterhammen reeds óp te hebben: grootmoedig lieten ze de vissoep aan hun bedremmeld koksmaatje... Leon beweerde geen honger te hebben, waarop die twee plots uitbarstten in een brullend gelach! Hun ontgroeningslist was buiten verwachting gelukt! Ha-ha...

Later zou Leon aan de weet komen dat ze bij de eerste visjes een mooie ‘blekker’ hadden gevoegd, een smakelijk uitziend soort baars maar totaal on-eet-baar... Om het goed te maken bakte nonkel René al vlug zes haringen in de pan, met mosseltjes en ajuin en toen bleek Leon tóch honger te hebben!

Tegen vieren raakten de drie wissen manden ver vol en besloten ze op hun gemakje de haven weer binnen te lopen... Een jongensdroom om nooit te vergeten...




0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
27-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 52
Klik op de afbeelding om de link te volgen

In ‘"Het Anker"’ gingen René en Leon nog vlug een pint pakken om de emotie door te spoelen. Gezellig was het er niet en de rook kon je wel snijden. De andere vissers en een paar stamgasten hoorde je tot buiten vloeken. '’t Ging blijkbaar over de burgeroorlog in het Sudetenland: de radio had vanmiddag omgeroepen dat Conrad Henlein, de leider van de ‘Duitse’ opstandelingen vorige nacht naar Berlijn was gevlucht. Een lafaard en een landverrader, daarover was iedereen het eens: tegen de muur ermee! Maar al die Tsjechse rijke joden die zich met pak en zak op de spoorstations en de vliegvelden verdrongen in een wanhopige poging nog tijdig naar het buitenland te geraken, dàt was àndere koek! De mensen hier hadden nog steeds de toevloed van de ‘rode’ vluchtelingen uit Noord-Spanje, vorig jaar, niet verteerd: ” Allemaal dieven en bedelaars die uit onze ruif komen eten! ” En aan onze eigen joden hadden we al meer dan genoeg!

Leon interesseerden deze verhitte discussies niet en nonkel René luisterde maar met een half oor.

“"Wat denkt ge, nonkel, zou de schipper content van mij zijn ?"”

“ "Bah-ja zeker? Dat was toch niet slecht gescheten voor een jonge duif...Maar zegt erbij dat het niet erg moeilijk was, hé, met dat schoon weer. Het is tenslotte altijd hetzelfde: het net inhalen en uitzetten, de zeilen wat aanspannen...Als ge alle knopen en koorden weet liggen, kent ge dat rap van buiten. Tenzij het stormt, natuurlijk..."”

“" Hoezo stormt ? Dan varen we toch niet uit ?!”"

“ "Vaneigens niet. Maar '’t kan ons wél overvallen als we een eind van huis zijn! En bij ruw weer zeilen met zo'’n zware bak lijk de Astrid en de golven slaan over het dek, dàt moet ge kunnen! En moeten kiezen tussen '’t zeil of de moteur, omdat ‘'t één te zwaar en '’t ander te licht is, dàt is een ànder paar botten! In uiterste nood kunnen we altijd nog dood voor anker gaan achter een zandbank en hopen dat het zeel niet springt ,maar tóch, geestig is dat niet..."” Plots zag hij de verbijsterde puitogen van de kleine en voegde er vlug aan toe :"Allee zijt gerust, dat zal wel d'’eerste weken niet gebeuren..." ” En dan lachend:"” Maar '’t is toch nog wat ànders dan vissoep koken, hé!”"              

Met gulzige klokken dronk hij zijn pint leeg en likte smekkend het schuim van zijn snor :" ” Kom kozze, we zijn weg ! ”"

Maar Leon hield hem tegen: ”"Nonkel, wat ik nog vragen wilde...Hoeveel zou ik zo per uur moeten verdienen om de kost te winnen lijk ons pa? ” Hij dacht aan zijn trouwplannen met Olgatje.

“" Den Dis ?...Verdomme ,daar vraagt ge zo iets! Geen gedacht!...Wat zou die kunnen gemaakt hebben per week? Vijfhonderd? Tien per uur? Ja, tien, zoiets denk ik...Daar zijt gij nog ver van af, hé! Maar vergeet niet dat hij al bijna twintig jaar metste en dat gij juist begint, nu, in volle crisis...Zijt gerust, Leon, tegen dat gij twintig jaar gevaren hebt, gaat ge een heel pak méér verdienen dan uwen père! De zee is soms zwaar maar betaalt goed.”"

"“ Waarom is mijn pa dan ook niet gaan varen, lijk gij ? Dan waren we nu misschien rijk geweest...”"

“" Bang van ’t water, zeker, hé ! Neen serieus, na de oorlog waren er nog niet veel vissersboten. En fameus gevaarlijk, met al die zeemijnen...Toen hij met ons Marie trouwde zal die hem aan land gehouden hebben, uit schrik denk ik...Ten andere, met al wat hier in puin lag was ’t begin de jaren twintig een gouden tijd voor metsers: dan heeft hij goed verdiend. En voordien nog meer, de eerste jaren na de wapenstilstand: toen hebben we allemaal geld binnen gereven lijk slijk! Als ik dààr nog aan terug denk, ver-dom-me !”"

Plots herinnerde Leon zich de kwade sneer van Jetje toen ze het veertien dagen geleden hadden over Dis: ”Als ge ’t àl wilt weten over zijn afkomst, vraagt het dan aan Nonkel René! Die kende hem langer dan ik!” Nu lag hier onverwachts een hele straat voor hem open!

“" Hebt gij mijn pa goed gekend in den oorlog? "”

“ "Neen, niet ín den oorlog, maar daarna, in '’19 bij het ontmijnen van de IJzervlakte: dàt was een tijd zie! We lagen toen met een tien jonge gasten van de streek op de Bamburg hoeve, of wat daarvan na die vier jaar batteren was overgebleven, in tenten van '’t Engels leger. Den Dis was daarbij, en ik en de schipper. En Paul Hasard, de fotograaf van hier op '’t Bad...Elkeen moest zo'’n twintig Duitse krijgsgevangenen gidsen om de stukken land te vinden die de boeren door die mannen opgekuist wilden krijgen. Tegen betaling, natuurlijk: onderhands in ’t zwart, recht in onze zak! Want ze hadden ons nodig hé: ge moest de streek al goed kennen om niet verloren te lopen. Want veel wegen en merktekens waren er niet meer te vinden: alles overstroomd en platgeschoten, vol trechters en lijken... Paul moest daar portretten van trekken voor de grafregistratie: vuil werken in dat slijk.”"

Hé, we wijken af, dacht Leon: ”" Maar ons pa kwam van Ronse: die kende toch de streek niet om te gidsen? "”

“" Ronse ,verdomme...Waar haalt ge dàt uit? Hij is van jongsaf hier van bachten de kuppe, voor zover ik weet. In den oorlog heeft hij na zijn school nog bij zijn vader in '’t hospitaal van Veurne gewerkt, pispotten uitdragen, vertelde hij altijd. Zijn moeder ventte met een hondenkar achter het front: bougies en vuurslagen voor de soldaten, zeep en naaigerief. En blote postkaarten voor de ‘moral’: dat verkocht nog het meest, volgens Dis...Op een dag kreeg ze een voltreffer en er is niets van teruggevonden :den hond ,de kar én zij, 't was al één gat. Ge ziet ,dat in-de-lucht-vliegen zit in de familie!... O ,pardon!"”

Leon haalde wat bitter meesmuilend de schouders op: ” " '’t Is niets...En zijn vader, bompa Petré ?”"

"“ Die was Chef-brankardier in '’t leger en is in '’17 gepakt van de gas. Na den oorlog zijn alle Vlaamse gazés hier verzameld in het noodsanatorium :een hoop houten barakken, ongeveer waar nu '‘Ons Rustoord'’ staat. Daar heeft hij jaren naast mijn vader gelegen, een adjudant bij de kanonnen, en zijn ze zo bevriend geraakt. Tijdens de bezoeken heeft mijn zuster Dis daar leren kennen..."”

“" Ja, dat weet ik...Maar ge hebt iets overgeslagen: den Dis in ’'17, met zijn vader gazé en zijn moeder ontploft, stond hij er dus alleen voor...”"

“" Wel, als helper in ’t hospitaal had hij kost en inwoon. Dat ik weet is hij op ’t laatst zelfs hulp-infirmier geworden in den '‘Océan’' van De Panne en heeft Reine Elisabeth hem daar bij een visite eens vriendelijk in zijn kaak genepen...Maar in '’19 werd dat centrum gesloten en is hij bij ons groepje in de Bamburg gekomen, deels als infirmier. Die konden we van tijd goed gebruiken bij al die accidenten met de obussen. En omdat hij met lijken kon omgaan hielp hij dikwijls met een paar Duitsers Paul Hasard bij de grafregistratie. Die moest van al die koppen foto’s pakken en kon daar niet goed tegen :een sukkelaar in feite, waar ik dikwijls compassie mee had...Weet ge, met een beetje chance had Paul uw vader kunnen zijn! Enfin, chance..."”

“ "Allee nonkel, niet overdrijven, hé !"” Verdomme, dacht Leon, we zijn hier op de goede weg!

“ "Serieus! De Paul Hazard was een weesjongen van geboorte en had toen feitelijk geen echte thuis. En omdat wij, begin de jaren twintig, juist onze barak gekregen hadden van het ‘fonds Albert’ vroeg ik hem de zondagmiddag van tijd mee te eten, kwestie van mijn zuster Marie aan een deftige vrijer te helpen. Maar dat is niet gelukt. Paul had goesting genoeg, maar hij was te vrouwenschuw om zijn vlam te verklaren en Marie zocht eerder een kloeke vent die goed zijn brood verdiende...Rond die tijd trokken ook de krijgsgevangenen terug naar Duitsland en viel het ontmijnen stil. De Paul had geen werk meer. En dan kunt ge niet trouwen, hé...Hij heeft ten andere lang gesukkeld om als fotograaf aan de kost te komen."”

“ "En Dis is gaan metsen in de wederopbouw?  Heel wat ànders dan gekwetsten verzorgen..."”

“" Bah, het betaalde goed en we hebben ons allemaal moeten aanpassen, hé. Ik ben met Pylieser gaan varen. Hij had die vissersboot, die toen nog geen Astrid heette, in Duitsland voor een appel en een ei gekregen door de devaluatie van de Reichsmark..."”

“ "Ik zou feitelijk echt willen weten of ons vader Frans sprak of niet. Ge zegt dat hij niet uit het Walenland afkomstig is, lijk Jetje beweert. Maar dan kan hij toch familie van de kanten van Ronse gehad hebben ?"”

“ "Och, ik heb vagement eens horen spreken van een nonkel...Maar of die van Ronse kwam ?”"

Dus tóch een nonkel ,schrok Leon...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
27-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 53
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A32   GANDESA ZIEN EN...STERVEN ?

                   Heuvel 666, 7 augustus 1938.

     Kameraad-Adjudant Marco trok maar een vieze snuit toen Steiner zich met bijna een dag vertraging opnieuw bij zijn peloton meldde, ook al had het verband tegen zijn linker oor hem voldoende tegen alle argwaan moeten beschermen.

     “ "Verdomme, Rocco, leeft ge nog ?! Waar hebt ge zo lang gezeten ?”"

     Waarom deed die vent zo pisnijdig ? Die openlijke achterdocht vanwege een wapenbroeder deed hem pijn, na alles wat hij de laatste vierentwintig uur had meegemaakt...Marco mocht wel een beetje méér begrip tonen,  vond hij, in plaats van hem zo aan te blaffen.

     “  "Geen uitvluchten hé!  En wat doet dat vod daar tegen uw oor ?”" Zijn rode ogen stonden dof van het stof en de uitputting. Maar die minachtende mond zei genoeg:  hij verdacht Steiner er duidelijk van zichzelf zo verwond te hebben!

    Ondanks die koude douche kreeg Steiner medelijden:

   “ "Wel, waar wilt ge dat ik begin, Marco?...”"

    "Kameraad-Adjudant, als '’t efkes kan, ja !"”     Godverdomme, nu moest die opgeblazen kikker toch niet overdrijven, hé!  Maar bij bedwong zijn opwellende woede en zei ijzig kalm:

    "Kameraad-Adjudant Marco...O.K.?...Bij de derde stormloop gisteren morgen, tegen de hoeve op de Picosa ? Ja ?...Wel we waren juist aan '’t laatste muurtje geraakt toen Jean getroffen werd door een kogel in de rug...”"

    “ "In de rug ? Dus vluchtte dat stuk mossel terug naar beneden, de lafaard!  In plaats van zijn sectie naar voor te jagen! Rocco, zo zult gij getuigen voor de krijgsraad!  Lafheid vóór de vijand, daar kan ik niet mee om!  Waar is die verrader nu ? Gedeserteerd zeker ?"”

    Het werd Steiner plots teveel: die stekende oorpijn, al heel de dag, en nu het hysterisch gekrijs van dat omhooggevallen stukje Napoleon!

