Tijdens drie dagen van helse gevechten hadden Leon en zijn maats zich verbeten in de hoven en dorpen rond 'Gut Witzleberhof' kunnen handhaven, doch telkens slechts voor een paar eindeloos lijkende uren. Maar de Russen waren werkelijk té oppermachtig, en stap voor stap moest ook de SS-Langemarck tenslotte voor de Rode vuurwals wijken. Ze trachtten de vele gewonden, dikwijls op gevaar van eigen leven, mee naar achter te nemen, maar de gesneuvelden bleven liggen waar ze neerstuikten. De munitie voor het 2cm-kanon raakte op en de uitgeputte mannen vielen in slaap waar ze stonden.
Op 1 maart moesten ze het dorpje Zachan op de Autobahn onder de geweldige druk van de Russische overmacht prijsgeven en van toen af wist ieder voor zich dat ze er nooit meer in zouden slagen de Ivans nog tot staan te brengen...Zéker niet vóór de Oder, maar ook niet er achter...Nooit meer...Je kon beter niet liggen prakkezeren waarop dit drama onafwendbaar zou uitmonden. En ook je vrees voor de toekomst liet je best onuitgesproken, zelfs in je nauwe vriendenkring...
Die nacht trokken ze zich in één sprong ruim 10 km naar het noordwesten terug tot Gross Schlatikow. Tenminste, dàt was de bedoeling, vooral om er even op adem te kunnen komen. Maar halverwege dommelde Leon één oogknip weg op zijn stuur en schrok wakker toen zijn rupswagen al schuin in de gracht stak. Gelukkig reed Ochaf Penjaert vlak achter hem en kon deze met zijn twee overblijvende pantserwagens, mits een uur wroeten, Leon weer op de baan trekken. Met dat incident haalde hij zich wél de wrok van heel het peloton op de hals, omdat de makkers door zijn schuld in Gross Schlatikow hun hazenslaapje misliepen.
Nadat ze in dat dorp in stelling waren gegaan liet de Russische artillerie hen toch een paar uur met rust en kon Leon even van de voorbije emoties bekomen. Ilse was nog slechts een verre herinnering, al vrat het wel aan zijn eergevoel dat hij zijn opgelegde rol in haar luguber scenario niet had kunnen vervullen. Akkoord, de Rus had het van hem overgenomen: hun voltreffer op de portierswoning zal wel minstens zo effectief gewerkt hebben als het voorziene genadeschot uit Leons stormgeweer. En de daaropvolgende uitslaande brand minstens even verschroeiend als de door haar geplande zelfcrematie. Maar toch...
Op de nieuwe stelling naast het schooltje van Gross-Schlatikow viel hij werkelijk als een blok in slaap, maar niet voor lang. Een kleine twee uur later deed een laag overscherende Rata hem met een paar uitgeworpen bommen uit zijn verwarde dromen opschrikken. Nog verdwaasd besliste hij toch maar vlug zijn ànder, min of meer proper hemd aan te trekken, dat de Poolse meid van Ilse de laatste dag van zijn inkwartiering voor hem nog vlug-vlug had gewassen. En al gravend in zijn ransel stootte hij op het platte bruine pakje met het rode lint. Ook zonder het gotisch schrift op de voorkant te ontcijferen wist hij onmiddellijk dat dit van hààr kwam. Waarschijnlijk had ze dit in zijn ransel weggemoffeld toen ze het gewassen hemd kwam teruggeven...
Binnenin stak een feestelijk dichtgeknoopt gemslederen zakje, met - op het gevoel - een stuk of vijf medailles of munten ten grote van een vijfmarkstuk...Plus een brief op roze papier, beschreven met wéér dat verdomde gotische schrift van haar. De paarse inkt maakte het epistel nog moeilijker leesbaar, maar in de aanhef kon hij toch iets ontcijferen dat kon doorgaan voor "Mein lieber Leo, meine treue Flämische Löwe! "...Dat begreep hij, omdat ze hem soms zo genoemd had tijdens het vrijen: haar hondstrouwe Vlaamse Leeuw...Maar hij besloot zich pas later door de lange moeilijke tekst van haar afscheidsbrief te worstelen, zohaast hij daarvoor wat meer tijd kreeg. Want buiten begon het weer te rommelen: de korte speeltijd was alweer voorbij...En aangezien Ilse toch dood was zal ze in haar roze epistel wel niets van levensbelang meer te vertellen hebben, dacht hij. Hij schaamde zich wel een beetje voor dit gevoelloze besluit, maar gezien de Russische granaten weer dichter begonnen in te slaan, was het nu niet het geschikte moment om sentimenteel te gaan doen.
Het zag er slecht uit: terwijl de stalinorgels onophoudelijk hun huilende rakettenregen over de Vlamingen uitgoten, meldde de tamtam t'allenkante inbraken van sovjettanks. De chaos brak uit. Gekwetsten riepen wanhopig om hulp, de doden bleven verwrongen liggen waar het bloedig noodlot hen toevallig had neergebliksemd. Het vee loeide in de stallen hun doodsangst uit, of werd vluchtend op de straat uiteen gereten door Iwans granaten. Leon voelde het aan zijn klompen: ze moesten dringend achteruit, als ze niet omsingeld wilden worden en in de pan gehakt. Al wie nog meekon op een vluchtende camion of een pantserwagen mocht van geluk spreken, en moest niet flauw gaan doen over een zwaargewonde kameraad die daar half onder het puin bedolven hulpeloos achterbleef.
Leon stormde nog vlug diep gebukt het nu vervaarlijk walmende schooltje binnen om uit het getroffen depot twee jerrycans brandstof te redden voor de verre terugtocht. Een minuut later liep hij zwaarbeladen weer naar buiten, juist op tijd om te zien hoe zijn 2cm-kanon vlak voor de deur een inslag kreeg van een pantsergranaat. Als in een vertraagde film verdwenen voor zijn ogen Van Nitsem en Philips in de withete steekvlam. Voor eeuwig en altijd, dat was wel duidelijk...
Pirijns had gehurkt naast de pantserwagen op Leon gewacht en dat was zijn geluk geweest. Toen de rook verwaaide merkten ze samen in één oogopslag dat,buiten het vernielde kanon, de wagen zélf bijna geen schade had geleden: zelfs de motor draaide nog! Onmiddellijk doken ze in de stuurcabine, Leon schakelde in eerste en - wonder boven wonder - het ding rééd werkelijk! En vóór ze de straat uit waren zat de staalplaten bak rond het verwrongen kanon plots al weer vol wriemelende stormgrenadiers, die alle moeite deden de verminkte lijken van Philips en Van Nitsem overboord te kieperen om zodoende vlug wat meer 'Lebensraum' voor zichzelf te scheppen. Pirijns moeide er zich niet mee: hij had voorlopig de handen vol om Leon schreeuwend de goede richting te wijzen tussen de rondom inslaande reeks mortiergranaten en de vele rokende bomtrechters in de hoofdstraat.
Een heel stuk buiten dat rampzalige dorp ontsnapten ze eindelijk uit het vuurgordijn van de sovjets en konden ze even op adem komen. Om dan na een paniekerige studie van de kaart vast te moeten stellen dat ze de verkeerde uitvalsweg genomen hadden en veel te veel naar links waren afgeweken. Maar naar de wegsplitsing teruggaan om de fout te herstellen, tégen het vluchtende frontverkeer in, was nu eenmaal totaal uitgesloten. Komaan, misschien vonden ze verderop wel een zijwegel naar rechts, dwars door de velden, die hen weer bij de vertrouwde 'Kompanie Dillinger' zou doen belanden...En tot grote opluchting van hun menselijke lading blinde passagiers reden ze op goed geluk verder door, wég van het front, pal west...
Mede door de schuld van een Feldgendarme die op het volgende kruispunt de terugtrekkende troepen in 'goede banen' trachtte te leiden, belandden ze tegen de avond midden in de aftochtstroom van de 'SS-Division Wallonie'. Ondertussen had Pirijns onder zijn zes passagiers een driekoppige MG ploeg ontdekt - schutter, lader én munitiedrager - en die een beetje manhaftiger met hun wapen in aanslag naast het vernielde kanon laten postvatten. Kwestie van bij de Walen als Vlamingen geen rotfiguur te slaan. Maar die landgenoten interesseerden zich enkel voor hun eigen benarde toestand en hadden geen ogen voor de show van hun noorderburen.
Leon die zich zorgen begon te maken over het lawaai in zijn transmissie, kon Pirijns overhalen, nog voor het pikkedonker werd, af te wijken naar een boerenhof rechts van de weg en daar te overnachten. Want helemaal alleen met die rammelkast in het duister verder rijden in de richting van de terugtrekkende Langemarck was vràgen om zware moeilijkheden. De zenuwachtige wachtpost van de Vlaamse flankbeveiliging zou hen vast en zeker éérst op een Pantzerfaust trakteren en dàn pas willen weten waarom ze zich in 't holst van de nacht absoluut als doorbrekende sovjettank wilden voordoen...
Het boerenhof zag er verdacht verlaten uit: geen levende ziel te zien, maar ook geen koeiengebrul uit de bijgebouwen. Eindelijk een landsman die er tijdig met zijn hele hebben en houden van onder was getrokken dacht Leon...Pirijns stuurde twee van zijn blinde passagiers op strooptocht in het hoenderhok en de stallen om vlug voor het 'avondeten' van de groep te zorgen: eieren of een paar kippen, en als het kon vers boerenbrood. De malse biefstuk waar iedereen al een paar dagen van droomde zou wel weer voor een volgende keer zijn.
De drie man van zijn MG-ploeg stuurde hij naar de zolder, vanwaar ze ondanks het duister een mooi uitzicht hadden naar alle brandhaarden in de verre omtrek. De flakkerende weerkaatsing tegen het lage nachtelijk wolkendek verlichtte de omliggende nog besneeuwde landerijen met zo'n felle rosse gloed dat ze met hun machinegeweer een duidelijk schootsveld kregen met zeker vier-vijfhonderd meter dieptezicht.
Leon was nog maar pas onder zijn rupswagen gekropen om samen met Pirijns de reden van de lawaaierige transmissie en de eventuele schade van de inslag aan de motor op te nemen, toen de vreemde MG-schutter hen luidkeels kwam zoeken: " Uschaf! Uschaf! Waar zit ge? !"
" Zeg, vent! Ge ziet toch dat we bezig zijn! Staat uw broek in brand, soms? ! Of is de Rus op komst? Kunt ge u misschien éérst eens deftig voorstellen? !"
"Sturmmann Verbeke, Uschaf! 't Is maar om te melden Uschaf: héél dat boerengezin hangt op zolder aan de nokbalk! De oude pachter in S.A.uniform, minstens drie-vier vrouwen en nog een paar kinderen! Schoon op een rij naast elkander, lijk aan de dorpsgalgen in de Ukraïne..."
" Man, als ze dood zijn, zullen ze niet meer bijten, hé! " snauwde Pirijns: " En als ze in de weg hangen om het MG op te stellen, snij ze dan los en leg ze bijeen in den hoek! Of wilt ge soms eerst een rouwmis bestellen? Kom, marsch-marsch! Laat 't vooruit gaan, Sturmmann!"
Maar toen hij zag hoe aangedaan en uitgeput de jonge schutter daar voor hem in de houding stond, besloot hij wat zalvend: " We zullen u wel verwittigen als het avondeten klaar is...Ge kunt zelfs nog kiezen: gebraden kieken of vette Gentse Waterzooi "
De bleke Sturmmann boog plots verkrampt dubbel en kotste kreunend zijn gal voor de laarzen van Pirijns.
Na het opruimen van de gehangenen was het tenslotte tóch nog geroosterde biefstuk geworden, want in de stal lag het vol koeien met overgesneden keel. De boer had blijkbaar niet enkel zijn vrouwvolk maar ook zijn beesten een leven onder de Rode knoet willen besparen. Met, wat je kan noemen: Echte Duitse 'Gründlichkeit'!
In Berlijn leefde Joseph ondertussen hoe langer hoe meer in twee volledig tegengestelde werelden. Op het werk draaide de propaganda machine nog op volle toeren om naar buitenuit het volste vertrouwen op te houden in het genie van de Führer en de goede afloop van de oorlog. Natuurlijk niet meer de totale 'Endsieg' door de vernietiging van alle vijanden: neen, ze waren tenslotte niet gek! Maar onder die 'goede afloop' zagen ze het einde van de oorlog eerder in een vaag fata morgana dat - mede door de dreiging van de verschrikkelijke Duitse V-wapens - wel zou uitlopen op een soort 'paix des braves'...
Dat ondertussen de Amerikanen Keulen hadden veroverd en duidelijk klaar stonden om de Rijn over te steken - en de Russen de Oder - leek verder niemand erg te verontrusten. Als op bevel staarde iedereen gespannen in de richting van de Balkan, waar de Führer zojuist een reusachtig lenteoffensief gelanceerd had bij het Balatonmeer. Doel: kost wat kost de Hongaarse olievelden heroveren. Een geniale strategische zet van onze Adolf! Hoera, driewerf hoera! Dat hij daarvoor een paar pantserdivisies uit Pommeren had weggetrokken ,waar voor het ogenblik de eigen jongens van de SS-Division Langemarck samen met de àndere Germaanse legioenen in de pan werden gehakt, kwam nergens meer ter sprake. En nog veel belangrijker was de inzet van een revolutionair type straaljager bij de Luftwaffe dat sneller vloog dan het geluid! Dit betekende vast het einde van de Amerikaanse bommenoorlog op de Duitse steden, of wat dacht je! Méér nog: nu binnenkort de US-vliegtuigen met bosjes uit de lucht geschoten zouden worden, zou de seniele president Roosevelt zeker afgezet worden en zou zijn opvolger wel een einde willen maken aan deze slachting! ...Driemaal 'zou' vond Joseph eerlijk gezegd nogal veel...Maar bij geen enkele van zijn collega's kon hij in vertrouwen zijn twijfels kwijt over deze naïeve wensdromen en daarom speelde hij zonder verpinken verder mee in deze bizarre 'Fabeltjeskrant'.
Maar innerlijk wist hij wel beter: vroeg of laat zou de onafwendbare catastrofe boven hun hoofden losbarsten en al deze hoogmoedige bruine paljassen rond hem meesleuren in de totale vernieling. Hij gaf het Derde Rijk nog hoogstens een jaar vooraleer heel Duitsland letterlijk tot één puinhoop zou vervallen en van het nationaal-socialistische staatsapparaat geen spaander meer héél zou blijven. Mocht hij als bij wonder deze ineenstorting al overleven, stelde hij zich toch steeds dringender de vraag of dit overleven voor hem - een gemutileerd stuk wrakhout zonder toekomst - nog wel zin had...
Ook sentimenteel leefde hij in twee verschillende werelden. 'Officieel' hing hij nog aan Phil vast en deden ze beiden naar buitenuit nog goed hun best om de schone schijn op te houden. Maar beiden wisten ze ook dat Joseph smoor verliefd was op Françoise De Bens en dat deze maar met haar vinger moest knippen om het wankele kaartenhuis van Phils brave burgergezinnetje te laten instorten. Hoe hijzelf op dit puin in de praktijk een nieuw geluk moest opbouwen, daar waar alles om hem heen in scherven viel, was hem nog niet erg duidelijk. En dit was in feite ook niet zijn eerste zorg, omdat zijn toekomstplannen veel eerder ontsproten uit zijn onderbuik dan uit zijn bovenkamer. Maar Josephs scheve schaats was, vreemd genoeg, ook Phils eerste zorg niet, omdat ze er op vertrouwde dat Françoise - voorlopig althans - niet serieus op de vele avances van 'haar vent' zou ingaan. Ze kende de sluwe tactiek van de dactylo's, die door een slijmende baas onder druk werden gezet, op haar duimpje: een béétje geven en véél nemen, zonder evenwel die kerel voor het hoofd te stoten. De tijden waren immers té onzeker om zotte dingen te gaan doen. En laat onderwijl de hengst maar hinniken!
Dat 'hun' Joseph met deze halfslachtige toestand niet onverdeeld gelukkig was, konden de twee 'vriendinnen' zich blijkbaar niet erg aantrekken. In tegenstelling tot de 'bazen', bekommerden zij zich wel degelijk om het tragische verloop van de harde strijd in Pommeren, zoals trouwens de meeste dactylo's van het SS-Hauptamt, die familie of vrijers aan het Oostfront hadden staan. Door de vertrouwelijke tamtam onder het vrouwvolk, die alle nieuwsflarden en uittreksels van frontbrieven aan elkaar doorvertelden, waren ze zelfs beter op de hoogte dan Joseph die van zijn wekelijkse nieuwsbron in de S.D.-kelder afhing. 'Plakpot' Martens hield in zijn hoek met een duivels genoegen zelfs doorlopend een stafkaart van deze frontsector bij, met dezelfde vlaggenspeldjes die vroeger voor de terugtocht uit de Ukraïne hadden gediend...En iedere dag moesten deze speldjes een centimetertje achteruit. Na Stargard viel Wachlin, na Wachlin viel Speck en Lüttgenagen. Op 9 maart Gollnow, de 10e Lübzin en ook Hornskrug. Twintig kilometer in vier dagen...
" Dat kunt ge geen vertragend gevecht meer noemen, hé boerke " sneerde de Plakpot: " da's een wilde vlucht naar de Oder, enkel om hun vel te redden! "
Hoe Martens deze catastrofe ook wilde noemen kon Phil écht niet schelen. Enkel hoe Leon dit te boven zou komen ging haar naar het hart. Als er tenminste überhaupt van 'te-boven-komen' nog sprake kon zijn, want Leon was ondertussen misschien al lang dood en begraven. Of mogelijk zelfs niét begraven, en lag hij ergens langs de wegkant, tot spijs gereden door de Russische tanks...
"Menschen toch! Waar moet dat eindigen! " Ze mocht er écht niet aan denken.
Maar er waren op den duur zoveel rampen waar ze niet aan durfde denken en die ze ondanks alles tóch over zich heen kreeg. Berlijn werd nu al ruim drie weken aan een stuk iedere nacht door reusachtige eskaders zwaar gebombardeerd en geleidelijk aan vielen alle structuren in puin. Het openbaar vervoer, de voedselbedeling, het distributienet van water, gas en elektriciteit liet het iedere dag steeds meer afweten. Zoals na het vernietigende bombardement van 7 maart: twee uur aan één stuk hadden de Amerikanen vanaf de vroege morgen de binnenstad in vuur en vlam gezet. Gelukkig waren Phil en Joseph nog niet naar hun werk op de Fehrbelliner Platz vertrokken toen de hel losbarstte, ànders hadden ze het zeker niet naverteld! Alle wegen en spoorverbindingen van Dahlem naar 'Mitte' waren versperd, en Joseph kon zelfs geen telefonische verbinding krijgen met zijn bureel om te horen hoe het daar gesteld was. Later op de dag werd duidelijk dat een brede strook van de stad, tussen Wilmersdorf tot de Tiergarten, volledig in puin lag.
En de volgende morgen konden zij met eigen ogen zien dat ook hùn blokken van het SS-Hauptamt rond de Fehrbelliner Platz er aardig van langs hadden gekregen. Een zware bom had op de hoek van de Hohenzollerndamm een gat van vier-hoog in hun gebouw geslagen, net daar waar de burelen van de 'Goldfazanen' en de stafofficieren hadden gelegen. Een tweede bom was letterlijk langs de gevel afgeschampt, juist ter hoogte van hun 'Flämische Kulturstelle', en op de binnenkoer ingeslagen zónder te ontploffen! Een tijdbom of een blindganger? Hoe dan ook dat betekende een week verlof voor het bureelpersoneel: de tijd die de ontmijners nodig hadden om dat springtuig onschadelijk te maken. Maar eveneens dat ze een week lang niét in de refter konden gaan eten en Phil dus zélf voor hun fricot moest zorgen. En ze halve dagen lang in de kou met het gewone volk moest gaan aanschuiven bij de bakker, de beenhouwer en de kruidenier om de zotste zaken te kopen die toevallig bedeeld werden. En ondertussen maar hopen dat de Italiaanse krijgsgevangenen vlug zouden komen om de ramen voor de zoveelste maal opnieuw met kartonplaten dicht kloppen...Eindelijk begonnen zowel Phil als Joseph te beseffen dat het verdringen van de vrees voor de dreigende Apocalyps niet volstond om aan het hellevuur te ontsnappen.
Bij Leon drong deze pijnlijke waarheid nu ook door.Want sinds ze een paar dagen geleden noodgedwongen beslist hadden, het wrak van hun rupswagen achter te laten en maar te voet naar de Oder af te zakken, waren ze alsmaar dieper in de gruwel van de afweergevechten weggezonken.
Het begon al toen ze - het leek ondertussen weeral een eeuw geleden - bij dageraad van de lugubere 'Galgen-hoeve' wilden wegrijden en Leon geen leven meer kreeg in de motor van hun pantserauto. Door de vele pogingen om tóch te starten was deze op den duur zelfs volledig vastgelopen. Bleek al gauw dat er geen druppel olie meer in het carter zat, omdat bij de granaatinslag op het kanon tóch een scherf het motorblok had doen barsten. Leon moest na een zenuwslopend uur zijn verwoede startpogingen opgeven en met bloedend hart zijn 'lief' - zoals destijds Rottenführer Serteyn van de chauffeursopleiding de 2cm-rupswagens had genoemd - bij de brandende hoeve achterlaten. Elkeen van de ploeg sneed voor zichzelf nog vlug een flinke lap biefstuk uit een van de koeienkadavers in de stal, terwijl ze van Pirijns daar bovenop als cadeau nog een lading munitie uit hun pantserauto te versjouwen kregen: "Vorwärts! "
Met de Uschaf op kop trok de sectie in de koude grijze dageraad naar de hoofdbaan waarlangs 'Kampfgruppe Wallonie' sinds de vorige avond ononderbroken zijn terugtocht naar de enige brug over de Oder voortzette, zij het in een steeds zenuwachtiger tempo. De Rus zat hen blijkbaar dicht op de hielen en er bleef Pirijns met zijn mannen niets anders over dan zich in de rommelige slipstroom van de vluchtende Waalse detachementen te laten mee drijven naar het westen. De havenstad Stettin met zijn reddende brug over de Oder lag nog op nauwelijks tien kilometer, dus moest dat makkelijk op één voormiddag te klaren zijn. Dachten ze...
Maar de grote strategen vonden dat ver vóór Stettin ten allen prijs een bruggenhoofd verdedigd moest worden rond Altdamm, een voorstad op de rechteroever. De reddende brug werd door de Feldgendarmerie gesloten voor de aftrekkende legerscharen waarvan elke strijdbare man allesbehalve vriendelijk verzocht werd rechtsomkeer te maken en de Rus het hoofd te bieden. Letterlijk dan, als op een kapblok.
Drie eindeloze dagen duurde de slachting. Als vanzelfsprekend werd de sectie Pirijns door een Duitse SS-Oberscharführer bij een groep van de 'Wallonie' ingedeeld om daar ergens in het open veld een onbenullige bosrand te verdedigen. De Walen waren al zover héén dat het hen blijkbaar niet kon schelen of ze nu hiér, of morgen ergens ànders moesten sneuvelen. Maar Leon merkte tot zijn opluchting dat Pirijns daar een lichtelijk afwijkende zienswijze op na hield.
"Petré ",fluisterde hij plechtig: " We gaan ons hier niet voor de Walen zinloos laten opofferen, hé...Zohaast de Rus zijn barragevuur op onze nek legt, plakt ge aan mijn gat en loopt ge waar ik loop, verstaan? Ik heb onze zes kameraden al verwittigd om ook dicht bij ons te blijven! Algemene richting naar het westen: los door dat bos daar en dan de wegen mijden lijk de pest, akkoord? " Het was dan ook de eerste keer dat Uschaf Pirijns zijn mening vroeg, en het verdoken voorstel om te deserteren maakte dat dubbel uitzonderlijk.
Maar zover kwam het niet. Toen de Russische beschieting in alle hevigheid losbarstte bleken de Waalse SS-ers door een gelijkaardige overlevingsdrang bezeten als hun Vlaamse wapenbroeders, en helemaal niet van plan zich zo maar voor niets te laten afslachten.
Daarbij, tegen doorbrekende tanks vechten met de blote handen is niet iedereen gegeven, en zonder 'Pantzerfaust' of ATK-geschut moet je er zelfs niet aan beginnen...De meeste Walen kozen zoals Leon en Co de wegels door het bos om dan groepsgewijs weer naar Stettin af te zakken. En driemaal werden ze door de Feldgendarmen weer in het vuur gestuurd, met steeds minder volk...
De tweede dag kreeg de driekoppige M.G.-ploeg van Pirijns een voltreffer. Drie doden waar Leon nauwelijks de namen van kende. Ja, de schutter heette Verbeke, meende hij, en de anderen Lucien en Marcel. Maar op hun berkenkruis - als ze er al één kregen - zou waarschijnlijk "Unbekannt" komen te staan...
De vierde dag kreeg Pirijns vlak bij de Oderbrug een schot door de heup en kon Leon hem naar de andere oever slepen tot bij een verbandplaats, waar hijzelf uitgeput in slaap viel. Over de rest van zijn veldtocht in West-Pommeren kon hij met de beste wil niets voortvertellen . Hij herinnerde zich wél dat hij weer bij zinnen kwam in het opvangcentrum van de Langemarck in Stöven, een 20 kilometer achter de Oder, en er blij was toen Oschaf Penjaert hem op z'n brits kwam bezoeken. Maar véél zinnigs wist die ook niet te zeggen, tenzij wel vier keer te herhalen dat van zijn oorspronkelijke getalsterkte van 30 man er nog 11 over waren...
Vier keer! Leon wilde op den duur gaan gillen, maar Penjaert draaide zich juist op tijd abrupt om en stapte stijf weg.
" Zo zot als maatje! " dacht hij verbijsterd, of zoals ze bij de "Wallonie" zouden zeggen:
Tegen het midden van februari '45 had de afgetakelde president Roosevelt zich laten overtuigen dat Hitler in zijn "Alpen-festung" waarschijnlijk over een kernraket beschikte waarmee hij heel de wereld in zijn eigen ondergang zou meesleuren. Eisenhower kreeg daarom toen het bevel voorrang te verlenen aan de verovering van dit mystieke bolwerk in Beieren ,en Berlijn aan de Russen te laten. Met tegenzin moest Ike, na een maand twijfelen, begin april zijn strategische aanvalsplannen wijzigen, tot grote woede van Churchill.
Tot een Duitse atoomraket zou het echter nooit meer komen: daar hadden de aanhoudende geallieerde bombardementen op de Duitse vitale oorlogsindustrie zijdelings voor gezorgd. Het testcentrum voor V-wapens in Peenemünde was vergruizeld ,en de meeste elektrische krachtcentrales, het spoorwegnet en de fabrieken voor kunstmatige benzine lagen in puin. De steden eveneens, maar dàt was bijzaak...Het bevoorradingssysteem van het Derde Rijk stortte ineen en fatalistisch wachtte de modale Duitser, ondanks een waanzinnige propaganda, enkel nog op de doodsteek.
Tijdens de maand februari '45 hadden de geallieerden met een zestal moeilijke en bloedige offensieven de volledige linker Rijnoever veroverd, van de Noordzee tot Bazel. Op 5/3 viel Keulen. Twee dagen later konden ze ,ondanks eigen ongeloof en tot ieders verrassing ,de spoorbrug over de Rijn in Remagen, een 30 km ten zuiden van Bonn, intact innemen en een beperkt bruggenhoofd op de rechteroever uitbouwen. De exploitatie van deze gelukstreffer werd opzettelijk afgedempt om Monty niet te kwetsen ,die in een zwaarwichtige operatie met alles erop en eraan de show zijn eigen oversteek van de Rijn aan het voorbereiden was...Hitler liet de acht officieren ,die de brug met zwakke strijdkrachten hadden moeten verdedigen, onmiddellijk fusilleren...Koblenz viel op 9/3.
In de nacht van 22 maart slaagde Patton er in bij Oppenheim, 100 km zuidelijk van Remagen - opnieuw met stille trom - de Rijn over te steken. Op 23/3 tenslotte volgde Montgomery dit voorbeeld bij Wezel, juist onder de Nederlandse grens, en op 26/3 en 30/3 lukten eveneens de overtochten van Patch bij Worms en van de Franse generaal de Lattre de Tassigny bij Karlsruhe.
Nu trokken deze vijf legers samen het kreupele verwoeste Duitsland binnen. Patch en de Lattre rukten op naar Beieren, terwijl Montgomery naar het noordoosten oprukte in de richting van Groningen, Bremen en Hamburg,.De Amerikanen omsingelden op 2/4 in het Ruhrgebied Veldmaarschalk Models legergroep B ( 21 divisies of 325.000 man, die zich op 18/4 overgaven). Ze ondervonden verder slechts sporadische weerstand en veroverden op 12/4 een bruggenhoofd over de Elbe bij Magdeburg, op nauwelijks 90 km van Berlijn.
Maar in plaats van verder op te rukken naar de Rijkshoofdstad, bundelde Eisenhower nu al zijn krachten om de geheime en gevreesde Alpenfestung te veroveren. In Amerika was op 12/4 president Roosevelt overleden en zijn opvolger Truman liet zich, zoals zijn voorganger, overtuigen dat Hitler in de ondergrondse fabrieken van de Alpen een reusachtige atoomlading zou laten ontploffen.
Daarom stormde de onstuimige generaal Patton zonder omzien naar het zuidoosten, nam op 14/4 bezit van Leipzig en op 18/4 van Pilzen, nauwelijks 90 km van Praag. Op hoger bevel moest hij echter uit het vroegere Tsjecho-Slovakije terugtrekken en dit gebied aan de Russen laten. Op 25/4, de dag waarop het Rode Leger zijn stalen ring rond Berlijn sloot, maakte Patton in Torgau op de Elbe, een dikke 100 km ten zuiden van de hoofdstad, dan toch contact met zijn toekomstige aartsvijand en rukte vervolgens verder op naar Oostenrijk. Patch en de Lattre namen het Zuiden voor hun rekening: op 19/4 viel Nürnberg en op 30/4 München. Maar de mythische 'Alpenfestung' bleef onvindbaar...
Vanaf medio april werd deze vlugge opmars vooral bevorderd door het ineenstorten van een centraal gecoördineerde tegenstand: hoogstens bij een brug of zo stootten de geallieerde tankspitsen hier en daar nog op een geïmproviseerd losstaand weerstandsnest van Hitlerjungens gewapend met Panzerfaust. Deze werden ofwel door een paar kanonschoten verpulverd, ofwel omtrokken. Soms werden de onberekenbare kindsoldaatjes tot ieders opluchting met hun gevaarlijk oorlogstuig gewoon door de dorpelingen wandelen gestuurd ("Ga maar elders spelen! "),of ontwapend voor de eerste Yank in zicht kwam. En zonder een schot werd gelost staken de kruiperige burgers ten teken van overgave overal witte lakens uit de vensters, terwijl ze de uitgeputte en moegestreden Duitse soldaten als schurftige honden van hun dorpel wegjaagden.
