" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
12-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 17
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A13  VLUCHTLIJN “PROLETAAR”.

 

                 Op weg naar Parijs, 15 april 1938.

 

       Na vier uurtjes peddelen op zijn nieuwe zachtronkende damesfiets vond Steiner tegen de middag in Menen, vlak bij de Franse grens, het onderduikadres: " De Proletaar - Le Prolétaire". Een gezellig volkscafé, in linkse middens gekend als verplicht doorgangshuis voor alle Vlaamse Spanje-vrijwilligers. De twee grote foto's van Stalin en Lenin achter de tapkast stelden hem onmiddellijk gerust dat hij bij goed volk zat...Ook al had hij er graag de kop van Trotski bij gezien...

De waard trok maar een wantrouwige smoel toen hij hem vertelde dat hij op z'n eentje met de fiets van de kust was gekomen. En aan zijn verdere opvang in dat café zou hij nog minder leuke souvenirs overgehouden...Een kwartiertje later begon het al met die pesterige ondervraging door dat geborneerde partijzelootje. Die bekeek hem alsof hij een vermomde fascistische spion was en bleek nog te gierig om hem een pint aan te bieden.                             

Of hij lid was van de partij, vroeg het ventje nors, en sinds wanneer ? Wie hij in Marcinelle had gekend, en wie làter, in de gevangenis? Of hij op de loop was voor de Rijkswacht en waarom? En wat dacht hij over Vladimir Ilitch Oulianov? En over een zekere Vissarionovitch Djougatchvili en Lev Davidovitch Bronstein ?...         

Maar Steiner liep niet in de val.

" Wie? Lenin? Stalin? Trotski?...Zeg, kunt ge geen Vlaams spreken?" reageerde hij verontwaardigd. Wat dacht dat verwaande pukkelstudentje wel! " Luister goed, kameraad, ik zal het u maar gelijk zeggen: ik ben anarchist,  verstaat ge dat? Weet ge wat dat is, anarcho-syndicalist? Vraag mij al wat ge wilt weten over Bakounine, Boucharin, Rosa Luxemburg of Karl Liebknecht en ik zeg u rechtuit dat ik voor die kameraden m'n klak af doe!...

" Dat is heel normaal, dat ge uw klak afdoet: ze zijn allemaal dood!"

" Da's juist: ze zijn allemaal dood...Maar met dàt verschil dat Rosa en Karl vermoord zijn door de reactie en dat Boucharin zojuist door onze eigen Vadertje Stalin is uitgezuiverd en gefusilleerd, hé!"

Die pukkelvent begon hem op de zenuwen te werken, maar hij bedwong zijn ergernis.

" Luister kameraad: die grote staatsmannen van u, Stalin zo goed als de rest:  vandaag zeggen ze zus en morgen zo, maar ondertussen doen ze wat ànders...Ze draaien met de wind en dan kan ik niet meer volgen, verstaat ge?..."                  

" Gij twijfelt toch niet aan het woord van de grote Stalin en aan de partijlijn van het laatste congres, hé kameraad ? Lenin heeft nog gezegd dat de ontvoogding van het volk..."

" Luister makker, Lenin is al jààren dood! Voor mij moet de ontvoogding van het volk uit de basis komen en niet opgedrongen worden door de mannen aan de top. Ge moogt ze voor mijn part allemaal opnoemen, al die straffe kerels van u: ze weten geen kloten meer van wat er bij ons aan de basis leeft ! Ja, het zijn zeker stuk voor stuk grote politiekers, akkoord, maar véél te groot voor mij, ventje.. ..En voor u nog méér, als ik u zo eens goed bezie!"

De verbouwereerde kop van dat snotjong!

“" Als ge er zo over denkt, dan weet ik genoeg! In Spanje kunnen ze met anarchisten van uw slag geen kloten aanvangen, makker !" dreigde het ventje " Daar hebben ze al last genoeg met hun eigen blaaskaken ! Wind maken en discuteren, dàt kunnen mannen als gij lijk de beste! Maar vechten? Holà!"  

" En gij? Hebt gij soms al eens gevochten?" vloog hij uit "Hebt gij al eens een gendarme van zijn paard gesleurd bij een charge, of op d'eerste rij van de betoging naar het militair cordon gestapt en een sabel op uw kop gekregen?. ..Spreek niet over zaken die ge maar kent van horen zeggen, kameraad! Op mij hebben ze bij de stakingen van '36 al een paar keer geschoten, en toen er echt gevochten moest worden aan de poort van de "Casier", héb ik ook gevochten, ik en mijn kameraden! Zonder wind te maken of te discuteren. Er zijn er verdomme twee blijven liggen!... Als gij dat ook kunt zeggen, wil ik met u spreken! Zoniet trapt ge 't maar af! Ik zal op mijn eigen kracht wel in Spanje geraken: daarvoor heb ik snotneuzen als gij niet nodig!"

Verdomme, het was lang geleden dat hij zich nog zo kwaad had gemaakt! Wat dacht die snotaap wel!

"“ Hoeveel is 't voor die pint, patron?" vroeg hij kortaf terwijl het studentje stijf naar buiten liep. Maar de waard keek hem enkel monkelend aan en zei verzoenend: "Pakt er één voor mij, kameraad...Ge moet de Sylvain niet kwalijk nemen: die loopt nog wat àchter. Zijn vader was in Spanje bij één van de eersten en hij is er vorige zomer gesneuveld...In volle Brunette-offensief, voor Madrid...Een échte, een harde: ik heb hem goed gekend...Maar de Sylvain weet niet dat de tijden veranderd zijn: het gaat daar in Spanje niet meer zo goed sinds ze de revolutie hebben afgeschaft en iedereen van links er in de pas moet lopen van Moskou. De fut is er wat uit en veel volontairs komen er hier niet meer over de vloer..." Hij glimlachte wat spijtig: " Vroeger ja, toen waren het er iedere week zeker dertig, met nog veel Hollanders bij, en Duitsers, Polakken...Zelfs Russen en joden en typen uit de Balkan!...Ze wisten mij allemaal goed wonen, in die tijd... Nu zijn het er met moeite zeven "par quinzaine, tout au plus"... Overmorgen vertrekken ze: acht met gij erbij..."               

“" Hoezo? Ik dacht dat ze mij niet moesten hebben?!"     

“" Ge moet op de Sylvain niet letten, kameraad...Ge kent toch de studentjes met hun ijzeren brilletje en hun boekenpraat over "“Het Kapitaal" ? Ze verstaan er de helft niet van maar slaan iedereen dood met hun ronkende stadhuiswoorden...Volgens mij is deze muggenzifterij ginder aan het front van weinig belang. Dààr komt het er op aan de fascisten te verslaan, allen solidair: de stalinisten én de anarchisten samen met de syndicalisten en de socio's !...En voor mijn part de trotskisten ook, als ze maar schieten en hun bek dicht houden !...Elk geweer telt !...Ge ziet dat ik vér durf gaan...Het probleem is dat die mannen hun bek niét dicht houden ! Want Sylvain heeft wél gelijk dat ze in Spanje niet hoog meer oplopen met de anarcho's...om van de trotskisten nog te zwijgen...Daarvan zijn er bij de republikeinen al heel wat tegen de muur gezet, gelijk ge wel weet! Op de processen in Moskou zijn er over die mannen al teveel rare zaken uitgelekt...En als de partij het zegt zal het wel waar zijn: Trotski heeft de proletaire revolutie verraden..."                

" Van Trotski wil ik niks zeggen - dat weet ik niet - maar Boucharine was zeker geen verrader, daar leg ik mijn kop naast !"       

" Niet doen jongen, niet doen! Van die grote mannen weten wij toch nooit het fijne niet! Ik heb er in m'n leven al teveel zien opkomen en vallen om er niet het mijne over te denken...Als ze Boucharine en die anderen in Moskou gefusilleerd hebben, weten ze verdomme wel waarom:  neem dàt van mij maar aan...Ge zet geen duizend generaals tegen de muur voor uw plezier! De contrarevolutie zat al héél diep geworteld: de partij moést er wel met vuile voeten doorgaan...Ten andere, de meesten hebben hun verraad openlijk bekend en gezegd dat ze er spijt van hadden: dat zegt voor mij genoeg..."

" Gelooft gij dat, van die spontane bekentenissen? Voor mij doen ze dat voor 't goed van de partij, kameraad,  maar niet omdat ze werkelijk verraden hebben. Boucharine zeker niet, daarvoor heb ik die altijd te hoog geschat..."     

" Luister kameraad, het stond eergisteren nog duidelijk in de gazet, maar als gij het beter weet dan de partij: voor mij niet gelaten...Toch,  als ik u een raad mag geven: spreek met d'andere kameraden van de groep niet te veel over Trotski en de anarchisten en zo, want ze zouden u wel eens voor een provocateur kunnen nemen. En ge weet: dat is niet gezond...En zwijg vooral in Spanje over die Boucharine van u, want ik ben zéker dat ze er dààr niet mee kunnen lachen. Ze lachen daar ten andere al lang niet meer..."         

Het had kil en dreigend geklonken en voor alle zekerheid besloot Steiner er maar ernstig rekening mee te houden. De waard wees hem nog een vrije strozak aan in het achterzaaltje van het café, en daarmee werd zijn lidmaatschap van de club bezegeld.           

" Wat gaat ge met die velo aanvangen ?" vroeg de waard nog. " Van hier uit gaat het te poot, of met de trein, weet ge..." Steiner zag de begerige blik in zijn ogen:    

" Wilt ge hem hebben? Voor kost en inwoon...en honderd frank er bovenop?"

De patron lachte instemmend: "Vendu! En pakt er nog één op de goede afloop, dat kan nooit geen kwaad!"

 

Juist toen Steiner smekkend zijn lege pint terug op de toog zette en met een haal van zijn mouw het witte schuim uit zijn snor veegde werd zijn lot in het verre Westende bezegeld. Brouwer Biervliet had die morgen verontwaardigd de diefstal van het geldkistje en de nieuwe fiets van dochterlief bij de veldwachter aangegeven en deze had geen ogenblik getwijfeld. Onder de verbaasde blikken van de omstaanders stevende hij recht naar de winkel van de schoenlapper aan overkant van de straat. Hij wist dat Steiner in alle vroegte vertrokken was, maar een kleine show was altijd goed voor een gratis pint van de vrienden in "Het Paard" .       

Zijn vuistbonken op de voordeur produceerde zoals verwacht geen enkele reactie van binnen uit, maar werd toch door toeschouwers fel gesmaakt. Zijn overslaande kreet van "Steiner, in naam der Wet!!" kreeg al een schuchter applausje van de stamgasten uit de afspanning. Maar toen hij zijn revolver trok en een paar stappen achteruit week om de deur in te beuken om de veste stormenderhand in te nemen hield iedereen de adem in: een champetter vóór uw ogen een schouderbreuk zien oplopen beleef je niet elke dag.

De buurvrouw van Steiner is er lang voor miszien. De spelbreekster schoof plots uit het niets de vuurlijn in,  hield als een volleerde verkeersagent met opgestoken linkerhand de charge van de garde tegen en met de rechter op de klink opende ze traag de geviseerde voordeur. Haar nuchtere verklaring: "Hij sluit nooit àf " werd door "Het Paard" op een honend fluitconcert onthaald.

<!--[if gte mso 9]>

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
12-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
13-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 18
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE DAPPERE CHAMPETER.

De veldwachter bezag haar maar vies toen hij haar met het wapen in de hand voorbijstevende als ging hij in dat duister hol de bende van Bonnot aanhouden. Dré Coene, de dorpsstier die in zijn kielzog mee naar binnen wilde glippen, vloog terug aan de deur met de opdracht niks of niemand door te laten. De samengedromde ramptoeristen hoorden hem binnen nog in alle hoeken en kanten Steiner aanroepen, maar bleven voor de rest op hun honger teren tot hij wat bleek terug buiten stapte.

" Dré, gij blijft hier van wacht :ik moet direct de gendarmen gaan telefoneren ! Binnen vijf minuten ben ik weer..."

"Is 'm dood?...Hij heeft z'n eigen opgehangen,  zeker?...Neen, hij heeft zich door de kop geschoten!" Vóór de garde kon reageren hadden de bloeddorstige omstaanders hun schoenmaker al in drie varianten de eeuwige jachtvelden in gestuurd.

