C21: ILSE von WITZLEBERHOF.
Pommeren, 20 februari 1945.
Leon dacht echt dat hij na de wanhopige gevechten voor het behoud van Petznick het zwaarste wel achter de rug had, maar dat was zonder de Russen gerekend. Die bleken helemaal niét opgezet met de Duitse inbraak in hun lijnen rond Arnswalde. Want nauwelijks hadden de SS-troepen op 17 februari met hun uitval de burgerbevolking en de lichtgewonden uit de stad kunnen evacueren of ze moesten reeds wijken voor de alles verpulverende beschietingen van de getergde Rus. In de nacht van 17 op 18 trokken de tanks van de 'Nordland' zich dan ook gedwongen weer terug uit de totaal verwoeste stad, met de zeer zwaar gehavende troepen van de Germaanse SS-divisies 'Langemarck' 'Wallonie', 'Danmark' en 'Nederland' in hun kielzog. Ze hadden dan wel ongeveer 7.000 burgers uit de klauwen van de Rode soldateska gered, maar bij dat grapje toch ongeveer het dubbele aan manschappen verloren, plus een kwart van hun tanks en zware wapens...
Nog gedurende achtenveertig zenuwslopende uren nà de Russische hérovering van Arnswalde bleef de dodelijke Rode vuurwals hen achtervolgen en dreef de Langemarckers sprongsgewijs terug naar de stellingen, van waaruit het fiere SS-leger op 15 februari zo onverschrokken aan het offensief was gestart. Eindelijk, op 20 februari leek de Rus zijn afstraffing van de Duitse overmoed langzaamaan welletjes te vinden en richtte zijn aandacht opnieuw naar zijn geplande doorbraak in de richting van de Oostzeekust.
Met groeiende opluchting merkte Leon in de loop van die gezegende dag dat zijn overburen hem éven op adem lieten komen. Vol blutsen en builen en gekraakt door het slaapgebrek van de laatste week, leek hij beetje bij beetje uit een vreselijke nachtmerrie te ontwaken. Met een ontluikend gevoel van veilige geborgenheid stelde hij vast dat hij nu met zijn ploeg in een soort portierswoning van een groot 'Junkershof' lag. En - heel verwonderlijk als hij de kaart van Pirijns mocht geloven - op nauwelijks een paar kilometer van de 'observatiepost' waar ze zich vorige week nog hun balg hadden volgestopt met opgelegde varkenskoteletten en pruimencompote...
Vorige week, zei je? Het leek eerder een eeuw geleden! En op die vijf-zes dagen waren ze, dankzij een ongekende verspilling van materiaal en mensenlevens, achtereenvolgens een twintig kilometer opgerukt en weer bloedig teruggedreven. Verdomme zeg, van een kostelijke fiasco gesproken! De kleine Anseeuw was onderwijl in het niets verdwenen, Van Temsche had kort daarop een scherf door zijn helm gekregen en was blind afgevoerd... Pirijns moest die twee uitvallers in de vlucht vervangen door een koppel verdwaalde en verdwaasde sturmgrenadieren van de uiteengeslagen 4.Kompanie. Van Nitsem en Philips heetten ze, en ze hadden nog nooit een '2cm-Fla' van dichtbij gezien...
Van de vijf pantserauto's die het peloton Penjaert vóór de start van het offensief naar Arnswalde bezat, schoten er nu nog drie over: die van de pelotons-commandant zélf, die van Leon en die van de tweede sectie. Die van de derde sectie had een voltreffer gekregen bij de bestorming van de Petznicker molen en was ontploft vlak voor Leon zijn ogen, terwijl de laatste de volgende morgen doorzeefd werd door een Katjusja-salvo toen ze als de bliksem terugtrokken uit dat vervloekte wespennest.
Oschaf Penjaert zei dat het met de àndere pelotons van de 'Kompanie Dillinger' al even erg was gesteld...wat inderdaad maar een magere troost was, moest hij toegeven. Enfin, voor het ogenblik leken ze hier op deze grote herenhoeve veilig te liggen en scheen voor de rest de oorlog aan hen voorbij te willen gaan. Werkelijk niks te vroeg, of Leon was er van de zenuwen onderdoor gezakt!