In Noord-Italië werden de Duitsers door de partizanen en de opstandige bevolking uit alle grote steden verdreven, waardoor ze samen met de resterende fascistenijlings naar de Alpen moesten terugtrekken. De vanuit het zuiden naar de Po-vlakte oprukkende geallieerde legers slaagden er slechts met moeite in hen bij te houden. Op 27/4 werd Mussolini bij het Como-meer door de weerstandersgevangen genomen en de volgende dag sluiks terechtgesteld. Juist op dat zelfde ogenblik gaven de Duitse troepen van Noord-Italië en Oostenrijk er de brui aan door op het geallieerde H.Q in Caserta bij Napels hun capitulatie te gaan ondertekenen.
Het bleek al vlug dat de Amerikanen met hun offensief in Zuid-Duitsland een hersenschim hadden nagejaagd: de gevreesde "Alpenfestung" bestond niet! Heel hun machtsontplooiing was een slag in het water geweest...God zij dank! Al waren ze door deze misser natuurlijk de Rijkshoofdstad Berlijn kwijtgespeeld
De Russen hadden het ondertussen niét zo gemakkelijk gehad om hùn (groot) deel van de overwinningkoek te veroveren. Want de Führer had beslist in de ultieme slag om Berlijn "te overwinnen of te sterven". Dit besluit om tot het uiterste voort te vechten verlengde de nutteloze strijd met nog drie infernale weken, gedurende dewelke nog een kwart miljoen Russen sneuvelden en dubbel zoveel Duitsers, militairen en burgers dooréén.
Begin april had Stalin op de rechteroever van de Oder en de Neisse voor zijn laatste stormloop op Berlijn drie zwaargewapende fronten (t.t.z. legergroepen) opgesteld, respectievelijk van noord naar zuid onder bevel van de maarschalken Rokossovski, Zjoekov en Koniev. Dit was een vijftienvoudige overmacht voor de uitgeputte Duitse "Legergroep Weichsel" waarvan de gedecimeerde eenheden met mondjesmaat waren aangevuld met een schaarsbewapend samenraapsel uit de resten van Kriegsmarine, de Luftwaffe, de Hitlerjugend en de Volkssturm (burgermilitie van ex-vrijgestelden tussen 15 en 65 jaar).
Na twee dagen aftastende aanvallen op divisieniveau brak Zjoekov op 16 april voor dageraad met de vijf legers van zijn rechtervleugel uit het bruggenhoofd van Küstrin a/d Oder, 50 km ten oosten van Berlijn, en begon aan zijn laatste moeizaamste offensief, een pure slachting die 14 dagen zou duren...Slechts na 48 uur onophoudelijk stormlopen konden zijn overmachtige tanklegers met bloedige verliezen de Selowheuvelrug op de linker Oderoever veroveren en pas op 21/4 slaagden zij er in de noordoostelijke buitenwijken van de brandende Rijkshoofdstad te bereiken.
Wegens deze moeizame vorderingen van Zjoekov kreeg zijn concurrent Konjev, die zonder al te veel weerstand op 16/4 de smalle Neisse was overgeraakt, op 18/4 de toelating van Stalin om naar het noord-westen in de richting vanZuid-Berlijn door te stoten. Koniev trok in twee dagen om en achter de zuidflank van het Duitse 9.Leger heen - dat zich op bevel van Hitler nog steeds aan de Oder bezuiden Frankfurt vastklampte - en had deze strijdmacht volledig afgesneden toen hij op 22/4 oppermachtig het Teltowkanaal ten oosten van Potsdam bereikte.
Vanaf 20/4 openden ook de vijf legers van Rokossovski het ultieme offensief op de benedenloop van de Oder en konden na drie dagen van zware gevechten een stevig bruggenhoofd van 16 km op de linkeroever veroveren.
Eveneens op 20/4, toen in Berlijn "Führergeburtstag" gevierd werd met een treurige troependefilé, sloegen de eerste granaten van Zjoekovs langeafstands-kanonnen in op de groene Tiergarten. De stoffelijke schade door die inslagen was - op een paar dode dieren na - verwaarloosbaar, de morele echter catastrofaal. Die avond namen kort na de stafbespreking in de Führerbunker de hoogste nazi-bonzen en Hitlers naaste militaire medewerkers van het O.K.W en het O.K.H. maar al te graag afscheid van hun waanzinnig onberekenbare en bloeddorstige leider, die nu overal verraad vermoedde ,en kwistig doodsvonnissen uitsprak.
Als de bliksem verdwenen Dönitz, Himmler en C° naar Kiel in het noorden, en Göring met von Ribbentrop naar het zuidelijke Berchtesgaden om er respectievelijk de z.g. wisselcommandoposten A en B te gaan oprichten. "Voor het geval het Berlijnse Hoofd zou uitvallen..." heette het eufemistisch. In werkelijkheid had ieder voor zich het geheim besluit genomen zo vlug mogelijk contact te zoeken met de Westerse geallieerden. De aankomst uit München, een week voordien, van Hitlers geheime hartsvriendin - de bevallige ongekunstelde en kleinburgerlijke Eva Braun - had de Führer tot het vaste besluit gebracht in Berlijn te overwinnen of te sterven. Van zijn getrouwe kompanen konden enkel Goebbels en Bormann dezelfde loyauteit opbrengen als Eva Braun om "in deze moeilijke dagen het lot van de Führer te delen"...Er zwijgend onder verstaan :met hém onder het puin te sterven...Zij bleven, met ongeveer 500 stafleden en SS lijfwachten in de bunker onder de Rijkskanselarij achter.
Op 23/4 knepen Zjoekov en Koniev met een forse gecoördineerdetangbeweging langs de zuidrand van de stad de verbinding door tussen Berlijn en het 9.Leger, dat ondertussen tot op 40 km ten westen van de Oder was teruggeslagen. De volgende dag gaf Hitler dit nu ingesloten leger bevel om te keren, zijn verbinding met Berlijn te herstellen en zich bij haar verdedigers te voegen. Ook het 12.Leger, dat het Elbe-front hield tegen de Amerikanen, kreeg opdracht gedeeltelijk te keren om de omsingeling van het 9.Leger te helpen doorbreken. Vanuit Oraniënburg, ten noorden van Berlijn, bracht SS-generaal Steiner met zijn 3.SS Pz Korps eveneens op 24/4 moeizaam een weifelend tegenoffensief op gang om door te breken naar de hoofdstad.
Na vier dagen van zware gevechten liepen deze drie ontzettingspogingen echter op niets uit bij gebrek aan overtuiging, munitie en brandstof. Daar moesten zelfs de meest fanatieke aanvoerders zich bij neerleggen. Vanaf 28/4 lieten hun soldaten Berlijn en de Führer stikken en poogden enkel nog het vege lijf te redden door naar de Amerikaanse lijnen uit te breken. Van deze door de Russen uiteengeslagen troepen slaagde slechts 30% erin veilig over de Elbe bij de Anglo-amerikanen te geraken, van de met hen meevluchtende burgers geen tiende: die moesten trachten op eigen kracht over de stroom te komen, zonder hulp van de geallieerden. Duizenden verdronken...het leek wel een tweede editie van de ramp met de "Wilhelm Gustloff", een maand voordien.
Maar ik loop teveel vooruit ! Al deze catastrofes stonden onze geplaagde hoofdpersonen nog te wachten : en dat het op nauwelijks drie maanden tijd zo slecht zou aflopen ,daar durfden ze toen ,in maart '45 ,nog niet aan dénken !...
Leon dacht echt dat hij na de wanhopige gevechten voor het behoud van Petznick het zwaarste wel achter de rug had, maar dat was zonder de Russen gerekend. Die bleken helemaal niét opgezet met de Duitse inbraak in hun lijnen rond Arnswalde. Want nauwelijks hadden de SS-troepen op 17 februari met hun uitval de burgerbevolking en de lichtgewonden uit de stad kunnen evacueren of ze moesten reeds wijken voor de alles verpulverende beschietingen van de getergde Rus. In de nacht van 17 op 18 trokken de tanks van de 'Nordland' zich dan ook gedwongen weer terug uit de totaal verwoeste stad, met de zeer zwaar gehavende troepen van de Germaanse SS-divisies 'Langemarck' 'Wallonie', 'Danmark' en 'Nederland' in hun kielzog. Ze hadden dan wel ongeveer 7.000 burgers uit de klauwen van de Rode soldateska gered, maar bij dat grapje toch ongeveer het dubbele aan manschappen verloren, plus een kwart van hun tanks en zware wapens...
Nog gedurende achtenveertig zenuwslopende uren nà de Russische hérovering van Arnswalde bleef de dodelijke Rode vuurwals hen achtervolgen en dreef de Langemarckers sprongsgewijs terug naar de stellingen, van waaruit het fiere SS-leger op 15 februari zo onverschrokken aan het offensief was gestart. Eindelijk, op 20 februari leek de Rus zijn afstraffing van de Duitse overmoed langzaamaan welletjes te vinden en richtte zijn aandacht opnieuw naar zijn geplande doorbraak in de richting van de Oostzeekust.
Met groeiende opluchting merkte Leon in de loop van die gezegende dag dat zijn overburen hem éven op adem lieten komen. Vol blutsen en builen en gekraakt door het slaapgebrek van de laatste week, leek hij beetje bij beetje uit een vreselijke nachtmerrie te ontwaken. Met een ontluikend gevoel van veilige geborgenheid stelde hij vast dat hij nu met zijn ploeg in een soort portierswoning van een groot 'Junkershof' lag. En - heel verwonderlijk als hij de kaart van Pirijns mocht geloven - op nauwelijks een paar kilometer van de 'observatiepost' waar ze zich vorige week nog hun balg hadden volgestopt met opgelegde varkenskoteletten en pruimencompote...
Vorige week, zei je? Het leek eerder een eeuw geleden! En op die vijf-zes dagen waren ze, dankzij een ongekende verspilling van materiaal en mensenlevens, achtereenvolgens een twintig kilometer opgerukt en weer bloedig teruggedreven. Verdomme zeg, van een kostelijke fiasco gesproken! De kleine Anseeuw was onderwijl in het niets verdwenen, Van Temsche had kort daarop een scherf door zijn helm gekregen en was blind afgevoerd... Pirijns moest die twee uitvallers in de vlucht vervangen door een koppel verdwaalde en verdwaasde sturmgrenadieren van de uiteengeslagen 4.Kompanie. Van Nitsem en Philips heetten ze, en ze hadden nog nooit een '2cm-Fla' van dichtbij gezien...
Van de vijf pantserauto's die het peloton Penjaert vóór de start van het offensief naar Arnswalde bezat, schoten er nu nog drie over: die van de pelotons-commandant zélf, die van Leon en die van de tweede sectie. Die van de derde sectie had een voltreffer gekregen bij de bestorming van de Petznicker molen en was ontploft vlak voor Leon zijn ogen, terwijl de laatste de volgende morgen doorzeefd werd door een Katjusja-salvo toen ze als de bliksem terugtrokken uit dat vervloekte wespennest.
Oschaf Penjaert zei dat het met de àndere pelotons van de 'Kompanie Dillinger' al even erg was gesteld...wat inderdaad maar een magere troost was, moest hij toegeven. Enfin, voor het ogenblik leken ze hier op deze grote herenhoeve veilig te liggen en scheen voor de rest de oorlog aan hen voorbij te willen gaan. Werkelijk niks te vroeg, of Leon was er van de zenuwen onderdoor gezakt!
Al bij al nog een geluk dat hij nooit de tijd had gekregen om de bemanningen van de twee vernielde kanonnen , die nu plots uit zijn omgeving 'verdwenen' waren, écht te leren kennen. Onbekend is onbemind, moest hij maar gelaten overwegen...De verschillende 2cm rupswagens van het pelotonhadden tijdens de aanval op Petznick wel samen gemaneuvreerd en elkaar met hun vuur gedekt, maar met de mannen die er binnenin schuilden had hij nooit een vriendschappelijk contact gekregen. Met de kleine Anseeuw lag het wat pijnlijker: die maakte toch een beetje deel uit van zijn ploeg, ook al vond Leon hem van bij het begin wat te kinderachtig... Zéker geen gast waar hij zijn leven aan zou toevertrouwd hebben.
Terwijl Van Temsche, daarentegen, wél een waardevolle kameraad was gebleken...En nu blind voor de rest van zijn leven...
Ach, wat een verdomse miserie, hij mocht er niet aan denken! En waarom, in godsnaam?! Al die verhakkelde lijken die hij de laatste dagen had zien liggen: veel Russen, akkoord, maar ook héél veel mensen van bij óns, Scandinaven, Duitsers en Vlamingen dooréén! En waarschijnlijk ook nog een klad Walen en Nederlanders in de àndere sectoren van het front... En waarom?! Om die lamlendige burgers van Arnswalde uit hun huizen te gaan peuteren, die te lui of te laks waren geweest om op tijd te gaan lopen?! Merci zeg: je leven moeten riskeren voor zo'n bende koppige idioten: Leon had zich zijn inzet tegen het bolsjevisme een beetje zinvoller voorgesteld!
De imposante kasteelhoeve, waar 'Kompanie Dillinger' samen met een stootgroep Sturmgrenadieren nu in stelling lag, stond op de stafkaart van Pirijns vermeld als 'Gut Witzleberhof' en omvatte verschillende grote gebouwen. Vanuit de portierswoning aan de straatweg, waar Leon met zijn '2cm' hokte, liep een lange kaarsrechte oprijlaan van een 3 à 400 meter naar een binnenkoer waarvan het centrale wooncomplex zwaar beschadigd was. Duidelijk onbewoonbaar: dat zag je van ver. De adellijke eigenaars en een paar personeelsleden van het 'Gut' hadden zich waarschijnlijk om deze reden teruggetrokken in de portierswoning, waardoor er daar voor de bemanning van de '2cm' enkel nog plaats was in een aangebouwd schuurtje. Maar Leon hoorde je niet klagen: er lag hooi in overvloed om eens goed te maffen en met een roodgloeiende potkachel kregen ze het er zelfs wat te warm. Eten haalden ze bij de rijdende veldkeuken van de compagnie - in soldatenjargon kortweg 'Goulash-kanone' genoemd - die zich in de stallingen van het 'Kasteel' had geïnstalleerd. Stevige kost, dàt wel, maar vanaf de tweede dag aten de mannen van Pirijns toch liever mee van de gemeenschappelijke pot, gekookt door het volk van de portierswoning.
Dat volk vormde zacht gezegd maar een vreemd allegaartje! Leon merkte al vlug dat de z.g.'adellijke eigenaars' zich in feite beperkte tot een zeer oude wereldvreemde dame en haar kleindochter van een jaar of zeventien. Wat nuffig vrouwvolk, dat waarschijnlijk nog nooit van hun leven een poot had uitgestoken...Een forse Poolse meid, Tiana, zorgde voor hen.
Het landbouwbedrijf van 'Gut Witzleberhof' zélf werd tot voor kort gerund door een bejaard Duits boerenkoppel met een zestal knechten, allemaal Waalse krijgsgevangenen die er zich blijkbaar goed thuis voelden. Buiten het kokkerellen en wat werk in de keuken voerden die kerels voor het moment geen klop meer uit, maar dronken wél stevig door en stonden voor de rest in feite vol vertrouwen op hun Russische bevrijders te wachten... Om maar te zeggen dat ze die vier - Vlààmse nog wel! - SS-ers van de Langemarck hier onder hun dak véél liever zagen gààn dan komen...Leon, die graag iedereen te vriend hield, vond de latente vijandigheid van die mannen eerst wat genant. Maar gezien hij nu aan de kant van het 'Herenvolk' stond, kon dat geniepige Waalse onderkruipsel hem al vlug vierkant gestolen worden...
Hij interesseerde zich meer voor die 'Fräulein Ilse', de adellijke kleindochter, ook al zag hij haar die eerste dag van zijn inkwartiering maar zelden. De jonge juffer zat meestal bij de Boma op de kamers van het eerste verdiep en kwam enkel naar beneden om eens een luchtje te scheppen, buiten het zicht van haar oude grootmoeder stiekem een sigaretje te paffen of gewoon om van het gezanik boven af te zijn. Het viel Leon daarbij op dat zij nogal hautain tegen het boerenkoppel sprak, en tegen de Waalse knechten al helemaal niét. Die behoorden blijkbaar tot een andere wereld...Ein Unterweld.
's Anderendaags tegen de middag, na een heerlijke nachtrust, toen Leon juist onder de motorkap van zijn rupswagen wilde duiken voor een kleine afstelling, stond ze plots naast hem. Niet dat hij zich een aap schrok, maar het verraste hem wél, zo frêle en blond ze daar stond te huiveren onder haar geborduurde omslagdoek.
"Ha, das Fräulein! " was alles wat hij gegeneerd zo vlug kon bedenken. Maar zijzelf had blijkbaar helemaal geen moeite om haar gemoed te luchten. Vanaf haar eerste woorden merkte hij dat ze nogal dweepte met deze Vlaamse vrijwillige krijgers, die hun leven wilden geven om hààr kleine wereldje tegen het Rode Beest te beschermen. Ze noemde die Russen 'Besoffene Bestien' en sprak blijkbaar met kennis van zaken...
Leon dacht eerst dat ze zélf gedronken had, maar begreep al vlug dat de jongejuffrouw op het randje van een zenuwinzinking zweefde. Want terwijl hij met een vod omslachtig het vet van zijn handen wreef, ratelde ze onverpoosd voort. Hij kon uit die waterval opvangen dat zij hén Edele Witte Ridders vond. En als dusdanig weliswaar wat slonzig gekleed in hun groezelige sneeuwpakken, giechelde zij zenuwachtig. En zij moest zich ook zichtbaar geweld aandoen om niet over zijn pluizige stoppelbaard van een week te aaien! Maar voor de rest vond ze 'haar' Vlamingen échte manhaftige redders in de nood, die zich blijkbaar volledig ten dienste hadden gesteld van hun prinses Ilse. Of zoiets in dien aard, want ze sprak nogal jachtig en met een wat vreemd klinkend accent. Over de stank van zijn kleren zei ze voorlopig niks, maar twee nachten later, toen ze beiden over hun schroom heen waren, bekende ze hem op haar zolderkamer hijgend dat ze hem eerder lékker ruiken vond. Net zoals haar zwetende hengst 'Dorian' ,zei ze ,na een wilde rit door de heide van hun landgoed Zavarovski in Oost-Pruisen...Ja-watte! En dàt ,na hemzélf bovenop z'n schoot in een dolle liefdesrit te hebben afgereden ! Niet dat hij zich misbruikt voelde door de Freule ,of zo ,maar tóch GEbruikt ,en géén klein beetje !
Maar ik loop vooruit...
Toen Pirijns die eerste avond zijn ploeg indeelde voor de nacht en de alarmprocedure nog eens nadrukkelijk herhaald had ten behoeve van de twee nieuwelingen Van Nitsem en Philips, vermelde de schijnheilige Casanova Petré losjes zijn eerste 'touche' met 'de Juffrouw'...En kreeg meteen de wind op kop van de baas.
" Opgepast voor die contacten met de burgers, hé Leon! En zéker met de vrouwen! Het is al abnormaal dat die hier nog bij ons in de eerste lijn verblijven. Die hadden al lang op een 'Treck' naar het hinterland moeten zitten! Want als seffens de gevechten herpakken lopen die wijven fataal voor ons voeten en kunnen ze ons alleen maar tot last zijn. Zéker als het dan nog een nètte is, lijk die Fraulein Ilse ! "
Van Nitsem gniffelde: " En een zotte op de koop toe! Want bij dat kind zit er fameus een vijs los! "
Pirijns wees hem onmiddellijk terecht: " Ge zoudt voor minder uw zinnen verliezen, lijk dat zij de laatste maanden onder spanning moest leven en zware morele kloppen kreeg! Heeft ze u misschien haar rampen van het voorbije jaar nog niet verteld, Leon?"
"Hoe zou ze: ik versta maar de helft van wat ze zo ratelt?!...Aan u soms wél?"
"Neen, merci! Maar Ochaf Penjaert kwam daarmee af. Haar vader was Generaal Freiherr von Witzleberhof, divisiekommandeur aan het Oostfront en zoon van de gekende Veldmaarschalk. Hij werd nà de aanslag op de Führer in juli vorig jaar, juist lijk zijn vader, verdacht van ook in het moordcomplot te zitten. Maar vrienden verwittigden hem op tijd dat hij aangehouden zou worden. Hij heeft dan zijn beste uniform met al zijn medalles aangedaan, is rechtop het niemandsland vóór zijn frontlijn ingelopen en heeft zich daar, in het zicht van de Russen, koudweg door de kop geschoten. Zijn Poolse vrouw - de moeder van onze 'juffrouw' - was een zekere gravin Zavarovski of zoiets: die werd door de Gestapo uit haar kasteel in Oost-Pruisen geplukt en vloog recht naar het concentratiekamp. Een longontsteking , en na een week was het gedaan met madam...Het landgoed Zavarovski werd juist vóór de aankomst van de Russen op last van de Gauleiter plat gebrand, volgens de richtlijnen van de 'Politiek der Verbrande Aarde'. De boma, onze juffer Ilse en de meid Tiana konden met véél moeite een plaatsje op een treck naar het westen bevechten. Enfin, die drie zijn na twee maanden omzwervingen tot hier gesukkeld - hun familiaal 'Gut' - maar ge moet niet vragen hoé..."
" Ja-ja, " spotte Philips met een schunnig lachje: "En één van de Walen wist mij te vertellen dat de vrouwen beslist hebben van niet meer verder te vluchten: ze hebben er de buik van vol ! Wat er ook voorts nog gebeurt, ze zijn naar hiér gekomen om hier te blijven. En ook vroeg of laat hiér te sterven, zeggen ze. Dat is dus voor binnen een paar dagen! De krijgsgevangenen en het ànder personeel kregen van Ilse al de vrijheid en moeten zich verder van haar totaal niets aantrekken. Ze heeft enkel aan de achterblijvers gevraagd, als de Russen tot hiér zouden doorstoten, heel het 'Gut Witzleberhof' plat te branden en alle beesten te doden. Het is ook daarmee dat ons 'goulash-kanon' voor het ogenblik geen vlees tekort komt. Zo is heel die historie toch nog voor iéts goed..."
Ondanks deze verwittiging van de chef en de spot van zijn twee wapenbroeders, voelde Leon met zijn klompen aan dat hij niet aan zijn noodlot zou kunnen ontsnappen. En hij was eerlijk gezegd ook niet van plan daar veel moeite voor te doen. Als die arme Ilse werkelijk haar oog op hem had laten vallen, dan zou hij wel een lafaard zijn om haar nu in de steek te laten. Of een onnozelaar om haar af te stoten, indien ze zo'n verschrikkelijke behoefte had aan een sterke schouder. Om maar iets te noemen...
Ik ga heel de romance tussen de naïeve soldenier Leon Petré en de geëxalteerde freule Ilse von Witzdinges hier niet van naaldje tot draadje uit de doeken doen. Weet wel dat zij haar hunkering naar zijn 'schouder' voor het eerst serieus liet blijken gedurende zijn volgende wacht, nog dezelfde nacht nadat Pirijns zijn mannen voor haar had gewaarschuwd. Leon stond op de hooizolder van hun stal door het open dakvenster plichtsgetrouw naar buiten in de maanverlichte nacht te turen, toen hij haar achter zich hoorde aankomen. Hij schrok er niet van toen zij zwijgend haar arm onder de zijne haakte en zich met een trieste glimlach stevig tegen hem aanschurkte. Want dààr had hij in feite al heel de avond geniepig op gespeculeerd: wàt hij zou doen, als zij dàt deed, en wàt haar reactie dààrop dan weer zou zijn...Hij moest natuurlijk wél zorgen dat het héle scenario uiteindelijk op een ferme 'smak' zou uitdraaien. Minstens toch, hé...
Maar tijdens die eerste wacht merkte hij onmiddellijk dat zij haar éigen scenario al helemaal klaar had, en dat hij niets meer in de pap had te brokken. Er kwam geen woord bij te pas, maar vóór hij het wist zat haar ijskoude hand, onder dekking van een verontschuldigend en meelijwekkende glimlachje, al diep in zijn warme broekzak. Zelfs een beetje té diep, maar dat scheen haar allesbehalve af te schrikken. Toch minder dan Leon, die zich een beetje 'genomen' voelde ,om een kat een kat te noemen.... Het leek wel of in haar ogen de adel nog een soort 'droit de cuissage' op hun ondergeschikten kon uitoefenen, zo onbesuisd ging dat mens tekeer! En dat was nog geen achttien jaar!
Hij maakte haar in alle stilte wel wat schaapachtig diets dat hij voorlopig zijn volle aandacht aan de mogelijke vijand in het maanverlichte sneeuwlandschap moest wijden. En na nog wat trek- en duwwerk kon hij haar toch afschepen met de belofte haar direct na zijn wacht in haar 'Schlafstube' op te zoeken.
En aldus geschiedde, al was het maar van de rap-rap. Aan Philips, die hem op zijn uitkijkpost kwam aflossen, maakte hij wijs dat hij dringend in huis naar het toilet moest. En aangezien hun schuurtje tegen de portierswoning was aangebouwd, en er op hun zolder een lage deur rechtstreeks toegang gaf tot de eerste verdieping waar Ilse sliep, moet ik toch zeker geen tekening gaan maken, hé!
Bon, drie heerlijke nachten ging alles goed, ook al vond Philips zich op den duur moreel verplicht hem een soldatenremedie op te dringen tegen "'t vliegend schijt". Voor de rest scheen niemand iets van zijn romance te merken, vooral nu ook Ilse zich minder opdringerig gedroeg. Zij kwam nog éénmaal ter sprake, toen Pirijns liet uitschijnen dat zij, door al die rampen in haar familie, mentaal helemaal van de wijs was geraakt. Vroeger bleek zij in haar dorp in Oost-Pruisen een zeer voorbeeldige en overtuigde 'Führerin' geweest te zijn van de plaatselijke B.D.M.-afdeling (of voluit 'Bund der Deutsche Mädel', de vrouwelijke tegenpool van de mannelijke 'Hitlerjugend). Sportief en gedienstig, een écht voorbeeldig partijlid. Maar na de uitmoording van haar familie door de Gestapo had het kind haar vertrouwen in de Führer plots verloren en was volledig haar pedalen kwijt. Begrijpelijk ,ge zoudt voor minder hé !...Maar dus best niet teveel mee omgaan, waarschuwde Pirijns...
Op het front voor hun neus bleef het nog steeds onnatuurlijk rustig wat hen ruim de tijd gaf zich voor te bereiden op de slag die toch één dezer dagen móést losbarsten. De twee 'rekruten' Van Nitsem en Philips maakten zich in ijltempo vertrouwd met hun 2cm kanon, doch zónder een schot te lossen, uit angst een slapende hond wakker te maken. De pantserauto werd volgestouwd met eten plus een flinke reserve brandstof en munitie. Leon zorgde dat het mechanische deel van de rupswagen flink gesmeerd liep en de motor aansloeg op een kwart toer. Maar daarmee kon hij natuurlijk zijn dagen niet vullen en viel toen maar terug op het dagdromen over zijn nieuwe liefde en het bij-pennen van zijn dagboek.Gaandeweg kreeg de muze hem goed te pakken, en vond hij dat het boekenschrijven in feite fel overroepen werd...
Vervelend dat juist dié nacht een Russisch vliegtuig één bommetje vlak naast de portierswoning liet vallen. Veel stof, en een paar ruiten gebroken. Plus één van de Walen dood, omdat deze juist buiten tegen de getroffenmuur stond te wateren. En vooral vervelend voor Leon, die nà de ontploffing helemaal als laatste op het plotse alarm-appèl van een slechtgemutste Pirijns verscheen in een zéér losse tenue. Want de Uschaf leek het excuus van de diarree maar moeilijk te kunnen slikken. En voor zijn straf mocht Leon zich 's anderendaags volledig de begrafenis van die stomme Waalse Manneken-Pis aantrekken.
Enfin, het was zijn eerste keer en hij probeerde er een zeker cachet aan te geven. De Walen liet hij achter de schuur en buiten het zicht van de Russen in de hard bevroren grond een diep graf delven waarmee ze met vier man wel een paar uur zoet waren. De vijfde maakte een mooi kruis en brandde er met een gloeiende priem de naam en data in: "Maes J.E. Caporal 3Rgt. Art. 14.6.1919 - 24.4.1945". En tegen de avond liet hij iedereen, vriend of vijand plus de burgers, opdraven om de geïmproviseerde teraardebestelling-met-militaire-eer bij te wonen. Hij kreeg Pirijns zelfs zover om de Langemarckers een eresalvo te laten afvuren, wat een 'verbaasd' telefoontje van Oschaf Penjaert uitlokte. Om het helemaal officieel te maken wilde hij het overlijden nog laten noteren in het velddagboek, maar dàt ging Pirijns een beetje te ver.
Nadien wist hij een tijdje niet goed wat hij met al de persoonlijke papieren van die gast moest aanvangen, en borg ze dan maar voorlopig in zijn ransel. Maar met die plechtigheid verwierf hij wél de erkentelijkheid van de Walen én het respect van Ilse, die blijkbaar zijn vakmanschap als begrafenisondernemer erg op prijs stelde. Hij zou vlug begrijpen waarom.
De langdurige kalmte in hun frontsector begon iedereen wat irreëel voor te komen, temeer dat ze helemaal in de verte aan het kanongebulder merkten dat het Russisch offensief in de richting van de Oostzeekust nog op volle toeren draaide. Vroeg of laat moesten die Rooien zich toch realiseren dat ze, door naar het noorden op te rukken, hun linkerflank gevaarlijk bloot stelden, en daar iets aan doen. Dat 'iets' betekende dan onvermijdelijk dat ze de 'Langemarck' en consoorten met heel hun hebben en houden 50 Km achteruit tot over de Oder zouden drijven. En iedereen begreep ook dat ze niet bij machte waren om daar iets zinnigs tegen te ondernemen. De vraag was enkel wannéér hun overburen zouden wakker schieten, en hoe zijzelf zonder al te veel kleerscheuren tot achter de natuurlijke barrière van de Oderdelta zouden kunnen terugtrekken.
Zelfs Ilse scheen de hopeloze toestand van het eigen afweerfront duidelijk in te schatten, want de nacht nà de begrafenis vroeg ze hem fluisterend hoe lang hij volgens hém nog dacht op 'Gut Witzleberhof' te kunnen blijven.
De vraag overviel hem zozeer dat hij als versteend bleef zwijgen. Er zich met een pirouette spottend vanaf maken kwam al hélemaal niet in hem op. Toen zij verwonderd haar vraag wat dwingender herhaalde, antwoordde hij stomweg naar waarheid: " Nog een dag of twee... drie op z'n best... maar dat hangt niet van óns af..."
Ze incasseerde zwijgend, maar flapte er toen ijskoud uit: " Dan hebben we nog twee dagen te leven."