Het duurde ruim een uur vóór de rijkswachters ten tonele verschenen en midden de oploop trots door de champetter op de hoogte werden gebracht. Maar deze kreeg al onmiddellijk een koude douche :"Maar Cyriel verdomme, ge had nooit alleen een huiszoeking mogen verrichten ,dat is onwettelijk !..."

"Wacht tot dat ge de kelder ziet :wegens gevaar voor de openbare veiligheid moest ik onmiddellijk maatregelen nemen." hoorde Dré Coene hem in het voorbijgaan nog afdreunen als een uit het hoofd geleerd lesje.

"Pas op ,mensen ! Achteruit! 't Kan hier almeteen gaan ontploffen!"riep hij tegen de samenscholing terwijl hij voor alle veiligheid rap in 't deurgat van de buurvrouw ging schuilen. Hoe hij plots aan deze reactie kwam is ook voor hemzelf steeds een mysterie gebleven maar het resultaat kon in elk geval tellen :de meute vloog uiteen en zelfs het Paard werd er stil van.

Ook in de kelder, waar de garde nadien ten behoeve van de omstaanders de rijkswacht met luide stem was voorgegaan, viel plots een bange stilte toen hij van een schab zijn gasten een tiental blikken en koekentrommels vol zwarte buskruitschilfers aanreikte:

"Ja ,zegt het maar: Wat is me dat !...En daar zie, op dat tafeltje voor 't venster: nog een schoofzak halfvol met nog nat zand eraan. Dat is vers gedolven...En hier op de "Rode Front" ligt een deel te drogen! ...Ziet ook eens naar de datum van dat gazetje: 13 maart 38, 't is te zeggen de uitgave van juist vóór de aanslag op Dis Petré...Wat bewijst dat Steiner dat poeder niet vroeger dan de dertiende gedolven heeft, want dan bestond die gazet nog niet. En nà het accident heb ik hem te goed in 't oog gehouden ! Voor mij is Steiner, na dat ik hem die zondagmorgen bij de "Lekkerbek" gelost heb, recht naar die hoop granaten gelopen en tussen zeven uur en noen dat poeder gaan uitgraven..."

"Ge vergeet het voornaamste, Cyriel: Dis Petré is bij die obussen bezig geweest van negen tot twaalf. Dan moet Steiner de boel gesaboteerd hebben tussen zeven en negen :voordien was hem aan 't stropen bij de Apenberg aan Lombardzijde-strand tot gij hem snapte en naar de Lekkerbek voerde. Zo'n sabotage, dat doet ge niet in minder dan twee uur...Dat brengt ons al op vijf uur 's morgens...En vóór vijf uur was het nog putteke nacht: ge zoudt wel zot zijn om in 't pikkedonker aan granaten te gaan prutsen. Als Steiner dus de boel gesaboteerd heeft moet dat tussen zeven en negen gebeurd zijn. Ik zeg wel: Als ! Want rond die tijd kan ook iemand ànders daar hebben rondgeneusd, hé Cyriel...Gij bijvoorbeeld !"

"Ik?! Maar Remy ,ik ben daar nooit omtrent geweest ,rond die obussen :ik heb dien hoop noch van nabij of ver gezien !"

"“Dien hoop ,Cyriel ?"” vroeg de chef kalm. "Ge spreekt van "een hoop",terwijl ge die niet gezien hebt ? Man, ge liegt dat ge blauw ziet en ik heb zo mijn gedacht waarom. Ik heb twee onafhankelijke getuigen, en misschien wel drie, die bevestigen dat gij getwee - gij met dien kwibus - langs de doorsteek gekomen zijt. Dan moet ge praktisch over die obussen gestrunkeld zijn of er op een meter naast gepasseerd! Als ge dié niet hebt zien liggen hebt ge stront in uw ogen en zijt ge niet meer waard van nog champetter te zijn! Zevert dus niet meer of ik maak mij kwaad!"

"Maar chef, dat Steiner is gaan ritsen is toch het beste bewijs van zijn schuld !"

"Daar wil ik het voorlopig ook op houden...Ik zeg wel: voorlopig ,hé. Cyriel ,goed verstaan?!...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
13-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
14-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 19
Klik op de afbeelding om de link te volgen

VALSE PAPIEREN...

Dien avond ,juist voor hun clandestiene grensovergang ,toen Steiners reisgezellen één voor één van hun doelloos slenteren door het stadje terug café "De Proletaar" binnen drupten, voelde hij voor het eerst sinds jaren weer de weldoende nestwarmte midden gelijkgestemde zielen, ook al waren die dan niet veel van zeggen. Iedereen ging ten andere vroeg naar bed.                

De nachtrust was maar van korte duur. Naar het hem scheen hadden ze zich nog maar pas in het donkere achterzaaltje van het café op hun strozak te slapen gelegd of hij schrok plots zwetend wakker midden een tumult van vloeken en jammerkreten! Zaklampen flitsten wild heen en weer over de ineengekrompen figuren en verbouwereerd zag hij als in een schokkende nachtmerrie een paar zwarte silhouetten met stokken er op inslaan. Voor hij goed besefte wat er aan de hand was moest ook híj een pijnlijke mep op de schouder incasseren. Totaal verrast kromp hij ineen onder de dunne deken en hoorde nog gedempt zijn kameraden "Fascisten!" schreeuwen voor een tweede bonk op zijn hersens hem half buiten westen sloeg.               

Toen hij geradbraakt en hoestend weer bij zijn positieven kwam was het vreemd stil om hem heen. Verstikkende rook prikkelde zijn keel en met tranende ogen zag hij plots de hete vlammen gensterend opspetteren uit de strozak naast zich in de hoek. Van op het binnenkoertje drongen nu opgewonden stemmen tot hem door, maar geen dierlijke kreten meer die nog op een gevecht zouden wijzen: de laffe aanvallers waren blijkbaar even plots in de nacht verdwenen als ze waren opgedoken. Vluchtend voor de vlammen strompelde hij verdwaasd naar buiten.

“ "Is er nog iemand binnen? Die rotfascisten!  Moordenaars!" riepen donkere schimmen verward door elkaar.        

" Verdomme, heb ik me daareven een hengst op m'n test gekregen, zeg!"

De Hollander tastte voorzichtig over zijn pijnlijke schedel en veegde onderwijl vlug met de mouw van zijn hemd zijn druipende bloedneus af. Niemand scheen iets te weten van de brand binnen of het zich aan te trekken, zo druk hadden ze het met het strelen van hun beurs gebonkte botten.

" Au feu! Sacrédieu, au feu!"

Het paniekerig geschreeuw van de waard in zijn gestreepte nachthemd, die in vertwijfeling blijkbaar plots zijn goddeloos verleden afzwoer, riep hen brutaal weer tot de dreigende realiteit terug..." De l'eau! Water, water! Of m'n kot brandt af! Rap-rap!" Schijnbaar in één armzwaai schakelde hij de naakte lamp aan boven het pissijn, rukte het deksel van de regenput, gooide een witte geëmailleerde emmer aan een touw met een plons naar beneden en snelde met de pletsende puts weer naar binnen. De vette rookwolken walmden reeds door de achterdeur van het slaapzaaltje de binnenkoer op. Als een verstoord nest mieren schoten de mannen plots kriskras door elkaar, sommigen naar binnen om hun boedelbundel te redden of een brandende strozak de koer op te sleuren, anderen schepten verwoed putsen water in een verroeste teil.       

Na een paar eindeloze minuten was het vuur gedoofd en al het nog nasmeulende beddegoed naar buiten gesleept. Steiner merkte onmiddellijk dat van zijn strozak niet veel was overgebleven. Zijn halfverkoolde kartonnen valiesje vond hij na een poosje nat dampend terug naast het pissijn tussen de zwartverbrande resten van matrasovertrekken: zijn wisselgoed en het zondags kostuum waren zwaar aangevreten en van zijn portefeuille bleef enkel een klomp grauwe as over...

  "Verdomme, m'n centen !" Voorzichtig pulken onder het harde licht bij het pissijn hielp niet veel: zijn eigen geld en de bij Biervliet gestolen bankjes vielen in grijze schilfers uiteen !          

" Miljaarde, getaarde godverdomme!" En de identiteitskaart was ook half verkoold! Een wurgende paniek sloeg om zijn hart: blut en platzak - en op de koop toe zonder papieren !...Zo kon hij de verre reis naar het zonnige zuiden wel vergeten!             

Steiners gebuur had blijkbaar ook alles verloren, maar scheen zich daar weinig zorgen over te maken: " Ach wat zou dat, kameraad! We gaan toch niet naar Spanje om met ons mooiste pakkie te pronken, wat? "

In het café trakteerde de patron op een borrel als dank voor het vlotte blussen van zijn inboedel. De mannen zaten er in hun ondergoed hun wonden te likken en in drie-vier talen te redetwisten wie die vuige overvallers wel geweest konden zijn. Steiner vertaalde de uitleg van de patron voor de Hollander naast hem:  negen kansen op tien waren het "Les camelots du Roi" geweest, een stoottroep van fanatieke royalisten die de Franse republiek wilden omverwerpen, naar het voorbeeld van de Italiaanse fascisten. Vroeger zouden ze zo'n raid nooit gewaagd hebben want toen logeerden er in "De Proletaar" steeds grote groepen Spanje-vrijwilligers. Terwijl nu...Maar Kees liet zich niet ontmoedigen:        

"Komaan, kop op man! We slaan er ons wel door!"

 

En hij scheen nog gelijk te krijgen ook.

Het was de bedoeling de volgende nacht met de roeiboot van een palingvisser sluiks de Leie over te steken, die daar de grens vormt met Frankrijk. Maar een contactman bij de douane had de waard verwittigd dat de collega’s instructies hadden gekregen die nacht scherp uit te zien naar tabaksmokkelaars. 

Daarom besloot de gids liever onmiddellijk met hen de laatste bus naar Moeskroen te nemen, dat over de grens heen volledig aan het Franse Tourcoing zat vastgegroeid. Middenin de buurt van de arbeiderscités lag de "rue du terril" met de pare huisnummers in België en de overkant van de straat reeds in Frankrijk...En toen ze tegen middernacht in een lange uitgerekte rij door een donker doolhof van stille steegjes vlug die grens overstaken, sloegen links en rechts wel een paar honden aan, maar verder legde niemand hen iets in de weg: alles verliep vlekkeloos. Oef, wat een opluchting!...

Tegen zonsopgang namen ze bij een grote grauwe spinnerij samen met de vermoeide arbeidsters van de nachtshift de eerste bus naar het station van Lille. Na nog driemaal overstappen op gore trage bommeltreinen en twee overvolle bussen leverde hun gids tegen valavond dan toch eindelijk zijn uitgehongerde schapen af aan het "Café de l'Espérance", een soort volkshuis in de rue des couronnes, midden de drukte van een Parijse voorstad. Binnen, boven de tapkast, beloofde een panoplie geretoucheerde portretten van Maurice Thorèz, Marx en Engels onder een vage tijdloze leuze de klanten een betere toekomst: " Ensemble nous vaincrons !"...Om er geen twijfel over te laten bestaan dat het établissement gerund werd door de communistische vakbond C.G.T. prijkten op de vier muren van de achterzaal geflatteerde fresco's met monumentale massa's betogende rode reuzen, de kloeke koppen en de vierkante vuist kwaadaardig opgeheven.. Zeer, zéér indrukwekkend!

De slappe stamppot die ze onmiddellijk kregen voorgeschoteld was op culinair gebied heel wat mínder indrukwekkend...En zou die nacht nog sporen nalaten omdat om één of andere duistere reden samen met de verlichting ook de toiletten waren afgesloten. Maar Steiner troostte zich met de gedachte dat de Partij altijd gelijk had, ook al waren haar wegen ondoorgrondelijk.       

De volgende morgen bleek hun gezelschap ondertussen tot een twintig man te zijn aangegroeid. Na een schraal ontbijt werden ze één voor één door een zelfingenomen kopie van Lenin-in-leren-jekker op de rooster gelegd om na te gaan of ze wel zuiver op de graat waren. Dit hoorde klaarblijkelijk bij de geleverde gratis-kost-en-inwoon: de gastheren waren duidelijk niét van plan bij vergissing een fascistische infiltrant vet te mesten of aan de rode boezem te koesteren. Het feit dat bijna niemand van hen de taal van Molière sprak vond de would-be-Lenin op zich al verdacht...Een polyglotte Brusselaar met één arm vertaalde in zijn eigen soort Frans met losse pols en zonder complexen alles wat "de l'étranger" was, maar voor Oost-Europa sprong voor alle zekerheid af en toe een Pool bij.       