   "Verdomme Marco!  Wat doet gíj hier dan ?! Toch ook terug naar beneden gevlucht hé, toen de derde charge mislukte, of niet soms ? Jean ligt boven met een paar Moorse kogels in zijn kop!  Omdat hij is blijven vechten, híj, nà die wonde in zijn lenden: dat kan ik van de rest van ons peloton niet zeggen. Iedereen is gaan lopen, ja,  zonder om te zien of er nog gekwetste kameraden achterbleven..."” Zijn stem zwol van ontroering maar toen hij zag dat zijn uitval indruk had gemaakt, wierp hij er vlug nog een schepje bovenop:

     “ "En die vod tegen mijn kaak, lijk ge zegt, kreeg ik gisterenmiddag beneden op de hulppost van de Armada popular omdat ónze heldhaftige brancardiers al verdwenen waren, zonder op de laatste gewonden te wachten. Mijn oor is er af, maar voor de rest gaat alles goed met mij, Marco, dankuwel!"”  En hij draaide zich om zonder zijn pelotonsoverste nog een blik te gunnen.

 

     Pas na een paar dagen, toen de compagnie aantrad voor de noodlottige aanval op heuvel 666, acht kilometer voorbij de Picosa, kon er tussen die twee weer een glimlach af. Steiner had de vorige nacht buitenschildwacht gestaan bij het smalle riviertje waarachter zijn peloton bivakkeerde en erg tegen de inspectie opgezien die Marco tijdens zijn rondes altijd onverwachts uitvoerde. Bij het eerste bezoek had hij zich model voorgesteld en volgens het boekje verslag uitgebracht. Marco had enkel wat goedkeurend gebromd.

     Maar bij de tweede toer was de kameraad-adjudant tegen de boom gaan zitten waarachter Steiner op de uitkijk stond. Hij viel meteen met de deur in huis:

    “ "Hoe is dat gebeurd met Jean daar op de Picosa ?”"

     Steiner was even uit zijn lood geslagen maar vertelde dan in stukken en brokken hun hachelijk avontuur bij de berghoeve: hoe hij de verlamde Jean in dekking had getrokken achter het lage rotsmuurtje. En hoe deze aandrong om hem naar het walhalla te helpen toen ze beseften dat ze van het eigenste peloton de eerste uren geen hulp moesten verwachten. Marco bromde opnieuw, maar zei niets.

  

Het vervolg van het verhaal lag wat gevoeliger. De laatste dagen had Steiner alle tijd gekregen om voor zijn eigen verwonding een heroïscher scenario te verzinnen. Zijn laatste zelfrespect verbood hem openlijk toe te geven dat die zwarte smeerlappen zijn oor eraf schoten juist vóór het vierde muurtje, terwijl hij als een haas zigzaggend naar beneden rende en zijn vriend ondertussen vol zelfverloochening zijn krankzinnige vlucht dekte...De eerste Moorse kogels hadden reeds rond zijn kop gezoefd vóór hij achter het derde muurtje in dekking kon duiken en Jean had zoals afgesproken onmiddellijk met zijn geweerschoten het vuur naar zich toe getrokken. Vier knallen had Steiner geteld terwijl hij met zijn stoppelbaard in de as van het verbrande gras hijgend naar adem hapte. Vier schoten en dan niets meer: Jeans enige deelname aan het beruchte Ebro-offensief... Vooraleer naar het volgende muurtje te vluchten had Steiner nog vlug even tussen de rotsblokken door naar de hoeve geloerd en zijn vriend inééngezakt tegen de parapet zien liggen leegbloeden, heel zijn gezicht in spijs...De dood van een held werd steeds afgeschilderd als sterven in schoonheid. Maar Steiner dacht er de laatste dagen steeds walgend aan terug. Daarom stak hij tegenover Marco Jeans zelfmoord liever in een properder kleedje...

    “

"We lagen daar vastgepind achter die paar stenen. Jean ging rap achteruit. Zo konden we niet nog uren op het donker blijven wachten tot die bavianen met hun coupe-coupe onze kloten kwamen afsnijden. Jean wilde mordicus staande sterven, zogezegd... Tenslotte ging ik akkoord: er was toch geen ontsnappen aan..."”

     "Hij had uw aftocht kunnen dekken...en zijn laatste kogel voor zichzelf bewaren, zoals dat gewoonlijk gaat..."”

     “ "Ja, Jean stelde dat voor maar ik wilde niet...ik wist van die gewoonte niet af...Daarbij, héél onze  munitievoorraad zat vol ketsers, zodat we het risico niet konden nemen dat onze laatste kogel zou rateren...Dus ik heb hem wegens zijn verlamde benen in schietstelling moeten trekken tegen het muurtje, met zijn elleboog op de parapet...Ik denk dat ze ons al een tijdje in '’t oog hielden, want ineens, terwijl ik hem zo steunde...Bonk!! Ik dacht dat mijn kop eraf vloog! ..'’t Is raar, maar pas een hele tijd later hoorde ik de vuurstoot van de M.G... Ik lag daar half verdoofd, zeker twee meter achteruit geworpen door de schok, en toen het stof wegwaaide zag ik dat Jean zijn rekening gekregen had...Drie-vier kogels in zijn kop...Heel zijn gezicht in spijs...”"

    Marco schraapte zijn keel en spuwde de vette fluim met een wijde boog in het donker naar de rivier:”" Jammer voor hém. Maar voor ons geen groot verlies. Die man was opgebrand, volledig uitgeblust, en zou vroeg of laat tóch gedeserteerd hebben. Beter zó dan dat wij hem moeten fusilleren, hé..."” Exit Jean.

    Het duurde even voor Steiner dit rauwe grafschrift kon verwerken en de draad van zijn verhaal terugvond:

    “ "Ikzelf bloedde lijk een varken, uit mijn hals dacht ik eerst, maar ’t was mijn oor...Zó, mijn zakdoek erop gedrukt: het deed niet veel pijn...Maar '‘k was mijn zinnen kwijt want ik ben recht gekropen en beginnen lopen lijk een zot...Waarom ze niet meer schoten weet ik niet. Misschien wapen geblokkeerd..."”

    “ "Neen: munitie sparen denk ik..."” Steiner hoorde aan die argeloze vlakke stem dat zijn opgesmukt verhaal er was ingegaan als zoete koek...Misschien had hij zijn vlucht van de Picosa tóch mooier kunnen voorstellen om een vermelding te krijgen vóór het front van het verzamelde peloton ?...

    Och, waarom ook ? Hij had de laatste dagen het pro en contra van zijn bijgekleurde versie grondig afgewogen:het imago van held hooghouden zou hem later vast méér angst dan vreugde bezorgen. Daarom hield hij de ware afloop van zijn schokkend avontuur liever voor zichzelf.

      Dat hij Jean, die toch zijn vriend was, zonder de minste wroeging op de Picosa had achtergelaten om zijn eigen laffe vlucht te dekken, zou hij met zijn geweten wel klaren: er waren geen getuigen en verder ging dat niemand aan. Dat hij niét samen met Jean getroffen werd in de eerste vuurlijn bij de hoeve, maar wél pas op het einde van zijn dolle ren toen hij zich reeds in veiligheid waande, deed er tenslotte weinig toe...Dat de Moren zijn oor er af schoten had hij aanvankelijk zelfs niet gevoeld. Dat moet een gelukstreffer geweest zijn,  kort na het vierde muurtje...Pas toen hij diep in het dal buiten adem door zijn knikkende knieën stuikte had hij het lauwe bloed op zijn schouder gemerkt.

    De eerste pijnscheuten waren pas komen opzetten beneden in de hulppost van de Armada popular... Hij was zelfs van zijn stokje gevallen toen ze nog wat stukjes van zijn oorschelp afknipten vooraleer er een verdovende zalf op te smeren. Van tien-negen had hij aan deze medicijn ook het visioen te danken dat tijdens zijn appelflauwte  plots aan zijn ogen was voorbij getrokken. Achteraf bekeken wel vreemd dat de beelden niet sloegen op zijn traumatische belevenissen van de laatste uren maar hem in een flits terug naar Westende voerden...

     Westende begot...Steiner had in zijn visioen opnieuw duidelijk de twaalf-uren-tram van Oostende bij de halte van de 'Welkom' horen aankomen met een tweetonig hoorngeschal... ”Let-op, let-op!” ...Ook de kerkklok sloeg noen... Zwarte Dis kroop uit zijn put naast dien hoop bommen en sprak van te gaan eten...Steiner zag zichzelf op de duintop boven de doorsteek zijn schoofzak met het gestroopte konijn oprapen en langs de tegenhelling afdalen naar de Lekkerbek...Plots die oorverdovende slag, zijn duik naar beneden en een regen van stukken staal die overal rondom zoevend in het zand ploften...Volgde weer een black-out vóóraleer hij met onvaste voet langs de Zeelaan naar het dorp stapte...Al die samengelopen dorpsmensen die hem zo vreemd aanstaarden en wilde gebaren maakten naar de wolken...Maar hij was zo doof als een pot...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
27-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
28-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 54
Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pas de laatste drie dagen was Steiner geleidelijk gaan inzien wat een stomme kloot hij geweest was om als een angsthaas uit Westende naar Spanje weg te vluchten ! Toen hij in de verbandtent beneden de Picosa weer bij bewustzijn was gekomen en de brancardiers handig zijn oorwond verbonden ,kreeg Steiner de indruk dat langzaam een sluier voor zijn geest werd weggeschoven. Het leek wel of de slag van de kogel tegen zijn helm hem plots van zijn oude geheugenverlies had verlost. Haarscherp zag hij nu het schijnheilige smoelwerk van de champetter voor zich en in een flits dook uit zijn onderbewustzijn duidelijk het besef op: die vent had er hem in april glorieus ingeluisd!  Hij wist zich nu plots volledig onschuldig aan de dood –van die zwarte Dis...Want die fascist was klaar geweest met zijn werk aan de bommen in de 'doorsteek' en had zich opgemaakt om gezond en wel te gaan middageten ,toen Steiner ondertussen met grote stappen de àndere helling afdaalde en dus geen uitstaans kon hebben met de dood van die fascist!

    Ja, het was zonneklaar dat die smerige Champetter  Steiners tijdelijke black-out na de ontploffing schandelijk misbruikt had om hém een schuldcomplex aan te praten, zoveel was nù wel zeker... En, nog erger: hij, stomme kloot, was daar blindelings ingetrapt! Ook al begreep hij nog niet het waaróm van al die leugens, het feit alleen dat die bedrieger op voorhand wíst dat Steiner die verzinsels moeiteloos zou slikken was reeds beledigend genoeg om zijn stoppen te doen doorslaan!

     Razend van woede was hij in een reeks vonkende vloeken uitgebarsten, waarop de bleke brancardier van het Volksleger hem kalmerend in de arm had geknepen. Die dacht bljkbaar dat Steiner van de pijn zo brulde. Maar '’t was verdomme van schaamte! ...

     Tot de volgende morgen had hij in de hoek van de lege verpleegtent liggen piekeren waaróm de garde hem in godsnaam zo voorgelogen had. Niet uit wraak voor het stropen: zo kinderachtig was die vent niet. Neen, hij moet er persoonlijk voordeel van verwacht hebben, iets in verband met eerzucht of geldhonger... Naast liefde of haat zag Steiner geen àndere drijfveer om een misdaad te plegen, tenzij misschien ideologie en waanzin. Maar die twee laatste motieven kon hij bij de champetter gerust schrappen...Ook haat en liefde zag hij zo onmiddellijk niet zitten...Bleef over: eer en geld. De zucht naar méér, of het verdedigen vàn...Dààr zat misschien wat in...Hij voelde vaag de oplossing in zijn geest rijpen maar slaagde er niet in de redenen voor dit complot klaar en duidelijk onder woorden te brengen...

      Na een zeer schraal ontbijt hadden de mannen van de hulppost hem met een kar van de frontbevoorrading laten meerijden naar voor. Zo ontweek hij onderweg de gevreesde controleposten van de S.I.M. die doorlopend naar deserteurs en fascistische spionnen speurden...

    

     De zeurende pijn aan zijn oor verbeterde zijn stemming niet. Toen hij op de koop toe een uurtje later bij Marco de wind van voren kreeg begon hij zich pas goed af te vragen wat hem in godsnaam bezield had om vrijwillig naar hier te komen!  Dat de garde daar voor een stuk schuld aan had maakte hem nog bokkiger!  Zonder het gekonkelfoes van die komediant zat hij nu godsjeugdig in Westende rustig achter zijn leest zijn eerste pijpje te roken: heerlijk prikkelende Semois-léger, verdomme héél wat ànders dan die '‘Fleur de matras'’ van hiér!

    Martini, de loense Corsicaan die hem vorige maand  met strootje-trek Consuela had afgesnoept, bleek nu de plaats van Jean te bezetten. En had ongetwijfeld de uitbrander van Marco gehoord, want de hooghartige grijns op zijn ongeschoren boeventronie sprak boekdelen. Zonder de minste blijk van medeleven ontving hij Steiner nors zwijgend in de schoot van zijn uitgedunde sectie. Ze waren nog met zeven man, Steiner meegeteld, waarvan drie met bloedbevlekt verband: de Picosa had zo te zien een zware tol geëist...

    En het zou er niet op beteren want hun offensief was duidelijk door zijn eerste adem heen. Onderweg naar het front was het hem al opgevallen dat het vijandelijk kanonvuur alsmaar heviger werd. Papon, zijn nieuwe slapie, deed er nog een schepje bovenop: het derde peloton had gisterenavond voor het eerst een luchtbombardement van de Condor te slikken gekregen, gelukkig zonder veel broks...

    Maar iedereen sakkerde wél op de kwaliteit van hun munitie : o ironie, een gulle gift van de Franse Volksfront-regering!  Volgens Papon had Marco het bericht van de brigadeleiding doorgekregen dat veel loten kogels bij de fabricatie door de arbeiders gesaboteerd waren. Die kameraden voerden destijds deze actie uit als protest tegen” het koloniaal imperialisme van de Franse regering” ,en de vijfenveertig-urige-werkweek natuurlijk.