Hij schrok zich een aap: " Wat?! Hoe bedoel je?!" Hij rechtte zich op zijn elleboog: " Dat meen je niet! "
" Maar het is toch duidelijk: als hun aanval begint zullen jullie hen niet kunnen tegenhouden, of hoogstens twee-drie uur. En aangezien ik geen tweede maal in mijn leven het familiaal landgoed door die beesten overweldigd wil zien en anderzijds ook mijn huis niet voor hén wil verlaten of wéér op de vlucht wil slaan, zie ik maar één oplossing. Als zij komen, stap ik eruit. Ik heb ruim pillen genoeg "für mich und die Frau Oma"...Als de Russische aanval begint nemen wij die in, en zohaast wij slapen moet jij ons door het hart schieten en het hele huis in brand steken. Voor deze eretaak heb ik je van bij het begin uitverkoren, Leo mijn sterke leeuw, mijn Witte Ridder! " Ze lachte hem zowaar nog vriendelijk toe ook!
Met groeiende ontzetting had hij haar uitleg gevolgd en even stond hij met zijn mond vol tanden. Maar toen haalde het afgrijzen de bovenhand: " Ik, jou doodschieten zeg je?! Ben je nu helemaal zot geworden?"
" Neen, ik hoop lang genoeg bij mijn zinnen te blijven om zéker te zijn dat alles vlot verloopt. En van écht doodschieten is geen sprake, want wij zullen normaal al dood zijn als jij een uur of twee nà de pillen passeert. Jij moet er enkel voor zorgen dat het opzet niet mislukt, moesten per ongeluk de pillen onvoldoende giftig zijn... Want tegenwoordig verkopen ze voor die 'uitstap' allerlei rommel...Daarom heb ik voor alle zekerheid de mijne eerst getest op Krausi, mijn jachthond: tien van die pillen in zijn etensbak, en een uur later was hij naar het walhalla vertrokken, zonder problemen.
Zonder problemen, zei die koele kikker! Voor Leon was in elk geval de lol er ver af, en dat vond hij wél een probleem. De eerstvolgende nacht met haar geraakte hij maar moeilijk over de top. Maar ze scheen er alle begrip voor te hebben en moedigde hem stevig aan, wat hem zéér verwonderde voor een meisje van haar stand en leeftijd. Maar enfin, hij kon er maar goed mee zijn.En de laatste keer wilde hij zich juist uitkleden toen Philips plots op de tussendeur bonkte met een gesist "Leon, rap! Ze gaan komen! "
En inderdaad: daar kwamen de eerste zware Russische salvo's al fluitend over, om ergens halverwege de rechte oprijlaan krakend in te slaan.
" Verdomme Ilse, 't is voor ons! " riep hij gehaast: "Schnell-schnell zum Keller! "
Het énige beeld dat hij zich later van haar herinnerde was haar witte gezicht, en de grote opengesperde ogen, gloeiend van het kaarslicht.
De duivelse beschieting duurde drie uur, maar halverwege kreeg het huis al een voltreffer en vloog het in lichterlaaie. Even werd de rupswagen in het schuurtje geblokkeerd door het neerstortend puin, maar Leon kon door voor- en achteruit te wrikken zijn voertuig toch nog rap bevrijden. Pirijns wees een nieuwe stelling aan in de hoek van de tuinmuur, buiten het zicht van de portierswoning.
Maar toen Leon even later het brandende huis achter zich hoorde instorten, leek het hem of ook een heel pand van zijn jonge leven daarmee wegviel.
Enfin ,Freule Ilse had duidelijk gekregen wat zij wilde...
Oberscharführer Penjaert had hen verwittigd: als ze nog iéts wilden leren om hun vel met een beetje kans op slagen te verdedigen, dan moest het vandààg gebeuren. Vannacht zouden ze hun plaats in de eerste lijn aan het front innemen, en wie dàn nog zijn lesje niet had geleerd was onherroepelijk een vogel voor de kat.
"Want", zei hij zonder veel franje: "de Russen die wij nù op ons dak gaan krijgen kennen hùn lesje des te beter! Ze hebben normaal al maanden frontervaring en zijn drie-vier keer sterker als wij. Zij hebben kanonnen en munitie zàt: dat zult ge rap gewaar worden, lijk die mannen dat in 't wilde weg over heel het front uitkappen! Zonder zich daarbij iets aan te trekken of ze iets treffen of niet. En wees gerust: ze treffen niet veel! Terwijl wij doelgericht gaan schieten, schot per schot en allemaal in de roos, goed verstaan!? Want wij moéten en zùllen ze tegenhouden en wel voor twee redenen: wij verdedigen onze eigen bodem, onze eigen heemsteden, ons eigen volk. Wij hebben daar àlles voor over. Alles! En ten tweede: zij vechten in den vreemde en worden er niet beter van als ze nu dat dorp veroveren of niét. Het énige wat voor hen telt is die laatste maanden van de oorlog zonder vodden dóór te komen. Ze zullen géén risico's nemen: ge gaat dat zien. Zodra ze écht onder ons vuur komen te liggen, stuiven ze uiteen lijk bange hazen! "
Vooral de chauffeurs had hij de laatste dagen tot in den treure ingeprent dat het van hén afhing of het kanon en de bemanning de slag overleefden of niet. Leon had al uit de verhalen van Joseph begrepen dat de '2cm Fla op rupswagen' ontworpen was als aanvalswapen, zéér beweeglijk en vuurkrachtig, bedoeld op de vijand met een paar snelle charges uiteen te slaan en bij de moordende achtervolging al de wegvluchtende groepjes te vernietigen.
"Lijk de Zwarte Ridder in de beroemde slag der gulden sporen! " spotte 'Ochaf' (verkort van Oberscharführer) Penjaert: "Van bij ons begin in Rusland - dik drie jaar geleden - was deze onverschrokken edelman ons lichtend voorbeeld... Maar tot mijn spijt moet ik bekennen dat ondertussen de krijgskansen gekeerd zijn en we nu in de verdediging gedwongen werden. En van een chargerende Zwarte Ridder zijn we gedegradeerd tot de rol van een sluipmoordenaar, die vanachter een hoek met één schot plots zijn slachtoffer neerknalt en rap weer wegduikt. Da's minder spectaculair, maar 't spaart aan onze kant wel heel wat levens en munitie !"
Want door de munitieschaarste was het snel toeslaan en weer wegduiken tussen vooraf gekozen stellingen hun énige kans op overleven, en of dat zou lukken hing énkel af van een soepel draaiende motor en een koelbloedige chauffeur. Ze waren dus verwittigd...
Bij valavond, in volle sneeuwstorm, verlieten ze het stadje Stargard om tegen middernacht, twintig kilometer meer naar het oosten, in stelling te gaan rond het gehucht Zadelow. Onderweg kreeg Leon weinig gelegenheid om de rest van de kanonbemanning te leren kennen, want hij had al zijn aandacht nodig om zijn pantservoertuig, tussen de sneeuwvlagen door en dicht aangesloten tegen zijn voorganger, aan tien per uur min of meer op de baan te houden. Zijn enige richtpunt was de rode plaatverlichting onder de laadbak van de munitiecamion vóór hem. Alle koplampen in de colonnewaren afgedimd, ook die van de tegenliggers, zodat het steeds even schrikken was als plots zo'n gevaarte uit het duister op je af leek te stormen. Het waren meestal zware zestonners die zogenaamd leeg terugkwamen van de nachtelijke frontbevoorrading, maar dikwijls een lift gaven naar het veilige hinterland aan kleine groepjes vluchtelingen-van-het-laatste-uur. Ook af en toe een ambulance...enfin, nogal véél ambulances vond Leon...Bezijden de weg doken ook regelmatig schimmige kampementen op van een paar bijeen schuilende huifkarren:boerentreks die énkel overdag hun vlucht naar het westen mochten voortzetten en bij valavond door het frontverkeer meedogenloos van de baan werden gereden.
In het centrum van Zadelov brandde de kerktoren als een toorts boven het geruïneerde dorpsplein waar Leon al aardig wat voetvolk van de 'Langemarck' zag lopen. Maar iets buiten deze lichtkring leek de nacht nog zwarter. Het front moest nu wel vlakbij zijn, afgaand op een eenzaam MG-salvo of een sissende wazige lichtkogel die af en toe de beangstigende stilte verscheurde. Maar met kanonnen of mortieren werd er godzijdank nog niet geschoten. Een paar uur lang zochten ze zenuwachtig - eerst voor héél de colonne Fla-2cm pantserwagens, maar uiteindelijk elk voor zijn eigen voertuig - in het donker een geschikte stelling aan de rand van het dorp. Maar aangezien ze geen flauw benul hadden wààr de Rus ergens kon zitten of uit welke richting hij zou kunnen aanvallen, vond Leon dat voortdurend maneuvreren met zijn pantserwagen in het pikkedonker van links naar rechts - 'Stellungwechsel' heette dat in het Duits - vlakaf zinloos.
Gelukkig brak er tegen de morgen brand uit op een hoeve vlakbij: waarschijnlijk aangestoken door de boer zélf, die tot het laatste ogenblik gehoopt had dat de Rus nooit zover zou doorstoten. Ochaf Penjaert stuurde er de Fla-2cm van Leon op af, samen met een kleine verkenningspatrouille om in het hof een vooruitgeschoven observatiepost in te richten. Het eerste wat ze er 'observeerden' was de goedgevulde proviandkast en een druk bevolkt hoenderhok waar heel de groep zich nog dagenlang aan zou volvreten.
Tot nu toe had Leon zich, samen met zijn naaste kameraden, willoos laten meedrijven, dàn naar hier, dàn naar daar, al naar gelang mannen met sterren en strepen of énkel met een grote bek hen een nieuwe verplaatsing opdrongen. Het leek wel of het steeds naderend trommelvuur van de Rus zijn denkvermogen had uitgeschakeld en hem in de beangstigende chaos van het komende gevecht als een kieken zonder kop zou verzwelgen.
Maar op de vooruitgeschoven observatiepost van het half afgebrande boerenhof trok langzaam de mist rond zijn hoofd op en daalde een vreemde rust over hem neer. In de velden rondom wees zijn stukoverste de schutter met luide stem op verschillende afstanden vaste merkpunten aan die een passende naam kregen, zoals 'vier dennen op 650 meter' of 'schuur op 1100 meter'. Dit gaf hem eindelijk, mede door de twee wegels die in de verte het besneeuwde landschap doorkruisten, een veiliger houvast in deze wattige wereld rondom. Langzaam kreeg hij ook wat meer inzicht over de plaats van zijn onbenullig persoontje tussen de stellingen van zijn buren in de nauwelijks zichtbare frontlijn van de machtige SS Sturmgrenadier Division 'Langemarck'. Een hele geruststelling: hij voelde zich op hun observatiepost al wat minder van god verlaten...
Op zijn eigen 2cm Fla pantserwagen zaten ze met vier man: hijzelf als chauffeur, de stukoverste Ucha (Unterscharführer of sergeant) Pirijns en nog twee schachten. Pirijns was een rosse Gentenaar die - zoals broer Joseph - de vlucht uit de Oekraïne had overleefd en dus al voor hetere vuren had gestaan. De schutter heette Omer Van Temsche, een kalme Aalstenaar van tegen de dertig, ancien van de Vlaamse Wacht en oud-artilleur van het Belgisch leger. Op eerste zicht iemand die wel zijn mannetje zou staan. Probleem was de lader, Anseeuw, een bleek ventje van zeventien uit het Antwerpse die met zijn gekwebbel blijkbaar de angst voor de toekomst wilde verdrijven en daarmee iedereen aardig op de zenuwen werkte...Veel tijd had dit viermanschap nog niet gehad om op elkaar ingespeeld te geraken, maar Leon kon er enkel het beste van hopen.
Ook op hun plaats in de militaire piramide van de Div. 'Langemarck' kreeg hij nu al een wat klaardere kijk. Buiten henzelf ,waren er in het Eerste Peloton van Oschaf Penjaert nóg drie àndere 2cm-bemanningen en een drietonner voor de munitietransport: samen een dertig man, maar daar kende Leon nog niemand van. Evenmin als van het Tweede of het Derde peloton "2cm", die een heel eind verderop lagen. Wél wist hij dat deze twaalf 2cm-kanonnen-op-rups samen met nog wat steungroepen voor eten, munitie en medische verzorging de 'Kompanie Dillinger' vormden, zo genoemd naar hun wat afstandelijke commandant, Untersturmführer Dillinger. Overigens een brave bekwame officier, naar het scheen, wat niet gezegd kon worden van zijn Sergeant-majoor Lange, die niet de minste moeite deed om zijn reputatie van pestkop ook maar een béétje af te zwakken...En zich schijnbaar niéts herinnerde van dat valse "Fliegeralarm" dat Leon vier maanden geleden een gebroken enkel had opgeleverd...
Het had éven geduurd voor Leon door had dat hij niet naar de pijpen van iédere overste hoefde te dansen, en voor veel vreemde inmengingen gewoon onder de paraplu van zijn bazen Pirijns of Penjaert kon schuilen. Door al die vreemde windhanen met hun wispelturige bemoeizucht naar zijn eigen oversten te verwijzen kon hij op den duur ook veel stress afschudden. Wat zijn soldatenleven al stukken draaglijker maakte.
Heel de verdere dag was het op hun observatiepost tamelijk rustig gebleven. Tijdens de grijze dageraad had het er nochtans spannend uitgezien. De zwaar gehavende troepen van de Wehrmacht uit de eerste lijn, die nog een paar kilometer vóór de 'Langemarck' uit een brandend dorp hadden gehouden, werden door een afgrijselijk Russisch trommelvuur uit hun laatste stellingen verdreven. In talloze groepjes van vier-vijf man kwamen ze, volledig verwilderd en velen gewond, over de besneeuwde velden naar de nieuwe frontlijn van de SS-divisies toe gestrompeld. Omdat die mannen wegens de z.g. 'tranché-ziekte' - half waanzinnig van stress - als soldaat toch geen cent meer waard waren, werden ze door de 'Langemarck' gewoon opgevangen en zo vlug mogelijk naar achter gestuurd, kwestie van het eigen moreel niet te besmetten.
Iedereen op Leons observatiepost zat nu wel in hoogste alarm en versteven van de schrik op de stormloop van de Rus te wachten en op de verpletterende granaatregen die daaraan zou vooraf gaan...Maar buiten een paar verspreide inslagen langs heel de sector van de 'Kompanie Dillinger' viel er geen enkele Rooie te bespeuren. Wel werd er in de verte zwaar gebatterd, op misschien een tien-vijftien kilometer meer naar het oosten, een ferm stuk àchter de einder. Maar hiér: niks...De héle dag niks...
Tegen de avond kwam Ochaf Penjaert even kijken hoe ze het stelden en bracht meteen ook de oplossing voor het enigma van deze plotse frontstilte hiér en het kabaal dààr in de verte. De Rus had blijkbaar zijn offensief negentig graden gezwenkt naar rechts en trachtte nu door te stoten naar het noorden, richting de kust van de Baltische zee, in plaats van de "Langemarck-en-C°" verder naar het westen over de Oder te drijven. Voorlopig zaten ze hier dus veilig en konden qua waakzaamheid terugvallen op 50 % rust. Uit dank voor dit goede nieuws gaf Uschaf Pirijns zijn baas een grote weckpot opgelegde varkenskoteletten mee uit hun geheime rijke schatkamer.
Als tegengebaar stuurde Penjaert hen een loper met een bak fluitjesbier en toen kon het feest beginnen. Schutter Omer Van Temsche had niet veel moeite om de stoof in de keuken van het boerenhof aan de praat te krijgen en ontpopte zich als een prima chef-kok met twee andere potten koteletten en nog wat opgelegde pruimen. Pirijns had nadien wel wat moeite om zijn volgevreten bemanning terug in het gareel en op de wachtrol van hun observatiepost te krijgen, want voor vannacht verwachtte hij op z'n minst een sterke verkenningspatrouille van de nieuwe overburen.
Maar alles bleef rustig. Buiten af en toe wat sissende lichtkogels en in de verte soms een M.G.-salvo ,kon Leon, op zijn twee kalme wachtbeurten van tien tot elf en van twee tot drie, niet klagen van zijn eerste nacht aan het front. Temeer dat hij tussendoor kon slapen als een roos op één van de drie matrassen die de kleine Anseeuw naar het kleine schuurtje had gesleept, vlak naast de stelling van hun '2cm'rupswagen.
Het soldatenleven was al bij al zo slecht nog niet...
Die indruk werd nog versterkt toen Van Temsche hen de volgende middag op gebraden kip trakteerde. Hij was de hele morgen zoet geweest met het pluimen van de slachtoffers en zijn 'Tarnjacke' of camouflagevest kleefde van boven tot onder vol witte dons.
"Gij kunt ginder bij de vier dennen al rechtop in 't veld gaan staan als vooruitgeschoven verkenner! " gekte Oschaf Pirijns: " De Rus gaat u zekers voor een sneeuwvent pakken! "
Maar de Rus 'pakte' juist niks. Hij scheen alle interesse voor de 'Langemarck' verloren te hebben, maar zich zoals gisteren volledig en met veel gedruis ver achter de einder toe te leggen op zijn doorbraak naar de Oostzee. Heimelijk hoopte Leon dat het de Rus daar op de lange duur ook zou lukken, zodat hijzelf op deze herenhoeve verder zijn vredig dikke-luizen-leventje mocht slijten...
Want dat hadden ze al flink voor mekaar. Uschaf Pirijns speelde de kleine Napoleon, nu Ochaf Penjaert hem door een veldtelefoonlijn met zijn eigen gevechtsstand had verbonden. Ieder uur belde hij correct zijn melding dat er niets te melden viel en vulde de tussentijd met het nauwkeurig afspeuren door de verrekijker van de mistige einder. Van Temsche kwam nog maar zelden uit de keuken en had de kleine Anseeuw met goed gevolg tot hulpkok bevorderd. Leon had niets anders te doen dan ieder uur de motor van zijn rupswagen even te starten en de rest van de onbeschadigde bijgebouwen grondig te doorzoeken. Of naar de voortrollende donder in de verte te luisteren en - staande naast Pirijns - commentaar te geven op het mistige landschap vóór de vermoedelijke vijandelijke linies. Erg spannend kon hij dat allemaal niet vinden, om niet te zeggen dat hij zich bijna dood verveelde...
Tot het bij hem doordrong dat Pirijns er een soort velddagboek op nahield waarin deze alle gebeurtenissen (of het ontbreken daaraan) nauwkeurig bijhield. Plots dacht hij aan het schijfboek met ruitjespapier en de vier anilinepotloden die Françoise De Bens hem bij het afscheid cado had gedaan...Zou hij dat ook niet kunnen, zo'n dagboek houden? Waarom ook niét?...Want als hij later een brief wilde schrijven kon hij toch makkelijker uit deze nota's putten dan zich blauw te moeten peinzen om een blad gevuld te krijgen. Okee, morgen eerste werk!
Maar dat plannetje viel in 't water. Want even na middernacht kregen ze bevel zich klaar te maken om binnen het uur op te rukken. Op te rukken??!...Naar vóór dus?...Naar de Russen toe? De schrik sloeg om z'n hart. Maar veel tijd om te 'raisonieren' kreeg hij niet, want àchter hun stelling groeide reeds het golvend gebrom van minstens een honderdtal motoren.
" Tigerpantser! " zei Pirijns kort, en die had er al héél veel ondervinding mee: " De Skandinaafse SS-Pantser-division 'Nordland' zal van achter ons front als een pijl door onze lijnen naar de Russen stormen, en wij van de Langemarck moeten in hun zog mee om de flanken van de diepe doorbraak te beveiligen. Eerste doel voor vandaag is - op een twintig kilometer naar het zuid-oosten - de stad Arnswalde en omliggende te heroveren, en de burgerbevolking die daar nog zit opgesloten te bevrijden uit de klauwen van dat Rood Gespuis! " Dat Rood Gespuis zei hij nadrukkelijk met hoofdletters!
" En nadien, morgen en overmorgen?" vroeg de jonge Anseeuw gretig: "Op naar Moskou?!"
Maar Pirijns snauwde hem bestraffend toe: " Zwijgt, vent! Een soldaat op ons niveau mag nooit meer dan één uur vooruit denken! Méér brengt ongeluk! ...Maar laadt toch maar rap nog een dozijn weckpotten in! " zei hij vergoelijkend: "En terwijl ge bezig zijt wringt al gauw een paar kiekens de nek om! Weinig kans dat we de eerste week nog ne keer zo met ons gat in de boter gaan vallen..."
En inderdaad, in een paar uur tijd donderden ze die nacht van de hemel in de hel. De doorbraak zélf verliep weliswaar vlotjes: door het schrappen van het voorspel - onder de vorm van het gebruikelijke urenlange trommelvuur - verraste het SS-offensief de Russische grondtroepen totaal. Waarschijnlijk hadden de Sovjetstrategen door hun offensief richting kust slechts een zwakke flankbescherming in de streek van Arnswalde achtergelaten. De twee SS-divisies Nordland en Langemarck konden dan ook zonder veel moeite deze derderangstroepen oprollen en doorstoten tot de stad zélf, die op 16 februari effectief bevrijd werd. Onder de beschermende klok van een oorverdovend Duitse artilleriebarrage vluchtte de geteisterde bevolking als gek naar het bevriende achterland. Hun eerste kennismaking met het Rode Leger had ruimschoots volstaan om van deze miraculeuze bevrijding te profiteren en hals over kop de benen te nemen. Want ook al werd dit SS-offensief door de Duitse propaganda met veel bazuingeschal de hemel in geprezen, toch was eenieder er heimelijk van overtuigd dat het mooie sprookje niet lang zou duren.
En inderdaad, nog de eerste nacht begonnen de Sovjets zich te herpakken met een reeks, weliswaar zwakke, grondaanvallen in de flanken van de SS-doorbraak. Flanken, zoals gezegd, die beveiligd moesten worden door de Langemarck...
Maar dat wil zeggen dat élke stelling, élk huis en élk dorp op deze flank ook eerst door de Vlamingen op de Rus moesten worden veroverd. En dan is 'beveiligd' een té mooi woord voor de bloedige slachtpartij en de orgie van geweld waarin Leon toen werd meegesleurd. Achtenveertig uren aan één stuk met zijn rups kris-kras door de besneeuwde velden, tussen zwarte opspuitende slijkfonteinen van inslaande katjousja-raketten, het helse kabaal ,telkens Van Temsche met zijn snelvuurkanon een doel bestookte of zijzelf getroffen werden door een M.G.salvo op hun stalen doodskist. Maar ook zónder de oorverdovende keet van het gevecht was hun pantserauto een verschrikkelijk lawaaierige bak waarin je altijd moest schreeuwen of op elkaars helm kloppen om gehoord te worden. Leon verloor er elk besef van tijd bij: rijden, schieten, eten en slapen, het werd allemaal één soep. Ook elk benul van richting en ruimte ging hopeloos verloren. Vanaf het vertrek uit hun observatiepost zag Leon van op zijn chauffeursstoel door de spleet in de pantserklep bij daglicht vóór zich enkel een smalle streep van de buitenwereld, en 's nachts helemaal niets! Dan volgde hij blindelings en met wisselend succes de geblafte aanwijzingen van Pirijns en zijn corrigerende vloeken als het mis liep. En bij hun nachtelijk vertrek uit Zadelow liep het, zacht uitgedrukt, nogal dikwijls mis...
Maar al bij al, gedurende twee dagen rukte Langemarck vooruit. Leon herinnerde zich nadien vaag de namen van de uitgebrande dorpen waar zij slag leverden: Schwanebeck en Güntersberg, maar vooral Reichenbach, waar zij de eerste nacht, die van 16 februari, in een stevige hoeve even mochten uitblazen.De schuur stond in lichtelaaie waardoor alle verdachte bewegingen in de omliggende landerijen goed in 't oog konden gehouden worden. Maar de Rus was ook niet gek en hield zich koest.
Op het fornuis in die keuken stonden nog twee soldatengamellen te pruttelen van de vorige squatter die overhaast de benen had moeten nemen. Die Russische kost rook eerder vreemd en Van Temsche zwierde voor alle zekerheid heel het zooitje buiten op de mesthoop: zij waren béter gewend! Met de opgelegde varkenskoteletten van onze vorige gastheer stoofde hij in een wip en een knip een persoonlijk goulashrecept klaar waar veel volk verlekkerd naar kwam kijken! Althans toch een koppel sturmgrenadieren die in een bijgebouw kwartier hadden gemaakt en uit pure compassie van de chefkok de overschot kregen en de ketel mochten uitlikken.
Na het eten trok kok Van Temsche op rooftocht door het gebouw om zijn voorraad aan te vullen. Verloren moeite, want wat de Russen niet opgekregen hadden, was ondertussen proper 'opgekuist' geworden door het peloton sturmgrenadieren van de Langemarck, die voor de nacht ook op de hoeve was komen schuilen. Na een kwartier kwam hij al terug naar de keuken, helemaal bleek weggetrokken. In de kelder was hij op een oude bompa met zijn kleinzoon gevallen, beiden door de borst geschoten, dood. In de ruimte daarachter lagen de bebloede lijken van twee verkrachte vrouwen waar duidelijk een hele sectie Russen over was 'gepasseerd'...
Een paar van de waarschijnlijke daders vonden ze de volgende morgen toen ze opbraken om de aanval te hervatten. Naast een keet in de kale boomgaard stond een stukgeschoten 'Rats-boem', een Russisch anti-tankkanon dat ze zo noemden wegens de typische vuurklank. In de sneeuw er naast lagen de bevroren lijken van twee bemanningsleden en het bebloede been van een derde. Er was dus nog gerechtigheid...Of toch reen beetje...
Vandaag werden ze verondersteld het dorp Petznick te veroveren, waarvan ze in de verte de windmolen zagen branden, en het een paar dagen te houden. Ze rukten in de vroege morgen ordelijk op volgens het boekje, netjes in lijn met twee compagnies sturmgrenadieren en gesteund door wat mortieren en anti-tankkanonnen. Maar van bij het begin lagen ze volop in de artilleriebarrage van de Russen en dan was het gedaan met lachen. Het hels gehuil en de massale inslagen van de katjoesja-raketten ontnam de grenadiers elke moed, en iedereen trachtte door zo diep mogelijk tussen de kleikluiten te kruipen zijn eigen hachje te redden. Slechts met de meeste moeite kon het kader die gasten af en toe nog tot een sprong van twintig meter bewegen, maar dan was het weer voor lang gedaan. Vooral als hier en daar een onderofficier uitviel, gekwetst of érger, geraakte zo'n aanvalssectie nog moeilijk in beweging. Voor zover Leon in zijn rammelende doodskist de slachting buiten kon volgen zag het er nog érger uit dan bij zijn eigen vuurdoop, gisteren. Maar dàt leek al een eeuwigheid geleden...
Pas tegen de middag bereikten ze met veel verliezen de eerste huizen van Petznick, en tegen de avond geraakten ze tot op het dorpsplein. Toen was het liedje uit. De munitie was op en het voetvolk uitgeput. Iedereen richtte zich in voor de nacht op de plaats waar hij toevallig lag, goed wetend dat de Rus ieder ogenblik een tegenaanval kon lanceren...Maar die bleef uit.
Tegen middernacht stuurde Pirijns de kleine Anseeuw naar achter om de camion met de 2cm-munitie aan te porren opnieuw hun voorraad te komen aanvullen. Ze hebben de jongen nooit meer teruggezien.
Na het avondeten herlas Leon voor de derde maal de brief van Phil met het relaas over de dagenlange opsluiting van Joseph in de kelder van het ingestorte flatgebouwtje.
" Ik dacht serieus dat ik hem kwijt was." schreef ze: " Maar doden herrijzen soms ,en nu hij er levend is uitgeraakt, spreken ze van zijn tweede been af te zetten wegens mogelijk koudvuur. Wat we dàn moeten gaan doen, weet ik ook niet meer..." Volgde dan een opsomming van alle grote en kleine rampen die uit deze amputatie zouden kunnen voortspruiten: zo te zien inderdaad niet erg bemoedigend. Leon begreep er in elk geval uit dat Phil moreel compleet aan de grond zat. Maar wat kon híj daar in godsnaam aan verhelpen! Binnen de week konden de Russen hemzelf misschien aan flarden schieten: was dàt dan soms een vooruitzicht om te gaan jodelen?!
Maar wat hem nog het meest intrigeerde waren die persoonlijke hints zoals 'gij zult mij wel begrijpen' en 'als gij hier geweest waart zouden we deze moeilijkheden vlug overwonnen hebben, terwijl ik nu, als vrouw alleen...' Het klonk een beetje als dat gefleem van de hulpeloze Hélène, destijds in het vluchtelingenkamp 'Adlershorst', met haar opvoering van het sprookje 'Het Kleine Meisje en de Sterke Beer'...Hij was er toén ingelopen als een naïeve koorknaap en buiten gekomen met een ferme druiper! Geen tweede keer hé vadertje! Hij had de laatste maanden wél één en ànder bijgeleerd op gebied van vrouwenstreken!
En als klap op de vuurpijl schreef ze in de laatste paragraaf: " Als ge mij persoonlijk wilt antwoorden, met de zekerheid dat Joseph uw brief niet zal lezen, adresseer hem dan per Feldpost aan mijn vriendinne 'Fraulein Françoise De Bens, Flämische Kulturstelle im SS Hauptamt, Fehrbelliner Platz, Berlin. En onderteken hem dan enkel met XXX, zonder naam. En zet als afzender op de envelop ook enkel XXX. Dan weet Françoise dat het voor mij is..."
Als dàt geen invitatie was, zeg! Of misschien weer één van die valse vrouwenspelletjes om hem op te draaien...En daarbij goed wetend dat hij vast gekluisterd zat aan de divisie Langemarck in de gevechtszone en op haar verlokkingen nooit zou kunnen ingaan...Wat heeft ze er dan verdomme aan, om hem - van uit de verte - op te hitsen met haar hete intieme praatjes en dubbelzinnigheden?
"Petré!?"
Hij schrok brutaal wakker uit zijn voze fantasie. Vóór hem stond een onderofficier, een vreemde die hij nog nooit tegen het lijf was gelopen. Leon sprong recht uit het stro en klapte in de houding: " SS-Schütze Petré Leon, jawel Oberscharführer! "
"Oberschütze Petré is juister, hé man! Ik heb gezien dat ge vanavond bevorderd werd, proficiat! En dat ge geslaagd zijt in de opleiding voor 2Fla-chauffeur: mijn innige deelneming! Hij lachte wat vals: " Gij zijt toch familie van Scharführer Joseph Petré, hé?"
"OBERscharführer Joseph Petré, als het toegelaten is, Oberscharführer : Joseph is mijn broer."
"Ach zo! Dus óók Oberscharführer, dan is het hem uiteindelijk tóch gelukt! " Hij lachte nog steeds met een erg scheve mond en Leon merkte nu pas het grote litteken op de rechterwang van zijn overste.
"Gij schijnt mij niet te kennen hé Leon, en misschien is dat wel beter! Maar aangezien ge dienst gaat doen in mijn eenheid is het toch goed van kennis te maken: ik ben Oberscharführer Penjaert, twee jaar lang vriend en collega van Jos, uw broer. Hij noemde mij Penny en we hebben samen godverdomme de smerigste tijd van ons leven doorgemaakt, eerst nog aan de Wolchow en de Neva bij Leningrad en later in de Oekraïne. Heeft Jos er nooit iets over verteld?"
"Toch wel, Oberscharführer! Dat gij, samen met John Aspeslachs van Oostende, hem aan de Dnjestr al zwemmend uit de klauwen van de Rodenhebt gered en dat hij zijn leven aan u te danken heeft..."