Al bij al nog een geluk dat hij nooit de tijd had gekregen om de bemanningen van de twee vernielde kanonnen , die nu plots uit zijn omgeving 'verdwenen' waren, écht te leren kennen. Onbekend is onbemind, moest hij maar gelaten overwegen...De verschillende 2cm rupswagens van het peloton hadden tijdens de aanval op Petznick wel samen gemaneuvreerd en elkaar met hun vuur gedekt, maar met de mannen die er binnenin schuilden had hij nooit een vriendschappelijk contact gekregen. Met de kleine Anseeuw lag het wat pijnlijker: die maakte toch een beetje deel uit van zijn ploeg, ook al vond Leon hem van bij het begin wat te kinderachtig... Zéker geen gast waar hij zijn leven aan zou toevertrouwd hebben.
Terwijl Van Temsche, daarentegen, wél een waardevolle kameraad was gebleken...En nu blind voor de rest van zijn leven...
Ach, wat een verdomse miserie, hij mocht er niet aan denken! En waarom, in godsnaam?! Al die verhakkelde lijken die hij de laatste dagen had zien liggen: veel Russen, akkoord, maar ook héél veel mensen van bij óns, Scandinaven, Duitsers en Vlamingen dooréén! En waarschijnlijk ook nog een klad Walen en Nederlanders in de àndere sectoren van het front... En waarom?! Om die lamlendige burgers van Arnswalde uit hun huizen te gaan peuteren, die te lui of te laks waren geweest om op tijd te gaan lopen?! Merci zeg: je leven moeten riskeren voor zo'n bende koppige idioten: Leon had zich zijn inzet tegen het bolsjevisme een beetje zinvoller voorgesteld!
De imposante kasteelhoeve, waar 'Kompanie Dillinger' samen met een stootgroep Sturmgrenadieren nu in stelling lag, stond op de stafkaart van Pirijns vermeld als 'Gut Witzleberhof' en omvatte verschillende grote gebouwen. Vanuit de portierswoning aan de straatweg, waar Leon met zijn '2cm' hokte, liep een lange kaarsrechte oprijlaan van een 3 à 400 meter naar een binnenkoer waarvan het centrale wooncomplex zwaar beschadigd was. Duidelijk onbewoonbaar: dat zag je van ver. De adellijke eigenaars en een paar personeelsleden van het 'Gut' hadden zich waarschijnlijk om deze reden teruggetrokken in de portierswoning, waardoor er daar voor de bemanning van de '2cm' enkel nog plaats was in een aangebouwd schuurtje. Maar Leon hoorde je niet klagen: er lag hooi in overvloed om eens goed te maffen en met een roodgloeiende potkachel kregen ze het er zelfs wat te warm. Eten haalden ze bij de rijdende veldkeuken van de compagnie - in soldatenjargon kortweg 'Goulash-kanone' genoemd - die zich in de stallingen van het 'Kasteel' had geïnstalleerd. Stevige kost, dàt wel, maar vanaf de tweede dag aten de mannen van Pirijns toch liever mee van de gemeenschappelijke pot, gekookt door het volk van de portierswoning.
Dat volk vormde zacht gezegd maar een vreemd allegaartje! Leon merkte al vlug dat de z.g.'adellijke eigenaars' zich in feite beperkte tot een zeer oude wereldvreemde dame en haar kleindochter van een jaar of zeventien. Wat nuffig vrouwvolk, dat waarschijnlijk nog nooit van hun leven een poot had uitgestoken...Een forse Poolse meid, Tiana, zorgde voor hen.