Misschien waren ‘Lenin’ en het Ketje al moe toen Steiner aan de beurt kwam, want veel moeite deden ze niet meer om hem in het labyrint van het linkse denken te valstrikken. En alhoewel Steiner door zijn jarenlang verblijf in de Borinage vloeiend het Waalse patois van Charleroi sprak wilde hij de Brusselaar toch niet broodroven. Op hun vraag of hij een trotskist was - "Zaai-doe ne trotskiste?" - namen ze zonder meer genoegen met zijn bruusk boerse " Nink!" Wat de Ket even deskundig als nodeloos vertaalde met "non!"...Meer moeilijkheden vreesde hij te krijgen met zijn halfverkoolde identiteitskaart, maar de heren waren reeds op de hoogte van het nachtelijk incident in Menen. De vervaarlijke blauwe buil op zijn voorhoofd opende vlot de poort van het Rode Broederschap:  " Achter d'interrogatoir komde mo vanvui an de comptoir, kammeroet. T'en fais pas, 'k zal vor oe wel ne goei passeport vinne!" De waard van "De Proletaar" had blijkbaar in ruil voor de fiets een goed woordje gedaan...     

En inderdaad, een uurtje later viste de Ket uit een soort steekkaartenbakje de papieren op van een zekere " Verschueren, Roger, Armand, Philibert" geboren in Anderlecht op 16/12/1910 en wonende te Rixensart, rue du marché nummer 17...Steiner kreeg bovenop deze fikse verjongingskuur er nog gratis een echtgenote bij: ene mevrouw Lorent, Monique, Clémentine. En op de foto van zijn nieuw paspoort grijnsde hem een gepommadeerde gigolo aan, compleet met middenstreep en snor...

" As g'oe kiennebak afscheert enne moustache wa triemt, kammeroet: c'est toi tout craché !" stelde hij Steiner teleur. Het vooruitzicht om zijn moeizaam bijeengespaarde Lenin-imago te moeten inruilen tegen dat geile tangosmoelwerk deed onze vriend even terugschrikken. Maar de Ket voer onverdroten voort: " D'ailleurs, il est mort..." vrijblijvend in het midden latend of hij daarmee de grijnzende gigolo of de Grote Bolsjeviek bedoelde. Steiner slikte manmoedig, streelde nog eens teder over zijn sik en besloot de beproevingen verbonden aan zijn rood engagement heldhaftig te aanvaarden. En aan die stomme middenstreep zou hij ook wel wennen...Hoopte hij toch.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
14-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
15-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 20
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A14:SALTO MORTALE.

 

                  

 Naar Perpignan, 20 april 1938.

 

Veel gelegenheid om Parijs te leren kennen kreeg Steiner niet, want met die buil op zijn kop en zijn valse papieren waagde hij zich nauwelijks de straat op. Bovenop een zakgeld van honderd Franse francs - om niet als clochard te worden opgepakt - bezorgde de Ket hem uit de voorraad aflatertjes van de Rode Hulp een nieuwe uitzet. En twee dagen later nam die gepatenteerde plantrekker als gids hun groepje van achttien man onder zijn vleugels voor de lange treinreis naar Perpignan ,helemaal in 't zuiden van Frankrijk ,vlak tegen de Spaanse grens.

Steiner mócht die gladjanus wel en had zich vanaf hun vertrek uit Parijs voorgenomen hem van geen duim te lossen. Zonder dat het erg opviel lukte het hem de zitplaats naast het venster juist over de Ket te bemachtigen, terwijl de rest van de groep de drie naastliggende coupés in beslag nam. Het scheen de Ket deugd te doen nog eens ongedwongen” "Vloemsch te kunne klasche". Dit had het bijkomende voordeel dat de inboorlingen naast hen het gesprek niet konden volgen en zich al vlug van die twee ongure” "étrangers" aan het venster afkeerden.       

Zohaast de grauwe buitenwijken van Parijs achter de beregende ruiten waren weggeschoven en de rookslierten van de locomotief tussen golvende natte graanvelden verwaaiden, begon het Ketje hem de pieren uit de neus te halen. Niet op de gekende achterdochtige wijze van een linkse extremist - die hij duidelijk niét was - maar eerder gemoedelijk, kwestie van de tijd wat te doden. En al gauw merkte Steiner tot zijn pijnlijke verbazing dat er over zijn eigen verleden in feite weinig te verhalen viel, buiten dan zijn woelige periode tijdens de kompelstakingen twee jaar geleden. Over het Duitse hoofdstuk van zijn jeugd repte hij geen woord omdat hij bij ondervinding wist dat dit bij veel Franstaligen gevoelig lag. Daarbij, de gedwongen eenzaamheid van de anarchist had van hem een barslechte verteller gemaakt waardoor het gesprek al vlug stokte.       

Om het over een andere boeg te gooien duidde hij op de lege mouw van de gids en vroeg: " En gij?...Spanje? ...Hoe is dàt gebeurd?...En hoe gaat het daar?..."

" Ah ça, Fiston! .." lachte de Ket wat bitter,”  da's nen hiele histoire, tu sais..." Maar toen Steiner hem vragend blééf aankijken stak hij, blijkbaar voor de zoveelste maal en toch niet ongaarne,met zijn verhaal van wal.                                            

"Just as die misère doe in den Espagne begon in trente-six was ik doe in de midi met de cirque...in Ronda, bijkanst tegen de rocher de Gibraltar...Nei-nei, mènneke: nen echte cirque mee veul bieste en ne groete roeie chapiteau oep twie stekke!  Wei-wei: Cirque Vanelli!  Du tout sérieux, je t'assure! "

Steiner moest in zijn hersens een paar knoppen bijstellen om dit smakelijke Marolliaans te kunnen volgen maar al gauw zat hij op de goede golflengte, zij het met veel storing op de lijn...    

" Cirque Vanelli" bestond uit een tijdelijk gezelschap van een twintig losse artiesten, waarvan ongeveer de helft met eigen dieren optrad en die ook zelf verzorgde. Maar de twee Franse broers die de tent beheerden (en niet Vanelli heten maar Dupont), voerden de” zware basisnummers" op met vier schimmels en de oude leeuwin Mirza. En voor de verzorging van deze dieren stond de Ket in. Daarenboven mocht hij -” bien astiqué en pittelair et chapeau-claque, oui Monsieur! " - de nummers aankondigen waarin zijn patroons zelf optraden...  In het Spaans nog wel - en voor de” frime" met de losse pols in één moeite door in het Frans, Engels en het Duits!  Wij Belgen staan immers overal bekend voor onze kennis van vreemde talen, hé...Het waren maar een paar geschreeuwde zinnetjes, akkoord, maar hij kende ze "bien par coeur" én het gaf”  "un cachet du tonnerre! ", al zei hij het zelf...Meegesleept door zijn herinneringen ging hij onvast staan en brulde tegen het berookte plafond :

 Senjores et Senjoritas!  Ladies en Gentlemen!  Meine Damen en Herren!  Mesdames et Messieurs! ....EL SALTO MORTALE! !"...          

In de coupé keken de Franse medereizigers geschrokken op,  maar de Ket ging glimlachend weer zitten en vervolgde zijn verhaal zonder verpinken:  hij leidde ook het opbouwen en het afbreken van de tent en bestuurde tijdens hun verplaatsingen door Zuid-Frankrijk en Spanje de zware vrachtwagen geladen met Mirza in de leeuwenkooi,” "et deux remorques avec le chapiteau et les gradins: du costeau quoi! ".                           

" Mais ça a été ma perte, si tu veux...Heel het voorjaar was er daar in den Andalucie aanhoudend” 'du grabuge' met boerenbetogingen en vuurtjestook en zo. Maar erg veel last hadden ze er niet van...Wél speelden ze voor alle veiligheid in open lucht, meestal in de arena's voor stierengevechten: zo'n tent kost een fortuin en is heel brandbaar :met die heethoofden is een ongeluk vlug gebeurd...Juist toen ze medio juli '36 van plan waren in een paar geforceerde sprongen naar Frankrijk uit te wijken werden in Ronda, waar ze een laatste voorstelling in de stedelijke Plaza de Toros gaven, de drie pastoors gekeeld!  Voor ze het wisten zaten ze in de val en werden in de draaikolk van de revolte meegesleurd.

De opstandige boeren confisqueerden zijn vrachtwagen om er de” "richards" uit het omliggende mee op te halen want de vaste leeuwenkooi in de achterbak leek hen daarvoor uitermate geschikt!  Maar zijn patroons konden de muiters overhalen om de Ket het gevaarte te laten besturen, kwestie van een vinger in de pap te houden. Mirza werd zolang in de stierenstallen van de arena ondergebracht...

Zo begon zijn oorlog...Vergezeld van een hele colonne flink aangeschoten proletariërs ging zijn eerste rit diezelfde namiddag nog naar de kazerne van de artilleriecadetten, een paar kilometer buiten de stad op de weg naar Malaga. De bedoeling was er beslag te leggen op de wapens en zo mogelijk de militairen aan hun kant te krijgen. Als wisselgeld hadden ze voor alle zekerheid de gezinnen van twee hoofdofficieren, die in Ronda woonden, meegenomen achterop in de leeuwenkooi...

De overgave van de kazerne liep niet van een leien dakje. Pas nadat de helft van de gijzelaars, vrouwen en kinderen dooreen, in het zicht van de poort waren opgehangen kwam er - bij wijze van spreken - wat schot in de zaak...Tegen valavond konden de boeren door list en chantage uiteindelijk in het fort binnendringen en de nacht eindigde in een bloedbad. Want militairen die niet met de muiters mee wilden doen werden zonder veel omhaal tegen de muur gezet, voor zover ze al niet tijdig in de omliggende bergen waren weggevlucht.

"Pas très beau à voir, tu sais, Fiston..." Maar Steiner ging er niet op in: dergelijke beelden had hij al gezien in cinema Nova, vorig jaar in Nieuwpoort...

Tegen de middag reed de Ket, zijn kooi propvol gevangenen en met twee buitgemaakte kanonnen op sleeptouw, terug naar de stad en werd er in een dolle triomf onthaald.” "Viva Leon!  Viva Leon! " schreeuwden zijn stomdronken begeleiders. Pas later begreep hij dat hij deze bijnaam gekregen had omdat op de flanken van zijn laadbak Mirza sterk geflatteerd stond afgeschilderd onder de ronkende banderol” "El Terrible Leon Del Atlas! " De gevangenen werden in de arena opgesloten in afwachting van hun berechting, want de gemeentelijke gevangenis in de monumentale Puente Nuevo, die aan de voet van de oude stad de bodemloze” "Canyon del rio Guadelevin" overspande, stak al barstensvol opgepakte burgers. De kanonnen stelden ze, onder leiding van een opgeëiste sergeant en een paar cadetten, op aan de rand van de ravijn, waar de stadsmuren van Ronda ruim 300 meter boven de brede vallei heel de omgeving beheersten. Want ondertussen liep het gerucht dat het leger een staatsgreep had uitgevoerd, heel de streek rond Gibraltar bezette en naar het noorden oprukte.     

" Van Franco en zijn Marocains, on ne savait que dalle, en van le général Mola dans le nord encore moins..." Maar ze voelden de dreiging toch op zich afkomen en wisten dat er nog maar weinig tijd overbleef voor het op vechten zou uitdraaien. Vanaf dit moment begon de wilde fiesta snel uit de hand te lopen. Boven de zee van rode pannendaken walmden uit het anders zo rustige witgekalkte stadje dikke zwarte rookwolken van een tiental brandhaarden ver over het dal uit. Niemand dacht aan blussen, enkel nog aan plunderen. Binnen een paar uur waren al de winkeltjes leeggeroofd en de kostbare inboedel van de” "richards" met veel panache aan dingelen geslagen. De chaos vierde hoogtij. Vuil en met roet besmeurd liepen opgewonden kleine groepjes gewapende muiters - zowel mannen, vrouwen als snotapen - joelend en krijsend door de rode baksteenstraten, de buidel buit op de rug.        

Toen de Ket zijn beesten in de stallen van de arena wilde gaan verzorgen heerste ook daar een wilde wanorde. De meeste van zijn collega's artiesten waren reeds vóór de middag op eigen houtje met hun woonwagens weggetrokken, anderen pakten driftig hun hebben en houden bijeen voor een overhaaste vlucht naar Frankrijk. De gebroeders Dupont-Vanelli trachtten hen nog te bepraten, maar vergeefs:  paniek t'allenkant! Zelfs de voorraad vlees van Mirza was verdwenen en het arme dier liep hongerig heen en weer in de donkere stierenstal waarin het voorlopig was opgesloten. Wat nu gedaan?        