"Zozo, ja...Dat zwemmen herinner ik mij niet zo goed : ik dacht eerder aan een half-lekke roeiboot...Maar het heeft er toen voor ons toch met zijn pootjes uitgehangen, da's waar...We hebben hem nadien in feite in dat lazaret van de Roemenen moeten achterlaten...En heeft hij nog last van die open wonde aan zijn hiel?"
" Neen, helemaal niet meer, Oberscharführer! Ze hebben héél zijn poot er afgezaagd, in twee keer, tot een stuk boven zijn knie."
"Ja, dat weet ik wel. Ik heb hem met collega Aspeslaghs na zijn operatie nog rap kunnen bezoeken in Praag, maar erg florisant zag hij er toen niet uit !"
"Och, zijn ontbrekende hiel doet enkel nog wat zeer als 't weer verandert. Maar dat is dus flauwekul, lijk ze zeggen: een ingebeelde ziekte. Nu is hij chef-de-bureau op de Flämische Kulturstelle van de SS in Berlijn: een grote meneer, hé! Maar ik heb juist nieuws gekregen dat hij bijna verzopen is in de kelder van een platgebombardeerd huis. Na vier dagen toch nog op het nippertje gered uit het stijgende water. En ze spraken van zijn tweede poot er ook af te zagen, maar ze hebben zich op tijd bedacht...Ik weet nog niet of dat goed of slecht nieuws is..."
Penjaert bezag Leon maar met een scheef oog terwijl die snotaap zo sarcastisch over zijn oude trouwe wapenbroeder sprak. Stel je voor: de kameraad waarmee hij twee jaar lang de ergste rampen had overleefd. Wat dacht die pretentieuze melkmuil wel! Maar naar buiten uit liet hij niets van zijn ergernis merken en ronde daarom vlug af: "Ge ziet het hé: onkruid vergaat niet! Bon, Oberschütze Petré, we zullen elkaar nóg spreken, en morgen op de schietoefening met de 2 cm Fla wel beter leren kennen! En ge zult rap genoeg begrijpen waarom ik over 'innige deelneming' sprak! Maar één dezer dagen gaan we toch eens serieus klappen over wat er allemaal met Jos gebeurd is, het laatste jaar. En indien ge hem toevallig zoudt schrijven, vergeet dan niet hem de groeten van mij te doen! Zegt maar dat het in Estland en Letland minstens zo plezant was als in Jampol: hij zal het wel verstaan. En dat de John aan de Narva daar al sinds de eerste dag naar de sterren ligt te kijken...Ikzelf heb er drie keer in een omsingeling gezeten, eerst in augustus bij Tallinn, nadien in oktober rond Riga en nu overlaatst een derde keer in Memel...Maar zoals ge ziet: altijd heelhuids wég geraakt! De rappe mannen van de administratie hebben mij wél al tweemaal als 'vermist' opgegeven, en mijn lief in Oostende weet niet beter of ze hebben ondertussen mijn bougie uitgeblazen. Die gaat nogal een kop trekken als ik na de oorlog uit de doden ga verrijzen! En Jos waarschijnlijk ook, want die denkt vaneigens dat ik ergens aan de Narva naast de John naar boven lig te pieren! Enfin, een paar maanden vroeger of later: eraan gaan we tóch! Daarmee kunt ge u niet rap genoeg verzoenen! Bon, al wat ik ondertussen vraag is dat ge morgen een voorbeeld zijt voor de àndere schachten ! En spoel dat slijk van uw botten! "
"Jawel ,Oberscharführer !"
De oberscharführer knikte even en liep verder zonder boe of ba de schuur uit.
Vreemd, dacht Leon, dat een oude vriend van de familie - en dat wàs die Penny tenslotte toch - zo onhartelijk kon doen, zo bot kortaf. Akkoord, een SS-onderofficier moet niet familiair omgaan met een nieuwe rekruut...Maar voor zover hij uit de frontverhalen van Joseph iets over die man had opgevangen, was die toch alles behalve een ijzervreter of een dienstklopper geweest, om niet te zeggen: eerder het tegendeel...Altijd veel tuchtproblemen gehad met zijn bazen en daarom ook nooit officier geworden...Hoe dan ook, zijn wilde haren scheen hij nu wel kwijt, zo te zien! Waarschijnlijk waren de harde wanhopige gevechten van de laatste maanden langs de Baltische kust niet in de koude kleren blijven steken...En als dan ook die John Aspeslaghs, zijn beste vriend vanaf zijn inlijving in het Vlaams Legioen, er moet sneuvelen in-wie-weet-welke-omstandigheden...Een mens zou voor minder zijn gevoel voor humor verliezen...
In Berlijn was het ondertussen ook niet om te lachen. De Amerikaanse luchtmacht had zonder veel omhaal een tandje bij gestoken en kwam nu iedere dag met wel duizend Vliegende Forten de Rijkshoofdstad trakteren. Joseph had het goed bijgehouden. Op klaarlichte dag van 3 februari wierpen ze de buurt van 'Bahnhof Bayerischer Platz' in puin: volgens de cijfers uit de S.D.-kelder van het SS-Hauptamt waren er tegen de 100 doden...De nacht van 4 op 5 kreeg 'Mitte' gedurende twee uur naar schatting 2.500 ton bommen te slikken met 170 doden als gevolg. De zesde in de vroege morgen was het wéér van dàt: Charlottenburg plat, maar dààr waren ze nog aan het opruimen en wist de S.D. nog geen cijfers...En tussen die zware bombardementen in kwam de R.A.F. 's nachts met brandbommen de gaatjes vullen, kwestie van met kleurig vuurwerk de boel wat op te vrolijken...
Er vielen natuurlijk al eens een rits bommen nààst de beoogde doelgebieden - om niet te zeggen : nogal dikwijls ! - en onder het personeel van de Kulturstelle moest er steeds meer personeel af en toe een paar dagen thuis blijven om de brokken te lijmen, de vensters dicht te spijkeren of het dak te herstellen. Als ze al aan het nodige gerief konden geraken, natuurlijk, want voor een plaat geperst karton werd letterlijk gevochten. Niét zo zeer met de vuisten - want Duitsers zijn een beschaafd en vooral een 'godvrezend' volk - maar wél met hoge partij-lidkaarten en zwaar bestempelde toelatingen of 'Scheine' allerhande voor stukken golfplaat en een dozijn nagels...En als er een collega van de vele burelen in de Kulturstelle in het lazaret belandde, werd er onder het personeel altijd een omhaling voor het slachtoffer gehouden, althans in het begin...Gaandeweg sloeg echter de routine toe en kwam er wél wat sleet op deze mooie gewoonte...
Op 8 februari, de eerste dag dat Joseph zijn dienst weer opnam, ontbrak Françoise De Bens op het appèl. Kort vóór de middag belde ze naar het bureel dat haar vader gisteren gewond werd door het bombardement van de Amerikanen op Marienfelde. De installaties van zijn fabriek - de 'A.G. Frits Werner Electro' - waren slechts licht getroffen, maar van de keukens bleef niet veel meer over. Pa had in de voorraadkelder, waar de koks tijdens een luchtalarm altijd schuilden, een zwaar schab op het hoofd gekregen en een lichte hersenschudding opgelopen. Al bij al niet zo erg, gezien er van zijn ploeg twee gedood werden en vijf gewond. Langer dan een week zou hij zeker niet in het lazaret moeten (mogen) blijven, maar ondertussen...
Joseph gaf "z'n mokkel" meteen drie dagen spoedverlof en beloofde nog diezelfde avond met Phil langs te komen...
Door de hysterie van Ma De Bens en de stroom van verwijten waarmee ze alle oorlogvoerende partijen rijkelijk overspoelde, kon Joseph zijn beleefdheidsbezoek aan de Albrechtstrasse moeilijk een dijenkletser noemen. Maar het zou wél zijn verdere leven tekenen.
Want hij kwam er te weten dat één van de doden in de keuken een weesjongen was van Oostende, een zekere Jean-Marie Peeters, 22 jaar. Eerst begreep Joseph zélf niet waarom die naam zo in zijn gedachten bleef hangen, maar eenmaal terug thuis in bed viel zijn frank! Immers, die gast had exact dezelfde leeftijd als Joseph, dezelfde initialen J.P...Hij kwam van Oostende, waar - jawel! - de burelen van de Bevolking samen met de dito registers in mei '40 volledig waren uitgebrand en waardoor het speuren naar de antecedenten van de inwoners allesbehalve vlotjes zou verlopen...En als weesjongen kon je niet verwachten dat er veel familieleden zich iets van zijn leven of dood zouden willen aantrekken of op het stadhuis navraag zouden doen...
Verdomme, dacht Joseph, als ik tóch een nieuwe identiteit zoek, waarom zou ik in het vervolg niet als de miraculeus herrezen, uit de dood wederopgestane Jean-Marie Peeters door het leven gaan? Weinig kans dat de Belgische justitie zich erg gaat interesseren voor de kerfstok van een keukenmaatje, een onnozele brave sul die waarschijnlijk zelfs door de bezetter verplicht tewerkgesteld werd in het verre vijandige Duitsland! En als klap op de vuurpijl daar bij een geallieerd bombardement - zogenaamd - zijn been is kwijtgespeeld! ...Het scenario leek wel té mooi om waar te zijn...In elk geval: indien hij er in zou slagen de id-papieren van die vent te bemachtigen, dan kon de gevreesde Reichsminister Kaltenbrunner met zijn 'ODESSA' de pot op!
De volgende morgen haalde hij eerst bij zijn collega op de dienst 'Personeel' een opdrachtbevel tot identificatie van burgerslachtoffers. En hij daarmee met de U-Bahn linea recta naar het directiegebouw van de 'Fritz Werner Elektro A.G.'.
Marienfelde ligt in de aanvliegroute van Flugplatz Tempelhof en dat was - toen hij het gore station van de ondergrondse verliet - goed te merken aan de uitgebrande gevels en vergruisde huizen rondom...De bus 314 reed al een paar dagen niet meer, zei een oude vrouw grimmig, en dus zat er niets anders op dan er een wandeling van te maken.
Dat zijn conditie na zijn verzopen-kelder-avontuur nog veel te wensen overliet, merkte hij, afgezien van de pijn in zijn benen, vooral aan de vreesachtige bezorgdheid waarmee de receptioniste hem bij 'Fritz Werner' opving. Zij was blijkbaar bang dat die kreupele lijkbleke SS-er in hààr bureel de pijp uit zou gaan, want ze zette hem onmiddellijk in een leren zetel en bood hem een zwarte ersatzkoffie aan...
De rest liep vanzelf. Zohaast hij tegen de bijgeroepen chef had uitgelegd dat hij een 'Fremdarbeiter' wenste te ondervragen wegens het vermoeden van valse identiteitsdracht, gingen de poppen aan het dansen. Chef kon hem op zijn woord van 'Parteigenosse' verzekeren dat de directie nooit iets van deze vervalsing heeft vermoed. Die misdadigers gaan tegenwoordig zó geraffineerd te werk, nietwaar, dat men al zéér deskundig onderlegd moet zijn om hen te kunnen ontmaskeren. Maar hij zou er als Chef persoonlijk op toezien dat de misdadiger onmiddellijk aan de autoriteiten werd uitgeleverd. Over wie ging het weer? Een hulpkok? Peeters, Jean-Marie, Belg, geboren te Oostende?
"Oostende? "Da war ich im vorigen Krieg, bei das KriegsMarine SchwerGeschütz Korps! Ach,jasicher Oberscharführer! Damals gab's auch noch richtig gute Deutsche Soldaten! "
Joseph vreesde compleet bedolven te worden onder een geestdriftige stortvloed van krijgshaftige jeugdherinneringen, maar hij wilde de oude bibberende chef niet nog meer de stuipen op het lijf jagen door hem brutaal tot de orde te roepen. Gelukkig kwam een secretaresse nogal vlug met de verlossende mededeling dat de zogenaamde Peeters - zoals hij reeds wist - gedood werd tijdens het bombardement van gisteren. Godzijdank! Iedereen gelukkig! Vooral de oude man, omdat de 'misdadiger' dan tóch zijn verdiende loon had gekregen, nietwaar. Maar ook Joseph, die daarmee aan een eindeloze reeks voze verhalen over de meisjes van de Oostendse Visserskaai ontsnapte.
Bon, is die man al begraven? Nee, dat zou pas morgenvroeg gebeuren, in het kerkhof achter het 'Arbeitslager'...
" Luister, het is niet omdat hij dood is dat het onderzoek naar deze zaak van valse papieren zomaar afgesloten kan worden. Wij moeten daarin tot op het bot gaan! Heel die maffia moet worden opgespoord en de criminele vervalsers genadeloos terechtgesteld! "
Daarmee was het verontwaardigde partijlid het roerend eens. Maar vooraleer deze daar verder bloeddorstig over kon uitwijden, besloot Joseph: " Alle papieren en geschriften van deze man worden hierbij vanzelfsprekend in beslag genomen voor nauwkeurig onderzoek. Mevrouw kan ze misschien nu onmiddellijk voor mij verzamelen, ja?!"
Twee minuten later had Joseph zijn nieuwe identiteit in handen: " Dank u, u hoort zonder twijfel nog van ons! Ondertussen mag niémand weten dat deze schurk overleden is ,verstaan ?! Dat zou de ondervraging van zijn bendeleden enkel bemoeilijken ! Geheimsache ,verstaan !"
Want met deze nieuwe identiteit ,de identiteit van een geregistreerde dooie , kon Joseph moeilijk verder leven...Het was van het grootste belang dat Jean-Marie Peeters de eerstvolgende jaren blakend gezond bleef ,zij het onder de edele trekken van de jonge heer Petré.
Maar de secretaresse scheen even met een probleem te worstelen: " Herr Oberscharführer, als ik vragen mag: Onder welke naam moet het stoffelijk overschot dan begraven worden?"
Joseph keek haar koud aan: "Kent gij de échte ,de wérkelijke identiteit van deze vervalser ? Neen ? Dan is hij dus "Unbekannt" ! Ja? Heil Hitler!"
"Unbekannt"..."Unbekannt"...
De registratiediensten op de kerkhoven konden de moeite en de moed niet meer opbrengen om dagelijks te trachten de verhakkelde of verkoolde stoffelijke overschotten te identificeren. Steeds meer slachtoffers van het oorlogsgeweld - en zéker de buitenlanders - werden zo naamloos in de massagraven gedumpt, en als het nog even kon, rap-rap met een collectieve eredienst aan het hiernamaals toevertrouwd. Deze algemene gelatenheid - zo typisch on-Duits! - stelde Joseph wel volledig gerust dat er niémand zou gaan neuzen achter de 'ware identiteit' van die 'Unbekannter Fremdarbeiter' bij Fritz Werner Elektro A.G.! Hoofdzaak was - en dat had hij de bange secretaresse duidelijk laten verstaan - dat er nérgens in de papieren vermeld mocht worden dat de wàre eigenaar van de identiteitskaart op naam van deze 'Jean-Marie Peeters' overleden was.
"Denn das wird zuerst in meine Dienststelle untersucht" had hij de dame wijsgemaakt. En die vroeg natuurlijk niets liever dan zo zonder kleerscheuren van dat heikele probleem verlost te worden. Want meestal eindigden affaires van valse papieren ergens in een K.Z. of tegen de muur...
Terug op zijn bureel bracht hij pro-forma eerst rap een bezoek aan de baas van de inlichtingsdienst in de kelder: of hij al iets wist hoe ver het stond met die zaak waarover Reichsminister Kaltenbrunner gesproken had op de heildronk met Nieuwjaar? De vent, die Joseph nochtans goed kende, keek hem kil in de ogen en siste: " Davon ist garnichts bekannt! Und jetzt hauen sie ab! Wir haben zu tun! "
Dat ze inderdaad veel werk hadden merkte Joseph in één oogopslag: alle sterren en strepen waren druk aan het bellen en hun secretaressen zaten er naast jachtig lange lijsten af te vinken. In deze crisissfeer viel echt geen nieuws te rapen en dus droop Joseph inderdaad maar af, zoals het afdelingshoofd had bevolen.
Boven kreeg hij van zijn Nederlandse collega de uitleg, waarom er bij de S.D. plots zoveel te doen was.
" Heb je het dan nog niet gehoord van de Gustloff?"
" Die naam zegt mij niet direct iets...Is dat soms een generaal of zo?!"
"Ach die Vlamingen! Die weten nooit van niks! " sneerde de Hollander: " De 'Wilhelm Gustloff' is het grootste Duitse passagiersschip, nog chiquer en geweldiger dan de 'Queen Marie' van de Engelsen. De dienst voor sociale vakanties 'Kraft durch Freude' organiseerde vóór de oorlog met dat cruiseschip veertiendaagse trips naar Santa Cruz ,hoofdstad van de Kanarische Eilanden , voor de verdienstelijke Duitse arbeiders, helemaal gratis voor niks! Kan je je indenken! Maar sinds kort vaarde het schip op de Oostzee, als hospitaalschip. Nou, op 30 januari werd het, bomvol vluchtelingen en gewonde soldaten uit Oostpruisen, in de bocht van Lübeck getorpedeerd. Zie je dat voor je? Een slachting natuurlijk! Van de naar schatting 15.000 opvarenden konden ze er maar een dikke 1.200 redden...Vre-se-lijk! Nu spoelen er bij iedere tij een paar honderd drenkelingen op de kust aan, de meesten zonder papieren...Want paspoorten en zo moesten ze vóór het vertrek naar het schijnt afgeven tegen een inscheepkaart... Op die fiche werd hun personalia genoteerd...in inkt, of wat dacht je! Na langer dan een week in het water kan natuurlijk geen kat dat nog lezen! "
"Wat heeft de S.D. in de kelder daar nu in godsnaam mee te maken?! Die hebben toch ook geen glazen bol! "
"Nee, natuurlijk niet ! Maar die werken omgekeerd. Want ze hebben in de vertrekhaven de inscheeplijsten teruggevonden en daar vinken ze nu de overlevenden op aan. De rest van de namen behoren dus bij de verzopen drenkelingen en komt op het register van het massagraf te staan...Da's toch altijd nog beter dan twaalfduizendmaal 'Unbekannt', of niét soms?"
De voorbije nieuwjaarsdagen zouden ook Leon lang bijblijven, niet alleen wegens de tegenslagen die hij had moeten incasseren, maar vooral om de nieuwe wending die zijn leven rond deze tijd nam.
Een eerste opdoffer had hij al gekregen tijdens de beschamende ontmoeting met die vervloekte wraakzuchtige Hélène, die hem in bijzijn van Schwester Monika brutaal in zijn hemd had gezet met haar allusie naar zijn 'ziekte'. Hij had dat wijf wel kunnen vermoorden! Hij hoorde nog steeds haar schorre doorzopen stem, druipend van schijnheilige compassie: "Arme sukkel, nu al in een rolstoel? Dan heeft de ziekte je wel héél zwaar toegetakeld hé! "
Zohaast dat scharminkel het schaterend was afgetrapt barstte Monika natuurlijk van de gezonde nieuwsgierigheid hoe het kwam dat hij die barmeid kende. Want rekruten in eerste opleiding mochten normaal gezien niet in de kantine kómen. Hij had wat vaag gemompeld: " Och, van vroeger, tijdens de vlucht van september, vorig jaar..." Maar toen ze naïef wat speels had aangedrongen, had hij haar toch een beeld geschetst waaruit een goede verstaander tactvol had moeten begrijpen hoe de vork in de steel zat...of had gezeten! Het ergerde hem mateloos dat die lieve Monika zich zo wereldvreemd voordeed en van een moderne vrijage niets leek te snappen. Met het gevolg dat hij haar brutaal verdere uitleg geweigerd had toen ze vertrouwelijk naar die geheimzinnige ziekte had gevraagd. Op dat moment moet er bij haar eindelijk toch een lichtje zijn opgegaan, want ze was plots dichtgeklapt en hun eerste (en laatste) kantinebezoek werd als een nachtkaars gedoofd...
Ook de daarop volgende dagen had Monika duidelijk van dat valse loeder gratis bijkomende ophelderingen gekregen, want Leon moest het nadien tijdens de professionele zorgen van de Schwester zonder al teveel troostende woordjes stellen...
Kort voor zijn ontslag uit het lazaret had hij dan zijn stoute schoenen aangetrokken en Monika zijn eigen versie over zijn z.g. 'verkrachting' verteld. En laten opmerken dat Hélène wel een groot risico had genomen om in bijzijn van de Schwester over zijn druiper te beginnen, want het was tenslotte evengoed de hàre! Immers, Leon had die besmetting toch bij hààr opgelopen, of niét soms?!... Althans, dat dàcht hij toch ...
Maar alsof zijn ego nog niet genoeg klappen had gekregen zadelde Monika hem, op de dag van zijn ontslag uit het lazaret, met een nieuw gewetensprobleem op.
Vertrouwelijk nam ze hem even apart en zei zalvend: "Leon, ge moogt hier niet vertrekken met wrok in uw hart. Niet tegen mij, maar vooral niet tegen Lena...(Zo noemde zij dat serpent uit de kantine) Want het is onmogelijk dat zij u zou besmet hebben, en zéker niet van een druiper! Die ziekte barst ten vroegste uit op vier à zes weken nà het contact, terwijl gij er na vier dagen al last van had. Of het toen bij u al dan niet een échte druiper is geweest, is nu niet meer te achterhalen. Want ik heb in ùw medisch dossier grondig nagekeken: voor het ogenblik zijt gij volledig kiemvrij. Anderzijds wordt Lena door de aard van haar werk iedere maand gecontroleerd, en bij de minste onraad onmiddellijk behandeld. Wat bewijst dat óók zíj zo gezond is als een vis...Ge kunt dus met een gerust hart en een schone lei vertrekken"
" Maar enfin Monika, ik heb toch niet gedroomd met die besmetting van mij! De behandeling die ze mij gaven heeft zeer genoeg gedaan! Dat was verdomme geen klein bier! "
Ze haalde ongeduldig de schouders op: " Zeg Leon, verstaat gij dat niet?! Die dokter, die u beiden op vraag van Joseph indertijd onderzocht heeft, had de dag voordien in Hamburg misschien twintig verhakkelde lichamen moeten dichtnaaien en evenveel verkoolde lijken moeten identificeren. Als hij dan na drie uur slaap een buitenlands koppel op visite krijgt dat klaagt over 'liefdespijnen': een beetje serieus blijven hé! Het is toch begrijpelijk dat hij daar met zijn vuile voeten doorgaat en met een paardenmiddel het zekere voor het onzekere neemt, hoe zoudt ge zelf zijn?! Die gaat zijn kostbare tijd toch niet verprutsen met ingewikkelde bloedonderzoeken nietwaar! Meteen de dikste spuit erin: zo hoort het, ook al was het hoogst waarschijnlijk niet eens nodig geweest...Het is niét omdat ze u een pijnlijke zware behandeling geven, dat ge ook met een zware ziekte rondloopt, hé! Want zoals ik het zie heb je bij Lena enkel een allergische reactie opgelopen, wat bij de eerste keer méér voor komt. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid dat ge op dat moment inderdaad reeds de fiere bezitter van een druiper waart, maar die hebt ge 'hoe dan ook' niet van hààr gekregen, want dàt is onmogelijk. Zoek daarvoor liever de schuld bij één van uw oude lieven in België, Casanova, of het moest zijn dat ge nog in het fabeltje van het vuile WC zoudt geloven! ..."
Oude lieven, oude lieven! Ze leek hem wel voor een vuile vetzak te houden, dacht hij nors, zo een die van de éne hoer op d'andere springt, lijk Gerard Pylieser!
Omdat hij bokkig de kaken opeen bleef klemmen, besloot Monika het kort te maken: " Bon, Leon, de groeten aan Joseph! Voor de rest wens ik je verder veel geluk en het allerbeste voor de komende maanden...God bescherme, en weest voorzichtig, dat ik u hier niet meer terugzie hé... Allee kom, ga nu maar..."
Niet meer terugzie? Hoe bedoelde ze dat? Had dat niet wat bitter geklonken?
Telkens hij later aan Monika terugdacht bekroop hem dat knagende gevoel van schaamte omdat zij hem onder zo'n vernederende omstandigheden had gekend. Een verpleegster was op dat gebied natuurlijk wel één en ànder gewoon, maar toch...Kwam daarbij dat eerst Joseph - maar nadien ook hijzelf - haar laffelijk in de steek had gelaten op het ogenblik dat zij een sterke schouder zocht om tegen uit te huilen. Werkelijk een schande dat hij met zijn stomme kop pas veel later zou begrijpen dat Monika écht een boontje voor hem had. Zo had zij er waarschijnlijk voor gezorgd dat de dokter op zijn ontslagbrief een rode kanttekening had geplaatst: " Door blijvend voetletsel minder geschikt als Sturmgrenadier. Als oud-motorist van de kustvaart aangewezen voor Kraftfahrer (voerder van vrachtwagen)" Aan deze twee zinnen had hij het ongetwijfeld te danken dat hij de eerstvolgende gruwelijke maanden aan het front min of meer zou overleven.
Op het bureel van zijn oude compagnie stuurden ze hun sympathieke 'Beerke' dan ook met spijt door naar het opleidingspeloton voor de Chauffeurs-tweecentimeter-kanon: dit was een licht maar machtig snelvuurgeschut, caliber 20 mm, gemonteerd op een gepantserde open rupswagen van 3,5 ton. In militair jargon "2 cm Fla". Voor zover hij zich herinnerde had Joseph destijds in de Oekraïne hetzelfde wapen bediend. Dus al bij al had hij het slechter kunnen treffen. Dacht hij...Maar ondertussen was hij natuurlijk al zijn kameraden kwijt, bij wie hij zo moeizaam zijn reputatie van sterke beer had opgebouwd...
Niet alleen werden de Duitsers na Nieuwjaar langzaam maar zeker uit de Belgische Ardennen teruggedreven, maar ook in Polen kregen ze op 12 januari '45 plots een reusachtig Sovjetoffensief op hun nek. De radio deed wat lacherig over deze zogenaamde 'laatste krachtpatserij' van de Russen, maar toen die een week later Warschau, Lotz, Krakow en de helft van Oost Pruisen veroverd hadden, was de mop eraf.
Het gros van de divisie 'Langemarck', die onder de naam van 'Kampfgruppe Schellong' een maand rond Düren-Euskirchen in reserve van het Rundstedt-offensief was blijven liggen (en geen schot had gelost), werd na het mislukken van 'Hitlers laatste stuiptrekking' overgeplaatst naar de buurt van Reetz in West Pommeren. Dààr vond Leon, na twee dagen zoeken, zijn nieuwe eenheid, de "Fla 2cm Kompanie/Panzer-Jägerabteilung 27".
En eveneens SS Oberscharführer Penjaert, beter gekend als 'Penny'. Inderdaad, de oude onafscheidelijke wapenbroeder van zijn broer Joseph, waarmee deze gedurende een dikke twee jaar - van de Wolchow bij Leningrad tot Jampol in de Oekraïne - wel en wee had gedeeld!
Maar ik loop vooruit.
Tijdens héél de reis van Lüneburg tot Reetz - in vogelvlucht nauwelijks een 350 km - had het afwisselend geregend en gesneeuwd, twee dagen lang. En ondertussen hadden ze hem van het kastje naar de muur gestuurd, soms te voet, soms voor korte ritten van 10 à 20 kilometer met autostop. Gegeten en geslapen had hij in de meest bizarre omstandigheden, en zo ultiem de relatieve vrijheid van een landloper mogen beleven. Het laatste stuk van zijn zwerftocht had hij in de laadbak van een open vrachtwagen mogen meerijden, vervaarlijk geprangd tussen allerhande munitiekisten, en enkel beschermd door een lekkend dekzeil. Zowel het schommelend vehikel als de pokdalige veldweg hadden duidelijk betere tijden gekend. En hijzelf ook. Maar hij raakte op den duur zó afgestompt dat het hem niets meer kon schelen als een schuivende kist hem af en toe dreigde te verpletteren, maar zich schijnbaar op het allerlaatste momentje toch maar barmhartig bedacht....
Hij was dan ook niet in z'n beste doen toen de twee vrienden van de chauffeur, die vooraan in de cabine hadden mogen zitten, hem diepgevroren tussen de lading uit trokken en hem met pak en zak tegen de muur van de grote herenhoeve neerpootten." Okee", dacht hij: " Schiet me maar dood."
" Langemarck-Endstation! " gekten ze tegen hem, maar mee lachen ging wat moeilijk met die bevroren kaken. En vóór hij veilig in het bureeltje van de 'Fla 2 cm' was geraakt, had hij al twee scheldtirades van Duitse onderofficieren mogen slikken...Joseph had hem vooraf duidelijk verwittigd: 'Rekruten-jennen' vinden die Teutoonse bullebakken héérlijk. Hij verwachtte er zich dan ook aan dat diezelfde beulen hun schachtjes als eerste staplied de 'Ode aan de Instructeurs' zouden aanleren: " Es ist so schön Soldaaat zu sein, Rooose-Marie! " Ach wat, niets nieuws onder de zon...
Na wat paperasserij op het rokerige bureeltje en het afvinken van wat lijsten, wees een ancien hem genadig zijn strozak in de schuur en viel hij als een blok in slaap.
Ze stonden de volgende grijze morgen met z'n vieren in de luwte van de schuur rond een verroeste en beslijkte open pantsercamion nors te gapen naar 'Rottenführer' Serteyn. Zohad de Korporaal-chef van de garage zich zoëven toch aan zijn nieuwe leerling-chauffeurs voorgesteld, stoer in spreidstand staand bovenop de motorkap van zijn strijdros.
"Ge krijgt twee uur om te leren rijden met dat beest, en twee dagen mekaniek om alle mogelijke pannes te leren herstellen. En dat zal nodig zijn..." voegde hij er somber sibillijns aan toe: "Als ge nadien in de 'Prüfung' slaagt, krijgt ge persoonlijk zo'n beestje kado, dat ge zo straf gaat beminnen als uw lief, in goede en slechte dagen. Maar als ge niet slaagt, vliegt ge ipso-facto terug naar de zandstuivers als 'Sturmgrenadier'! Goed verstaan?"
Normaal hadden ze hem in koor schreeuwend moeten antwoorden: "Jawel, Rottenführer! !" Maar Serteyn nam genoegen met hun gereserveerd gemompel, wipte kwiek naar beneden en startte de motor. Althans, dat was de bedoeling. Maar na drie pogingen gaf de accu jammerlijk kuchend de geest.
Dat kon Serteyn evenwel niet ontmoedigen: "Gezien? Op de batterie starten kunt ge vergeten. Daarom heeft onze Führer Adolf Hitler hier van voor een zwengel op laten zetten. Gij, struise daar! Hoe is uw naam?"
