" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
18-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 24
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A17  HET RODE BROEDERSCHAP.

                         Barcelona, 26 april '38.

    Kort voor zijn aankomst in Barcelona kon Steiner niet zeggen dat zijn eerste kennismaking met Spanje en de Spanjaarden een onverdeeld succes was geweest. Hij had zich een zonovergoten land voorgesteld vol bloemen en sinaasappelbomen. En lachend lonkende meisjes die met kletterende castagnetten dansten op wilde gitarenmuziek, de bonte rokken hoog opzwierend. Zo hoog zelfs dat je ruim genoeg flitsen opving om als vent een week voort te kunnen...         

    Maar niets van dat alles. Wat hij sinds het aanbreken van de grauwe dageraad van dit beloofde land te zien kreeg was niets anders dan één doffe ellende. 

    Sinds zijn vertrek uit Parijs, vorige week, had het niet opgehouden met regenen. Ook al was het nu hier in het zuiden een stuk minder kil dan in het verzopen-platte-land-vol-mest-en-mist waaruit hij na de inbraak bij brouwer Biervliet was weggevlucht, het goot hier toch even hard!

    Het gieten had niet opgehouden sinds hun groepje van achttien druipende dompelaars gisterenavond in Perpignan in dit vervaarlijk piepende busje was geklommen waarmee "de passeur" regelmatig om de maand de zogenaamde "grensarbeiders" over de bergen bracht. Door hun natte kleren dampten de ruiten binnen onmiddellijk aan en dit sloot hen genadig af van de zwarte wereld daarbuiten. De meesten zakten kort na het vertrek in een onrustige slaap weg, de nog vochtige pet of slappe vilthoed diep over de ogen getrokken. Anderen deden maar alsof, om niet aanhoudend verplicht te worden ook nog hun eigen overpeinzingen te moeten delen met de "compadre" die naast hen reeds zo'n groot stuk van hun smalle houten bank in beslag had genomen...

    Steiner zat tegen een vuil venster geklemd waar buiten de regen in vlagen op striemde en binnen de damp in bruine nicotinedruppels afliep. Zolang ze door Franse dorpen reden, waar nog hier en daar een straatlantaren brandde, veegde hij bijwijlen obligaat met zijn mouw een kijkgat in die smerige smurrie zonder er hoe dan ook veel van te verwachten. En terecht.                     

    De regen bleef zonder ophouden in vlagen tegen de ruiten slaan zodat hij met die laaghangende wolken geen enkele glimp kon opvangen van het woeste berglandschap van de Pyreneeën waar hun krakend vehikel zich nu reeds urenlang doorworstelde, als met de moed der wanhoop brullend bij elke bocht.

     Bij het naderen van de grens voelde hij de spanning stijgen. En toen het busje midden in een pikdonker dorp abrupt stilviel wisten ze dat er nu geen weg terug meer bestond: Le Perthus, de Spaanse douanepost.

     In doodse stilte staarden alle inzittenden verbeten naar de deur naast de chauffeur, elkeen versteend door eigen angsten. Met een wurgende harteklop in de keel vroeg Steiner zich af of zijn nieuwe papieren de controle zouden doorstaan, ook al scheen het systeem van de "passeur" goed gerodeerd.

    Hij schrok zich bijna een beroerte toen een ongeschoren Guardia Civil met een belachelijk, zwartgelakt steekje achterstevoren op zijn boeventronie en gehuld in een glimmend natte rubberponcho dreigend de bus inklom. De kolf van het geweer onder de regencape verwrong zijn silhouet tot een monsterachtige bochel.

    Maar de schrik bleek al vlug ongegrond: de bultenaar met de doggensmoel was duidelijk minder gevaarlijk dan hij er uitzag. Hij hield enkel, rechtstaand naast de chauffeur, met een zaklamp en een afgrijselijke tongval, aan de hand van het stapeltje paspoorten vluchtig een soort appel. Toen die geblaseerde Quasimodo iets gutturaals rochelde dat voor "Verschueren Roger" moest doorgaan, riep Steiner net zoals zijn voorgangers "si!" en stak de vinger op. Een verveeld knikje en het zat erop. Was dit nu de zo gevreesde grens ?      

    Blijkbaar wel...Want vijf slopende minuten later startte de gammele bus weer en begon, zonder verdere voorvallen, in het pikkedonker traag aan de eindeloos kronkelende klim over de doorweekte Spaanse bergwegen. Iedere honderd meter moest de chauffeur woest aan de slag met zijn vervaarlijk rammelende versnellingsbak en leek de strijd steeds slechts op het laatste nippertje te winnen. Nergens brandde een lichtje of was er een kat te zien,  tenzij dan die paar manhaftige militiemannen aan de wegversperringen waarvoor hun bleke uitgeputte Fangio óm het uur even moest stoppen om op adem te komen...Pas toen de grauwe kille dageraad moeizaam door de lage wolken brak ontwaarde Steiner in de eerste slijkerige dorpen af en toe wat zwarte schimmen tegen de verweerde pleistergevels, een druipende jutezak als puntcape over het hoofd. Als voorproefje op het zonnige Spanje zó ontmoedigend dat hij er tenslotte bij indommelde...           

 

    Toen hij tegen de middag hongerig wakker schoot reden ze juist een voorstad van Barcelona binnen die in goorheid niet moest onderdoen voor de triestigste cités van de Borinage...Hier en daar was zelfs een straat versperd door het puin van een pas gebombardeerde woonblok. Na wat speurend rondrossen door de achterbuurten vond hun geradbraakte chauffeur eindelijk hun eindbestemming. De fabriekshal, waarin ze voorlopig werden ondergebracht, was blijkbaar onlangs eveneens getroffen door een Italiaanse luchtaanval want de achterkant van het gebouw was één grote puinhoop.   

   In de hoek van de hal, die nog stonk naar smeerolie en ijzerafval, had de glazen koepel grotendeels stand gehouden en lagen in de droge strook langs de muur hun strozakken klaar. In een belendende ruimte, die waarschijnlijk eens een soort kantine was geweest, stonden nu een vijftal meisjes van het ontvangstcomité luidruchtig te kokkerellen. Het walmde er vervaarlijk blauw alsof hun frituur in de fik stond, wat een uur later bevestigd werd toen ze de mannen al lonkend fier de geroosterde rijst en de halfverkoolde sardines voorschotelden.

    Uit het lachend gekwetterde excuus van de jonge diensters meende Steiner te begrijpen dat de meisjes gebrek hadden aan olie of aan ondervinding of aan beide. Enfin, mits wat brandkorsten pulken was het binnenste best te eten en hij was tenslotte niet naar hier gekomen voor de goede kost...Alhoewel. Als toetje kregen ze nog een lange zwarte cigarillo van plaatselijke makelij, waarschijnlijk bedoeld om de penetrante vislucht te verdrijven.

   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
18-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
17-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 23
Klik op de afbeelding om de link te volgen

RUDOLF VALENTINO...

Later, in haar koude bed, herhaalde Marie steeds opnieuw die zelfde zin : "Ik was erbij... ik was erbij..." Als Jetje haar destijds toch zo graag zag als ze zegt en het gevaar had zien aankomen, waarom verdomme heeft ze toen geen poot uitgestoken om haar hartsvriendin uit de klauwen van die Rudolf ,die kinderverkrachter te red­den?! Enfin kinderverkrachter, het woord was wel wat hard: vrouwenverleider ware beter... Ja, een vuile valse vrouwen-verleider ,die Rudolf !

Vijftien jaar geleden ,op die fatale kermis van '22 in Nieuwpoort ,had hij zich­zelf voorgesteld als de trouweloze hartenbreker van het witte scherm "Ru­dolf Valentino", dus was ze verwittigd... Tenslotte was ze toen achttien en wist ze genoeg van de geheimen des levens om niet als een dom gansje naar de slachtbank te lopen...Als ze zich toen tóch heeft "laten-doen" moet het aan al die Rodenbachs gelegen hebben en aan de zwoele herfstavond...En aan zijn zoet gefleem, de duizenden sterren en het warme vrijersnestje tussen het struikgewas op de vest van fort Palingbrug...Och, waarom rond de pot gedraaid: heel haar lijf had er destijds naar ge­hunkerd, moest ze eerlijk bekennen...God, als ze de ogen sloot zag ze zichzelf daar nog liggen met die hemelse smeerlap die in drie weken tijd haar leven verknalde...

 

...."Die laat er geen gras over groeien...",dacht ze, ter­wijl ze zijn klauw van haar bloes trachtte te duwen. Maar de hete adem op haar gezicht en zijn indringend gezoen deden haar al vlug in een zalige roes wegsoezen...Ze voelde enkel zijn warme kussen op wangen en ogen. Maar toen ze weer wat op adem kwam merkte ze plots dat zijn hand als een slang onder haar lange rok schoof en op de blote dij boven de kouseband geniepig poog­de in de nauwe broekspijp te raken.                                   

Als hij het zijden strikje maar niet kapot trekt, die bruttigaard, dacht ze in paniek en mepte mompelend in ver­twijfeling op zijn arm. Ze rukte kwaad haar mond vrij vanonder z'n zwetend gezicht en hijgde buiten adem:           

"Nee, nee, stop er mee! Stop, zeg ik, verdomme!"        

Hij keek haar verbaasd aan en ze moest onwillekeurig giche­len. Ik heb teveel Rodenbachs gedronken, bedacht ze, dat zal het zijn... Normaal was ik allang weggelopen... maar hij kust toch zo goed!

"Niet te geweldig, hé jongen" fluisterde ze hees.         

"Ge moet geen schrik hebben", vergoelijkte hij, " ik zal u geen zeer doen..." Maar ze duwde hem toch wat van zich af en hij liet haar gewillig begaan:

"Als ge mij niet graag ziet, moet ge't zeggen...”

"Gijsse zot!",lachte ze zacht, "vaneigens dat ik u graag zie! Maar ge moet uw manieren houden: niet onder mijne rok!"       

Hij scheen zich daar nogal gemakkelijk bij neer te leggen en zei flemend:"Bon-bon...maar laat me dan toch de rest maar eens zien!"... En terwijl ze met bonkend hart haar ving­ers door zijn nekhaar streelde, begeleidde ze hem met de rech­terhand aarzelend bij het losknopen van haar bloes. Alsof hij heel zijn leven niets anders gedaan had, trok hij het strikje aan de bovenrand van haar onderjurk los, prutste even aan de drie paarlemoeren knoopjes van het keursje en schoof zijn hand­palm als een korfje onder haar warme bolle borstje.          "Die kent de weg, dacht ze gerustgesteld, terwijl hij tevreden brommend zijn gezicht in het zwoele nestje duwde en, als een hondje, steeds dieper en dieper snuffelde...

Hij moest het van zijn neus hebben, merkte zij direct, terwijl zijn snorharen over het tepeltje streken...En later had hij bekend :die reuk van rozen­water en angstzweet maakten hem meteen duidelijk dat het haar eerste keer was..."Maagde­kens geurden allemaal hetzelfde..." had hij gepocht. En dan dat bonkende hartje tegen zijn wang...Weken later was het pas tot haar doorgedrongen wat hij met die maagdengeur bedoelde:"Dat belooft hier goed te worden...Als ik het voorzich­tig aan boord leg en niets forceer, kan ik haar misschien nog wel een paar keer gebruiken, de volgende zondagen." De smeerlap!

Marie bloosde nog bij de herinnering hoe ze gekreund had onder zijn zachte 'bijter­tjes' en zijn gezicht nog dieper op haar borst had geduwd.

"A la bonheur " had ze hem horen brommen," we zijn vertrokken!" En voor ze het goed wist had zijn gulzige hand door de rokken heen in haar warme kruis gegrepen...

 

Het vervolg van de historie vertroebelde reeds jarenlang haar hitsige dromen...Eerst weerde ze hem nog zachtjes af, maar toen hij haar volop kuste, slonk de weerstand tussen haar ver­krampte dijen en ademloos liet ze hem dieper grij­pen...En bij de tweede poging van zijn gladde hand om onder haar kleren te schuiven liet ze in een roes begaan...Ze wist dat ze hopeloos verloren was als hij haar eer van deftig meisje naar de vaan­tjes hielp, maar ze trok het zich niet aan. Hij was toch zo lief...en enkel dit ogenblik telde, hiér en nu: de rest kon stikken...

Ach ja ,vijftien jaar geleden ,toen wist ze niet béter hé... Maar vanmiddag, met dat gezoen op haar ogen, had ze ge­merkt dat Jetje weer een potje op het vuur had staan... Het likken met haar hete tong zei genoeg! Ze kón het blijkbaar niet laten! Maar dat was dan jammer voor haar, want met een pottenkijker zoals de garde - Marie moest even lachen met dat beeld - wilde ze voorlopig liever geen risico's nemen. Als ze hem ooit van eerroof wilde beschuldigen moest ze recht in haar schoenen staan, anders had het geen zin.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
17-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
16-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 22
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A16 EERROOF.

                        Westende, 24 april 1938.

                            

In de volgende café's moeten de twee kornuiten met hun sprookje meer succes geoogst hebben want in een mum van tijd wist heel het dorp ervan. En de morgen daarop kreeg Jetje de twee rijkswachters op haar dak. "Die komen voor die brief!" dacht ze.

Als dat zo was, dan lieten de mannen van de wet in elk geval niet in hun kaarten kijken. Ze openden het vuur met een zotte vraag: hoelang zij Marie al kende en of zij getweeën werkelijk zo'n goede vriendinnen waren als de mensen zegden?...

Daar keek Jetje echt van op:"Wel als de mensen dat zeg­gen zal dat wel zo zijn, hé! Jezus-Maria, wat moet ik daar op antwoorden! Wij zijn twee handen op enen buik:we helpen el­kaar waar we kunnen, want 't is niet altijd even gemakkelijk als vrouw alleen. We lachen samen als het goed gaat en we schreien samen bij tegenslag. Dat is van vlak na de oorlog dat we bevriend zijn, nu al twintig jaar lang: we kletsen twee-drie keer per dag en als we al eens kwaai woorden hebben is dat een uur later vergeten...Ja, wij zijn echte vriendinnen: we zijn el­kanders steun en troost...We lenen bij elkaar als we iets te­kort komen, we..." Ze kreeg het verdomme op haar zenuwen door die koele blik van die vent.

"Zo te horen komt gij beter overeen dan de meeste koppels van 't dorp en omliggende!...Le grand amour, hé! En schuift Marie hier veel over de vloer?"

"Bah...iedere dag, zou ik zeggen..."

"Eet ge hier samen?"

"Zeg dat zijn raar vragen, hé chef: natuurlijk eten we te vieren al eens een boterham samen, als het pas geeft, hier of bij haar...Maar ge moet zo niet rond de pot draaien:ik weet waarvoor ge komt! Als ge 't wilt weten: ja, ik heb die brief geschreven! En niét om mijn vriendin te helpen, maar omdat het de waarheid is! Is dat tegen de wet?...En ik blijf erbij dat het de Steiner was die daar stond te draaien bij de doorsteek, die zondagmorgen in de vroegte: zeker weten!"

De chef bleef haar even verbouwereerd aanstaren: ”Welke brief wilt ge zeggen?"

"Wel deze die ik vergeten ben te ondertekenen: "MENEERE DE KOMMENDANT JANDARM, IK NEEM DE PEN IN DANT OM TE ZEGGEN..."

"Ha-ja, dién brief! Dat weten we al lang dat gij den dader waart" loog hij "maar mijn jonge collega zal voor de goede orde uw bekentenis seffens noteren. Zo kunt ge deze keer niét vergeten te tekenen, hé...Het heeft ons in elk geval een heel stuk voort geholpen, moet ik zeggen. Zeker van, dat het Steiner was, hé?"

"Zo zeker als dat ik hier sta! Niet twijfelen!"

"En dien tweede op zijn velo was dus Gaspar Soete..."

"Gaspar Soete??...Niet aan mijn tong sleuren, hé Chef: ik heb van dien tweede niks gezegd!"

"Maar g'hebt hem toch herkend, hé?"

"Daar kan ik vandaag niet over spreken..."

Nu zijn list mislukt was wilde de chef deze plotse terughoudendheid van Jetje niet zonder meer aanvaarden: "Ha-zo...Wel dan zullen we eens over iets ànders spreken,  zie! Hoe zit dat zo tussen gij en Marie? Komt die hier dikwijls slapen?"

"Marie? Hier slapen?! Maar nooit van ze leven!"

"Pasop, niet zeveren hé Georgette! Dat is een officieel déclaratie en met te liegen gaat ge veel last krijgen! Ik heb getuigen, en 't is algemeen geweten dat ge't niet voor de ven­ten hebt...Die speciale vriendschap tussen gij getweeën is niet erg katholiek en ge gaat er nog eens voor in den bak vliegen! Ik vraag het dus voor de laatste keer: is Marie hier al komen slapen?!"

"Verdomme, zijt ge doof ,chef ?! Ik zeg: NOOIT-VAN-ZE-LEVEN! Marie heeft hier nog nooit blijven slapen!"

"Ook niet als 't ruzie was met Dis en ze slagen kreeg?"

"Marie slagen van den Dis?? Maar Chef toch, waar zijt ge dàt gaan halen?! Jezus-Maria! Dàt had hij eens moeten proberen, zie!...Oei-oei-oei!... Luistert: dat ik weet heeft hij haar, toen hij nog erg jong én zat was, één keer een peer gegeven...Goed verstaan? Eén keer! En de volgende morgen is ze met een blauw ket vóór hem gaan staan en zo gezegd:Désiré, zet uw oren goed open, jongen! Riskeert dàt - en ze wees zo met haar ving­er op haar oog - nog één keer en ik doe rattenvergif in je drinkebus...Goed onthouden, hé ventje: rattenvergif! En ik kan verzekeren Chef:den Dis heeft nóóit meer gepiept...Slagen ,begot , waar gaat ge't halen! Me gat ja !..."        

Jetje barstte in giechelend lachen uit tot de chef rood aangelopen met de vuist op tafel bonkte: "Zeg, Georgette Neuville! Hier valt niet te lachen, hé mens! Gij geeft aanstoot en ergernis met uw ziekelijke perversie door openlijk met een vrouw te vrijen! Dat is openbare zedenschennis en dat wordt door de wet streng verboden! Als ge daar niet direct mee uitscheidt vliegt ge den bak in, zonder pardon!"     

Onder deze koude douche kreeg Jetje zichzelf weer in de hand:"Wel-wel, vrijen in 't openbaar, hé...Wat houdt dat zoal in, Chef? Kunt gij mij dat zeggen?...Frotten en wrijven onder­een?...Toten en strelen hé: ja, dat is vrijen, hé?...En heeft iemand mij dat zien doen in het openbaar?...Of zelfs verdoken achter een donkere hoek of in de duinen?...Van "horen zeggen" zijn er altijd genoeg, zeker bij de venten die iets tekort komen! Venten die de schaai inhalen door vuile praat en achterklap te vertellen over iemand die zich niet kan verdedigen...Maar er is geen één die durft zeggen: ik Charel-Louis verklaar onder eed dien dag en dat uur Georgette Neuville te hebben zien vrijen! Als ge één getuige hebt die durft zweren dat hij mij dàt heeft zien doen, moogt ge mij direct in den bak steken! Direct: één enkele getuige is genoeg, Chef, en ik pak mijn cabas met kleren! Maar als ge er géén hebt moet ge zwijgen, want zoiets voortvertellen is eerroof! En dààr lach ik niet mee!..."

"Gij misschien niet, nee! Maar de mensen in 't dorp wél, verdomme! 't Is juist omdat ze op café over niets anders meer spreken dat de garde ons verwittigd heeft!"

"De garde! Ha ! Maar nú zijn we d'er! Die zatlap wil mij een pee stoven met zijn achterklap omdat hij weet dat die brief van mij komt! En omdat hij met zijn ellebogen aanvoelt dat ik hém óók herkend heb aan de doorsteek, die morgen!"

"Vergeet het! Hij denkt dat Marie die schreef."

"Marie? Maar die kàn niet schrijven ,vent ! Wat zou ze! Maar dat is nu om 't even: met die achterklap wil hij hààr treffen zowel als mij! Ge weet toch dat Leonnetje hem ook gezien heeft, die morgen:gij hebt zélf zijn verklaring opgeschreven...En door die zever van dat vrijen rond te strooien vangt hij twee vliegen in één slag: Marie en ik!"

De chef bleef haar een poosje ernstig aanstaren: "Geor­gette Neuville, zijt ge zeker dat ge die morgen de garde her­kent hebt? Dat is van groot belang..." 

"Chef, ik zweer het: dien eerste op zijn velo was de garde Cyriel Calcoen, of 'k mag hier dood vallen! En de tweede was Steiner, maar dat weet ge al...En dat is niet van horen zeggen maar van zeker weten! M'n kop eraf!"

"Niet te rap met je kop leuren, mens, want als het waar is wat ze zeggen staat hem er losser op dan ge denkt..."

"Ze-ze-ze! Wat vertellen ZE dat zo verschrikkelijk is?"

"Wel, als ge 't al wilt weten: ZE zeggen dat niét de Steiner, maar gijzélf die bommen gesaboteerd hebt om den Dis te doen verongelukken! Om Marie van hem te verlossen en haar voor u eigen te krijgen! Dàt zeggen ze! Lacht ge nu nog ,Vrouw Neuville ?!"

Daar moest Jetje wel even van slikken.

"Ik die bommen gesaboteerd? Maar Chef, ik wist nog niet eens dat ze daar lagen!...En wat weet ik, of gelijk welk vrouwmens, verdomme hoe ge zo'n spel moet saboteren? Daar moet ge toch bij den troep voor geleerd hebben, lijk den Dis en nog een paar mannen in 't dorp. Mannen die de polders ontmijnd hebben na den Groten Oorlog en die weten wat ze mogen en moeten doen...Maar dat ik weet waren d'r nooit geen vrouwen bij den troep, of bij bommen omtrent... Neen Chef, als een vrouw een vent beu is giet ze rattenvergif in zijn pulle: dat is veel sim­pelder!"

"Of verzuipt ze hem in de beerput, hé Jetje! Dat zijn we ook al eens tegengekomen hé, gij en ik..." Hij monkelde wat verbitterd achter zijn hangsnor en sloeg zijn notaboekje met een klap dicht:"Bon, gij weet waaraan ge u te houden hebt: ziet dat we niet meer moeten terugkomen op deze zaak, Vrouw Neuville:dan loopt het misschien nog goed af...En tekent maar rap die verklaring van mijnen adjoint, voor dat ge 't weer vergeet!"

De uittocht van de despoten leek erg op een afgang...

Ze waren echter nog maar nauwelijks achter de bocht van de Bassevillestraat verdwenen of Marie viel de keuken binnen:

"Wisten ze wat nieuws te vertellen? Ze zijn hier zo lang gebleven...Wat is 't:ge zijt er gelijk niet goed van..."

Jetje moest inderdaad even bekomen vooraleer ze weer wat flauwtjes kon lachen:"Die onnozelaars hebben mij twee keer gedreigd van in den bak te steken! Ge zoudt verdomme voor minder niet goed zijn, zou ik zo denken!"

"In den bak steken? Gij?"

"Ja, ik...Want stelt u voor dat heel het dorp geschanda­liseerd is omdat wij vriendinnen zijn...Van een speciale soort, dan, hé: een soort die bij de begijnen aanstoot geeft en ergernis...Ik heb zelfs moeten zweren dat ge nooit bij mij hebt komen slapen..."

"Niet moeilijk! 't Is gij die bij mij in 't bed zijt gekropen!"

"Daarom heb ik ook zo gemakkelijk gezworen, hé! Maar volgens de pandoeren hebben we ook onderéén vuil manieren ge­daan in 't openbaar! Jezus Maria: in 't openbaar! Zijn wij dan de laatste jaren ooit zó zat geweest dat we niet meer wis­ten wat we deden!"

"Met de vorige kermis hadden we een goede schreef aan... Maar als ik mij goed herinner hebt ge u toen in 't dorp deftig gedragen...Allee kom, zolang we dansten en onder 't volk waren toch...En van wat hier in den doorsteek gebeurd is kan niemand iets gezien hebben: 't was pikkedonker en g'hebt niet geroepen lijk ge gewoon zijt..." Plots proestte ze het uit en ook Jetje sloeg aan het giechelen tot de tranen over hun wangen liepen. Vertederd omhelsde ze haar vriendin en likte plots het zout van haar natte wimpers voor ze een zoen op haar lippen drukte. Marie liet haar even begaan tot ze zich met een diepe zucht losmaakte:dit onbedaarlijke lachen had haar voor het eerst sinds vele weken echt deugd gedaan.

Ze schoven beiden een stoel aan tafel en keken elkaar een lange poos monkelend aan...Tot Marie de betovering verbrak:

"En wilt hem ons daarvoor in de bak steken?"

"Mij wél ja! Van u heeft hij niet gepiept:ik was de enige zondares, zo te horen! Terwijl ge voor 't vrijen toch met twee moet zijn, zou ik denken!"

"Georgette Neuville!" deed Marie gewichtig: "'t Zijt gij die met mij vrijt, en niet omgekeerd hé! Ik ben onschuldig!"

"Onschuldig?...Wacht maar, want de pandoer had nog méér in zijn mars! Volgens dat de garde hem gezegd had vertellen ze in 't dorp dat de Steiner die sabotage niét gedaan zou hebben."

"Neen?...En wie dan wél?!"

"“Ik verdomme! Neen, serieus:ik heb dat spel doen ont­ploffen uit jalousie! Want den Dis - god hebbe zijn ziel - stond onze zondige liefde in de weg...En gij zat mee in 't complot...Al goed dat ze nog niet helemaal zéker zijn, want ze overwegen ook de mogelijkheid dat den Dis zelf de vertrager heeft aangestoken om zijn eigen accident te ensceneren en dan rap is gaan lopen naar zijn geheim lief in Duinkerke!...Ja kind, ik kan er ook niet aan doen,  maar dàt strooien ze rond in 't dorp! Chance dat de chef dat zelf nogal onnozel vond of we sliepen alle twee in den bak, vanavond!"

Marie schudde verbijsterd het hoofd :" Maar enfin, wie zuigt er nu toch zóiets uit zijn duim verdomme!"

"Mijn gedacht komt dat van de garde. Die is naar 't schijnt vroed van koleire omdat wij getuigd hebben dat hij samen met Steiner uit den doorsteek kwam, die zondagmorgen... Met ons zwart te maken tracht hij zelf op een wit blaadje te komen bij de gendarmen...Hij heeft ook nog een oude koe uit de gracht gehaald door te laten verstaan dat Joseph geen kind van den Dis kan geweest zijn...Hij trekt niet op zijn vader zeggen ze, en hij werd nogal vroeg geboren hé..."

"Maar dat is eerroof! Als de garde dat rondstrooit doe ik hem een proces aan! Wat zijn dat voor manieren! Dat de Joseph op mij trekt is waarschijnlijk geen bewijs genoeg van mijn deugdzaamheid-voor-het-huwelijk, lijk de paster dat noemt :hij moet absoluut op zijn vader trekken, hé!"

"Hey Marie! Mij moet ge niet trachten t'overtuigen dat g'uw bloem­tje nog had toen ge trouwde met den Dis , hé kind! Ge weet toch nog : dien avond na die eerste kermis in Nieuwpoort ,op de wallen van 't Spaans Fort "Palingburg" !...Gij met den Rudolf ! Ik was er verdikke bij ! Den Dis is maar een maand làter gemogen ,toen g'al over tijd waart ! Met mij moet ge niet zeveren ,hé !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
16-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
15-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 21
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A15  ACHTERKLAP.

 

Westende, 21 april '38.

 

De veldwachter kon weer met onbezwaard gemoed een pint gaan pakken in één van zijn vele stamcafé's:  Steiner was blijkbaar definitief met de noorderzon verdwenen en mét hem de bedreiging dat "die roje rotzak" alles aan de gendarmen zou uitbrengen over het plichtsverzuim van de garde bij de aanslag op Dis. Chef Remy scheen - voorlopig toch - akkoord te gaan met de stelling dat Steiners vlucht voldoende bewees dat deze de gezochte saboteur was en had een opsporingsbevel op zijn hoofd laten uitschrijven.

Bij pot en pint zorgde de champetter er wél voor dat de bewogen levensloop van hun voortvluchtige schoenlapper in brede kring bekend raakte. Hij taterde honderd uit hoe deze vuile bolsjeviek als Duitse leerjongen bij Krupp-Essen begin '18 verwikkeld geraakte bij bloedige stakingsrellen. Als straf hadden de moffen hem voortijdig bij het leger ingelijfd en naar het IJzerfront gestuurd. Op het einde van de Grote Oorlog namen de Belgen hem krijgsgevangen en lieten hem vanuit het kamp van Schoorbakke meehelpen bij het ontmijnen van de polders. Tot daaraan toe een eerder afgezaagd verhaal waarmee de garde wei­nig succes oogstte.

Het werd wat spannender zohaast de politiek de kop opstak. Want toen in '19 in Duitsland de bolsjevistische Spartakusopstand uitbrak poogde Steiner ook in het gevangenkamp aan de IJzer een rode oproer te ontketenen.

"Dat is hem slecht bekommen!" spotte de veldwachter: "Een paar goei stampen tegen z'n kloten en 't was ermee gedaan om naar de wijven te lopen! Hij heeft dan een jaar op ons kosten karrotte getrokken in ’t klein hospitaal van Veurne..."

Als straf voor zijn revolte werd hij tenslotte overgeplaatst naar de koolmijnen in de Borinage. Juist goed, vonden de tooghangers, dàt trok er al beter op...

Gesterkt door deze bijval vervolgde de garde: "Hij is daar in de mijn vijftien jaar blijven werken als ondergronder. Vrijwillig, wel te verstaan." Een zware penitentie, moesten ze toegeven..."Maar dan vroeg Steiner de Belgische nationaliteit aan: ge moet maar durven hé !...Alhoewel, de wet voorziet dat, dus kreeg hij zijn pas in '35...Grote stommiteit natuurlijk, want anarchisten zijn nooit te vertrouwen..."

Een jaar later was het al van dàt, toen zijn rode groepje er in slaagde de koolmijnen plat te leggen met een algemene staking! "Ge weet nog hoe dat geweld na een tijdje uitliep op revolutie, met moord en doodslag! "Onze vriend" werd aangehou­den en tot 6 maand gevang veroordeeld...Maar 't ergste moet nog komen :na zijn vrijlating kreeg hij voor de duur van twee jaar een verplichte verblijfplaats aangewezen, hier in Westende..."

"En gij wist dat allemaal sinds dat hij hier is komen wonen?" vroeg Gaspar Soete verontwaardigd.

"Ah vaneigens! Hij moest zich iedere morgen bij mij komen presenteren!"

"Ge had ons dan wel eens mogen verwittigen welk vlees dat we in de kuip kregen, hé Cyriel ! Da's levensgevaarlijk, zo'n tiep! Had ik dat allemaal geweten, ik zou bij hem nooit geen schoenen in reparatie gegeven hebben..."

Maar Cyriel liet zich niet in de hoek drummen :

“Al wat met de veiligheid van den Belse staat te maken heeft is secret militair :daar mogen wij met het gewoon volk niet over spreken" verklaarde hij gewichtig.

"Zeg, dikke nek! En dan zou hij volgens u de saboteur zijn die den Dis heeft vermoord?...Hoe langer ik er over nadenk hoe meer ik begin te twijfelen dat hij het was die ik heb zien lopen naast de tramrails, die zondag-noen...Zoiets voelt ge..."