Het landbouwbedrijf van 'Gut Witzleberhof' zélf werd tot voor kort gerund door een bejaard Duits boerenkoppel met een zestal knechten, allemaal Waalse krijgsgevangenen die er zich blijkbaar goed thuis voelden. Buiten het kokkerellen en wat werk in de keuken voerden die kerels voor het moment geen klop meer uit, maar dronken wél stevig door en stonden voor de rest in feite vol vertrouwen op hun Russische bevrijders te wachten... Om maar te zeggen dat ze die vier - Vlààmse nog wel! - SS-ers van de Langemarck hier onder hun dak véél liever zagen gààn dan komen...Leon, die graag iedereen te vriend hield, vond de latente vijandigheid van die mannen eerst wat genant. Maar gezien hij nu aan de kant van het 'Herenvolk' stond, kon dat geniepige Waalse onderkruipsel hem al vlug vierkant gestolen worden...
Hij interesseerde zich meer voor die 'Fräulein Ilse', de adellijke kleindochter, ook al zag hij haar die eerste dag van zijn inkwartiering maar zelden. De jonge juffer zat meestal bij de Boma op de kamers van het eerste verdiep en kwam enkel naar beneden om eens een luchtje te scheppen, buiten het zicht van haar oude grootmoeder stiekem een sigaretje te paffen of gewoon om van het gezanik boven af te zijn. Het viel Leon daarbij op dat zij nogal hautain tegen het boerenkoppel sprak, en tegen de Waalse knechten al helemaal niét. Die behoorden blijkbaar tot een andere wereld...Ein Unterweld.
's Anderendaags tegen de middag, na een heerlijke nachtrust, toen Leon juist onder de motorkap van zijn rupswagen wilde duiken voor een kleine afstelling, stond ze plots naast hem. Niet dat hij zich een aap schrok, maar het verraste hem wél, zo frêle en blond ze daar stond te huiveren onder haar geborduurde omslagdoek.
"Ha, das Fräulein! " was alles wat hij gegeneerd zo vlug kon bedenken. Maar zijzelf had blijkbaar helemaal geen moeite om haar gemoed te luchten. Vanaf haar eerste woorden merkte hij dat ze nogal dweepte met deze Vlaamse vrijwillige krijgers, die hun leven wilden geven om hààr kleine wereldje tegen het Rode Beest te beschermen. Ze noemde die Russen 'Besoffene Bestien' en sprak blijkbaar met kennis van zaken...
Leon dacht eerst dat ze zélf gedronken had, maar begreep al vlug dat de jongejuffrouw op het randje van een zenuwinzinking zweefde. Want terwijl hij met een vod omslachtig het vet van zijn handen wreef, ratelde ze onverpoosd voort. Hij kon uit die waterval opvangen dat zij hén Edele Witte Ridders vond. En als dusdanig weliswaar wat slonzig gekleed in hun groezelige sneeuwpakken, giechelde zij zenuwachtig. En zij moest zich ook zichtbaar geweld aandoen om niet over zijn pluizige stoppelbaard van een week te aaien! Maar voor de rest vond ze 'haar' Vlamingen échte manhaftige redders in de nood, die zich blijkbaar volledig ten dienste hadden gesteld van hun prinses Ilse. Of zoiets in dien aard, want ze sprak nogal jachtig en met een wat vreemd klinkend accent. Over de stank van zijn kleren zei ze voorlopig niks, maar twee nachten later, toen ze beiden over hun schroom heen waren, bekende ze hem op haar zolderkamer hijgend dat ze hem eerder lékker ruiken vond. Net zoals haar zwetende hengst 'Dorian' ,zei ze ,na een wilde rit door de heide van hun landgoed Zavarovski in Oost-Pruisen...Ja-watte! En dàt ,na hemzélf bovenop z'n schoot in een dolle liefdesrit te hebben afgereden ! Niet dat hij zich misbruikt voelde door de Freule ,of zo ,maar tóch GEbruikt ,en géén klein beetje !
Maar ik loop vooruit...
Toen Pirijns die eerste avond zijn ploeg indeelde voor de nacht en de alarmprocedure nog eens nadrukkelijk herhaald had ten behoeve van de twee nieuwelingen Van Nitsem en Philips, vermelde de schijnheilige Casanova Petré losjes zijn eerste 'touche' met 'de Juffrouw'...En kreeg meteen de wind op kop van de baas.