De Ket pakte Rodrigo aan, schijnbaar de aanvoerder van de "”anars" die vorige nacht de bestorming van de kazerne had geleid.       

" Mor deine couillon at nen bien meilleur idée, zeit-èm! " Waarom de leeuw vanavond in de arena niet op de gevangenen loslaten,”  comme au bon vieux temps des chrétiens? Spectacle garanti! Dan kost-èm boufferen zoveel ast-èm wilde, zeit deine asticot! " Ket had mooi pleiten dat Mirza geen mensen zou aanvallen, het was al boter aan de galg en toen hij aan dat plan zijn medewerking weigerde, dreigde Rodrigo dat er ook voor de Ket desnoods” nog plusch was in den amigo!  Mor moest de Mirza nog oenger èmme achter die soi-disant corrida, dan zou de Rodrigo wel zien dat èm on vers vlies zou geroeke, gegarandeid, parole d'anar! ..."

De Ket moest wel toegeven, mede onder druk van de gebroeders Vanelli-Dupont die met een heilige schrik zaten eveneens de bak in te vliegen: " Avec ces crétins d'anars, c'est sur qu'on pouvait s'attendre au pire! "...

" Ge schijnt niet erg hoog op te lopen met de anarchisten..." kon Steiner niet nalaten op te merken, maar had er onmiddellijk spijt van toen hij de woeste blik in die ogen zag.                

Na een wat pijnlijke stilte vervolgde de Ket met een zucht: " Oh, tu sais, la politique: chacun son gout! "

Hijzelf had zich dat vroeger, rondtrekkend met het circus van stad naar stad, nooit erg kunnen aantrekken ,de politiek...Intuïtief voelde hij wel meer voor socialisten dan voor de rest, maar voor zover hij iets van de”  Front populaire" in Frankrijk en hun spiegelbeeld in Spanje begreep interesseerde hun slogans hem allerminst...Die gasten beloofden er maar op los...

" Tu comprends: ne congé payé in oenze branche... Foutaises! " De laatste jaren was het in Spanje, met al die opstanden op het platteland en in de fabrieken, zo'n rotzooi geworden dat zelfs het circusleven er onder leed. Dat was duidelijk niet de schuld van de communisten, want als partij waren die vóór 1936 praktisch onbestaande... Neen, of Steiner het nu leuk vond of niet: de verantwoordelijkheid voor deze chaos lag uitsluitend bij de anars en gelijksoortige utopisten die het klootjesvolk met de zotste beloften het hoofd op hol hadden gejaagd!  Wat die allemaal voor onzin uitkraamden: ongelooflijk! Het geld moest worden afgeschaft, want eigendom was diefstal! ...Hebt gij een idee hoe een circus kan blijven draaien zonder geld? ...En nog zoiets: enkel door ruilhandel met de producten van de arbeid kon men het grootkapitaal verslaan!

”" Tu comprends ça, toi?" Kunt ge u dat voorstellen aan de kassa: inkomprijs één kieken?!...Ge moet niet lachen, kameraad, want resultaat van al die zever is toch maar dat ze elkaar daar al twee jaar voor dergelijke onzin uitmoorden, nietwaar! ...En hoe!          En wat verkondigden ze nog meer voor moois? Ah ja: " Het is verboden te verbieden: alle gezag moet worden uitgeroeid! ...Elke mens is goed van inborst en moet zelf vrij over zijn eigen toekomst kunnen beslissen!   " Waar hàààlen ze dat in godsnaam!  Sacrédieu, hij had die goede borsten met zijn eigen ogen bezig gezien: " Pire que des Papous des ’Indes, complètement mabouls!

"...Niet dat die gasten niet konden vechten als het moest: stuk voor stuk leeuwen, dat had hij later in de bergen wel gemerkt. Maar de organisatie, of het opzettelijk gebrek daaraan, deed alles in het honderd lopen en maakte hen voor een oorlogvoering in breed verband totaal nutteloos. Want dat hij zijn hand kwijtraakte was uitsluitend de schuld geweest van” ce connard de Rodrigo ! " ...Mirza voederen met levende mensen in een leeuwenkuil ! Faut etre toqué ! "

Zoals de Ket reeds had gevreesd werd de geïmproviseerde vertoning in de arena een flop en eindigde het in een drama. Mirza was volledig over haar toeren, mede door de stierenstank in het donkere hol waarin ze reeds twee dagen zat opgesloten. En toen het arme dier - ondanks de protesten van de Ket - door een paar verhitte vrijwilligers met stokslagen de arena werd ingejaagd was ze totaal de kluts kwijt: dit leek helemaal niet op het stereotiep nummer dat ze gewoonlijk zo braaf afhaspelde...

Zohaast de oude leeuwin, verblind door het licht,  schichtig de zandpiste in sukkelde en de groep krijsende "”kristenen" in paniek naar de overzijde zag wegvluchten, trok zij zich angstig onder het gejouw van het verhitte publiek in de schaduw tegen de rode palissade terug.

Toen ze uiteindelijk ook nog zwaar hijgend ging liggen vloog het spel op de wagen: de helft van het publiek had als bewijs van zijn viriliteit het pas veroverde geweer meegenomen en een eerste schot in de lucht ontketende een korte hilariteit. Maar plots barstte een fusillade los en Mirza sloeg wild op de vlucht, dwars door de groep in paniek wegrennende gevangenen, onderwijl angstig links en rechts een paar sukkels met de klauwen neermaaiend. Een dikkere dame bleef liggen: waarschijnlijk het hart.

Of vertrappeld door haar lotgenoten, want Mirza had haar niet eens aangeraakt...De oude leeuwin trachtte met een sprong uit de arena te ontsnappen maar geraakte niet over de palissade en ging verdwaasd liggen kreunen tegen de toegangspoort, van waarachter de Ket met afgrijzen heel deze trieste vertoning had gevolgd. Het heldhaftige publiek was door het dolle heen en een haantje de voorste waagde het nu zelfs rechtstreeks op het afgematte dier te schieten...Het eerste projectiel sloeg splinters uit het hout ter hoogte van Ketjes borst.       

" Da's d'ierste en de leste kier dasse in den Espagne oep Bibi getireerd hemme, mor 'k had er subiet m'n kloschen van vol! Plein mes couilles ! Daarvoor wast em nie betoalt hé !"       

Zonder lang nadenken trok hij de grendels weg, vertelde hij voort. En terwijl nog een paar kogels in de zware planken ploften, vluchtte hij onder het oorverdovend gefluit van de joelende menigte samen met Mirza de donkere tunnel door naar de veiligheid van de stinkende stierenstallen. De moedige mannen, die zoëven de leeuwin met stokslagen de arena hadden ingejaagd, stoven nu als hazen vóór haar uit.

Maar nauwelijks had hij hijgend van opwinding het zware stalhek achter haar dicht gezwaaid of zij draaide zich bliksemsnel om en haalde met een klauwslag heel zijn rechterhand open!  

Meer geschokt door de ongewone reactie van het wilde beest dan door de pijn liep de Ket naar de Vanelli's om zich te laten verzorgen: dergelijke wonden kwamen in het circus wel meer voor. Maar door de overhaaste aftocht van het personeel waren de gebruikelijke geneesmiddelen niet meer te vinden en spoelden ze zo goed en zo kwaad het ging de gerafelde hand wat uit met jodiumtinctuur.         

" 'k Zèn sacrédieu ne moment van me stekke gevalle! " bekende hij wat beschaamd. Maar nadien trok de pijn vlug weg...                 

Rodrigo was hem kwaad achterna gelopen, vooral woest om de mislukte vertoning en enkel het zicht van die bebloede hand had hem wat tot bedaren gebracht. Hoe dan ook: "The show must go on! " maar dan zonder de Mirza.

Ket heeft nadien in de arena nog een hele tijd horen schieten en schreeuwen, om pas veel later te beseffen wat voor gruwelijke taferelen zich daar afpeelden...In elk geval bleek Rodrigo een man van zijn woord en liet zoals beloofd de volgende morgen door een schichtige beenhouwer voor Mirza vier dikke kluiven afgeven die verdacht veel op vrouwenbillen leken...De dikke dame met haar zwakke hart ?...                     

Het revolutionaire feest in Ronda duurde drie dagen. Zijn hand ontstak ondertussen zodanig dat hij de vrachtwagen niet langer kon besturen en dat aan een boerenzoon moest overlaten. En natuurlijk was er nergens nog een dokter te vinden: Rodrigo moest wat bokkig bekennen dat deze, de avond na de mislukte vertoning met Mirza, samen met de andere” christenen" dood of levend van de stadsmuur de ravijn was ingegooid ,driehonderd meter diep !...Dat verklaarde dan het schieten en het aanhoudend”  olé! "...

Toch bleef hij op aandringen van de twee Vanelli's dienst doen als bijrijder om een oogje te houden op de camion, waarmee de anarchisten voortdurend gevangenen uit de omliggende dorpen naar Ronda overbrachten en in de arena opsloten.        

De morgen van de vierde dag sloeg de stemming om. Voor het eerst signaleerden de uitkijkposten troepenbewegingen ver beneden in het dal en kwamen de twee buitgemaakte kanonnen in actie. Maar de inslagen lagen ofwel te kort of te onnauwkeurig omdat alle omstaande muiters zich bemoeiden met het richten. Tegen de avond was alle munitie verprutst en liep plots het gerucht dat het leger van Franco reeds Arriate had veroverd - een boerengat zes kilometer àchter Ronda - en zo de stad dreigde te omsingelen. Enkel de grote baan dwars door de bergen naar Malaga was nog vrij.      Meer was er niet nodig om tot een overhaaste terugtocht te beslissen: Mirza bleef achter bij de gebroeders Vanelli en met de twee nutteloze kanonnen op sleeptouw zijn ze dan de Sierra ingetrokken waar de revolutionairs het, naar het schijnt, nog een maand hebben volgehouden. De Ket zelf was ondertussen tot in Malaga gesukkeld met koudvuur in zijn hand en daar hebben ze hem dan geamputeerd...

Na zijn genezing had hij meteen zijn lidmaatschap van de communistische partij aangevraagd. Niet zozeer uit overtuiging maar eerder uit dankbaarheid wegens de goede zorgen en uit wrok tegen die stomme anars van Rodrigo. Kort daarop hadden ze hem tot gids gebombardeerd tussen Parijs en Perpignan...naar het schijnt op basis van een aangedikt heldenepos over een "Teribile Leon del Atlas"

" Ge zie wel, hé Fiston”"  besloot hij bitter zijn verhaal” : manchot et héro, ça ne rime pas toujours..." Een arm missen is niet noodzakelijk een brevet van heldendom...

Steiner had liever een glorieuzer slot van het verhaal gehoord, maar liet niets merken. 

En al die gevangenen die ge met uw leeuwenkooi op de camion links en rechts zijt gaan ophalen, wat is daarmee gebeurd?"            

     De ket trok een bedenkelijke tuitmond en haalde de wenkbrauwen op: " Ah ça...je n'y suis pour rien, moi! De leste dag, as wij onderwijl met de kanonne on't schiete worre, èmme de anars ze par groupe de dix ollemoel over de balustrade van de Pont Nouveau nor benei gekapt...Quelques centaines, m'a-t-on dit: "Cinque ciente"... Des hommes, des femmes et des gosses de tout age...Ik èm nie wille gon zien, mor hiel den dag èm ik z'oere roepen van ”Olé!" as z'er opteniev ne troep over den parapet pousseerden...Ge zie da van hier: zo ne salto mortale van mier as hoenderdvuftig meters diep...Et sans filet!  Je t'assure,  kammeroet: ça ne pardonne pas! ...Ik zèn mé ol me jore cirque goe geplutcht oem't te weite! ..."

   De Ket zuchtte nadrukkelijk en na een veelbetekenend knikje kletste zijn gezonde hand op zijn dij: " Splatch!...Filet américain! ..."

     Steiner schrok op en realiseerde zich nu pas dat hijzelf, door toch wat onbesuisd naar Spanje te trekken, eveneens een eerder roekeloze sprong in het ijle had gemaakt. Dit laatste kleurrijke grafschrift van de Ket bezorgde hem plots een koude rilling.