"Zeg, Gaspar, gij moet niet iedere vijf minuten van ge­dacht veranderen hé ! Eerst zweren dat ge hem langst de tram­route hebt zien vluchten en nu uwen steert intrekken :vergeet het ! Het staat nu vast met het proces-verbaal :de gendarmen zeggen dat het Steiner was en daarmee uit! Chef Remy heeft het gezegd ;het kàn niet anders!"

"Hoe, het kan niet anders? En ge hebt in het begin zélf gezworen dat het de Steiner niét kon zijn die daar liep :vol­gens u was het den Dis die wegvluchtte! Uit schrik dat hij al die schade zou moeten betalen! En om van zijn wijf àf te zijn, hebt ge gezegd, omdat het een slecht huwelijk was..."

"Zeg, onderwijl zijn we wel 't één en 't ander méér te weten gekomen, vindt ge niet? Daarbij, het éne sluit het àndere niet uit, hé vent ! Steiner is waarschijnlijk per ongeluk verantwoordelijk voor de ontploffing: hij heeft dat lont plots zien vunzen en is op tijd kunnen gaan lopen. Zo hebt gij in 't begin zelf getuigd en dat is voor het ogenblik het enige waar­voor hij vervolgd wordt! En terecht, voor mijn part... Maar niemand zegt dat den Dis op die eigenste moment daar nog om­trent was, hé! Hij stond misschien achter het duin te zeiken, of was al uren vroeger vertrokken. Het feit dat ze van zijn lijf nog niet het kleinste stukje hebben teruggevonden is voor mij het bewijs dat hij nog gaaf en gezond is! Ik wed dat hij nu ergens over de schreef (grens tussen de Westhoek en Frankrijk) bij een ferm mokkel met ons ligt te blèren van 't lachen: hij is van zijn pinnig wijf af, de gemeente heeft de scha betaald en de meester zorgt voor zijn kinders ! Zo is iedereen content!"

"Dus als ze van Dis geen lijk vinden, dan zou er ook geen moord gebeurd zijn, volgens dat gij zegt?..."

"Da's heel juist gezien, makker...Op voorwaarde dat er een aannemelijke reden bestaat waarom hij niét gedood is door die ontploffing. En zo kan ik er direct wel tien opnoemen :lijk dat ik gezegd heb, wat verderop staan zeiken bij voorbeeld. Of al uren voordien gaan ritsen...Want het is toch wel raar dat niemand hem daar gezien heeft tussen tien en twaalf, zelfs Marie en haar kinders niet! Iedereen dénkt dat den Dis daar tot tegen de noen aan die bommen aan 't prutsen was, maar nie­mand kan dat getuigen, hé..."

"Verdomme, Cyriel, da's straf gesproken, man!"

"Ja vent,goed geweten! Mijn gedacht is den Dis al ver vóór de noen gaan ritsen zodat de Steiner alle tijd had om aan die bommen te prutsen...En 'k zal nog méér zeggen :voor mij heeft de Steiner nooit die hoop granaten willen saboteren! Dat interesseerde hem geen kloten...Hij was enkel uit op het poeder dat erin zat. Die zondagmorgen had hij er al minstens vijf kilo uitgeschraapt :die hebben we nà zijn vlucht in zijn kelder teruggevonden. En hij zou zeker de volgende nachten weergekeerd zijn om nog méér te roven, ware die slag er niet tussen geko­men...De week nadien hebben de gendarmen hem wel een keer op de rooster gelegd. Maar hij deed alsof hij alles vergeten was wat hij rond het moment van de ontploffing had uitgespookt, en ze hebben niet geïnsisteerd...Hadden ze mij laten doen, ik had het er wel uit gekregen, garantie! Maar nu dat hij gaan ritsen is, vissen ze natuurlijk achter het net. En dààrom zeggen ze voor alle gemak dat Steiner de boel opzettelijk gesaboteerd heeft om den Dis te vermoorden...Want nu ze alle twee verdwenen zijn kunnen de gendarmen hun onderzoek afsluiten...Da's wel niet erg katho­liek, maar voor mij niet gelaten..."

"Maar ge gelooft het niet?"

"Heb ik dat gezegd?...Ik vind het niet normaal, da's al. Steiner was alleenlijk geïnteresseerd om dat poeder te recupereren en nièt dat het dààr zou ontploffen..."

“Maar moest Steiner het niet gedaan hebben, wie dan wél?"

"Ik? Gij? De pastoor?...Iedereen in feite ! Weet ge,  er lagen daar minstens drie rijen obussen op elkaar maar enkel de bovenste zes hadden een springkop met tijdont-steking..."

"Hebt gij die gezien?...Vóór de ontploffing?"

Holà opgepast, schrok de garde, of ik vertel nog wat stommeteiten! "Heu ...ik mag dat in feite niet vertellen, maar de kleine van den Dis wist dat te zeggen. Hij had dat van zijn vader gehoord vóór die begon te kappen...En doordat het tijd­ontstekers waren kan iedereen daaraan geprutst hebben ! Die bommen lagen daar onbewaakt tussen de zaterdagavond - moment dat den Dis naar z'n kot ging om te eten en te slapen - tot de zondagnoen waarop alles is ontploft...Zo'n vertrager kan uren lopen vooraleer hij ontploft...De echte saboteur vinden ze nooit, tenzij misschien na een muggezifterij zonder einde ! Dat kunnen de gendarmen zich niet permiteren en daarom houden ze het maar op de Steiner...Ik herhaal : voor mij niet gelaten ! Maar dat bewijst nog altijd niet dat eerstens de Steiner al dan niet opzettelijk verantwoordelijk is voor de slag, en tweedens dat den Dis in die sabotage gestorven is, hé"...

 

Was het echt zuiver toeval dat "De Kustwacht" de volgende dag met de zelfde theorie kwam aandraven? Of had de garde tegen onze-reporter-ter-plaatse staan lekken?

"Uit kringen rond de onderzoekers vernamen wij dat het gerecht geneigd is, bij gebrek aan stoffelijk overschot, het overlijden van Désiré P. inderdaad in twijfel te trekken. Het gerucht loopt zelfs dat deze de ontploffing als rookscherm gebruikt zou hebben om over de grens te vluchten en daar een nieuw leven op te bouwen. Een voor de hand liggende reden kan gezocht worden in de begrijpelijke angst verantwoordelijk ge­steld te worden voor de toe-gebrachte schade aan de omliggende huizen. Maar ànderen zoeken het in mogelijke labiele echtelijke verhoudingen. Een interessante ontwikkeling waar wij in onze volgende uitgave zeker op terug zullen komen."

Nu het openlijk in de krant had gestaan zag de veldwach­ter echt geen reden meer om zijn vrienden de ware achtergrond van het onderzoek te onthouden. De lichtzinnige beschuldigingen van Leon Petré aan zijn adres en die zogenaamd-naamloze-brief-van-Marie hadden hem lang genoeg slaaploze nachten bezorgd ! Nu was het zijn beurt om hén de duivel aan te doen !

 

"Och, heel de straat wist al jaren dat het niet meer boterde tussen die twee :feitelijk al vanaf het begin...Die trouw in der tijd was al van "moetes", dat rappeleer ik mij nog goed...Maar ja, zo zijn er veel hé...van moetes."

Odilon, de waard van 't "Hapertje" knikte eens wijsgerig monkelend, maar hield zich verder op de vlakte. In elke familie liep wel zo'n zwart schaap rond en met Cyriel wist je nooit of hij met zijn vuile bek niet àl te persoonlijk zou worden. Maar Gaspar Soete die een stuk jonger én zatter was dan de garde scheen minder terughoudendheid in acht te moeten nemen :"G'hebt z'n twee gasten maar eens goed te bezien, hé ! Een bleekscheet en een bosaap :dat zegt toch genoeg, of moet er nog zand zijn? Die kleinste is zeker van den Dis, dat ziet ge seffens :twee zwarte doezen bijeen ! Maar den oudste trekt langs geen kanten op hem :wit bestoven lijk de bakker !"

De waard gaf geen krimp. Dus weer de beurt aan de garde om er een schepje bovenop te gooien:

"Ja, op 't eerste zicht zoudt ge zeggen :hij trekt op Marie :dat was ook een licht blondje in haar jongen tijd. Maar z'n teut is heel anders met die scherpe neus en mond...Ik ken d'er één in Nieuwpoort met zo'n gaffel :ge zoudt zweren de Joseph in 't groot! Maar dat zegt niks, natuurlijk..." Zijn grimas van boer-met-kiespijn deed zijn twee kompanen in een bulderende lacht schieten.

"Ha, juist ! Dat zegt niks!...Dat is een goeie! Allee Cyriel, vertel op verdomme!...Kén ik hem, die van Nieuwpoort??"

De garde blies nadenkend zijn wangen bol: "Boch, ik denk het wél...Hij komt hier dikwijls genoeg in 't dorp een pintje drinken...Maar ik mag vaneigens geen namen noemen hé, of ik zou nog een peer op m'n bakkes kunnen krijgen..."

Luid protest rond de toog :"Hey !Pester !Lafaard! Eerst een pint beloven en hem dan zelf uitzuipen!"

"Als 't u interesseert moet ge dezer dagen maar eens rondzien, hé !...Ten andere, dat zijn oude koeien: toen den Dis trouwde wist iedereen dat hij op een koekoeksei zat te broeien. Iedereen behalve hijzelf misschien, al ben ik daar nog lang niet zeker van...Weet ge :Marie was een ferme teef, toen der tijd, en in normaal omstandigheden had een bosaap lijk den Dis haar nooit kunnen krijgen...Maar ze was gepresseerd en hij was slim genoeg om geen vragen te stellen toen ze na den trouw zo rap begon te zwellen...Hij zal gedacht hebben de rest van zijn leven op een vette wei te zitten, maar dat is ferm tegengesla­gen !"

"Hoezo, tegengeslagen ? Met zo'n ferm mokkel ?"

"Ja, zéker weten ! Ik heb hem een paar jaren daarna re­gelmatig uit de "Cambrinus" moeten halen, waar dat hij zijn laatste centen verzoop bij een pronte Française...Hij heeft mij dan in 't weerkeren naar z'n kot dikwijls al blètend bekend dat zijn Marie met gesloten deuren speelde ! Ge ziet dat van hier :een beer van een vent, getrouwd met de koolbak! Zelfs de onderpaster heeft er zich mee gemoeid en haar die verkwisting van goed zaad verweten...Maar ge kent Marie met haar franke teut, hé ! Ze heeft die zwartrok direct gevraagd waar HIJ met ZIJN goed zaad bleef! Ja, echt waar, dat heeft den Dis mij zelf verteld ! Sindsdien kreeg ze na de biecht altijd een dub­bele penitentie..."

"Zeg, en die Française van de "Cambrinus",wat is dat voor een stuk?"

"Ha, Louisette?...Ja man, dat was me de moeite waard, miljaarde nondedju! Zo'n smakelijk lief teefje had ik nog nooit gezien :verdomme, wat een magnifiek raspeerd ! Met zo'n warme bolle décolleté vol kantjes en strikjes die open hing tot op haren nagelenbuik, ge kent dat..."

"Neen, ik kén dat niet!" vloog Gaspar uit, "Gij soms Odilon?"...De waard trok een tuitmond maar zweeg wijselijk.

"Komaan Cyriel, geeft eens wat details: de kwijl loopt uit m'n bakkes!...Goed voorzien van oren en poten, hé! En zwarte kousen met dikke rooi chartelle, zeker? ...En zware par­fum op haar tetten..." Overspoeld door paradijslijke visioenen sloot Gaspar met trillende lippen dromerig de ogen.

"Pas op, 't is daar geen hoerenkot, hé, dat hoort ge mij niet zeggen...Maar dat wijfje was in elk geval een uitzuipster eerste klas: zolang ge trakteerde snorde ze lijk een kattepoes...En ze kon zo diep lachen dat het trilde tot in uw spiet, man! Maar voor de rest: warm van bil en koud van hart...Feite toch wel jammer dat ze er niet meer is...Z'is door de gendarmen over de schreef gezet...Ja, écht jammer..." Ook de garde droomde weg...

Wat heeft den Dis dan gedaan toen ze vertrokken was?"

“Marie heeft hem van toen af bij tijden eens goed onder handen genomen, ge weet wel wat ik wil zeggen, en hij was daar schijnbaar mee content. En zuipen deed hij op 't laatste ook niet meer, tenzij af en toe een losse pint in de "Lekkerbek" bij hem achter de hoek. Ik heb hem wel nog één keer goed zat geweten, verleden jaar op de kermis. Zó goed zat, dat ik hem in den amigo heb moeten steken. Ik ben erbij gebleven en heb wat zitten zeveren tot hem sliep, omdat hij van alles uit zijn botten sloeg en sprak van zich te verdoen...'t Is maar van dàn dat ik weet hoe het er de laatste tijd aan toe ging tussen hem en Marie... Verdomme raar hoor, héél raar..."

"Hoezo?! En ge zegt daarjuist dat hij er niet meer aan mocht komen !"

"Héél juist! Want weet ge wat ze deed als hij goesting kreeg en haar wilde lastig vallen?...Ze stapte in haar sloffen, sloeg een deken om en ging bij haar vriendin slapen aan de overkant van de straat :ge weet wel, die Georgette Neuville ! In 't zelfde bed, natuurlijk...Dicht bijeen, om haar voeten op te warmen ! Is dat nog normaal, twee wijven in volle bloei die samen slapen en de vent in de kou laten staan?"

"Allee Cyriel, wat wilt ge daarmee zeggen? Dat ze in feite niét sliepen?...En lagen te fikfakken lijk klein meisjes? Zijn ze daar niet wat te oud voor? En wat is daaraan gelegen?"

"Hebt ge mij daar iets van horen zeggen, van fikfakken? Ik zeg enkel dat Marie de laatsten tijd meer bij haar vriendin is gaan slapen dan bij haar berenbok ! En dat die twee wijven op de kermis altijd sàmen dansen, al van zo lang dat ik ze ken :nooit met een vent ! Ik let er al een paar jaar op :mij maken ze niks wijs !"

Bij Soete scheen een licht op te gaan :"Als 't een koppel potten is, zoals gij laat verstaan, dan is het toch Georgette die de broek draagt, en niét Marie...Ik rappeleer mij dat ze overlaatst met een half stuk in hun voeten ruzie hadden in de "Tramstatie" omdat Marie niet meer wilde dansen of zoiets. Ze hebben dan buiten staan mokken en het was duidelijk Jetje die haar vriendin stond te overhalen om voort te feesten :zij was de vent, zij droeg de broek, garantie! En z'is daarom mis­schien al jaren jaloers op den Dis, wie weet..."

"Omdat den Dis zijn vrouw mag bepotelen en Jetje er àf moet blijven ? Ja, misschien, jaloezie, lijk dat ge zegt..." overwoog de garde schijnheilig :"En jaloezie kan vér lei­den...Want wij hebben altijd naar een vent gezocht als saboteur, maar wie zegt dat het geen vrouw was...Steiner lag zo danig voor de hand dat we niet verder gegraven hebben, en door te gaan lopen heeft hij schuld bekend,  dachten we...Maar in feite kan het voor 't zelfde geld een driehoeksdrama van de jaloezie zijn, hé " En gedreven declameerde de garde, met zijn vinger schrijvend in de wolken boven de toog : "Dis stond in de weg van een verderfelijke liefde ! Ik zie het voor mijn ogen al in de gazet staan...Hé, wat denkt ge Odilon?"

"Dat Georgette den Dis om zeep zou gebracht hebben om Marie in haar bed te krijgen?...Allee laat me niet lachen, hé Cyriel : dat is zever in pakstjes !"

"Ha, en waarom, als ik mag vragen?"

"Om te beginnen hebben die vrouwen, geen van de twee, een deftige pree om van te leven, terwijl den Dis goed verdiende en 't huishouden recht hield, drinken of niet! En wijven zijn te praktisch van aard om een ezel-die-geld-kakt te slachten, neemt dàt van mij aan! Ge weet toch ook dat de meeste teven trouwen om verzorgd van de straat te geraken :de liefde voor hun vent is juist zo straf als zijn portefeuille dik is..." Gaspar Soete zat verbaasd naar de waard te staren: zoveel woorden had deze nog nooit na elkaar geproken!

"Zijt ge eindelijk uitgetaterd, Odilon?" vroeg de garde geprikkeld.

"Alleen nog dàt, garde :ge zijt mis als ge denkt dat een vrouwmens lijk Marie haar vent om zeep zou laten brengen door haar vriendin, enkel en alleen omdat ze elkaar zo geren zien. Een vent kan een moord doen uit amoureuze drift :crime passio­nel zoals de Fransmans zeggen. Die beziet zijn vrouw als zijn eigendom en wie die afpakt gaat eraan. Maar een vrouwmens doet zoiets niet, zelfs al is ze een pot ! Als 't waar is dat Jetje het hàd voor Marie, dan stond den Dis nóg niet in de weg, want die had thuis niets in de pap te brokken :Marie kon bij Jetje kruipen wanneer ze maar wilde. Ik zeg wel :als 't waar is wat ge vertelt. Maar persoonlijk geloof ik er geen botten van!"

Nu was het aan de veldwachter om stomverbaasd de waard aan te gapen. Maar hij herpakte zich vlug: "Gaspar, gij rekent af, hé man...Want d'eerste dagen zien z'ons hier niet weer!"



<img src="http://fashion-era.com/images/Wedding/1920s_weddings/Lois


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
15-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 20
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A14:SALTO MORTALE.

 

                  

 Naar Perpignan, 20 april 1938.

 

Veel gelegenheid om Parijs te leren kennen kreeg Steiner niet, want met die buil op zijn kop en zijn valse papieren waagde hij zich nauwelijks de straat op. Bovenop een zakgeld van honderd Franse francs - om niet als clochard te worden opgepakt - bezorgde de Ket hem uit de voorraad aflatertjes van de Rode Hulp een nieuwe uitzet. En twee dagen later nam die gepatenteerde plantrekker als gids hun groepje van achttien man onder zijn vleugels voor de lange treinreis naar Perpignan ,helemaal in 't zuiden van Frankrijk ,vlak tegen de Spaanse grens.

Steiner mócht die gladjanus wel en had zich vanaf hun vertrek uit Parijs voorgenomen hem van geen duim te lossen. Zonder dat het erg opviel lukte het hem de zitplaats naast het venster juist over de Ket te bemachtigen, terwijl de rest van de groep de drie naastliggende coupés in beslag nam. Het scheen de Ket deugd te doen nog eens ongedwongen” "Vloemsch te kunne klasche". Dit had het bijkomende voordeel dat de inboorlingen naast hen het gesprek niet konden volgen en zich al vlug van die twee ongure” "étrangers" aan het venster afkeerden.       

Zohaast de grauwe buitenwijken van Parijs achter de beregende ruiten waren weggeschoven en de rookslierten van de locomotief tussen golvende natte graanvelden verwaaiden, begon het Ketje hem de pieren uit de neus te halen. Niet op de gekende achterdochtige wijze van een linkse extremist - die hij duidelijk niét was - maar eerder gemoedelijk, kwestie van de tijd wat te doden. En al gauw merkte Steiner tot zijn pijnlijke verbazing dat er over zijn eigen verleden in feite weinig te verhalen viel, buiten dan zijn woelige periode tijdens de kompelstakingen twee jaar geleden. Over het Duitse hoofdstuk van zijn jeugd repte hij geen woord omdat hij bij ondervinding wist dat dit bij veel Franstaligen gevoelig lag. Daarbij, de gedwongen eenzaamheid van de anarchist had van hem een barslechte verteller gemaakt waardoor het gesprek al vlug stokte.       

Om het over een andere boeg te gooien duidde hij op de lege mouw van de gids en vroeg: " En gij?...Spanje? ...Hoe is dàt gebeurd?...En hoe gaat het daar?..."

" Ah ça, Fiston! .." lachte de Ket wat bitter,”  da's nen hiele histoire, tu sais..." Maar toen Steiner hem vragend blééf aankijken stak hij, blijkbaar voor de zoveelste maal en toch niet ongaarne,met zijn verhaal van wal.                                            

"Just as die misère doe in den Espagne begon in trente-six was ik doe in de midi met de cirque...in Ronda, bijkanst tegen de rocher de Gibraltar...Nei-nei, mènneke: nen echte cirque mee veul bieste en ne groete roeie chapiteau oep twie stekke!  Wei-wei: Cirque Vanelli!  Du tout sérieux, je t'assure! "

Steiner moest in zijn hersens een paar knoppen bijstellen om dit smakelijke Marolliaans te kunnen volgen maar al gauw zat hij op de goede golflengte, zij het met veel storing op de lijn...    

" Cirque Vanelli" bestond uit een tijdelijk gezelschap van een twintig losse artiesten, waarvan ongeveer de helft met eigen dieren optrad en die ook zelf verzorgde. Maar de twee Franse broers die de tent beheerden (en niet Vanelli heten maar Dupont), voerden de” zware basisnummers" op met vier schimmels en de oude leeuwin Mirza. En voor de verzorging van deze dieren stond de Ket in. Daarenboven mocht hij -” bien astiqué en pittelair et chapeau-claque, oui Monsieur! " - de nummers aankondigen waarin zijn patroons zelf optraden...  In het Spaans nog wel - en voor de” frime" met de losse pols in één moeite door in het Frans, Engels en het Duits!  Wij Belgen staan immers overal bekend voor onze kennis van vreemde talen, hé...Het waren maar een paar geschreeuwde zinnetjes, akkoord, maar hij kende ze "bien par coeur" én het gaf”  "un cachet du tonnerre! ", al zei hij het zelf...Meegesleept door zijn herinneringen ging hij onvast staan en brulde tegen het berookte plafond :

 Senjores et Senjoritas!  Ladies en Gentlemen!  Meine Damen en Herren!  Mesdames et Messieurs! ....EL SALTO MORTALE! !"...          

In de coupé keken de Franse medereizigers geschrokken op,  maar de Ket ging glimlachend weer zitten en vervolgde zijn verhaal zonder verpinken:  hij leidde ook het opbouwen en het afbreken van de tent en bestuurde tijdens hun verplaatsingen door Zuid-Frankrijk en Spanje de zware vrachtwagen geladen met Mirza in de leeuwenkooi,” "et deux remorques avec le chapiteau et les gradins: du costeau quoi! ".                           

" Mais ça a été ma perte, si tu veux...Heel het voorjaar was er daar in den Andalucie aanhoudend” 'du grabuge' met boerenbetogingen en vuurtjestook en zo. Maar erg veel last hadden ze er niet van...Wél speelden ze voor alle veiligheid in open lucht, meestal in de arena's voor stierengevechten: zo'n tent kost een fortuin en is heel brandbaar :met die heethoofden is een ongeluk vlug gebeurd...Juist toen ze medio juli '36 van plan waren in een paar geforceerde sprongen naar Frankrijk uit te wijken werden in Ronda, waar ze een laatste voorstelling in de stedelijke Plaza de Toros gaven, de drie pastoors gekeeld!  Voor ze het wisten zaten ze in de val en werden in de draaikolk van de revolte meegesleurd.

De opstandige boeren confisqueerden zijn vrachtwagen om er de” "richards" uit het omliggende mee op te halen want de vaste leeuwenkooi in de achterbak leek hen daarvoor uitermate geschikt!  Maar zijn patroons konden de muiters overhalen om de Ket het gevaarte te laten besturen, kwestie van een vinger in de pap te houden. Mirza werd zolang in de stierenstallen van de arena ondergebracht...

Zo begon zijn oorlog...Vergezeld van een hele colonne flink aangeschoten proletariërs ging zijn eerste rit diezelfde namiddag nog naar de kazerne van de artilleriecadetten, een paar kilometer buiten de stad op de weg naar Malaga. De bedoeling was er beslag te leggen op de wapens en zo mogelijk de militairen aan hun kant te krijgen. Als wisselgeld hadden ze voor alle zekerheid de gezinnen van twee hoofdofficieren, die in Ronda woonden, meegenomen achterop in de leeuwenkooi...

De overgave van de kazerne liep niet van een leien dakje. Pas nadat de helft van de gijzelaars, vrouwen en kinderen dooreen, in het zicht van de poort waren opgehangen kwam er - bij wijze van spreken - wat schot in de zaak...Tegen valavond konden de boeren door list en chantage uiteindelijk in het fort binnendringen en de nacht eindigde in een bloedbad. Want militairen die niet met de muiters mee wilden doen werden zonder veel omhaal tegen de muur gezet, voor zover ze al niet tijdig in de omliggende bergen waren weggevlucht.

"Pas très beau à voir, tu sais, Fiston..." Maar Steiner ging er niet op in: dergelijke beelden had hij al gezien in cinema Nova, vorig jaar in Nieuwpoort...

Tegen de middag reed de Ket, zijn kooi propvol gevangenen en met twee buitgemaakte kanonnen op sleeptouw, terug naar de stad en werd er in een dolle triomf onthaald.” "Viva Leon!  Viva Leon! " schreeuwden zijn stomdronken begeleiders. Pas later begreep hij dat hij deze bijnaam gekregen had omdat op de flanken van zijn laadbak Mirza sterk geflatteerd stond afgeschilderd onder de ronkende banderol” "El Terrible Leon Del Atlas! " De gevangenen werden in de arena opgesloten in afwachting van hun berechting, want de gemeentelijke gevangenis in de monumentale Puente Nuevo, die aan de voet van de oude stad de bodemloze” "Canyon del rio Guadelevin" overspande, stak al barstensvol opgepakte burgers. De kanonnen stelden ze, onder leiding van een opgeëiste sergeant en een paar cadetten, op aan de rand van de ravijn, waar de stadsmuren van Ronda ruim 300 meter boven de brede vallei heel de omgeving beheersten. Want ondertussen liep het gerucht dat het leger een staatsgreep had uitgevoerd, heel de streek rond Gibraltar bezette en naar het noorden oprukte.     

" Van Franco en zijn Marocains, on ne savait que dalle, en van le général Mola dans le nord encore moins..." Maar ze voelden de dreiging toch op zich afkomen en wisten dat er nog maar weinig tijd overbleef voor het op vechten zou uitdraaien. Vanaf dit moment begon de wilde fiesta snel uit de hand te lopen. Boven de zee van rode pannendaken walmden uit het anders zo rustige witgekalkte stadje dikke zwarte rookwolken van een tiental brandhaarden ver over het dal uit. Niemand dacht aan blussen, enkel nog aan plunderen. Binnen een paar uur waren al de winkeltjes leeggeroofd en de kostbare inboedel van de” "richards" met veel panache aan dingelen geslagen. De chaos vierde hoogtij. Vuil en met roet besmeurd liepen opgewonden kleine groepjes gewapende muiters - zowel mannen, vrouwen als snotapen - joelend en krijsend door de rode baksteenstraten, de buidel buit op de rug.        

Toen de Ket zijn beesten in de stallen van de arena wilde gaan verzorgen heerste ook daar een wilde wanorde. De meeste van zijn collega's artiesten waren reeds vóór de middag op eigen houtje met hun woonwagens weggetrokken, anderen pakten driftig hun hebben en houden bijeen voor een overhaaste vlucht naar Frankrijk. De gebroeders Dupont-Vanelli trachtten hen nog te bepraten, maar vergeefs:  paniek t'allenkant! Zelfs de voorraad vlees van Mirza was verdwenen en het arme dier liep hongerig heen en weer in de donkere stierenstal waarin het voorlopig was opgesloten. Wat nu gedaan?        

De Ket pakte Rodrigo aan, schijnbaar de aanvoerder van de "”anars" die vorige nacht de bestorming van de kazerne had geleid.       

" Mor deine couillon at nen bien meilleur idée, zeit-èm! " Waarom de leeuw vanavond in de arena niet op de gevangenen loslaten,”  comme au bon vieux temps des chrétiens? Spectacle garanti! Dan kost-èm boufferen zoveel ast-èm wilde, zeit deine asticot! " Ket had mooi pleiten dat Mirza geen mensen zou aanvallen, het was al boter aan de galg en toen hij aan dat plan zijn medewerking weigerde, dreigde Rodrigo dat er ook voor de Ket desnoods” nog plusch was in den amigo!  Mor moest de Mirza nog oenger èmme achter die soi-disant corrida, dan zou de Rodrigo wel zien dat èm on vers vlies zou geroeke, gegarandeid, parole d'anar! ..."

De Ket moest wel toegeven, mede onder druk van de gebroeders Vanelli-Dupont die met een heilige schrik zaten eveneens de bak in te vliegen: " Avec ces crétins d'anars, c'est sur qu'on pouvait s'attendre au pire! "...

" Ge schijnt niet erg hoog op te lopen met de anarchisten..." kon Steiner niet nalaten op te merken, maar had er onmiddellijk spijt van toen hij de woeste blik in die ogen zag.                

Na een wat pijnlijke stilte vervolgde de Ket met een zucht: " Oh, tu sais, la politique: chacun son gout! "

Hijzelf had zich dat vroeger, rondtrekkend met het circus van stad naar stad, nooit erg kunnen aantrekken ,de politiek...Intuïtief voelde hij wel meer voor socialisten dan voor de rest, maar voor zover hij iets van de”  Front populaire" in Frankrijk en hun spiegelbeeld in Spanje begreep interesseerde hun slogans hem allerminst...Die gasten beloofden er maar op los...

" Tu comprends: ne congé payé in oenze branche... Foutaises! " De laatste jaren was het in Spanje, met al die opstanden op het platteland en in de fabrieken, zo'n rotzooi geworden dat zelfs het circusleven er onder leed. Dat was duidelijk niet de schuld van de communisten, want als partij waren die vóór 1936 praktisch onbestaande... Neen, of Steiner het nu leuk vond of niet: de verantwoordelijkheid voor deze chaos lag uitsluitend bij de anars en gelijksoortige utopisten die het klootjesvolk met de zotste beloften het hoofd op hol hadden gejaagd!  Wat die allemaal voor onzin uitkraamden: ongelooflijk! Het geld moest worden afgeschaft, want eigendom was diefstal! ...Hebt gij een idee hoe een circus kan blijven draaien zonder geld? ...En nog zoiets: enkel door ruilhandel met de producten van de arbeid kon men het grootkapitaal verslaan!

”" Tu comprends ça, toi?" Kunt ge u dat voorstellen aan de kassa: inkomprijs één kieken?!...Ge moet niet lachen, kameraad, want resultaat van al die zever is toch maar dat ze elkaar daar al twee jaar voor dergelijke onzin uitmoorden, nietwaar! ...En hoe!          En wat verkondigden ze nog meer voor moois? Ah ja: " Het is verboden te verbieden: alle gezag moet worden uitgeroeid! ...Elke mens is goed van inborst en moet zelf vrij over zijn eigen toekomst kunnen beslissen!   " Waar hàààlen ze dat in godsnaam!  Sacrédieu, hij had die goede borsten met zijn eigen ogen bezig gezien: " Pire que des Papous des ’Indes, complètement mabouls!

"...Niet dat die gasten niet konden vechten als het moest: stuk voor stuk leeuwen, dat had hij later in de bergen wel gemerkt. Maar de organisatie, of het opzettelijk gebrek daaraan, deed alles in het honderd lopen en maakte hen voor een oorlogvoering in breed verband totaal nutteloos. Want dat hij zijn hand kwijtraakte was uitsluitend de schuld geweest van” ce connard de Rodrigo ! " ...Mirza voederen met levende mensen in een leeuwenkuil ! Faut etre toqué ! "

Zoals de Ket reeds had gevreesd werd de geïmproviseerde vertoning in de arena een flop en eindigde het in een drama. Mirza was volledig over haar toeren, mede door de stierenstank in het donkere hol waarin ze reeds twee dagen zat opgesloten. En toen het arme dier - ondanks de protesten van de Ket - door een paar verhitte vrijwilligers met stokslagen de arena werd ingejaagd was ze totaal de kluts kwijt: dit leek helemaal niet op het stereotiep nummer dat ze gewoonlijk zo braaf afhaspelde...