" Opgepast voor die contacten met de burgers, hé Leon! En zéker met de vrouwen! Het is al abnormaal dat die hier nog bij ons in de eerste lijn verblijven. Die hadden al lang op een 'Treck' naar het hinterland moeten zitten! Want als seffens de gevechten herpakken lopen die wijven fataal voor ons voeten en kunnen ze ons alleen maar tot last zijn. Zéker als het dan nog een nètte is, lijk die Fraulein Ilse ! "
Van Nitsem gniffelde: " En een zotte op de koop toe! Want bij dat kind zit er fameus een vijs los! "
Pirijns wees hem onmiddellijk terecht: " Ge zoudt voor minder uw zinnen verliezen, lijk dat zij de laatste maanden onder spanning moest leven en zware morele kloppen kreeg! Heeft ze u misschien haar rampen van het voorbije jaar nog niet verteld, Leon?"
"Hoe zou ze: ik versta maar de helft van wat ze zo ratelt?!...Aan u soms wél?"
"Neen, merci! Maar Ochaf Penjaert kwam daarmee af. Haar vader was Generaal Freiherr von Witzleberhof, divisiekommandeur aan het Oostfront en zoon van de gekende Veldmaarschalk. Hij werd nà de aanslag op de Führer in juli vorig jaar, juist lijk zijn vader, verdacht van ook in het moordcomplot te zitten. Maar vrienden verwittigden hem op tijd dat hij aangehouden zou worden. Hij heeft dan zijn beste uniform met al zijn medalles aangedaan, is rechtop het niemandsland vóór zijn frontlijn ingelopen en heeft zich daar, in het zicht van de Russen, koudweg door de kop geschoten. Zijn Poolse vrouw - de moeder van onze 'juffrouw' - was een zekere gravin Zavarovski of zoiets: die werd door de Gestapo uit haar kasteel in Oost-Pruisen geplukt en vloog recht naar het concentratiekamp. Een longontsteking , en na een week was het gedaan met madam...Het landgoed Zavarovski werd juist vóór de aankomst van de Russen op last van de Gauleiter plat gebrand, volgens de richtlijnen van de 'Politiek der Verbrande Aarde'. De boma, onze juffer Ilse en de meid Tiana konden met véél moeite een plaatsje op een treck naar het westen bevechten. Enfin, die drie zijn na twee maanden omzwervingen tot hier gesukkeld - hun familiaal 'Gut' - maar ge moet niet vragen hoé..."
" Ja-ja, " spotte Philips met een schunnig lachje: "En één van de Walen wist mij te vertellen dat de vrouwen beslist hebben van niet meer verder te vluchten: ze hebben er de buik van vol ! Wat er ook voorts nog gebeurt, ze zijn naar hiér gekomen om hier te blijven. En ook vroeg of laat hiér te sterven, zeggen ze. Dat is dus voor binnen een paar dagen! De krijgsgevangenen en het ànder personeel kregen van Ilse al de vrijheid en moeten zich verder van haar totaal niets aantrekken. Ze heeft enkel aan de achterblijvers gevraagd, als de Russen tot hiér zouden doorstoten, heel het 'Gut Witzleberhof' plat te branden en alle beesten te doden. Het is ook daarmee dat ons 'goulash-kanon' voor het ogenblik geen vlees tekort komt. Zo is heel die historie toch nog voor iéts goed..."
Ondanks deze verwittiging van de chef en de spot van zijn twee wapenbroeders, voelde Leon met zijn klompen aan dat hij niet aan zijn noodlot zou kunnen ontsnappen. En hij was eerlijk gezegd ook niet van plan daar veel moeite voor te doen. Als die arme Ilse werkelijk haar oog op hem had laten vallen, dan zou hij wel een lafaard zijn om haar nu in de steek te laten. Of een onnozelaar om haar af te stoten, indien ze zo'n verschrikkelijke behoefte had aan een sterke schouder. Om maar iets te noemen...