" Splatch! ...Filet americain! " echode hij luguber...

Onder zijn voeten scandeerden de rails: " Salto mortale...salto mortale...salto mortale..."


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
15-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 21
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A15  ACHTERKLAP.

 

Westende, 21 april '38.

 

De veldwachter kon weer met onbezwaard gemoed een pint gaan pakken in één van zijn vele stamcafé's:  Steiner was blijkbaar definitief met de noorderzon verdwenen en mét hem de bedreiging dat "die roje rotzak" alles aan de gendarmen zou uitbrengen over het plichtsverzuim van de garde bij de aanslag op Dis. Chef Remy scheen - voorlopig toch - akkoord te gaan met de stelling dat Steiners vlucht voldoende bewees dat deze de gezochte saboteur was en had een opsporingsbevel op zijn hoofd laten uitschrijven.

Bij pot en pint zorgde de champetter er wél voor dat de bewogen levensloop van hun voortvluchtige schoenlapper in brede kring bekend raakte. Hij taterde honderd uit hoe deze vuile bolsjeviek als Duitse leerjongen bij Krupp-Essen begin '18 verwikkeld geraakte bij bloedige stakingsrellen. Als straf hadden de moffen hem voortijdig bij het leger ingelijfd en naar het IJzerfront gestuurd. Op het einde van de Grote Oorlog namen de Belgen hem krijgsgevangen en lieten hem vanuit het kamp van Schoorbakke meehelpen bij het ontmijnen van de polders. Tot daaraan toe een eerder afgezaagd verhaal waarmee de garde wei­nig succes oogstte.

Het werd wat spannender zohaast de politiek de kop opstak. Want toen in '19 in Duitsland de bolsjevistische Spartakusopstand uitbrak poogde Steiner ook in het gevangenkamp aan de IJzer een rode oproer te ontketenen.

"Dat is hem slecht bekommen!" spotte de veldwachter: "Een paar goei stampen tegen z'n kloten en 't was ermee gedaan om naar de wijven te lopen! Hij heeft dan een jaar op ons kosten karrotte getrokken in ’t klein hospitaal van Veurne..."

Als straf voor zijn revolte werd hij tenslotte overgeplaatst naar de koolmijnen in de Borinage. Juist goed, vonden de tooghangers, dàt trok er al beter op...

Gesterkt door deze bijval vervolgde de garde: "Hij is daar in de mijn vijftien jaar blijven werken als ondergronder. Vrijwillig, wel te verstaan." Een zware penitentie, moesten ze toegeven..."Maar dan vroeg Steiner de Belgische nationaliteit aan: ge moet maar durven hé !...Alhoewel, de wet voorziet dat, dus kreeg hij zijn pas in '35...Grote stommiteit natuurlijk, want anarchisten zijn nooit te vertrouwen..."

Een jaar later was het al van dàt, toen zijn rode groepje er in slaagde de koolmijnen plat te leggen met een algemene staking! "Ge weet nog hoe dat geweld na een tijdje uitliep op revolutie, met moord en doodslag! "Onze vriend" werd aangehou­den en tot 6 maand gevang veroordeeld...Maar 't ergste moet nog komen :na zijn vrijlating kreeg hij voor de duur van twee jaar een verplichte verblijfplaats aangewezen, hier in Westende..."

"En gij wist dat allemaal sinds dat hij hier is komen wonen?" vroeg Gaspar Soete verontwaardigd.

"Ah vaneigens! Hij moest zich iedere morgen bij mij komen presenteren!"

"Ge had ons dan wel eens mogen verwittigen welk vlees dat we in de kuip kregen, hé Cyriel ! Da's levensgevaarlijk, zo'n tiep! Had ik dat allemaal geweten, ik zou bij hem nooit geen schoenen in reparatie gegeven hebben..."

Maar Cyriel liet zich niet in de hoek drummen :

“Al wat met de veiligheid van den Belse staat te maken heeft is secret militair :daar mogen wij met het gewoon volk niet over spreken" verklaarde hij gewichtig.

"Zeg, dikke nek! En dan zou hij volgens u de saboteur zijn die den Dis heeft vermoord?...Hoe langer ik er over nadenk hoe meer ik begin te twijfelen dat hij het was die ik heb zien lopen naast de tramrails, die zondag-noen...Zoiets voelt ge..."

"Zeg, Gaspar, gij moet niet iedere vijf minuten van ge­dacht veranderen hé ! Eerst zweren dat ge hem langst de tram­route hebt zien vluchten en nu uwen steert intrekken :vergeet het ! Het staat nu vast met het proces-verbaal :de gendarmen zeggen dat het Steiner was en daarmee uit! Chef Remy heeft het gezegd ;het kàn niet anders!"

"Hoe, het kan niet anders? En ge hebt in het begin zélf gezworen dat het de Steiner niét kon zijn die daar liep :vol­gens u was het den Dis die wegvluchtte! Uit schrik dat hij al die schade zou moeten betalen! En om van zijn wijf àf te zijn, hebt ge gezegd, omdat het een slecht huwelijk was..."

"Zeg, onderwijl zijn we wel 't één en 't ander méér te weten gekomen, vindt ge niet? Daarbij, het éne sluit het àndere niet uit, hé vent ! Steiner is waarschijnlijk per ongeluk verantwoordelijk voor de ontploffing: hij heeft dat lont plots zien vunzen en is op tijd kunnen gaan lopen. Zo hebt gij in 't begin zelf getuigd en dat is voor het ogenblik het enige waar­voor hij vervolgd wordt! En terecht, voor mijn part... Maar niemand zegt dat den Dis op die eigenste moment daar nog om­trent was, hé! Hij stond misschien achter het duin te zeiken, of was al uren vroeger vertrokken. Het feit dat ze van zijn lijf nog niet het kleinste stukje hebben teruggevonden is voor mij het bewijs dat hij nog gaaf en gezond is! Ik wed dat hij nu ergens over de schreef (grens tussen de Westhoek en Frankrijk) bij een ferm mokkel met ons ligt te blèren van 't lachen: hij is van zijn pinnig wijf af, de gemeente heeft de scha betaald en de meester zorgt voor zijn kinders ! Zo is iedereen content!"

"Dus als ze van Dis geen lijk vinden, dan zou er ook geen moord gebeurd zijn, volgens dat gij zegt?..."

"Da's heel juist gezien, makker...Op voorwaarde dat er een aannemelijke reden bestaat waarom hij niét gedood is door die ontploffing. En zo kan ik er direct wel tien opnoemen :lijk dat ik gezegd heb, wat verderop staan zeiken bij voorbeeld. Of al uren voordien gaan ritsen...Want het is toch wel raar dat niemand hem daar gezien heeft tussen tien en twaalf, zelfs Marie en haar kinders niet! Iedereen dénkt dat den Dis daar tot tegen de noen aan die bommen aan 't prutsen was, maar nie­mand kan dat getuigen, hé..."

"Verdomme, Cyriel, da's straf gesproken, man!"

"Ja vent,goed geweten! Mijn gedacht is den Dis al ver vóór de noen gaan ritsen zodat de Steiner alle tijd had om aan die bommen te prutsen...En 'k zal nog méér zeggen :voor mij heeft de Steiner nooit die hoop granaten willen saboteren! Dat interesseerde hem geen kloten...Hij was enkel uit op het poeder dat erin zat. Die zondagmorgen had hij er al minstens vijf kilo uitgeschraapt :die hebben we nà zijn vlucht in zijn kelder teruggevonden. En hij zou zeker de volgende nachten weergekeerd zijn om nog méér te roven, ware die slag er niet tussen geko­men...De week nadien hebben de gendarmen hem wel een keer op de rooster gelegd. Maar hij deed alsof hij alles vergeten was wat hij rond het moment van de ontploffing had uitgespookt, en ze hebben niet geïnsisteerd...Hadden ze mij laten doen, ik had het er wel uit gekregen, garantie! Maar nu dat hij gaan ritsen is, vissen ze natuurlijk achter het net. En dààrom zeggen ze voor alle gemak dat Steiner de boel opzettelijk gesaboteerd heeft om den Dis te vermoorden...Want nu ze alle twee verdwenen zijn kunnen de gendarmen hun onderzoek afsluiten...Da's wel niet erg katho­liek, maar voor mij niet gelaten..."

"Maar ge gelooft het niet?"

"Heb ik dat gezegd?...Ik vind het niet normaal, da's al. Steiner was alleenlijk geïnteresseerd om dat poeder te recupereren en nièt dat het dààr zou ontploffen..."

“Maar moest Steiner het niet gedaan hebben, wie dan wél?"

"Ik? Gij? De pastoor?...Iedereen in feite ! Weet ge,  er lagen daar minstens drie rijen obussen op elkaar maar enkel de bovenste zes hadden een springkop met tijdont-steking..."

"Hebt gij die gezien?...Vóór de ontploffing?"

Holà opgepast, schrok de garde, of ik vertel nog wat stommeteiten! "Heu ...ik mag dat in feite niet vertellen, maar de kleine van den Dis wist dat te zeggen. Hij had dat van zijn vader gehoord vóór die begon te kappen...En doordat het tijd­ontstekers waren kan iedereen daaraan geprutst hebben ! Die bommen lagen daar onbewaakt tussen de zaterdagavond - moment dat den Dis naar z'n kot ging om te eten en te slapen - tot de zondagnoen waarop alles is ontploft...Zo'n vertrager kan uren lopen vooraleer hij ontploft...De echte saboteur vinden ze nooit, tenzij misschien na een muggezifterij zonder einde ! Dat kunnen de gendarmen zich niet permiteren en daarom houden ze het maar op de Steiner...Ik herhaal : voor mij niet gelaten ! Maar dat bewijst nog altijd niet dat eerstens de Steiner al dan niet opzettelijk verantwoordelijk is voor de slag, en tweedens dat den Dis in die sabotage gestorven is, hé"...

 

Was het echt zuiver toeval dat "De Kustwacht" de volgende dag met de zelfde theorie kwam aandraven? Of had de garde tegen onze-reporter-ter-plaatse staan lekken?

"Uit kringen rond de onderzoekers vernamen wij dat het gerecht geneigd is, bij gebrek aan stoffelijk overschot, het overlijden van Désiré P. inderdaad in twijfel te trekken. Het gerucht loopt zelfs dat deze de ontploffing als rookscherm gebruikt zou hebben om over de grens te vluchten en daar een nieuw leven op te bouwen. Een voor de hand liggende reden kan gezocht worden in de begrijpelijke angst verantwoordelijk ge­steld te worden voor de toe-gebrachte schade aan de omliggende huizen. Maar ànderen zoeken het in mogelijke labiele echtelijke verhoudingen. Een interessante ontwikkeling waar wij in onze volgende uitgave zeker op terug zullen komen."

Nu het openlijk in de krant had gestaan zag de veldwach­ter echt geen reden meer om zijn vrienden de ware achtergrond van het onderzoek te onthouden. De lichtzinnige beschuldigingen van Leon Petré aan zijn adres en die zogenaamd-naamloze-brief-van-Marie hadden hem lang genoeg slaaploze nachten bezorgd ! Nu was het zijn beurt om hén de duivel aan te doen !

 

"Och, heel de straat wist al jaren dat het niet meer boterde tussen die twee :feitelijk al vanaf het begin...Die trouw in der tijd was al van "moetes", dat rappeleer ik mij nog goed...Maar ja, zo zijn er veel hé...van moetes."

Odilon, de waard van 't "Hapertje" knikte eens wijsgerig monkelend, maar hield zich verder op de vlakte. In elke familie liep wel zo'n zwart schaap rond en met Cyriel wist je nooit of hij met zijn vuile bek niet àl te persoonlijk zou worden. Maar Gaspar Soete die een stuk jonger én zatter was dan de garde scheen minder terughoudendheid in acht te moeten nemen :"G'hebt z'n twee gasten maar eens goed te bezien, hé ! Een bleekscheet en een bosaap :dat zegt toch genoeg, of moet er nog zand zijn? Die kleinste is zeker van den Dis, dat ziet ge seffens :twee zwarte doezen bijeen ! Maar den oudste trekt langs geen kanten op hem :wit bestoven lijk de bakker !"