Zohaast de oude leeuwin, verblind door het licht,  schichtig de zandpiste in sukkelde en de groep krijsende "”kristenen" in paniek naar de overzijde zag wegvluchten, trok zij zich angstig onder het gejouw van het verhitte publiek in de schaduw tegen de rode palissade terug.

Toen ze uiteindelijk ook nog zwaar hijgend ging liggen vloog het spel op de wagen: de helft van het publiek had als bewijs van zijn viriliteit het pas veroverde geweer meegenomen en een eerste schot in de lucht ontketende een korte hilariteit. Maar plots barstte een fusillade los en Mirza sloeg wild op de vlucht, dwars door de groep in paniek wegrennende gevangenen, onderwijl angstig links en rechts een paar sukkels met de klauwen neermaaiend. Een dikkere dame bleef liggen: waarschijnlijk het hart.

Of vertrappeld door haar lotgenoten, want Mirza had haar niet eens aangeraakt...De oude leeuwin trachtte met een sprong uit de arena te ontsnappen maar geraakte niet over de palissade en ging verdwaasd liggen kreunen tegen de toegangspoort, van waarachter de Ket met afgrijzen heel deze trieste vertoning had gevolgd. Het heldhaftige publiek was door het dolle heen en een haantje de voorste waagde het nu zelfs rechtstreeks op het afgematte dier te schieten...Het eerste projectiel sloeg splinters uit het hout ter hoogte van Ketjes borst.       

" Da's d'ierste en de leste kier dasse in den Espagne oep Bibi getireerd hemme, mor 'k had er subiet m'n kloschen van vol! Plein mes couilles ! Daarvoor wast em nie betoalt hé !"       

Zonder lang nadenken trok hij de grendels weg, vertelde hij voort. En terwijl nog een paar kogels in de zware planken ploften, vluchtte hij onder het oorverdovend gefluit van de joelende menigte samen met Mirza de donkere tunnel door naar de veiligheid van de stinkende stierenstallen. De moedige mannen, die zoëven de leeuwin met stokslagen de arena hadden ingejaagd, stoven nu als hazen vóór haar uit.

Maar nauwelijks had hij hijgend van opwinding het zware stalhek achter haar dicht gezwaaid of zij draaide zich bliksemsnel om en haalde met een klauwslag heel zijn rechterhand open!  

Meer geschokt door de ongewone reactie van het wilde beest dan door de pijn liep de Ket naar de Vanelli's om zich te laten verzorgen: dergelijke wonden kwamen in het circus wel meer voor. Maar door de overhaaste aftocht van het personeel waren de gebruikelijke geneesmiddelen niet meer te vinden en spoelden ze zo goed en zo kwaad het ging de gerafelde hand wat uit met jodiumtinctuur.         

" 'k Zèn sacrédieu ne moment van me stekke gevalle! " bekende hij wat beschaamd. Maar nadien trok de pijn vlug weg...                 

Rodrigo was hem kwaad achterna gelopen, vooral woest om de mislukte vertoning en enkel het zicht van die bebloede hand had hem wat tot bedaren gebracht. Hoe dan ook: "The show must go on! " maar dan zonder de Mirza.

Ket heeft nadien in de arena nog een hele tijd horen schieten en schreeuwen, om pas veel later te beseffen wat voor gruwelijke taferelen zich daar afpeelden...In elk geval bleek Rodrigo een man van zijn woord en liet zoals beloofd de volgende morgen door een schichtige beenhouwer voor Mirza vier dikke kluiven afgeven die verdacht veel op vrouwenbillen leken...De dikke dame met haar zwakke hart ?...                     

Het revolutionaire feest in Ronda duurde drie dagen. Zijn hand ontstak ondertussen zodanig dat hij de vrachtwagen niet langer kon besturen en dat aan een boerenzoon moest overlaten. En natuurlijk was er nergens nog een dokter te vinden: Rodrigo moest wat bokkig bekennen dat deze, de avond na de mislukte vertoning met Mirza, samen met de andere” christenen" dood of levend van de stadsmuur de ravijn was ingegooid ,driehonderd meter diep !...Dat verklaarde dan het schieten en het aanhoudend”  olé! "...

Toch bleef hij op aandringen van de twee Vanelli's dienst doen als bijrijder om een oogje te houden op de camion, waarmee de anarchisten voortdurend gevangenen uit de omliggende dorpen naar Ronda overbrachten en in de arena opsloten.        

De morgen van de vierde dag sloeg de stemming om. Voor het eerst signaleerden de uitkijkposten troepenbewegingen ver beneden in het dal en kwamen de twee buitgemaakte kanonnen in actie. Maar de inslagen lagen ofwel te kort of te onnauwkeurig omdat alle omstaande muiters zich bemoeiden met het richten. Tegen de avond was alle munitie verprutst en liep plots het gerucht dat het leger van Franco reeds Arriate had veroverd - een boerengat zes kilometer àchter Ronda - en zo de stad dreigde te omsingelen. Enkel de grote baan dwars door de bergen naar Malaga was nog vrij.      Meer was er niet nodig om tot een overhaaste terugtocht te beslissen: Mirza bleef achter bij de gebroeders Vanelli en met de twee nutteloze kanonnen op sleeptouw zijn ze dan de Sierra ingetrokken waar de revolutionairs het, naar het schijnt, nog een maand hebben volgehouden. De Ket zelf was ondertussen tot in Malaga gesukkeld met koudvuur in zijn hand en daar hebben ze hem dan geamputeerd...

Na zijn genezing had hij meteen zijn lidmaatschap van de communistische partij aangevraagd. Niet zozeer uit overtuiging maar eerder uit dankbaarheid wegens de goede zorgen en uit wrok tegen die stomme anars van Rodrigo. Kort daarop hadden ze hem tot gids gebombardeerd tussen Parijs en Perpignan...naar het schijnt op basis van een aangedikt heldenepos over een "Teribile Leon del Atlas"

" Ge zie wel, hé Fiston”"  besloot hij bitter zijn verhaal” : manchot et héro, ça ne rime pas toujours..." Een arm missen is niet noodzakelijk een brevet van heldendom...

Steiner had liever een glorieuzer slot van het verhaal gehoord, maar liet niets merken. 

En al die gevangenen die ge met uw leeuwenkooi op de camion links en rechts zijt gaan ophalen, wat is daarmee gebeurd?"            

     De ket trok een bedenkelijke tuitmond en haalde de wenkbrauwen op: " Ah ça...je n'y suis pour rien, moi! De leste dag, as wij onderwijl met de kanonne on't schiete worre, èmme de anars ze par groupe de dix ollemoel over de balustrade van de Pont Nouveau nor benei gekapt...Quelques centaines, m'a-t-on dit: "Cinque ciente"... Des hommes, des femmes et des gosses de tout age...Ik èm nie wille gon zien, mor hiel den dag èm ik z'oere roepen van ”Olé!" as z'er opteniev ne troep over den parapet pousseerden...Ge zie da van hier: zo ne salto mortale van mier as hoenderdvuftig meters diep...Et sans filet!  Je t'assure,  kammeroet: ça ne pardonne pas! ...Ik zèn mé ol me jore cirque goe geplutcht oem't te weite! ..."

   De Ket zuchtte nadrukkelijk en na een veelbetekenend knikje kletste zijn gezonde hand op zijn dij: " Splatch!...Filet américain! ..."

     Steiner schrok op en realiseerde zich nu pas dat hijzelf, door toch wat onbesuisd naar Spanje te trekken, eveneens een eerder roekeloze sprong in het ijle had gemaakt. Dit laatste kleurrijke grafschrift van de Ket bezorgde hem plots een koude rilling.

" Splatch! ...Filet americain! " echode hij luguber...

Onder zijn voeten scandeerden de rails: " Salto mortale...salto mortale...salto mortale..."


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
15-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
14-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 19
Klik op de afbeelding om de link te volgen

VALSE PAPIEREN...

Dien avond ,juist voor hun clandestiene grensovergang ,toen Steiners reisgezellen één voor één van hun doelloos slenteren door het stadje terug café "De Proletaar" binnen drupten, voelde hij voor het eerst sinds jaren weer de weldoende nestwarmte midden gelijkgestemde zielen, ook al waren die dan niet veel van zeggen. Iedereen ging ten andere vroeg naar bed.                

De nachtrust was maar van korte duur. Naar het hem scheen hadden ze zich nog maar pas in het donkere achterzaaltje van het café op hun strozak te slapen gelegd of hij schrok plots zwetend wakker midden een tumult van vloeken en jammerkreten! Zaklampen flitsten wild heen en weer over de ineengekrompen figuren en verbouwereerd zag hij als in een schokkende nachtmerrie een paar zwarte silhouetten met stokken er op inslaan. Voor hij goed besefte wat er aan de hand was moest ook híj een pijnlijke mep op de schouder incasseren. Totaal verrast kromp hij ineen onder de dunne deken en hoorde nog gedempt zijn kameraden "Fascisten!" schreeuwen voor een tweede bonk op zijn hersens hem half buiten westen sloeg.               

Toen hij geradbraakt en hoestend weer bij zijn positieven kwam was het vreemd stil om hem heen. Verstikkende rook prikkelde zijn keel en met tranende ogen zag hij plots de hete vlammen gensterend opspetteren uit de strozak naast zich in de hoek. Van op het binnenkoertje drongen nu opgewonden stemmen tot hem door, maar geen dierlijke kreten meer die nog op een gevecht zouden wijzen: de laffe aanvallers waren blijkbaar even plots in de nacht verdwenen als ze waren opgedoken. Vluchtend voor de vlammen strompelde hij verdwaasd naar buiten.

“ "Is er nog iemand binnen? Die rotfascisten!  Moordenaars!" riepen donkere schimmen verward door elkaar.        

" Verdomme, heb ik me daareven een hengst op m'n test gekregen, zeg!"

De Hollander tastte voorzichtig over zijn pijnlijke schedel en veegde onderwijl vlug met de mouw van zijn hemd zijn druipende bloedneus af. Niemand scheen iets te weten van de brand binnen of het zich aan te trekken, zo druk hadden ze het met het strelen van hun beurs gebonkte botten.

" Au feu! Sacrédieu, au feu!"

Het paniekerig geschreeuw van de waard in zijn gestreepte nachthemd, die in vertwijfeling blijkbaar plots zijn goddeloos verleden afzwoer, riep hen brutaal weer tot de dreigende realiteit terug..." De l'eau! Water, water! Of m'n kot brandt af! Rap-rap!" Schijnbaar in één armzwaai schakelde hij de naakte lamp aan boven het pissijn, rukte het deksel van de regenput, gooide een witte geëmailleerde emmer aan een touw met een plons naar beneden en snelde met de pletsende puts weer naar binnen. De vette rookwolken walmden reeds door de achterdeur van het slaapzaaltje de binnenkoer op. Als een verstoord nest mieren schoten de mannen plots kriskras door elkaar, sommigen naar binnen om hun boedelbundel te redden of een brandende strozak de koer op te sleuren, anderen schepten verwoed putsen water in een verroeste teil.       

Na een paar eindeloze minuten was het vuur gedoofd en al het nog nasmeulende beddegoed naar buiten gesleept. Steiner merkte onmiddellijk dat van zijn strozak niet veel was overgebleven. Zijn halfverkoolde kartonnen valiesje vond hij na een poosje nat dampend terug naast het pissijn tussen de zwartverbrande resten van matrasovertrekken: zijn wisselgoed en het zondags kostuum waren zwaar aangevreten en van zijn portefeuille bleef enkel een klomp grauwe as over...

  "Verdomme, m'n centen !" Voorzichtig pulken onder het harde licht bij het pissijn hielp niet veel: zijn eigen geld en de bij Biervliet gestolen bankjes vielen in grijze schilfers uiteen !          

" Miljaarde, getaarde godverdomme!" En de identiteitskaart was ook half verkoold! Een wurgende paniek sloeg om zijn hart: blut en platzak - en op de koop toe zonder papieren !...Zo kon hij de verre reis naar het zonnige zuiden wel vergeten!             

Steiners gebuur had blijkbaar ook alles verloren, maar scheen zich daar weinig zorgen over te maken: " Ach wat zou dat, kameraad! We gaan toch niet naar Spanje om met ons mooiste pakkie te pronken, wat? "

In het café trakteerde de patron op een borrel als dank voor het vlotte blussen van zijn inboedel. De mannen zaten er in hun ondergoed hun wonden te likken en in drie-vier talen te redetwisten wie die vuige overvallers wel geweest konden zijn. Steiner vertaalde de uitleg van de patron voor de Hollander naast hem:  negen kansen op tien waren het "Les camelots du Roi" geweest, een stoottroep van fanatieke royalisten die de Franse republiek wilden omverwerpen, naar het voorbeeld van de Italiaanse fascisten. Vroeger zouden ze zo'n raid nooit gewaagd hebben want toen logeerden er in "De Proletaar" steeds grote groepen Spanje-vrijwilligers. Terwijl nu...Maar Kees liet zich niet ontmoedigen:        

"Komaan, kop op man! We slaan er ons wel door!"

 

En hij scheen nog gelijk te krijgen ook.

Het was de bedoeling de volgende nacht met de roeiboot van een palingvisser sluiks de Leie over te steken, die daar de grens vormt met Frankrijk. Maar een contactman bij de douane had de waard verwittigd dat de collega’s instructies hadden gekregen die nacht scherp uit te zien naar tabaksmokkelaars. 

Daarom besloot de gids liever onmiddellijk met hen de laatste bus naar Moeskroen te nemen, dat over de grens heen volledig aan het Franse Tourcoing zat vastgegroeid. Middenin de buurt van de arbeiderscités lag de "rue du terril" met de pare huisnummers in België en de overkant van de straat reeds in Frankrijk...En toen ze tegen middernacht in een lange uitgerekte rij door een donker doolhof van stille steegjes vlug die grens overstaken, sloegen links en rechts wel een paar honden aan, maar verder legde niemand hen iets in de weg: alles verliep vlekkeloos. Oef, wat een opluchting!...

Tegen zonsopgang namen ze bij een grote grauwe spinnerij samen met de vermoeide arbeidsters van de nachtshift de eerste bus naar het station van Lille. Na nog driemaal overstappen op gore trage bommeltreinen en twee overvolle bussen leverde hun gids tegen valavond dan toch eindelijk zijn uitgehongerde schapen af aan het "Café de l'Espérance", een soort volkshuis in de rue des couronnes, midden de drukte van een Parijse voorstad. Binnen, boven de tapkast, beloofde een panoplie geretoucheerde portretten van Maurice Thorèz, Marx en Engels onder een vage tijdloze leuze de klanten een betere toekomst: " Ensemble nous vaincrons !"...Om er geen twijfel over te laten bestaan dat het établissement gerund werd door de communistische vakbond C.G.T. prijkten op de vier muren van de achterzaal geflatteerde fresco's met monumentale massa's betogende rode reuzen, de kloeke koppen en de vierkante vuist kwaadaardig opgeheven.. Zeer, zéér indrukwekkend!

De slappe stamppot die ze onmiddellijk kregen voorgeschoteld was op culinair gebied heel wat mínder indrukwekkend...En zou die nacht nog sporen nalaten omdat om één of andere duistere reden samen met de verlichting ook de toiletten waren afgesloten. Maar Steiner troostte zich met de gedachte dat de Partij altijd gelijk had, ook al waren haar wegen ondoorgrondelijk.       

De volgende morgen bleek hun gezelschap ondertussen tot een twintig man te zijn aangegroeid. Na een schraal ontbijt werden ze één voor één door een zelfingenomen kopie van Lenin-in-leren-jekker op de rooster gelegd om na te gaan of ze wel zuiver op de graat waren. Dit hoorde klaarblijkelijk bij de geleverde gratis-kost-en-inwoon: de gastheren waren duidelijk niét van plan bij vergissing een fascistische infiltrant vet te mesten of aan de rode boezem te koesteren. Het feit dat bijna niemand van hen de taal van Molière sprak vond de would-be-Lenin op zich al verdacht...Een polyglotte Brusselaar met één arm vertaalde in zijn eigen soort Frans met losse pols en zonder complexen alles wat "de l'étranger" was, maar voor Oost-Europa sprong voor alle zekerheid af en toe een Pool bij.       

Misschien waren ‘Lenin’ en het Ketje al moe toen Steiner aan de beurt kwam, want veel moeite deden ze niet meer om hem in het labyrint van het linkse denken te valstrikken. En alhoewel Steiner door zijn jarenlang verblijf in de Borinage vloeiend het Waalse patois van Charleroi sprak wilde hij de Brusselaar toch niet broodroven. Op hun vraag of hij een trotskist was - "Zaai-doe ne trotskiste?" - namen ze zonder meer genoegen met zijn bruusk boerse " Nink!" Wat de Ket even deskundig als nodeloos vertaalde met "non!"...Meer moeilijkheden vreesde hij te krijgen met zijn halfverkoolde identiteitskaart, maar de heren waren reeds op de hoogte van het nachtelijk incident in Menen. De vervaarlijke blauwe buil op zijn voorhoofd opende vlot de poort van het Rode Broederschap:  " Achter d'interrogatoir komde mo vanvui an de comptoir, kammeroet. T'en fais pas, 'k zal vor oe wel ne goei passeport vinne!" De waard van "De Proletaar" had blijkbaar in ruil voor de fiets een goed woordje gedaan...     

En inderdaad, een uurtje later viste de Ket uit een soort steekkaartenbakje de papieren op van een zekere " Verschueren, Roger, Armand, Philibert" geboren in Anderlecht op 16/12/1910 en wonende te Rixensart, rue du marché nummer 17...Steiner kreeg bovenop deze fikse verjongingskuur er nog gratis een echtgenote bij: ene mevrouw Lorent, Monique, Clémentine. En op de foto van zijn nieuw paspoort grijnsde hem een gepommadeerde gigolo aan, compleet met middenstreep en snor...

" As g'oe kiennebak afscheert enne moustache wa triemt, kammeroet: c'est toi tout craché !" stelde hij Steiner teleur. Het vooruitzicht om zijn moeizaam bijeengespaarde Lenin-imago te moeten inruilen tegen dat geile tangosmoelwerk deed onze vriend even terugschrikken. Maar de Ket voer onverdroten voort: " D'ailleurs, il est mort..." vrijblijvend in het midden latend of hij daarmee de grijnzende gigolo of de Grote Bolsjeviek bedoelde. Steiner slikte manmoedig, streelde nog eens teder over zijn sik en besloot de beproevingen verbonden aan zijn rood engagement heldhaftig te aanvaarden. En aan die stomme middenstreep zou hij ook wel wennen...Hoopte hij toch.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
14-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
13-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 18
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE DAPPERE CHAMPETER.

De veldwachter bezag haar maar vies toen hij haar met het wapen in de hand voorbijstevende als ging hij in dat duister hol de bende van Bonnot aanhouden. Dré Coene, de dorpsstier die in zijn kielzog mee naar binnen wilde glippen, vloog terug aan de deur met de opdracht niks of niemand door te laten. De samengedromde ramptoeristen hoorden hem binnen nog in alle hoeken en kanten Steiner aanroepen, maar bleven voor de rest op hun honger teren tot hij wat bleek terug buiten stapte.

" Dré, gij blijft hier van wacht :ik moet direct de gendarmen gaan telefoneren ! Binnen vijf minuten ben ik weer..."

"Is 'm dood?...Hij heeft z'n eigen opgehangen,  zeker?...Neen, hij heeft zich door de kop geschoten!" Vóór de garde kon reageren hadden de bloeddorstige omstaanders hun schoenmaker al in drie varianten de eeuwige jachtvelden in gestuurd.

Het duurde ruim een uur vóór de rijkswachters ten tonele verschenen en midden de oploop trots door de champetter op de hoogte werden gebracht. Maar deze kreeg al onmiddellijk een koude douche :"Maar Cyriel verdomme, ge had nooit alleen een huiszoeking mogen verrichten ,dat is onwettelijk !..."

"Wacht tot dat ge de kelder ziet :wegens gevaar voor de openbare veiligheid moest ik onmiddellijk maatregelen nemen." hoorde Dré Coene hem in het voorbijgaan nog afdreunen als een uit het hoofd geleerd lesje.

"Pas op ,mensen ! Achteruit! 't Kan hier almeteen gaan ontploffen!"riep hij tegen de samenscholing terwijl hij voor alle veiligheid rap in 't deurgat van de buurvrouw ging schuilen. Hoe hij plots aan deze reactie kwam is ook voor hemzelf steeds een mysterie gebleven maar het resultaat kon in elk geval tellen :de meute vloog uiteen en zelfs het Paard werd er stil van.

Ook in de kelder, waar de garde nadien ten behoeve van de omstaanders de rijkswacht met luide stem was voorgegaan, viel plots een bange stilte toen hij van een schab zijn gasten een tiental blikken en koekentrommels vol zwarte buskruitschilfers aanreikte:

"Ja ,zegt het maar: Wat is me dat !...En daar zie, op dat tafeltje voor 't venster: nog een schoofzak halfvol met nog nat zand eraan. Dat is vers gedolven...En hier op de "Rode Front" ligt een deel te drogen! ...Ziet ook eens naar de datum van dat gazetje: 13 maart 38, 't is te zeggen de uitgave van juist vóór de aanslag op Dis Petré...Wat bewijst dat Steiner dat poeder niet vroeger dan de dertiende gedolven heeft, want dan bestond die gazet nog niet. En nà het accident heb ik hem te goed in 't oog gehouden ! Voor mij is Steiner, na dat ik hem die zondagmorgen bij de "Lekkerbek" gelost heb, recht naar die hoop granaten gelopen en tussen zeven uur en noen dat poeder gaan uitgraven..."

"Ge vergeet het voornaamste, Cyriel: Dis Petré is bij die obussen bezig geweest van negen tot twaalf. Dan moet Steiner de boel gesaboteerd hebben tussen zeven en negen :voordien was hem aan 't stropen bij de Apenberg aan Lombardzijde-strand tot gij hem snapte en naar de Lekkerbek voerde. Zo'n sabotage, dat doet ge niet in minder dan twee uur...Dat brengt ons al op vijf uur 's morgens...En vóór vijf uur was het nog putteke nacht: ge zoudt wel zot zijn om in 't pikkedonker aan granaten te gaan prutsen. Als Steiner dus de boel gesaboteerd heeft moet dat tussen zeven en negen gebeurd zijn. Ik zeg wel: Als ! Want rond die tijd kan ook iemand ànders daar hebben rondgeneusd, hé Cyriel...Gij bijvoorbeeld !"

"Ik?! Maar Remy ,ik ben daar nooit omtrent geweest ,rond die obussen :ik heb dien hoop noch van nabij of ver gezien !"

"“Dien hoop ,Cyriel ?"” vroeg de chef kalm. "Ge spreekt van "een hoop",terwijl ge die niet gezien hebt ? Man, ge liegt dat ge blauw ziet en ik heb zo mijn gedacht waarom. Ik heb twee onafhankelijke getuigen, en misschien wel drie, die bevestigen dat gij getwee - gij met dien kwibus - langs de doorsteek gekomen zijt. Dan moet ge praktisch over die obussen gestrunkeld zijn of er op een meter naast gepasseerd! Als ge dié niet hebt zien liggen hebt ge stront in uw ogen en zijt ge niet meer waard van nog champetter te zijn! Zevert dus niet meer of ik maak mij kwaad!"

"Maar chef, dat Steiner is gaan ritsen is toch het beste bewijs van zijn schuld !"

"Daar wil ik het voorlopig ook op houden...Ik zeg wel: voorlopig ,hé. Cyriel ,goed verstaan?!...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
13-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
12-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 17
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A13  VLUCHTLIJN “PROLETAAR”.

 

                 Op weg naar Parijs, 15 april 1938.

 

       Na vier uurtjes peddelen op zijn nieuwe zachtronkende damesfiets vond Steiner tegen de middag in Menen, vlak bij de Franse grens, het onderduikadres: " De Proletaar - Le Prolétaire". Een gezellig volkscafé, in linkse middens gekend als verplicht doorgangshuis voor alle Vlaamse Spanje-vrijwilligers. De twee grote foto's van Stalin en Lenin achter de tapkast stelden hem onmiddellijk gerust dat hij bij goed volk zat...Ook al had hij er graag de kop van Trotski bij gezien...

De waard trok maar een wantrouwige smoel toen hij hem vertelde dat hij op z'n eentje met de fiets van de kust was gekomen. En aan zijn verdere opvang in dat café zou hij nog minder leuke souvenirs overgehouden...Een kwartiertje later begon het al met die pesterige ondervraging door dat geborneerde partijzelootje. Die bekeek hem alsof hij een vermomde fascistische spion was en bleek nog te gierig om hem een pint aan te bieden.                             

Of hij lid was van de partij, vroeg het ventje nors, en sinds wanneer ? Wie hij in Marcinelle had gekend, en wie làter, in de gevangenis? Of hij op de loop was voor de Rijkswacht en waarom? En wat dacht hij over Vladimir Ilitch Oulianov? En over een zekere Vissarionovitch Djougatchvili en Lev Davidovitch Bronstein ?...         

Maar Steiner liep niet in de val.

" Wie? Lenin? Stalin? Trotski?...Zeg, kunt ge geen Vlaams spreken?" reageerde hij verontwaardigd. Wat dacht dat verwaande pukkelstudentje wel! " Luister goed, kameraad, ik zal het u maar gelijk zeggen: ik ben anarchist,  verstaat ge dat? Weet ge wat dat is, anarcho-syndicalist? Vraag mij al wat ge wilt weten over Bakounine, Boucharin, Rosa Luxemburg of Karl Liebknecht en ik zeg u rechtuit dat ik voor die kameraden m'n klak af doe!...

" Dat is heel normaal, dat ge uw klak afdoet: ze zijn allemaal dood!"

" Da's juist: ze zijn allemaal dood...Maar met dàt verschil dat Rosa en Karl vermoord zijn door de reactie en dat Boucharin zojuist door onze eigen Vadertje Stalin is uitgezuiverd en gefusilleerd, hé!"

Die pukkelvent begon hem op de zenuwen te werken, maar hij bedwong zijn ergernis.

" Luister kameraad: die grote staatsmannen van u, Stalin zo goed als de rest:  vandaag zeggen ze zus en morgen zo, maar ondertussen doen ze wat ànders...Ze draaien met de wind en dan kan ik niet meer volgen, verstaat ge?..."                  

" Gij twijfelt toch niet aan het woord van de grote Stalin en aan de partijlijn van het laatste congres, hé kameraad ? Lenin heeft nog gezegd dat de ontvoogding van het volk..."

" Luister makker, Lenin is al jààren dood! Voor mij moet de ontvoogding van het volk uit de basis komen en niet opgedrongen worden door de mannen aan de top. Ge moogt ze voor mijn part allemaal opnoemen, al die straffe kerels van u: ze weten geen kloten meer van wat er bij ons aan de basis leeft ! Ja, het zijn zeker stuk voor stuk grote politiekers, akkoord, maar véél te groot voor mij, ventje.. ..En voor u nog méér, als ik u zo eens goed bezie!"

De verbouwereerde kop van dat snotjong!

“" Als ge er zo over denkt, dan weet ik genoeg! In Spanje kunnen ze met anarchisten van uw slag geen kloten aanvangen, makker !" dreigde het ventje " Daar hebben ze al last genoeg met hun eigen blaaskaken ! Wind maken en discuteren, dàt kunnen mannen als gij lijk de beste! Maar vechten? Holà!"  

" En gij? Hebt gij soms al eens gevochten?" vloog hij uit "Hebt gij al eens een gendarme van zijn paard gesleurd bij een charge, of op d'eerste rij van de betoging naar het militair cordon gestapt en een sabel op uw kop gekregen?. ..Spreek niet over zaken die ge maar kent van horen zeggen, kameraad! Op mij hebben ze bij de stakingen van '36 al een paar keer geschoten, en toen er echt gevochten moest worden aan de poort van de "Casier", héb ik ook gevochten, ik en mijn kameraden! Zonder wind te maken of te discuteren. Er zijn er verdomme twee blijven liggen!... Als gij dat ook kunt zeggen, wil ik met u spreken! Zoniet trapt ge 't maar af! Ik zal op mijn eigen kracht wel in Spanje geraken: daarvoor heb ik snotneuzen als gij niet nodig!"

Verdomme, het was lang geleden dat hij zich nog zo kwaad had gemaakt! Wat dacht die snotaap wel!

"“ Hoeveel is 't voor die pint, patron?" vroeg hij kortaf terwijl het studentje stijf naar buiten liep. Maar de waard keek hem enkel monkelend aan en zei verzoenend: "Pakt er één voor mij, kameraad...Ge moet de Sylvain niet kwalijk nemen: die loopt nog wat àchter. Zijn vader was in Spanje bij één van de eersten en hij is er vorige zomer gesneuveld...In volle Brunette-offensief, voor Madrid...Een échte, een harde: ik heb hem goed gekend...Maar de Sylvain weet niet dat de tijden veranderd zijn: het gaat daar in Spanje niet meer zo goed sinds ze de revolutie hebben afgeschaft en iedereen van links er in de pas moet lopen van Moskou. De fut is er wat uit en veel volontairs komen er hier niet meer over de vloer..." Hij glimlachte wat spijtig: " Vroeger ja, toen waren het er iedere week zeker dertig, met nog veel Hollanders bij, en Duitsers, Polakken...Zelfs Russen en joden en typen uit de Balkan!...Ze wisten mij allemaal goed wonen, in die tijd... Nu zijn het er met moeite zeven "par quinzaine, tout au plus"... Overmorgen vertrekken ze: acht met gij erbij..."               

“" Hoezo? Ik dacht dat ze mij niet moesten hebben?!"     

“" Ge moet op de Sylvain niet letten, kameraad...Ge kent toch de studentjes met hun ijzeren brilletje en hun boekenpraat over "“Het Kapitaal" ? Ze verstaan er de helft niet van maar slaan iedereen dood met hun ronkende stadhuiswoorden...Volgens mij is deze muggenzifterij ginder aan het front van weinig belang. Dààr komt het er op aan de fascisten te verslaan, allen solidair: de stalinisten én de anarchisten samen met de syndicalisten en de socio's !...En voor mijn part de trotskisten ook, als ze maar schieten en hun bek dicht houden !...Elk geweer telt !...Ge ziet dat ik vér durf gaan...Het probleem is dat die mannen hun bek niét dicht houden ! Want Sylvain heeft wél gelijk dat ze in Spanje niet hoog meer oplopen met de anarcho's...om van de trotskisten nog te zwijgen...Daarvan zijn er bij de republikeinen al heel wat tegen de muur gezet, gelijk ge wel weet! Op de processen in Moskou zijn er over die mannen al teveel rare zaken uitgelekt...En als de partij het zegt zal het wel waar zijn: Trotski heeft de proletaire revolutie verraden..."                

" Van Trotski wil ik niks zeggen - dat weet ik niet - maar Boucharine was zeker geen verrader, daar leg ik mijn kop naast !"       