Leon voelde zich geviseerd en sprong in de houding: " SS-Schütze Petré Leon, Rottenführer! " Serteyn keek hem eerst verwonderd, maar toen lachend aan: " Ziet ge wel! Ik wist het! Echte soldaten bestaan nog! En goed gemanierd erbij...Flink heuu...Petré, jongen: gij kunt in mijn ogen al geen kwaad meer doen...Daar, zet u eens onder diene manivelle en geeft er maar een goeie roeffeling aan...Als ik het zeg, hé: drie, twee, één, jà! "
Leon, die voelde dat de eer van zijn geslacht hier op het spel stond, gaf rood aanlopend vier vijf slagen aan de zwengel die het vehikel bijna van zijn vering sleurden. En ja hoor: in een zware hoestbui sloeg puffend en onwillig dan tóch de dieselmotor aan. Zijn drie medeleerlingen juichten bewonderend en ook Serteyn straalde fier achter het stuur: wéér één van zijn lieve oude 'beestjes' van de schroothoop gered! Leon stond wat te kijken van deze plotse populariteit: hij, die al jarenlang de versleten tweetaktdiesel van de 'Astrid' had aangezwengeld, kon zich toch door zo'n stom 'moteurke' van den Duits niet laten koeioneren zeker!
"Allee, wie begint er?" vroeg Serteyn eerder voor de vorm, want het stond gebeiteld dat Leon de spits zou mogen afbijten.
En aldus geschiedde. Serteyn schoof door naar de stoel van de bijrijder, de drie collega's zetten zich schrap naast het kanon in de kuip achter de cabine en, na een paar krakende moordaanslagen op de versnellingsbak, schoten ze met spastische schokken de besneeuwde velden in...
Het had uiteindelijk bijna vier dagen geduurd voor de reddingsploeg hen uit de ondergelopen kelder kon bevrijden, maar toen was het voor de kleine Werner duidelijk al te laat. Het hoesten was reeds de eerste nacht begonnen en steeds erger geworden, rauwe buien met piepende uithalen die Joseph als roestige messen door het hart sneden.
Hij had al vlug moeten beslissen de jongen niet meer naar zijn 'werk' te sturen, want het water stond na één etmaal inderdaad al bijna kniehoog, zoals hij van bij het begin had geschat. De gasbuis, waarop Werner met korte tussenpausen zijn S.O.S. moest hameren, liep achter de ingestorte trap omhoog, een achttal meter verwijderd van hun 'Arendsnest'. Inderdaad, weer 'Adlershorst', een mystieke naam die het bij de Hitlerjeugd blijkbaar erg goed deed...Zo pompeus had de kleine direct hun bed gedoopt, al was het niet méér dan een matras op een soort platform, dat ze met schabben op twee rekken van een zijkelder hadden gebouwd om de eerste nacht alvast droog te kunnen slapen. Vlak nààst die buis hadden ze met de vernielde traptreden wél provisorisch een hoog zitje geknutseld om er, zenuwslopend uur na uur, in morse hun noodsignalen op te hameren. S.O.S., S.O.S.: kort,kort,kort, lang, lang, lang, kort, kort, kort. En na één minuut luisteren of er geantwoord werd: opnieuw...Zolang de vloer droog bleef achtten ze de afstand tussen buis en bed van geen enkel belang. Maar door hun bouwdrift hadden ze natuurlijk geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat het ijskoude water al vlug de hele vloer blank kon zetten. Ijskoud water, dat tijdens die eerste nacht met een angstwekkende regelmaat was blijven stijgen, centimeter na centimeter...
De kuchende kleine nog langer toelaten met zijn verkleumde blote voeten in die grauwe smurrie rond te dabben tussen hun 'bed' en die buis, stond gelijk met zijn doodsvonnis, daarvan was Joseph overtuigd. Anderzijds: één van hen beiden móést de noodsignalen uitsturen, zonder onderbreking, wat logisch wilde zeggen dat ze elkaar noodgedwongen móésten aflossen, elk om beurt een paar uur. Deze dwingende logica had hem de volgende dag al voor de pijnlijke keuze gesteld, goed wetend dat Werner met zijn longontsteking tóch een vogel voor de kat was en het niet lang meer zou trekken. Ofwel de jongen zonder de minste sentimentaliteit zo lang mogelijk in hun 'shiftenstelsel' laten meedraaien, ofwel hem onder de wol steken in hun bed op het 'Arendsnest' en zélf, zonder ook maar één enkele keer afgelost te worden, onophoudelijk de slaapverwekkende reeksen noodsignalen uitzenden. Tot hij er van uitputting bij neerviel, uiteraard. Want met zijn zwaar gekneusde been verkeerde ook híj in zo'n miserabele vorm, dat hij naar schatting dat werk hoogstens twee volle dagen zonder onderbreking zou kunnen uithouden...om dan uiteindelijk toch in slaap te vallen...En te verzuipen, hoe dan ook...
Het ventje moet de situatie ongeveer op dezelfde manier ingeschat hebben, maar kwam tot een héél andere conclusie.
" Herr Josef, met altijd in dat ijswater heen en weer te lopen tussen de trap en ons 'Arendsnest' ga ik vroeg of laat ziek worden, denk je ook niet?"
Joseph knikte somber: " Maar zo ver zal het niet komen hé, want nu zullen ze ons wel rap gaan redden en vlieg jij met je klikken en je klakken onmiddellijk naar de dokter! "
" Misschien...Maar als dat nog een paar dagen op zich laat wachten, dan zie ik maar één oplossing...
" En dat is?" Hij kende de cultus van de zelfopoffering zoals die er bij de Hitlerjeugd werd ingepompt en zette zich al schrap.
"We kunnen naast de buis, op de resten van de trap, een nieuw 'Arendsnest' bouwen, wat breder en hoger dan dit hier, zodat we vanuit ons bed signalen kunnen kloppen. Dit bed, waar we hier op liggen zal binnen de twee dagen tóch overspoeld worden...Als we bij de buis vlak tegen het plafond kunnen liggen, een meter hoger dan nu, duurt het nog drie dagen lànger voor ons nieuwe bed nat wordt...
" Da's vijf dagen in totaal! Maar jongen, tegen die tijd liggen wij al hoog en droog in het lazaret! " Hij begreep natuurlijk ook wel dat deze logische noodoplossing van de kleine HJ-Pfimf veel betere overlevingskansen bood dan zijn eigen simpele doemscenario en deed dan maar alsof hij grootmoedig geen spelbreker wilde spelen.
" Och, voor mij niet gelaten: het kan nooit kwaad zich tegen het slechtste te beveiligen, alhoewel..."
Een paar zware schokken in de grond deed hem abrupt zwijgen: " Weer een bombardement! Verdomme, hopelijk gaan onze redders het niet te druk krijgen! ..."
Ze moesten samen acht uren verwoed in het zwarte water met schabben en rekken sjouwen, planken sjorren en al het eten, de kaarsen en dekens uit de privékelders bijeen scharrelen, vooraleer ze tevreden waren met hun 'tweede verblijf' .Of wel tevreden móésten zijn, wegens totaal uitgeput. Werner, die al druipend nat was tot de heupen, had zelfs al wat koorts gekregen en stikte bijna in zijn gierende hoestkrampen, terwijl het pijnlijk gekneusde scheenbeen van Joseph er echt lelijk begon uit te zien. Maar enfin, van nu af aan konden ze letterlijk 'platte rust' nemen, onder drie dekens, met hun neus tegen het gekalkte plafond...
Hoe lang ze geslapen hadden, wisten ze niet op twaalf uur na, maar - op het waterniveau afgaand - toch bijna een volle dag. Werner had hem wakker gestompt omdat hij iets gehoord had en was daarna onmiddellijk als een bezetene op de buis beginnen kloppen. Maar toen Joseph er in slaagde hem wat te kalmeren om een poosje aandachtig te kunnen luisteren, bleek het vals alarm. Tussen het gesmoord gekuch van de kleine door, konden ze in hun natte graf geen enkel geluid van buiten opvangen...Niets...
De ijskoude uren regen zich traag aaneen, waarbij ze de eentonigheid enkel konden verbreken door af en toe een nieuwe kaars aan te steken of iets uit de vele glazen Weckpotten te eten. Opgelegde varkensribbetjes, afwisselen met op rum gemarineerde zwarte pruimen en daarbij rauwe macaronipijpjes fijnkauwen: je mocht het gerust wel voedzaam noemen, maar het vereiste ook een stevige maag. Werner kon er in elk geval niet goed tegen want sinds gisteren kwam een indigestie en buikloop zijn ellende nog een beetje vergroten. Gelukkig kon hij nog steeds de kracht opbrengen zijn gevoeg en het braken in het water 'buitenboord' te doen, maar Joseph moest hem de laatste tijd daarbij toch vasthouden en ondersteunen om te vermijden dat hij een duik zou nemen. Want inderdaad, de kleine ging nu wel héél snel achteruit...En het water bleef maar stijgen, al had Joseph de indruk dat het nu wat trager verliep. Dat mocht ook wel, want hun matras lag nog hoogstens veertig centimeter boven de ijskoude zwarte spiegel. Dus hoop en al nog goed voor maximum twee dagen...
Rond die tijd stelde Joseph ook tot zijn grote ergernis vast dat hij zijn polshorloge verloren had: polsbandje verrot van het vocht, waarschijnlijk. Hij voelde dat onmiddellijk aan als een kapitaal verlies. Niet omdat het zo'n duur stuk zou geweest zijn. Maar nonkel René had het hem destijds voor zijn Plechtige Communie geschonken, en hij had het altijd een mooi aandenken gevonden. Doch wat hij nog véél erger vond was hier nu te moeten niksen zonder de duur van de shiften te kunnen indelen en geen enkele houvast meer te hebben op het verloop van de tijd...Niet dat die 'shiften' nog veel voorstelden, want op Werner kon hij niet écht meer rekenen om hem bij de buis te vervangen. Maar hoe lang ze sliepen of wanneer het tijd werd om weer iets te eten: zonder die zekere regelmaat voelde hij zich compleetverloren... Van nu af zakte ook híj weg in het ontastbare, het ongewisse...Of het water uiteindelijk nog steeg - en hoe vlug of hoe traag - hij durfde het niet meer te meten.
Plots realiseerde hij zich in een waas dat er niet op de buis, maar ergens ànders in de kelder op het plafond geklopt werd. Stijf van het liggen rolde hij over Werner en begon als een bezetene op de metalen leiding te rammen...
Het duurde héél lang vóór de redders de buis hadden vrijgemaakt en ze met Joseph door klopsignalen heen en weer een redelijk verstaanbaar contact hadden gekregen. Maar toen ze wisten dat de slachtoffers daar bij de trap met z'n tweeën ingesloten zaten en dreigden te verdrinken in de gestaag volgelopen kelder, leek alles plots snel op te schieten. Of misschien was hij bij wijlen maar half bij bewustzijn en gingen de dode tijden aan hem voorbij. Maar in elk geval, op zeker ogenblik hoorde hij in een van de verder afgelegen kelders het ritmisch luide slurpen van een zware vacuumpomp en van toen af aan wist hij dat de nachtmerrie voorbij was. Voor hém, in elk geval. Maar voor Werner...
Later herinnerde hij zich vooral dat het ver voorbij middernacht was toen hij door de 'Feuerwehr' werd bovengehaald en ze buiten zelfs volop in een 'Fliegeralarm' zaten, maar dat Phil hem bij de ambulance opving, uitgedost in een soort overal van de luchtbescherming met een te grote staalhelm op haar kop...Ja Phil verdomme, met vuile vegen op haar snuit, maar blij als een trouwe hond hem terug te zien...En dan te bedenken dat hij gedurende héél zijn lange ijzige opsluiting nauwelijks één warme gedachte aan haar had gewijd...Maar - O, schande! - des temeer over die lekkere Françoise De Bens had gefantaseerd...Om je rot te schamen!
In het lazaret had hij ook nog bezoek gekregen van de moeder van Werner, vooral om hem te bedanken voor de redding van haar zoon. Het mens moest eens weten dat hij de kleine al van de tweede dag had afgeschreven en enkel tot het bittere einde had willen uitbuiten om zijn eigen kansen op overleving veilig te stellen! Maar daarvan scheen ze gelukkig niets te weten. In tegendeel, het mens leek dolgelukkig: Het ging al wat beter met de kleine, vertelde ze opgewekt. En Werner had in het verhaal van zijn belevenissen sterk de loftrompet gestoken over de liefdevolle verzorging - ja, Joseph hoorde het goed: ze zei inderdaad 'liefdevolle verzorging'! - die de jongen in de kelder van Herr Oberscharführer gekregen had. Verdomme, ze schopten hem wél een geweten, de laatste dagen!
" Hij mist zijn Vati erg, en brengt daardoor vanzelfsprekend al zijn verlangens naar een beschermende vaderfiguur op u over..." fluisterde de arme vrouw vertrouwelijk, met een nauwelijks verdoken verlangen naar een gelijkaardige relatie...Al wist ze natuurlijk dat ze Berlijn binnenkort zou verlaten, als Werner vlot genoeg genas. Ze was al geregistreerd bij de N.S.V. 'Kinderlandverschickung' die een plaats voor hen beiden gevonden had in Beieren, langs de kanten van Ulm. Zohaast ze het vast wist, zou ze Joseph haar nieuwe adres geven...
Jà, dààr zat hij nu werkelijk nog op te wachten!
Waar hij wél met een bang hart naar uitkeek was het oordeel van de chirurg over zijn toegetakelde scheenbeen. Zo zwart en gezwollen deed het Joseph erg denken aan de ontstoken verwonding aan zijn hiel, vorig jaar in de Oekraïne en het noodlottige koudvuur achteraf...Echt waar, als ze ook hier zouden spreken van amputeren, hing hij zich nog liever op!
Maar zo'n vaart zou het niet lopen, stelde de zuster hem gerust. En inderdaad, met een paar spuiten leek het gevaar al bezworen. Ondertussen had Phil zijn kunstbeen in herstelling gegeven bij het prothesen-atelier in de vertrouwde kelder van het SS-Hauptamt, waar de Italiaanse orthopedist haar, na een verlekkerde blik op haar fles Chianti, 'puur uit sympathie' een beetje voorrang gaf...
Och, binnen veertien dagen zou alles wel weer vergeten zijn...Alhoewel, 'vergéten'? Of bedolven onder nog een grótere hoop miserie?...Van het Oostfront hoorde ze op het werk niets dan slecht nieuws. De Russen kwamen mét de dag dichter en er werd gefluisterd dat er in het Stettiner Bahnhof een goederentrein was aangekomen vol vluchtelingen uit Silezië waarvan de helft onderweg was doodgevroren... En over de geheime 'Wunderwaffen', de vergeldingswapens waartegen geen enkele vijand verweer had, hoorde ze op het werk ook al bitter weinig tastbaars. Of 't zou moeten gaan over de V1's en V2's waarmee de Duitsers Antwerpen platsmeten... Leuk voor haar familie die in de Schijfwerperstraat op 't Kiel was achtergebleven...Een mens mocht er gewoon niet aan denken! En van de 'Langemarck' wisten ze op het bureel te vertellen dat die nu met volle effectief en gloednieuwe uitrusting vechtensklaar stond ergens in Pommeren. Hoogtijd om nog vlug een bemoedigend briefje naar de 'kleine' Leon te sturen, vóór ook dààr de chaos losbrak...
Zolang Joseph niet voor haar voeten liep kon ze zich wel 't één en ander permitteren, vond ze.
Nog vóór de 'Slag in de Ardennen' - of wat de Amerikanen "the battle of the Bulge" noemden - was uitgewoed ,barstte op 12 januari 1945 het langverwachte Russische winteroffensief los in Centraal-Polen.
Zjoekov "bevrijdde" op 17/1/45 de ruïnes van Warschau - of wat er dààrvan nà de waanzinnige opstand van het verzet was overgebleven...In nauwelijks drie helse weken waaierden de Sovjetlegers vervolgens ,met een tienvoudige overmacht ,breeduit door de Poolse laagvlakte tot aan de Karpaten en de Oder, en dreven de Duitsers met de rug tegen de Baltische zee. Krakau en Lodz vielen op 20/1/45 , Auschwitz op 27/1.
De volledige Duitse bevolking van Silezië sloeg op de vlucht, hing in trossen aan de treinen naar Berlijn en Dresden, soms in open goederenstellen. Velen vroren onderweg gewoon dood of crepeerden onder het vuur van de Russische jachtbommenwerpers, de kettingen van de meedogenloos vooruit stormende tanks of de wellust van de wraakzuchtige Roodgardisten. En zij, die uiteindelijk in het vredige Dresden door de overwerkte sociale diensten konden worden opgevangen en met de grootste moeite bij de burgers werden ingekwartierd, wachtte de 3 moorddadige geallieerde bombardementen van 13 -14 februariÂ… 1945...
Dresden...Een hel ,met 40.000 geïdentificeerde dode inwoners van de stad ,de duizenden naamloze vluchtelingen uit Silezië die in de gloeiende kelders stikten en tot stof verast werden ,niét meegerekend...Wat men later aan lijken vond werd onmiddellijk hèr en dèr tussen de smeulende ruïnes op reusachtige stapels verbrand ,zonder noemenswaardige registratie. Daarom durfde vlak nà de oorlog ook niémand een losse schatting te maken hoeveel mensenlevens dat experimentje van de geallieerde luchtmacht gekost heeft ,uit schrik voor inciviek door te gaan ,maar dat het er méér waren dan in Hiroshima weet ondertussen ieder weldenkende historicus.. Winkler-Prins houdt het voorzichtig op een dodental tussen de 120.000 en de 200.000.. .Dresden was een misdadig uitgekiend bloedbad onder de burgerbevolking ,zonder de minste strategische waarde ,lauter voor de 'fun' om de sovjets te plezieren en te zien hoe je met een bepaalde mengeling van brand- en brisantbommen in een oude stad een "vuurtornado" kon ontsteken..Een week voordien had de Britse Premier op de conferentie van Yalta (Krim) aan Maarschalk Stalin beloofd om ook twee àndere grootsteden in die regio ,Chemnitz en Leipzig , dezelfde "behandeling" als Dresden te geven. Maar toen de eerste gruwelijke resultaten van de vuurtornado op zijn oorlogscabinet bekend werden ,besloot hij daarvan af te zien en die ramp dood te zwijgen...
Aan Duitse zijde maakte "Dresden" duidelijk dat de oorlog verloren was ,wat sluiks tot vreemde reacties leidde. De hardste fanatici wilden de hele wereld in hun ondergang meesleuren ,en spraken van het terechtstellen van evenveel geallieerde krijgsgevangenen als er nog Duitse burgers gedood zouden worden ! Oog voor oog ! Maar meer geslepen figuren zoals Himmler ,Kaltenbrunner en von Ribbentrop wilden hun gevangenen én de resterende joden in de concentratiekampen (zo'n tweeënhalf miljoen man) omruilen voor "een politieke oplossing van het geschil" ,zeg maar een vredesverdrag met het Westen ...En via de Zweedse graaf Folke Bernadotte en de Zwitserse Oud-Bondspresident Musy werd daarmee inderdaad ,als teken van goedwil ,een paar duizend gevangenen bevrijd. Onderlinge chantage en doodsbedreigingen langs Duitse kant ,plus het snelle oprukken van de geallieerde legers ,maakte aan deze ruilhandel voortijdig een einde.
Bij de Duitse bevolking van de grote steden ,die overspoeld werden door horden berooide vluchtelingen met hun gruwelverhalen ,vielen eindelijk de schalen van de ogen. Zij waren overtuigd dat ook hén een 'Dresden' stond te wachten ,een vreselijke dood in een vuurzee ,levend gebraden in hun ingestorte huizen ,langzaam gestikt in hun oververhitte "Luftschutzraum .Om gek te worden !
In de gebieden langs de Baltische zee was de toestand indien mogelijk nog dramatischer. Over de steeds smaller wordende bevroren kuststrook trachtte de bevolking van Oost-Pruisen zich in een eindeloze stroom boerenkarren door de huilende sneeuwstormen wanhopig een weg te banen ,westwaards naar Danzig en Stettin. Maar toen de Russen op 21 januari bij Elbing de Oostzee bereikten, werd het gros van deze vluchtelingen ingesloten. Velen keerden terug naar de haven van Königsberg om daar nog op een boot te ontsnappen, maar ook dàt was een zéér riskante onderneming. Zo werd o.a. op 30/1 de "Wilhelm Gustloff" - een luxueus 'Kraft-durch-Freude-passagierschip' dat rap-rap omgevormd was tot hospitaalboot - samen met de "Steuben" en de "Goya" in de Bocht van Stettin getorpedeerd met 13.700 gekwetsten en vluchtelingen aan boord: slechts weinigen overleefden deze verzwegen scheepsramp, die nochtans tienmaal erger bleek dan het vergaan van de 'Titanic'...
Diezelfde avond verklaarde Adolf Hitler in de laatste radiotoespraak ter herdenking van zijn machtsovername: "Wij zullen deze crisis overleven. Zij zal niét uitmonden in de overwinning van Centraal-Azië, maar in deze van Europa en haar schild: het Groot-Duitse Rijk! " En hij werd daarna nog wild toegejuicht ook...Niet zo verwonderlijk, want weinig Duitsers wisten iets af van het dubbele drama dat zich langs de kust van de Baltische zee afspeelde, waarbij op korte tijd meer dan 100.000 burgers omkwamen. Bij de omsingelde vluchtelingen pleegden hele gezinnen collectief zelfmoord. Anderen waagden zich tóch, doorlopend beschoten vanaf het vasteland, op het smalle vluchtpad over de Frische Nehrung - de zandbank tussen Köningsberg en Danzig - om zo verder naar het westen te vluchten. Maar honderden zakten met paard en kar door het ijs en verdronken.
Ditzelfde drama zou zich de maand daarop, 200 km meer naar het westen, nog verschillende malen herhalen, toen Maarschalk Rokosovski eveneens naar de kust doorbrak en op 1 maart de zee bereikte bij Köslin-Rügenwalde. Drie dagen later stootte Maarschalk Zjoekov op zijn beurt door naar de kust bij Kolberg, na eerst medio februari in Oost-Pommeren een sterke maar korte tegenaanval van de Germaanse SS Vrijwilligers (waaronder de Vlaamse SS divisie Langemark) bij Stargard-Arnswalde te hebben afgeslagen. En terwijl de twee Maarschalken samen in drie weken heel de Baltische kust ten oosten van de Odermonding 'zuiverden', dreven Konievs legers de Duitsers tegen de Karpaten en over de Neisse-rivier.
Vreemd genoeg scheen Hitler zich niet druk te maken over het verlies van nu reeds 10% Duitse grond en de dreiging van het Russische bruggenhoofd in Küstrin-aan-de-Oder op nauwelijks 60 km van Berlijn. Hij was volledig geobsedeerd om de Hongaarse olievelden in bezit te houden, ook al produceerden die, sinds de laatste geallieerde luchtaanvallen, nog slechts ééntiende van hun capaciteit. Hij liet dan ook, na de jammerlijke mislukking van het wanhopige Stargard-offensief, sterke SS-Panzerformaties naar Hongarije overbrengen om deze olieputten te beveiligen en bijkomend Budapest te ontzetten, waar het Duitse garnizoen sinds Kerstmis '44 omsingeld zat.
Deze grootscheepse aanval (vergelijkbaar met het Ardennenoffensief) werd geleid door zijn enige overblijvende vertrouweling: de populaire SS-Generaal Sepp Dietriech. Maar ook déze moest na 10 dagen dit onzinnige bloedvergieten tussen de boortorens staken bij gebrek aanÂ…...jawel benzine!! Wat hem tijdens zijn trage terugtocht naar de Oostenrijkse grens (19/3) op de koop toe verplichtte het gros van zijn tanks achter te latenÂ…...
En terwijl de westerse geallieerden ondertussen langzaam maar zeker de Duitsers terug over de Rijn wierpen en zich klaar maakten om hùn deel van het Derde Rijk ten val te brengen, werd in de Zuid-Russische badplaats Yalta het naziregiem politiek ten grave gedragen. Want van 4 tot 11 februari legden de Grote Drie daar in de Krim de nieuwe wereldorde vast voor de rest van de twintigste eeuw. De U.N.O. werd er op poten gezet en de opdeling van de continenten in een communistisch en een westers blok bedisseld. Dat onze geallieerde leiders zich daarbij door een sluwe vos als Stalin schandalig in de luren lieten leggen, zou reeds het volgende jaar duidelijk worden toen niet enkel de hele Balkan, maar vooral Polen stilzwijgend door de Sovjets werden opgeslokt. Terwijl toch heel de Tweede Wereldoorlog in '39 ontbrand was énkel en alléén om de Poolse integriteit te vrijwaren! Maar Polen werd in Yalta verkwanseld tegen een vage utopische garantie in alle bezette Balkanstaten vrije democratische verkiezingen te organiseren. Later zou blijken dat Churchill in Yalta regelmatig bóven zijn theewater zat, terwijl een uitgeputte President Roosevelt (die aan terminale polio leed) sterk ónder de morfine lag en bij wijze van spreken in zijn rolstoel ver op zijn laatste benen liepÂ…...
Maar zoals gezegd: over al deze rampen en bedreigingen wist de Duitse burgerbevolking weinig of niets, ofbeschouwde ze het als leugenachtige vijandelijke propaganda. Dat zij zelf de oorlog niet meer konden winnen, had ieder voor zich wel schoorvoetend - en vooral stilzwijgend - aanvaard, maar men was er van overtuigd dat de Westersen zich nu elk ogenblik uit de strijd konden terugtrekken om een afzonderlijke vrede met Duitsland te sluiten. De verstokte nazi's droomden nog vérder weg en zagen de Amerikanen samen met hen tegen de Russen optrekken. Neen, er was nog niets verlorenÂ…...
Droefgeestigheid is eigen aan de donkere winterdagen en daar konden de opgepepte nieuwjaarsfeestjes in de verschillende burelen van de 'Kulturstellen' weinig aan verhelpen. Ook al werd er dan van alles met een ietwat alkoolpercentage stevig 'weggezet' onder het parool "Saufen, Mensch ,jetzt ! Führerbefehl !!"
Maar ondanks de vele heildronken op de kopstukken van het regiem - een verplicht ritueel - en op de populairstedactylo's - vrij naar plaatselijke keuze - kon iedereen die nog wat helder uit z'n ogen zag wel vermoeden dat het zo opgehemelde nieuwe jaar 1945 weinig goeds in petto had. En deze overtuiging groeide nog tijdens het zuipen ,naarmate de misselijkheid, het kotsen en de katers een flinke domper op de opgeklopte feestvreugde drukten. Militairen met een beetje frontervaring begrepen zonder veel moeite dat het Ardennenoffensief, dat met zoveel bazuingeschal was gelanceerd, binnen de kortste keren op een sisser, zoniet een complete ramp ,zou uitlopen. Het feit dat de Führer gisteren andermaal met veel tralala een nieuw offensief had gestart in de Elzas, richting Straatsburg, kon dat bange voorgevoel enkel versterken. Vooral omdat niemand van deze laatste krachttoer het strategisch doel begreep. Vanuit de Ardennen had Generaal von Rundstedt nog op de haven van Antwerpen gemikt, als je Goebbels mocht geloven...Maar vanuit de Elzas?...Naar Parijs?? Zeg zotteke ! Buiten een stel wijven-met-veel-praat viel daar niets te veroveren.
Wie van het kader, ondanks alle tegenspoed, toch nog op de eindoverwinning had gehoopt - of beter gezegd op een eervol vredesverdrag, want complete idioten waren ze nu ook weer niet - kreeg twee dagen later de opdoffer van zijn leven. De officieren (en de onderofficieren vanaf de rang van bureelhoofd) zouden om 14.00 uur in de cinemazaal van de S.D. een heildronk uitbrengen op de Führer onder leiding van Reichsminister Kaltenbrunner, hoofd van de Reichs-Sicherheidsdienst...Een boom van een vent ,met een kop van een dobberman ! Deze rare combinatie van een toost onder politietoezicht duwde direct de geruchtenmolen op gang. Wat 'der Kalte' hier kwam doen was voor iedereen een raadsel, maar het vooruitzicht op een flinke borrel-op-het-huis suste veel achterdocht.
Deze argwaan barstte echter volop uit toen bij het aanschuiven aan de ingang aanwezigheidslijsten werden opgesteld die persoonlijk moesten ondertekend worden: een verklaring tot geheimhouding op straffe van dood. Al dàt gedoe voor een povere Schnaps?! En wat moesten die gewapende schildwachten daar bij de vergrendeling van de deur?! Bizar, zeg je? Ik zeg méér : héél bizaaar! !...
'Der Kalte' kreeg bij zijn intrede dan ook maar een aarzelend applaus en wie nog een ronkende feestrede van hem verwacht had kwam bedrogen uit. De gevreesde Reichsführer S.D. (Sicherheitsdienst) wierp met zijn scheve snuit - litteken van de sabelhauw uit zijn studententijd - een lange theatrale blik over de koppen in het rond en kwam onmiddellijk terzake:
" Kameraden der SS! Hoe heldhaftig onze legers ook vechten, ze moeten op alle fronten wijken voor de overmacht. Het Derde Rijk oefent daarom via neutrale kanalen sterke druk uit om de openbare opinie in het westen te sensibiliseren voor het dreigend gevaar van een bolsjevistische overrompeling van heel Europa. Want als wij er niet in slagen het Rode Leger aan onze rijksgrenzen te stoppen, dan zal deze golf ongehinderd over Parijs en Madrid spoelen tot Gibraltar."
Het werd muisstil in de zaal. De baas deed er geen doekjes om: zo openlijk had nog geen énkel kopstuk van het regiem de mogelijkheid van een nederlaag horen opperen. Maar het werd nog erger !
" Nu wij zwak staan hebben wij echter geen énkele garantie dat deze politiek van overtuiging zal slagen en dat de geallieerden tijdig onze zijde zullen kiezen, noch dat ons arsenaal vergeldingswapens vlug genoeg klaar zal komen om het tij te keren. De Führer houdt er dan ook sterk rekening mee dat ons geliefde Duitsland ooit overrompeld zal worden en onder een Russische bezetting van de kaart zal verdwijnen. En terecht: enkel een volk dat het fanatiek geloof in de overwinning kan opbrengen en daarnaar handelt, verdient een voortbestaan! "
Een verontwaardigd gemurmel liet duidelijk blijken dat zijn harde woorden pijnlijk doel hadden getroffen.
" Dat Duitsland in zijn huidige vorm vroeg of laat zal vergaan, moeten wij aanvaarden: immers de zwakke volkeren verdwijnen steeds in de smeltkroes van de geschiedenis. Maar wij mogen daarentegen nooit aanvaarden dat ons nationaal-socialistisch ideaal in deze Apocalyps zou worden meegesleurd! Daarom is het van het allergrootste belang dat onze huidige kaders van de ondergang gered worden om, binnen een paar jaar, hiér of in een buurland of élders in de wereld een nieuw VIERDE Rijk op te bouwen! "
Vreemd genoeg barstte plots een wild applaus uit, doorspekt met een golvend "Sieg-heil" koor. Want ze hadden de zin van zijn redevoering vlug begrepen: deze ontspoorde nazi-bonze daar op het podium trachtte hen hier voorwaar een boodschap van hoop aan te smeren!
Maar met korte zwaai van de arm legde een zichtbaar gespannen Kaltenbrunner de zaal het zwijgen op.