Ik ga heel de romance tussen de naïeve soldenier Leon Petré en de geëxalteerde freule Ilse von Witzdinges hier niet van naaldje tot draadje uit de doeken doen. Weet wel dat zij haar hunkering naar zijn 'schouder' voor het eerst serieus liet blijken gedurende zijn volgende wacht, nog dezelfde nacht nadat Pirijns zijn mannen voor haar had gewaarschuwd. Leon stond op de hooizolder van hun stal door het open dakvenster plichtsgetrouw naar buiten in de maanverlichte nacht te turen, toen hij haar achter zich hoorde aankomen. Hij schrok er niet van toen zij zwijgend haar arm onder de zijne haakte en zich met een trieste glimlach stevig tegen hem aanschurkte. Want dààr had hij in feite al heel de avond geniepig op gespeculeerd: wàt hij zou doen, als zij dàt deed, en wàt haar reactie dààrop dan weer zou zijn...Hij moest natuurlijk wél zorgen dat het héle scenario uiteindelijk op een ferme 'smak' zou uitdraaien. Minstens toch, hé...
Maar tijdens die eerste wacht merkte hij onmiddellijk dat zij haar éigen scenario al helemaal klaar had, en dat hij niets meer in de pap had te brokken. Er kwam geen woord bij te pas, maar vóór hij het wist zat haar ijskoude hand, onder dekking van een verontschuldigend en meelijwekkende glimlachje, al diep in zijn warme broekzak. Zelfs een beetje té diep, maar dat scheen haar allesbehalve af te schrikken. Toch minder dan Leon, die zich een beetje 'genomen' voelde ,om een kat een kat te noemen.... Het leek wel of in haar ogen de adel nog een soort 'droit de cuissage' op hun ondergeschikten kon uitoefenen, zo onbesuisd ging dat mens tekeer! En dat was nog geen achttien jaar!
Hij maakte haar in alle stilte wel wat schaapachtig diets dat hij voorlopig zijn volle aandacht aan de mogelijke vijand in het maanverlichte sneeuwlandschap moest wijden. En na nog wat trek- en duwwerk kon hij haar toch afschepen met de belofte haar direct na zijn wacht in haar 'Schlafstube' op te zoeken.
En aldus geschiedde, al was het maar van de rap-rap. Aan Philips, die hem op zijn uitkijkpost kwam aflossen, maakte hij wijs dat hij dringend in huis naar het toilet moest. En aangezien hun schuurtje tegen de portierswoning was aangebouwd, en er op hun zolder een lage deur rechtstreeks toegang gaf tot de eerste verdieping waar Ilse sliep, moet ik toch zeker geen tekening gaan maken, hé!
Bon, drie heerlijke nachten ging alles goed, ook al vond Philips zich op den duur moreel verplicht hem een soldatenremedie op te dringen tegen "'t vliegend schijt". Voor de rest scheen niemand iets van zijn romance te merken, vooral nu ook Ilse zich minder opdringerig gedroeg. Zij kwam nog éénmaal ter sprake, toen Pirijns liet uitschijnen dat zij, door al die rampen in haar familie, mentaal helemaal van de wijs was geraakt. Vroeger bleek zij in haar dorp in Oost-Pruisen een zeer voorbeeldige en overtuigde 'Führerin' geweest te zijn van de plaatselijke B.D.M.-afdeling (of voluit 'Bund der Deutsche Mädel', de vrouwelijke tegenpool van de mannelijke 'Hitlerjugend). Sportief en gedienstig, een écht voorbeeldig partijlid. Maar na de uitmoording van haar familie door de Gestapo had het kind haar vertrouwen in de Führer plots verloren en was volledig haar pedalen kwijt. Begrijpelijk ,ge zoudt voor minder hé !...Maar dus best niet teveel mee omgaan, waarschuwde Pirijns...