" Niet doen jongen, niet doen! Van die grote mannen weten wij toch nooit het fijne niet! Ik heb er in m'n leven al teveel zien opkomen en vallen om er niet het mijne over te denken...Als ze Boucharine en die anderen in Moskou gefusilleerd hebben, weten ze verdomme wel waarom:  neem dàt van mij maar aan...Ge zet geen duizend generaals tegen de muur voor uw plezier! De contrarevolutie zat al héél diep geworteld: de partij moést er wel met vuile voeten doorgaan...Ten andere, de meesten hebben hun verraad openlijk bekend en gezegd dat ze er spijt van hadden: dat zegt voor mij genoeg..."

" Gelooft gij dat, van die spontane bekentenissen? Voor mij doen ze dat voor 't goed van de partij, kameraad,  maar niet omdat ze werkelijk verraden hebben. Boucharine zeker niet, daarvoor heb ik die altijd te hoog geschat..."     

" Luister kameraad, het stond eergisteren nog duidelijk in de gazet, maar als gij het beter weet dan de partij: voor mij niet gelaten...Toch,  als ik u een raad mag geven: spreek met d'andere kameraden van de groep niet te veel over Trotski en de anarchisten en zo, want ze zouden u wel eens voor een provocateur kunnen nemen. En ge weet: dat is niet gezond...En zwijg vooral in Spanje over die Boucharine van u, want ik ben zéker dat ze er dààr niet mee kunnen lachen. Ze lachen daar ten andere al lang niet meer..."         

Het had kil en dreigend geklonken en voor alle zekerheid besloot Steiner er maar ernstig rekening mee te houden. De waard wees hem nog een vrije strozak aan in het achterzaaltje van het café, en daarmee werd zijn lidmaatschap van de club bezegeld.           

" Wat gaat ge met die velo aanvangen ?" vroeg de waard nog. " Van hier uit gaat het te poot, of met de trein, weet ge..." Steiner zag de begerige blik in zijn ogen:    

" Wilt ge hem hebben? Voor kost en inwoon...en honderd frank er bovenop?"

De patron lachte instemmend: "Vendu! En pakt er nog één op de goede afloop, dat kan nooit geen kwaad!"

 

Juist toen Steiner smekkend zijn lege pint terug op de toog zette en met een haal van zijn mouw het witte schuim uit zijn snor veegde werd zijn lot in het verre Westende bezegeld. Brouwer Biervliet had die morgen verontwaardigd de diefstal van het geldkistje en de nieuwe fiets van dochterlief bij de veldwachter aangegeven en deze had geen ogenblik getwijfeld. Onder de verbaasde blikken van de omstaanders stevende hij recht naar de winkel van de schoenlapper aan overkant van de straat. Hij wist dat Steiner in alle vroegte vertrokken was, maar een kleine show was altijd goed voor een gratis pint van de vrienden in "Het Paard" .       

Zijn vuistbonken op de voordeur produceerde zoals verwacht geen enkele reactie van binnen uit, maar werd toch door toeschouwers fel gesmaakt. Zijn overslaande kreet van "Steiner, in naam der Wet!!" kreeg al een schuchter applausje van de stamgasten uit de afspanning. Maar toen hij zijn revolver trok en een paar stappen achteruit week om de deur in te beuken om de veste stormenderhand in te nemen hield iedereen de adem in: een champetter vóór uw ogen een schouderbreuk zien oplopen beleef je niet elke dag.

De buurvrouw van Steiner is er lang voor miszien. De spelbreekster schoof plots uit het niets de vuurlijn in,  hield als een volleerde verkeersagent met opgestoken linkerhand de charge van de garde tegen en met de rechter op de klink opende ze traag de geviseerde voordeur. Haar nuchtere verklaring: "Hij sluit nooit àf " werd door "Het Paard" op een honend fluitconcert onthaald.

<!--[if gte mso 9]>

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
12-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
11-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 16
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A12BIS  "MEIN KAMPF" begint…

                                                         

Ook tegenover het buitenland ging Hitler met ongeziene lef te werk om zijn land - zoals beloofd - van de "Ketens van het Versailles-Dictaat" te bevrijden. Met de algemene dienstplicht en het openlijk ontduiken van de herbewapeningsbeperkingen voor vloot, vliegwezen en tanks, verdrievoudigde hij het effectief van de nieuwe Wehrmacht. Daarmee bezette hij in '36 het gedemilitariseerde Rijnland opnieuw, onder de neus van het Franse "Front populaire" en kon zijn Luftwaffe tijdens de Spaanse burgeroorlog gedurende twee jaar ongestoord grote "maneuvers" houden.

Al deze overtredingen en verdragsbreuken lokten in het buitenland slechts vage papieren protesten uit waar de Führer openlijk zijn broek aan veegde: hij gaf er de Duitsers hun fierheid mee terug en bezorgde zichzelf een ongekende populariteit in alle lagen van de bevolking, die reeds zeer veel vooruitstrevende sociale voorzieningen aan hem te danken had.      

In "Mein Kampf" had hij zijn volk nogal vaag ook 'Lebensraum' beloofd in het 'oosten' en een wederopname in het Derde Rijk van alle Volksduitsers. Wat dat inhield zou weldra blijken en gaandeweg de laaiende geestdrift voor zijn politieke successen bekoelen. Want deze "Volksgenossen" woonden sinds 1919 ten gevolge van het verdrag van Versailles allemaal op vreemde bodem: de Elzassers in Frankrijk, de Sileziërs en de West-Pruisen in Polen ,de Sudeten in Tsjechoslovakije, de Südtirolers in Italië en de Oostenrijkers...jawel.        

In Oostenrijk - stoffelijk overschot van wat na het verdrag van Versailles restte van het Habsburgs keizerrijk - had de autoritaire kanselier Dollfuss de staat omgevormd tot een z.g. "corporatistische klerikale republiek" en de democratische vrijheden aan banden gelegd. Op 13/3/33 verbood hij de nazi partij en smoorde in februari '34 een socialistische opstand in het bloed. Hij werd op 25/7/34 tijdens een mislukte nazi putsch vermoord.

Schuschnigg, zijn opvolger, muilkorfde de openlijke politieke oppositie, wat echter de spanningen in de verarmde klerikale republiek nog verhoogde: van toen af mondden alle politieke acties ondergronds uit in oncontroleerbare straatagitatie waarin extremisten van alle slag welig tierden. De sterke nazi partij onder leiding van Seyss-Inquart trok daarbij het voortouw, getelecommandeerd vanuit Berlijn, terwijl de nieuwe kanselier Schuschnigg, door een verdrag met Hitler, sinds '36 verplicht was dit lijdzaam te gedogen.       

In de loop van '37 voerden de nazi's hun terreur met moord- en bomaanslagen nog op. Toen hun plannen voor een gewelddadige machtsovername uitlekten waarbij Schuschnigg zou worden vermoord kon deze niet langer werkloos blijven toezien. Hij verbood de nazi partij opnieuw en liet de grootste heethoofden gevangen zetten. Daarop ontbood Hitler de Oostenrijkse kanselier op 12 februari '38 in Berchtesgaden en schold hem de huid vol :wilde hij een gewapende inval vermijden dan dienden de gedetineerde nazi’s onmiddellijk amnestie te krijgen en moest Seyss-Inquart belast worden met het ministerie van binnenlandse zaken. Het Oostenrijks bestuur moest volledig op dat van Duitsland worden afgestemd en de economie z.g. "gelijkgeschakeld". Door deze chantage overdonderd gaf Schuschnigg toe.            

Tijdens de daaropvolgende weken werd de stijgende straatterreur van de nazi's niet meer door de politie - nu onder gezag van Seyss-Inquart - beteugeld. Kanselier Schuschnigg poogde tevergeefs steun te vinden, eerst bij Italië, later bij Frankrijk en Engeland maar ving overal bot. Op 8 maart besloot hij ten einde raad op zondag 13 maart een plebiciet te laten houden: moest Oostenrijk ja of neen een soevereine staat blijven ? Het lag voor de hand dat op vier dagen tijd onmogelijk een ernstig referendum te organiseren viel in een verscheurd land waar geen recente kiezerslijsten bestonden. De meeste politieke partijen waren er grondig gedesorganiseerd en konden dus geen serieuze propaganda voeren. Maar nood brak wet.

Toen Hitler op 9 maart van dit voorgenomen plebiciet hoorde, riep hij "Fall Otto" uit en liet troepen naar de grens dirigeren. Op 11 maart ging Schuschnigg akkoord om de volksraadpleging af te gelasten. Maar nu eiste Hitler zijn ontslag en de benoeming van Seyss-Inquart tot kanselier "binnen de twee uur, zoniet vallen wij aan!". Ondertussen overspoelden opruiende nazibenden de Weense binnenstad. Schuschnigg nam ontslag en de Oostenrijkse president Miklas werd verplicht Seyss met de vorming van een nieuwe regering te belasten. Deze zond onmiddellijk het afgesproken telegram naar Berlijn met de vraag troepen te sturen "om verder bloedvergieten te vermijden"...

Hitler trok meteen zijn geboorteland binnen en werd overal door een laaiend-geestdriftige massa (uitsluitend nazi's ?) onthaald. Diezelfde avond van 12 maart '38 vroeg Seyss-Inquart hem, in naam van de "regering", Oostenrijk bij Duitsland te mogen aansluiten (Anschluss !) onder de bedrieglijke slogan “Heim ins Reich !" Eén grote volksverlakkerij. Want Oostenrijk was voordien nooit Duits geweest, en haar inwoners nooit Volksduitsers !

Maar ja, aangezien niemand in Europa durfde te protesteren...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (15 Stemmen)
11-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
10-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 15
Klik op de afbeelding om de link te volgen

HET VERHOOR.


Toen ze de volgende avond pas van haar werk bij "Ons Rustoord" thuiskwam, klopten er twee rijkswachters aan. Of ze nog iets gehoord had over die zogenaamde saboteur die haar op de fatale zondagmorgen uit haar slaap had gewekt, hier aan de doorsteek?

Het was of Marie het in Keulen hoorde donderen: "Uit mijn slaap gehaald? Die zondagmorgen? Daar weet ik niets van!  Wie heeft dàt gezegd?"

“Wel g'hebt het in die brief geschreven die ge ons gestuurd hebt..."

"Ik? Een brief geschreven? Ik wou dat het waar was!  Nee mannen: ik bèn niet geleerd. In de oorlog hadden we geen tijd om naar school te gaan...Lezen kàn ik: dat heb ik op mijn eigen gemeesterd, in oude gazetten. Maar schrijven moest den Dis altijd doen, die had dat geleerd in 't weeshuis...En nu gaat mijne grote Leon voor mij schrijven, hé jongen! " Ze streek eens speels tegendraads over zijn pasgeschoren bros.          

"Ikke ben wél wakker geschoten van hun geroep, die morgen! "       

"Dan hebt gij dien brief geschreven?" poneerde de Chef.        

"Bijlange niet, meneer de gendarm: m'n laatste brief is van Nieuwjaar...Liefste Vader en Moeder, ge weet wel..."

De chef keek Leon diep peinzend aan: "Ge zijt dus wakker geschoten? En dàn?"

"Wel, niets...De Joseph lag naast mij te ronken lijk een zeug, in onzen beddebak op de scheerzolder en ik dacht dat ik gedroomd had..."

"Maar ge hàd niet gedroomd,hé" moedigde de chef hem aan.       

"Wel, 't is te zeggen, ik hoorde die zatlappen nóg roepen en dan heb ik mij recht gezet en door de ruit gekeken"

"Ha, door de ruit gekeken!  En dàn?"

"Maar die was heel aangedampt, meneer..."

"Dus hebt ge niets gezien! "

"Toch wel, die twee venten met hun vélo. Maar 't was nog wat duister buiten..."

"Zeg snotneus, gaat ge't nu verdomme vertellen of niet!  Twee mannen. Wie was dat en wat deden ze?! Vooruit nondedju! " 

"Wel, de achterste die aan de porte-bagage duwde had een passe-montagne aan: die heb ik niet herkend. Maar vanvoor aan 't stuur liep de garde en..."

"De garde ?! Zijt ge zeker??"

"Wel hij had een chako op, en de garde is de enige..."

"Jaja, al goed!  En wat deden ze?!"

"Wel niets...Ze kwamen hier naast uit 't zand van de doorsteek geduwd en toen ze op de kasseien waren is de garde op zijn vélo gekropen en met zijn zatte kloten bijkans geval­len...." 

Vlam!  Voor hij kon bukken had hij een vlaai vast: "Zo spreekt ge niet van de garde! " berispte Marie hem preuts.

"Laat hem verdomme gerust, wijf! ...Allee, vent: de garde had dus een stuk in zijn voeten. En wat deed die andere gast ?"

"Wel niets: hij heeft nog wat staan moemelen en is dan terug de doorsteek in gegaan, terug de duinen in...En ik dacht nog dat hij maar de obussen van mijn vader niet pikt, waarvan die verteld had de avond voordien..."

"Terug de duinen in, hé" mijmerde de chef...

 

De garde keek de twee rijkswachters kwaad aan: "Zeg, is dat een verhoor, Remy, of wat is dat?! Denkt ge soms dat IK den Dis in de lucht heb geblazen?! Wilt ge een alibi horen dan kunt ge er verdomme één krijgen: ik heb die zondagmorgen, van zeven uur tot op het moment van die slag rond de noen, met de stenen gespeeld in de keuken van de "Lekkerbek"!  Anker en Kruis, als ge 't juist wilt weten!  En zegt me niet dat 't een verboden geldspel is want daar veeg ik m'n kloten aan, okee?! Wat zijn dàt voor manieren om een collega te verhoren, verdom­me!  En ik heb vier getuigen, is dat genoeg?!"

"Maakt u niet kwaad, Cyriel: we doen een onderzoek en gij kènt de mensen van de streek :dat kan van groot belang zijn...Als er daar mannen bij u waren dan kunnen wij die al schrappen als verdachten, hé...Wie was er daar ?"     

Mokkend bromde de garde van onder zijn hangsnor:  "...Wel, heu...Maurice de patron van ‘t kot...de Gerard Pylieser van Nieuwpoort ...Tjeppe, de ijzerboer en Rosse Lingier van de garage op 't Bad..."

"Pylieser, de schipper van de "Astrid"?? vroeg de jongste rijkswachter verwonderd, "Wat doet die hier om zeven uur 's morgens ?!"

"Dat zult ge hem zélf moeten vragen! "

"Da's een vaste klant van de "Lekkerbek", legde Chef Remy uit."Maar 't was pikkedonker en dat café is normaal gesloten tot acht uur 's morgens, Cyriel: hoe wist gij dan dat er met de stenen gespeeld werd in de keuken?"

"Gewoonlijk als er de zaterdagavond op ’t sluitings-uur nog ambiance genoeg is, dan doen ze voort in de keuken, onder vrienden, met de grendel op de voordeur..."

"En die morgen wist gij dat er nog volk was...."stookte Remy hem op, "omdat..."

"Omdat ik in 't voorbijrijden vanachter licht zag schij­nen boven het keukengordijn en er twee velo's op het terras stonden. Van den groten dorst ben ik dan op de voordeur gaan bonken. En ze zijn seffens begonnen met mij te trakteren, van tien-negen omdat ze geen zuiver geweten hadden, hé...Ha-ha !...Ge kent dat hé..."

" Neen Cyriel, ik ken dat niet!  Wij drinken niet in dienst, wij" verklaarde Remy stijf.       

"Dat zijn uw zaken!  Ik wél!  Daarbij, op zondagmorgen heb ik geen dienst, als ge toestaat!  Ik ben champetter zoals een tram een tram is: altijd, zeven dagen op zeven!  Maar de tram rijdt ook niet gedurig en ik evenmin: dienst van acht tot vijf!  Tenzij speciale opdrachten 's nachts zoals het stekken van stropers. Maar daarbuiten doe ik wat ik wil en in de eerste plaats een ferme pint pakken!  En als ge jaloers zijt had ge maar geen gendarm moeten worden..."  

"Och, jaloers...Wij krijgen vantijd ook speciale opdrachten 's nachts, weet ge Cyriel...En tijdens de laatste hebben wij vastgesteld dat ge het licht in de keuken van de "Lekkerbek" enkel en alléénlijk kunt zien als ge van de Bassevillestraat komt gereden, omdat er - énkel en alleenlijk dààr - een betonplaat ontbreekt in de omheining van de hof...Alléén vanop die plek, een beetje voorbij de bocht waar de doorsteek uitkomt hé, kunt ge door dat gat het keukenvenster zien. Dààr en van nergens ànders, Cyriel! "

De chef keek hem spottend aan: "Zo Cyriel, we zullen één dezer dagen eens terugkomen om serieus te spreken, als ge wat minder gedronken hebt, hé!  En herleest ondertussen in de code civil dien artikel over meineed nog maar eens goed, hé!  Nu hebben we teveel werk met de karotten-trekkers die niet zijn gaan stemmen...Saluut, cher ami!  "      

Cyriel kauwde geschrokken op zijn snor: verdomme, die Remy was niet van gisteren!  Het werd hoog tijd om schoonschip te maken in zijn kennissenkring en die zotte Steiner te laten verdwijnen...

  

Sinds de belofte van Engelborghs op verkiezingszondag om een waardige oplossing te vinden voor het geschil met de staf van de cadettenschool waren ondertussen twee weken verlopen. Joseph slingerde nog steeds tussen hoop en vertwijfeling of ze hem nu werkelijk voor zo'n klein vergrijp van school zouden sturen. Hij had een paar dagen geleden zelfs zijn stoute schoenen aange­trokken en was bij de commandant een rekwest ingediend om de straf te herzien, maar tevergeefs:                        

" Tu finiras cette année, mais pas question de prolonger tes études au delà! "...Zijn 'code moral' stond onder nul, zijn houding was onduldbaar en hij was duidelijk niet uit het goede hout gesneden: " Pas question fiston! " De toekomstige dienaars van het vaderland mochten zich niet met een politieke partij als het Verdinaso compromitteren. Vooral nu die over het hoogtepunt van haar populariteit heen scheen...        . 

Vol wrok om zoveel onbarmhartigheid zag Joseph in dat verder aandringen nutteloos was...Meester Engelborghs stelde hem wel gerust dat de 'Dietse Steunkas' voor een beurs zou zorgen en dat hij zijn hoger middelbaar op het atheneum van Oostende kon voortzetten. Maar Marie noemde dat aanbod verbitterd "een plaaster op een houten poot":  zijn carrière als legerof­fi­cier kon hij hoe dan ook vergeten...                         

 

Wie eveneens de toekomst allesbehalve rooskleurig inzag was onze garde. De rijkswachters hadden blijkbaar zijn valse alibi doorprikt en als ze het in hun kop haalden zijn leugens-om-bestwil tot op de bodem uit te spitten, zat er stront aan de knikker, en geen klein beetje!  Allemaal de schuld van dat rotwijf Petré met haar naamloze brief, verdomme!  En niet te vergeten ook die rooie klootzak van een Steiner natuurlijk!  Als deze uit de school begon te babbelen over die hoop grana­ten die de garde niet had laten afspannen, zat er minstens een blaam aan vast en mogelijk een tijdje op non-ac­tief...Godzijdank leed die politieke paljas voorlopig aan een gedeeltelijk geheugenverlies wat hem tot een dubieuze getuige devalueerde, maar tóch....En wie weet hoe lang dat gat in zijn memorie nog zou duren...

De champetter pijnigde zijn geest hoe hij Steiner zou kunnen beletten zijn mond voorbij te praten. Het lumineus idee hem "neer te leggen" tijdens een zogenaamd stropersdrama verwierp hij even vlug als het was opgekomen...Maar hem de stuipen op het lijf jagen zag hij wél zitten. Zorgen dat hij uit eigen vrije wil een tijdje verdween...Steiner had een heilige schrik om opnieuw in de gevangenis te vliegen na die eerste veroorde­ling tot zes maanden, een paar jaar geleden: als de garde hem ervan zou kunnen overtuigen dat hij gevaar liep voor de dood van Dis op te draaien en vele jaren in de bak te vliegen...

 

Tegen de dag dat hij zijn herstelde bottinen mocht terughalen stond zijn tactiek op punt.

"Luistert, vent, ik heb niet veel tijd en ik ga het geen twee keer herhalen: de gendarmen hebben mij gevraagd de mensen te ondervragen die u zouden gezien hebben nà de ontploffing. Wel, dat zijn er een heleboel: zéker dertig. Die allemaal in de Zeelaan nà dien slag op straat zijn gelopen van 't verschieten en een tijdje, zeg maar een halfuur, op hun dorpel zijn blijven tetteren...Ze zeggen dat ze u naar uw kot hebben zien gaan vlak nà die boenk, rond de noen en niét om zeven uur s'morgens zoals ge tegen de gendar­men hebt verklaard...En heu...elf daarvan herinneren zich dat ge een zware schoofzak droeg: daar kan toch niet enkel dat mager konijntje in gezeten hebben hé! "

"Bah, wat zou daar ànders nog in gezeten hebben?"

"Ik weet niet. Legt dat maar aan de gendarmen uit:  mij interesseert dat geen kloten! ...Maar er is nóg iets:  van die elf zijn er vier die er een eed op durven doen dat ge in uw broeksriem een grote rode gastang had steken!  En ge weet zo goed als ik dat ge een gastang nodig hebt om de schokbuis uit een granaat te vijzen..."

"Ha, komt die van dààr! "riep Steiner opgelucht: "Ik vroeg mij al af hoe die op mijn tafel terecht is gekomen, verleden maand!  Ik vond die in mijn keuken, de avond nà de slag, en had geen flauw gedacht van wààr die kwam..." Hij verdween even achter het gordijn die als keukendeur dienst deed en kwam na wat rommelen met een mooi rood stuk gereedschap terug:  "Hier zie!  En er staan twee letters op geschilderd:  G en P,  voor Goegebuur Pieter, denk ik...'k Heb het nagezien op de verkiezingslijsten: er is géén andere G.P. in 't dorp..."

"De poelier Goegebuur?! Maar allee, wat zou die met zo'n grote gastang aanvangen! "

"Van mij is ze in elk geval niet! Ik herinner mij nog goed dat, toen ge mij gepakt hebt bij het stropen, ge mijn schoofzak hebt omgekeerd en dat er buiten die twee konijnen en mijn pulle genever niets in zat..."

"Ha, niet met mij, hé makker!  Ge zijt die fameuze zondagmorgen, nà die control, vier-vijf uur alleen geweest, van vóór zonsopgang tot de noen. Ik durf wedden dat ge die tang bij den Dis zijt gaan pikken in zijn abri: deze P staat voor Petré. En dat hiervoor is géén G, maar wél de C van Cattrysse. Zo heet Marie van huis uit...En als ge niet ook nog voor diefstal wilt veroordeeld worden kunt ge die gastang best laten verdwijnen...Of weet ge wat: geeft hem hier, ik zie wel ergens een gat...Maar gij zoudt best een tijdje verdwijnen, makker: de schreef over naar de Picardie. Tot de zaak bekoeld is en ze de echte dader te stekken hebben...Want ik verwed er mijn kop op dat ze in afwachting "die rooie zot" in voorlopige hechte­nis gaan nemen, kwestie van een galgenaas bij de hand te hebben als zondebok...Denk er dus maar niet te lang over na!

 

Juist diezelfde zaterdagnacht vond Joseph het nodig,  na een trooste­lo­ze avond pintelieren in alle cafés van Westende en omstreken,  zijn onvrede met de gang van zaken te luchten met een DAAD!  Een ACTIE, miljaarde! ...Hij kon zich toch zo niet verder laten kleineren, zeker!  Wat dachten ze wel! ?           

Het uitstalraam van schoenlapper Steiner, met al die bombastische plakkaten en holle humbug over strijdlustige proleten, met "No Pasaran!" en nog meer van die Spaanse onzin: dàt was het wat hij had staan zoeken !  En plots vloog die vitrine aan dingelen toen Joseph daar zigzaggend voorbij reed. Maar niemand was getuige van zijn heldendaad in het holst van de nacht.                                                                

Tenzij Rode Steiner zelf...

Na zijn karig avondeten was die in het donker achter zijn werkbank blijven piekeren over wat de garde hem had ingefluisterd. Naar Frankrijk vluchten...In feite, wat hield hem tegen ? Hier was zijn rol uitgespeeld: zijn propaganda voor de goede zaak had niets opgeleverd. Niemand toonde inte­resse en dat zou waarschijnlijk niet verbeteren als hij voor de moord op Petré achter de tralies vloog. En dat zat er dik in als hij de garde mocht geloven...Misnoegd broedend zat hij een balans op te maken en moest tenslotte toegeven: zó ging het niet langer!

Steiner voelde in­stinctief dat hij nu de grote sprong moest wagen als hij niet wilde stikken in dit rotgat: nu of nooit!

Hetzelfde gevoel had hem twee jaar geleden in de koolmijn ook bekropen, herinnerde hij zich: die wurgende druk op de borst in de pikzwarte, stoffig-hete antracietpijpen van de "Bois du Casier"...

Enfin, lang had hij het daar dan ook niet meer uitgehou­den: vijftien jaar was ten andere voor de meesten de max. Na de grote stakingen van '36 was hij als raddraaier de bak ingevlo­gen voor zes maanden en na zijn vrijlating had hij het hier in Westende geprobeerd als schoenlapper. Maar door zijn grote bek en zijn strijd-propaganda voor de ontvoogding van de arbeider waren de meeste klanten op den duur weggebleven, opgestookt door die slijmerige rotpastoor. Nu, één jaar later, moest hij verbitterd vaststellen dat die boerehufters hier hoe dan ook nog lang niet rijp waren voor de wereldrevo­lutie van het proletariaat...Als die boerekloten verdomme hoopten dat hij nog langer voor hen missi­onaris zou spelen, konden ze die verwachting steken waar hij dacht!

De laatste weken, en vooral sinds uit de verkiezingen opnieuw de zelfde oude gemeenteraad te voorschijn was gekomen, werd hij het hier als enige linkse extremist tussen al die bange hazen en ver­stokte reacti­onairen plots gron­dig beu. Zó grondig dat hij begon te snakken naar eigen volk. Want een revolutie start je niet op je eentje, wél met kameraden in de schoot van een geheime organisatie. Hier verloor hij met ijl geblaat zijn tijd, terwijl overal elders moedige strijd­makkers daadwerkelijk de bruine pest bekamp­ten...Als ware held­en, met het geweer in de vuist, zoals in Spanje...

Spanje, daar zégt ge me iets...Toen die naam eenmaal gevallen was, wachtte hij onbewust enkel nog op een geschikte gelegenheid om de schepen achter zich te verbranden.       

En deze gelegenheid kwam nog vlugger dan verhoopt.       

Die avond zat hij in het donker nog een laatste pijpje te roken achter zijn werkbank en wraakzuchtig te piekeren over een betere wereld voor de arbeidersklasse. Een wereld zonder al die vette sigaarpaffende patroons, schraperige winkeliers en eigenwij­ze klerikale schoolfrikken. En vooral: zonder die wijwater-zwie­rende zwartrokken met hun middeleeuwse hocus-pocus en hun hersenver­wekend bijgeloof! ...Je mocht nu van Stalin denken wat je wou, maar hij had het Russische volk toch maar eventjes radicaal bevrijd van al die uitzuigers, of niet soms ?! En het Spaanse volk eveneens, niet te vergeten...Want als de laatste jaren in de zonnige republiek achter de Pyre­neeën al deze slavendrij­vers om zeep waren gebracht was dat enkel aan Vadertje Jozef Stalin te danken...Een Spanjaard zou nooit op dat goede idee zijn gekomen...

Jammer dat zoiets hier in Wes­tende niet mogelijk is,  over­woog hij bitter. Want hij had maar àl te graag die namen op zijn lijstje eventjes grondig "afge­werkt", en met het roestige mes als het moest! ...In gedachten liep hij de rij nog eens af:  eerst Biervliet, de stinkendrijke brouwer, dan die pre­tentieu­ze schoolfrik Engelborghs, de notaris en zijn protserig wijf, de...

Op dat ogenblik zag hij buiten in de maneschijn plots die jonge zatlap opdoemen en zwijmelend uithalen. Als in een vertraagde film volgde hij de halve baksteen, die langzaam wentelend in een boog naar zijn uitstalraam vloog en in één klap rinkelend zijn ruit én zijn dagdromen aan scherven wierp!  Hij schrok zich een bult maar was te traag van reactie om naar buiten te vliegen en achter die pummel aan te rennen.

Hem een ferme pandoering verkopen ?...Maar wat aarde bracht dat aan de dijk ? Nog méér zever met de zatte champet­ter, ja!  En hij kon die vent zó al niet rieken of zien, ondanks zijn schijnbaar goedbedoelde bemoeienissen in de zaak Petré!  Plots drong het tot hem door dat de aanslag van die zuigeling daarbuiten bijna zeker verband hield met de gewelddadige dood van Dis...

Walgend keek hij naar de ruïne om zich heen. De boel opruimen had nog weinig zin: Westende zat hem tot dààr!  In dat rotdorp kon je als progressist toch nooit aan de bak komen of de ware stem van het volk laten horen. Tenzij dan met een bom of een revolver!  En dan nog!

Met een diepe zucht kroop hij van zijn kruk en liep lusteloos naar de kleine keuken...Een bom of een revolver, makkelijk gezegd!  In de Borinage had hij voldoende aan den lijve ondervonden dat zelfs het gros van zijn ferventste medestanders daarvoor terugschrok, op misschien twee-drie kameraden na... En met drie man kon je de dictatuur van het proletariaat wel verge­ten...Hier,  tenminste!

Maar in Spanje, daar lagen de zaken ànders!  Daar stond heel het volk schouder aan schouder in de strijd tegen het fascisme om de bruine pest in het bloed te smoren. Dààr gold voor het eerst de leus " Alle macht aan de arbeiders! " die hij zo uitdagend op zijn uitstalraam had gekleefd en waarin die stomme hufters hier achterbaks schijnbaar veel plezier schepten...Maar dààr, in Spanje, werden met de hulp van kame­raden uit alle landen de vuige kapitalisten en de slijme­rige klerikalen uitgeroeid dat het een plezier was om zien!  En verdomme in één moeite door ook al die protserige kerken verbrand!  Dààr deelden de anarchisten de lakens uit en konden er ongehinderd hun ideaal verwezenlijken:  alle produktiemid­delen in collectief beheer geven aan de werkende massa, het proletariaat, de arbeiders en de boeren...

Zijn verhitte verbeelding sloeg nu pas echt op hol.

Na nog twee dagen wikken en wegen in de schemer van zijn neerge­laten rolluik had hij uit zijn "reparaties" op het schap drie paar stevige schoenen uitgekozen en zijn kassa afge­slo­ten. Vier hon­derd achtendertig frank: daar­mee kon hij het wél een veertien dagen uitzingen, maar méér ook niet. En al kende hij de weg die de kameraden volgden voor ze in Frankrijk door de Rode Hulp werden opgevangen en verder geholpen, met lege handen wilde hij er niet aanko­men...                                 

Dus brak hij de nacht van zijn vertrek zonder de minste schroom in bij brouwer Biervliet en legde er beslag op de duizend zevenhonderd frank uit het blikken geld­koffertje in de lade van het bureel. " In naam van het Volk! " mompelde hij. En op de nieuwe fiets van die stomme Eveline Bier­vliet, die hem steeds als een stront had behandeld, peddel­de Steiner in de vale dageraad naar het zuiden, zijn noodlot tegemoet...           

Eens voorbij het gloednieuwe Albertmonument zwoer hij, luidop schreeuwend tegen verbaasde koeien, de dure eed dat niemand van dat verdomde rotdorp hem nog ooit zou terug­zien!  Niemand!         