" Vraagt gij u af hoe deze redding georganiseerd moet worden? Het antwoord luidt: door onze kaders tijdig onder een valse identiteit te laten onderduiken en hen eventueel naar veiliger oorden te laten smokkelen. Dit plan is door de Führer goedgekeurd en wordt uitgevoerd. De SD en de Gestapo kregen orders elk van u hier aanwezig binnen een paar maanden valse papieren te bezorgen. De Abwehr zal, in samenwerking met de Reichsführung SS, geheime vluchtlijnen naar het buitenland organiseren onder de codenamen 'Schleuse' (sluis) en 'O.D.E.S.S.A' (Organisatie Der Ex-SSAangeslotenen) In deze toekomstige organisaties is elke SS-officier hulp aan een uitwijkende collega verschuldigd op straffe van de dood! Als men u na het einde van de oorlog één van deze woorden 'Schleuse' of 'Odessa' toefluistert weet u wat u te doen staat! Heil Hitler! "
Weer brak hetzelfde applaus los als daarjuist. Verdomme zeg: er was dus plots weer licht en hoop aan het einde van de tunnel die hen zo even nog uitzichtloos had geleken! Wat een kerel toch, die 'Alte Kalte'! (...of "Ouwe Kouwe" ,zoals deze grote partijbons binnenkamers werd genoemd.)
Terwijl iedereen van de schok trachtte te bekomen ,klom nog een adjunct achter de micro om te benadrukken dat geen woord, geen syllabe van wat hier op dit podium openbaard werd, buiten deze zaal mocht herhaald worden. Het geslepen verdwijntrucje van alle nazi-kaders, waarvan de voorbereiding al een tijdje aan de gang was en nog wel een paar maanden in beslag kon nemen, was een immens kostelijke onderneming die een groot deel van de goudvoorraad van de Reichsbank zou opslokken. Dit mocht niet door de loslippigheid van de-eerste-de-beste debiel in gevaar worden gebracht. De classieke celvormige uitbouw van de ondergrondse bevelspiramide van 'Schleuze' en 'ODESSA' was nu reeds gestart en kon ongemoeid doorgaan, zelfs onder vijandelijke bezetting. Strikte geheimhouding was echter een eerste vereiste, waar streng de hand aan zou gehouden worden. Een inbreuk zou niet door een omslachtig 'Kriegsgericht', maar door een bliksemsnel 'Sonderkommando' bestraft worden. Wie onopzettelijk lekte wachtte de doodstraf, wie moedwillig verraad pleegde sleurde heel zijn familie mee op het schavot. Alle aanwezigen waren bij deze verwittigd!
Waw! De toehoorders, die op gebied van harde discipline en zwijgplicht toch één en ander gewoon waren, bleven wel even naar lucht happen...Maar veel tijd kregen ze niet. Want als alibi, ten overstaan van hun ondergeschikten op het bureel, moesten ze nog vlug-vlug voor de vorm met een glas goedkope champie een schijnheilige toost uitbrengen op de gezondheid van de Führer en het heil van de NSDAP. Hup en klaar? Dan nog voor de toekomst veel geluk gewenst en dàt was het dan...
Joseph bleef dagenlang met deze nieuwe mogelijke uitweg in zijn maag zitten. 'De nooduitgang' noemde hij het in het diepst van zijn gedachten. Kon deze vluchtorganisatie werkelijk de zo lang verwachte redding brengen? Of was het enkel de strohalm voor de lichtgelovigen, een zoethoudertje voor de twijfelaars? Na rijp beraad raakte hij meer en meer overtuigd dat ze voor hém, de kleine garnaal uit het buitenland, nooit de moeite en de kosten zouden doen om hem een nieuwe pas te bezorgen en de oude Joseph Petré officieel te laten verdwijnen. Maar het voorgekauwde idee, om onder de Rode bezetting met valse papieren aan de heksenjacht van de vervolging te ontsnappen was zeker het onthouden waard. Hoofdzaak was daarbij echter: niet als een brave onnozelaar op de redding te blijven zitten wachten, maar zo vlug mogelijk zélf een nieuwe identiteit te vinden.
Want: " Wie voor z'n eigen zorgt, zorgt voor een goeie! " zei de boer...En dat gold ook voor Bibi!
Achteraf bekeken waren al deze kopzorgen bijna nutteloos geweest, indien hij op de avond van 6 januari voorgoed in dat onooglijke bombardementje was gebleven.
Het drama was heel stom begonnen. Toen Joseph en Phil tegen valavond op de terugweg van hun werk al wandelend nog twee straten van huis verwijderd waren, begon plots heel onverwacht de Flak te schieten. Geen enkel vliegtuigeskader te horen, geen sirenegeloei, niets... Veel bijzonders kon dat dus niet zijn, zo te zien...
" Loopt gij maar alvast vóóruit , naar binnen, " zei hij tegen Phil: " ik kom wel op mijn gemakstje achter jou aan gepikkeld."
Zijn woorden waren nog niet koud of de sirenes zwollen dan tóch aan terwijl de eerste bommen in de verte fluitend naar beneden vielen. Phil zette het op een lopen naar huis, maar met zijn slechte been verkoos hij liever even te schuilen in het dichtstbijzijnde portiek tot de vlaag was overgewaaid.
De explosies volgden elkaar op met de regelmaat van een slingerklok. Waarschijnlijk dus een geïsoleerde aangeschoten bommenwerper die hier onvoorzien zijn bommenlading lost, in de hoop zónder deze last toch nog zijn thuishaven te bereiken...
" Scharführer! " riep een oude knar van de Reichspost bij de keldertrap: " Kommen sie doch runter im Luftschutzkeller! " Hij herkende de man als de vaste brievenbesteller van de wijk en wilde hem liever niet voor het hoofd stoten met een botte weigering.
" Och ja, waarom ook nietÂ…" dacht Joseph: " Een babbeltje met je facteur haalt soms meer uit dan een nieuwjaarsfooi...En als de trap naar beneden te stijl blijkt voor m'n been kan ik nog altijd pro forma bovenaan blijven wachten tot het alarm wordt afgeblazen."
Het angstaanjagend fluiten van vallende schichten klonk nu veel dichter bij, en Joseph schoof instinctief wat dichter naar de keldertrap. Plots sloegen twee-drie bommen met een enorme knal vlakbij daverend in de grond, gevolgd door een regen van neerstortend puin.
De rest leek wel een vertraagde film met een gebroken las, die schokkend en flikkerend uit de projector scheurt en de bioscoopzaal uiteindelijk in het pikkedonker hult.
Het eerste wat hij zich nadien herinnerde was dat hij als gekraakt op een vochtige keldervloer in de knoop lag en hoestend poogde het dikke kalkstofslijm uit zijn keel te schrapen. "Levend begraven! " zinderde het door zijn kop,: " Of stekeblind..." Want hij zag geen hand voor de ogen en rondom was het ijzig stil. Voorzichtig bewegen ging, al deden al zijn knoken zeer, vooral zijn nek. Zijn beide benen zaten vast, blijkbaar onder een balk of zoiets...Of beter gezegd :z'n eigen gezonde been én z'n prothese...
Langzaam kwam het instinct van de oude frontrat weer bij hem boven en kon hij al wat helderder denken. Dat pikdonker wees er op dat hij in een gesloten ruimte lag, waarschijnlijk onder het puin. En de natte keldervloer deed vermoeden dat een explosie hem van de trap naar beneden had gekeild, wat dan die pijnlijke botten kon verklaren. Tot zover dus geen ramp, stelde hij zichzelf gerust. Een brandlucht rook hij niet en gas evenmin, dus viel een tweede ontploffing In het binnenste van de ruïne niet meteen te vrezen. Het enige onmiddellijke gevaar schuilde in een gescheurde waterleiding of overmatig bluswater van de 'Feuerwehr'. Want veel overlevenden van een bombardement waren op die manier nadien stomweg verdronken onder het puin van hun ingestorte schuilkelders.
Met enige moeite en een paar kreten van pijn - die hij vreemd genoeg zelf bijna niet hóórde - rechtte hij zich zo goed mogelijk uit zijn verwrongen houding om vervolgens zijn aansteker uit zijn borstzak te wurmen. Voor alle zekerheid snoof hij nog eens diep of hij geen gas rook en besloot het erop te wagen...
Het gele vlammetje bevestigde al vlug wat hij reeds had vermoed. Vóór hem bedolf de versplinterde houten keldertrap zijn beide benen, maar de kelder zélf had blijkbaar stand gehouden onder het ingestorte huis. Een dikke witte stofwolk beperkte zijn zichtkring, maar hij zag toch hele panden plafondbepleistering aan hun latwerk naar beneden bengelden en spookachtige zwarte schaduwen in 't rond werpen op verre muren: zó erg ingesloten was hij dus ook weer niet...Maar wél alleen, zo te zien.
Terwijl hij even op adem trachtte te komen om een beter inzicht te krijgen hoe het met zijn geknelde benen was gesteld, meende hij onder het wrakhout van de trap iets te zien bewegen. Maar de nikkelen aansteker begon zo heet in zijn hand te gloeien dat hij hem rap uitknipte en in zijn schoot liet glippen.
Aan zijn ene voet voelde hij inderdaad een plank bewegen, maar hij hoorde niets.
" Hallo! " riep hij hoestend: " Is daar iemand?" Maar weer drong zijn eigen stem maar dof tot hem door. Ik ben waarschijnlijk nog een beetje verdoofd door de ontploffing, stelde hij zichzelf gerust. En ondertussen voelde hij opnieuw het puin bewegen aan zijn voet: een verdere instorting, of...
Tastend in zijn schoot vond hij de nu wat afgekoelde vuurslag terug en klikte de vlam aan: een witbestoven kinderkop met zwarte traansporen op de wangen staarde hem paniekerig aan vanonder de versplinterde keldertrap. Radeloos wenend, zo te zien, maar Joseph ving er geen enkele klank van op. Ik lijk inderdaad wel zo doof als een pot, stelde hij koel vast, maar dat zou wel over gaan...
De kleine wrikte zich nu nijdig los vanonder de hoop versplinterde traptreden en kroop vlug naar hem toe, als hoopte hij tegen hem aan geschurkt beschutting te vinden. Het was een jongen van een jaar of tien, en onder het vuil en de kalk herkende Joseph het uniformpje vanHJ-Pfimf, zeg maar de Welpjes bij de Hitlerjeugd. Hij trok de kleine beschermend tegen zich aan en klikte de aansteker uit.
Onder zijn sussende woordjes, die spontaan als uit zijn onderbewustzijn opwelden, bedaarde langzaam het schokken in de schouders van het wenende kind. Al een geluk: dat gastje scheen hem in elk geval te kunnen hóren ; nu nog even testen of hij voldoende gekalmeerd was om ook iets te begrijpen...
Hij legde beschermend zijn hand op de krullebol en leerde, na een reeks vragen, de kleine antwoorden met het knikken of schudden van zijn hoofd. Zo kwam hij geduldig te weten dat zijn moeder nog niet terug was van haar werk, zijn vader vermist was aan het front in Italië en zijn broer al lang geleden gevallen was in Frankrijk. Tijdens de Blitzkrieg van '40, begreep Joseph...Zijn Opa, dat was die oude brievenbesteller waarmee Joseph daarjuist nog had gesproken...Deze was ook brandwacht van de straat en kwam nooit schuilen in de kelder. Als de man nog leefde kon hij de redders wel de weg naar beneden wijzen. 'Als'... wel te verstaan! Van de medebewoners van het appartementenblokje was ook niemand tijdig naar de kelder gevlucht, wist de kleine. Joseph hoefde dus niet bang te zijn hier straks nóg lijken in de kast te vinden of met een paar gillende gewonden te worden opgescheept. Als de medebewoners al thuis waren van hun werk dan lagen ze nu waarschijnlijk boven ergens onder het puin. Normaal gezien zat hij hier dus alleen met dat ventje en was hun eerste taak licht te maken en die balken van zijn benen te tillen...
Licht, daar kon die kleine Werner wel voor zorgen, want hij wist hier alles blindelings staan, dus ook de stormlamp. Joseph lichtte hem voor alle gemak even bij met zijn aansteker, maar het duurde toch nog bijna vijf minuten vóór ze het vochtige wiek van dat verroeste kreng sputterend ààn kregen. En veel brandstof zat er zo te horen ook al niet in, dus mocht hun opsluiting hier geen dàgen gaan duren, vond Joseph.
Nu het kalkstof langzaamaan was gaan liggen liet hij Werner met de lamp even verkennen of ze langs de keldervensters niet vlug-vlug een uitweg zouden vinden. Noppes, dus. En aangezien het huis deel uitmaakte van een open bebouwing, was er ook geen mogelijkheid om via de kelder van de buren buiten te geraken. Dus konden ze zich beter concentreren op een goed overwogen uitbraakplan via de versplinterde keldertrap, zohaast hij zijn bewegingsvrijheid had teruggewonnen.
Die verdomde balk op zijn benen beloofde nog aardig wat moeite te kosten, want Joseph begon te vrezen dat zijn enige knie op z'n minst een zware klop had gekregen. Maar Werner toonde zich een eerste klas puinruimer. Hij wrikte en sleurde zo lang en driftig aan het wrakhout tot alle losse planken van de stapel verdwenen waren en ze een klaardere kijk kregen hoe zijn voet onder de balk gekneld zat.
Bloed was er op zijn broekspijp alvast niet te zien, wat Joseph al een hele geruststelling vond. Hij had aan het front al teveel makkers langzaam weten leeglopen en dààr een ijzige schrik aan overgehouden.
Op aanwijzing van Joseph bouwde de kleine dan een stevig steunpunt voor een hefboom om de balk voldoende op te kunnen tillen en ook wat stutten om de gemaakte opening lang genoeg te beveiligen tot hijzelf er onderuit was gekropen.
De poging mislukte. De balk schoof te vroeg terug op zijn scheenbeen en Joseph dacht dat hij een tweede maal van zijn stokje ging vallen. Nu hoorde hij zijn eigen gil al een stuk beter en vond, toen hij terug op adem was gekomen, bitter sarcastisch dat ze tenminste op dàt vlak vooruitgang hadden geboekt. Maar het was duidelijk dat de volgende poging grondiger aangepakt moest worden en niét mocht mislukken. Want de keldervloer was, waar hij lag, al flink nat geworden, wat er op wees dat er toch ergens een buis van de waterleiding de geest had gegeven.
Dus stroopte Joseph zijn broek naar beneden en gespte onder de verbijsterde blikken van zijn maatje de riemen van zijn kunstbeen los. Na een poosje wrikken kreeg hij alvast zijn roze dijstomp uit de prothese, en voelde zich zo toch al een béétje bevrijd. De kleine Werner bleef als gebiologeerd naar deze schokkende verminking staren en Joseph moest tweemaal zijn naam roepen vóór de knaap als uit een nachtmerrie ontwaakte en beschaamd zijn blikken neersloeg.
Voorzichtig en zorgvuldig bouwden ze nu van de versplinterde traptreden een steviger steunpunt voor de hefboom en na een nauwkeurige bespreking wanneer wie wat zou doen, besloten ze het er maar op te wagen. Even diep ademhalen en dan van één-twee-drie-nu!!
Het lukte...
Er kroop nog ruim een uur in het verzorgen van zijn zwaar gekneusde scheenbeen met jodiumtinctuur en steriele zwachtels "die Werner hier wel ergens wist liggen..." Zijn kunstbeen had op dezelfde plaats ook een ferme mep gekregen, maar daar zou het protheseatelier in de kelder van zijn burelenblok wel raad mee weten. Zijn been weer aangespen verwekte bij de kleine alvast minder sensatie als zijn striptease van daarjuist...
Steunend op Werner deed hij nu, bijgelicht door de stormlantaarn, een gezamenlijke verkenning van de ruime kelder: zuurstof genoeg dus om de eerste weken niet te stikken...In de verschillende nevenliggende hokken bewaarden de bewoners hun eigen bruinkoolvoorraad en levensmiddelenreserve. Voorlopig hoefden ze, zo te zien, niet van honger te sterven. Erger was het gesteld met de waterinsijpeling in het laatste hok: dat was ondertussen een kleine waterval geworden die al de halve keldervloer met een vuile kalksmurrie had bedekt. Als dat zo voort ging, kon het water binnen een etmaal makkelijk kniehoog staan. Om niet te zeggen dat, als er geen hulp kwam, ze vóór het eind van de week zouden verdrinken...
De kleine scheen, zonder veel uitleg, ook al zoiets te vermoeden en keek hem angstig aan. De verhalen over de honderden slachtoffers die her en der zo aan hun eind waren gekomen zaten diep in de verbeelding van de Berlijners gegrift. Daarom wilde Joseph elk begin van paniek direct de kop indrukken met een simpel actieplan dat elk oorlogskind waarschijnlijk op school kreeg ingepompt.
" Luister Werner, je weet wat ons te doen staat, hé: de eerste vereisten voor een snelle redding van onderbedolven slachtoffers?"
" Ten eerste een nooduitgang zoeken, en ten tweede op een ijzeren buis klopsignalen geven aan de redders! "
" Goed, begin maar. Maar eerst breken we alle hokken open om nog een àndere lantaarn te vinden. En ik zal zo hoog mogelijk van de grond een bed maken om de eerste dagen droog te kunnen slapen, okee? Want je weet dat het soms wel een tijdje kan duren voor ze ons hebben uitgegraven, hé? Maar we hebben eten en drinken en dekens tegen de kou, dus veel kan er ons niet gebeuren. Denk maar dat je met je H.J.-vendel op kamp bent in de grotten van het Harzgebergte of Beieren...Je was toch al op kamp, hé? Met potje-koken boven het houtvuur?..."
De kleine knikte zonder veel geestdrift: aan kampen met de H.J. scheen hij niet zo'n goede herinnering te hebben over gehouden...
" Nee, ik heb er een longontsteking opgescharreld..."
De late namiddag van Tweede Kerst in Berlijn: een féést kon je het nog moeilijk noemen. Somber grijs weer met een nijdig windje verjoeg de laatste zwarte schimmen van straat weg. Een zeldzame stadsbus, wazig blauw verlicht en afgeladen vol triestig volk, stevende spattend door de half gesmolten moddersneeuw op de rijweg. En op de gladde voetpaden waggelden hier en daar nog een paaroudere koppels, stevig gearmd en voorzichtig de kuilen ontwijkend als liepen ze in een mijnenveld. Het eerste luchtalarm van de avond werd binnen een half uur verwacht en iedereen spoedde zich naar huis.
Joseph hinkte, leunend op zijn wandelkruk en de schouder van Phil, de licht hellende Albrechtstrasse op. Van het U-Bahnstation 'Steglitz' tot het huis nummer 15 B, waarvan de familie De Bens de tweede verdieping betrok, was het volgens dochter Françoise maar een driehonderd meter. Maar wel driehonderd meter die, door de gladheid van het voetpad en de bepakking van het drietal, aardig op de adem pakte. Joseph droeg een rugzak en de twee vrouwen elk een goedgevulde boodschappentas ,en veel werd er niet gesproken tijdens de klim.
Halverwege de helling leidde Françoise hen rechts een kort doodlopend zijstraatje in: "Hier is't, de 'Kleine Albrechtstrasse'...En wij wonen daar aan de overkant, in 15 B, tweede verdiep, waar dat blauwe lampje brandt... Maar pas op voor brokstenen op de rijbaan: onder de sneeuw ziet ge die niet liggen, en ge zoudt uw voet omslaan...Eergisteren is onze overbuur getroffen door een bom in zijn achterkeuken en al het puin is naar voor op de straat gevlogen. De krijgsgevangenen van de kuisploeg hebben het grof vuil de volgende morgen al in de voortuin opgestapeld, maar het gruis nog niet voort opgeruimd. Die Italiaanse luiaards zijn nu waarschijnlijk nog altijd Kerstmis aan 't vieren en wij zitten met de zever! "
Françoise ratelde steeds maar door, zenuwachtig alsof ze er niet gerust in was haar 'baas en zijn madam' thuis bij haar ouders te ontvangen. Haar vader was nogal een oude knorpot, die graag zijn gal spuwde telkens hij onder de slof van ma De Bens kon ontsnappen. En het bazige karakter van moeder viel bij vreemden ook maar zelden in goede aarde. Hopelijk hielden die twee vanavond een beetje hun manieren, want Françoise was er écht op uit een goed figuur te slaan als gastvrouw voor haar baas. Je wist nooit waar dat op het werk goed voor was, vooral nu de algemene toestand mét de dag onzekerder werd...
Maar de eerste kennismaking viel al bij al goed mee. Ma De Bens ontving hen op het tweede verdiep - na een adembenemende klim voor Joseph met zijn zware rugzak - met haar vriendelijkste glimlach als waren ze de beste klanten van haar restaurant in Middelkerke:
" Ha, Oberscharführer Petré, kom binnen, kom binnen" gevolgd door een rits gemeenplaatsen over het slechte weer, de gevaarlijke donkere straten en gladde voetpaden. En met als klap op de vuurpijl: " Maar allee, g'hebt het toch goed gevonden, zie ik! " Toen Pa spottend dacht te mogen opmerken dat Françoise het bezoek toch tot hier had geleid stelde ze hem meteen voor het ultimatum: "Ha, gaat gij misschien de klap doen, vanavond?" ...Exit Pa.
Françoise stelde haar zuster Rita voor, zeventien, goed opgetut en ten overstaan van het mansvolk zichtbaar voor alles te vinden. Ze werkte als winkeldochter in de bakkerij om de hoek en zorgde dat er bij De Bens steeds voldoende brood op tafel kwam, met af en toe een taartje. Zonder dat gemier met bonnetjes, wel te verstaan.
Miel, de jongste van het gezin, was een bleke blonderik van veertien - "Bijkans vijftien" verbeterde hij geprikkeld - die madam met kuisen in het huishouden hielp omdat de scholen geen 'Auslander' inschreven. Moeder was daar heel tevreden mee maar zoonlief wat minder, aan zijn scheve snuit te zien.
"En da's dan mijn Pa..."stelde Françoise als laatste haar verwekker voor. Die stond nu wel te popelen om met een brede mannelijke grijns een kloeke hand te geven, maar schaamde zich duidelijk over de minachting waarmee zijn gezin hem behandelde. Later zou Joseph begrijpen dat de ouwe in '43 - moe getergd door madam - zijn gezin in de steek had gelaten om naar Duitsland te gaan werken. Maar nu de Xantippe hem weer had ingehaald en bij zijn nekvel gegrepen, had hij zich blijkbaar in zijn droevig lot geschikt. En wie weet: misschien stil hopend dat de volgende bom de bevrijding zou brengen...
Terwijl de vrouwen in de keuken onder lovend commentaar de zakken leegden en geestdriftig de meegebrachte victualiën naar de eettafel brachten, schonk Joseph zijn gastheer alvast een eerste borrel in, 'tegen de kou'.
" En we gaan er vanavond niet op zien, hé Giljom! Want ik heb zo nog drie flessen bij: speciaal kerstrantsoen van de SS! En dat ze óp mogen zijn vóór we een bom op ons kop krijgen hé! " Deze laatste heildronk had sinds vorig jaar, toen de zware dagelijkse bombardementen begonnen, overal het "Prost" van de spaarzame Berlijners verdrongen. Het parool was: "Profiteer hiér en nù van koek en drank, want morgen is het te laat! " Er was dan ook niemand die er aan dàcht om de speciale feestrantsoenen en drankbedelingen voor 'Führergeburtstag' of 'Silvester' uit te smeren over de volgende weken. Alles maakten ze dezelfde dag soldaat, en de loodzware kater namen ze er als souvenir graag bij...Hebben is hebben, en krijgen is de kunst !
En dus zo ook hier. Vóór de goedbedoelde 'Ochsenschwanssuppe' (poeder uit een pakje) op tafel kwam had iedereen al twee 'Schnaps' achter de kiezen. De Bratwurst-mit-Sauerkraut spoelden ze door met Erzberger-fluitjesbier, kwestie van wat op adem te komen. En de pronktaart van Rika - verloren brood met pruimen - droop zodanig van de Kirch dat de 'kleine' Miel een kwartier later al lag te kotsen in het toilet.En toen het licht uitfloepte door het 'Fliegeralarm' zorgde een vijftal kaarsen voor de nodige kerstsfeer. Niemand dàcht er ook maar aan om naar de kelder uit te wijken ,al was dat wél verplicht.
De stemming steeg zo oorverdovend dat zelfs Pa uit volle borst mee durfde roepen. En niemand die eerst het gebonk op de voordeur hoorde. Tot een bleekwitte Miel hen moest storen met de boodschap dat de 'Strassenwart' (zeg maar de buurman die verantwoordelijk was voor de luchtbescherming in hun straatje) op de overloop stond te schuimbekken dat ze als de gesmeerde bliksem de schuilkelder in moesten of hij slingerde hen voor het 'Kriegsgericht'!
Françoise ging even met een kaars poolshoogte nemen en riep toen giechelend over haar schouder: "Herr Obersturmführer, bitte kommen Sie mal! Herr Obersturmführer! ! Es wollte jemand Ihnen sprechen! " Dat geroep naar die zogenaamde hoge SS-officier miste zijn uitwerking niet. Tegen dat Joseph wat onvast en zonder uniformvest - beschenen door een flakkerend kaarsje - in het deurgat verscheen was de buurman al een meter gekrompen. En op de vraag van Joseph wat hij moest met die storing, wist de dwerg zo vlug niets te verzinnen.
" Nu, smeer hem dan, vent! En laat ons in vreugde sterven, verstaan?!" En onder een honende lachstuip van Françoise kreeg Buurman de deur voor de neus.
Toen Joseph, nog steeds onder de roes van zijn plotselinge bevordering, nonchalant aan het verbaasde gezelschap had uitgelegd wàt die vent wilde en waarom hij hem had afgepoeierd, drong inderdaad het kabaal van de luchtaanval tot hun benevelde geesten door. Pa trok de balkondeur open en iedereen wrong naar voor, de vrieskoude nacht in. Het uitzicht over de ruïne aan de overkant loog er niet om: heel de hemel boven het stadscentrum lichtte rossig op van de branden, terwijl dertig-veertig zoeklichten koortsachtig de wolken aftastten. De brommende vliegtuigeskaders bleven onzichtbaar, maar tóch gaven de honderden Flak-kanonnen tegen de veelkleurige valschermfakkels en zwevende zilveren kerstbomen van katoen alsof het niet meer op kon. Onder een ver gegil donderde het ene bomtapijt na het àndere op de noordelijke stadskern neer, een flakkerend inferno dat druk en luid gecommentarieerd werd door het zatte gezelschap op het balkon.
De kou werkte ontnuchterend. En toen ook plots een tweemanspatrouille van de officiële luchtbescherming van op het voetpad onder hen iets begon te schreeuwen van "Licht-aus! " en "Zum Luftschutzkeller ,du ! Verdammt nochmal", en hun geblaf overgoten met een pikante saus krachttermen, vond Joseph het geraadzaam de joelende drinkebroers met vaste hand terug naar binnen te drummen. Zijn uitdagende show als hooghartige SS-Obersturmführer - van een zeldzame bliksemcarrière gesproken,zeg ! - had nu lang genoeg geduurd, als hij verder geen vodden wilde riskeren...
Maar afgekoeld door de vorst buiten en de interventies van de brutale brandwachten op straat leek alles plots stukken minder leuk. En na Ma De Bens nog met een sterk geurende koffie - van échte bonen alstublieft! - was komen aandraven doofde het feest uit als een nachtkaars. Het gezellige dooreen gebabbel verwaterde al vlug in een paar sombere monologen over het verdere verloop van de oorlog. Niemand kon of durfde een logische conclusie trekken uit de huizenhoge golf rampspoed die hen dag na dag overspoelde. Op wat deze miserie onvermijdelijk moest uitmonden durfde niemand onder woorden te brengen, zelfs niet onder het mom van een zatte bui.
Zo tegen middernacht waagde Joseph nog met overslaande tong een flepse poging om Françoise te verleiden maar hij werd daarbij speels afgeblokt door een opdringerige Rika, die dacht hier haar eerste sporen te verdienen. Phil trachtte te gebaren dat ze niets merkte door zich te concentreren op het verwarde recept voor worteltaart dat Ma De Bens haar voor de derde maal opdrong.
Het feestgedruis stierf uit als een nachtkaars ,en uiteindelijk droop van het lallende gezelschap de éne na de àndere af, richting bed... En het vervreemde koppel Petré installeerde zich bokkig voor een liefdeloze nacht in de doorgezeten zetels van het salon...
Schwester Monika hield woord. Zondag na het middageten pootte ze Leon plots in een rolstoel, duffelde hem goed warm in met een deken over de schouders, en hop, naar de soldatenkantine! Hij had haar - om niet het hunkerende jongetje uit te hangen - de vorige dagen niet aan haar belofte durven herinneren: het meisje had al zo weinig vrije tijd...Maar zijn hart sloeg toch een paar maten over toen ze hem met een bots van het vehikel tegen zijn voeteinde uit zijn middagdutje haalde.
"Komaan soldaat, we gaan op de lappen! " En hij straalde verheerlijkt lijk een kind op de paardenmolen toen ze hem tussen de dubbele haag jaloerse kwijlers de barak uit duwde. De vorst overviel hem buiten als een verdoving ,op de korte rit over het sneeuwvrije pad naar de kantine en ook van haar opgewekte kout drong er bitterweinig tot hem door. Maar eens in de warme rokerige gelagzaal binnen was het of hij ontwaakte uit een lange winterslaap: net de 'Zannekin', zijn stamcafé in Nieuwpoort! De honderden rode hakenkruisvlaggetjes aan het plafond riepen hier dezelfde gezellige sfeer op als destijds de vele slingers oranje wimpels in zijn vertrouwde Verdinaso-lokaal.
Automatisch zochten zijn ogen het lieve figuurtje van dienster Agnès achter de toog tegen de spiegelfond in de verte, nu nog versluierd door dikke slierten tabakswalm. Ach ja, Agnèstje... Dat vranke ding waarmee hij nog zo wild had gevreeën achter de coulissen van de feestzaal... God, hoe zou het dààrmee verlopen zijn na de verrassende inval van de Canadezen en de wraak van het gepeupel?
Terwijl Leon voort wegdroomde in zijn herinneringen laveerde Monika zijn rolstoel handig tussen de goed-bezette tafels naar een rustiger hoekje bij de toog.
"Zie-zo! Wat zal het zijn, om je eerste sortie te vieren? Ik trakteer: bier is er niet, maar de 'Choko-kaffee' kan ik aanraden..."
"Chocomelk?" vroeg Leon verwonderd: "échte?"
"Neen, zotteke! Ersatz natuurlijk! Maar warm en zoet, een echt drankje voor frêle vrouwen...en slappe plaasterpatiënten. Juist iets gepast voor óns...akkoord?" En ze draaide zich om naar de barmeid die hen al een tijdje vragend had aangestaard: " Léna, twee choco's astublief! "
De knappe dienster scheen erg in hen geïnteresseerd, want kon het blijkbaar niet nalaten tijdens de bereiding van hun drankjes Leon aandachtig te monsteren. En toen ze een minuut later de twee mokken aan hun tafeltje bracht ging ze nog een stapje verder: " So, bitte Monika...En hoe heet je nieuwe knappe 'Kavalier'?...Hij komt mij anders bekend voor hé?"