    "De kameraden konden destijds natuurlijk niet weten dat ze met hun actie niét het Franse –‘volksvijandige’– leger een loer draaiden, maar wél hun eigen bevriende anti-fascistische brigade aan het Ebro-front..."”

    Oef ! Indrukwekkend zeg ! Steiner keek zijn nieuwe slaapie wat verbouwereerd aan, maar Papon grijnsde:”" Dat soort berichten ken ik uit het hoofd...Ik werkte vroeger, in een vorig leven, op de communistische vakcentrale van de drukpers in Parijs. Van dàt soort explicaties heb ik wel een duizend manifesten opgesteld, steeds volgens hetzelfde recept: een flauw excuus of een dikke leugen overgieten met een vette saus proletarische fraséologie en ze denken dat de Grote Stalin in eigen persoon het geschreven heeft...Het énige besluit dat we kunnen trekken uit het bericht van de Staf is dat we blij mogen zijn dat die moedige kameraden onze munitie saboteerden want anders had de nieuwe reactionaire Franse regering die nooit aan ons mogen verkopen, nietwaar ? Wees dus deze ‘Helden van den Arbeid’ indachtig als ge tijdens de volgende stormloop uw vierde ketser uit de kulas tracht te pulken, hé...Want als toppunt van genot blijft die minderwaardige rommel in de kamer van je geweer haperen: de automatische uitwerping van een ketser bij het herladen kunt ge vergeten, kameraad!"”

     Een rare kwibus, die Papon, met al zijn geleerde woorden...Steiner liep nooit hoog op met babbelaars, en zéker niet in de huidige geestdriftige tijden waarin de S.I.M. éérst schoot vooraleer een beleefde vraag te stellen. Hij besloot daarom zich bij die gast wat voorzichtig op de vlakte te houden...Provocateurs en luistervinken waren een oud zeer bij de stalinisten: dat was één van de redenen waarom hijzelf destijds de partij had verlaten en anarchist was geworden. In een kleine actiecel van vier-vijf anarchistische vrijheidstrijders wist je vlug welk vlees je in de kuip had, maar bij al die buitenlandse stalinisten in de brigade kon je daar hoogstens naar raden. En nu de terreur hier hoogtij vierde kreeg je enkel nog de vrijheid je bek te houden en daarbij vooral geen vuile smoelen te trekken...

     Papon wist ook nog te vertellen dat de gaten in hun rangen morgen zouden opgevuld worden.

     “ "Nu nog versterkingen uit Frankrijk ? De grens is toch gesloten..."”

    “ "Frankrijk ? Niet hardop dromen hé Rocco!  Neen, '’t zijn Spanjaarden: een paar uit de strafbataljons die de keus krijgen: ofwel bij ons penitentie komen doen ofwel hun kaars uitblazen. Als ze nog héél zijn na de verovering van Gandesa, het volgende stadje daar achter die berg 666, worden ze in eer hersteld. Zolang moeten ze voorop lopen en het vuile werk doen...En de 666 daar ziet er mij een stuk zwaarder uit dan de Picosa van eergisteren. Dus veel hoop moeten ze niet meer koesteren, mijn gedacht..."”

 

     Heuvel 666 bleek inderdaad nog een stuk taaier dan de Picosa, die ze na drie stormlopen cadeau hadden gegeven aan het Volksleger. Die hoogte beheerste volledig de baan naar het wegenknooppunt Gandesa in het volgende dal dat ze feitelijk drie dagen geleden hadden moeten veroveren. Maar er was geen doorkomen aan: eergisteren had de Duitse Thälmann-brigade al vergeefs een poging tegen de 666 gewaagd van het zuiden uit. Nadien beten de Amerikanen van de Lincoln er tot driemaal toe hun tanden op stuk, aanvallend vanaf de steenweg... Morgenvroeg mochten de Franse brigadisten eens tonen wat ze in hun mars hadden. En eerlijk gezegd heerste er in het bivak absoluut géén hoera-stemming...

    Iedereen kende het uitzicht van die heuvel nu ver van buiten en wist dat velen onder hen het achterliggende stadje Gandesa nooit levend te zien zouden krijgen. Twee opéénvolgende richels kalkrots op de overigens kale hellingen omsloten de gekanteelde kruin, net zoals destijds de reusachtige middeleeuwse stadswallen een adellijk donjon beschermden. En over de bezetting van dit ijzingwekkend natuurmonument hoefden ze zich ook geen illusies te maken: je zag er hele slierten Moren met hun grijze boernoes ongegeneerd achter de rotsen rondlopen van de ene M.G.-stelling naar de andere. Dit fort bestormen beloofde je reinste zelfmoord te worden, zoals de àndere brigades al hadden ondervonden...En uithongeren zat er ook niet in, want van ver zag je op de top de kuddes schapen grazen.

      Er zouden veel bommen en granaten aan te pas moeten komen om die kerels plat te slaan.

     Maar juist aan kanonnen en vliegtuigen begon het hier bij dit rode offensief pijnlijk te ontbreken. Men fluisterde dat er veel geschut op de veerponten over de Ebro verloren was gegaan door luchtaanvallen van de Condor. Volgens nóg een ànder gerucht hadden de republikeinse generaals van het zuidelijke Volksleger bij Valencia hún slap offensief reeds gestaakt maar weigerden ze toch hun nu werkloze luchtmacht in te zetten ten voordele van het noordelijke front aan de Ebro. Enkel en alleen uit afgunst omdat ze vreesden dat hier de Internationale Brigades alle roem en eer van een geslaagd offensief zouden opstrijken...De zoveelste zet in het politiek pokerspel dat al jaren het linkse kamp teisterde. Door het noordelijk front hun luchtsteun te ontzeggen counterden de republikeinse generaals van de Generale Staf in Valencia de machtsgreep van de stalinisten in Barcelona. Het uitgeputte Spaanse Volksleger wilde zogezegd niet langer doodbloeden in een va-banque-offensief dat uitsluitend door ‘de 'Russische' Brigades’ aan de Ebro gelanceerd werd. Een offensief dat Stalin wilde volhouden tot het bittere einde om louter ideologische motieven.

    In Steiners ogen leek het eerder een pokerspel met als inzet het leven van gewone brigadisten!  Die eventueel wél bereid waren hun bloed te geven voor de zaak van het anti-fascistische proletariaat -– en dan nog met mate - maar zeker niét voor die bende vette profiteurs van Valencia!  

     

Het nachtbivak vóór de aanval op de 666 gonsde van de geruchten. Papon was de enige om hardop zijn afkeer voor het defaitisme van de Spanjaarden te luchten, zonder acht te slaan op de vijf ongure Catalanen die ze sinds gisteren als versterking hadden gekregen.

     "Eerst maken de Spaanse anarcho’s er hier een janboel van en als hun utopia dan bovenop hun stomme kop instort schreeuwen ze om hulp! ...En wij, dienstdoende clowns van de rode internationale, laten ons lijmen door wat holle frasen in” l’'Humanité” en de foto van een uitgemergeld kinderlijk!  Herinnert ge u nog het onderschrift ?"”

   Steiner negeerde de sneer op de anarchisten en zette zich schrap tegen de volgende déclamatie.

   Want Papon was niet te stuiten :"Ik zal het nooit vergeten ! Luistert ,het ging zo:”

"Het gemartyriseerde Spanje smeekt om hulp! Kameraden, draalt niet tot het bruine monster ook ùw kinderen verslindt!"”

Hij lachte eens schamper :" Bon, de meesten van ons hébben godzijdank geen kroost - omdat we ons verstand gebruiken, waarschijnlijk...Dus solidariteit met de gebasaneerde lokale stommeriken die er maar lustig op los vogelen. En zie: proletarische helpers aller landen stromen toe:” No pasaràn! No pasaràn!  Wij zullen uw kinderen beschermen!”  Ha, bon, zegt het gemartyriseerde Spanje: hier zie, en zorgt er goed voor hé!  En het rode klootjesvolk aller landen pinkt vol zelfverering een traan voor zoveel eigen edelmoedigheid: “Kameraden, wat zijn we toch mooie en goede mensen, hé!”"  

  "Papon, smoel houden!"”  schreeuwde sectiechef Martini geprikkeld vanonder zijn rubberponcho naast hen.

  “ "Pardon Bandido, dat slaat niet op u. Mooie mensen begot ! Ge hebt maar in de spiegel te zien om u gerust te stellen!”"

    En stil tegen Steiner:"” Die chimpansee heeft op zijn eiland tien snotters gekweekt vóóraleer ‘La Mama’ hem de bons gaf! En zo'’n genie wordt hier sectiechef!...Maar om voort te gaan: ge kent toch zeker de moraal van mijn Spaans sprookje hé ?...Niet ?...De republiek heeft ons met hun uitgeteerd kind opgescheept en gaat nu zélf hard lopen!  Ze lokken ons eerst naar hier met mooie slogans, en als wij de last van hun oorlog op ons hebben genomen, trappen zij het af: bonjour en merci!...Geloof me vrij, Kameraad Hoorndrager, als het Volksleger er de brui aan geeft zijn wij nog niet aan de nieuw patatjes!"”  

     Van achter de struiken wat verderop, waar de Catalanen van het strafbataljon zich hadden genesteld, hief een tenor zacht een afgezaagde smartlap aan,  neuriënd gesteund door zijn kameraden:” La Malaguéña”...Qué bonitos ojos tiénes...” Hoe mooi zijn je ogen...

    Ditmaal kwam er géén reactie van Martini. Misschien verstond de Corsikaan wel genoeg Spaans om toch met een tikkeltje spijt aan zijn dikke Xantippe terug te denken ? En aan hààr mooie ogen...haar warme lijf...in het zachte bed...in de vissershut aan de baai van Solenzara...Terwijl hij hier nu onder zijn stinkende rubberponcho op het stekende grind in angstzweet lag te wachten op morgen...

    “ Puta! Melón tiénes ! Mama mia!!”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
28-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 55
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A33      LIEFDE EN LEUGENS.

        

         Westende, 12 augustus 1938 

Nu 15 augustus vlug naderde had het seizoen langzamerhand naar een hoogtepunt moeten lopen en het toeristenbedrijf in de badplaats op volle toeren doen draaien. Gewoonlijk werden dan rond die tijd ook de meest ‘populaire’ evenementen georganiseerd, zoals gekende internationale tennis- en golftornooien voor de upperten, muziekfestivals of bloemencorso’s, telkens besloten met ‘soirée dansante’... De gouden jeugd hield het dan meestal bij een losse informele swingavond of '‘sauterie'’ in het Trianon-Kursal op het ritme van Jazzband Archie Lewis. Zelfs het vermaarde orkest van Fud Candrix wilde al eens een avondje vullen in het Westend-’Palace of Grand’Hotel Bellevue...

Maar dit jaar scheen de fut er uit. Het ene feest na het àndere werd geschrapt of afgeblazen en men twijfelde zelfs of het traditionele vuurwerk van 15 augustus, letterlijk hét klapstuk van het seizoen, wel zou doorgaan. De klassieke optocht door de straten van het ‘'Musique du 1. Régiment Royal des Guides’' was al weggevallen in verband met de gespannen internationale toestand en ook de ‘'Concours d’' Elégance Automobile'’ in combinatie met een défilé van schoonheidskoninginnen werd reeds vroeger in alle stilte afgevoerd.

De domper op de feestvreugde heette '‘Heer Hitler'’, die met zijn ongepaste uitlatingen over het Sudetenland de westerse diplomatie op stang joeg en de krantoplagen aanzwengelde. Zijn brutale aanspraken op de Duitstalige grenskantons van Tsjechië verscherpten week na week en verhoogden de bloeddruk van de wakker geschrokken burgerij. Onrust is nu eenmaal slecht voor het toerisme en in Westende zag je met de dag meer "‘vreemden"’ hun vakantie vervroegd afbreken en hun villa’s sluiten. En wie tóch bleef hield voor alle zekerheid de knip op de portemonnee, wat de commercie nog meer deed slabakken.

Joseph voelde dit vlug aan zijn drinkgeld nu zijn klantenkring gedurig slonk: de mooie tijd van hier en daar een frank oprapen was voorbij. En van madam De Handt moest hij speciaal uitkijken wie van de villabewoners aanstalten maakten om te vertrekken, om te vermijden dat de winkel met onbetaalde rekeningen bleef zitten. Want wie het meeste chi-chi verkocht bleek dikwijls ook het slechtste bij kas...En als er dan tóch ééntje in slaagde ongemerkt door de mazen te glippen kregen hij en Nadine van haar moeder fameus de wind van voren.

Als enige troost na deze vervelende standjes voelde Joseph dan hoe hun onderlinge genegenheid weer een paar graden warmer werd... Maar telkens hij met de knappe winkeldochter in de garage alleen was om de bestellingen klaar te zetten waakte hij er toch angstvallig over geen ‘onkuise’ aanleiding te geven. Hij herinnerde zich nog té goed haar katachtige blik toen ze hem daar met haar borstjes vooruit voor het eerst in de stiel van commissionair inwijdde: zo van doe-maar-als-ge-durft.. Niet met mij, dacht hij: voor dàt poesje speel ik niet de muis!  Vroeg of laat zou dat zelfzekere engeltje de duimen moeten leggen als ze hem als vrijer wilde. En hij wist dat ze wilde - o ja!  - maar nog steeds te fier was om kleur te bekennen...Hij gaf haar in gedachten nog twee weken om een knieval te doen, daarna begon de school opnieuw. En ging er meteen een nieuw jachtgebied open, op de tram en in Oostende...