Maar zoals zoveel van zijn àndere dure eden zou ook déze op den duur in de wind verwaaien: het stond nu eenmaal in de sterren geschreven dat nog aardig wat Westendenaren met hem te doen zouden krijgen. En hij met hén.

Te beginnen met Joseph, vier jaar later...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (18 Stemmen)
10-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 14
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A11 VERKIEZING MET EEN STAARTJE.


 

 In de plaat­se­lijke politiek stelde Rode Steiner niets voor: de mensen beschouw­den hem meer als een zonderling. En als hij al eens heibel stampte tussen het publiek op de gemeenteraad begreep geen kat iets van zijn protesten. Wat hij uitkraamde was hoog­staand Chinees voor de toehoorders en telkens de champetter hem uit de raadszaal bonjourde werd er nadien op café "een goede scheet gela­chen".

Gemeenteraadslid Meester Engel­borghs begreep hem wél, want die kon ­af en toe ook met van die dure stadhuis-woorden scher­men, die mis­schien wel uit het zelfde boekje kwamen. Maar met hém werd nooit gela­chen...Op de provocaties van Steiner ging hij nooit in en als dat een enkele keer toch gebeurde, kreeg de meester de monke­lende meute zonder moeite op zijn kant en kon hij met de schoenlap­per vro­lijk de vloer aanvegen.       

Voor de rest gold het ordewoord om de zever van hun dorpsanar­chist hooghartig te negeren, dood te zwijgen, en de sukkel letterlijk links te laten liggen: " Laat die zot gerust en maak er vooral geen martelaar van! " Voor de flaminganten  vormde hij geen enkele bedreiging, want hij kwam niet eens óp bij de verkiezingen: niemand zou het in z'n hoofd halen met die kwibus op één lijst te gaan staan...De mannen rond Engel­borghs richtten hun actie uitsluitend tegen de serieuze lijst­trekkers, met de bedoeling de invloed van deze notabelen op de gang van zaken in het dorp te breken. En daar stond Steiner volledig buiten.

De plaatselijke knokploeg van het Verdinaso amuseerde zich in die dagen dan ook kostelijk met het saboteren van de democratische verkiezingen, alleen al omdat ze principieel tégen waren. Ze vonden het té gek dat gelijk welke debiele tafelspringer mee zou kunnen bepalen hoe de gemeente moest worden bestuurd. Neen, degelijke beleidslijnen dienden centraal uitgestippeld, vonden ze, door een Leider-met-Visie die wist wat goed was voor de "Dietse Volksgemeenschap"...Al die hufters met hun kieslijsten waren te stom om te helpen donde­ren en aan hun corrupt ge­knoei moest dringend paal en perk worden gesteld. Dus klopten de militanten zonder complexen links en rechts wat mandata­rissen een blauw oog en stuurden de te ijverige plakkers naar de tand­arts in Oostende, toevallig een man met sympathie voor hun Groot-Nederlandse Zaak...

En of de slachtoffers nu voor lijst één,  twee of drie het nachtje hadden doorgepapt, was voor de recht­ge­aarde ­Dietser van geen enkel belang: " Klop er op! "... Tenslotte was Mussolini met zijn Zwarthemden in Italië ook zó aan de macht gekomen in '22: door met intimidatie - en waar nodig met brutaal geweld - het cor­rupte politiek profitariaat te verdrijven. En je wist maar nooit hoe ook hier bij ons een dubbeltje rollen kon...               

Twee weken vóór de verkiezingen trok Joseph op zaterdagavond mee met het groepje Dinasomannen van meester Engelborghs, om de nog natte propagandabiljetten van de nachtelijke plak­ploegjes af te scheuren, of te overschilderen met "Verdinaso wint! " Tegen het ochtendgloren vonden zijn vrienden het welle­tjes en was iedereen, gesterkt door nog een laatste Roden­bach, op de fiets beddewaarts gereden. Maar Joseph kon niet aan de verlei­ding weerstaan om in z'n eentje, op weg naar huis nog een tiental plakka­ten af te scheuren. Staande op zijn stuur lukte het hem zelfs een paar van de hoogste plaksels los te ruk­ken!

En dat waren er juist een paar teveel. Voor hij het goed wist trok de rijks­wachter, die uit het niets was opgedoken, hem achteruit van z'n fietsbuis naar beneden.       

 " Wel vent, wat denkt ge wel dat ge doet, hé ?!" snauwde de pandoer. Maar Joseph lag verbouwereerd op z'n achterwerk en was te erg geschrokken om te antwoorden.        

" Dinaso, hé ?!",sneerde de bruut, op zijn oranje arm­band van het verbond wijzend­­, " En helemaal alleen ? Dat is toch niet van ulle gewoonte, wat ? De kornuiten zijn al gaan slapen, hé, en meneire wil er in z'n ééntje nog een scheptje bovenóp doen! ...Ja-ja, ik versta dat wel: de klootzak moet nog eventjes de held uithangen, voor het licht wordt, hé! "          

Dat "hé " scheen een geliefd stopwoord van hem te zijn. Hij stak zijn hand uit: " Laat me uw pas maar eens zien, hé ventje! " en streek tevreden over zijn snor.         

Joseph was over zijn schrik heen en kroop moeizaam recht terwijl hij zijn pijnlijk achterwerk betastte: " Ik heb m'n pas thuis laten liggen.."

" Ja-ja, dat spreekt vanzelf..." bromde de gendarme met ge­veinsd begrip. " Maar dan moet ik u in den bak steken, hé, en nog een boete bij geven van dertig frank, als ge uwen pas niet ipso-facto bovenhaalt, hé! "

Die man had gestudeerd, dat hoorde je direct...Joseph greep dan maar driftig in zijn vestzak.

" Het is hier toch te donker om een proces te schrijven, hé", stelde snorremans vast." Kom deze voormiddag, tegen de noen, maar naar den bureau in Nieuwpoort, hé, dat zal daar gemakke­lijker gaan! "...Hij stak de identiteitskaart demonstratief in zijn zwarte lederen tas en salueerde nonchalant tegen zijn sjako: " Tot straks, hé vent! "

 

Ze hadden er in Nieuwpoort wel een verdomd gewichtig proces-verbaal van opgesteld, maar meester Engelborghs wuifde nonchalant zijn onrust weg: " Als er een boete van komt, betaalt het Verbond dat wel"...Joseph mocht op beide oren slapen...     

Maar juist voor de verkiezingszondag moest cadet Petré op het verslag van de commandant komen. Die liet hem eerst nog een kwartier in z'n sap stoven op het bureel van de schrijver voor hij hem binnenriep. Joseph zag onmiddellijk dat er stront aan de knikker zat.

De commandant keek kwaad op toen hij zich presen­teerde:       

" Dis, Petré, qu'est-ce qu'on me raconte ici, dans ce proces-verbal...de la Gendarmerie de...Nieuport ?"...

De moed zonk hem in de schoenen: de smeerlappen hadden het verslag naar zijn schooladres gestuurd, inplaats van naar hem thuis!

" Si je comprends bien ce patois, t'as de nouveau fait le zouave dans ton pattelin, avec ces cons de flamingants! ...Destruction de panneaux destinés aux élections démocra­tiques! ...Mais je rève! ...T'es malade, ou quoi ?!"

De officier liet de kraan van zijn rechtvaardige toorn lustig lopen, spuide zijn sarcasmen en ongeloof over " tant de bétises " kwistig in 't rond en besloot zijn monoloog na vijf minuten moedeloos en buiten adem:

" Regarde, fiston, j'en ai mare de tes couillo­nades, tu comprends ? Je n'en peux plus, et je ne veux plus te voir...J'en ai parlé avec le directeur de l'école, qui est d'accord pour te garder jusqu'à la fin de l'année scolaire, mais pas question que tu restes chez nous après juillet!  Et c'est une faveur éééénorme qu'on te fais, à cause de tes bons résultats d'étude, compris ?...Mais à la prochaine infraction aux règleme­nts, on te fout à la porte illico, tu piges ? IL-LI-CO! "          

Joseph knikte bleekjes: 'illico' betekende 'op staande voet buiten gesmeten ' ,miljaarde! ...Daar had hij geen woordenboek voor nodig.        

" Bon!  Rompez! "  En hij kon gaan...

 

Het moeilijkste was nog die ramp aan zijn moeder uit te leggen. Toen de ernst van de straf tot haar doordrong kreeg Marie bijna een collaps: gedaan met de hoop hem nog drie jaar op kosten van de Staat te laten studeren, gedaan met het vooruitzicht hem ooit nog officier te laten worden in het leger!  Al de inspanningen en ontberingen van het gezin, om Joseph een goede kans te geven hogerop te klimmen, waren voor niets geweest!  Drie jaar studies hopeloos verloren...Nog een geluk dat den Dis het niet meer heeft moeten meemaken!  Wat een schande!  Wat een ramp!  “ Gijsse onnozele melkmuil!”

Iedereen kreeg de schuld of een veeg uit de pan, Joseph in de eerste plaats. Waarom moest hij toch zonodig weer de held uithangen in z'n ééntje!  Was hij nu helemaal op zijn kop gevallen! ? Hij was toch al twee keer verwittigd geworden door zijn commandant, dat hij moest ophouden met deze flamingantis­tische zever. Was hij dan niet oud genoeg om dat te verstaan ? Waar dienen al die studies voor, als ge zo'n simpele zaken niet begrijpt!

" Maar Moeder, ge wist toch ook dat ik die zaterdag met de kalkploeg van den Engelborghs zou meegaan...", wierp hij voorzichtig tegen.        

" Allee, geneert u niet! ",voer ze verwoed uit," het zal mijn schuld weer zijn zeker?!" En na een korte adempause hernam ze wanhopig: " Engelborghs gaat dat arrangeren ?!...Engelborghs, nog zo één!  Als die maar kan opstoken! ...Ik vraag me af wat die grote meneire nu gaat doen om de stukken te lijmen "...En wanhopig barstte ze in tranen uit.

Maar de uitleg van Engelborghs viel nogal mee. Joseph kreeg hem op de verkie­zingsnamiddag, voor hij naar de cadettenschool terug treinde, nog even te spreken en de meester beloofde hem wel een oplossing te vin­den...

 

Toen de wetsdokter van het gerechtelijk laboratorium van Gent meer dan twee weken na het ongeval nog steeds geen resul­taat van zijn onderzoek bekend had gemaakt, was de meester het wachten beu geworden en had persoonlijk navraag gedaan bij professor Daels, toevallig ook een "geloofsgenoot"...Deze gaf hem de verzekering dat de stoffelijke resten die door de rijks­wachters nà de ontploffing ter plekke werden ingezameld voort­kwamen van een gemummificeerd lijk dat reeds minstens twintig jaar in de pekel had gelegen en tot...het zwarte ras had behoord!  

Dit kwam aan als een donderslag bij heldere hemel!  Totaal ongeloofwaardig: met zo'n lachertje kon je bij niemand aankomen, zeker bij Marie niet. Maar in feite hoéfde ze het ook niet te weten. Engelborghs besloot dan ook wijselijk er tegen haar over te zwijgen. Maar hij weerstond niet aan de verleiding het als mop te vertellen aan zijn twee collega's Denolf en Bloesaert tijdens hun gezamenlijke bewaking op de speelplaats. Zo konden ze samen nog eens een goede scheet lachen!  

Maar geen van beiden lachte."Minstens twintig jaar, hé?" vroeg de jongste, meester Bloesaert die de bengels van het eerste en tweede jaar leerde lezen, schrijven en rekenen:  "Zeker een gesneuvelde van de Grote Oorlog..."

“ Ja maar: een neger, hier in onze duinen?"

Bloesaert knikte nadrukkelijk: hij liefhebberde in de plaatselijke heemkunde en ging er prat op de lokale geschiedenis tot in de kleinste details te kennen: "Negers, hier ?! Zeker weten, amice, zeker weten! In oktober '14 zijn onze duinen dagenlang verdedigd door de fameuze Franse generaal Grossetti met zijn 42.division, rond 23-24 oktober als ik mij goed herinner..."         

"Ja, dàt weet ik ook wel, van Grossetti! " zei Engel­borghs wat geprikkeld: "Ik kan ook lezen wat er op zijn monu­ment staat op de grote baan bij de Lac-aux-Dames. Maar dat waren toch geen negers, die soldaten van het 42ste! " Dat wij in de donkerste dagen van '14 de verdediging van onze blonde Dietse duinen aan zwarten te danken hadden, scheen hem aardig tegen de borst te stuiten!

"De soldaten niet, nee. Maar veel officieren van het 42ste waren reservisten die in vredestijd een administratief ambt vervulden in de koloniën van Afrika. Die hadden daar persoonlijke boys voor alles en nog wat, lijk bij ons in de Kongo. En veel van die heren hebben bij hun oproeping gewoon één of twee bediende meegenomen naar het leger als ordonnans, zo simpel was dat. En als er hier bij de terugtocht van het 42ste naar de Geul zo'n negers sneuvelden dan kapten de Duit­sers die nadien al rap in een bomtrechter: ze hadden schrik van zwarten, zelfs dode!  Rap zo diep mogelijk de put in, zonder registratie, iets wat ze voor de blanken wél deden.”

Bloesaert genoot zichtbaar van de aandacht: “Er zijn hier in de jaren twintig regelmatig nog lijken gevonden in onze duinen: heel interessant!  Van alle soorten: Engels­mans en Indiërs,  Marokkanen en Senegalezen ,maar vooral Franse Zouaven. Dat waren vreëe mannen uit den Afrique :die bleven vechten tot dat ze doodvielen ! In Koksijde staat er een monument ,speciaal voor die gasten ! Ge moet niet vergeten dat de frontlijn hier tot de zomer van '17 liep van Lombardzijde-strand tot aan de Bamberg-hoeve: daarna hebben de Duitsers ons over de Geul gedreven tot ze in oktober '18 de kust moesten ontruimen. Normaal was het in die sector betrek­kelijk kalm en veel geallieerde divisies kwamen hier zogezegd uitrusten. Toch hebben we in de duinen nog veel graven gevon­den...Maar de laatste tijd is het wat stil geworden..."

"Stil? Vaneigens: na twintig jaar in de losse grond moeten zelfs de taaiste lijken tot stof vergaan zijn!  Daarom kan ik moeilijk aannemen dat ze na die ontploffing van Petré nog beenderen gevonden hebben met vlees aan - zélfs van een neger - die zouden dateren van '14-'18. Dat is onmogelijk! "

“Ach, niets is onmogelijk." kwam de hoofdonderwijzer Denolf er rustig tussen: "Alles hangt af van de grond waarin hij werd begraven. Als daar geen wormen in zitten of andere bacteriën kan dat verteren een hele tijd duren. En 't grondwater speelt ook een grote rol: in de duinen is dat zo zout als de pest, en zout conserveert goed, dat weet ge...Ik heb die put van Petré gezien: halfvol groen water. En de uitgeworpen grond was geen gewoon duinzand: er zaten dikke klompen turf en blauwe klei bij...Wat nog eens bewijst dat de doorsteek, waar het ongeluk gebeurde, een vroegere zeearm was die dichtslibde en door de duinen werd ingepalmd..."

"Zeker, zeker" viel Bloesaert in, want ze kwamen weer op zijn domein: " Twaalfde eeuw!  Voordien liep het Groot Yperleed hier in zee!  Maar met het indijken van de IJzermonding zijn alle moerassen rondom drooggevallen..."

"Allee, al een geluk, of we liepen hier nog in 't slijk te dabben" spotte Engelborghs: dat aanhoudend gepronk van die Georges Bloesaert met zijn heemkring-wijsheden en zijn keuken­latijn werkte hem al lang op de zenuwen!  Maar eens gelanceerd wist deze van geen ophouden meer:

"Dabben, zegt ge? Zwemmen zou al juister zijn!  In de vroege middeleeuwen stond hier nog tot twee meter water, amice!  Bij het bouwen van de eerste kerk van Sint Laurentius hebben ze nog een eiken stut van een paalwoning uitgegraven die manshoog met mosselen was bedekt!  En gezien die mossels enkel ónder water kunnen leven...

"Voilà Georges, we zitten weer bij de Menapiërs! "   Engelborghs had al spijt dat hij over die neger was begonnen!  Ook Meester Denolf voelde de opkomende wrevel en stelde er diplomatisch een eind aan door zijn "raap" boven te halen.

"Komt mannen, 't is laat...Georges, fluit gij het einde van de speeltijd?..." Het voorrecht van de jongste.

 

Engelborghs had het haar de volgende avond dan tóch maar verteld, van die neger, waar Leon bijstond. Marie incasseerde het zwijgend maar de kleine veerde recht:

"Dan hebben de meeuwen die middag de gruzelementen van Zwarte Piet opgepikt en ingeslikt, hé Meester! Ik weet nog goed hoe wild ze deden al duikend naar de grond en ondereen vechtend voor een stukje...Maar ze wisten niet dat het zo oud was en van een bedorven neger,hé Meester en 's avonds bij 't slapengaan zijn ze allemaal ziek geworden en gecreveerd...Maar dat legt nog altijd niet uit waarom ook al mijn konijntjes gestorven zijn, die nacht..."

Marie had zich afgekeerd om met haar voorschoot de ogen te deppen, wat Engelborghs verplichtte het gesprek enkel met Leonnetje voort te zetten: "En hoe gaat het met de nieuwe nesten, jongen, zijn ze al een beetje ge­groeid?"

"Ja-ja Meester!  Maar het zijn jammer genoeg allemaal bokken, Meester, en die fretten lijk zot maar krijgen geen jong, hé! ...Maar Kamiel Blomme heeft mij voor naaste week een jonge moer beloofd die nog niet afgereden is en uit een nest van Vlaamse Reuzen komt!  Een grauwe met een witte borst die zekers zó groot wordt! " Hij omkaderde fier met beide handen zijn borstkas tussen navel en kin

"Allee, verzorgt ze maar goed, jongen..." De kerkklok sloeg vijf: "Holà, ik moet er vandoor!  Houdt u sterk, hé Maria! "

Maar die bleef star naar buiten kijken.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (12 Stemmen)
10-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
09-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 13
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A10BIS  HITLER, DE BIERKELLERSTRATEEG.


 

                                                              Vanaf april '38 werd het steeds duidelijker dat Franco op een rechtse overwinning in de Spaanse burgeroorlog afstevende en daar als "Caudillo" de teugels in handen zou nemen om ons met nog één dictatuur méér te verrijken. Want men mag niet vergeten dat destijds de helft van Europa - op Engeland, Frankrijk, Zwitserland, de Benelux, Tsjecho-slovakije, de Scandinavische en de Baltische landen na - op autoritaire, dictatoriale wijze werd geregeerd.

In Italië had Mussolini in 1922 met zijn zwarthemden na een mars op Rome de macht veroverd en sindsdien dit land opgewerkt tot dé grootmacht van zijn "Mare Nostrum". Met zijn "permanente revolutie" en de embrigadering van jong en oud liet hij heel de bevolking in de (ganzen) pas lopen en kon, mits een weliswaar hardhandig onderdrukken van de oppositie, zijn vooruitstrevende sociale hervormingen doorvoeren. Met veel grootschalige openbare werken, zoals het droogleggen en in cultuur brengen van de Pontijnse moerassen en de kolonisering van Libië, loste hij in een oogwenk de werkloosheid op. Hij verdrong met het verdrag van Latranen (1929) de inmenging van de Kerk uit het openbare leven (oprichting van Vaticaanstad). Ondanks de eerder trieste vertoning van zijn leger bij de verovering van Ethiopië (oktober '35 tot mei '36) bleef Mussolini in eigen land zeer populair. Tot hij vanaf 1938 zijn lot te zeer aan dat van Hitler verbond en zich door deze in de Tweede Wereldoorlog zou laten meesleuren.

Hitler had, in navolging van Mussolini, in november '23 eveneens een putsch ondernomen om met zijn kleine nazipartij in de staat Beieren de macht te grijpen, maar was daarin jammerlijk mislukt (zoals trouwens een dertigtal andere heethoofden vóór hem). Het chaotisch klimaat in het verslagen Duitsland was daar tijdens de eerste vijf jaar nà de Eerste Wereldoorlog nochtans uitermate gunstig voor : allerhande ontslagen krijgsheren zwaaiden er met hun Freikorpsen de plak, werkloosheid dreef de arbeiders in de armen van de Rode revolutie en de inflatie (4 biljoen mark voor één dollar! ) bracht de middenstand tot de bedelstaf. De zwakke Weimar-republiek werd gewurgd door de 132 biljoen mark herstelbetalingen terwijl haar rijkste grensprovincies door het buitenland waren bezet, zoals de Elzas, het Rijnland, Silezië en West-Pruisen.           

Na de mislukte putsch schreef Hitler tijdens zijn negen maanden gevangenschap het warhoofdig meesterwerk "Mein Kampf". Dat werd de bijbel van het vernieuwde nationaal-socialisme en daarin kregen de joden de schuld van alle Duitse kwalen. Maar na zijn vrijlating bleek de Reichsmark gestabiliseerd en begon de Weimar-Republiek aan een nooit geziene economische heropbloei. Dit deed Hitler wijselijk van verdere revolutie afzien :hij zou de macht veroveren via de wettelijke weg.

En dat lukte aardig. In '28 veroverden de nazi's, dankzij de straatterreur van hun "Sturmabteilung" (S.A.) en Hitlers oratorisch talent, 12 zetels in de Reichstag. Na de beurskrach van Wallstreet die half Duitsland ruïneerde en 6 miljoen werklozen op straat joeg ging het vlug crescendo : in '30 kregen ze 107 zetels en in '32 zelfs 230 zetels,  waarmee ze in het halfrond de grootste groep vormden. Na nog een jaar vol intriges en touwtrekkerij benoemde de oude president Hindenburg Hitler op 30 januari '33 tenslotte tot Rijkskanselier en gaf hem, zoals trouwens aan al zijn voorgangers, het recht bij volmacht te regeren. Alle partijen in de Reichstag bevestigden deze machtiging met 441 tegen 94 stemmen en stelden daardoor zichzelf buiten spel. De Londense 'Guardian' wijdde voor het eerst een klein artikeltje aan het personage van de 'Führer' en noemde hem een Bierkellerstrateeg…

Hitler trof onmiddellijk alle maatregelen om de machtspositie van Rijkskanselier nooit meer te moeten afstaan en overspoelde het land met allerlei tegenstrijdige wetten waardoor de rechtspraak een toonbeeld van willekeur werd, met de Führer als opperste scheidsrechter. Hij benoemde in alle machtsknooppunten eigen acolieten, plaatste de uitgezuiverde politie onder controle van de SS en maakte de legerleiding monddood door het rondstrooien van echte en vermeende seksschandalen. De Kerken, syndicaten, politieke partijen en jeugdbewegingen werden onmiddellijk "gelijkgeschakeld", ttz door de nazi’s opgeslorpt. Als hun leiders zich daartegen verzetten werden ze tegen de volkswoede (van de S.A...) in z.g. "Schutzhaft" genomen en goed beschermd in een concentratiekamp opgesloten. Wie een staatsplaatsje wilde moest eerst met een partijkaart bewijzen een "goede Duitser" te zijn, wat de S.A. binnen het jaar één miljoen nieuwe leden bezorgde...Maar toen de leiders van dit privé leger teveel praat kregen liet Hitler er op 30 juni '34 tijdens de "nacht van de lange messen" een duizendtal door zijn SS ombrengen...

Joden werden geboycot en uit het openbaar leven verdreven om hen tot emigratie  aan te zetten. Uitreisvisa kregen ze evenwel pas na de "verkoop" (aan partijleden en tegen waardeloze pandbrieven) van al hun bezittingen. Ongeveer 250.000 welgestelde joden ging daar vlug op in, maar de werkende middenstanders bleven noodgedwongen achter. Hun hoop dat het straatgeweld wel zou overwaaien vervloog definitief en onherroepelijk na de "Kristallnacht" van 9 november '38...(zie verder)

Zoals Mussolini loste Hitler vanaf 1935 de werkloosheid op door grote infrastructuurwerken uit te voeren, de jongeren tot zes maanden "Arbeidsdienst" te verplichten en vervolgens twee jaar in het leger te stoppen. Gedaan met luieren...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
09-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
08-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 12 B
Klik op de afbeelding om de link te volgen

      DE PIJNBANK...

Maar de volgende morgen lieten de gendarmen zich niet zo gemakkelijk in de luren leggen. Toen de chef zijn verhaaltje had genoteerd, bromde hij een paar maal nadenkend "Ha-zo..." onder zijn hangsnor en wierp dan plots Steiner een priemend blik toe: "Dat klopt niet, hé vent. Dat klopt langs geen kanten! "

 

      Dit sloeg Steiners zelfgenoegzaamheid volledig aan scherven: "Wa-wat klopt er niet, Chef?"

 

      "Dat vertelseltje dat ge van de doorsteek terug naar de Zeelaan zijt gegaan, vent: vergeet dat maar. Ik heb getuigen die dat helemaal ànders hebben gezien! "

 

     "Ze liegt! Ze wil mij erbij lappen omdat ik links ben en haar vent rechts! Ik ben niet teruggekeerd naar de duinen maar van de doorsteek recht naar..."

 

      "Tututut!  Zeg dat nog eens: "Ik ben niet..."

 

     "Goed weten verdomme! Ik ben niet teruggekeerd in den doorsteek, maar recht naar huis gegaan om te slapen! Daar zie, en probeert maar eens het tegendeel te bewijzen: het is mijn woord tegen het hare! "

 

      "Het hare? Maar op wie hebt ge't, vent?"

 

      "Wel, dat wijf van Petré, tiens! Wie anders?! Ze liegt dat ze blauw ziet! Die brief van haar is helemaal gelogen..."

 

    De chef glimlachte minzaam: "Welke brief, vriend?"

 

     "Die ze naar de gendarmen gestuurd heeft, zonder te tekenen... Zo is het gemakkelijk om iemand zwart te maken, hé! "

 

    "En hoe weet gij dat wij een brief hebben ontvangen?"

 

      "Van de..." In een flits zag hij plots de val wijd open voor zijn voeten gapen. Die grijnzende smeerlap had hem er bijna ingeluisd...


      "Van wie, vriend?" drong de chef minzaam aan.

 

    "Van wie wat?...Die brief?...Maar van horen zeggen, tiens! "

 

     "En waar haalt ge dat Marie Petré die geschreven heeft? Ook van horen zeggen, zeker? "

 

      "Zij is d'enige die mij wil zien hangen..."

 

     "Denkt ge? Ik denk dat op dien gelukkigen dag dat ze u ophangen heel het dorp komt zien, sukkelaar!

 

      Maar 'k zal u eens iets vertellen:  Marie heeft dien brief niét geschreven, dat hebben wij gecontroleerd" loog hij. "Maar 't is wél interessant te noteren dat gij van die brief afwist..."

 

     Steiner kon zichzelf wel vervloeken. De garde zal hem dit verraad zeker duur laten betalen...

 

      "En ge blijft er dus bij dat ge niet meer terug de doorsteek zijt ingelopen, maar vanaf de barak van de Petrées recht naar huis zijt gegaan, hé?" Steiner knikte opgelucht: de storm was blijkbaar voorbij. De chef klapte zijn beduimelde notaboekje zuchtend dicht "Bon...Maar ge spreekt daar van de doorsteek "niet terug ingelopen te zijn hé ?"...Ge waart er dus eerst ùitgekomen, hé, anders zegt ge zoiets niet...Doe geen moeite om te ontkennen, want de getuigen zijn formeel. Hier zie! "


      Hij sloeg zijn nota's weer open, zoekend naar de juiste blad­zijde: " Voilà! De getuige zegt zo vroeg in de morgen harde mannenstemmen gehoord te hebben lijk van zatlappen en te zijn gaan zien. Zij zag een donkere schim lijk uit de doorsteek komen, struikelend in het losse zand. Hij riep nog iets, bleef wat staan zien en draaide zich toen om. Op dat moment herkende ik hem als de schoenmaker van het dorp Zotte Steiner, lijk wij zeggen. Hij wandelde dan op zijn gemak de doorsteek in en verdween uit mijn gezicht...Da's duidelijk hé vriend: ge kwaamt uit de doorsteek, dat staat vast! Maar wie was die tweede zatlap waartegen ge gesproken hebt?"

 

    Steiner leek wel een gebroken man: "Luistert Chef, ik was strontzat maar ik weet dat ik daar aan die barak hardop in mijn eigen heb staan redeneren of dat ik verder naar "'t Hapertje" zou gaan of niet. En misschien wel heb geroepen, dat kan zijn...En een paar stappen de doorsteek ingelopen om efkens in het los zand te gaan liggen uitrusten: okee...Maar van daar ben ik recht naar huis gegaan. Punt. Dat wijf is alleen niet lang genoeg blijven staan om mij te zien weggaan "

       

     "En van wat waart ge dan strontzat: de garde spreekt daar niet van! "

 

     "Maar Chef toch, hij was zélf poepeloere: dan ziet ge dat van een ànder niet, hé. Ik was gaan stropen en had een fles druppels meegenomen in mijn schoofzak, tegen de kou. En 't was stijf koud geweest, die nacht...Toen de garde mij te stekken had heeft hij mijn zak onderzocht en van mijn fles geproefd...goed dóórgeproefd, ge kent hem toch, hé..."

 

     De chef staarde hem lang peinzend aan en schudde toen meewarig het hoofd: "Ge stinkt Steiner, en niet alleen uit uwen bek...Ge zit tot over uw oren in de stront, makker, en uw medeplichtigen gaan u hoe langer hoe dieper duwen...Want ge zijt de ideale dader, vriend, dat weet ge toch hé?..."

 

    Hij sloeg zijn notaboekje weer open en las hardop voor: "Hier zie : Steiner ,huidig beroep Dorpsschoenlapper...Linkse extremist die onder andere al zes maand in de bak zat wegens raddraaierij bij revolutionaire stakingen in de Borinage, hé?...Da's al een zéér goed begin, hé! ...Kreeg een verplichte ver­blijfplaats toegewezen in Westende... Wat nog?... Als mijnwerker werd hij specialist in de behandeling van springstoffen. Moet er nog zand zijn?!... En 't is nog niet gedaan! Fanatieke antifascist, in het dorp bekend om zijn najagen van otupi... neen: ùùutopische linkse idealen... Met andere woorden: ge zijt een beetje zot. Ik zuig dat niet uit mijn duim, hé vriend: zo staat het in uw dossier op onzen bureau...Ik zou dus maar heel goed uit mijn ogen zien want vandaag of morgen hebben uw vrienden u liggen, als ge weet wie ik wil zeggen..."

 

    Na deze cryptische uitspraak tikte hij tegen zijn sjako en stapte met zijn zwijgzame collega de schoenlapperswinkel uit. Pas toen ze buiten op hun fiets stapten trok Steiner met een diepe zucht vanonder zijn leren schootsvel de revolver uit zijn broeksriem.


   "Allee, al chance dat ik niet heb moeten schieten" dacht hij opgelucht. Maar achter zijn rug hoorde hij zijn duivelse alter ego smalend lachen: "Gij schieten?! In uw broek, ja! "


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
08-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 12
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A09  ZOTTE STEINER

 

      Alles slijt. De schokgolf veroorzaakt door de geweldda­dige dood van Dis ebde langzaam weg, temeer daar de gemeente­verkiezingen er aan kwamen. Wel bleef de geruchtenmolen over de” mogelijke dader" traagjes voortdraaien. Maar deze zou zeker na een week stilgevallen zijn zonder het vreemd verslag dat die maandag in” De Kustwacht", het Oostendse regionale dagblad, verscheen op bladzijde twee.     