De waard gaf geen krimp. Dus weer de beurt aan de garde om er een schepje bovenop te gooien:

"Ja, op 't eerste zicht zoudt ge zeggen :hij trekt op Marie :dat was ook een licht blondje in haar jongen tijd. Maar z'n teut is heel anders met die scherpe neus en mond...Ik ken d'er één in Nieuwpoort met zo'n gaffel :ge zoudt zweren de Joseph in 't groot! Maar dat zegt niks, natuurlijk..." Zijn grimas van boer-met-kiespijn deed zijn twee kompanen in een bulderende lacht schieten.

"Ha, juist ! Dat zegt niks!...Dat is een goeie! Allee Cyriel, vertel op verdomme!...Kén ik hem, die van Nieuwpoort??"

De garde blies nadenkend zijn wangen bol: "Boch, ik denk het wél...Hij komt hier dikwijls genoeg in 't dorp een pintje drinken...Maar ik mag vaneigens geen namen noemen hé, of ik zou nog een peer op m'n bakkes kunnen krijgen..."

Luid protest rond de toog :"Hey !Pester !Lafaard! Eerst een pint beloven en hem dan zelf uitzuipen!"

"Als 't u interesseert moet ge dezer dagen maar eens rondzien, hé !...Ten andere, dat zijn oude koeien: toen den Dis trouwde wist iedereen dat hij op een koekoeksei zat te broeien. Iedereen behalve hijzelf misschien, al ben ik daar nog lang niet zeker van...Weet ge :Marie was een ferme teef, toen der tijd, en in normaal omstandigheden had een bosaap lijk den Dis haar nooit kunnen krijgen...Maar ze was gepresseerd en hij was slim genoeg om geen vragen te stellen toen ze na den trouw zo rap begon te zwellen...Hij zal gedacht hebben de rest van zijn leven op een vette wei te zitten, maar dat is ferm tegengesla­gen !"

"Hoezo, tegengeslagen ? Met zo'n ferm mokkel ?"

"Ja, zéker weten ! Ik heb hem een paar jaren daarna re­gelmatig uit de "Cambrinus" moeten halen, waar dat hij zijn laatste centen verzoop bij een pronte Française...Hij heeft mij dan in 't weerkeren naar z'n kot dikwijls al blètend bekend dat zijn Marie met gesloten deuren speelde ! Ge ziet dat van hier :een beer van een vent, getrouwd met de koolbak! Zelfs de onderpaster heeft er zich mee gemoeid en haar die verkwisting van goed zaad verweten...Maar ge kent Marie met haar franke teut, hé ! Ze heeft die zwartrok direct gevraagd waar HIJ met ZIJN goed zaad bleef! Ja, echt waar, dat heeft den Dis mij zelf verteld ! Sindsdien kreeg ze na de biecht altijd een dub­bele penitentie..."

"Zeg, en die Française van de "Cambrinus",wat is dat voor een stuk?"

"Ha, Louisette?...Ja man, dat was me de moeite waard, miljaarde nondedju! Zo'n smakelijk lief teefje had ik nog nooit gezien :verdomme, wat een magnifiek raspeerd ! Met zo'n warme bolle décolleté vol kantjes en strikjes die open hing tot op haren nagelenbuik, ge kent dat..."

"Neen, ik kén dat niet!" vloog Gaspar uit, "Gij soms Odilon?"...De waard trok een tuitmond maar zweeg wijselijk.

"Komaan Cyriel, geeft eens wat details: de kwijl loopt uit m'n bakkes!...Goed voorzien van oren en poten, hé! En zwarte kousen met dikke rooi chartelle, zeker? ...En zware par­fum op haar tetten..." Overspoeld door paradijslijke visioenen sloot Gaspar met trillende lippen dromerig de ogen.

"Pas op, 't is daar geen hoerenkot, hé, dat hoort ge mij niet zeggen...Maar dat wijfje was in elk geval een uitzuipster eerste klas: zolang ge trakteerde snorde ze lijk een kattepoes...En ze kon zo diep lachen dat het trilde tot in uw spiet, man! Maar voor de rest: warm van bil en koud van hart...Feite toch wel jammer dat ze er niet meer is...Z'is door de gendarmen over de schreef gezet...Ja, écht jammer..." Ook de garde droomde weg...

Wat heeft den Dis dan gedaan toen ze vertrokken was?"

“Marie heeft hem van toen af bij tijden eens goed onder handen genomen, ge weet wel wat ik wil zeggen, en hij was daar schijnbaar mee content. En zuipen deed hij op 't laatste ook niet meer, tenzij af en toe een losse pint in de "Lekkerbek" bij hem achter de hoek. Ik heb hem wel nog één keer goed zat geweten, verleden jaar op de kermis. Zó goed zat, dat ik hem in den amigo heb moeten steken. Ik ben erbij gebleven en heb wat zitten zeveren tot hem sliep, omdat hij van alles uit zijn botten sloeg en sprak van zich te verdoen...'t Is maar van dàn dat ik weet hoe het er de laatste tijd aan toe ging tussen hem en Marie... Verdomme raar hoor, héél raar..."

"Hoezo?! En ge zegt daarjuist dat hij er niet meer aan mocht komen !"

"Héél juist! Want weet ge wat ze deed als hij goesting kreeg en haar wilde lastig vallen?...Ze stapte in haar sloffen, sloeg een deken om en ging bij haar vriendin slapen aan de overkant van de straat :ge weet wel, die Georgette Neuville ! In 't zelfde bed, natuurlijk...Dicht bijeen, om haar voeten op te warmen ! Is dat nog normaal, twee wijven in volle bloei die samen slapen en de vent in de kou laten staan?"

"Allee Cyriel, wat wilt ge daarmee zeggen? Dat ze in feite niét sliepen?...En lagen te fikfakken lijk klein meisjes? Zijn ze daar niet wat te oud voor? En wat is daaraan gelegen?"

"Hebt ge mij daar iets van horen zeggen, van fikfakken? Ik zeg enkel dat Marie de laatsten tijd meer bij haar vriendin is gaan slapen dan bij haar berenbok ! En dat die twee wijven op de kermis altijd sàmen dansen, al van zo lang dat ik ze ken :nooit met een vent ! Ik let er al een paar jaar op :mij maken ze niks wijs !"

Bij Soete scheen een licht op te gaan :"Als 't een koppel potten is, zoals gij laat verstaan, dan is het toch Georgette die de broek draagt, en niét Marie...Ik rappeleer mij dat ze overlaatst met een half stuk in hun voeten ruzie hadden in de "Tramstatie" omdat Marie niet meer wilde dansen of zoiets. Ze hebben dan buiten staan mokken en het was duidelijk Jetje die haar vriendin stond te overhalen om voort te feesten :zij was de vent, zij droeg de broek, garantie! En z'is daarom mis­schien al jaren jaloers op den Dis, wie weet..."

"Omdat den Dis zijn vrouw mag bepotelen en Jetje er àf moet blijven ? Ja, misschien, jaloezie, lijk dat ge zegt..." overwoog de garde schijnheilig :"En jaloezie kan vér lei­den...Want wij hebben altijd naar een vent gezocht als saboteur, maar wie zegt dat het geen vrouw was...Steiner lag zo danig voor de hand dat we niet verder gegraven hebben, en door te gaan lopen heeft hij schuld bekend,  dachten we...Maar in feite kan het voor 't zelfde geld een driehoeksdrama van de jaloezie zijn, hé " En gedreven declameerde de garde, met zijn vinger schrijvend in de wolken boven de toog : "Dis stond in de weg van een verderfelijke liefde ! Ik zie het voor mijn ogen al in de gazet staan...Hé, wat denkt ge Odilon?"

"Dat Georgette den Dis om zeep zou gebracht hebben om Marie in haar bed te krijgen?...Allee laat me niet lachen, hé Cyriel : dat is zever in pakstjes !"

"Ha, en waarom, als ik mag vragen?"

"Om te beginnen hebben die vrouwen, geen van de twee, een deftige pree om van te leven, terwijl den Dis goed verdiende en 't huishouden recht hield, drinken of niet! En wijven zijn te praktisch van aard om een ezel-die-geld-kakt te slachten, neemt dàt van mij aan! Ge weet toch ook dat de meeste teven trouwen om verzorgd van de straat te geraken :de liefde voor hun vent is juist zo straf als zijn portefeuille dik is..." Gaspar Soete zat verbaasd naar de waard te staren: zoveel woorden had deze nog nooit na elkaar geproken!

"Zijt ge eindelijk uitgetaterd, Odilon?" vroeg de garde geprikkeld.

"Alleen nog dàt, garde :ge zijt mis als ge denkt dat een vrouwmens lijk Marie haar vent om zeep zou laten brengen door haar vriendin, enkel en alleen omdat ze elkaar zo geren zien. Een vent kan een moord doen uit amoureuze drift :crime passio­nel zoals de Fransmans zeggen. Die beziet zijn vrouw als zijn eigendom en wie die afpakt gaat eraan. Maar een vrouwmens doet zoiets niet, zelfs al is ze een pot ! Als 't waar is dat Jetje het hàd voor Marie, dan stond den Dis nóg niet in de weg, want die had thuis niets in de pap te brokken :Marie kon bij Jetje kruipen wanneer ze maar wilde. Ik zeg wel :als 't waar is wat ge vertelt. Maar persoonlijk geloof ik er geen botten van!"

Nu was het aan de veldwachter om stomverbaasd de waard aan te gapen. Maar hij herpakte zich vlug: "Gaspar, gij rekent af, hé man...Want d'eerste dagen zien z'ons hier niet weer!"



<img src="http://fashion-era.com/images/Wedding/1920s_weddings/Lois


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
15-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
16-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 22
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A16 EERROOF.

                        Westende, 24 april 1938.

                            

In de volgende café's moeten de twee kornuiten met hun sprookje meer succes geoogst hebben want in een mum van tijd wist heel het dorp ervan. En de morgen daarop kreeg Jetje de twee rijkswachters op haar dak. "Die komen voor die brief!" dacht ze.

Als dat zo was, dan lieten de mannen van de wet in elk geval niet in hun kaarten kijken. Ze openden het vuur met een zotte vraag: hoelang zij Marie al kende en of zij getweeën werkelijk zo'n goede vriendinnen waren als de mensen zegden?...

Daar keek Jetje echt van op:"Wel als de mensen dat zeg­gen zal dat wel zo zijn, hé! Jezus-Maria, wat moet ik daar op antwoorden! Wij zijn twee handen op enen buik:we helpen el­kaar waar we kunnen, want 't is niet altijd even gemakkelijk als vrouw alleen. We lachen samen als het goed gaat en we schreien samen bij tegenslag. Dat is van vlak na de oorlog dat we bevriend zijn, nu al twintig jaar lang: we kletsen twee-drie keer per dag en als we al eens kwaai woorden hebben is dat een uur later vergeten...Ja, wij zijn echte vriendinnen: we zijn el­kanders steun en troost...We lenen bij elkaar als we iets te­kort komen, we..." Ze kreeg het verdomme op haar zenuwen door die koele blik van die vent.

"Zo te horen komt gij beter overeen dan de meeste koppels van 't dorp en omliggende!...Le grand amour, hé! En schuift Marie hier veel over de vloer?"

"Bah...iedere dag, zou ik zeggen..."

"Eet ge hier samen?"

"Zeg dat zijn raar vragen, hé chef: natuurlijk eten we te vieren al eens een boterham samen, als het pas geeft, hier of bij haar...Maar ge moet zo niet rond de pot draaien:ik weet waarvoor ge komt! Als ge 't wilt weten: ja, ik heb die brief geschreven! En niét om mijn vriendin te helpen, maar omdat het de waarheid is! Is dat tegen de wet?...En ik blijf erbij dat het de Steiner was die daar stond te draaien bij de doorsteek, die zondagmorgen in de vroegte: zeker weten!"

De chef bleef haar even verbouwereerd aanstaren: ”Welke brief wilt ge zeggen?"

"Wel deze die ik vergeten ben te ondertekenen: "MENEERE DE KOMMENDANT JANDARM, IK NEEM DE PEN IN DANT OM TE ZEGGEN..."

"Ha-ja, dién brief! Dat weten we al lang dat gij den dader waart" loog hij "maar mijn jonge collega zal voor de goede orde uw bekentenis seffens noteren. Zo kunt ge deze keer niét vergeten te tekenen, hé...Het heeft ons in elk geval een heel stuk voort geholpen, moet ik zeggen. Zeker van, dat het Steiner was, hé?"

"Zo zeker als dat ik hier sta! Niet twijfelen!"

"En dien tweede op zijn velo was dus Gaspar Soete..."