Leon hield er met zijn Olgatje niet zo’'n gecompliceerd liefdeleven op na: ze waren een koppel en daarmee uit. Ook al zagen ze elkaar door-de-weeks bijna nooit omdat hij te laat van de Astrid thuis kwam, het feit dat zij hem uit eigen beweging op de mond had gezoend, daar achter de berm van Deputter langs de Duinenweg, waarborgde in zijn ogen hun eeuwige liefde en trouw...

Zondagmiddag drukten ze daar nog eens een gulden zegel op in Cinema Nova, tijdens ‘Sneeuwwitje en de zeven Dwergen’. In het begin van de film hadden ze - halverwege het balkon, omdat achteraan alles bezet was door oudere koppels - braaf hand in hand van de wonderbare kleurfilm genoten. Maar bij de toverscène met de heks kreeg zijn Olgatje plots zo’'n angsttoeval dat ze haar lieve snuitje tegen zijn brede borst verborg en hij wel verplicht werd zijn stalen arm beschermend om haar heen te slaan. Van de rest herinnerde hij zich enkel dat ze daar een eeuwigheid zalig kop tegen kop hadden gezeten, hij met zijn neus in haar pijpenkrullen en vóór zijn rechter oog die purperen haarstrik die hem sowieso het zicht op het doek benam...

Na de kus van de prins had ze opgelucht haar lieve natgehuilde snoetje naar hem opgeheven en hij had heel natuurlijk het zout van haar ogen gezoend, zo maar. Tot hij in het schemerdonker haar uitnodigend tuitmondje bemerkte en het doordrong dat ze nog méér getroost wilde worden. In die laatste minuut van de film gaven ze elkaar meer dan dertig kusjes, herinnerde hij zich later...

“ "Vierendertig?!"” sneerde Joseph die avond in bed:"Ge denkt toch zeker niet dat ge een record hebt gebroken, hé broekvent!" ”

Maar Leon sliep in met het zalige besef dat zijn broer stikte van jaloezie!

 

Ook tante Jetje kreeg maandagnamiddag het adembenemende verhaal van Sneeuwwitje te horen, met alles erop en eraan, zelfs zonder hard te moeten aandringen. Haar stem klonk wel wat schor toen ze tenslotte langs haar neus weg informeerde of hij het écht leuk vond om zijn meisje “zo'’n tootjes te geven”...

“ "Ja, vaneigens!  Omdat zij het ook graag heeft!" ”

“ "Heeft ze dat gezegd, dat ge zo zeker zijt? ”"

“ "Wel, niet écht...Maar toen ik haar op de buis van ons pa zijn velo naar huis reed leunde ze heel den tijd tegen mij, met '’r haar in mijn ogen...En toen ze aan haar deur afstapte greep ze mijn kop met twee armen vast dat ik bijna omver viel en gaf ze mij nog een goede smakkerd...Ja, ge moet zo niet zien: krak op mijn mond!  Maar zegt dat niet aan ons moeder, hé, want die denkt seffens aan vuil manieren..."”

“ "En zijn dat er dan geen: vuil manieren?"”

“ "Vaneigens niet!  Ze is toch mijn lief!"”

Als het allemaal maar zo simpel ware, dacht Jetje wat bitter. Kon zij ook maar gewoon zeggen: ze is toch mijn lief, dus màg het...Die snotaap vrijt dat de stukken eraf vliegen en dààr heeft niemand zaken mee. Maar o-wee owee als zij, een volwassen vrouw, ooit zomaar in het openbaar haar gevoelens zou laten blijken! Ge zoudt godvermiljaarde eens wat zien!... Dus beter even diep ademhalen en doorslikken...

“ "Luistert jongen, en denkt niet dat ik de zon niet in '’t water kan zien schijnen. Maar ge zijt nog veel te klein om zo achter de meisjes te lopen: dat is niet gezond, zoiets..."”

“ "Maar ik loop niet achter de meisjes! Olgatje en ik zijn al bijeen vanaf de eerste keer dat ik haar zag op onze Plechtige Communie...” Een beetje overdrijven kon geen kwaad, vond hij:" ” Wij zien naar niemand anders meer om en we gaan trouwen vanals ik vier jaar vast werk heb op de Astrid. Dan trek ik minstens zes frank per uur, zegt nonkel René, en daarmee kan ik goed een huishouden rechten. Ons va trok niet méér, en daarmee hebben wij toch met ons gevieren goed geleefd...”"

Jetje zuchtte eens diep en besloot het over een àndere boeg te gooien :"Tiens, hoe gaat het feitelijk met de René? Hebt ge d’er al veel van geleerd? ”"

“ "Hey, zo rap gaat dat niet, hé!  D’er komt veel tekniek en ellentriek bij te pas en '‘t duurt jaren voordat ge dat allemaal meester zijt!  Ik zijn al kontent dat ik niet meer voor hun voeten loop als we bijvoorbeeld het net binnenhalen: dat is al een specialisatie op z’'n eigen met al die aparte koorden en kabels!" ”

“ "Hoezo dat? "” vroeg ze spottend. En ze wist hem vertrokken voor een kwartiertje...

Toen de laatste kabels breedvoerig waren ingehaald scheen Leon zich plots iets te herinneren:" ”Nadien zijn we een pint gaan pakken in “Het Anker” en daarvan heb ik geprofiteerd om hem nog eens uit te horen over ons va... En ik moet zeggen, tante Jetje: ge hebt het helemaal mis!  Nonkel zegt dat ons va niét in Ronse geboren is, maar wél in Veurne, zonder de minste twijfel!... Dan kan dat toch niet kloppen met wat gij zei over zijn vader die koster was in de Walen: die laat zijn zoon toch niet geboren worden ‘bachten de kuppe’ hé?" ”

“ "Ow-ow man, niet zo zeker zijn hé!...Een vrouwmens kan niet altijd kiezen waar en wanneer ze haar kind krijgt, weet ge...Verleden week stond nog in ‘De Kustwacht’ dat er een Engelse madam bevallen was op de maalboot naar Oostende. En Stance Berkenout van hier in de straat heeft haar tweeling gekregen op een trouwfeest in Tielt... Weet dat in Veurne altijd veel volk kwam zien naar de Boeteprocessie, of meelopen met een kruis op hun schoft: allemaal diepgelovige mensen uit alle hoeken van '’t land...Dat daar ook eens een koster uit Ronse bij gelopen heeft, veertig jaar geleden, is heel normaal: misschien samen met zijn zwanger vrouwtje den Heer komen smeken voor een zoon...En dat mens ocharme van alteratie de kramp gekregen: dat gebeurt alle dagen wel ergens, hé. Mijn moeder...”"

“ "Ja-ja, tante Jetje, ’t is al goed met al die vrouwenhistories!...Bon, laat ons aannemen dat ons va uit de Walen kwam, lijk gij zegt: dan moet hij toch wat Frans geklapt hebben. Misschien wel zo goed als die cafébaas uit Duinkerke, hé? ...”Waarom niet ?"...Hij lachte fijntjes.

“ "Potverdikke, zijt ge daar weer! Dis sprak geen woord Frans en daarmee uit!" ”

“ "Dan kan hij ook niet uit de Walen komen: ’'t is '’t één of '’t ander! Maar '’t omgekeerde is wél mogelijk: uit Veurne stammen, zoals de René beweert, én Frans klappen, hé. Nonkel zegt dat ons va bijna nooit zijn mond open deed maar sluit niet uit dat hij Frans zou kennen, ook al heeft hij het hier met de mensen nooit gesproken. Waarom zou hij ook: ge had er tóch geen woord van verstaan!... En nóg een bewijs: hij heeft in den oorlog vier jaar de pispotten uitgedragen in ’'t veldhospitaal '‘Océan'’ van De Panne. Zonder Frans geraakt ge daar niet binnen, of heeft hij minstens wat van de taal opgestoken van al die hoge pieten...”"

“ "Bon, voor mij niet gelaten: Dis moemelde wat Frans en werd in Veurne geboren: kontent?  Dat bewijst toch niet dat het spook van Duinkerke uw vader is?! Ik zeg dat die cafébaas hoogstens een lid is van de familie Petré die in 1914 van Ronse naar Noord-Frankrijk is gevlucht, en daarmee uit!" ”

“ "Echtig en techtig zéker weten? Want dat bewijst wél dat ge '’t al op twee zaken mis voorhad: Ronse én Frans!  Daarbij komt nog dat nonkel René nog nooit van die familie gehoord heeft. Dat is dus drie. Van uwen uitleg van twee weken geleden blijft al niet veel meer over...”"

“ "Luistert ventje, voor mijn part kwam Dis uit de Jakkamakka en sprak hij Chinees!  Als ge mij niet gelooft vraagt het dan aan Hasard, de portrettentrekker. Die heeft Dis gekend als kind. Maar laat mij voort gerust met den Dis!" ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
28-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
29-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 56
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A34  EINDSTATION GANDESA 

                                 

    GANDESA ,Calle Estación, 15 augustus ’38.

Steiner was kapot. Zijn lijf en leden voelden aan als gekraakt, verrokken, verstijfd en verstuikt, vol schrammen, blutsen en builen. Dat hij na het dagenlange stormlopen op de steile flanken van heuvel 666 nog leefde kon hij met de beste wil van de wereld niet als een geluk ervaren. Het enige waar zijn karkas nog naar smachtte was in een hoek van deze vochtige kelder naast het spoorwegstation ineenrollen en wegzinken in een bodemloze slaap. Alstublieft ,even maar :slapen... Slapen en vergeten...

Ja, vooral vergeten, als het kon. Al die gruwel van de laatste dagen die in zijn netvlies lag gebrand…... De verscheurde lichamen van gevallen kameraden vol bloedingen die niet meer gestelpt raakten...De blauwe uitstulpende darmen toen hij Jesolo’s broeksriem uittrok om diens verbrijzelde been af te binden…...

In zijn oren galmde het sissend gefluit van overvliegende obussen nog na en het helse bonken van barstende bommen en granaten rondom, het geratel van de Moorse mitrailleurs op de steile kalkrotsrichels hogerop en het schreeuwen, tieren, huilen van woede, pijn of doodsangst...

Maar het was vooral de verzengende hitte die zijn laatste krachten had gesloopt, dat verstikkend gevoel geen lucht te krijgen door die keel van schuurpapier en een mond vol stof. En dan die duizenden vliegen die zijn tranen dronken of zich bezatten aan het draadje bloedig speeksel op zijn gekloofde lippen.

Met de vantijd verstikkende stank viel nog te leven want de zwarte kruitwolken vervlogen vlug en wat ervan in je zweet bleef plakken rook niet écht walgelijk. De kleverige brij aan zijn billen wél, maar daarmee waren àlle overlevenden besmeurd zodat dit minder opviel.

Overlevenden…...Na die drie dagen stormlopen tegen de Moren op de 666 bleven er van zijn sectie van tien man welgeteld twee over: hijzelf en Martini. Gisteren sneuvelden er vier, waaronder de drie Spanjaarden uit het tuchtkamp. Drie kameraden liepen voordien al diverse verwondingen op, maar leefden nog toen ze werden afgevoerd.… Papon verdween reeds na de eerste aanval naar achteren al leek de wond aan zijn hand op eerste gezicht niet echt levensgevaarlijk…...Hij had wel plots héél wat minder praat, die Papon van mijn kloten !

Met de drie àndere secties en de rest van het “peloton Marco” was het al even erg gesteld. Toen ze vanmiddag eindelijk uit de vuurlijn werden teruggetrokken stonden er van de oorspronkelijke vijfenveertig man  nog een klein dozijn op hun benen, volledig opgebrand ,alle aanvalsdrift verteerd ! …Vijftien keren waren ze de bergflank opgejaagd, op alle uren van de dag of de nacht. Soms enkel zijn alsmaar zwakkere compagnie, moederziel alleen, als een soort lokaas voor de Moren. Dan weer samen met het volledige Franse bataljon en de Amerikanen van de “Washington”, misschien wel duizend man. De eerste richel viel pas toen ook de “Lincoln” meedeed en van toen af ging het vlug ! …Vooral omdat de resterende Moren voor dag en dauw de kam hadden ontruimd om de verdediging van de vólgende heuvel te versterken!! Zo bléven ze natuurlijk aan de gang, ook al voelde Steiner met zijn klompen aan dat het rode offensief op sterven na dood was: tegen de huidige overmacht van Franco's artillerie was geen kruid gewassen, geen doorkomen meer aan. Mét moed alleen ging het niet ,en zónder nog veel minder...

Maar schijnbaar was het dan toch gelukt. Nu hoorde hij in de verte hoe de onzen de top van de 666 zuiverden: de typische korte knallen, telkens nà het gevecht aan de gewonde vijand geen kwartier werd verleend.… Daar moesten de Moren, als vreemde huursoldaten, sowieso niet op rekenen. En dat deden ze ook niet. Toen hij twee weken geleden met zijn oor in verband van de Picosa terug naar het front reed door het pas veroverde dorpje Corbera, had Steiner met eigen ogen gezien hoe die ‘bruine apen’ zich na hun gevangenname bijna uit vrije wil laconiek tegen de kerkhofmuur opstelden voor hun laatste reis naar het walhalla…...Sindsdien bekeek hij die krijgers met heel wat meer respect, hoe wreed ze voor de rest ook met hun coupe-coupe mochten omgaan bij het verminken van hun gevallen vijanden of het slachten van hun krijgsgevangenen…. Nu ja, een burgeroorlog was inderdaad geen gezelschapsspel voor kostschooljuffers.