      “ Hebt ge't gelezen wat ze van den Dis schrijven in de gazet?" vroeg Jetje gejaagd toen ze na haar boodschappenronde bij Marie binnenviel.” Een schande! Dat ze dat allemaal zo maar mogen rondstrooien! Hij ligt in de” Lekkerbek" hier achter de hoek. Ge moet eens gaan zien: pakt een pint, het is de moeite waard!"

      " Wat valt daar na veertien dagen àchter dien ontploffing daarover nog over te vertellen dat de mensen niet weten?" vroeg Marie wat moedeloos.

      "Leugens tiens, wat ànders?! Daar gaat ge van verschieten ! Die venten van de gazet hebben Gaspar Soete ondervraagd en d'er een soepje van gemaakt. Dat hij op de tram, van naast de wattman, na de slag duidelijk een mens heeft zien weglopen langs de rails en dat het mogelijk den Dis zelf zou kunnen geweest zijn!"

      “Den Dis?? Maar mens, die was toen toch al dood, nà de slag! Wat is dat nu voor zever!"

      "Wel, ge moet maar eens gaan lezen, ge zult dan wel zien dat het geen zever is!"

      "Dat ziet ge van hier dat ik daar geld voor een pint aan ga geven! Dat ze schrijven wat ze willen :de oplossing zal van de gendarmen moeten komen en niet van al die rotte vuilschrijvers."

      "Ha, bon...Als ge 't zo oppakt...Ik ga m'n groentes kuisen, salut!"

      "Die is wat in haar gat gebeten, geloof ik" dacht Marie. En met al dàt had ze nog vergeten haar vriendin het goede nieuw te melden van haar mogelijke aanwerving als keukenhulp in” Ons Rustoord", hier aan de overkant...

      Maar na de middag, toen Leonnetje terug naar de knechtjesschool was vertrokken, kon ze toch niet nalaten even in de ” Lekkerbek" binnen te wippen. Het artikeltje was vlug gelezen, maar het verteren zou jaren in beslag nemen: er was altijd maar sprake van "de verdwenen D.Petré", aangezien” de Heer Veldwachter Capoen benadrukt dat er geen stoffelijk overschot is gevonden en de Heer G.Soete de mogelijkheid niet uitsluit in de vluch­teling langs de tramrails de vermiste Petré herkend te heb­ben."

      "'t Is me nogal wat gezegd, hé Marie!..." onderbrak de waard haar opkomende woedeaanval :"Mensen, wat die gazetteventen allemaal durven drukken, hé !" 

      "Waar haalt de Soete het uit dat hem den Dis heeft zien lopen, verdomme! Hij was weer zat zeker!"

      "Ja, hij had er één op, en is ten andere naast de voeten van de wattman gevallen toen die na de slag alles dicht gooide zodat hij zeker niet veel gezien kan hebben. Maar 't schijnt dat hij dat ook nooit beweerd heeft, dat hij den Dis zou herkend hebben: dat is een uitvindsel van die gazettenvent. Daarentegen: hij is mordicus zeker dat hij iemand langs den spoordijk heeft zien vluchten, in een flits, tegen de richting van de tram in, juist vóór hij viel. En dàt geloof ik van hem. Maar wie dat geweest is zullen ze wel nooit te weten komen..."       

      Daar vergiste de waard zich echter deerlijk in...     

      De gemeente­raads­verkiezingen van dit voorjaar '38 deed de stemming in de café's van het dorp weer sterk stijgen.            

      Gestructu­reerde politieke partijen kwamen er niet echt bij te pas: of men al dan niet katholiek, libe­raal, socialist of flamingant was, werd niet over de daken geschreeuwd. Men stemde op lijst één, twee, drie of vier: voor Zielens, Deput­ter, Van den Kerckhove of Van Huffel; de notaris, de hereboer, de brouwer of de hotelhouder. Ze werden niet op hun ideologie gekeurd - als ze die al hadden - maar vooral op het aantal pinten dat ze trakteerden. En op dat gebied vertrok de brou­wer met een straatlengte voor. Maar ook hun plannen om de Duinen­laan te asfalteren, of cijns te heffen op de vreemde hotelgas­ten sprak de mensen aan. Grotere projec­ten moesten ze de kiezers verder niet beloven, want die reken­den verrassend vlug uit hoeveel belastingen hen dat weer zou kosten...En als het bleek niet van onmiddellijk nut te zijn, mochten ze hun stem wel verge­ten.

      Van een algemene verrecht­sing, zoals nationaal en ook buiten de landsgrenzen werd vastgesteld, was in het dorp niets te merken. De massale intocht van 21 Rex-volksverte­gen­woordi­gers in het parlement bij de laatste verkiezingen van mei '36 liet de mensen Siberisch koud :het stoken tegen de politico-financiële schanda­len, dat aan de basis lag van Leon Degrelles succes, had de laatste twee jaar niets veranderd aan de ”ver­molmde democratie" die hij beloofd had uit te mesten.

      Ook het V.N.V. had daarbij zijn aantal zetels verdubbeld, van 8 naar 16, en de communisten hun verte­genwoor­diging zelfs ver­drievou­digd, van 3 naar 9, terwijl de traditi­onele bour­geois­partijen zware klappen hadden moeten incas­seren. Wat premier Van Zee­land niet belet had nà de verkiezingen van '36 met de zelfde ploeg voort te regeren zoals voorheen, ondanks alle kiesbelof­ten.

      De traditionele gazetten brachten wel voorzichtig kritiek uit, zonder echter in eigen vlees te snijden. Enkel de extre­mistische pers schreeuwde over het politiek verraad van de partijen, de schandalige oplichting van de kleine spaarders door het failliet van de” Bank van de Arbeid" en die van de” Boerenbond" en de corruptie in de hoogste regionen. Maar veel invloed hadden die artikels niet op de dorpspolitiek :in de weinige kranten die er verkocht werden vonden de mensen enkel de sport interessant, en meer dan tien radiotoestellen waren er in heel  het dorp ook al niet te vinden.

      Dat in de Spaanse bur­ger­oorlog nog dagelijks paters en nonnen werden vermoord speelde al evenmin een rol. En dat 'de Heer Hitler', zoals de kranten hem beleefd noemden, z'n éérste vijfjaren­plan in Duitsland glorieus af­sloot met het inpalmen van Oos­tenrijk, interesseer­de de mensen minder dan de laatste over­winning van "den Végé" of "den As­so",de voetbal­ploegen van Oostende. En dan nog enkel omdat er na de wedstrijd was ge­vochten en een paar bloedneu­zen geslagen...Dat het twééde vijf­jaren­plan van Meneer Hitler een dikke veertig mil­joen doden zou kosten, kon­den ze toen vanzelf­spre­kend nog niet weten...       .          

      Maar zoals gezegd: ideologieën - of enkel maar ideeën - kwamen er in het dorp niet bij te pas. Het ging altijd over centen, over de aanbestede werken, de gegunde strand-con­cessies, de huisvuilop­haling door Jan (en waarom verdomme niet door Pier?). En caféruzies braken steevast uit omdat één of andere zatterik zich tekortgedaan voelde, of géén spreekwoordelijke vinger in de pap had gekregen.   

      De enige die in Westende politiek kleur bekende, was Steiner, de schoenlapper: rood tot in zijn haarwortels! Een jaar geleden kwam die uit het niets het dorp binnengewaaid en opende zijn winkeltje op de hoek over het gemeentehuis. In een mum van tijd hing zijn uitstalraam vol plakkaten met manmoedig vooruit stormende plebejers, die onder een zee van rode vanen onver­saagd ten strijde trokken tegen de uitbuiters van het volk.    

      Slogans zoals” Laat de Rijken den Crisis betalen!",” Proleta­riërs Aller Landen: Verenigt U! " of” Het Patronaat Buiten, Alle Macht Aan Den Arbeider!" hadden hem van meetaf aan de banbliksems van de pastoor bezorgd. Veel werk kreeg hij dan ook niet van zijn nieuwe dorpsgenoten en als hij in zijn tal­rijke vrije momenten, wat misprijzend tegen zijn deurpost leu­nend de magere klandizie opwachtte, liepen de meeste mensen  in een boog om hem heen.

      De taterwijven fluisterden iets van “ anarchist" - wat dat ook mocht betekenen - en hij kreeg al vlug de bijnaam van 'de zot', wegens die wilde blik in zijn ogen en dat bleke gezicht waarop hij destijds, als jonge gast met de eerste wol snor en sik had gekweekt in een poging om op Lenin te lijken. Wat hem ondertussen goed gelukt was. Hij zag er ouder uit dan zijn leeftijd - achtendertig - wegens al die jaren in de koolmijnen. Daarna had hij nog een paar maand in de bak geze­ten. Wegens raddraaierij bij stakingen en opstoot­jes, wist men te vertel­len...Voor de rest bleef het verleden van de” Rooie Zot" een donker mysterie.

      Terwijl Marie in de ”Lekkerbek" het leugenachtige ver­slag van de vluchteling verwerkte, stond Steiner weer een luchtje te scheppen tegen zijn deurpost. In heel de dorpskern viel er geen kat te bekennen. Tot plots de veldwachter uit het gemeentehuis aan de overkant zijn fiets uit het portaal de straat op duwde ,nogal onhandig wegens die dikke rol affiches onder de arm. Steiner zag hem recht op zich afkomen en bedwong een aandrang om naar binnen te wijken: beter moedig hier op de drempel de strijd tegen het repressieapparaat aangaan. No pasaràn verdomme!

      De garde zette zijn fiets bedachtzaam tegen de gevel van de schoenmaker en deed alsof hij deze nu pas in het deurgat zag staan :"Ha Steiner ! Hier zie, het reglement van de ver­kiezingen ! Hangt dat eens in uw vitrine, met de tekst goed leesbaar naar buiten gekeerd !"

      "'t Hangt al vol bij mij, voor deze vodden heb ik geen plaats !" Dacht die sabelsleper nu echt dat hij het volk zo maar kon commanderen?...

      "Kom, zijt maar braaf, ventje, en hangt dien brief hier waar ik het zeg !" Hij drukte zijn wijsvinger in het meetkun­dig middelpunt van de ruit, juist in de opengesperde mond van een protesterende Spaanse brigadist.

      "Daar is 't al bezet, dat ziet ge toch !"

      "Voilà, hier is uw affiche: uw winkel is een publieke plaats en doe nu maar wat ik zeg! Ik ben niet gekomen om te discuteren, vent" - en ging plots op fluistertoon voort -” maar om u te verwittigen dat de gendarmen bij mij zijn ge­weest over die ontploffing...Ge zit in slechte papieren, mak­ker, en ik moet u spreken :vanavond ten achten aan 't strand op 't einde van de Zeelaan. En ziet dat ge er zijt." En zonder verdere uitleg greep hij zijn fiets en reed naar café” De tramstatie"... 

      "In slechte papieren" mompelde de schoenlapper verbaasd,” En 'k zou verdomme niet weten waarom !" Over die ontploffing, had de garde gezegd. Maar daar wist hij inderdààd niets meer van! En dat verontrustte hem wel een beetje, eerlijk gezegd. Peinzend slofte hij naar binnen en zette zich achter zijn leest. Hier kon hij het beste nadenken.

      De laatste dagen had hij hier al dikwijls werkloos zitten piekeren, peilend in zijn geschokt geheugen. Maar veel aarde had het niet aan de dijk gebracht buiten de herinnering dat hij was gaan stropen, die nacht. Dat schriele konijntje had hij zelfs nog weggegooid :de moeite van het stoven niet waard. En dat de garde hem gepakt had en door de duinen meegevoerd tot aan die hoop obussen om er de wacht op te trekken...

      Later had hij in zijn schoftzak nog over de drie kilo buskruitschilfers gevonden. Die had hij hoogstwaarschijnlijk nu weer uit die granaten gepeuterd :zijn beproefde manier om aan springstof te komen...Maar zéker was hij daar niet van.

      Over een ontploffing wist hij niets meer, ook al moest hij er volgens de garde met zijn neus bovenop hebben gestaan. Want die was hem de zelfde avond nog komen opzoeken, zogenaamd om een paar bottines in herstelling te geven. In feite wilde hij hun alibi afspreken: een leugen om bestwil. Dat ze op de terugweg vanaf de Apenberg nooit door dat duinpad van de doorsteek voorbij die granaten waren gekomen, maar langs het tramkot van de Grote Baan op de Zeelaan waren geraakt. Daar zou de champetter hem met een vermaning vrij naar het dorp hebben laten voortgaan, om zelf een pint te gaan pakken in café ”De Lekkerbek"...

      Zo had hij het twee dagen later ook braaf aan de gendarmen verteld, die bij hem waren binnengeval­len, zogenaamd om zijn affiches met linkse propaganda te keuren. En ze hadden alles zonder problemen geslikt. Na hun vertrek was hij ook eens naar de bomtrechter gaan kijken, eventueel om zijn geheugen wat op te frissen. Maar de garde, die daar bezig was met twee doppers een hele hoop dode meeuwen op te ruimen, had hem bits weggestuurd. Dat maakt dat hij nog steeds met dat gat zat in zijn geheugen...Misschien kon hij vanavond van de garde iets oppikken dat een beetje licht zou brengen in zijn duistere herinneringen...  

     

      Leonnetje kwam na school zielsgelukkig de keuken in gerend me een geperforeerde schoendoos onder de arm.

      "Moeder! Moeder!" Marie schrok uit haar berekeningen op: "Zeg, kalm aan hé ! Of staat uw broek in brand?!"

      Maar de kleine scheen het niet te horen :"Hier zie, vier nieuw jongstjes voor mijn keunekot ! Die zwarte is van Jacky Legein, die twee witte van Victor Gunst en die grauw-oranje gevlekte van Omer Huygebaert. Die vind ik het schoonste, die gevlekte hier..."

      "Ja maar, zijn 't bokken of moeren?" Haar praktische aard kwam weer boven. Bleek dat hij nog geen tijd had kunnen nemen voor een genitale selectie: ze hadden hem de doos maar gegeven nà de bel vanavond.

      Maar die scheiding der sexen mocht zijn plezier niet verbrodden: "Ik zal ze rap in een schoon kot steken, zie...Om te beginnen allemaal samen hé Moeder. Voor de warmte en om het gewoon te worden, vannacht..."

      "Doe maar jongen, het kan tóch geen kwaad..." Maar hij liep al de hof in naar de abri. Monkelend keerde ze terug naar haar berekeningen. Ze kwam juist terug van” Ons Rustoord" waar de econome Madame Jadot haar even koel keurend had bekeken - zo van” Is dàt nu die beruchte flamingante?" - en haar vervol­gens een uurrooster had toegeschoven met een korte uitleg in gebroken Brussels. Marie stond er samen met Rosalie Coulier getweeën als keukenhelpsters, zag ze, elk met een halve uur­rooster in continu. Op twee weken klopte ze 96 uren waarvan 16 tussentijdse rust,alles vol betaald aan vijf frank per uur, en twee dagen vrij. Voor overuren kreeg ze zes frank. Dat kwam alles bijeen op een duizend frank per maand: waarlijk een deftige pree vond ze, voor omzeggens halve dagen!...Merci meester Engelborghs !

    
  Steiner moest op het pikdonkere strand achter de” Wel­kom" niet lang zoeken naar de garde: de sliert stinkende rook van diens groffe Semois-pijptabak leidde de schoenlapper feilloos tot bij het eerste helmgrasbultje.

      "Kunt ge niet op tijd zijn?" bromde deze :"Ten achten is ten achten, en geen twintig nà, hé makker ! Nog vijf minuten en 'k was hier weg geweest ! Dan had ge morgen uw plan kunnen trekken met de gendarmen..."

      Die dreigende ondertoon voorspelde niets goeds, vreesde Steiner en hij besloot maar wat te bukken.

      "'k Heb ik ook zo geen schoon horloge lijk gij hé garde...Ben thuis vertrokken op slag van kwart vóór. Maar aan de deur hield die van Coulier me tegen om haar verzoolde zondagse schoenen af te halen. En zaken komen éérst, dat weet ge : zes frank is weer een middag eten..."

      "Als ge niet oppast krijgt ge binnenkort eten voor niets, plus een gestreept kostuumtje van de staat. En moogt ge een paar jaar zakken plakken in Brugge. Want de gendarmen hebben u verdomme lelijk in de mot, man! Da's iets dat zéker is..."

      "Maar 'k zou verdikke niet weten waarom! Toch niet voor dat gestroopt konijn zeker, van twee weken geleden! Ge hebt gezegd dat ge daarvan geen proces ging maken..."

      "Vent, zevert niet over dat konijn ! Dat interesseert geen kat ! Nee-neen: ze willen u stekken voor de doodslag op Petré. En als ge morgen niet juist zegt wat ik nu probeer in uw stomme kop te prenten dan hebt ge 't spek aan uw kloten voor minstens vijf-zes jaar !"

      Steiner schrok zich een bult. Zes jaar de bak in voor een affaire waarvan hij zich niets, maar dan ook NIETS kon herinneren. Want indien hij maar de minste schuld zou hebben aan de dood van Petré, dan zou hij het weten, of voelen, of hoe dan ook iets moeten merken...

      "Ik kàn daar niets mee te maken hebben..." wierp hij benepen op: "Ik had niets tegen die vent ! Die mocht van mij honderd jaar worden, met plezier!"

      "Zeg, Charel, niet met mij, hé ! Gij, een uiterst rooie bolsjeviek, tegen hém :een bruine fascist...

      Daarbij, er zijn getuigen! De gendarmen hebben een brief gekregen, ongetekend vaneigens, maar ge verstaat onmiddellijk dat Marie hem geschreven heeft. Ze zegt dat ze u heeft zien staan draaien, die zondagmorgen heel vroeg, daar waar de doorsteek, die wij genomen hebben door de duinen, uitkomt op de Bassevillestraat. Merkt: dat is vlak naast haar deur en dus zal ze u wel goed herkend hebben. Ik denk dat ge mij en mijn velo op dat moment juist uit het zand tot op de kasseien had geduwd en nog wat hebt staan zien tot ik achter de hoek was...Maar van mij spreekt ze niet in haar brief..."

      "Maar ik mocht ik daar toch staan! Dat is toch niet verboden, zeker, van daar te staan!" protesteerde hij heftig.       

      "Ja, vooral nadat ge verleden week gezworen hebt dat ge van het tramkot langs de Zeelaan recht naar huis zijt gegaan, stommerik! Dan zal de gendarm wel graag willen weten wat ge op dat zelfde moment dan daar aan de doorsteek deed, honderd meter ver de Bassevillestraat in. Allee, legt dàt eens uit!"        

      "Wel, 'k weet niet..."

      "Al chance dan dat ík het weet, hé !...Verdomme vent, moest ge mij niet hebben, ge zat al den bak in, en voor langen tijd !"

      Steiner was van geen kleintje vervaard, maar hij had toch een heilige schrik om weer in de gevangenis te vliegen. Die veroordeling tot zes maanden bak na de gewelddadige op­stootjes bij de mijnstakingen van '36 lag hem nog steeds fameus op de maag. Geen tweede keer! Als de gendarmen hem nu wéér kwamen pakken zou hij schieten! In zíjn eigen kop of de hùnne, maar schieten zou hij!

      "Luistert en doet uw oren open! Ge moet zeggen dat ge ook goesting had achter een pint, nadat ge mij in de ” Lekker­bek" zag binnen gegaan. Maar ge waart platzak en dacht daarom misschien in dat blauwerskot (t.t.z. café voor smokkelaars) ”'t Hapertje" op 't einde van de Bassevillestraat uw konijn voor een paar pinten te kunnen omruilen. Maar dat ge op weg in die straat, gekomen aan de barak van Petré, u bedacht hebt wegens de grote vaak. En op uw stappen zijt teruggekeerd naar de Zeelaan en recht naar huis zijt gewandeld om nog wat te slapen. Hebt ge't verstaan, van dat klein stukje Basseville­straat heen en weer? Niet moeilijk, hé!"

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
08-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
07-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 11
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A08BIS :JORIS VAN SEVEREN, LEIDER VAN HET VERDINASO.

 

Aangezien het noodlot van de familie Petré sterk beïnvloed werd door het rechtse flamingantisme ,dat na de Eerste Wereldoorlog in de "Verwoeste Gewesten" van de IJzerstreek volop de kop opstak ,moet ik even stilstaan bij een populaire fascistoïde zijtak daarvan : het VERDINASO. En dan vooral de figuur van de "Leider" Joris van Severen ,die van de uitbouw van deze militie V.M.O. (een vrije kopie van Hitlers S.A. of Sturm-Abteilung) zijn levenswerk maakte . Het Verdinaso werd dan ook samen met zijn stichter  in mei 1940 vakkundig vermoord : hij door zatte Fransen ,en zijn beweging door nuchtere Duitsers die hun patent beschermden...

Onze man werd geboren in Wakken (W-Vl) op 19/7/1895 uit een Franstalig bourgeoismilieu. Zijn vader was er een welgestelde notaris, en burgemeester onder het wakend oog van dorpspastoor-dichter Hugo Verriest (*), terwijl zijn zeer gecultiveerde moeder stamde uit de Vlaamse christelijk-sociale elite. Drie sterke karakters die bij de jeugdige rebel Joris respectievelijk een weerzin tegen het winstbejag van papa opwekte, een misprijzen voor het Vlaams miserabelisme van de inmiddels overleden meneer pastoor Verriest ,en een voorliefde voor de Franse (!) literatuur om zijn flamingante moeder te pesten.

Toen de eerste wereldoorlog uitbrak ging de jonge rebel als soldaat-vrijwilliger onder de wapens en werd al vlug officier. Door de minachting van de franskiljonse legerleiding voor het Vlaams kanonnenvlees sloot hij in '16 aan de IJzer aan bij de Frontbeweging die na de oorlog zelfbestuur voor Vlaanderen eiste binnen het kader van de Belgische staat. De nutteloze slachting van onze jongens tijdens het "glorierijk bevrijdingsoffensief van het Vaderland" (september-oktober 1918) prentte hem diepe weerzin voor oorlogsgeweld in.

Na de wapenstilstand trad hij toe tot de Frontpartij en werd in 1921 in Roeselare verkozen voor het Belgisch parlement als Vlaams nationalist. De koppige Westvlaming voelde zich in eigen partij wat hooghartig genegeerd en zocht zich daarom scherper te profileren als separatist :hij streefde openlijk een Groot-Nederlands ideaal na en een solidaristische maatschappijopbouw. Herkozen in 1925 vond hij ,noch in de Kamer ,noch bij zijn medestanders veel steun voor zijn zienswijze en strategie. Hij pleegde politiek zelfmoord door op 29 november 1928 in het zelfgenoegzaam soezend parlement een felle rede te houden over het einde van het Vlaams geduld en te besluiten met de uitroep :" La Belgique, qu'elle crève! "  Tableau !

Dit Donquichotterig integrisme, zijn intellectuele kilheid en zijn ziekelijke drang naar orde en nauwgezetheid - ook voor zijn eigen persoon - deed hem echter meer en meer als een elitaire dandy overkomen. Omdat hij ook eigen kiezers hooghar­tig bejegende en geen dienstbetoon leverde werd noch hij, noch zijn boezemvriend Wies Moens, in 1929 herkozen. De Frontpartij ging in de Kamer wel van zeven naar elf zetels, maar Van Severen vloog buiten ,viel zonder inkomen en werd van toen af, ondanks zijn ascetische levenswijze, door kwalijk geldge­brek in al zijn politieke plannen beknot.

Want plannen had hij bij de vleet. En steeds nieuwe,  wat hem constant in aanvaring had gebracht met zijn vrienden in de Frontpartij. Die noemden hem spottend "de wispelturige jonker"...Aangezien hij zelf geen actie meer kon voeren in de Kamer - wegens niét-verkozen - radicaliseerde hij zijn strijdprogramma onder het leitmotief van de Italiaanse diktator Mussolini :" De échte actie ligt bùiten het parlement!"                

Deze 'Duce' - zoals de Italiaanse fascistenleider zich liet noemen -  bleef vijf jaar lang zijn politiek idool, maar in '35 werd de Portugese burgerdictator Salazar zijn lichtend voorbeeld. Deze moest, begin '39, wegens zijn dubbel­zinnige houding in de Spaanse burgeroorlog, in Joris' dromen op zijn beurt de plaats ruimen voor de Turkse diktator Mustafa Kemal Ataturk... Daarentegen, voor 'Führer' Hitler heeft Van Severen het nooit gehad.

Door zijn revolutionaire drang naar een elitaire, autori­taire staat sloot hij zichzelf buiten de versleten Front-partij. In oktober 1931 richtte hij zijn eigen beweging op :het "Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen" ,afgekort (!) VERDINASO. Hij wilde Vlaanderen samensmelten met Nederland tot het zogenoemde 'Dietsland' ,via geweldloze buitenpar­lementaire druk van een leidende elite, zoals Mussolini had gedaan met zijn "Mars op Rome". Veel 'Fronters' w.o. Wies Moens, Juul de Clercq, Emiel Thiers, Pol le Roy, Jef Missoorten, Jef François, Ward Hermans en Leo Poppe volgden hem. Zijn tegenstanders uit de zieltogende Frontpartij richtten in 1933 het Vlaams Nationaal Verbond op (V.N.V.) die de Vlaamse ontvoogding nastreefde BINNEN de Belgische staat ,via parlementaire actie.

Van Severen heeft slechts tien jaar politiek-onafhankelijk kunnen ageren en moest wegens geldgebrek meerdere malen zijn koers aanpassen. Hoewel zijn aanhang elk jaar minstens verdubbelde kwam van zijn Diets Utopia in de praktijk niets terecht. Het imago van zijn beweging straalde oprechte eerlijkheid uit en zijn soldatesk goed gedrilde troepen van de geuniformeerde "Dinaso Militie" kwamen tuchtvol en zelfzeker over. Maar omdat zij zich beperkten tot de beschérming van de Dinaso-meetings en braaf agressie vermeden tegen de 'democratische' partijen mocht Van Severen zijn utopische machtsovername naar Italiaans model vlug vergeten. Zijn militair vertoon bij stadsmarsen, rond de 'Landsdagkampen' en de meeting-zalen trok wel veel volk, maar niemand zag daarin een bedreiging voor het bestaande landsbestuur.

Toch vaardigde de regering, na het Dinaso-machtsvertoon op de tweede Landsdag in Tielt (10/9/'33) de anti-militiewet uit. De boetes wegens de overtredingen brachten in 1934 het 'Verbond' op de rand van het bankroet en verplichten Van Severen tot "De Nieuwe Marsrichting", een zoveelste verwatering van zijn stichtingsprogramma waardoor de meeste kopstukken in de daarop volgende jaren het lekke schip verlieten. Ook de Dinaso-militie moest nog een paar maal van naam veranderen om aan een buiten-de-wet-stelling te ontsnappen. Zo bleef 'D.M.O' het logo van steeds wisselende samenstellingen met 'Dietse' of 'Dinaso', 'Militie' of 'Militanten', 'Orde' of 'Organisatie', maar daarbij verloor de "Stormtroep" gaandeweg zijn tanden.

Want op de meetings verschenen naast de 'Oranje-blanje-bleu' vlaggen van het Verbond steeds meer Belgische driekleuren, werd soms in het Frans gespeecht en Walen tot rasechte Dietsers omgedoopt en binnengehaald. De oude garde die walgend afhaakte werd evenwel honderdvoudig vervangen door een toevloed van nieuwe leden. Maar toen Van Severen in april '39 koppig weigerde dit populair succes te verzilveren door wéér niet aan de parlementsverkiezingen deel te nemen, brak bij de leiding een paleisrevolutie uit waarvan het Verdinaso nooit herstelde.

Bij de Duitse inval in België ,op 10 mei 1940 ,werd hij - samen met  een zesduizend àndere "verdachten" van àlle strekkingen - opgepakt door de Belgische Staatsveiligheid ,en in verschillende groepen gevankelijk naar Noord-Frankrijk afgevoerd. Het konvooi uit Brugge - 78 gevangenen met o.a. Van Severen en Degrelle - raakte in Abbeville geblokkeerd door de plotse Duitse doorbraak naar de Kanaalkust ,en er in de plaatselijke muziekkiosk opgeslotenen. In de chaos van de ineenstorting van het Franse leger werd Van Severen er op 20 mei ,samen met 21 lotgenoten ,beestachtig afgeslacht door hun bezopen Franse bewakers.

Nog geen jaar later werd ook zijn levenswerk ,het Verdinaso ,door de Duitse bezetter opgedoekt ,waardoor de leden elk voor zich een nieuw politiek onderdak moesten zoeken. Velen vonden dat in de collaboratie met de Duitsers ,anderen verzeilden in het verzet of in de vergetelheid. Maar iedereen bleef het spijtig vinden dat het met de Vlaamse ontvoogding ,nà de ondergang van het Verdinaso ,zo jammerlijk was scheef gelopen...Alhoewel...

Inderdaad : alhoewel ! De koud-water-revolutionair Van Severen kreeg maar tién jaar om de wereld op zijn leest te veranderen ,maar had er het geld niet voor en liet verder geen bloedsporen na...Hitler ,Franco en Mussolini kregen daarvoor twintig jaar de tijd ,en lieten ten gevolge van hun fratsen een geruïneerde wereld na met ruim honderd miljoen doden ,bloed en tranen ! Stalin en Mao-Tsé-Toeng idem dito ,om Tito (!) van Yoegoslavië ,Pol Pot van Cambodja ,Ante Pavelic van Kroatië ,en nog een half dozijn kleiner crapul niet te vergeten. Allemaal machtgeile dictators die ik tijdens m'n leven heb bezig gezien ,en geloof me : fraai wàs het niet !

Dus ,alles goed bekeken ,moeten wij die bezopen Franse slachters van Abbeville - 20 mei 1940 -  misschien nog bedanken voor hun preventieve uitschuiver ?...Hebben zij ons landje de fratsen van een bloedeigen dictator-in-spé bespaard ?...Wie zal het zeggen ?...

Ik niet.

.

.

.

(*)rechtstreekse familie van priester-dichter Guido Gezelle ,ons béter bekend.       

.

.

.

...EN DE LIJKENPIKKERS ROND "FLANDERS' FIELDS."..

.

Maar keren wij even terug naar 1918 : De 'Frontersbeweging' kon ,bij de wapenstilstand in '18 ,de geleden miserie van de schuftige overlevenden uit de loopgraven onmiddellijk kanaliseren  onder het motto A.V.V - V.V.K. (Alles voor Vlaanderen ,Vlaanderen voor Kristus). Voor dàt hoger ideaal waren onze jongens aan de IJzer dus gesneuveld ,willen of niét : ter ere van God en de  Vlaamse Onafhankelijkheid. Het was wél wat vervelend dat terzelfder tijd vele duizenden Chinezen ,Indiërs ,Bantoes ,Senegalezen ,Algerijnen of Zouaven , - t.t.z. allemaal niet-Vlamingen en niet-Rooms - in dezelfde modderige greppels van "Flanders Fields"  waren gecreveerd...Of dié vreemde sukkelaars ook met dezelfde waanideeën behept waren ,lieten de organisatoren van  de eerste IJzerbedevaart (4-9-1920) discreet in het midden. Tenandere ,deze soep met verdachte ingrediënten ,zoals plaatselijke politiek fanatisme en katholiek integrisme ,werd aanvankelijk door onze landgenoten maar matig gesmaakt.