"Gaspar Soete??...Niet aan mijn tong sleuren, hé Chef: ik heb van dien tweede niks gezegd!"

"Maar g'hebt hem toch herkend, hé?"

"Daar kan ik vandaag niet over spreken..."

Nu zijn list mislukt was wilde de chef deze plotse terughoudendheid van Jetje niet zonder meer aanvaarden: "Ha-zo...Wel dan zullen we eens over iets ànders spreken,  zie! Hoe zit dat zo tussen gij en Marie? Komt die hier dikwijls slapen?"

"Marie? Hier slapen?! Maar nooit van ze leven!"

"Pasop, niet zeveren hé Georgette! Dat is een officieel déclaratie en met te liegen gaat ge veel last krijgen! Ik heb getuigen, en 't is algemeen geweten dat ge't niet voor de ven­ten hebt...Die speciale vriendschap tussen gij getweeën is niet erg katholiek en ge gaat er nog eens voor in den bak vliegen! Ik vraag het dus voor de laatste keer: is Marie hier al komen slapen?!"

"Verdomme, zijt ge doof ,chef ?! Ik zeg: NOOIT-VAN-ZE-LEVEN! Marie heeft hier nog nooit blijven slapen!"

"Ook niet als 't ruzie was met Dis en ze slagen kreeg?"

"Marie slagen van den Dis?? Maar Chef toch, waar zijt ge dàt gaan halen?! Jezus-Maria! Dàt had hij eens moeten proberen, zie!...Oei-oei-oei!... Luistert: dat ik weet heeft hij haar, toen hij nog erg jong én zat was, één keer een peer gegeven...Goed verstaan? Eén keer! En de volgende morgen is ze met een blauw ket vóór hem gaan staan en zo gezegd:Désiré, zet uw oren goed open, jongen! Riskeert dàt - en ze wees zo met haar ving­er op haar oog - nog één keer en ik doe rattenvergif in je drinkebus...Goed onthouden, hé ventje: rattenvergif! En ik kan verzekeren Chef:den Dis heeft nóóit meer gepiept...Slagen ,begot , waar gaat ge't halen! Me gat ja !..."        

Jetje barstte in giechelend lachen uit tot de chef rood aangelopen met de vuist op tafel bonkte: "Zeg, Georgette Neuville! Hier valt niet te lachen, hé mens! Gij geeft aanstoot en ergernis met uw ziekelijke perversie door openlijk met een vrouw te vrijen! Dat is openbare zedenschennis en dat wordt door de wet streng verboden! Als ge daar niet direct mee uitscheidt vliegt ge den bak in, zonder pardon!"     

Onder deze koude douche kreeg Jetje zichzelf weer in de hand:"Wel-wel, vrijen in 't openbaar, hé...Wat houdt dat zoal in, Chef? Kunt gij mij dat zeggen?...Frotten en wrijven onder­een?...Toten en strelen hé: ja, dat is vrijen, hé?...En heeft iemand mij dat zien doen in het openbaar?...Of zelfs verdoken achter een donkere hoek of in de duinen?...Van "horen zeggen" zijn er altijd genoeg, zeker bij de venten die iets tekort komen! Venten die de schaai inhalen door vuile praat en achterklap te vertellen over iemand die zich niet kan verdedigen...Maar er is geen één die durft zeggen: ik Charel-Louis verklaar onder eed dien dag en dat uur Georgette Neuville te hebben zien vrijen! Als ge één getuige hebt die durft zweren dat hij mij dàt heeft zien doen, moogt ge mij direct in den bak steken! Direct: één enkele getuige is genoeg, Chef, en ik pak mijn cabas met kleren! Maar als ge er géén hebt moet ge zwijgen, want zoiets voortvertellen is eerroof! En dààr lach ik niet mee!..."

"Gij misschien niet, nee! Maar de mensen in 't dorp wél, verdomme! 't Is juist omdat ze op café over niets anders meer spreken dat de garde ons verwittigd heeft!"

"De garde! Ha ! Maar nú zijn we d'er! Die zatlap wil mij een pee stoven met zijn achterklap omdat hij weet dat die brief van mij komt! En omdat hij met zijn ellebogen aanvoelt dat ik hém óók herkend heb aan de doorsteek, die morgen!"

"Vergeet het! Hij denkt dat Marie die schreef."

"Marie? Maar die kàn niet schrijven ,vent ! Wat zou ze! Maar dat is nu om 't even: met die achterklap wil hij hààr treffen zowel als mij! Ge weet toch dat Leonnetje hem ook gezien heeft, die morgen:gij hebt zélf zijn verklaring opgeschreven...En door die zever van dat vrijen rond te strooien vangt hij twee vliegen in één slag: Marie en ik!"

De chef bleef haar een poosje ernstig aanstaren: "Geor­gette Neuville, zijt ge zeker dat ge die morgen de garde her­kent hebt? Dat is van groot belang..." 

"Chef, ik zweer het: dien eerste op zijn velo was de garde Cyriel Calcoen, of 'k mag hier dood vallen! En de tweede was Steiner, maar dat weet ge al...En dat is niet van horen zeggen maar van zeker weten! M'n kop eraf!"

"Niet te rap met je kop leuren, mens, want als het waar is wat ze zeggen staat hem er losser op dan ge denkt..."

"Ze-ze-ze! Wat vertellen ZE dat zo verschrikkelijk is?"

"Wel, als ge 't al wilt weten: ZE zeggen dat niét de Steiner, maar gijzélf die bommen gesaboteerd hebt om den Dis te doen verongelukken! Om Marie van hem te verlossen en haar voor u eigen te krijgen! Dàt zeggen ze! Lacht ge nu nog ,Vrouw Neuville ?!"

Daar moest Jetje wel even van slikken.

"Ik die bommen gesaboteerd? Maar Chef, ik wist nog niet eens dat ze daar lagen!...En wat weet ik, of gelijk welk vrouwmens, verdomme hoe ge zo'n spel moet saboteren? Daar moet ge toch bij den troep voor geleerd hebben, lijk den Dis en nog een paar mannen in 't dorp. Mannen die de polders ontmijnd hebben na den Groten Oorlog en die weten wat ze mogen en moeten doen...Maar dat ik weet waren d'r nooit geen vrouwen bij den troep, of bij bommen omtrent... Neen Chef, als een vrouw een vent beu is giet ze rattenvergif in zijn pulle: dat is veel sim­pelder!"

"Of verzuipt ze hem in de beerput, hé Jetje! Dat zijn we ook al eens tegengekomen hé, gij en ik..." Hij monkelde wat verbitterd achter zijn hangsnor en sloeg zijn notaboekje met een klap dicht:"Bon, gij weet waaraan ge u te houden hebt: ziet dat we niet meer moeten terugkomen op deze zaak, Vrouw Neuville:dan loopt het misschien nog goed af...En tekent maar rap die verklaring van mijnen adjoint, voor dat ge 't weer vergeet!"

De uittocht van de despoten leek erg op een afgang...

Ze waren echter nog maar nauwelijks achter de bocht van de Bassevillestraat verdwenen of Marie viel de keuken binnen:

"Wisten ze wat nieuws te vertellen? Ze zijn hier zo lang gebleven...Wat is 't:ge zijt er gelijk niet goed van..."

Jetje moest inderdaad even bekomen vooraleer ze weer wat flauwtjes kon lachen:"Die onnozelaars hebben mij twee keer gedreigd van in den bak te steken! Ge zoudt verdomme voor minder niet goed zijn, zou ik zo denken!"

"In den bak steken? Gij?"

"Ja, ik...Want stelt u voor dat heel het dorp geschanda­liseerd is omdat wij vriendinnen zijn...Van een speciale soort, dan, hé: een soort die bij de begijnen aanstoot geeft en ergernis...Ik heb zelfs moeten zweren dat ge nooit bij mij hebt komen slapen..."

"Niet moeilijk! 't Is gij die bij mij in 't bed zijt gekropen!"

"Daarom heb ik ook zo gemakkelijk gezworen, hé! Maar volgens de pandoeren hebben we ook onderéén vuil manieren ge­daan in 't openbaar! Jezus Maria: in 't openbaar! Zijn wij dan de laatste jaren ooit zó zat geweest dat we niet meer wis­ten wat we deden!"

"Met de vorige kermis hadden we een goede schreef aan... Maar als ik mij goed herinner hebt ge u toen in 't dorp deftig gedragen...Allee kom, zolang we dansten en onder 't volk waren toch...En van wat hier in den doorsteek gebeurd is kan niemand iets gezien hebben: 't was pikkedonker en g'hebt niet geroepen lijk ge gewoon zijt..." Plots proestte ze het uit en ook Jetje sloeg aan het giechelen tot de tranen over hun wangen liepen. Vertederd omhelsde ze haar vriendin en likte plots het zout van haar natte wimpers voor ze een zoen op haar lippen drukte. Marie liet haar even begaan tot ze zich met een diepe zucht losmaakte:dit onbedaarlijke lachen had haar voor het eerst sinds vele weken echt deugd gedaan.

Ze schoven beiden een stoel aan tafel en keken elkaar een lange poos monkelend aan...Tot Marie de betovering verbrak:

"En wilt hem ons daarvoor in de bak steken?"

"Mij wél ja! Van u heeft hij niet gepiept:ik was de enige zondares, zo te horen! Terwijl ge voor 't vrijen toch met twee moet zijn, zou ik denken!"

"Georgette Neuville!" deed Marie gewichtig: "'t Zijt gij die met mij vrijt, en niet omgekeerd hé! Ik ben onschuldig!"

"Onschuldig?...Wacht maar, want de pandoer had nog méér in zijn mars! Volgens dat de garde hem gezegd had vertellen ze in 't dorp dat de Steiner die sabotage niét gedaan zou hebben."

"Neen?...En wie dan wél?!"

"“Ik verdomme! Neen, serieus:ik heb dat spel doen ont­ploffen uit jalousie! Want den Dis - god hebbe zijn ziel - stond onze zondige liefde in de weg...En gij zat mee in 't complot...Al goed dat ze nog niet helemaal zéker zijn, want ze overwegen ook de mogelijkheid dat den Dis zelf de vertrager heeft aangestoken om zijn eigen accident te ensceneren en dan rap is gaan lopen naar zijn geheim lief in Duinkerke!...Ja kind, ik kan er ook niet aan doen,  maar dàt strooien ze rond in 't dorp! Chance dat de chef dat zelf nogal onnozel vond of we sliepen alle twee in den bak, vanavond!"

Marie schudde verbijsterd het hoofd :" Maar enfin, wie zuigt er nu toch zóiets uit zijn duim verdomme!"

"Mijn gedacht komt dat van de garde. Die is naar 't schijnt vroed van koleire omdat wij getuigd hebben dat hij samen met Steiner uit den doorsteek kwam, die zondagmorgen... Met ons zwart te maken tracht hij zelf op een wit blaadje te komen bij de gendarmen...Hij heeft ook nog een oude koe uit de gracht gehaald door te laten verstaan dat Joseph geen kind van den Dis kan geweest zijn...Hij trekt niet op zijn vader zeggen ze, en hij werd nogal vroeg geboren hé..."

"Maar dat is eerroof! Als de garde dat rondstrooit doe ik hem een proces aan! Wat zijn dat voor manieren! Dat de Joseph op mij trekt is waarschijnlijk geen bewijs genoeg van mijn deugdzaamheid-voor-het-huwelijk, lijk de paster dat noemt :hij moet absoluut op zijn vader trekken, hé!"

"Hey Marie! Mij moet ge niet trachten t'overtuigen dat g'uw bloem­tje nog had toen ge trouwde met den Dis , hé kind! Ge weet toch nog : dien avond na die eerste kermis in Nieuwpoort ,op de wallen van 't Spaans Fort "Palingburg" !...Gij met den Rudolf ! Ik was er verdikke bij ! Den Dis is maar een maand làter gemogen ,toen g'al over tijd waart ! Met mij moet ge niet zeveren ,hé !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
16-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
17-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 23
Klik op de afbeelding om de link te volgen

RUDOLF VALENTINO...

Later, in haar koude bed, herhaalde Marie steeds opnieuw die zelfde zin : "Ik was erbij... ik was erbij..." Als Jetje haar destijds toch zo graag zag als ze zegt en het gevaar had zien aankomen, waarom verdomme heeft ze toen geen poot uitgestoken om haar hartsvriendin uit de klauwen van die Rudolf ,die kinderverkrachter te red­den?! Enfin kinderverkrachter, het woord was wel wat hard: vrouwenverleider ware beter... Ja, een vuile valse vrouwen-verleider ,die Rudolf !