Op het front voor hun neus bleef het nog steeds onnatuurlijk rustig wat hen ruim de tijd gaf zich voor te bereiden op de slag die toch één dezer dagen móést losbarsten. De twee 'rekruten' Van Nitsem en Philips maakten zich in ijltempo vertrouwd met hun 2cm kanon, doch zónder een schot te lossen, uit angst een slapende hond wakker te maken. De pantserauto werd volgestouwd met eten plus een flinke reserve brandstof en munitie. Leon zorgde dat het mechanische deel van de rupswagen flink gesmeerd liep en de motor aansloeg op een kwart toer. Maar daarmee kon hij natuurlijk zijn dagen niet vullen en viel toen maar terug op het dagdromen over zijn nieuwe liefde en het bij-pennen van zijn dagboek.Gaandeweg kreeg de muze hem goed te pakken, en vond hij dat het boekenschrijven in feite fel overroepen werd...
Vervelend dat juist dié nacht een Russisch vliegtuig één bommetje vlak naast de portierswoning liet vallen. Veel stof, en een paar ruiten gebroken. Plus één van de Walen dood, omdat deze juist buiten tegen de getroffen muur stond te wateren. En vooral vervelend voor Leon, die nà de ontploffing helemaal als laatste op het plotse alarm-appèl van een slechtgemutste Pirijns verscheen in een zéér losse tenue. Want de Uschaf leek het excuus van de diarree maar moeilijk te kunnen slikken. En voor zijn straf mocht Leon zich 's anderendaags volledig de begrafenis van die stomme Waalse Manneken-Pis aantrekken.
Enfin, het was zijn eerste keer en hij probeerde er een zeker cachet aan te geven. De Walen liet hij achter de schuur en buiten het zicht van de Russen in de hard bevroren grond een diep graf delven waarmee ze met vier man wel een paar uur zoet waren. De vijfde maakte een mooi kruis en brandde er met een gloeiende priem de naam en data in: "Maes J.E. Caporal 3Rgt. Art. 14.6.1919 - 24.4.1945". En tegen de avond liet hij iedereen, vriend of vijand plus de burgers, opdraven om de geïmproviseerde teraardebestelling-met-militaire-eer bij te wonen. Hij kreeg Pirijns zelfs zover om de Langemarckers een eresalvo te laten afvuren, wat een 'verbaasd' telefoontje van Oschaf Penjaert uitlokte. Om het helemaal officieel te maken wilde hij het overlijden nog laten noteren in het velddagboek, maar dàt ging Pirijns een beetje te ver.
Nadien wist hij een tijdje niet goed wat hij met al de persoonlijke papieren van die gast moest aanvangen, en borg ze dan maar voorlopig in zijn ransel. Maar met die plechtigheid verwierf hij wél de erkentelijkheid van de Walen én het respect van Ilse, die blijkbaar zijn vakmanschap als begrafenisondernemer erg op prijs stelde. Hij zou vlug begrijpen waarom.
De langdurige kalmte in hun frontsector begon iedereen wat irreëel voor te komen, temeer dat ze helemaal in de verte aan het kanongebulder merkten dat het Russisch offensief in de richting van de Oostzeekust nog op volle toeren draaide. Vroeg of laat moesten die Rooien zich toch realiseren dat ze, door naar het noorden op te rukken, hun linkerflank gevaarlijk bloot stelden, en daar iets aan doen. Dat 'iets' betekende dan onvermijdelijk dat ze de 'Langemarck' en consoorten met heel hun hebben en houden 50 Km achteruit tot over de Oder zouden drijven. En iedereen begreep ook dat ze niet bij machte waren om daar iets zinnigs tegen te ondernemen. De vraag was enkel wannéér hun overburen zouden wakker schieten, en hoe zijzelf zonder al te veel kleerscheuren tot achter de natuurlijke barrière van de Oderdelta zouden kunnen terugtrekken.
Zelfs Ilse scheen de hopeloze toestand van het eigen afweerfront duidelijk in te schatten, want de nacht nà de begrafenis vroeg ze hem fluisterend hoe lang hij volgens hém nog dacht op 'Gut Witzleberhof' te kunnen blijven.