Het heeft tot tien jaar nà de 'Grooten Oorlog' 1914 - 1918 geduurd vooraleer het bij het brede Vlaamse publiek en hun smalle politieke vertegenwoordigers doordrong dat de vreselijke slachtingen in de overstroomde IJzervlakte wél een ware tragedie was geweest die niet zomaar in de vergetelheid mocht wegdeemsteren. En al die lijken waren vooral 'gefundenes Fressen'  voor het groeiend aantal voorstanders van de Vlaamse ontvoogding...Priester Cyriel Verschaeve op de eerste plaats ,die zijn einddoel niét verbloemde met zijn beladen gedicht :"Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand : Hoop op de oogst ,o Vlaandrenland !" Al dat bloed moest dus opbrengen ,en rap ! Met als resultaat de bouw (1928 - 1930) van de eerste "IJzertoren" in Kaaskerke...

Nu was dat fameuze "brede Vlaamse publiek" dat ik hierboven vermeld ,op zich óók al een mythe ,want iedereen die in onze gewesten toen nog maar iéts wilde betekenen sprak Frans ,voelde Frans ,lééfde Frans. Vlaams ,dat was voor die stomme boertjes met hun vettige klak op hun kalende kop en snot in hun knevel ,die door de Walen "Les Ménapiens" werden genoemd ,naar onze voorvaderlijke bewoners van de zeeschorren ten tijde van 'Juul Cézaar'...Met àndere woorden :plebs dat nauwelijks een gazet kon lezen en af en toe met moeite mocht gaan stemmen. Stemmen voor volksvertegenwoordigers die óók Frans spraken ,om "chique te doen" ,wel te verstaan !  Zoals die van de 'Frontpartij' ,die  nà de oorlog zogenaamd "het bloed van Onze Jongens aan den IJzer" politiek wilden verzilveren ,of de 'V.O.S.'(een politieke vredesvereniging of verbond van Vlaamse oud-strijders ;deze afkorting dekte echter in de loop der jaren véél verschillende ladingen). Telkens dié heren zich echter in 'Belgische milieus' salonfähig wilden voordoen ,spraken ze eveneens Frans ...Lichtend voorbeeld van de verbastering van ons volk was...jawel :onze bloedeigen Joris van  Severen ,hierboven uitvoerig vermeld en in betere kringen gekend als dandy eerste klas...Maar bij de 'Upper-Ten' toch gevreesd als pienter baasje met een kort lontje en bij de Antwerpse vrienden misprezen als Westvlaamse Keikop...Een kleurrijke figuur die bol stond van de wrok,met andere woorden.

En er waren nà "den Grooten Oorlog" nog méér pientere baasjes die in deze onrechtvaardige Belgische verloochening van de Vlaamse volksaard en -taal wél brood zagen om een politiek robbertje op te zetten. Plots hadden àlle gesneuvelden aan het IJzerfront hun leven niét meer gegeven "voor het Vaderland ",zoals dat creveren dan heet ,maar "voor Vlaanderen !" En die  ,al snevend ,nogwel in koor met hun laatste ademtocht eisten :"Hiér ons bloed ! Wanneer ons recht ?"

De lijkenpikkerij kon beginnen ! Stoffelijke resten van die sukkels werden proper hérbegraven in mooie parken ,duizenden zerken ,strak gelijnd ,elk met een identiek betonnen "Heldenkruis" naar het ontwerp van kunstenaar Joe English ,what's in a name

Want inderdaad ,nu gij het zégt :er waren daar aan den IJzer - buiten de talrijke Franse soldaten en gekleurde hulptroepen - ook veel Britten gesneuveld ,vooral rond Ieper ,tot duizend per dag ,in drie gruwelijke veldslagen ! En de Britse Dienst Der Oorlogsgraven had gelukkig niet op de Belgen gewacht om hùn boys een deftige laatste rustplaats te geven ,in dodenvelden die mochten gezién worden ! En ZIJ organiseerden begot ook nog ware bedevaarten voor de famile ,die hun afgestorvenen een laatste groet wilden brengen ,of een bloempje op hun graf wilden leggen ! Poppies ,noemden ze het ,papavers waarmee de slagvelden in Vlaanderen héél het jaar door vol stonden ,naar men zei...En omdat dit niet klopte ,zorgde de plaatselijke kleinhandel ter compensatie voor knalrode papieren kunstbloemen ,en dat bracht nog goed op ook ,miljaordedju ! En dat volk kwam "vanover 't water" in trosjes met bussen afgezakt ,en maakten heelder rondritten langs al die kerkhoven achter de IJzer ,met logement in Oostende ,want "In Flanders' Fields" lag nog alles plat en nat ! En dié neringdoenders van 't zeitje waren ook niet op hun kop gevallen ,want in een wip en een knip was de Koningin der Badsteden ver-Engelst dat het een plezier was om zién ! Met een vernieuwde Wellington-renbaan voor yearlingraces ,First-class-hotels op de zeedijk à la Bristol Palace voor de Big-Spenders ,en verdeeld over de stad tientallen "Guesthouses" voor de minderbedeelden...

En in élk geruïneerd gehucht op de troosteloze Ijzervlakte vond je allengs krochten en koterijen van gerecupereerde golfplaten uit de loopgraven ,onder een hoogdravend uithangbord "British Museum - Flanders Fields - Souvenirs". Daar verkochten de plaatselijke Menapiërs aan die stomme Britse bedevaarders alles wat hun dode troepsoldaten ooit ààn of óm hun lijf hadden kunnen dragen ,slachtafval van de oorlog dat de 'boeren' dagelijks op hun sompige velden gingen sprokkelen ,en dan smakeloos aanprezen "WITH BLOOD STEENS"...van een geslacht...konijn.

Gelukkig was niet àlle koopwaar even macaber : oude frontkranten en beslijkte bijbels kon je met wat goodwil als kultuur beschouwen ,ook al dateerden de vochtranden op het papier dan van de week voordien en waren de druksels 'Made in Japan' ! Wat in déze categorie echter nog het meeste aftrek vond ,was het ingekaderde gedicht van een Canadese legerarts John McCrae ,die er , ondanks de gezonde Vlaamse zeelucht ,stierf aan vergaste longen. Dat ging zo :

IN FLANDERS FIELDS...

In Flanders fields the poppies blow

between the crosses ,row on row ,

that mark our place.

 And in the sky the larks ,

still bravely singing ,fly

scarce heard amids the guns below.

...

We are the dead.

Short days ago we lived,

felt dawn ,saw sunsets glow ,

loved and were loved ,and now

we lie...in Flanders fields.

...

Take up our quarrel with the foe :

To you ,from failling hands ,we throw

the torch; be yours to hold it high.

If you break faith with us ,who die ,

we shall not sleep ,though poppies grow

in Flanders fields...

(Er staat een nogal duistere vertaling ,zonder ritme of poezie, op wikipedia...)

Vredesbewegingen van alle slag - ook dié rond de vernieuwde IJzertoren - voerden dit gedicht in hun vaandel als een aanklacht tegen de oorlog ,wat opnieuw een verdraaiing was van de oorspronkelijke bedoeling van de auteur. Want dié spoorde in de laatste strofe duidelijk aan om de strijd voort te zetten opdat  hùn dood niet nutteloos zou zijn geweest !

Tableau !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
07-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
06-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 10
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A07: "...CES CLOWNS DE FLAMINGANTS..."

 

De zaterdag daarop werd 'Dis' zogezegd begraven en Marie moest toege­ven dat meester Engelborghs de zaken inderdaad groots had aangepakt. Iedere avond was hij na schooltijd op de fiets even langsgekomen, om haar van zijn bemoeiingen op de hoogte te houden: over de steun die hij bij notabelen van de streek had losgewrikt en de hulp die door politieke vrienden en sympathisan­ten uit het omliggende was toegezegd. De pastoor van Lombardzijde-dorp had eerst wat dwars gelegen, maar was uiteindelijk toch bijgedraaid "mits een beetje aandringen"...Uit de verhalen die Dis haar destijds spottend had verteld, wist ze ongeveer wel wat dat 'beetje aandring­en' kon betekenen...

Maar daarvan zou ze niet wakker liggen : ze had wel andere zorgen aan haar kop. Gelukkig had het werkvolk van de gemeente, op kosten van de Openbare Onderstand, al de gebroken ruiten in de straat vervangen, zonder dat zij daar aan te pas was gekomen. Een hele opluchting, want daarvan had ze wél een paar nachten niet geslapen !.        

In feite was ze nérgens aan te pas gekomen en liet ze alles maar willoos over haar hoofd gaan, als in een zwete­rige angstdroom...

Ze schrok pas écht wakker toen al dat vreemd volk deze morgen met de lijkkoets voor de deur verscheen. Twee paarden in lang rouwkleed trokken, snuivend in de ochtendkou, de lugubere zwartgelakte corbiljaar, met daarop dé kist onder een te schreeuwerige oranje vlag van het Verdinaso. Twee criante bloemenkransen wiegelden aan het met zilverdraad afgeboorde rouwbaldakijn, als vurige fakkels in de morgenmist. De ijzerbeslagen wielen knarsten op de bedauwde kasseien toen de koetsier zijn gespan blonde Brabanders intoomde en de handrem piepend dichtdraaide.

Vier vrienden van den Dis stonden wat onwennig in hun stijfge­stre­ken mili­tieuniform naast de kar de kou uit hun handen te klappen, tot meester Engelborghs - ook al in uniform - ieder­een "plaats-rust" commandeerde en aan de voordeur kwam klop­pen. Marie controleerde opgewonden nog even vluchtig of haar jongens er proper bijstonden,  knoopte de zwarte mantel dicht die ze van haar vriendin Jetje had geleend en stapte buiten.

De meester schudde haar overdreven vormelijk de hand en salueerde stram tegen zijn 'lefpet', soort slappe kepie , die hij met de stormriem onder de kin had vastgesjord, als verwachtte hij zwaar weer. Met een breed armgebaar noodde hij hen houterig naar hun plaats achter de koets, waar nonkel René al met een bokkig gesloten gezicht stond te wachten. Die kreeg zichtbaar de kriebels van al dat stomme soldatesk gedoe...

Juist vóór de verklede paarden stonden drie jongens in korte broek en met landsknechttrommels op hun hukken geïnteresseerd te kijken hoe één van de Brabanders met opgestrekte staart dampend en prut­telend zijn verteerd ontbijt vanonder zijn zwarte jurk tussen de achterpoten liet pletsen. Engelborghs verkocht één van de gasten een draai rond de oren en daarmee was de orde weeral her­steld !.

Toen in de mistige verte het frêle geklep van de doods­klok het startsein gaf, plaatste de meester zich op kop en riep :" Trage pas...,voorwaarts...mars! " En de rouwstoet vertrok met de twee D.M.O.vaan­del­dra­gers en de drie jonge trommelaars mooi in de maat. De vier vrien­den omkaderden de lijkkoets, één naast ieder wiel, in stoere, stijve stap, goed gedrild.

Marie sloot met slappe benen twijfelend aan achter de kist, misselijk bleek onder haar zwarte sluier, die zurig naar azijn en wierook stonk. De jongens stapten rechts naast haar, ingetogen maar toch fier om de rol die ze mochten spelen in die vertoning. Nonkel René strompelde sakkerend aan haar linkerkant, verwoed pogend al lopende de verse paardenvijg van z'n zondag­se schoenen te vegen. Volgden dan Jetje met Stanse Berkenout en een troep buren, de eerste koppels eerbiedig stil, de laatsten volop in gesprek.

Iedereen schrok zich een bult, toen de landsknechten halverwege de Bassevillestraat plots fors op hun trommen de trage treurmars aanvielen, zo van "Jef zal voor ons géén kommisjes niet meer doen, mét z'n schoon vélootje, mét z'n schoon vélootje "...Verder waren ze met het instuderen van de partituur waarschijnlijk niet gekomen, want zonder veel fanta­sie herhaalden ze voortdurend de zelfde mélopee...Intreurig.         

Om hun goede wil te tonen, en naar gelang er meer nieuwsgierige dorpelingen op hun drempel kwamen kijken, com­penseerden ze - onder het motto "niet schoon, maar hard" - hun beperkt kun­stenaarschap door op hun trommen een nog ruwere roffel te rammen. De voorop marcherende militiemannen vonden alle baat bij deze forse muzikale ondersteuning van hun viriele trage marsvertoon, maar 't volk achteraan deed verder geen moeite en wierp af en toe een bonjourtje naar vrienden langszij, waarvan er een paar links en rechts bij de stoet aansloten...

De straat was blijkbaar niet erg haatdragend voor de vele schade die de overledene met die ontploffing had veroorzaakt...Als hém de volle schuld wel trof, want daarover waren ze het ver van eens!  Elkeen scheen zo over voldoende geheime inlichtingsbronnen te beschikken om zelfzeker de wildste allusies te lanceren...En vreemd genoeg kwam de garde daar niet ongeschonden uit :"Iedereen wist immers al lang dat die bommen daar lagen, hé, en de gemeente had nooit iets gedaan om dat stuk duin te laten ontmijnen...Maar wacht tot bij de verkiezingen, zie!"           

De pastoor van Lombardzijde-dorp stond, geflankeerd door twee witgerokte misdienaars, vóór het kerkportaal vol ongeduld hun aankomst te verbeiden, nors tussen twee hagen Dinaso's in vol uniform. Toen de oranje-gedekte kist door de vier vrienden op de schouder werd binnengedragen, sprongen de erewachters als soldaten stijf in de houding, de linker duim achter de koppelgesp, de rechter arm omhoog gestrekt.            

Op de zwarte arduinen plavuizen van het middenpad liet de kist een fijn spoortje wit zand na. De schoolkinderen bij het kerkorgel zongen onder de zwierige leiding van meester Denolf met zilveren stemmetjes zeer gedreven van " Mijn Vlaandren heb ik hartlijk lief", maar Marie hoorde het nauwe­lijks...         

De dienst verliep in een waas en na afloop herinnerde ze zich enkel dat het kegeltje wit zand onder de oranje kata­falk op den duur tot pijnlijke proporties was aangezwollen en dat alle kerkgangers er brutaal naar reikhalsden toen het 'lijk' weer naar buiten werd gedragen...

De korte gang naar het kerkhof leek haar eindeloos lang. Bij het neerlaten van de kist zand in het vers gedolven graf weende ze beschaamd om heel die absurde komedie en ze kreeg haast een beroerte van schrik toen de mannen, na een krachtige afscheids­rede van de meester, plots in koor " Dietsland...,hou zee! !" brulden, als stonden ze op een meeting...Wat een poeha om een goedkope kist met zand in een put te dumpen! ...In een flits dacht ze aan kleuters die op het zomerse strand met een geel emmertje het water uit een strandmeer­ naar de zee sjouwden...Zo zinloos

In het rokerige café moest en zou nonkel René, die sinds kort twee voortanden miste, boven het rumoer uit, over die flaminganterij met de nodige vloeken en pinten zijn lever luchten. Dat hij daarbij de meester meermaals uitnodigde zijn familiejuwe­len te zoenen bleef tot spijt van de omstaanders zonder ge­volg...Want Engelborghs beperkte hautain het intiem­ contact tot het voortdurend wegve­gen van nonkels spuugspatten uit zijn ge­zicht.

Na een uurtje begon het bij de toog lelijk uit de hand te lopen en trok Marie haar jongens mee naar buiten, erg tot hun ongenoegen, juist nu het interessant beloofde te wor­den...Verne­derd en versla­gen stapte ze stijf naar huis terug, strak voor zich uit starend door haar zurige sluier...

De volgende zaterdag kwam de meester nog eens langs en ze bedankte hem zonder veel overtuiging voor de hulp en de steun...Maar hij wuifde het grootmoedig weg.

" Alleen had ik het nooit gered," dacht ze nadien, " Ik had tegen die man wel wat vriendelijker mogen zijn...De schade aan de huizen in de buurt én de begrafeniskosten : het zou haar leven geruïneerd hebben...En de plechtigheid is toch nog goed verlopen, ondanks al die politieke beunhazerij "...Ook met het oog op de toekomst, ware ze best wat coulanter ge­weest...overwoog ze bedremmeld.            

Dat van die lege kist had hij haar uitgelegd : de onder­zoeks­rechter van Veurne kon zijn dossier nog lang niet afslui­ten en het gemeentehuis mocht, bij gebrek aan stoffelijk overschot, het overlijden niet zonder meer registreren. Om tijd te winnen was het dan maar een soort gedenkmis geworden, een zuivere plechtigheid zonder administratieve waarde. En vanzelfsprekend, ook zonder lijk... Dat was ook de reden waarom ónze pastoor geweigerd had de dienst op te dragen zodat de herdenkingsmis tenslotte in Lombardzijde was doorgegaan...

"Een toneelvoorstelling..." dacht ze bitter, " Een ordinaire cirque, ja! ...Zuivere plechtigheid, m'n gat! "      

En dat witte zand dat uit de kist was gelopen? Daar zat de meester voor niets tussen: de begrafenisondernemer had de kist wat menselijke zwaarte willen geven met twee zakken duinzand en misschien was één daarvan gescheurd of openge­gaan. Maar hoe dan ook, iedereen wist toch dat van den Dis niets was overgebleven en dat van hem ook niks in de kist kon liggen : het was zuiver zinnebeeldig geweest, had Engelborghs nog even gepleit.

Marie was zacht beginnen wenen en dit had, vreemd genoeg, de meester niet op de vlucht gedreven. Mannen druipen meestal af, uit schaamte voor hun machteloosheid, uit takt, of gewoon uit lafheid...De meester was gebleven. Hij had de koffiekan van de Leuvense stoof genomen, twee grote tassen uitgeschonken - zwart - en zich weer naast haar aan tafel gezet, vastbeslo­ten dit probleem tot op de bodem op te lossen.

Dat er geen geld in huis was om de eerste maanden door te komen stond voor hem als een paal boven water. En of de verre familie al dan niet kon helpen, vond hij zelfs geen overweging waard : langs Dis zijn kant leefde niemand meer en met de Cattrysses lag zij al eeuwen overhoop. Neen, hij zou zelf wel zorgen voor een kleine toelage van de Openba­re Onder­stand. Vanaf juli volgend jaar kon kleine Leon gaan werken, want dan was zijn schoolplicht afgelopen. Die geplande bijko­mende drie jaar op de "école moyenne" in Nieuwpoort zullen we maar vergeten, daar werd in de huidige omstandigheden toch niemand beter van.

Maar Joseph moest als oudste zeker voort studeren :de cadetten­school was kosteloos en leidde naar een goede loopbaan in het leger. En voor Maria zelf zou de meester wel een post vinden als werkvrouw of keuken­hulp bij 'Ons Rustoord' aan de overkant van de straat, bij voorbeeld. Dat was een schoolkolonie van de Brusselse kalot­ters, waar doorlopend een tweehonderd bleke stadsmussen in klasverband veertien dagen van de gezonde zeelucht kwamen genieten. Mits zijn eigen autoriteit en wat druk op de pastoor viel dat wel te rege­len...Want die had nog iets goed te maken.

Zijn zelfvertrouwen werkte aanstekelijk. En toen hij weer op de fiets sprong en wegreed, was er al een zwaar pak van haar hart afgegleden. Ze kon weer wat helder denken en haar pragmatisch boerinnen­verstand verdrong de vrees voor de toe­komst :" We slaan er ons wel door..."

Op het einde van de eerste schooldag na de begrafenis kwam Leon buiten adem de keuken binnengestormd. Uitgelaten zong hij :" Ik krijg nieuw konijntjes, ik krijg nieuw konijn­tjes! ". Marie gaf hem een speelse draai om de oren : zo'n vreugdedans paste niet in een sterfhuis, vond ze, maar ze liet hem toch voortvertellen.

Wel, meester Engelborghs had met alle jongens van de klas afgesproken om Leon van hun eerstvolgend konijnennest één jong te geven!  En morgen mocht hij al met een mandje naar Kamiel Blomme eentje gaan halen!  Ha, het leven had weer zin!

"Zorg dan maar rap dat er een hangslot op de deur van de abri komt, anders heb je de kortste keren opnieuw het spek aan je been! "

De zaterdag daarop kwam Joseph met een triestig ge­zicht in vergunning. De commandant van de school had hem op het rapport laten roepen. Eerst meende Joseph dat het voor een soort condoleantie zou zijn en dat bleek ook zo :kort en formeel, gevoelloos en geen woord teveel...

Maar dan kwam de koude douche :" Dis donc, mon ami,  qu'est-ce qu'on me raconte là ?...Cet enterrement, c'était plutôt un meeting politique, ou quoi?" Op de pasgevormde Vlaamse cadettenschool van Saffraenberg was de staf nog steeds Franstalig.

" Naar het schijnt heeft de school een afvaardi­ging gestuurd ",vertelde Joseph beteuterd :"de turnmonitor Caporal-Chef Synaeve en een medeleer­ling van m'n klas...Ik heb ze tussen al dat volk niet herkend en dus ook geen goedendag gezegd. Daarvoor waren ze naar het schijnt wat in hun gat gebeten...En ze hebben het op school eens goed gezegd, van al die vlaggen en militieuniformen, en de liederen over Vlaande­ren en wat weet ik allemaal...De commandant was vies gezind en hij heeft mij ferm onder m'n voeten gegeven :" Les flamin­gants, mon fiston, on les enmerde!  On en a pas besoin chez nous, tu comprends!  Si tu veux ètre copain avec ces clowns ­du V.N.V., ou ces zigotos du Dinaso, alors ta place n'est pas chez nous!  Compris! ?..."                                 

" Dat is zo vijf minuten aan één stuk doorgegaan en ik heb altijd maar 'Oui, mon commandant 'gezegd, wat wilt ge...En voor ik buiten vloog uit z'n bureel zei hij nog, zo met een dreigende wijsvinger omhoog :" C'est bien fini, compris! ?"...En ik kon gaan..."

Joseph was er de put van in.

Leon moest er om lachen :" Bien fini, compris ?", aapte hij z'n broer na. " De klootzak! ",besloot hij kor­daat, en kreeg van Marie een verma­nende mep op zijn kop.       

Toen de rust aan tafel was weergekeerd en Joseph zijn gezicht opnieuw in een zorge­lijke plooi had getrok­ken, zei ze sussend :" Luister, ventje, zijt kalm en doet uw best, dat zal allemaal wel vlug slijten...En zohaast ik meester Engelborghs zie, zal ik er hem eens over aanspreken..."        

Een paar dagen later kreeg ze daartoe de gelegenheid,  toen de meester haar kwam vertellen dat ze zich vrijdag bij de econome van 'Ons Rustoord' mocht presenteren voor de post van kuisvrouw. Maar ze was daarmee zo blij, dat ze niet durfde spreken over de last die Joseph had ondervonden door dat stom politiek vertoon op de 'begrafenis'. Meester Engelborghs zou dit nastampen zeker kwalijk nemen en hij zou nog groot gelijk hebben ook!  ...Neen, als nu de donkere wolken boven haar hoofd geleidelijk wegtrokken en alles langzamerhand weer in de goede plooi viel, had ze dit in hoofdzaak aan de meester te danken,  en dat zou ze nooit vergeten!

Maar "nooit" duurt héél lang, en de toekomst ligt niet in mensenhanden : dàt zou Marie binnen de kortste keren nog duchtig aan den lijve ondervinden...          


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
06-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
05-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 9
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A06BIS   DE GROTE OFFENSIEVEN 1937-1938.

 

Tijdens de laatste maanden van 1936 wonnen de 'nationalisten' van Generaal Franco ,met kleine plaatselijke offensieven ,gestaag terrein. Door de verovering van San Sebastian (5/9/36) konden ze in het noorden het Baskenland van Frankrijk afsnijden en drie weken later bevrijdden ze de 'rechtse' verdedigers van het Alcazar in Toledo. Heel de maand november trachtten zij verwoed met de steun van de pas aangekomen Italiaanse divisies Madrid te omsingelen, maar dat mislukte, vooral dank zij de heldhaftige inzet van de eerste Internationale Brigade (2.000 man). Mythische leiders als generaal Lister en "La Pasionaria" galvaniseerden de weerstand van de Madrileense linkse arbeidermilities met de beroemde slogan:"No pasaràn !" (+/- = “Ze komen er niet door !) ,een slagzin die in de loop der jaren bij links voor alles en nog wat werd misbruikt en ondertussen wat belegen is.

 Wel moest de republikeinse regering noodgedwongen haar zetel naar de zuidelijke havenstad Valencia verplaatsen en de verdediging van de hoofdstad overlaten aan een "defensiecomité" onder leiding van de communisten. Dit comité werd sterk gesteund door Russische "raadgevers" die, eerst vanachter de schermen maar later steeds openlijker, in Madrid de teugels in handen namen.    Op 8 februari '37 veroverde Franco met Italiaanse steun de havenstad Malaga maar zijn offensieven tegen Madrid werden een maand later achtereenvolgens bij Aranjuez, de Jaramarivier en Guadalajara door het volksleger en Internationale Brigades teruggeslagen. De toestand rondom de bedreigde hoofdstad zou nog twee jaar onbeslist blijven, ondanks een laatste groot links tegenoffensief bij Brunette (6-26 juli 37) dat echter jammerlijk mislukte.

Begin april 1937 startte de rechtse generaal Mola de "opruiming" van het noordelijke front : op 26/4 werd Guernica door het Condor legioen van de Duitse Luftwaffe platgebombardeerd, Bilbao viel op 19 juni en tegen half oktober '37 was heel Noord-Spanje vollledig in nationalistische handen.

Ondertussen werd echter tijdens de eerste week van mei '37 in de straten van Barcelona een machtstrijd binnen het linkse kamp uitgevochten ,tussen enerzijds de Guardia Civil en de communisten en anderzijds de anti-Stalinisten van de P.O.U.M (Partido Obrero de Unificacion Marxista) en de anarcho-syndicalisten van de C.N.T. en de P.A.I. Deze broederstrijd duurt 4 dagen en eist 2.000 doden en gewonden. De P.O.U.M. werd buiten de wet gesteld en haar leider Andrés Nin op 22 juni '37 door Sovjetagenten vermoord.       De (linkse) 11.Divisie onder generaal Lister onderwierp vervolgens gewelddadig alle (eveneens linkse !) arbeidersmilities,  ontwapende ze of schakelde ze in bij het volksleger. Alle anarchistische verworvenheden van de revolutie werden vanaf 10/8/37 door 'Madrid' afgeschaft. De onteigende fabrieken en bezette landbouwgronden werden, mits een verwarde "arbeiderscontrole", aan de vroegere eigenaars teruggegeven. Wie zich verzette werd door  de communisten als "Trotskist" of als "agent van het internationaal fascisme" geëlimineerd...De nieuwe republikeinse slogan luidde vanaf nu :éérst overwinnen en dàn pas hervormen !          

De "Russen" benoemden op 31/11/37 een nieuwe regering geleid door de communist Dr Negrin, met zetel in Barcelona. Ze richtten de Militaire Inlichtings Dienst S.I.M. op, een geheime politieke politie van 6.000 man onder bevel van de Russische Tcheka-generaal Orlov die tot het einde van de burgeroorlog terreur bleef zaaien binnen de eigen republikeinse rangen. Alle linkse non-conformisten werden opgespoord, opgesloten en gemarteld in privé-gevangenissen waar hen meestal het nekschot wachtte.      

Dankzij het hardhandig temmen van de revolutionaire chaos kreeg het republikeinse volksleger een tweede adem. Terwijl de nationalisten tijdens de zomer '37 vanuit het westen steeds meer opdrongen in de richting van de nieuwe republikeinse hoofdstad Barcelona, lanceerden de roden op 15 augustus een sterke tegenaanval naar Zaragoza.

Onder de gloeiende zon bestormden de linksen er de ene heuvel na de andere en de Franquisten moesten 20 km wijken voor ze met in allerijl aangevoerde versterkingen een front konden opbouwen bij het stadje Belchite. Want Franco beschikte, in tegenstelling tot de roden, over sterke transportkorpsen die hem toelieten zijn reserve-troepen vlug aan te voeren. Voor het bezit van Belchite werd een week lang bloedig slag geleverd, tot het roden, die bij al hun offensieven steeds te weinig reserves achter de hand hielden, op 24 augustus '37 uitgeput terugtrokken.

Op 14 december, poogden ze met een aanval op Teruel opnieuw de druk van Franco op Barcelona te verlichten. Na dagenlange  strijd in ijzige sneeuwstormen, dreven ze de nationalisten uit de stad. Maar dezen gaven niet op en voor elk beschuttend dak werd verbeten gevochten. Beide kampen verloren dan ook meer manschappen door bevriezing dan door vijandelijk vuur. Bij de roden herhaalde zich evenwel het drama van Belchite : hun reserves waren uitgeput toen de nationalisten medio februari '38 in de tegenaanval gingen met verse troepen. Deze waren vrijgekomen na de vernietiging van de laatste republikeinse weerstand in Asturië (Noord-Spanje). Een week later, op 24/2/38, was Teruel weer 'nationalistisch'...

Franco gunde zijn tegenstanders geen rust en lanceerde op 10 maart '38 vanuit deze sector Teruel zijn groot lenteoffensief naar het zuid-oosten. Op 14 april '38 bereikten de Franquisten bij Sagunto, even ten noorden van Valencia, de Middellandse Zee en sneden zodoende het republikeinse grondgebied in twee delen :enerzijds het gebied rond "hoofdstad" Barcelona, waar de republikeinen zich volledig gedemoraliseerd opmaakten voor de ultieme strijd, en anderzijds de driehoek Madrid-Valencia-Granada, waar de "Russen" de laatste souvenirs in de valiezen pakten.

Premier Negrin poogde nog - via Frankrijk - Franco tot vredesbesprekingen te pramen, maar deze eiste de onvoorwaardelijke overgave. Daarom besloten de "Russen" de Spaanse roden door te laten vechten tot het bittere einde, in de hoop dat ze het konden volhouden tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog waarin de "democratische landen" openlijk de republikeinse zijde zouden moeten kiezen in de strijd tegen het fascisme. En mochten ze onverhoopt toch vóór het uitbreken van W.O.II door Franco geëlimineerd  worden, dan konden ze nog altijd van nut zijn als heldhaftige martelaren voor de linkse propagandamolen...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
05-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
04-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 8
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE GEVALLEN VROUW.



        Toen Marie in het donkere gat àchter haar van het andere paartje niets meer hoorde , bleef ze staan, schijnbaar bezorgd. Maar 'de Rudolf' omarmde haar lenden wat steviger en fluisterde: " “Komt al gauw, m'n  mokkeltje, ik weet hier een goed nestje."..”En hij leidde haar kordaat achter de struiken op de buitenwal van het brede water rond het oude Spaanse fort "Palingbrug".. Aan de overkant ontwaarde Marie in het duister de overgroeide "oede veste" : een plat zwart eiland vaag weerspiegeld in de lichtgrijze glinsters van de vestinggracht. Nogal bangelijk, vond ze, vooral nu ze voelde hoe nadrukkelijk de zwarte schim vóór haar met zijn sterke poot haar kleine hand omklemde. Alhoewel...


         " “Hier is 't..,ons nestje...", hijgde hij tevreden en trok haar neer in het nog lauwe gras tussen het struikgewas:" “Wat denkt ge er van, hé?..."


     " “Dat het ver is van d'ander, lijk Jetje en de Gorilla ! ",lachte ze benepen," “ik hoor ze niet meer..." ”Over de wal achter hen klonk enkel nog het gedempte rumoer van de kermiskramen en het gejoel van uitgelaten feestvierders op de kaai aan de overkant van de Geul...