Vijftien jaar geleden ,op die fatale kermis van '22 in Nieuwpoort ,had hij zich­zelf voorgesteld als de trouweloze hartenbreker van het witte scherm "Ru­dolf Valentino", dus was ze verwittigd... Tenslotte was ze toen achttien en wist ze genoeg van de geheimen des levens om niet als een dom gansje naar de slachtbank te lopen...Als ze zich toen tóch heeft "laten-doen" moet het aan al die Rodenbachs gelegen hebben en aan de zwoele herfstavond...En aan zijn zoet gefleem, de duizenden sterren en het warme vrijersnestje tussen het struikgewas op de vest van fort Palingbrug...Och, waarom rond de pot gedraaid: heel haar lijf had er destijds naar ge­hunkerd, moest ze eerlijk bekennen...God, als ze de ogen sloot zag ze zichzelf daar nog liggen met die hemelse smeerlap die in drie weken tijd haar leven verknalde...

 

...."Die laat er geen gras over groeien...",dacht ze, ter­wijl ze zijn klauw van haar bloes trachtte te duwen. Maar de hete adem op haar gezicht en zijn indringend gezoen deden haar al vlug in een zalige roes wegsoezen...Ze voelde enkel zijn warme kussen op wangen en ogen. Maar toen ze weer wat op adem kwam merkte ze plots dat zijn hand als een slang onder haar lange rok schoof en op de blote dij boven de kouseband geniepig poog­de in de nauwe broekspijp te raken.                                   

Als hij het zijden strikje maar niet kapot trekt, die bruttigaard, dacht ze in paniek en mepte mompelend in ver­twijfeling op zijn arm. Ze rukte kwaad haar mond vrij vanonder z'n zwetend gezicht en hijgde buiten adem:           

"Nee, nee, stop er mee! Stop, zeg ik, verdomme!"        

Hij keek haar verbaasd aan en ze moest onwillekeurig giche­len. Ik heb teveel Rodenbachs gedronken, bedacht ze, dat zal het zijn... Normaal was ik allang weggelopen... maar hij kust toch zo goed!

"Niet te geweldig, hé jongen" fluisterde ze hees.         

"Ge moet geen schrik hebben", vergoelijkte hij, " ik zal u geen zeer doen..." Maar ze duwde hem toch wat van zich af en hij liet haar gewillig begaan:

"Als ge mij niet graag ziet, moet ge't zeggen...”

"Gijsse zot!",lachte ze zacht, "vaneigens dat ik u graag zie! Maar ge moet uw manieren houden: niet onder mijne rok!"       

Hij scheen zich daar nogal gemakkelijk bij neer te leggen en zei flemend:"Bon-bon...maar laat me dan toch de rest maar eens zien!"... En terwijl ze met bonkend hart haar ving­ers door zijn nekhaar streelde, begeleidde ze hem met de rech­terhand aarzelend bij het losknopen van haar bloes. Alsof hij heel zijn leven niets anders gedaan had, trok hij het strikje aan de bovenrand van haar onderjurk los, prutste even aan de drie paarlemoeren knoopjes van het keursje en schoof zijn hand­palm als een korfje onder haar warme bolle borstje.          "Die kent de weg, dacht ze gerustgesteld, terwijl hij tevreden brommend zijn gezicht in het zwoele nestje duwde en, als een hondje, steeds dieper en dieper snuffelde...

Hij moest het van zijn neus hebben, merkte zij direct, terwijl zijn snorharen over het tepeltje streken...En later had hij bekend :die reuk van rozen­water en angstzweet maakten hem meteen duidelijk dat het haar eerste keer was..."Maagde­kens geurden allemaal hetzelfde..." had hij gepocht. En dan dat bonkende hartje tegen zijn wang...Weken later was het pas tot haar doorgedrongen wat hij met die maagdengeur bedoelde:"Dat belooft hier goed te worden...Als ik het voorzich­tig aan boord leg en niets forceer, kan ik haar misschien nog wel een paar keer gebruiken, de volgende zondagen." De smeerlap!

Marie bloosde nog bij de herinnering hoe ze gekreund had onder zijn zachte 'bijter­tjes' en zijn gezicht nog dieper op haar borst had geduwd.

"A la bonheur " had ze hem horen brommen," we zijn vertrokken!" En voor ze het goed wist had zijn gulzige hand door de rokken heen in haar warme kruis gegrepen...

 

Het vervolg van de historie vertroebelde reeds jarenlang haar hitsige dromen...Eerst weerde ze hem nog zachtjes af, maar toen hij haar volop kuste, slonk de weerstand tussen haar ver­krampte dijen en ademloos liet ze hem dieper grij­pen...En bij de tweede poging van zijn gladde hand om onder haar kleren te schuiven liet ze in een roes begaan...Ze wist dat ze hopeloos verloren was als hij haar eer van deftig meisje naar de vaan­tjes hielp, maar ze trok het zich niet aan. Hij was toch zo lief...en enkel dit ogenblik telde, hiér en nu: de rest kon stikken...

Ach ja ,vijftien jaar geleden ,toen wist ze niet béter hé... Maar vanmiddag, met dat gezoen op haar ogen, had ze ge­merkt dat Jetje weer een potje op het vuur had staan... Het likken met haar hete tong zei genoeg! Ze kón het blijkbaar niet laten! Maar dat was dan jammer voor haar, want met een pottenkijker zoals de garde - Marie moest even lachen met dat beeld - wilde ze voorlopig liever geen risico's nemen. Als ze hem ooit van eerroof wilde beschuldigen moest ze recht in haar schoenen staan, anders had het geen zin.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
17-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
18-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 24
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A17  HET RODE BROEDERSCHAP.

                         Barcelona, 26 april '38.

    Kort voor zijn aankomst in Barcelona kon Steiner niet zeggen dat zijn eerste kennismaking met Spanje en de Spanjaarden een onverdeeld succes was geweest. Hij had zich een zonovergoten land voorgesteld vol bloemen en sinaasappelbomen. En lachend lonkende meisjes die met kletterende castagnetten dansten op wilde gitarenmuziek, de bonte rokken hoog opzwierend. Zo hoog zelfs dat je ruim genoeg flitsen opving om als vent een week voort te kunnen...         

    Maar niets van dat alles. Wat hij sinds het aanbreken van de grauwe dageraad van dit beloofde land te zien kreeg was niets anders dan één doffe ellende. 

    Sinds zijn vertrek uit Parijs, vorige week, had het niet opgehouden met regenen. Ook al was het nu hier in het zuiden een stuk minder kil dan in het verzopen-platte-land-vol-mest-en-mist waaruit hij na de inbraak bij brouwer Biervliet was weggevlucht, het goot hier toch even hard!

    Het gieten had niet opgehouden sinds hun groepje van achttien druipende dompelaars gisterenavond in Perpignan in dit vervaarlijk piepende busje was geklommen waarmee "de passeur" regelmatig om de maand de zogenaamde "grensarbeiders" over de bergen bracht. Door hun natte kleren dampten de ruiten binnen onmiddellijk aan en dit sloot hen genadig af van de zwarte wereld daarbuiten. De meesten zakten kort na het vertrek in een onrustige slaap weg, de nog vochtige pet of slappe vilthoed diep over de ogen getrokken. Anderen deden maar alsof, om niet aanhoudend verplicht te worden ook nog hun eigen overpeinzingen te moeten delen met de "compadre" die naast hen reeds zo'n groot stuk van hun smalle houten bank in beslag had genomen...

    Steiner zat tegen een vuil venster geklemd waar buiten de regen in vlagen op striemde en binnen de damp in bruine nicotinedruppels afliep. Zolang ze door Franse dorpen reden, waar nog hier en daar een straatlantaren brandde, veegde hij bijwijlen obligaat met zijn mouw een kijkgat in die smerige smurrie zonder er hoe dan ook veel van te verwachten. En terecht.                     

    De regen bleef zonder ophouden in vlagen tegen de ruiten slaan zodat hij met die laaghangende wolken geen enkele glimp kon opvangen van het woeste berglandschap van de Pyreneeën waar hun krakend vehikel zich nu reeds urenlang doorworstelde, als met de moed der wanhoop brullend bij elke bocht.

     Bij het naderen van de grens voelde hij de spanning stijgen. En toen het busje midden in een pikdonker dorp abrupt stilviel wisten ze dat er nu geen weg terug meer bestond: Le Perthus, de Spaanse douanepost.

     In doodse stilte staarden alle inzittenden verbeten naar de deur naast de chauffeur, elkeen versteend door eigen angsten. Met een wurgende harteklop in de keel vroeg Steiner zich af of zijn nieuwe papieren de controle zouden doorstaan, ook al scheen het systeem van de "passeur" goed gerodeerd.

    Hij schrok zich bijna een beroerte toen een ongeschoren Guardia Civil met een belachelijk, zwartgelakt steekje achterstevoren op zijn boeventronie en gehuld in een glimmend natte rubberponcho dreigend de bus inklom. De kolf van het geweer onder de regencape verwrong zijn silhouet tot een monsterachtige bochel.

    Maar de schrik bleek al vlug ongegrond: de bultenaar met de doggensmoel was duidelijk minder gevaarlijk dan hij er uitzag. Hij hield enkel, rechtstaand naast de chauffeur, met een zaklamp en een afgrijselijke tongval, aan de hand van het stapeltje paspoorten vluchtig een soort appel. Toen die geblaseerde Quasimodo iets gutturaals rochelde dat voor "Verschueren Roger" moest doorgaan, riep Steiner net zoals zijn voorgangers "si!" en stak de vinger op. Een verveeld knikje en het zat erop. Was dit nu de zo gevreesde grens ?      

    Blijkbaar wel...Want vijf slopende minuten later startte de gammele bus weer en begon, zonder verdere voorvallen, in het pikkedonker traag aan de eindeloos kronkelende klim over de doorweekte Spaanse bergwegen. Iedere honderd meter moest de chauffeur woest aan de slag met zijn vervaarlijk rammelende versnellingsbak en leek de strijd steeds slechts op het laatste nippertje te winnen. Nergens brandde een lichtje of was er een kat te zien,  tenzij dan die paar manhaftige militiemannen aan de wegversperringen waarvoor hun bleke uitgeputte Fangio óm het uur even moest stoppen om op adem te komen...Pas toen de grauwe kille dageraad moeizaam door de lage wolken brak ontwaarde Steiner in de eerste slijkerige dorpen af en toe wat zwarte schimmen tegen de verweerde pleistergevels, een druipende jutezak als puntcape over het hoofd. Als voorproefje op het zonnige Spanje zó ontmoedigend dat hij er tenslotte bij indommelde...           

 

    Toen hij tegen de middag hongerig wakker schoot reden ze juist een voorstad van Barcelona binnen die in goorheid niet moest onderdoen voor de triestigste cités van de Borinage...Hier en daar was zelfs een straat versperd door het puin van een pas gebombardeerde woonblok. Na wat speurend rondrossen door de achterbuurten vond hun geradbraakte chauffeur eindelijk hun eindbestemming. De fabriekshal, waarin ze voorlopig werden ondergebracht, was blijkbaar onlangs eveneens getroffen door een Italiaanse luchtaanval want de achterkant van het gebouw was één grote puinhoop.   

   In de hoek van de hal, die nog stonk naar smeerolie en ijzerafval, had de glazen koepel grotendeels stand gehouden en lagen in de droge strook langs de muur hun strozakken klaar. In een belendende ruimte, die waarschijnlijk eens een soort kantine was geweest, stonden nu een vijftal meisjes van het ontvangstcomité luidruchtig te kokkerellen. Het walmde er vervaarlijk blauw alsof hun frituur in de fik stond, wat een uur later bevestigd werd toen ze de mannen al lonkend fier de geroosterde rijst en de halfverkoolde sardines voorschotelden.

    Uit het lachend gekwetterde excuus van de jonge diensters meende Steiner te begrijpen dat de meisjes gebrek hadden aan olie of aan ondervinding of aan beide. Enfin, mits wat brandkorsten pulken was het binnenste best te eten en hij was tenslotte niet naar hier gekomen voor de goede kost...Alhoewel. Als toetje kregen ze nog een lange zwarte cigarillo van plaatselijke makelij, waarschijnlijk bedoeld om de penetrante vislucht te verdrijven.

   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
18-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!