 

Het stationsgebouwtje van Gandesa, waarin Marco voor het ogenblik met de rest van zijn peloton schuilde,  werd pas gisteren door het Britse "Mackenzie" bataljon van de 15° Internationale Brigade na vuil vechten veroverd. Het gebouwtje en de aanliggende goederenloods lag half in puin geschoten los aan de rand van het stadje maar in de gewelven eronder zaten ze veilig. Vanuit het keldergat kon je, tussen de afgeschoten takken van de platanen op het pleintje, de "tommy's" in de ruïne aan de overkant gezapig thee zien drinken. Blijkbaar even op adem aan 't komen in afwachting van hun volgende stormloop langs de Calle Estación, de Stationstraat die recht naar het centrum leidde. Dat zou dan al hun vierde charge zijn sinds deze morgen, en nóg waren ze geen stap verder geraakt.

Telkens hun klaroen de aanval blies waren de moedige Britten op een helse muur van bommen en granaten gebotst waar niemand levend doorheen kwam. En zeggen dat ze voordien reeds de helft van hun kameraden verloren hadden bij de verovering van heuvel 481, een paar dagen geleden...Als ze nu niet héél snel op de verdediging overschakelden zou niemand van de fiere Mackenzies het nog navertellen. Het werd de hoogste tijd dat Kameraad generaal Lister, de bevelhebber van het Ebro-offensief, zich neerlegde bij de mislukking van zijn doorbraakpoging, indien hij nog iets van zijn leger wilde redden.

Gandesa, of wat er nog van recht stond, werd door de Moren veel te zwaar verdedigd om ook maar van een spoedige verovering te durven dromen. En een omsingeling zat er ook niet meer in want alle heuveltoppen àchter het stadje hadden de Franquisten tot oninneembare forten versterkt en volgepropt met vuurmonden van alle kalibers. De minste beweging op de Calle Estatión in de richting van het stadscentrum werd door de overzijde onverbiddelijk op een moordend spervuur van hun artillerie onthaald.

" Es finito..." besloot Ramon , één van de laatste Spanjaarden die het peloton Marco was komen versterken en die al een hele poos voor het keldergat op uitkijk had gestaan. "Es finito, amigos…" Hij deed geen moeite om zijn leedvermaak te verbergen: met het einde van dit bloedige offensief kon hij weer hoop scheppen misschien deze zinloze oorlog zonder al te veel kleerscheuren te overleven.

Dat de stalinisten hem in de tuchtcompagnie niet klein hadden gekregen vond hij op zich al een grote overwinning. Maar nu hij een week lang voor dit Franse gespuis het vuile werk had opgeknapt zonder door hun vleesmolens vermaald te worden verzoende hem een beetje met de God van zijn vermoorde vrouw. Vermoord door de mannen van Lister, de rode bloedhond die vorig jaar de anarchistische revolutie in zijn geboortedorp had neergeslagen. Achter zijn rug laffelijk vermoord door zogenaamde wapenbroeders terwijl hijzelf, zotte Ramon Fernàndez Savaria, als vrijwilliger aan het front in Aragon mét de roden tegen de fascisten vocht..Waanzinnig van verdriet en onbegrip waren toen zijn stoppen doorgeslagen en dat had hem een jaar strafkamp gekost..

En zeggen dat hij nu voor diezelfde Lister opnieuw zijn hachje waagde in een bloedig offensief waarin niemand nog geloofde. Maar lang zou hij niet meer met zich laten sollen, dàt had hij gezworen op de nagedachtenis van zijn aanbeden Margarita: zijn eer van echtgenoot ging vóór zijn trouw aan politiek links!

Tot nu toe had het monsterlijk systeem, dat al zijn kameraden had verzwolgen in de martelkerkers van de S.I.M., hém niet kunnen breken.. Hier stond hij nog steeds, rechtop en sterker dan een beer uit zijn geliefde Andorra, terwijl rondom in deze duistere muffige kelder dat zooitje Frans ongeregeld uitgeblust hun wonden lag te likken.

" Smerige bende holkruipers!" mompelde hij in een opwelling van overmoed. "Pederasten! Mij krijgen jullie niet kapot, sukkels " Slechts met moeite kon hij een gelukzalig sardonisch gegrom bedwingen…" Madre mia!  "

Ramon was wel geen reus, maar toch een struise kerel en naar Spaanse normen flink van was. Sinds hij vorige week bij het peloton Marco werd ingelijfd luchtte hij voortdurend en onverbloemd zijn ongenoegen met de lopende gang van zaken. Evenwel tegen niemand in het bijzonder en voorzichtigheidshalve wél in het platte  dialect van de Catalaanse herders, goed wetend dat die stomme Fransen er toch geen moer van begrepen.

Vreemd genoeg snapte Martini, de Corsicaan, er wél de essentie van, misschien omdat hij op zijn eiland óók een herder was. En sinds vannacht foeterden die twee onderling in een latijns koeterwaals op alles wat hun soldeniersbestaan verpestte. Soms lukte het Ramon zelfs Martini in een soort hoog gehinnik te doen uitbarsten, want lachen kon je dit bezwaarlijk noemen.

Marco was sinds gisteren blijkbaar te uitgeput en te afgestompt om die twee tot de orde te roepen. Nu zat hij ineengezakt tegen de gekalkte muur op een stapel oude kranten te bekomen van de laatste slachting op de 666, en zo te zien zou hij zelfs beter een tijdje gaan liggen. Kranten waren er genoeg om een droge brits te spreiden..

De hopen gazetten waren hen direct opgevallen toen ze getwaalven in die kelder onderdoken. Blijkbaar had de stationchef uit besparing de onverkochte eksemplaren uit de krantenkiosk nooit teruggestuurd of hoopte hij met oud papier een centje bij te verdienen..Hoe dan ook, voor de soldaten waren die hopen papier een ongekende weelde. Op eerste zicht dan toch...Niet zodanig als geestelijk voedsel, want de meesten konden niet lezen -– en zeker geen Spaans -– maar wél om er droog en warm op te slapen. Of om in een hoek broek en billen aan schoon te schrapen: een toestand waarmee ze allemaal min of meer verveeld zaten. Die bevuiling kwam niet noodzakelijk voort uit de doorstane angstige momenten, maar in volle gevecht kon je nu eenmaal moeilijk je broek afstropen telkens de innerlijke mens er op aandrong ,merde !...

Ja ,verdomme ,Putain de merde de mes couilles ! Nog nooit had deze platte soldeniersvloek zo gepast hun walgelijk bestaan omschreven.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 57
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Tegen de avond kregen ze, samen met de taco’s en  de wijn, eindelijk het bevel de verdediging uit te bouwen: het commando verwachtte zogenaamd een zware tegenaanval van de Moren. Veel geloof konden de mannen er niet aan hechten en verlieten met duidelijke tegenzin hun comfortabele slaaphoek in de kelder. Marco moest niet lang nadenken om zijn weerstandsnest te organiseren: " De eerste vier man op zolder met de enige lichte mitrailleur, de volgende vier achter de vensters van het gelijkvloers en de rest blijft in de kelder. Elke groep zet één schildwacht uit, aflossing na twee uur. Zie ook wie in de gebouwen links en rechts van ons ligt!  Allee hop: debout les morts!  ".

Steiner had gehoopt beneden te kunnen blijven, maar vloog met het machinegeweer samen met Martini en Ramon onder het gebroken dakgebinte. Het rook er alvast minder muf dan in de kelder want de helft van de pannen ontbrak.  Zohaast Marco de mannen beneden hun gedetailleerde doelen had aangewezen kwam hij eveneens de zolder opgekropen. Ook hier lagen, buiten allerlei oude rommel en scherven dakbedekking, hele stapels kranten waarmee ze vlug een lage borstwering bouwden voor de mitrailleur en een zacht nachtleger in de hoek. Enfin, zacht..een soldatenhand is rap gevuld.

Maar écht veilig kon Steiner er zich niet voelen, zo onbeschermd onder de blote sterrenhemel en met een fikse artillerievoorbereiding vanwege de Moren in het vooruitzicht...De plankenvloer leek ook al niet van de stevigste. Want toen Ramon deze al wippende testte kregen ze meteen vanuit het gelijkvloers een resem vloeken en verwensingen als antwoord. Gevolgd door hartverscheurende hoestbuien toen de plafondbezetting het begaf. Niet dus.

Nu was het enkel nog wachten op de aanval van de franquisten..

 

Vergeefs: Voor wie op wacht stond verliep heel de frisse maannacht tergend traag in een zinloos turen naar de oudzilveren contouren aan de overkant van het stationpleintje. Maar zij die het twijfelachtig genoegen smaakten in de hoek van de zolder een hazenslaapje te vangen kregen met een àndere soort oorlog te maken. De oude kranten bleken namelijk de bakermat van hele horden dikke kakkerlakken, terwijl de weekbladen vol vlooien zaten, of omgekeerd. En àchter de stapels tegen de muur hadden generaties muizen mooie gangen geknaagd met òm de meter knusse nestjes vol naakte roze jongen. Heel dat universum scheen allesbehalve opgezet met de plotse komst van 'onze jongens' en was blijkbaar vast besloten hun haardsteden met hand en tand te verdedigen. En tegen de grauwe morgen zouden ze de strijd zeker gewonnen hebben indien de Moren geen roet in 't eten hadden gegooid.

Hun tegenaanval was meer gericht naar de zuidrand van Gandesa, ruim een kilometer links van het stationsgebouw. Toch deelden de arme "Mackenzies", hun overburen, nog ongevraagd in de klappen, gelukkig zonder veel brokken. Steiner zag achteraf maar één ambulance wegrijden: dus hoogstens een achttal tommy's noemenswaardig geraakt. Ook in de daaropvolgende aanvallen kwam "Six février" die dag niet tussen, wat niet belette dat Steiner en zijn kameraden aanhoudend in verhoogd alarm verkeerden.

De enige verpozing hadden ze aan Marco te danken. Die bracht van één van zijn rondjes langs zijn mannen uit het boekenstalletje op het perron een paar kranten mee. Het franquistische blad was gedateerd op 1 augustus,  waarschijnlijk de laatste editie die op het station werd afgegeven vóór Gandesa in de vuurlijn kwam te liggen.  Marco was van hun vieren de enige die voldoende Spaans kon lezen om de artikels te begrijpen. Maar wat hij hardop met de losse pols vertaalde kwam hard aan.

" Die smeerlappen zijn écht zeker van hun stuk!   Hier, de hoofdtitel: 'Caudillo Franco sluit verdrag met Frankrijk... Heu...bla-bla-bla: het nieuwe Spanje blijft neutraal bij een eventueel Frans-Duits conflict' Het nieuwe Spanje!   Dat van hém dus! Of wij hier nog langer onze nikkel afdraaien of niét, maakt dus verder geen verschil: hij is toch zeker het hier later voor het zeggen te krijgen!..."

" Twijfelde gij daar nog aan? " vroeg Ramon verwonderd. " Voor ik uit het strafkamp naar hier kwam was er al sprake dat de Rus het beu werd en de kraan dicht ging draaien, net zoals de Fransen vorige maand.. Zonder de hulp van Stalin zijt gij verloren, amigo.. Eindelijk, zou ik zeggen, dat bloedbad hier heeft door zijn schuld al veel te lang geduurd. Hij had zich beter nooit met onze inwendige keuken bemoeid!  "

" Hou op met die stomme praat, Ramon!" Marco wist welke straf er op 'defaitisme aan het front' stond. En ook dat de pelotonoverste daarbij dikwijls in de brokken deelde. Het incident met Amalia en kameraad-luitenant Rodrigo lag nog vers in het geheugen:" Vergeet niet: ZIJ zijn de oorlog begonnen! Die zou zelfs geen week geduurd hebben indien Hitler en Mussolini het Legioen niet uit Marokko hadden overgevlogen!   Zonder hulp van buitenaf ware er nooit iets gebeurd!   Had de Volksfront-regering destijds geen hulp geboden, was jouw anarchistische boerenrevolutie in Aragon nooit van de grond gekomen! En indien jullie in Utopia wat minder waanzinnig tekeer waren gegaan met moorden en platbranden, en vanaf het begin naar Madrid hadden geluisterd, Strontboer, dan was het Franco-leger zelfs nooit in opstand gekomen!   Alle rampen die we nadien op ons nek kregen, hebben we aan wijsneuzen lijk gij te danken! Had-had-had! Ge kunt het lullen niet laten hé.."