       " “Des te beter, laat ze maar lopen : ik heb niet graag dat d'ander op m'n pollen staan zien...Kom rap hier, m'n schatje!“" En voor ze het goed besefte lag hij half op haar, zijn hand vast in haar nek en zijn besnorde lippen stevig kriebelend op de hare...                                                                   

     

" ”Aan wat denkt ge?”" onderbrak Jetje haar gemijmer: "Aan den Dis zeker?... Ik weet het, het was een goeie vent voor wat hij moest dienen ,en God hebbe zijn ziel...Maar zoveel gelukkige souvenirs kunt ge aan die laatste vijftien jaar toch niet overgehouden hebben, hé Marie, gelijk ik u ken. Had ge indertijd beter naar mij geluisterd, ge ware nooit met hem getrouwd! "


         " Ha ? En met welke vent dan wél?"


     "Met niemand, tiens!  We hadden wij bijeen kunnen wonen, zoals we elkaar gezworen hadden, indertijd toen we jong waren, weet ge nog? Geen venten aan ons lijf!  Maar ge moest u absoluut laten doen door die gepommadeerde vetzak van een Rudolf, hé, lijk een onnozel kalf!  Mens, mens, wat heeft u toch bezield, dien avond !
       " “Zeg Georgette, alstenblief!  Geen ouw koeien uit de gracht halen, hé: da's vijftien jaar geleden ! M'n kop staat er niet naar, vandaag, gelooft me!  Het is bovendien wat laat om daar nu nog mee voor de dag te komen!  Het leven is wat het is en ik heb nu m'n twee gasten groot te brengen:  daar zal ik al last genoeg mee hebben ,zo zonder vent !“ "

         
         " Maar Keuntje :het is juist dààrom dat ik er nog eens over begin. Nu dat den Dis er niet meer is, kan ík inspringen ,hé :  we zijn toch altijd goed overeen gekomen, hé...Voor ons getweeën samen zou de last van die twee gasten al een pak lichter zijn. En ge kunt bij mij komen wonen:  mijn huis is een stuk beter dan die houten barak hier en er is plaats genoeg ,nu heel dat nest buiten is."”

          
         'Dat nest'” sloeg dan op haar ouders, haar drie jongere zusjes en het 'kakkernestje'” Leopold, die één voor één in de loop van de laatste twee jaar uit huis verdwenen waren. Albert, de oudste broer, was al langer buiten en ondertussen reeds gestorven:  die kwam in oktober '36 om bij een mijnramp in de Borinage en werd nooit meer bovengehaald...Kort voordien was haar smeerlap van een vader verzopen in hun  eigen beerput achter het huis. "Per ongeluk", had ze steeds tegen Marie volgehouden...Maar haar moeder werd toen toch opgepakt, niet voor dat "accident"” maar wegens die paar misvallen die de gendarmen nog hadden gevonden bij het leegpompen van die put. Tot een proces was het echter nooit gekomen wegens een zenuwinzinking en sindsdien zat moeder in "het zothuis"” in Brugge weg te teren: ze herkende blijkbaar niemand meer...De zusjes waren telkens op hun zestiende, dankzij de goede zorgen van meneer pastoor, elk afzonderlijk door de Openbare Onderstand in het binnenland bij rijke families geplaatst als inwonende meid. Jetje had ze sindsdien niet meer teruggezien. En de jongste, Leopold, had zopas op een Frans boerenhof, juist over de grens, een plaats van knecht gevonden. Nu zat Jetje daar nog alleen, met al die spoken uit het verleden. En de eenzaamheid begon schijnbaar te drukken want ze drong aan: " “Allee, Keuntje, komt bij mij..."”

    .        Marie haalde vermoeid de schouders op. Het was niet de eerste maal dat Jetje haar daarmee trachtte te verleiden, maar nog nooit zo onverbloemd.
            "Tenzij dat ge nog niet geleerd zijt en denkt te hertrouwen..."

           " “Jetje, houdt in godsnaam op met uw gezever! "

           “"Zever, zever!  Ik wil er optijd bij zijn vóór dat ge opnieuw een stommiteit begaat!  Zegt nu niet dat het bij een vent zo verschrikkelijk plezant is, hé!  Zwijnen zijn het, die hun poten niet thuis kunnen houden!"
         "“Ge moet niet denken dat ze allemaal zijn lijk uwe pa, hé!  Met den Dis viel best te leven..."

           " “Hoort daar!  Ge hebt in 't begin genoeg tranen gelaten, meisje...Altijd slaven en dan nog slagen krijgen op de koop toe!  Stank voor..."

            "“Héla, héla!  Af en toe een kletstje ,dat onderhoudt de zinnen...Voor de rest heeft den Dis mij maar één keer écht geslagen, dat ik weet!  En dan waren we nog allebei strontzat!  En de volgende morgen heb ik hem met mijn blauw ket eens goed bezien en hem verwittigd dat ik rattevergif in zijn "pulle" ”zou gieten als hij nog zou riskeren van zijn hand tegen mij te heffen!  Hij heeft dat goed onthouden, moet ik zeggen, want hij wist dat ik niet zwansde...Als hij wilde slaan, kon hij dat voor mijn part op zijn kinders doen. Maar dààrvoor had hem niet genoeg kloten aan zijn lijf...Aan de opvoeding van de gasten heeft hem tenandere nooit een poot uitgestoken:  'k heb ik het altijd zélf moeten doen...De studiebeurs voor Joseph:  had ik het niet àl belopen, hij ware nooit op die cadetteschool van hem geraakt...Daar hebt ge gelijk in, Jetje, den Dis was goed om 's zaterdags zijn pree af te geven maar voor de rest had ik hem godsjeugdig kunnen missen. Alhoewel...hij is wél  indertijd met mij getrouwd toen ik in de miserie zat en heeft nauwelijks zeven maand later bij de "voortijdige"” geboorte van de Joseph geen vragen gesteld..."

            " “Ach Marie, geef nu toe: daar was den Dis toch wel wat te onnozel voor, hé, om op z'n vingers te gaan tellen en vragen te stellen...Hij was blij genoeg dat ge met hem wílde trouwen, dat ge zogenaamd hém koos boven zijn maat, die Rudolf zogenaamd...Een schoon meisje lijk gij:  hij kon verdomme zijn ogen niet geloven!  Als ik nog denk aan ons gefoefel om hem dien avond hier achter in '‘t duin zover te krijgen dat hem zijn broek liet zakken en in gang schoot !  Een mirakel, dacht hem, nog beter dan Lourdes: met de maagd Maria in de bosjes!  Hij stond zo zot als een achterdeur, weet ge nog?”  "

               
              Marie moest onwillekeurig lachen: ze hadden er die arme Dis met hun gekonkelfoes inderdaad glad ingeluisd, zonder de minste wroeging, en hém in eer en geweten het vaderschap van de eerstgeborene laten opeisen. Wel vreemd dat ze na al die jaren nù pas voor het eerst vrijuit over hun misdaad konden spreken.

                      
            Dat deed haar denken aan de preek van de pastoor, een tijdje geleden. Die had het over de zonde die altijd uitkomt, hoe goed je het ook verborg. En het voorbeeld aangehaald van dat geraamte dat ze in Spanje in een geheime kast van een kasteel hadden gevonden toen het overlaatst door bommen werd vernield: een sombere moord tussen erfgenamen, bleek nu...En de wonderen die in het heelal geschieden, preekte hij, de sterren die nog iedere dag ontploffen of opnieuw door God geschapen worden zonder dat we er iets van merken. Het gebeurt onder onze ogen en toch zien we het niet!  Maar vroeg of laat, soms na jaren bereikt het licht van die nieuwe sterren de aarde en komt alles uit...De wonderbaarste mirakels of de vreselijkste rampen in het firmament net zo goed als onze leugens en bedriegerijen hier op aarde... Ooit komt alles aan het licht, zei de pastoor...Hopelijk mocht het geheim van Josephs afkomst nog verdoken blijven tot hij groot genoeg zou zijn om het te begrijpen. Of beter nog:  tot zijzelf bij de pieren lag. Dan kon hij zoveel vieze smoelen trekken als hij wou!

     
            "Het gaat er bij mij nog altijd niet in!" “monkelde Jetje:" “Dat verdomme Dis zijne frank nooit is gevallen, gedurende al die jaren! Joseph trekt toch langs geen kanten op hém, dat had hij toch moeten zien dat hij de vader niet was ! "

            "Joseph trekt op mij, Jetje, en daarmee zult gij het ook moeten stellen!  Juist gelijk den Dis, al die jaren..."

             "En zou hij dat écht geloofd hebben ?"”

           "Hij was de pijp uit vóór het licht van de sterren hem bereikte.” zuchtte Marie dromerig.

            "  “Het licht van de watte?!"

               "“De sterren...” "

              "“Ha, bon!" ...”Jetje keek haar ietwat meewarig aan:  Ze schudde triest het hoofd : " “Allee, Marie, ge moogt u zo niet laten gaan, kind...Houdt u kloek...Maar ik moet nu weg, m'n nieuw patatjes staan op..."


              Marie staarde haar vriendin na die haastig de tuin uit liep:” Die denkt zeker dat ik een vijs kwijt zijn, met mijn sterren...Maar ze zal wel zien dat ik gelijk heb: alles komt uit...”Wie of wat de dood van haar Dis ook had veroorzaakt: eens zou de schuldige boeten. Zoals zij nu, vijftien jaar later, moest boeten voor het onderschuiven van haar eerste kind...Ook al was de Dis er destijds - misschien niet geheel onbaatzuchtig - wreed kontent” mee geweest..  

                    
               In het licht van de sterren zullen de zwartste leugens opklaren, wist ze. En vroeg of laat zou ook Jetje haar de waarheid moeten vertellen hoe die smeerlap van een pa Neuville in hun beerput was verzopen. Want dat het ongeluk, twee zomers geleden, geen zuivere koffie was geweest had ze van bij het begin geweten.



0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
04-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
03-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 7
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A05     DE RUDOLF, OF HET LICHT VAN DE STERREN...

 

Buurvrouw Jetje Neuville, de boezem­vriendin van Marie Petré-Cattrysse sinds hun kinder­jaren, kwam de morgen nà de ontploffing pools­hoogte nemen. "Hoe ze het stelde" vroeg ze...Wat kon Marie daar nu verdomme op antwoorden !? Goed? Ze was haar kostwinner kwijt en alle ruiten in de straat lagen aan scherven!  Of was "Pico bello" misschien wat overdreven!?... Maar Jetje negeerde haar kwaad gebrom.                   

" Ik heb me altijd afgevraagd...",vervolgde ze behoed­zaam, " maar 't is misschien niet erg gepast om daar juist nù over te klap­pen "...Ze wou feitelijk eens komen horen of den Dis 'er' van z'n leven ooit iets van geweten heeft... Ge weet wel...      

"“ Maar Jetje toch, hoe kan dat nu in godsnaam:  hij heeft nog geen tijd gehad om 'amen' te zeggen, of hij was al in den hemel!  Allee, naarvolgens de pastoor dan gisteren  toch zei..."

" '’t Is dàt niet wat ik wil zeg­gen..." En dan geheimzin­nig fluisterend, "Ik meen : van die Ru­dolf...ge weet wel...Valentino" Onwille­keurig moest Marie glimlachen, ondanks haar koppijn:" Maar mens toch, waar dat gij nog aan denkt! Jesus-Maria: dat is verdikke al meer dan veertien jaar geleden...Vijftien..."”  

Pardon Gaston : bijna zestien jaar...Om juist te zijn: herfst van 1922...op één van de eerste kermissen in Nieuwpoort na de Grote Oor­log. De stad lag toen nog voor driekwart plat en de IJzervlakte was nog steeds één troosteloze modderpoel vol granaattrechters en blindgangers.  Doch vier jaar nà de wapenstilstand van '18 waren grote stukken van het overstromingsgebied weer drooggetrokken en gedraineerd ,maar de boeren mochten wegens het doorlopend ontploffingsgevaar hun velden nog niet ploegen of bewerken, vooropgesteld dat ze die überhaupt konden situeren in die moddervlakte...Maar na het puinvrij maken van de straten in de stad en het neerhalen van wankele muurresten stonden de Duitse krijgsgevangenen sinds een dik jaar in voor het ontmijnen van de polders. Gevaarlijk werk, dàt wel...Veel gedemobili­seerde Belgische soldaten uit de streek hielpen hen daarbij omdat het zo goed betaalde.

Er kwam dus schot in de zaak. Met de hulp van het buitenland - en dan vooral uit Engeland en de Ver­enigde Sta­ten - waren de meeste openbare gebouwen heropgetrokken ­­en in de stad Nieuwpoort zélf werkten de rioleringen weer, werd de nieuwe waterto­ren afgewerkt en er stak een vers net van water- en gaslei­dingen in de grond. Tussen de vele houten noodwoningen rezen hèr en dèr reeds zandkleurige baksteenhui­zen uit de stijgers, in alle staten van afwerking.        

"Koning-Ridder" Albert I en "Koningin-Ziekenverpleeg­ster" Elisabeth - zoals onze vorsten vooral langs franssprekende kant werden bewierookt - waren een paar maal op promotiebezoek gekomen in de 'Verwoeste Gewesten', zoals dat heette, en dat hielp de weder­opbouw goed vooruit:  de kaaimuren en het be­ruchte sluizencom­plex van de z.g 'ganzenpoot' geraakten langzamerhand volledig her­steld en een gloed­nieuwe eikenhouten 'Langebrug' verbond weer de stad, over de Ijzermonding heen, met de verbrede steenweg op Oostende.          

Ondanks de reusachtige puinvelden alom zinderde de ver­nielde agglomeratie van nieuw leven : er was werk in overvloed en iedereen verdiende goed zijn brood. De nieuwe baksteenfa­briek aan het kanaal van Plassendale draaide dag en nacht op volle toeren en metselaars, schrijnwerkers, vissers en ne­ringdoeners deden gouden zaken. Totaal nieuwe beroepen als electri­cien en loodgieter kwamen volop in de mode, want alle huizen werden voorzien van de laatste technische snufjes op gebied van modern wooncomfort : gloeilampen, stromend water, en zelfs W.C.'s in blinkend wit porselein met een "chasse". Deze dure Engelse uit­vinding, en dus zeer in trek, bij wijze van spreken...(sorry, ik kon het even niet laten) verving gelijdelijkaan overal het kot op de koer met de rudimentaire zitplank-met-gat.           

Gesterkt door het optimisme van de wederopbouw en een goedgevulde beurs, maakte de bevolking de jaarlijkse kermis tot hét Breug­heliaanse feest van de streek, waar alle remmen werden losgegooid en alle geldzorgen 'verzopen'... Marie en haar vriendinnetje Jetje ("Jetje" kwam van "Georgette" maar zo noemde Marie haar enkel als ze kwaad was) de beide meisjes dus, vlogen er met de Nieuwpoort-kermis dan ook driftig in. Niet dat ze zoveel centen konden verteren, want Jetje was de oudste van zes kinderen en haar vader vulde de rest van zijn vrije tijd heel het jaar door met pintenpakken en het aftroe­ven van zijn vrouw...En die had haar handen vol met het grootbrengen van haar vijf snotters tussen de nul en de acht jaar en het dag en nacht afweren van haar vent. Aangezien ze ondertussen nog trachtte te herstellen van haar negende "misval" rekende ze in al deze domeinen op haar oudste dochter Jetje voor hulp en bijstand...Niet dat het veel hielp , maar toch...

Marie had het al niet veel beter:  haar moeder was gestor­ven aan de Spaanse griep, vier jaar geleden, en sinds­dien moest zíjzelf voor de huishouding zorgen. Gelukkig woon­den ze gratis in een nieuwe noodbarak van het 'Fonds Koning Albert' - kado van de Staat aan haar vader ,de invalide Adjudant Cattrysse. En haar oudere broer René verdiende goed als machinist op één van de eerste vissersboten van de nieuwe Nieuwpoortse vloot. In tegenstelling tot de arme Neuvilles kampte het gezin Cattrysse dus niét met een chronisch geldgebrek. Althans niet doorlopend...

Marie's grootste probleem was de zorg voor haar vader, 100 % oorlogs­invalide, die dag-in-dag-uit in de zetel van de voorkamer z'n vergaste longen zat uit te spuwen en nog veel last verkocht op de koop toe!  " In plaats van verdomme rap en proper te sterven,  zoals het een soldaat past! " dacht ze dikwijls..."Die ouwe vetzak doet nu eens àlles om mij het leven te vergallen! "     

Want als uitgerangeerde adju­dant van de artillerie met zijn zes frontstrepen uit den Grooten Oorlog kon hij niet nalaten aanhoudend te commande­ren en zure complimenten te verkopen, de zagevent!  Alsof hij nog steeds voor de troep stond...En het was ook nooit eens goed:  het eten dat ze klaarmaakte "smaakte altijd naar paardestront" en zijn kussens moes­ten ­minstens tienmaal per dag worden opgeschud of hij sloeg met zijn stok op tafel. Als ze hem 's nachts gierend hoorde rochelen hoopte ze heimelijk dat hij er eindelijk in zou stikken. Maar hij haalde het steeds op het nippertje:  wel een verdomde taaie, moest ze met spijt toegeven...             

De twee meisjes lachten dus niet iedere dag ,verre van !... Maar allee ,ze waren achttien en goed voorzien van oren en poten ,zoals men dat gemeenlijk zegt. Kermis was het slechts één keer in 't jaar en als ze zich ginnegappend gearmd tussen het wriemelende volk rond de om ter hardst krijsende kramen door wrongen, kregen ze van de jonge mannen aan­trek zàt. Er waren er altijd genoeg die hun kans wilden wagen en hen trakteerden op een slingermolen of een Rodenbach met gedroogde pladijs. Maar als die ventjes in hun overmoed te handtastelijk of te dronken werden, was het van "bonjour en merci": zo'n rood-aangelopen kwij­lers moesten ze niet hebben en in het afpoeieren van deze zwetende zeveraars hadden de meisjes huns gelijken niet. Ze lijmden dan vlug een koppel verse vlegels, om de versleten pretendenten op een veilige afstand te houden...Wat soms wel tot hanengevechten kon leiden, maar meestal toch zonder broks.

Dié zondag, de tweede dag van de kermis, vielen ze al vroeg in de namiddag op twee serieuze gasten-met-geld, die zich voorstelden als Rudolf Valentino en Douglas 'Duggie' Fairbanks. Niet dat ze bepaald opvallend op deze populai­re sterren van het witte doek leken, verre vàn zelfs:  Duggie kon eerder voor Gorilla-King doorgaan ,de reuzenaap uit de gelijknamige film ! Maar de meisjes speelden vlot het rollenspel mee en dus stelde Marie zich voor als :"“ Ik zijn 'Martha Harry' en dat schoon kind hier is..."”

“" Gloria Swanson! " riep Jetje boven het getoeter van de slingermolen uit. In 'De Tap', de dorpsfeestzaal van Westende, was vorige winter van beide populaire filmsterren een tranerig drama gepro­jecteerd, dat zogezien op de vrouwelijke jeugd in de wijde omtrek een onuitwisbare indruk had nagelaten...

" Martha Harry?",vroeg de Rudolf verwonderd," Is het niet 'Matahari',in één woord, dat ge wilt zeggen? Die Duitse spionne, die bijna in haren flikker danst?" Hij zag hoopvol de nabije toekomst opbloeien...

Maar Marie hield voet bij stuk: het was 'Martha', punt! En zíj danste niét in haar flikker, als hij dàt maar wist ! Komaan hé ,vuilaard ! Ze bloosde bij zoveel brutaliteit maar was toch benieuwd hoe de verdere kennismaking met die patsers zou verlopen. De meisjes wisten wel dat de pronkerige zogeheten 'Rudolf' op een vissersloep vaarde en dat zijn eerder bedeesde lijfwacht 'Duggie' hier op een chantier in de Duinkerkestraat metste aan de nieuwe feestzaal van het 'Vlaams Huis'. Gewoon werkvolk dus ,maar dat nu goed verdiende in deze opbloeiende "verwoeste gewesten". En elkeen hield de schone schijn vol:  tijdens de kermis moést je nu eenmaal een beetje zot doen om u goed te amuseren!       

En zoals gezegd:  het was maar één keer per jaar feest ! Dus vooruit met de geit !

Maar toen de avond viel en het té druk werd tussen de kramen, geraakten ze ver dolgedraaid van slingermolens en paardencarrousels, doof van de knallende zevenslagers en het kakofonisch getingeltangel , en bijna gek van de hysterisch gillende boerendoch­ters in de schommelschuiten. De gulle traktaties van de beide jongens op té zoete snoep, té vette oliebollen, té zoute gedroogde pladijs en té sterke Rodenbach hadden hen op de duur op de knieën gekregen:  de meisjes konden geen pap meer zeggen en wilden naar huis...

Het leek wel of ze alle vier samen heimelijk naar dat langverhoopte moment hadden uitgekeken : eindelijk ! Vooral de mannen snak­ten naar hun pond vlees. Want buiten een vlugge greep naar een borst onder een zwetend oksel door - om daarbij dan nog giechelend afge­weerd te worden!  - viel tussen al dat werve­lende volk rond de kramen niet veel te vrijen. Ook de vriendinnen moesten dringend op adem komen, verhit als ze waren, met een rode kop en het hart bon­kend tot in hun buik...'t Was genoeg geweest ! Nu wilden ze weg uit de lawaaierige lichtzee van wal­mende storm­lantarens en de misse­lijk makende stank van verbrande vettigheid : wég , naar huis , naar hun bedde !.

 "“ Komt, gow, we brengen ulle een eindje ! " knipoogde Rudolf, met een veelbelovende heimelijke grijns naar zijn maat. Helemaal overbo­dig trouwens, want de meisjes hadden van hen blijkbaar niets anders verwacht...Een eindje...Dat beloofde !      

Stijf gearmd stapten de twee koppeltjes stoer over de nieuwe Langebrug. De mannen lieten hun hielen uitgelaten hard bonken op het eikenhouten voetpad. Even bleven ze, proes­tend om een schuine mop, over de witgelakte balken van de borstwe­ring hangen en de jongens pisten met sterke stralen om ter verst in het donkere water onder hen, met de gierende vrien­dinnen als stren­ge scheidsrechters. Duggie Gorilla won.

De kermisdrukte met de jengelde draaiorgels , nu op de kaai aan de overkant , klonk nog luid tot hen door en de veelkleurige lichtwalm weerspie­gelde toverachtig fonkelend in de zwarte havengeul...             .              

" Van dààr is het zekers nog véél schoner ! ", wees Rudolf naar de dichtbegroeide donkere rechteroever, juist tegenover de stad.        

" Ja-ja, 'k hoor je al afkomen op je boerenklompen! " riep Jetje met gespeelde preutsheid. Die verwilderde rech­teroever van de Geul lag nog vol ingekalfde loopgraven en overwoeker­de onderstanden van de Duitsers en was door de pastoor tijdens een donderpreek tot oord des verderfs uitgeroepen...Waardoor al zijn schurftige schapen die een stevig potje wilden vrijen ineens wisten waarheen...

Ook Marie wist blijkbaar van wanten:" Gijsse lepen duivel!  Ge gaat uw manieren houden hé ,goed verstaan !" Maar ze liet zich toch gewillig meetronen. Op korte afstand volgde twijfelend in het donker het tweede 'koppeltje', waarvan Marie na een tijdje enkel nog de verschrikte gille­tjes van haar vriendin hoorde. Die had blijkbaar veel last met struikelen over het duistere pad vol gaten...Ze vroeg zich monkelend af wat Jetje ervan terecht zou brengen, van haar vrijage ,want ze wist dat haar vriendin in feite niet erg gesteld was op al dat gefikfak van de jongens...En die aapmens Duggie, die Marie haar zo goedhartig gelaten had, gaf niet de indruk een subtiele verleider te zijn...Jetje ,ocharme !... Zéker geen Rudy Valentino ,waar hààr vrijer zich voor uitgaf !

                                Wedding 2 American Soldier and his Bride 1919



 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
03-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
02-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 6
Klik op de afbeelding om de link te volgen

AO4BIS       DE SPAANSE BURGEROORLOG BARST LOS.

                                                         



Na de mislukte staatsgreep in Madrid en de halve overwinning op het platteland begrepen de opstandige generaals ,verspreid over het koninkrijk en de koloniën, dat ze zwaar en gecoördineerd zouden moeten vechten om de regering omver te werpen. De rebellerende stafchef Generaal Mola veroverde binnen de week wél heel noordwest Spanje (uitgenomen een strook langs de golf van Gascogne) maar Franco zat met zijn 40.000 man Moorse troepen en het Spaanse vreemdelingenlegioen nog steeds in Marokko geblokkeerd. De Spaanse oorlogsvloot, die dit leger naar het moederland had moeten overvaren, was door een muiterij van de matrozen tóch trouw gebleven aan de regering in Madrid.

Vanaf 28 juli slaagde Generaal Franco er echter in zijn eerste troepen met Ju52-transportvliegtuigen van de Duitse Luftwaffe over te vliegen naar de drie zuidelijke provincies rond Gibraltar. Voor de overtocht van de zware wapens zorgde de Italiaanse marine.

De republikeinse regering stond machteloos en liet de reactie hoofdzakelijk over aan de gewapende linkse arbeidersmilities. Overal waar deze de bovenhand haalden op het rebellenleger voerden hun honderden plaatselijke anarchistische comité's gewelddadig hun eigen politiek programma door, los van Madrid. Zo "regeerde" in Barcelona sinds 21 juli een verkozen "Generalidad" (autonoom provinciebestuur) die onmiddellijk een "arbeiderscontrole" op alle bedrijven voorschreef.  Wat erop neer kwam dat het werkvolk "baasje-speelde" maar niemand nog een poot uitstak. Maar eens buiten de voorsteden en in de rest van de provincie Catalonië hadden vooral de lokale anarchistische F.A.I-collectivisten daar geen oren naar. Tegen de richtlijnen van de Generalidad in hadden zij bij de eerste gelegenheid brutaal alle productiebronnen onteigend en de directies gekeeld. De chaos vierde hoogtij. Kerken en kloosters werden geplunderd of platgebrand en ongeveer 7.000 geestelijken vermoord (15.000 voor de totale duur van de oorlog). Deze carnavaleske losbandigheid ,waarin op de barricades ook vrouwen voor soldaatje speelden ,duurde maar een paar dagen ,maar de ontnuchtering uit de bloedige roes verpestte de rest van hun leven...

Na een week van moorddadige uitspattingen vertrok tot ieders opluchting op 25 juli uit Barcelona een kolonne vrijwilligers met zelfgemaakte pantser-vrachtwagens naar Huesca om het rebellenleger van de generaals uit de provincie Aragon te verdrijven, wat wonder boven wonder na drie weken ook lukte. Het was hun eerste en voorlopig laatste overwinning op de rechtse opstandelingen : nadien was het gedaan met lachen !...

Want op 14 augustus veroverde Franco op de Portugese grens de stad Badajos en op 2/9 maakte hij op de Taag ten westen van Toledo contact met het rebellenleger van generaal Mola. Franco liet er  massa's gevangen strijders van de arbeidersmilitie over de kling jagen. Anderzijds moest de Franse socialistische Premier Leon Blum, die sinds juni in Parijs eveneens een volksfrontregering leidde en de Spaanse republikeinen alle nodige hulp verleende (w.o. een 20-tal vliegtuigen-met-piloot) , medio augustus onder politieke druk de grens langs de Pyreneeën sluiten. Nu waren de Spaanse republikeinen én van Portugal én van Frankrijk afgesneden. Dramatisch...

Ondertussen begonnen in de twee kampen de executiepelotons hun eigen grondgebied te "zuiveren" ,zoals men dat eufemistisch noemde. En op gebied van terreur of tegenterreur moesten Franco's "fascistische rebellen" (van nu af aan "nationalisten" genoemd) nergens voor de "rode republikeinen" onderdoen... 

Het buitenland volgde gebiologeerd deze ideologische moordpartijen. Hitler begon aan Franco wapens en munitie te leveren en stuurde wat later het luchtmachtlegioen "Condor" (5.000 man) ter versterking. De Italiaanse dictator Mussolini zag het grootser en zond een paar divisies "vrijwilligers" (75.000 man tijdens de totale duur van de oorlog). En alhoewel Stalin aanvankelijk zeer wantrouwig stond tegenover de niet-communistische Spaanse regering, gaf hij toch de Komintern opdracht "Internationale Brigades" onder communistische leiding op te richten. Vanaf oktober '36 begon hij massaal zware legeruitrusting (400 tanks ,7OO vliegtuigen, 1.000 kanonnen en een 25.000 mitrailleurs, vanzelfsprekend mét bemanning) naar de republikeinse havens te verschepen, samen met dikke drommen "technische raadgevers" (een eufemisme voor volkscommissarissen...). Hij liet als waarborg voor zijn leveringen 500 ton goud van de Spaanse nationale bank naar Moskou overbrengen. Mexico leverde aan de republikeinen vooral geweren en munitie ,uit een oude stock van één van hùn eigen revoluties.

De democratische landen sloten onderling een non-interventieverdrag (in het begin ook door de dictaturen ondertekend) maar Frankrijk bouwde er voldoende achterpoortjes in om steeds de handen vrij te houden. Want toen de republikeinen anderhalf jaar later zwaar in de verdrukking kwamen omdat de Italianen voortdurend de Franse en Russische smokkelschepen kelderden werd de grens weer discreet geopend voor de levering van 'humanitaire' hulp ...zoals o.a. Franse jachtvliegtuigen-mét-piloot (150 in totaal) en machinegeweren. Foei-foei ,zeg...

Dezelfde schijnheilige politiek werd gevoerd ten overstaan van de buitenlandse linkse oorlogsvrijwilligers. Hun recrutering werd overal in West-Europa - tengevolge van het non-interventie-verdrag - strafbaar gesteld, (zoals nù met Syrië-strijders) maar alle plaatselijke K.P-afdelingen zorgden gezwind voor een begeleide treinreis naar Barcelona. Daar werden ze ingelijfd bij de Internationale Brigades (I.B.) onder strenge communistische - zeg maar Russische - leiding en meestal met succes op de voornaamste fronten ingezet. Ze leden dan ook zware verliezen (meer dan 20.000 doden op een totale inzet van gemiddeld 40.000 vrijwilligers over drie jaar) maar na hun ontbinding op 15 nov.'38 liepen toch nog  een 10.000 brigadisten mee op het afscheidsdefilé in Barcelona. (heu...500 volgens de Rijkswacht...Ha-ha.)

Bij de I.B. heerste een zeer harde tucht, in tegenstelling tot de rest van het rode "volksleger" dat aanvankelijk samengesteld was uit regionale arbeidersmilities met een waaier van zeer uitgesproken - maar ook totaal tegengestelde - linkse ideologieën. Deze vlogen elkaar regelmatig over allerlei futiliteiten in het haar en zelfs over tactische beslissingen van zuiver-plaatselijk belang moest doorlopend gestemd worden. Daarbij was het er gebruikelijk na elke mislukte inzet de eigen officieren wegens "verraad" of "defaitisme" te fusilleren. En aangezien er bij deze stugge koppige dilettanten aanhoudend militair wat mis liep, had het volksleger een chronisch gebrek aan bevoegd middenkader... De rest van het oorspronkelijk leger dat niet aan de putsch van Franco had meegedaan was bemand met dienstplichtigen uit de gebieden die het toevallig bezette. En omdat de bevolking van deze gebieden half-links half-rechts gezind was ,vertoonden veel van die eenheden een gebrek aan duidelijke ideologische overtuiging en inzetbereidheid, die nog groeide naargelang Generaal Franco bij  alle veldslagen steeds meer de bovenhand haalde.


 

(wordt vervolgd)

Bijlagen:
Spanje 1936-1939.pdf (1.7 MB)   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
02-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!