" Leon Petré, van onze kust...Is pas bij de Langemark"
Leon kreeg een steek in de maag toen hij naar de vrouw opkeek en merkte hoe het zwaar opgemaakte gezicht plots een harde trek kreeg. Ze leek haar lippen te spannen als wilde ze hem tussen de ogen spuwen.
Vlugger dan een ratelslang sloeg ze toe: " Nou-nou Leejoon, moet je nu al in een rolstoel, jijsse sukkel?! Wat een afgang zeg! Die ziekte heeft je lelijk toegetakeld, hé mannetje! "
Die schorre doorzopen lach nam alle twijfel weg: Hete Hélène natuurlijk, die sloerie die hem in september z'n druiper had aangesmeerd. En hem nu voor schut zette in bijzijn van Monika!
Zoals Vera Lynn tijdens de meest tragische dagen van de oorlog de Britten een hart onder de riem stak met nostalgische tranentrekkers als "We'll Meet Again" en "The White Cliffs Of Dover" ,zo had ook het Derde Rijk zijn kwelende idolen. Zarah Leander, de populairste (Zweedse) zangeres die in deze donkere jaren voor Hitler-Duitsland met haar warme mannenstem de tobbende bevolking wat trachtte op te peppen, trof met haar beroemde schlager de juiste snaar:
'Davon geht die Welt nicht unter
Sieht man sie manchmal auch grau.
Einmal d'rauf und einmahl d'r unten...'
Einmal wird sie wieder himmelblau !
enz..
Ook Lale Andersen ,die al een wereldhit had gezongen met haar internationaal soldatenlied "Lili Marleen" ,hield er de moed in met nog een andere schlager "Es geht alles vorüber" ...Dat ging zo:
Es geht alles vorüber ,es geht alles vorbei ,
Auf jeden Dezember folgt wieder ein Mai.
Es geht alles vorüber ,es geht alles vorbei ,
Doch zwei die sich lieben ,die bleiben sich treu !
Of kortweg: zelfs de huidige rampen raken vroeg of laat vergeten, als geliefden elkaar maar trouw blijven. Maar dat de volgende (achtste) "Mai alles vorüber" zou zijn ,kon zij toch moeilijk geweten hebben hé...Of niét soms ?...Het was wél het zoveelste mysterie waarover de vertwijfelde Duitser op het einde van de oorlog tobde. De éne zag de schlager als een verdoken troostlied (binnenkort éindelijk vrede) ,de àndere vond het een aanmoediging om nog even doortebijten tot de eindoverwinning ,dankzij de V-wapens. Feit is dat deze tragische schlagers nà de ineenstorting van het Derde Rijk - toen inderdaad "alles vorüber" was - nooit meer op de radio werd uitgezonden...
Leon klampte zich tijdens de eerste week van zijn hospitalisatie stevig aan deze roze karamelfilosofie vast: liefde overwint de ergste tegenspoed. Sinds een paar maanden had hij immers aardig wat morele klappen gekregen ... Eerst zijn moeder: vermoord door een zatte weerstander-van-het-laatste-uur. Dan hijzelf: voor zijn leven moeten vluchten met een wankele jol over de Noordzee. Dàn een pijnlijke druiper gekregen van Hélène, die wolvin in schapenvacht. Dàn rap half verkracht door zijn manzieke schoonzuster en het huis uitgejaagd door zijn broer. Of beter gezegd 'Halfbroer' ? Vervolgens liet die kluppel hem eerst tegen wil en dank inlijven bij de zelfmoord-duikboten, en toen dat mislukte, idem-dito bij de Waffen-SS... Dat alles in Berlijn overgoten met een pittig sausje van een zestigtal luchtbombardementen door de Amis...En nù half kreupel liggen in een stinkende legerbarak met een gekwetste enkel !... Leon vond wél dat hij langzamerhand toe was aan een zalvende zoen en een troostende knuffel van een goedgeschapen mokkel! Wat jij?!
"Doch zwei die sich lieben, die bleiben sich treu..."Ach, kon dàt maar waar zijn ! Probleem was echter dat hij voorlopig compleet geen zicht had op een struise blonde waarmee hij zijn beloften van eeuwige trouw kon uitwisselen. Om van de rest nog niet te spreken...
Dus bleef er niets anders over dan maar een lekkere blonde stoeipoeste verzinnen om zijn verbeelding op bot te vieren...En dat werd wel even zoéken! Want eerlijk gezegd: dié stonden écht niet met trossen voor het hek te drummen, de geile mokkels...Die aseptische ,afstandelijke Schwester Monika kwam nauwelijks in aanmerking: die kreeg hij zelfs in zijn wildste dromen niet plat. Dan viel hij nog liever terug op zijn laatste vrouwelijk contact: 'schoonzuster' Phil. Haar betraande gezicht bij hun afscheid op het 'Anhalter Bahnhof' verschafte hem een mooie alibi om haar in zijn verbeelding achter de rug van Joseph teder op te vrijen. En ook minder teder, want op zijn ziekbed duurden de donkere nachten nog stukken langer dan het grijze winterse daglicht. En aangezien hij voor de rest toch niks om handen had...
Na een paar dagen besloot hij zijn flink opgefokte gevoelens voor Phil in een wat vastere vorm te gieten en haar een schone brief te schrijven.
Want brievenschrijvenwas zowat het voornaamste verzet van de meeste collega's om hem heen, tussen de maaltijden van Monika door. Enkel als in de ziekenzaal de inspiratie van de pennenridders soms wat stokte vielen ze terug op, ofwel een verhitte discussies over het lopende Ardennen-offensief, ofwel één van de vele regionale kaartspelen, ofwel het alom bekende 'zeeslag'.
Over het offensief deed men overigens van hogerhand nogal geheimzinnig en daarom werd er in de zaal des te meer rond gefantaseerd. Het vertrek, gisteren, van hun eigen Vlaamse 'Kampfgruppe Schellong' naar het front lokte bij de meeste zieke achterblijvers wel een gevoel van spijt op. In eerste plaats omdat ze het lazaret ferm beu waren en terug naar hun makkers wilden. En ten tweede omdat ze er niet bij zouden zijn als deze halve divisie 'Langemark' met roem overladen Vlaanderen zou helpen heroveren. De drie-vier anciens van de oude Vlaamse 'Sturmbrigade', die zich op de bedden in de hoek van de barak hadden teruggetrokken, schenen minder om deze gemiste kans te treuren. Zij vonden het verdacht dat er, na zeven dagen zware gevechten in onze Oostkantons, van de voorziene doorbraak naar Antwerpen nog steeds niets in huis was gekomen. Eerlijk gezegd, dat aanslepend gelummel in de bossen van Sankt Vith leek hen niets goeds te voorspellen. En ze staken tegenover de 'groentjes' hun skepticisme niet onder stoelen of banken. Doch bij het jonge volkje konden deze uitgebluste zeurpieten geen domper op de feestvreugde zetten: niemand wilde écht naar hun gezanik luisteren. Voorlopig toch niet. Want binnen tien dagen zouden ze méér gehoor krijgen...
Als je de caféstrategen beu was, kon je altijd pogen de verveling te verdrijven door terug te vallen op het kaartspel. Maar dat was eerder iets voor herstellenden, omdat er daarvoor minstens twee uit hun warme nest moesten komen. De recente 'plaasters' konden dat buurten in het begin sowieso vergeten, want Monika wenste met inbreuken op de doktersvoorschriften écht niet te lachen! En kaarten had het nadeel dat ze met z'n vieren hetzelfde spel volgens dezelfde regels moesten spelen, wat dikwijls voor onoverbrugbare problemen zorgde . Want de lawaaimakers van Antwerpen kénden het 'manille' van de kust niet, en hùn 'pappen' vond zelden aanhangers uit de Kempen. Idem voor de subtiliteiten van 'kèrembollen','kleurewies', of alle soorten 'kingen'. Want toen Leon zich na een paar heilvolle nachten fit genoeg voelde om 'bieën' voor te stellen, een spel waarmee hij in de 'Zannekin' menige visser de broek had af gedaan, stond niemand te dringen om de uitdaging aan te gaan.De meeste spelen eindigden dan ook in een bijbelse spraakverwarring waarin veel prille ontluikende vriendschappen tot in der eeuwigheid genekt werden. Of toch minstens tot de volgende dag.
Met 'zeeslag' had je al deze gevaren niet. Uitzonderlijk durfde een slechte verliezer in het vuur van het gevecht zijn bedreigde kruisers al eens heimelijk te verplaatsen, en mordicus volhouden dat ze dat 'thuis' drie keer per spel móchten. Maar zo'n slijmerig sujet kon vast rekenen op een levenslange verbanning uit het strijdtoneel en wist zijn eer onherroepelijk te grabbel gegooid voor de voeten van Schwester Monika. Die er overigens zelden iets mee kon aanvangen, maar - naar men eerbiedig fluisterde - alle incidenten nauwkeurig noteerde voor haar slotbeoordeling, tegen dat ze uit het lazaret konden ontslagen worden...
Leon nam dus ten einde raad de koe bij de horens en sloeg aan het schijven van zijn eerste zelfgemaakte epistel. Bij voorgaande brieven naar Joseph - van Westende naar Rusland of, zoals de laatste, uit Adlershorst naar Berlijn - had altijd wel iémand een handje toegestoken. Nadine, Jetje of Françoise voor de brieven naar het front, en overlaatst nog Hete Hélène met hun gekoppelde sollicitatie voor een plaatsje op 'den buro' van Joseph...Nu stond hij er echter alleen voor. Want aan Monika kon hij moeilijk hulp vragen, omdat hij van plan was in een deel van zijn verhaal ook over hààr uit te wijden.
Van "Liefste Broeder" zag hij tenslotte af, na lang wikken en wegen en raad vragen aan zijn buurman Karel Billiet, een medeslachtoffer die aan het fatale 'Flieger-alarm' een gebroken sleutelbeen had overgehouden. Karel vroeg of "dienen kwibus geen naam had" en dus werd het "Beste Joseph en Phil". En dan maar beter met de deur in huis vallen, zeker? Al die zever over de zware rekrutenopleiding waren voor een doorwinterde ancien van de 'Sturmbrigade' immers vijgen na Pasen! Ook het klassieke "pen in de hand nemen" sneerde zijn mentor weg: "Allee Beerke, ge moet er meteens invliegen, man! " Vooruit dan maar:
..." Het leger is niet gezont voor mij, want ik lig al een week in het lazaret met een gescheurde knoesel. Dat gaat hier nog een tetteke duren en de gasten hier laten verstaan dat ik niet meer geschikt gaan zijn voor stoerm-fuzelier. Maar hebt genen bang dat ik terug gaan komen lijk na Cuxhaven om u daar den duvel aan doen. De drie anchiens op de zaal zeggen dat ik mij moet opgeven voor de twee sentemeters flak op rupskamion. Het zelfde kanon peis ik als dat waar gij mee reed op tlaatst, vor dat get vuur kreegt in uwen poot. Alstenblief, schrijft mij zo rap als tkan uw gedacht moest ge een beter gedacht hebben dan dien twee sentemeters. Nu gaat ge verschieten peis ik. De schwister van onze zaal kent u nog van in Praag. Het is Moniek Loridan die van de zomer nog tot bij ons in Westende is gewest en dat moeder buiten heet gesmeten. Ze heet dat nog altiet niet goed verteerd en trekt een vieze smoel tege mij. En op u heeft ze ook een piek. Ik weet nie waarom, mar gij wel peis ik. Weet het mij te zeggen."
" Nu tegen Phil. Tsijn hier allemaal venten en dat slaat ferm tegen. Schwister Monika is het enige vrouwmens en ook dat slaat tegen want het is een jendarm. Tis vreetdat ik het moet zeggen maar ik mis den buro met al die geestige mokkes daar en heel spesjaal die van Joseph met haar schoon ogen. In de hoop dat zij nog eens iet van haar laat weten. De beste groeten aan iedereen en ook aan Arthur moest gem zien.
Van uw toegenegen broer Leon.
Voor zolang ik int lazaret blijf is mijn adres:
SS-Schütze Petré Leon
Lazaret Adlershorst
27. Freiwilligen Panzer Grenadier Division Langemarck
Feldpostnummer 44.853
Karel Billiet had zijn brief herlezen en tactvol de schrijffouten blauw-blauw gelaten: hoofdzaak was dat de geadresseerde de zin begreep. Maar dat van die 'geestige mokkes' ging boven zijn petje.
" Ge zoudt beter de naam noemen van 'die speciale van Joseph met haar schoon ogen', want dat kweekt verwarring en jalousie en daar riskeren vodden van te komen."
" Dat is de bedoeling hé makker! Mijn broer heeft twee lieven: Phil, een lelijke die bij hem slaapt en in 't geheim achter mij loopt, en Françoise, een knappe die met míj bevriend is en waarbij híj zou wíllen slapen. Met een beetje chance denken die alle twee van zichzelf dat ze schoon ogen hebben en beginnen ze van die vettige brieven naar mij te schrijven. Terwijl Joseph niet kan beweren dat ik onder zijn duiven schiet als ik zeg dat het een misverstand is en ik de àndere bedoeldeÂ…"
Billiet zijn mond viel open van verbazing: die 'Beer' Petré, de krachtpatser van het peloton, ontpopte zich nu ook al als een sluwe Casanova ! Hij schudde voor zoveel verdorvenheid triestig het hoofd en ging zuster Monika helpen met de kerstversiering van de zaal... Waarschijnlijk om bij haar in een goed blaadje te komen.
Diezelfde avond wist Leon dat hij persoonlijk de hoop op dat goede blaadje van de zuster definitief mocht vergeten. Billiet bracht hem een omslag voor zijn brief maar verwittigde hem meteen deze na de adressering vooral niet dicht te plakken! Alle uitgaande brieven moesten geopend eerst langs de censuur passeren. Veel kans dus dat Zuster Monika, met haar ziekelijke nieuwsgierigheid, haar neus zou steken in zijn geesteskind om op de hoogte te blijven van de amoureuze perversiteiten van de familie Petré...
Het liep echter helemaal ànders af. Tijdens het kerstfeest op de zaal - verzorgd avondmaal met een flesje bier toe en het muzikale optreden van het rondtrekkend soldatenkoor (ttz : drie herstellende 'koningen' rondtrekkend door de zalen van het lazaret !) - kwam Monika even naar zijn bed toe en ging op de rand zitten. Leon verwachtte zich aan het ergste, maar zij nam zijn hand in de hare.
" Zalig kerstfeest, Leon, en ik wens u een snelle beterschap en een behouden weerzien van de familie..."
Hij wist van aandoening niets zinnigs te antwoorden en stotterde dan maar iets in de aard van: "Het zelfde voor u Monique, merci en van 's gelijken..." Als openingszin voor een bloeiende relatie eerder zwakjes, moest hij zélf toegeven. Maar zij scheen er niet over te vallen en misschien had ze zijn brief dan tóch nog niet gelezen...
" Ook een duizendste toeval dat wij elkaar hier weer ontmoeten, hé: de wereld is inderdaad klein...En? Alles goed met de familie? Met Joseph en uw moeder?"
Hij viel van de ene schrik in de àndere. Zou ze dat oprecht niet wéten?
" Ja, wat moet ik daar op zeggen, Monique? Weet ge 't niet van mijn moeder? Echt niet?...Ze is bij de intocht van de Canadezen vermoord door een zatte oude vrijer van haar, een zogenaamde weerstander, uit jalousie omdat ze met een Duitser gelopen had onder de bezetting..."
" Vermoord?! Allee mensen, wat erg! En dan nog door de Weerstand! Terwijl ik toch dacht dat zij ,uw moeder , eerder Engels gezind was..."
" Omdat ze u toen zo heeft afgesnauwd aan de deur? Dat had niets met politiek te maken, maar omdat ze in ruzie lag met Joseph en gij haar van gedacht wilde doen veranderen. Politiek interesseerde haar geen knijt, al zijn wij van huis uit Verdinaso's. En moeder vree niet met de Jupp omdat het een Duitser was, maar gewoon omdat ze een vent nodig had. Joseph kon dat niet verdragen en is het thuis afgetrapt naar het Oostfront...En daarmee is alle zever in feite begonnen..."
Even zwegen ze, en nadat ze hem eens troostend in de hand had geknepen richtte zij zich glimlachend op: " En hoe is het met Joseph? Daar heb ik na Praag niets meer van gehoord... Op 't einde van mijn congé in Vlaanderen heb ik wel een tijdje zélf in 't hospitaal gelegen - ja, nogal zwaar gekwetst door een aanslag van de partizanen in Limburg (en ze wees naar het litteken op haar wang) - maar toen ik hersteld terug in Praag aankwam was de vogel gaan vliegen en heb ik van hem niets meer gehoord"...In haar zachte stem klonk er wat bitterheid door, meende Leon gegeneerd te verstaan: " Gaan vliegen naar Berlijn, zonder boe of ba, heb ik later begrepen. God, het is nu voorbij, maar ik heb wél een tijdje nodig gehad om dat te verwerken, geloof mij..."
Leon bleef beschaamd staren naar het gouden ringetje met de bloedrobijn aan haar fijne hand en toe ze dit merkte zuchtte ze triest: " Ja, dat is nog een kado van hem, een afscheidskado heb ik later begrepen...Maar hij had toch iets kunnen zeggen vooraleer het af te trappen, vind ge ook niet?"
" Ik weet één zaak van Joseph: met die poot àf wilt hij niemand ten laste zijn, en zeker zo geen schoon mens lijk gij. En in Praag zal hij gezien hebben dat er een teserieuze band met u ging groeien en is hij gaan lopen... Ge moet dat begrijpen..."
Monika stond glimlachend recht en zuchtte nog eens: "Allee, 't is goed...Vrede op aarde, zullen we maar denken...Ik ben toch content dat we nog eens hebben kunnen klappen...Zondag ben ik drie uur vrij, dan gaan we eens naar de kantine om voort te doen, hé?! Als ge wilt..."
Beslaat de periode van januari Â’45 tot mei Â’45 en gaat over verzopen kelderratten, Freule Ilse von Witzlebenhof, de vlucht van Leon over de Oder en de val van Berlijn...
C15Bis: HET von RUNDSTEDT-OFFENSIEF
In de vroege ochtend van 16 december Â’44, bij een echt winters hondenweer overrompelde Maarschalk von Rundstedt met 8 SS-pantser-divisies en 5 divisies SS-Pantzer-fusiliere, over een front van 60 km tussen Monschau en Echternach, de vier zwakke US divisies die daar hun winterslaap hielden.
Door deze bres sloop de z.g. "Para-Pantzerbrigade 150" de Amerikaanse lijnen binnen, een Duitse sabotage-eenheid bestaande uit een kleine 150 Engels-sprekende valschermspringers vermomd als G.I.'s. Ze stonden onder het bevel van de beruchte SS-officier Otto Skorzeny en stichtten met hun veertig buitgemaakte jeeps en gevechtswagens de eerste dagen veel verwarring bij de Amerikanen.
De Duitse bedoeling was met een spitse doorbraak Antwerpen te heroveren. Maar dat liep op een sisser uit wegens onvoldoende troepen en middelen, het ontbreken van luchtsteun zoals Stuka's en een nijpend brandstofgebrek. De geallieerde flanken hielden stand, het omsingelde wegenknooppunt Bastogne gaf zich niet over ("Nuts! ")...Toen twee dagen vóór Kerstmis het weer opklaarde werden de Duitse tankspitsen overvloedig door de U.S.Air-Force met 'bomtapijten' bestookt, wat o.a. het leven kostte aan 1500 Belgische burgers! Op 10 km van de Maas bij Dinant vielhet "von Rundstedt-offensief" stil toen het toegesnelde 3.pantserleger van Patton uit het zuiden doorbrak en Bastogne ontzette, terwijl de 2.US Tankdivisie de noordflank van het smalle Duitse saillant aanviel.
Hitler zette nu bits alles op alles. Om de Amerikaanse druk op von Rundstedt wat te milderen, lanceerde hij op de ijskoude nieuwjaarsdag een afleidingsmaneuver met 8 divisies in het Saargebied, waar het Amerikaanse front verzwakt was door het verplaatsen van Pattons troepen naar Bastogne. Met een nog sterker offensief op 2/1/45 in de Elzas hoopte hij Straatsburg te heroveren. Maar beide tegenaanvallen werden op 3/1/45 gestuit. Tóch gaf Hitler bevel diezelfde dag een laatste wanhopig offensief met 18 Wehrmacht-divisies tegen Bastogne te lanceren, maar moest na twee dagen van bloedige gevechten de terugtocht aanvaarden om zélf ter nauwernood aan een omsingeling te ontsnappen.
Op 16 januari 45, precies een maand nà het losbarsten van het"von Rundstedt-offensief", waarvoor de Führer zijn laatste reserves had bijeen geschraapt, werden de uiteengeslagen restanten van zijn vernielde divisies terug over hun vertreklijn geworpen. Hitler verloor bij deze wanhoopsdaad 120.000 man aan doden, gewonden of "vermisten" (zeg maar gerust vrijwillige krijgsgevangenen of overlopers), 6.000 voertuigen, 600 tanks en 1.600 vliegtuigen: een strijdmacht die hij nooit meer kon vervangen. Ook de Amerikanen kregen zware klappen: 77.000 man, waarvan 8.000 doden, en 733 tanks of Atk geschut, doch voor hén stelde de vervanging geen enkel probleem.
Maar wat men dikwijls vergeet te vermelden :bij de onschuldige Waalse burgerbevolking vielen óók een slordige 3.000 doden en evenveel verminkten...vooral tijdens de massale Amerikaanse luchtbombardementen na Kerstmis '44.
Tijdens dit ultieme Duitse offensief werden veel onmenselijke wreedheden begaan, hoofdzakelijk veroorzaakt door de verbeten wanhoopssfeer waarin het gevecht uitmondde. Aan beide zijden werd zelden 'kwartier' verleend (ttz de krijgsgevangenen veilig achter het front gevoerd). Zo werden o.a. door de oprukkende 'Kampfgruppe Peiper' van de 1.SS-pantserdivisie in een bos bij Malmédy 129 Amerikaanse krijgsgevangenen in koelen bloede neergeknald. Militair gezien misschien begrijpelijk omdat Peiper zich bij zijn raid achter de Amerikaanse lijnen niet met de afvoer van de gevangenen kon belasten...Maar ook veel Ardense burgers werden zonder reden vermoord in kelders, schuren en holle wegen door een paar Rexisten en Waalse Gestapo-agenten. Zij profiteerden van de korte Duitse herbezetting van hun streek om oude afrekeningen met de Weerstand te vereffenen en op hùn manier de uitwassen van de repressie van september '44 te wreken. Wraak en weerwraak : waar begint zoiets ? En waar eindigt het ?...
Deze zogenaamde beloftevolle nabije toekomst van Leon zou zich afspelen in het "SS Ergänzungslager FRIESER HEIDE". Dat had de bullebak-van-dienst die morgen geschreeuwd onder de harde schijnwerpers van de appèlplaats. De bende slaapkoppen die hij met veel moeite in een slordig gelid-per-drie had gestompt was nog niet erg onder de indruk geweest, en ook van de daaropvolgende mededelingen was er weinig tussen hun oren blijven hangen. Enkel wanneer ze iets te eten zouden krijgen, interesseerde hen bovenmatig, maar dààr werd door de instructeur met geen woord over gerept. Voorlopig werd het eindeloos rondjes lopen in de druilregen, tussen de administratie ,de uitrustingsbarakken en viceversa. En pas toen ze allemaal hun burgerkleren tegen een witkatoenen werktenue hadden geruild, mochten ze aanschuiven voor hun eerste 'bik' in een troosteloze refterbarak. Maar ook al stonken hun natte uniformen verschrikkelijk naar de naftaline, binnen was het tenminste droog...
Zijn verdere inwijding in het soldatenleven verliep letterlijk op een drafje, te beginnen bij de lichamelijke keuring. Steeds volgens hetzelfde stramien: eerst het geschreeuwde bevel "Angetreten! ", dan in looppas door de natte mist naar het volgende onderzoek, om daar een half uur te staan wachten tot de laatste van hun dertigtal in zijn flikker er de nodige kniebuigingen had opzitten. Niemand, noch de keurders zélf, noch het kanonnenvlees gaf daarbij veel blijk van overdreven inzet en gezonde overtuiging, een gebrek dat de twee instructeurs dan weer met hun geschreeuw tegen de rekruten in de kortste keren hoopten recht te zetten. Voorlopig echter nog zonder veel resultaat.
Want het drong al vlug tot de groentjes door dat heel dat circus van testen niet bedoeld was om hen eventueel àf te keuren, maar veel eerder om na te gaan waar de érgste gehandicapte nog van enig militair nut zou kunnen zijn. Die eerste avond in hun tent - zestien man - kregen ze rond de petroleumkachel gelegenheid wat beter met elkaar kennis te maken. Een paar slimmeriken wisten al dat de nieuwe Vlaamse 'Langemarck' op divisie-sterkte moest worden gebracht, dat wilde zeggen dat ze daarvoor minstens vijftienduizend man nodig hadden. En aangezien er van de oude 'Sturmbrigade' niet veel strijdbaar volk meer overschoot om in de nieuwe 'Panzergrenadier division' dienst te doen, zou de "Vlaamse Landsleiding" wel wat moeite hebben om haar troetelkind op volle getalsterkte te krijgen. Elke 'vrijwilliger' was er één, zullen ze gedacht hebben, en zo'Â’n zeldzaam specimen àfkeuren mocht zelfs niet overwogen worden!
De zo afschrikwekkende fysieke training van SS-rekruten viel Leon al bij al nog mee. Misschien omdat deze inderdaad wat was afgezwakt wegens het lage niveau van de zogenaamde vrijwilligers? Of omdat de drillinstructeurs geen nodeloze energie meer wilden pompen in kanonnenvoer dat binnen de kortste keren toch door Iwan zou worden platgewalst? Doch toen Leon dat op een avond in de tent na de zoveelste maffe oefening opwierp, kreeg hij ferm de wind van voor.
" Ja Petré, gij met uw brede berenkarkas, gij hebt gemakkelijk spreken! Heel uw leven biefstukken gefret zeker?!"
En tot zijn grote verwondering werd hij gewaar dat ze hem steeds meer als "Beerke" of "Hercul" begonnen aan te spreken, tot het in de groep zo'n beetje zijn vaste bijnaam werd. Dat ze hem daarmee zonder zoveel woorden tot de sterkste van het peloton uitriepen, streelde natuurlijk zijn eigenliefde. Hemzelf was het voordien nooit opgevallen dat het merendeel van die àndere gastjes er inderdaad erg bleek en onderkomen bij liep. Bij hén scheen de training wél aan de ribben te blijven plakken, want als ze eindelijk, na urenlange oefeningen, 's avonds voor dood op hun strozak vielen, kon 'Beerke' nog een half uurtje opdraaien voor het kuisen van 'zijn' lichte MG.42 Dit machinegeweer, het zogezegde 'zware' wapen van een grenadierssectie woog maar twaalf kilo, maar wie daar de hele dag mee op zijn schoft rondzeulde, voelde 's avonds geen rug meer. Toen Leon daar weinig last van bleek te hebben, benoemde heel de sectie hem eenparig en opgelucht tot hoofd van de MG-ploeg. Zo, zijn eerste brevet had hij binnen!
Met al dat marcheren kriskras door de uitgestrekte oefenterreinen naar de verafgelegen schietvelden in de omliggende heide kreeg hij toch langzamerhand een overzicht van het immense militair domein waartoe zijn leefwereld zich nu beperkte. Toch was hij al een paar maal langs de dreef met de wegwijzer 'Lazaret Adlershorst' gemarcheerd vóóraleer hij deze groep barakken herkende als zijn eerste opvangkamp waar hij door die hete doos van Hélène ontmaagd werd. Van ver kon hij echter duidelijk zien dat het zogenaamde 'Jugendlager' ondertussen flink uit zijn voegen was gegroeid. Op die twee maanden waren er minstens een tiental barakken bijgebouwd, waarvan een paar met een groot vers geschilderd rood kruis op het dak. Het kader rondom leek nog even idyllisch als voorheen, een écht kuuroord voor lijntrekkers, zo te zien. Maar dat hij daar zélf zó vlug terecht zou komen had hij nooit kunnen vermoeden.
En nochtans...Ze hadden de laatste week al een paar keer het zogenaamde 'LKW-Fliegeralarm' ingeoefend, ttz met twintig man snel uit de laadbak van een rijdende camion springen en dat met wapens en volle bepakking. Heel plezant.Het kwam er op neer om één voor één uit de 'fond' van de laadbak een aanloop te nemen en naar buiten te springen, z'n wapen stevig en dwars tegen de maag geklemd, en - zohaast je voeten de grond raken - in een gesloten foetushouding een achterwaartse koprol te maken. In het begin sprongen ze natuurlijk enkel op zandwegels uit een voertuig dat nauwelijks vijf per uur reed, kwestie van de juiste houding onder de knie te krijgen. Maar ook toén reeds merkte Leon dat die MG van twaalf kilo de zaak niet echt makkelijker maakte, en dat ding de perverse neiging had tijdens de koprol tegen je gebit te rammen. Een neiging die sterker werd naar gelang bij de volgende oefeningen de snelheid van de vrachtwagen werd opgedreven...
En wat gebeuren moest, gebeurde dan ook. Half december, het landschap lag er al flink besneeuwd bij, komen ze tegen de avond per vrachtwagen terug van een schietoefening met de 'Panzerfaust': een makkie. En dus werd er al hotsebotsend goed gelachen met vette moppen en ferm gezongen over 'Erika' in aangepaste versie... Blijkbaar te scabreus naar de zin van de instructeur, Scharführer Lange, die zijn hart zat op te vreten naast de chauffeur. Dus trok die zijn fluitje en schreeuwde 'Fliegeralarm! Raus-raus! !', en dit terwijl de wagen nauwelijks snelheid minderde. Nu reed hij wel niet zo rap wegens die sneeuw, maar met de vallende duisternis was dat moeilijk in te schatten...
Enfin, de rest volgt automatisch: de twee mannen aan het open eind van de laadbak haken als de bliksem de achterklep los en de eerste zotten rennen al voor hun sprong naar buiten. Om te zien hoe ze terechtkomen is het te donker en tijd tot overleg is er sowieso niet: "Nicht raisonieren! ". De camion loopt reeds halfleeg als Leon met zijn MG-ploeg aan de beurt komt: rap-rap!
Doch reeds tijdens zijn aanloop voelt hij dat hij er niet klaar voor is. Maar natuurlijk springt hij tóch: slipt op de beijzelde baan, voelt zijn knoezel kraken en lost van schrik zijn knelgreep op het MG. Een bonk tegen zijn kin: duizend sterretjes en dan niets meer.
Nadien herinnerde hij zich vaag dat ze hem met drie medeslachtoffers in een - afgrijselijk naar ontsmettings-Lysol stinkende - ziekenwagen hadden 'abtransportiert': richting Lazaret, zoals later zou blijken. Ook dat een dokter en twee zusters dan nog een halve nacht met zijn enkel waren bezig geweest en dat één van die twee engelen hem kopje-strelend regelmatig over de pijnscheuten heen hielp. Maar écht tot zijn positieven kwam hij pas de volgende middag, met zijn hoofd in verband en zijn poot in de plaaster. En kreeg hij bij het avondeten meteen een raar gevoel van déja-vu: die strelende 'Krankenschwester', daar wàs wat mee...Ze had wel een diep litteken op de wang dat aan haar gezicht een verwrongen trek gaf, maar tóch...