Maar Ramon liet zich niet in de hoek drummen :" Feit is toch dat onze anarchistische boerenrevolutie in Aragon niet door de fascisten werd verslagen, maar wél door stalinisten zoals Lister. Dié wilden het onderste uit de kan door alles in beslag te nemen voor de staat. Wij niet.. Ons was het enkel te doen om op braakgrond van de rijken eten te verbouwen voor de gemeenschap, niet om hun land te onteigenen. Mits wat schaven, wat geven en nemen, hadden we het met de grootgrondbezitters een dik jaar geleden al op een akkoordje kunnen gooien en op die manier nog iets van onze revolutie kunnen redden. Maar dat mocht niet van Moskou! Nu is er teveel gemoord aan weerskanten om elkaar nog te willen verstaan. Enkel de totale vernietiging van de vijand is nu nog aan de orde. En dat zijn wij, daar moet ge niet aan twijfelen kameraad!  "

" Luister vriend "viel Marco uit, "akkoord ge zijt genen uil. Maar hoe kunt ge dan zo'n kemels verkondigen zonder u dood te schamen? ! Juist nu we de fascisten er zo van langs geven! Over een front van zestig kilometer hebben we hen in één week tijd dertig kilometer achteruit geworpen! Dat is nog nooit gebeurd!  "

" En zal hopelijk ook nooit meer gebeuren want het is zinloos bloedvergieten. Ons stukje front is in één week dertig kilometer opgeschoven?  Hoera-hoera! Nu kakt Franco zéker in zijn broek, zie! En hoeveel gaan we de volgende week nog oprukken? Dubbele zéro: de hond zijn kloten! Want, Kameraad-adjudant, met permissie: waar is dat peloton van u dat de Moren heeft verslaan?  Eén kwart dood en twee kwart verminkt!   En onze buren zijn er niet beter aan toe..En wat is het nieuwe parool voor de rest van je troep? Gandesa veroveren?  Vergeet het maar! "Standhouden ten allen prijs " hé, geef het maar toe! Dat wil zeggen dat de hoge pieten alle hoop op succes hebben opgegeven, misschien zelfs lang vóór dit offensief begon..Marco, ik draai al twee jaar mee in die zottekens-molen, mij moet ge niets meer wijsmaken!  "

" Denkt ge nu werkelijk dat de Leiding heel deze slachting op touw heeft gezet zonder er een beslissend resultaat van te verwachten?" Bij 'slachting' had Marco zijn stem laten zakken alsof hij een vuil woord uitsprak.

Ramon grinnikte kil :"“ Niet bang zijn, Adjudant! Natuurlijk verhopen ze er een resultaat van, maar niet waar gij aan denkt… Ge weet toch ook dat de president vredesonderhandelingen zou willen aanknopen met Franco? Neen? Akkoord, ge zit hier aan het front van alle nieuws verstoken, maar laat mij het u zeggen: die fameuze dertig kilometer beteken niets méér dan een lokaas om Franco toch maar aan tafel te krijgen. Nogal onnozel: het kleinste kind weet dat hij binnen het jaar den oorlog gaat winnen. Hij zou wel een gloeiende zot zijn om in deze omstandigheden vredesonderhandelingen te aanvaarden..."…”          

" Als de republiek weet dat een offensief nutteloos is zet het de levens van zijn burgers en zijn soldaten niet redeloos op het spel!  " hield Marco vol.

Ramon schoot in een trieste lacht: " Heel juist gezien Adjudant!  Kijk maar eens rond wie er nog voort wil vechten: Fransen, Engelsen, Duitsers, Amerikanen en nog een hele resem vreemdelingen.. Maar géén Spanjaarden! Die zijn het beu tot over hun oren!  "

" Zever in pakjes!  " besloot Marco nors: " Als iedereen weet dat het nutteloos is, zet ge toch zo'n groot offensief niet op stapel." Heel deze discussie werd wat eentonig.

" Waarin vooral de Internationale Brigades de spits afbijten, hé?! Wat kan het die buitenlanders schelen dat er nog een paar honderd Spaanse dorpen en steden vernield worden, nog een paar duizend vrouwen en kinderen vermoord. Ze voeren zoals Napoleon destijds de politiek van de verbrande aarde. Na hun verlies, dat ze niet kunnen verkroppen, gaan ze terug naar huis en laten ons met de brokken zitten. Hier kunnen ze tekeer gaan als kleine kinderen: nog vlug zoveel mogelijk kapot maken bij het buurjongetje vóóraleer weg te vluchten. En wij als straf zonder eten in de kelder vliegen. Dat is wat uw Grote Stalin ons het laatste jaar van de oorlog heeft opgedrongen: nog vlug wat zinloos dood en vernieling zaaien..En hoe zwaarder we nadien gestraft worden, hoe liever hij het heeft. Een arbeidersopstand die - zoals hier in Spanje - door de bourgeoisreactie in het bloed gesmoord wordt is een kado voor zijn winkel. Naar buitenuit bewierookt hij de gevallenen als helden van de proletarische revolutie. Maar het bespaart hém de moeite om later al die Trotski-fascisten en marxistische utopisten van de POUM of de FAI te moeten 'uitzuiveren' – zoals nu in Moskou - en een hele cinema te moeten opvoeren om hun terechtstelling te rechtvaardigen!  "

Steiner en Martini hadden zwijgend heel die discussie met stijgende wrevel gevolgd. Nu voelde de Corsicaan dat het gevaarlijk uit de hand dreigde te lopen en wilde zijn vriend ter hulp snellen.

" Staat er nog iets interessants in die gazet? Over de oorlog, misschien?

Marco keerde zich met een zware zucht van ontmoediging langzaam om, en het duurde even voor hij er zijn gedachten weer bij had. Onder de vragende blikken van zijn maats overliep hij tenslotte de overige artikels.

" Ja hier zie: wees hij ' Het nieuwe Ebro-front. Een vijandelijke poging...om de stroom bij de monding...tegenover Amposta over te steken...werd bloedig teruggeslagen. De 14e Comintern Brigade - een drieduizend zielen sterk - werd daarbij volledig... vernietigd.'" Marco keek peinzend op: " Comintern, zo noemen zij de Internationale Brigades..."

" De 14e ? Maar dat zijn wij! " sneerde Martini. Nu ziet ge hoe die smeerlappen kunnen liegen! "

" Liegen ?" vroeg Marco triestig: " Daarvan ben ik nog zo zeker niet... Wij, de "Six février", wàren één bataljon van de 14e, vóór ze ons in steun gaven aan de Amerikanen van de Lincoln... Op dat moment, één week vóór het offensief begon, is het gros van de 14e, onze oude "Marseillaise" in het geheim een heel stuk naar het zuiden verplaatst. Misschien een strategische zet , als afleidingsmaneuver. Maar dat ze nu helemaal  tegen de zee lagen wist ik niet... Helemaal vernietigd! "

" Dat zijn allemaal propagandaleugens! " hield de nijdige Corsicaan koppig vol:" Drieduizend man: die zijn zot zeker!           

" Het zou anders de eerste keer niet zijn dat de 14e IB gedecimeerd werd... Na de slag van Brunette, vorige zomer bleef er ook al niet veel van over. En overlaatst in april, toen de franquisten vanuit Teruel naar de zee doorstootten, werden alle vijf IB's samen rond Caspe praktisch in de pan gehakt. Vanaf toen zijn ze tenandere verplicht geworden de verliezen op te vullen  met Spaanse rekruten omdat de bevoorrading met vreemde vrijwilligers uit de Comintern bijna droog was gevallen. Op een paar zotten na.." voegde hij er spottend aan toe.

" Zoals ik, zeker? " pikte Steiner aan.

" Als gij het zegt, zal het wel zo zijn hé! " Ze schoten alle vier in een onbedaarlijke lach.

Plots barstte de stoep vóór hun loods in een helse knal open. De schok en de hete rook bracht hen even van de wijs, tot de opgeworpen kasseien weer neerdonderden. Een paar sloegen de pannen en het dakgebinte aan scherven, één schoot met een reuzebonk door de plankenvloer naar het gelijkvloers. Nog vóór de rook en het stof wegtrok sloeg de tweede obus in, en een derde, en een vierde! Vlak voor de gevel van het station! Ramon kreeg zo'n kassei pardoes op zijn toren. Steiner zag vanuit zijn ooghoek het rode spijs van de hersens in klodden onder de gedeukte helm uitlopen.

" Alarm! Alarm!" riep Marco met overslaande stem "ze komen er aan!  "

Volledig overbodig: iedereen had het al begrepen. De Moren sloegen terug. En ook al kregen vooral de Britten van "Mackenzie" in de eerste lijn vóór hen de ergste klappen, het zou voor hen allen een zware dag worden.

 

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 58
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A35  PAUL HASARD, DE FOTOGRAAF.

                                          Westende 17 augustus 1938.

"Als ge mij niet gelooft, gaat dan maar wat zeveren bij Paul Hasard, de portrettentrekker van het Bad!   Die heeft uw vader als kind gekend en zal u zéker graag zien komen.. "

Zo ongeveer had Jetje hem wandelen gestuurd toen zijn betweterij haar op de zenuwen begon te werken. Leon was wél wat van haar reactie geschrokken en had nooit vermoed dat ze zo'n lange tenen zou hebben. Ze hadden toch een eedverbond gezworen samen het geheim van het "Spook van Duinkerke" op te lossen, of niét soms ?! Dan moest ze zich toch niet in-haar-gat-gebeten voelen omdat hij hààr versie confronteerde met de uitspraken van nonkel René en haar op de tegenstrijdigheden wees ? Moest ze hem dààrom afstoten met de raad zijn licht op te steken bij die illustere onbekende ?

Enfin, niet hélemaal onbekend, natuurlijk, want in het dorp kende iedereen iedereen. En vroeger waren zijn ouders nog met meneer Hasard bevriend geweest, had hij verstaan. Die bruine trouwfoto op de keukenkast, met Dis en Marie in de tuin en de grote abri op de achtergrond, had hij destijds getrokken...Gratis, als huwelijks kado naar het schijnt. En ook die bij Jetje op de schouw stond was van hem: Jetje en moeder stijf gearmd met die zotte kleren aan en die pothoeden over hun oren.. En met de plechtige communie van Leon had hij van hem ook een portret gemaakt in postkaartformaat, gratis voor niets..

Maar buiten deze ene keer kon Leon zich niet herinneren ooit iets persoonlijks tegen die mens gezegd te hebben. Integendeel, als hij hem op straat toevallig tegenkwam groette hij hem altijd beleefd 'dag meneer Paul',met zijn pet in de hand. Tenslotte genoot hij een zeker aanzien, als portrettentrekker en vér de enige kunstenaar van het dorp. Weliswaar een aanzien lichtjes gemengd met wat spot omdat hij zo goed leek op "zotte professor Piccard" met zijn luchtballon: slungelachtig lang, met een half kale vogelkop omzoomd door wild krulhaar.

En bij dié meneer stuurde Jetje hem om Dis zijn doopceel te lichten ?! Hij kon toch niet bij die mens binnenstappen en vragen wat hij over de afkomst van zijn vader wist ? De fotowinkel was op zich al bevreemdend genoeg, met rondom al die plechtstatige portretten van het halve dorp, iedereen op z'n paasbest.. Moeilijk om in zo'n menigte een gespek onder vier ogen te beginnen.

Het kostte hem in bed op zijn scheerzolder een paar avonden zwaar gepeins vóóraleer plots zijn lamp ging branden. En de oplossing had hij dan nog te danken aan het fluisterend pochen van Joseph, achter zijn rug. Die had het al de hele tijd over een mooie grote foto die hij van Nadine ging afluizen, postkaartformaat, waarop ze haar nieuwe vilten luifelhoed droeg en haar jurk met de strikjes.. Heel recent getrokken bij Hasard, juist vóór het seizoen.

" Een buste-foto, lijk ze zeggen hé, tot halverwege de borst, verstaat ge't ? En met haar vitrine ferm gevuld hé, want dààr is ze fier op, man!   Ik durf wedden dat ze ervoor expres goed rechtop is gaan zitten: alles vooruit Gertruid!  ..In feite loopt ze er heel erg mee te koop. Want vorige week hing er wat ondergoed te drogen in de garage waar wij de bestellingen klaar zetten voor mijn tour met de triporteur. Ze deed daar zo flauw over, van "Niet zien hé viezerik: dat is van mij!  ", omdat er och-arme een soutien bij hing.. Luistert ge nog ??"

" Een soutien ja, vertelt maar voort.." Leon volgde wat verstrooid het liefdeskluwen van zijn broer want hij voelde juist een lumineus idee opborrelen.

" Wel, op dat moment komt Erna, haar zuster, binnengevallen en die trekt rap al die frutsels van de draad. En ze vraagt zo aan Nadine: " Waar hangt de rest van mijn goed ?" Tableau zeg!   Ik schiet in een lach en Nadine in een Spaanse colère.."

" k' Heb het!  " zei Leon plots.

" En ze wilt mij een klets.." Joseph had er een hekel aan in zijn fantasmen gestoord te worden: " Wat hebt ge nù weer ?"

" Niks, vertelt maar voort.."

" Dat ziet ge van hier, zo-ot!  "

In zijn droom vond Leon met een verbazend gemak een geniaal scenario om meneer Hasard de pieren uit de neus te halen. Maar bij het ontwaken herinnerde hij zich het gros van zijn meesterlijke zetten niet meer en de rest verschrompelde in het harde licht van de dageraad. Toch wist hij dat de enige weg waarlangs hij die halve vreemde kon benaderen moest lopen langs diens kunstenaarschap en de foto's op de keukenkast.

Nonkel René vond de oplossing, toen ze die avond na de vangst als naar gewoonte nog vlug een Bock gingen drinken in "Het Anker": " Ge hebt toch een lief, hé ?"

" Lief..lief.." Leon hield wat verlegen de boot af.