De vraag overviel hem zozeer dat hij als versteend bleef zwijgen. Er zich met een pirouette spottend vanaf maken kwam al hélemaal niet in hem op. Toen zij verwonderd haar vraag wat dwingender herhaalde, antwoordde hij stomweg naar waarheid: " Nog een dag of twee... drie op z'n best... maar dat hangt niet van óns af..."
Ze incasseerde zwijgend, maar flapte er toen ijskoud uit: " Dan hebben we nog twee dagen te leven."
Hij schrok zich een aap: " Wat?! Hoe bedoel je?!" Hij rechtte zich op zijn elleboog: " Dat meen je niet! "
" Maar het is toch duidelijk: als hun aanval begint zullen jullie hen niet kunnen tegenhouden, of hoogstens twee-drie uur. En aangezien ik geen tweede maal in mijn leven het familiaal landgoed door die beesten overweldigd wil zien en anderzijds ook mijn huis niet voor hén wil verlaten of wéér op de vlucht wil slaan, zie ik maar één oplossing. Als zij komen, stap ik eruit. Ik heb ruim pillen genoeg "für mich und die Frau Oma"...Als de Russische aanval begint nemen wij die in, en zohaast wij slapen moet jij ons door het hart schieten en het hele huis in brand steken. Voor deze eretaak heb ik je van bij het begin uitverkoren, Leo mijn sterke leeuw, mijn Witte Ridder! " Ze lachte hem zowaar nog vriendelijk toe ook!
Met groeiende ontzetting had hij haar uitleg gevolgd en even stond hij met zijn mond vol tanden. Maar toen haalde het afgrijzen de bovenhand: " Ik, jou doodschieten zeg je?! Ben je nu helemaal zot geworden?"
" Neen, ik hoop lang genoeg bij mijn zinnen te blijven om zéker te zijn dat alles vlot verloopt. En van écht doodschieten is geen sprake, want wij zullen normaal al dood zijn als jij een uur of twee nà de pillen passeert. Jij moet er enkel voor zorgen dat het opzet niet mislukt, moesten per ongeluk de pillen onvoldoende giftig zijn... Want tegenwoordig verkopen ze voor die 'uitstap' allerlei rommel...Daarom heb ik voor alle zekerheid de mijne eerst getest op Krausi, mijn jachthond: tien van die pillen in zijn etensbak, en een uur later was hij naar het walhalla vertrokken, zonder problemen.
Zonder problemen, zei die koele kikker! Voor Leon was in elk geval de lol er ver af, en dat vond hij wél een probleem. De eerstvolgende nacht met haar geraakte hij maar moeilijk over de top. Maar ze scheen er alle begrip voor te hebben en moedigde hem stevig aan, wat hem zéér verwonderde voor een meisje van haar stand en leeftijd. Maar enfin, hij kon er maar goed mee zijn.En de laatste keer wilde hij zich juist uitkleden toen Philips plots op de tussendeur bonkte met een gesist "Leon, rap! Ze gaan komen! "
En inderdaad: daar kwamen de eerste zware Russische salvo's al fluitend over, om ergens halverwege de rechte oprijlaan krakend in te slaan.
" Verdomme Ilse, 't is voor ons! " riep hij gehaast: "Schnell-schnell zum Keller! "
Het énige beeld dat hij zich later van haar herinnerde was haar witte gezicht, en de grote opengesperde ogen, gloeiend van het kaarslicht.
De duivelse beschieting duurde drie uur, maar halverwege kreeg het huis al een voltreffer en vloog het in lichterlaaie. Even werd de rupswagen in het schuurtje geblokkeerd door het neerstortend puin, maar Leon kon door voor- en achteruit te wrikken zijn voertuig toch nog rap bevrijden. Pirijns wees een nieuwe stelling aan in de hoek van de tuinmuur, buiten het zicht van de portierswoning.
Maar toen Leon even later het brandende huis achter zich hoorde instorten, leek het hem of ook een heel pand van zijn jonge leven daarmee wegviel.
Enfin ,Freule Ilse had duidelijk gekregen wat zij wilde...