" Wel ja, een mokkel met oren en poten dat ge graag eens tegen uwen gilee zoudt trekken, of eentje die misschien zot van u is: wij noemen dat een lief!   En het is normaal van aan uw lief een foto te geven, voor onder haar kopkussen.. Daar kan ze dan 's avonds tootjes aan geven voor ze gaat slapen, hé:  zo doen de vrouwen dat!   En de Paul heeft toch een schone foto gemaakt van uw plechtige communie, hé ? Wel, hij heeft daar tien-negen nog het filmtje van. Vraagt of dat hij daar nog een afdruk van wil maken om kado te geven aan uw lief. Zoveel kan dat niet kosten of anders schiet ik dat wel voor..En dan zal hij wel vragen hoe Marie het stelt, want daar is hij in den tijd nog zot van geweest...Zegt zo dat ze nog triestig is, omdat Dis op zo'n rare manier verdwenen is. En dat gij er mee gewrongen zit dat ge hem nooit goed gekend hebt, hé. En dan vraagt ge zo, langs uw neus weg: 'Maar gij hebt hem van kindsaf gekend, hé meneer Paul ?' En dàn zijt ge vertrokken voor een uur!  "

Nog geen kwartier later stond heel het krijgsplan op poten.

Zelfs Joseph stak hem onbewust een handje toe, die avond, in bed. Waarschijnlijk door de warmte of van opwinding had blijkbaar geen van beiden veel zin om in slaap te vallen. Leon vond het wel wat vreemd dat zijn oudere broer zo bereidwillig op al zijn zieleroerselen inging, zonder zijn vragen weg te honen of in lachen uit te barsten. Dat deed hij anders altijd als Leon bijvoorbeeld zijn vrees uitsprak over het verband tussen échte onkuisheid, zot of blind worden en de tering krijgen.

Ze lagen op hun grijze soldatendeken door het zijvenstertje naar de klare sterrenhemel te staren.

" Hoe ver zou dat zijn naar de maan ?"

" Meer dan honderdduizend mijl...Dat zegt zo niks, maar ge zoudt met het rapste vliegmachien bijna een maand nodig hebben om er te geraken..." Hij had uit Jules Verne zo één en ander opgestoken.

" En waar zou d' hemel feitelijk beginnen ? Aan de maan, of verder ?"

" Zéker nog honderd keer verder...Waarom wilt ge dat weten? Voelt ge u niet goed of zijt ge van plan u kortelings te verdoen?...  De hemel begint àchter de laatste sterren, dacht onze leraar godsdienst, maar echt zeker wàs hij niet.."

" Dus minstens een paar jaar vliegen, stukken verder dan de maan! Dan kan ons vader daar nog niet zijn, op zo'n korte tijd...Als hij werkelijk gestorven moest zijn " voegde hij er snel aan toe.

Joseph ging daar niet op in: " En wie zegt dat hij recht naar de hemel is gegaan ? Da's enkel voor wie vrij van zonden is, zegt de paster. En dàt zal ons va wel niet geweest zijn, als ge die roddel in 't dorp moogt geloven...Al die wijven die hij gehad heeft, vroeger..."

" Wijven? Hoe vroeger? Lang geleden?" Zou Joseph misschien iets weten over die cafébazin van Duinkerke? Kan het zijn dat Dis daar al zólang een verhouding mee had? En waarom verdomme ? Misschien was vader niet gelukkig geweest met Marie en zijn kinders, had hij niet genoeg van hen gehouden. Waren Joseph en hijzelf in zijn ogen niet goed genoeg geweest, zijn vaderliefde niet waard?

Maar Joseph spotte luchthartig: "Och ja vent, jaren geleden: gij piste nog in uw broek...Dat ik weet is hij maar braaf geworden vanals hij met de Meester is beginnen optrekken in het Verdinaso..."

" Waar dàt al niet goed voor is..."mijmerde Leon.

" Hey, niet slapen hé!   Ge zoudt tenandere iets voor mij moeten doen.."

" Hmm...Ik ben bekaf, man. Morgen misschien..."

" Nee-neen, nù! Luistert: zondag is het tien jaar geleden dat ze de eerste steen legden van de IJzertoren en de Meester zou willen dat alle D.M.O.'s en volwassen sympathisanten mee op bedevaart zouden gaan. Kwestie van onze macht te tonen aan de àndere Fronters van 't Vlaams Verbond en er aan te herinneren dat wij óók mee betaald hebben om de toren te bouwen!  "

" Ja, en dàn?" Het interesseerde hem maar matig want zijn eigen Nieuwpoortse afdeling van Jong-Dinaso mocht niét mee...

" Wel: ik ga! Maar dan zoudt gij mij zondag moeten vervangen als commissionair op de triporteur van De Handt, om met Nadine de bestellingen rond te rijden.."

Hij wilde het afwimpelen met "zondag ben ik bezet". Want zijn krijgsplan om meneer Paul de pieren uit de neus te halen stond ver op punt. Hij zag enkel nog niet hoe hij aan moeder zijn wandeling naar Westende-Bad moest uitleggen zonder Olgatje te vernoemen. En zijn lief wilde hij niet betrekken bij zijn zoektocht naar " Het Spook". Maar aangezien de winkel van De Handt bijna pal over de fotostudio van Hasard lag..

" Wat geeft ge?" Voor dergelijke vriendendiensten onder elkaar verwachtten zij altijd boter bij de vis.

 Madam De Handt viel niet in katzwijm van geestdrift over de jonge plaatsvervanger, vooral omdat hij met Frans geen hoge toppen scheerde. Ook zijn figuur had niet de klasse die men van een primeurzaak mocht verwachten en erg gedienstig – lees kruiperig – zag dat potige bruine berenjong er niet uit...Maar sterk wàs hij, moest ze toegeven, zoals hij met de bakken bier jongleerde...Voor één dag zou het wel gaan. Daarbij, ook al begon het seizoen te slabakken door al die politieke spanningen in Sudetenland: een commissionair kon ze nog niet missen.

Van Nadine, waar Joseph zo mee opliep, had hij eerlijk gezegd méér verwacht. Een blonde bleekscheet, niets vergeleken bij zijn Olgatje. En allesbehalve vriendelijk op de koop toe...Ze scheen het niet erg te waarderen dat Joseph liever keet ging schoppen aan de Ijzertoren en het gezelschap van die zotte meester Engelborghs boven het hare verkoos...

Tijdens zijn derde ronde had hij meneer Paul in aktie gezien op de dijk, snapshots makend van de wandelende zonnekloppers, maar zag hem pas tegen vijf uur in zijn fotostudio binnengaan. Leon zijn werk zat er ver op en tegen Nadine zei hij enkel:" 'k Moet effentjes naar de overkant.."

Met kloppend hart stapte hij de fotowinkel binnen en schrok zich een aap door het oorverdovend getingeltangel van de xylofoon boven de voordeur. Meneer Paul ontving hem met de gekende commerciële vriendelijkheid maar liet zijn air vallen zohaast hij Leon kon plaatsen en hoorde waarover het ging. Met wat voor een vaderlijke genegenheid moest doorgaan liep de fotograaf blindelings in de val die nonkel René had voorspeld. Hoe Marie het stelde ? En nog altijd zoveel verdriet over het accident van Dis ?

Na een paar van die stereotype vragen mocht Leon mee naar zijn archief in de achterkamer om het negatief van zijn communiefoto te zoeken. En toen hij onderwijl zuchtte hoe spijtig hij het vond niets te weten over de familie van zijn vader, begon het voorziene scenario op kruissnelheid te draaien..

" Familie ?! Maar jongen, Dis hàd geen familie,  wist ge dat niet ? Anders was hij toch niet tot zijn vijftiende in het weeshuis gebleven, zeker.."

" Weeshuis ? Wat wilt ge daarmee zeggen, meneer ?"

" Wel, dat hij heel zijn jonge jaren met mij in 't weeshuis zat: misschien zelfs vanaf zijn geboorte, maar zéker vanaf de kakschool.."

Leon herinnerde zich plotseling dat zijn moeder aan de gendarmen verklaard had dat Dis had leren lezen en schrijven in 't wééshuis. Nu pas viel het hem te binnen hoe onlogisch dit was...

" Maar meneer Paul, dat kàn toch niet!   Mijn vader is pas in 't begin van de Grote Oorlog met zijn ouders uit de Walen naar Veurne gevlucht!  Dan kan hij toch niet vanaf de kakschool..."

" Zijn ouders ? Maar jongen, Dis was van kindsbeen af volle wees zoals ik...Over welke ouders hébt ge't ?... Bompa Petré was zijn échte vader niet, dat weet ge toch hé ? Tenandere,  ik heb uw papa nooit anders gekend dan Dis Vroman. "VROMAN Désiré", zo schreef hij zijn naam nog op zijn cahier, het laatste jaar van de knechtjesschool in het weeshuis van de Zwartzusters."

" Maar meneer Paul, tegen ons heeft hij zich altijd Petré genoemd. Hij is toch mijn vader en ik heet ook Petré, Leon Petré..."

" Vaneigens is hij uw vader, jongen!   Maar dat is zijn nieuwe naam, die hij kreeg toen Bompa Petré hem adopteerde op 't eind van den oorlog, in 't kloosterlazaret van Veurne. Uit dank voor de goede zorgen, zogenaamd...Maar in feite om nà den oorlog toch nog een persoonlijke verpleger te hebben tegen dat hij ontslagen werd: zijn vrouw was gestorven in een bombardement en hij stond alleen op de wereld. Dis ging op zijn zestiende ook ontslagen worden uit het weeshuis. En geadopteerd worden is voor elk weeskind de droom van een hemel op aarde: het was dus voor alletwee een goede oplossing. Ikzelf kreeg rond dié tijd een leercontract bij een fotograaf in De Panne en ben hem dan een tijdje uit het oog verloren.. Maar voordien heb ik samen met Dis VROMAN minstens een jaar of tien school gelopen in het weeshuis van de Zwartzusters van Veurne, goed geweten!   Dat moet tenandere toch op de gemeente genoteerd staan..."

Leon wist niet hoe hij tegen zo'n sterke overtuiging moest oproeien: Veurne, weeshuis, Vroman...Alles tolde wild rond in zijn kop. Maar terwijl meneer Hasard naarstig voortzocht in zijn clichébakken kreeg hij even de tijd zijn gedachten te ordenen.

" En sprak mijn vader goed Frans dat gij weet ?"

" Frans ?...Ja, wat schoolfrans van bij de nonnen hé. Ge kent dat: " Le cochon dit ronronron et le coq dit cuquelecue! " Dat heb ik nog onthouden " .

Leon lachte niet mee en boorde koppig voort: " Als ons va vanaf zijn geboorte in 't weeshuis zat, hoe zou hij dan aan de naam Vroman geraakt zijn ? Zou hij afstammen van de àndere Vromans uit het omliggende: in Nieuwpoort ken ik er al een stuk of drie en in Lombardzijde van 't zelfde..Waarom hebben die nooit naar hem omgezien en hem in dat weeshuis al ,die jaren laten stikken ??"

"Ow-ow jongen, ik weet niet of dat familie van hem was...De naam is misschien niet gelijk geschreven, hé... Ge moet weten dat veel heel jonge wezen van de nonnen een naam kregen als er geen familie naar omzag...Ik zelf: mij hebben ze Hazard genoemd...Dat wil zeggen: toeval, of in 't Frans, chance...Ik heb mijn ouders ook nooit gekend. Ha, hier zie!" En hij hield triomfantelijk een glasnegatief omhoog: " Petré Leon, dat is hem!  "

 Die zondagavond, na zijn werk, schoot Leon met zijn verhaal recht bij tante Jetje binnen. Hij had béter kunnen vallen, want die kon er echt niet mee lachen:" Heeft Paul dat allemaal verteld ? Dat Dis geen kind was van Bompa Petré maar een weeskind van de zwarte nonnen van Veurne ? En dat Dis van bij de geboorte Vroman heette ? En toch geen familie is van de Vromans uit het omliggende ?? Wat is dàt voor zever! "

" Ja-ja, vraagt het hem zélf! Dis heeft nooit geen familie gehad: hij stond alleen op de wereld, dat waren Paul zijn eigenste woorden!  "

" Ge zijt zot vent!  "

" Dat kan zijn, tante Jetje! Maar dan zijn er nóg zotter dan ik! Want als mijn vader alleen op de wereld stond en dus geen familie had, kan dat spook ook geen familie van hem zijn, nietwaar! En dan is het zoals ik van in den beginne gezegd heb: het spook dat ik gezien heb – en met mijn eigen ogen, hé!   - is niet mijn onkel of mijn kozze, maar het is mijn vader zelve !   En hij leeft!  "

" Leon, ge zijt aan 't doortrappen!   Stopt daarmee of ge gaat u nog verdoen van zottigheid !  "

" En ik zal méér zeggen, tante Jetje:  dat wijf waar hij bij is..."

" Die cafémadam in Duinkerke, meent ge?"

" Ja, dat vrouwmens daar! Wel, daar houdt hij al jàren mee aan!   En dat weet ik nu eens niét van meneer Paul, zie! "

" Welke kloot heeft u dàt dan wijsgemaakt ?!"

 De kloot in kwestie kwam pas in de late avond van de bedevaart terug, kompleet met een gescheurd hemd en een blauw oog. Van Marie kreeg hij meteen de wind van voren: Of hij soms dacht dat het geld op haar rug groeide en wie dat weeral moest naaien, zo'n schoon zondags hemd van tegen de tien frank!   Toen hij na de vijfde variant op het zelfde thema wat in de contramine poogde te gaan maakte Marie er korte metten mee: " Naar bed, verdomse onnozelaar! En zónder eten! "        Over zijn purperen bakkes geen woord..

Zoals gebruikelijk na zo'n familiaal vonnis mocht broertje opdraven voor de sluikbevoorrading. Ditmaal kon Joseph zijn plan trekken met een korst brood, twee rapen uit de tuin en een geplekte reinette die Nadine speciaal voor hem had meegegeven. Hij merkte wat laat dat er een worm in zat. "Ze was niet erg welgezind..." wist Leon. Bah, grote honger had hij tóch niet,  beweerde de Dietse Strijder minachtend, maar dés te meer te vertellen...

Ze waren vanmorgenvroeg met vier man op de fiets bij Engelborghs vertrokken, hij op de buis bij de meester, en onderweg naar Nieuwpoort had de rest van de afdeling aangesloten, een vijftien in totaal, in groot uniform. Juist vóór Kaaskerke mochten ze op de koer van een cafeetje de fietsen stallen en één pint drinken, niet méér: " Daar is de meester heel streng op: géén zatlapperij voor het werk achter de rug is, zei hij. Hij heeft de mijne getrakteerd..En vanop een tafel gaf hij zijn laatste orders:  Ten eerste, altijd in gelid bijeen blijven want we zijn gekomen om ons te tonen, niét om te vechten. Ten tweede, de knuppel blijft gedekt in de binnenzak tot ik ' Orde' roep. En ten derde, altijd naar mij zien: alle ogen gericht op Kwatta! Kwatta, dat is zijn schuilnaam..zijn "nom de geer", lijk ze zeggen in 't leger"

" Nom de geer?" Leon barstte van jaloersheid maar liet niets  merken..

In gelid marcheerden ze dan tot aan de torenweide die helemaal door de gendarmen was afgezet, hij en nog een jongen van Nieuwpoort achteraan omdat ze geen Dinaso-uniform droegen. Juist vóór de barrage hebben ze zich dan aan de zijkant van de weg opgesteld langswaar al 't volk voorbij moest.

" Om tien uur gingen de gendarmen die weg afsluiten toen de vlaggendragers de weide opwilden, beschermd door de Grijze Brigade van het VNV. Ik heb nog de meester "Orde! " horen roepen vóór die vent in burger mij een klop van de matrak gaf en het al zwart voor mijn ogen werd.."

" Een burger ?! Gij, een klop van een burger ?" Leon barstte in onbedaarlijk lachen uit.

" Wel ja: één van de Staatsveiligheid denk ik. Of een geheime van 't VNV, wie weet..Het was daar ineens zo'n kluwen..Die jongen van Nieuwpoort heeft mij naar dat café teruggebracht en mij wat te slapen gelegd"

" En was dat àl ?" gierde Leon.

" Zeg, is 't nu gedaan!  ?" riep Marie van beneden:  " Of moet ik met de riem komen?! "

 De volgende morgen kreeg zijn heldhaftig avontuur een abrupt slot. Madam De Handt bekeek hem al vies toen Joseph haar voorbijliep naar de garage, maar door het volk in de winkel kon ze niets zeggen. Nadientje was er in het schemerdonker al druk bezig met haar kartonnen dozen en gunde hem nauwelijks een blik. Ze wilde blijkbaar een tijdje de gekrenkte prinses uithangen wegens zijn desertie van gisteren.

" Wat is't ? Slecht geslapen ? Of in uw gat gebeten omdat ge niet mee mocht naar Diksmuide ?"

Pas nu keerde zij zich ten volle naar hem om, staarde even naar zijn blauwe ket en schoot in een klokkende lach: " En gij ? Op bedevaart gevochten met de maagd Maria? Of een slag gekregen van 't wierookvat ?" Ze deed of ze zijn oog wou onderzoeken maar hij week terug tot tegen de hoge stapel bierbakken. Zij volgde spottend terwijl ze met de handen bezwerend voor zijn ogen wemelde en haar boezempje uitdagend opdrong: " Allee Boduwogenat, toch niet bang dat Soeur Nadine u zeer zal doen hé?"

" Hey gij! Afblijven of trouwen, verstaan!  "

" Ah, meneire wilt trouwen? Moet ge mij dan eerst niet wat beter leren kennen ?" Ze stond nu stijf tegen hem aangedrukt en toen zij langzaam haar armen om zijn hals legde, trok hij instinctief haar heupen op. De tussendeur naar de winkel piepte open en vóór hij deftig uit zijn erotische droom kon ontwaken braakte Ma De Handt de verfoeilijkste verdenkingen over hem uit.

Twee minuten later gaf ze hem in de winkel de bons. Nadine stond met een uitgestreken gezicht naast haar achter de toog, de armen gekruist voor de borst...Ze had er hem goed ingeluisd ,de feeks !

Bijlagen:
primeurkens A35.JPG (7.8 KB)   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 59
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A36  OPNIEUW HEUVEL 666 

                                                                                    28 augustus 1938

    Van het herenleventje in de kelder van spoorstation Gandesa hadden ze hooguit vier dagen kunnen genieten. En "genieten" was wel wat sterk uitgedrukt: al na de eerste nacht waren de artilleriebeschietingen begonnen,  óp en rond het gebouw. Tijd om Ramon te begraven kregen ze nauwelijks: naar de hoek van de zolder slepen en afdekken met een hoop kranten,  méér konden ze voor hem niet doen.

    Die morgen kregen vooral de "Mackenzies" die vóór hen in eerste lijn lagen 'tegenaanval numero uno' van de Moren op hun brood. En het zou de daaropvolgende dagen én nachten van kwaad tot erger gaan. De éne stormloop volgde de andere op,  afgewisseld met vlagen obussen die de stellingen van de Britten gaandeweg tot gruis vermaalden. Na 72 uur mochten de overlevenden eindelijk van hogerhand hun posities ontruimen. In feite de moeite niet meer. Want van hun bataljon - – normaal een zevenhonderd man sterk -– stonden er amper nog een vijftig zombies overeind..

Peloton Marco deelde, tijdens de ondergang van de Britten, hoe langer hoe meer in de brokken. Iedere avond ontbraken twee-drie man op het appél, soms licht, soms zwaar gewond. Vier compañeros stierven op de hoop oude kranten in de hoek van de kelder,  vóór ze naar de verbandpost konden gebracht worden. Gelukkig kwamen, telkens samen met het avondeten, ook de "vervangers" hun troglodietengemeenschap opnieuw versterken, al liet– zowel bij het ene als het andere –de kwaliteit meer en meer te wensen over. De stamppotsoep, waarin ze de taaie maïskoeken moesten soppen, werd met de dag dunner en de Spaanse rekruten die de gaten in hun rangen moesten opvullen werden alsmaar jonger en magerder...

" Misschien brengen ze morgen voor die gastjes aangepaste babyvoeding mee waar ze volgens de reclame in de gazetten de Dionnevijfling op vetmesten " gromde Steiner: " Dan kunnen we met die versteende tacos ons gat afvegen!  "

" Die Belgen hebben werkelijk een gat van ijzer, als ge dat zo hoort!" Martini liet geen enkele gelegenheid onbenut om een "estrangero" een kleedje te passen. En onder "‘vreemdeling"’ verstond hij: elke niet-Corsicaan..

Steiner liet zich niet inpakken door die bosaap en riep met een stentorstem als een marktkramer: " Venez voire messieurs-dames: Compadre Martini,  spécialiste en trou de cul!"

Maar het grimmige gemonkel kon hun zwaarmoedige stemming niet keren. Tot toppunt van ramp brachten de versterkingen op de tweede avond ook geen munitieherbevoorrading meer mee voor het peloton. Marco kreeg uit de compagniegevechtspost,  buiten het nadrukkelijk herhaalde bevel stand te houden,  enkel de raad wat zuiniger met de geweerpatronen om te springen...

Zuiniger verdomme! Om je dood te lachen!  Door de terugtocht van de Mackenzies lagen zij nu zelf in eerste lijn, en als ze de Moren van hun lijf wilden houden, hielp beleefd vragen niet: ze moesten er op schieten! De reserve aan kogels slonk met het uur, maar met hangen en wurgen haalden ze de verlossende nacht.

Die derde nacht beschermde hen wel voor een paar uur tegen Moorse aanvallen, maar bracht geen oplossing hoe het de volgende morgen nu vérder moest. Want de vijf nieuwe rekruten brachten, buiten het afgezaagde avondeten voor de groep, enkel hun éigen munitiedotatie mee. Geen MG-banden, geen handgranaten, niets! 

Marco stuurde onmiddellijk een loper naar achter met het bericht dat hij voorzag tegen de morgen zonder patronen te vallen. Als enig antwoord bracht de jongen een afschrift van het laatste dagorder mee: " Als de commandant van een eenheid ook maar één duimbreed terrein verliest, moet hij dat aan het hoofd van zijn manschappen weer heroveren, of zal door hen gefusilleerd worden." Het gerucht liep dat de jonge Luitenant Torrance van de derde compagnie zo aan zijn einde was gekomen... Deze brutale repressie wees er op dat ze in de generale staf van Lister de pedalen kwijt waren. Dus kon het gerucht wel kloppen dat het Volksleger in het noorden de laatste weken de helft van het veroverde terrein weer had moeten prijsgeven… Marco zat vertwijfeld op zijn stapel kranten met de handen in het haar en leek een instorting nabij.

Gelukkig bleef het de rest van die nacht rustig op het plein vóór hun stelling. Meer naar het zuiden van de stad werd er echter tot in een stuk van de voormiddag zwaar gevochten. Nadat ook dààr het schieten was geluwd kwam het bericht dat de franquisten er onze linies massaal hadden doorbroken en - samen met àndere heuveltoppen àchter het rode front - ook de beruchte 666 opnieuw bezetten. Het was voor alle anciens duidelijk dat ze hier in het stationsgebouw als ratten in de val zaten indien de Moren erin zouden slagen op die verdoemde berg,  die de toegangsweg tot Gandesa volledig beheerste, hun vroegere posities verder uit te bouwen. Zou al het lijden, al het vergoten bloed op de beruchte kalkrichels van de 666 werkelijk tot niets hebben gediend ? De rest van de dag zaten de mannen in kleine groepjes bedrukt te overleggen of de leiding hen al dan niet hier zou vastpinnen, met het risico totaal omsingeld en uitgemoord te worden.

Ondertussen had Marco kort na elkaar nog drie lopers weggezonden met een dringende vraag munitie te sturen. Vlak voor middernacht kwam dan eindelijk een reactie met slecht en goed nieuws...Slecht was:" De munitie is op, onnodig nog aan te dringen".. De loper wist erbij te vertellen dat alle bruggen over de Ebro al een paar dagen geleden door de Condorvliegers vernield waren en zij voorts met aanhoudende bombardementen alle verdere bevoorrading belemmerden. Hun situatie was dus hopeloos. Als goed nieuws beschouwden ze voorlopig het bevel dat ze zich moesten klaarmaken om binnen de drie uur het stationsgebouw te verlaten. Tot ze hoorden waar hun volgende bestemming lag...Richting de weg terug langs de voet van de 666 tot aan hun stellingen waaruit ze drie weken geleden tegen de kalkrichels en het fort op de top ten aanval waren getrokken..De gevreesde 666, waar de Moren zich sinds gisteren opnieuw hadden genesteld…

 

De nachtelijke ontruiming van het Gandesa-front werd een fiasco. De terugtocht van de brigade over vijf kilometer goede baan had normaal gezien niet langer mogen duren dan vijf kwartier voor de eerste groep van honderd man, plus tien minuten voor elke volgende groep. Indien alles vlot was verlopen had peloton Marco als laatste tegen middernacht moeten opkramen om rond twee uur in de morgen àchter de gevreesde 666 “in veiligheid” te zijn. Ja, zoals gezegd: "indien!"…            

Maar de gedecimeerde 15e IB – met een getalsterkte van nog hoogstens duizend man - wilde er geen vlucht van maken, en stond op een ontruiming volgens het boekje. Voldoende tijd om de depots op te laden was er echter niet: die moesten dus op het laatste momentje door de achterhoede in brand worden gestoken om de vijand niet vroegtijdig te alarmeren. De verbandposten en het veldlazaret moesten natuurlijk wél, én bij voorrang, ontruimd worden, nog vóór de eerste soldaat de frontlijn verliet.

Dit mooie principe veroorzaakte echter een cascade van vertragingen waardoor uiteindelijk alles in het honderd liep. De medische dienst van de Internationale Brigades werd namelijk bemand door burgervrijwilligers die aan militaire discipline een broertje dood hadden. Om kort te gaan: vóóraleer de laatste gekwetste in de ziekenwagen zat brak de dageraad al aan en cirkelden de eerste vliegtuigen van de fascisten reeds als gieren hoog boven hun énige aftochtroute.. De fronttroepen overdag tóch nog door deze flessenhals terugtrekken was waanzin en gelukkig zag ook de generale staf dat in.

Niet dat het énige alternatief -– de stelling rond het spoorstation Gandesa nog een twaalf uur lànger houden -– zoveel aantrekkelijker was, nu ze werkelijk hun laatste patronen verschoten hadden. Maar hier zaten ze tenminste nog min of meer beschermd tegen het moordende artillerievuur van de vijand... Terwijl het daar op de grote baan aan de voet van de 666 meer plaaster-pijpen-schieten-op-de-foor zou worden. Niet écht begeesterend als jij persoonlijk voor plaasterpijp mag spelen.

Iedereen in de schemerige kelder loerde naar Marco die nog steeds ineengekrompen op zijn stapeltje gazetten zat te suffen. En alsof deze strakke blikken hem eindelijk wakker porden, rechtte hij plots zijn pijnlijke rug en staarde Steiner een ogenblik grijnzend aan:

“ "Komaan klootzakken,bajonet op het geweer! We hebben nog altijd een kans..".”

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!