Ze hielp hem zwijgend rechtop zitten en schoof verder zonder één aanmoedigend woord het dienblad met de soep op zijn schoot, steeds met die enigmatische bevroren glimlach op de lippen. Alhoewel zij Duits had gesproken met de artsen haar collega voelde hij met zijn klompen aan dat zij een Vlaamse was. Maar omdat zijn hoofd nog wat ijl aanvoelde - deels door de verdoving van de operatie, maar vast ook door die uppercut van zijn MG - had hij weinig zin om daar dieper op in te gaan. "Ze verdenkt mij vast de zoveelste carotten-trekker te zijn die in haar zaaltje een tijdje komt uitblazen", dacht hij. En érgens deed deze gedachte hem pijn, want voor 'lijntrekkers' had hij zélf niets dan minachting.
De volgende dag werd hij van zijn kamertje naar de ziekenzaal in de barak verlegd en vond daar zijn lotgenoten van het laatste faliekante 'Fliegeralarm' terug: één met een sleutelbeenbreuk en twee met een hersenschudding. Terwijl Leon nog op de operatietafel lag hadden die jongens al bezoek gekregen van de compagniecommandant om na te gaan hoe ze het stelden. En laten verstaan dat Scharführer Lange flink onder zijn vijs zou krijgen wegens het zinloze risico van hun laatste oefening bij zo'n hoge snelheid. Maar onmiddellijk daarna vertelden ze Leon opgewonden het grote nieuws van de dag: maarschalk von Rundstedt had in de Belgische Ardennen een reusachtig offensief ontketend met een SS-leger op kop, en was nu dwars door de lijnen van de Amerikanen naar de haven van Antwerpen aan 't oprukken. De kans zat er goed in dat 'Langemarck' daar één dezer dagen zou ingezet worden om méé Vlaanderen te bevrijden. Voorlopig werd één 'Kampfgruppe' van 4.000 man, waarvan de opleiding als voltooid werd beschouwd, onder bevel van Ober-sturmbannführer (luitenant-kolonel) Schellong klaargestoomd om er als eerste reserve te worden ingezet.
" In Eeklo zullen die smeerlappen van de Witte Brigade nu wel fameus met een ei zitten!" veronderstelde Jos Van Einde, die lotgenoot met de zwaarste hersenschudding: " Naar 't schijnt hebben die klootzakken met mijn familie schandalig de beest uitgehangen, met de vrouwen nog 't meest. Allemaal omdat mijn broer zaliger zich gemeld had voor het 'Vlaams Legioen'! Alsof mijn twee zusters daar voor iets tussen zaten! Maar één ding is zéker: als ik daar binnen een paar weken zal binnenrukken met de 'Langemark' zet ik al die lafaards persoonlijk één voor één tegen de muur. Eén voor één, zodat het lang duurt en ze allemaal goed kunnen zien wat hun te wachten staat! "
" Ophangen is beter" wist Karel Billiet met zijn gebroken sleutelbeen: " Ze eerst verzamelen op de Grote Markt en dan ieder kwartier één, om beurten, met hetzelfde koord! En de rest van de stad mag toezien, omdat ze het zouden voortvertellen en onderwijl de heethoofden op betere gedachten te brengen. Zo hebben de Spanjaarden van Alva het destijds bij ons in Gent geflikt en we zijn het thuis nóg altijd niet vergeten! 'Stroppen', die scheldnaam zal nog duizend jaar aan ons blijven plakken ..."
Gust Tierentijn van Mol, die lange met de tweede hersenschudding, zat wat stijf naar zijn makkers te luisteren en haalde somber de schouders op: " Bij ons hebben de partizanen en de bandieten van de Weerstand niet op de aankomst van de Engelsmans gewacht om met moorden en branden te beginnen. Die hangen al sinds een jaar de beest uit in heel de Kempen. Tijdens mijn vorig verlof heb ik zelfs eens kunnen meedoen aan een razzia op dat geboefte en heb ik er persoonlijk twee gestekt: Russische bolsjevieken die waren gaan lopen uit de mijn van Beringen. De Feldpolizei heeft die nadien in Hasselt opgehangen. Maar toen we in september moesten wijken, had dat gespuis natuurlijk vrij spel en zullen ze in mijn familie en de andere Vlaamsgezinden wel lelijk huis gehouden hebben. Ik hoop dan ook maar op tijd genezen te zijn om binnen een week of zo thuis mee te helpen de lat gelijk te leggen en de afrekening te vereffenen. Alleen jammer dat wij zo weinig weten van wat er thuis écht gebeurd is sinds die zogenaamde bevrijding in september..."
Daar was iedereen het over eens: het was de onzekerheid met het lot van de achtergebleven familie die nog het meeste knaagde. Want alles wat ze meenden te weten, was van 'horen-zeggen' of kwam uit de frontbladjes zoals 'DE SS-MAN'. Dat die vooral 'gekleurd' nieuws gaven wist natuurlijk de stomste debiel, al deed iedereen alsof zijn neus bloedde. Maar toen Leon argeloos liet vallen dat hijzelf toch een tamelijk goed beeld had van de bandeloze repressie in Vlaanderen en de willekeurige wraaknemingen van het gepeupel, werden plots alle ogen gericht op Kwatta. Even leek iedereen in het groepje rond zijn bed als met stomheid geslagen. Maar toen barstte het vragenuurtje los en wist hij niet wie eerst te antwoorden. Hij legde dan maar uit dat zijn broer Joseph op de 'Kulturstelle' van het SS-Hauptamt in Berlijn zat en daar wekelijks niet alleen alle filmjournalen van beide kampen te zien kreeg - Duitse, Russische en Angel-saksische - maar ook die uit Zwitserland en andere neutrale landen. Hij was dus goed op de hoogte van alles wat zich in de geheimzinnige wereld aan de àndere kant van de frontlijn afspeelde. Ook al geloofde niet iedereen dat zómaar...
"Allee zwanzer, de Pathé en de Paramount gaan hun weekjournal toch niet tot bij uw broer in Berlijn verdelen hé "
" Natuurlijk niet, Van Einde! Maar gij die alles béter weet zijt misschien vergeten dat den Duits nog ambassades heeft in die neutrale landen. En dat die ambassades alle inlichtingen die ze kunnen vergaren met hun geheime koffers opsturen naar hier. En mijn broer, die tussen haakjes dat frontgazetje 'De SS-man' maakt, moet iedere week een halve dag in de kelder van de 'Sicherheitsdienst' al die inlichtingen en filmjournaals uitpluizen om zijn artikels te kunnen schrijven. Verstaat ge't? Of moe'k een tekeninkske maken ?!" Hij overdreef opzettelijk een beetje, maar die Van Einde werkte wat op zijn zenuwen met zijn betweterij!
" Tiens, zit die Joseph Petré in Berlijn?" sneerde een vrouwenstem vanachter het groepje omstanders rond zijn ziekenbed.
Leon had niet gezien dat de Schwester binnen gekomen was en de helft van de discussie had opgevangen. Maar vooraleer hij op haar vraag kon antwoorden commandeerde zij met een harde stem: " Allee, iedereen in bed en slapen! In twee minuten gaat het licht uit! " En wég was ze...
Verbaasd staarde Leon haar na: had zij niet daarjuist Joseph met naam en toenaam vernoemd? Hoe kon zij die verdomme kennen? En dan die sneer naar Berlijn? Diep in gedachten overliep hij de personalia die hij had opgegeven bij zijn inlijving, maar voor zover hij zich herinnerde had hij daarbij nooit over Joseph gesproken...Raadsel...
Maar diep in de nacht schoot hij plots klaar wakker. Natuurlijk, dat gezicht in profiel, langs de onbeschadigde zijde zonder dat litteken...Nu wist hij ineens waarom hij van bij de eerste ontmoeting met die Schwester zo'n raar gevoel van déja-vu had gekregen. Dat moest vast en zeker Monique Loridan zijn, het ex-lief van Joseph dat vorige zomer naar Westende was gekomen om te trachten moeder opnieuw met zijn broer te verzoenen. Marie had haar toen ruw de deur gewezen, maar Jetje had haar uit pure schaamte opgevangen en een koffie aangeboden. Daar had Leon de jonge vrouw wat beter leren kennen. Zij zag er toen wel stukken knapper uit, zónder die verwonding en zonder dat stijve uniform, maar hij begreep toch niet goed waarom hij haar nu niet vlugger had herkend. "Het moet aan haar huidige koele afwijzende houding liggen" dacht Leon: "Vroeger was het eerder een plezante lachebek...Nu lijkt ze wel een stevige afkeer gekregen te hebben van haar vroegere vrijer! " Daar wilde hij wel eens het fijne van weten...
De volgende morgen, toen ze met de grote roltafel het ontbijt ronddeelde,ging hij meteen in de aanval.
" Monique Loridan, hé? Gij zijt ons van de zomer thuis in Westende komen bezoeken...Ik had u niet zo rap herkend."
Ze keek hem kil aan: " Ge wilt zeggen: door die kap in mijn gezicht, zeker?"
Leon voelde dat hij een bok had geschoten. Maar gelukkig ging ze er niet verder op in: "Bon, man, vergeet allesvan vroeger maar, da's beter voor de gezondheid. En onthou het goed: ik ben Schwester Monika voor u: iedereen gelijk voor de wet! " En wég was ze met haar roltafel naar de bedden aan de overkant van de barak.
Iedereen gelijk voor de wet? Waarom deze abrupte afwijzing? Hij kon zich in de verste verte niet inbeelden waaraan hij dat verdiend zou hebben. Aan de beledigende houding van Marie, vorige zomer? Maar hij had zich destijds - samen met Jetje - toch duidelijk van moeders grofheid gedistantieerd. Misschien had Monique nadien, bij haar terugkeer uit verlof, woorden gekregen met Joseph en was die dààrom van Praag naar Berlijn overgeplaatst? Leon besloot toch dit misverstand zo vlug mogelijk op te klaren. Want hier nog een paar weken door Monique verzorgd moeten worden, terwijl zij duidelijk een wrok tegen hem had, dàt zag hij écht niet zitten. En dat zij op voorhand elke vriendschappelijke toenadering van hem afwees voelde hij aan als een affront en een gemene slag onder de gordel. Alsof hij verdomme melaats was, of een vuile ziekte had!
Plots schrok hij: zou er in zijn medisch dossier misschien tóch een vermelding staan over de gevolgen van zijn affaire met ...(hoe heet ze ook weer?)...die Hete Hélène?...En had die Monika hier dat gelezen ?
Die morgen leek eindelijk de schaamte door te breken. Ze begonnen alle drie aan te voelen dat het komende definitieve afscheid makkelijk vermeden had kunnen worden indien ieder voor zich wat beter zijn verstand had gebruikt...Maar voor melige ontboezemingen was het nu te laat en dus berustten ze maar in het onvermijdelijke. Het ontbijt verliep verder in een onwezenlijke stilte en ook tijdens de rit met de U-Bahn naar het Anhalter Bahnhof vond niemand nog een geschikt onderwerp van gesprek. Pijnlijk...
'Anhalter Bahnhof', het knooppunt van de U-Bahn in het stadscentrum, lag twee verdiepingen ónder het gelijknamige eindstation van de Reichsbahn en gaf via een spinneweb van witbetegelde gangen aansluiting met een vijftal àndere lijnen van de ondergrondse. De centrale hal van 'etage -2' werd sinds een jaar grotendeels in beslag genomen door het N.S.V.-opvangcentrum voor de recent 'ausgebombte' families. Na de laatste luchtaanval van vorige nacht werkte het weer op volle toeren. Bij de dampende gaarkeuken schoof een lange rij verwilderde daklozen aan, de nieuwste slachtoffers van de laffe Amerikaanse 'Gangsterpiloten', de dikke zwarte winterjassen nog grijs vol kalkstof van hun ingestorte woonsten.
Naast de àndere roltrap schoven de slachtoffers van vórige bombardementen aan, herkenbaar aan hun propere kleding en gewassen gezichten. Zij wachtten met misnoegd gekibbel op de bedeling van nieuwe voedsel rantsoenkaarten en de bons voor een beperkte set aangeslagen "Judenmöbel". Maar de langste slang stond voor loket "Aussiedlung", de evacuatie naar het platteland van de 'onproductieven'. Het vijftal prikborden in het midden van de lokettenzaal hing al halfvol met berichtjes van hun voorgangers: levenstekens in de aard van "Frau Greta Kissinger und Kleintochter Julia, Dahliaplatz 16 ,abgefahren nach Tante Louise Fichte, Bremerhof 27a MINDEN (Lippe)"...
Het hoofdstation boven had blijkbaar de laatste dagen ook nog een paar voltreffers gekregen want vergeleken met Leons laatste reis naar Cuxhafen was nu de volledige overkapping verdwenen. Een paar ploegen Servische krijgsgevangenen liepen nog puin te ruimen en buiten op het plein was de 'Feuerwehr' de laatste branden van de vorige nacht aan het nablussen. Maar de drukbezette trein naar Bremen stond ondanks alles vertrekkensklaar te sissen naast perron vier: een aardig staaltje van de 'Grundlichkeit' waarmee de Duitsers zich schijnbaar onbewogen door de zwaarste rampen heen werkten.
Juist toen Leon wilde instappen greep Joseph hem bij de revers van zijn marinevest en barstte los:
" Gisterenavond geraakten wij belange niet uitgesproken omdat ge zo dringend naar uwen nest wilde, maar..."
Leon was compleet uit zijn lood geslagen: zou die kwibus hem nu écht nog zijn stoeipartij met Phil voor de voeten willen gooien? Hij herstelde zich in een flits en pareerde haastig: " Daar zullen we nu wel geen tijd meer voor hebben, hé Jos" en reikte hem de hand: " Salut, Grote Broer! Of moet ik voortaan 'half-broer' zeggen?" voegde hij er spottend aan toe. "En houdt ze warm hé! Misschien kom ik vóór het einde van de oorlog nog eens langs, als 't God belieft! " Daarop wilde hij zich naar Phil wenden om haar te omarmen, maar Joseph hield hem tegen.
" Maar luistert toch eens, zot! Ik heb mij vannacht vast voorgenomen dat wij de moord op ons moeder niet zomaar voorbij kunnen laten gaan. Ge moet mij zweren dat als één van ons ooit de kans krijgt die drie smeerlappen om zeep te helpen -Steiner ,Pylieser en Dupong - wij dat ook zonder aarzelen en in de kortste keren zullen doen! Beloofd?"
" Ja-ja, beloofd...Al vind ik dat ge u de eer van ons moeder wel wat héél laat begint aan te trekken! ...Maar ja, akkoord: ze gaan eraan, de schoenlapper ,de schipper en de proost..."
Zonder zich verder voor Joseph te generen omarmde hij Phil die er de hele tijd met natte ogen had bijgelopen en fluisterde haar in 't oor: " Mokkeltje, ge hebt mij veel bijgeleerd, de laatste weken: bedankt! En laat u niet kisten door die omhooggevallen clown! "
Zij glimlachte door haar tranen heen, en dat was het laatste beeld van haar dat hij zich in zijn korte verdere soldatenleven steeds zou herinneren.
Op de terugrit naar hun buro op de Fehrbelliner Platz begon het gezanik al: " Was dat nu écht nodig om in die statie zo'n theater te maken? Het was toch ùw vent niet hé die naar den oorlog trok!? En wat stond hij daar in uw oor te fezelen?"
Phil heek Joseph recht in de ogen: " Dat ik mij niet mocht laten kisten door die omhooggevallen clown! En moest ge er nog aan willen wijfelen: met 'die clown' had hij het op u! "
Joseph snoof verachtelijk en citeerde de bijbel: " Ja, de slangen die gij aan uwen boezem koestert...In de gekregen soep spuwen, daarin is de Leon een specialist! En gij zoudt ook wat mogen nadenken bij wie gij uw dagelijks brood verdient en aan wie gij het prinsessenleven in een chique villawijk te danken hebt! Er zijn collega's die met moeite een dak boven hun kop hebben en nog blij zijn dat het niet te erg binnenregent! "
Maar Phil vloog razend uit :" Zeg, pretentieuze zot, vergeet niet dat ikzelf u de weg heb gewezen hoe ik mits wat poteren aan dat villaatje in Dahlem konden geraken! Want toen ge hier vorige zomer uit Praag binnenviel,waart ge minder dan een dubbele nul in het organiseren! Had het van u afgehangen dan zaten we ook nog op een lekke mansarde. En hebt ge al eens nagedacht wat ge gaat aanvangen als de Rus straks op den dorpel staat? Herr SS-Oberscharführer, zonder pree, zonder pensioen, zonder uniform en op één poot? En waarschijnlijk ook nog zonder een dak boven uw kop, want één bom en ge zijt ook uw villa kwijt! Moet ik dan nóg de hemel danken voor die formidabele gunst die gij mij bewijst met aan mijn arm te hangen? Ik denk dat ge dan héél blij zult zijn u onder de rokken van uw prinses te kunnen verduiken! Kalmeert dus maar wat, en gebruikt uw verstand: ik zie zo rap nog geen àndere vrouw die u binnen een paar maanden op één poot recht zal houden, vriend! Want ik kan u verzekeren: op Juffrouw Françoise De Bens zult ge dàn niet moeten rekenen om u uit de stront te halen "
Joseph trok bleek weg, maar slikte zijn woede in: het leek wel of Phil nu plots héél duidelijk onder woorden bracht wat al een tijdje door zijn slapeloze nachten spookte. Inderdaad, iedere dag veroverde het Rode Leger een nieuwe strook van het Derde Rijk, om van de Amerikanen nog te zwijgen...En als de beloofde vergeldingswapens nu niet héél snel ingezet werden zag de nabij toekomst er voor Herr Oberscharführer Petré niet erg rooskleurig uit...Phil sprak van 'een paar maanden' en ze kon wel eens gelijk hebben... Het was echter zéér de vraag of zijzelf - of om het even welke àndere vrouw - hem bij dat naderend onheil van enig nut zou kunnen zijn. Hoe dan ook ,verkracht zou zij zéker worden en daarbovenop waarschijnlijk een vuile ziekte opscharrelen. Met als plezant toemaatje: zwanger worden van een mongool, met een risicovolle vruchtafdrijving tot gevolg. Allemaal complicaties die zijn eigen gevecht om te overleven enkel uitzichtlozer kon maken.
" Françoise?" sarde hij gemelijk: " Akkoord, een knap vrouwke zoals zij zal bij de Russen het eerst voor de bijl gaan, en daardoor meer een blok aan mijn been zijn dan een steun, dat weet ik ook wel. Maar denkt gij dat uw pokkengezicht een garantie is tegen verkrachting door een bronstige Tartaar? Zo difficiel zijn die mannen nu ook weer niet! Die zijn blij met om het even wat ze kunnen krijgen! "
Phil snoof verachtelijk: " Ik ken er nóg zo één, hé Joseph, die blij was met wat hij kon krijgen: zelfs een pokkenwijf lijk ik! Ge moet zo hoog niet van de toren blazen, man! En onthoud één zaak: als het mijn toer is omeen Rus op mijn lijf te krijgen, zal ik zéker niet lijk een zotte maagd staan gillen of tilt slaan! Voor een rappe stoot van een frontsoldaat gaan ik mijn leven niet riskeren hé...En met een beetje chance word ik misschien de eerste weken van de bezetting het vaste vriendinnetje van een gardeofficier...Indien ge dan braaf en slim zijt kunt ge mogelijk nog wat kruimels bijeen rapen door u voor te doen als mijn 'Juul'! "
Joseph lachte spottend, maar 't ging niet van harte.
"Ge moet zo stom niet zien! "vloog Phil uit: " Wij vrouwen hebben dat al in 't lang en in 't breed met elkaar besproken aan de hand van de prestatieverhalen van onze eigen SS-ers in Rusland...Akkoord, een paar spreken van zich op te hangen, de dag dat Ivan hier de factuur komt aanbieden voor wat onze mannen met de Russinnen hebben aangericht. Maar de meesten, meisjes lijk ik van 25-30 jaar, zullen op hun tanden bijten, de dag dat ze er aan moeten geloven...Dan kunnen zij beter geen vent of familie rond hun oren hebben die hen morele verwijten zou maken of zedenpreken houden...Op het moment van de weerwraak doen wij dan best vijf minuten de ogen toe en denken aan het blik cornedbeef dat de Ivans nadien gewoonlijk cadeau doen aan hun gelegenheidslief: zo simpel is dat! "
Joseph zweeg verbeten en Phil kreeg langzamerhand wat medelijden met hem: " Maar gij, Herr Oberscharführer, zult méér dan vijf minuten nodig hebben om vanonder de Ivan zijn knoet te geraken en weg te duiken. Daarom, probeert gerust de grote jan uit te hangen bij juffrouw De Bens, nu gij denkt nog kans hebben. Ik, voor mij, weet dat ge op uwen bek gaat stuiken! En binnen een maand of zo zal de bloeddruk in uwen piet en uw goesting naar Françoise dan wel wat gezakt zijn, veronderstel ik... Op dàt moment zult ge u wel realiseren dat de beschermengel die gij in het uur van de wraak dringend nodig gaat hebben, hier voor het ogenblik naast u loopt...Ziet maar dat het dàn niet te laat is, onnozel ventje! "
De treinreis had een volle twaalf uur geduurd, met veel tussenstops in half vernielde stations, en tweemaal zelfs gewoon in open veld wegens 'Fliegeralarm'. Maar toen hij tegen negenen geradbraakt en uitgehongerd eindelijk in Lüneburg-Hauptbahnhof uitstapte kreeg hij ondanks de blauwe schemer van de noodverlichting onmiddellijk een beklemmend gevoel van déjà-vu.
Natuurlijk, hoe kon het ook anders: nog geen twee maanden geleden had hij daar in de wachtzaal zijn eerste verschijning van 'Engel Hélène' mogen beleven. Miljaarde, die blik van op de grond langs haar kousebenen tot een stuk onder haar rok! Hij kreeg het er nóg warm van, ondanks de nare nasleep van zijn avontuur. Ook de vertrouwde geur van erwtensoep-met-worst waaide hem uit de gaarkeuken van N.S.V. tegemoet en wat later meende hij zelfs de dikke dame achter de dampende thermosketels te herkennen...
Gezichtsbedrog natuurlijk. In haar waterige soep was er geen sprake meer van worst en ook de boterhammen met warme chocomelk van destijds ontbraken op het menu. Eén harde homp Kommiesbrot om in het watersoepje te soppen: daarmee moest hij het voorlopig stellen...Neen, écht véél waren ze er niet op vooruit gegaan in die laatste twee maanden...
De kaartjesknipper verwees hem met zijn marsbevel naar een kleine wachtkamer wat verderop. Maar die zat al zó vol rumoerige Vlaamse rekruten en zag zó blauw van de tabaksrook dat hij nog liever buiten in de friste op zijn ransel bleef zitten. Op de mengelmoes van Vlaamse dialecten na, deed de drukte rondom hem héél erg terugdenken aan zijn aankomst met de Hollandse vluchtelingentrein op 18 of 19 september...Met moeite twee maand geleden en toch bleven hem slechts een paar beelden bij van die dag...De rebellenclub van Rosse Hennie...En Hennies teleurgestelde schampscheuten in de bus, toen De Goddelijke Hélène hem met een klapzoen inpalmde en hij voor het eerst dat warme parfum opsnoof uit haar witte bontkraagje...
Maar toen hij plots uit zijn dagdroom wakker schoot en het verhoopte dieptezicht langs de wulpse benen van Hélène miste, vroeg hij zich toch af wat hij daar in feite nog kwam doén ,verdomme ! Vlaanderen verdedigen tegen het bloeddorstige bolsjevistisch beest? Hij in zijn ééntje? Het zuivere Vlaamse bloed beschermen tegen het vergif van de Mongoolse horden? Ja-watte...Misschien lag het aan de vermoeiende treinreis, maar door al die bombastische leuzen van de laatste weken voelde hij zich jammerlijk verraden en misbruikt.
Veel tijd kreeg hij niet om zijn zelfbeklag verder uit te diepen want een viertal SS-ers dook plots uit het donker op en sloeg aan het schreeuwen in het Duits. Leon begreep vlug dat die mannen hen zouden omkaderen voor de verdere transport met de bus naar het kampement. Maar toen ze als een bende ongeregeld, nauwelijks in de pas, naar buiten marcheerden viel er nergens een bus te bespeuren. Een beslijkt camionnetje, ja: dat was àlles. Met een paar rauw gesnauwde bevelen maakten de heren hen duidelijk dààr hun bagage in te stouwen en zich nadien snel weer in het gelid op te stellen: de busreis konden ze vergeten, zo te zien...
En inderdaad: met een "Rechts, marsch! " vertrok de groep wat hortend door de uitgestorven lanen van Lüneburg. Eerst stapten ze nog door schaarsverlichte buitenwijken, maar later gaandeweg tussen pikdonkere ontbladerde bossen met een kil maansikkeltje als enig oriëntatiepunt. Na een uur werd even halt gehouden en kroop plots het gerucht door de gelederen dat er nog dertien kilometer vóór de boeg lagen: "Ja, drei Stunden! " bevestigde één van de onderofficieren die hen eerst nogal gunstig gezind had geleken...
Het laatste uur werd pas écht een martelgang toen 'de kop' plots een afsteek insloeg langs een bosweg vol hopen rotte bladeren en ze door de steeds dikkere bewolking op den duur geen steek meer voor hun ogen zagen. Al struikelend door modderplassen voelden velen sakkerend hun dunne burgerschoenen vol ijzig slijk lopen. Anderen sloegen bitsig aan het kiften tegen "die kloot hier vóór mij" die, door zich in het donker even over zijn losse schoenveter te bukken, het halve peloton over zich heen kreeg...
Veel herinnerde Leon zich niet meer hoe hij uiteindelijk rond halfvier in een grote legertent in slaap viel, maar des te beter hoe hij om zes uur weer door een brulaap tot bewustzijn werd geschopt...Godverdomme, dat beloofde voor de toekomst!
Die avond, toen Leon hen aan tafel langs zijn neus weg vertelde dat hij Arthur in het magazijn voor bureelgerief tegen het lijf was gelopen, toonde Joseph zich allesbehalve blij verrast: " Die klootmans zou beter wat minder staan pronken achter zijn toog! Zijn plaats is vanachter, discreet tussen de schabben, heb ik hem gezegd! Maar als die meneer niet wil luisteren, moet hij het maar weten: ik trek er mijn handen van af, eens en voor altijd! "
" Mens toch! " spotte Phil: " Ge zijt werkelijk grote kuis aan 't houden in uw vriendenkring hé: ziet maar dat ge er op den duur niet alleen voor staat! "
Dat sneren over en weer tussen die twee begon Leon erg op de zenuwen te werken en daarom gooide hij het over een andere boeg: of ze nog frontnieuws gegeven hadden in de cinema van de inlichtingendienst?
" Nu dat ge 't zegt, ja: een kort stukske over uw éénmanstorpedo's! En ik heb inderdaad gezien dat het gat onder de glazen koepel voor de stuurder aan de smalle kant is. Juist groot genoeg voor zeekadetjes van de Hitlerjeugd. En ge ziet in een flits hoe hij zogenaamd vóór Vlissingen een schip keldert. Maar volgens mij is het een montage van een oude torpedering...En als dàt bedoeld werd om het moreel van de bevolking op te krikken, dan vond ik het nogal een zielige vertoning...En ook over de berechting van al de generaals die de aanslag op de Führer hebben beraamd is er veel te doen, maar dat laat toch een bittere nasmaak..."
" Okee, maar niets van de gevechten aan het front?"
" Toch...Vooral over de beestigheden van de Russen in twee grensdorpen van Oost-Pruisen dat wij op hen heroverd hebben...Ge kent dat: de heilige Duitse bodem mag niet door 'Het Rode Beest' bezoedeld worden want onze wraak zal vreselijk zijn...Hoeveel bloed dàt ons weer gekost heeft zeggen ze er niet bij...En dat wij in elastische verdediging Riga ontruimd hebben...Maar voor de rest ging er veel aandacht naar de vorming in Praag van het Vlassov-leger: een paar divisies met Russische anti-communisten. Dat zou het begín kunnen zijn van een reusachtige nieuwe troepenmacht aan het oostfront, maar ik vrees dat het bij dat begin zal blijven: nu is het al veel te laat..."
" Hoezo? Gaan we dan niet meer winnen?" sneerde Leon.
Joseph haalde de schouders op: " Op de BBC gaven ze het kelderen van de 'Tirpitz' in een Noorse fjord en de verovering van Aken, of wat daar van overblijft...Aken! De Keizerstad! Dat is wat ànders dan een boerengat in Oost-Pruisen hé! En tóch is er van de beloofde bloederige weerwraak op Londen niet veel te zien, buiten wat V-bommen... Zo maken ze nogal veel lawaai over de V2, een soort grote fusé die ze meer dan honderd kilometer schuin omhoog schieten en die dan met een razende snelheid naar beneden klettert, zo rap dat daar geen verweer tegen bestaat."
" Wel, dat is toch een goed begin..."
" Ja, misschien...Maar uit Rusland weet ik uit ondervinding dat ge met zo'n fusé niet kunt mikken: ge weet nooit waar dat spel ergens terecht gaat komen. Dus dat is mijn gedacht weer eens sterk overroepen: statistisch gezien is de kans één op honderd dat zo'n raket een huis treft. Ik denk niet dat de Britten gaan wakker liggen van al die dure gaten in hun weiland! Want ondertussen smijten ze volgens hun BBC-joernaal al onze steden van Rijn-Roer aan gruis, nog erger dan hier in Berlijn! Daarenboven landen ze vrolijk in Athene en palmen Griekenland weer in. Al goed dat onze Duitse mensen dat in hun eigen 'Wochenschau' niet te zien krijgen...In het Russische journaal trekt het Rode Leger onder bloemen bedolven en tongkussend door de rest van de Balkan en staat nu voor de poort van Belgrad en Boedapest! Als wij nog willen winnen zal er toch zo langzamerhand iets moeten gaan gebeuren hé! "
" Wacht tot de 'Langemarck' er aan gaat beginnen! " spotte Leon: "Dan gaat ge eens wat zien, zie! Want als ge ook dààr niet in gelooft, versta ik niet goed waarom ge mij nog hebt laten inlijven..."
Ook Phil staarde zwijgend naar haar 'vent' tot plots de sirene het eerste luchtalarm blies. Over Arthur werd er niet meer gesproken.
Het afscheid naderde nu angstwekkend snel. Phil slaagde er nog in - op aanraden van Joseph - op de ruilmarkt drie paar nieuwe 'wollen' sokken en een trui te vinden. En naargelang het kartonnen valiesje en de ransel voller raakten met goed gemeende giften schenen ook de twee broers hun geschillen met de mantel der liefde te willen afdekken. Alsof Leon voelde dat ze elkaar misschien weer voor lange tijd niet meer zouden zien, bracht hij de avond vóór zijn vertrek een paar oude raadsels ten berde.
" Weet ge aan wat ik steeds heb moeten denken toen ik hier op den buro werkte en Martens in zijn hoek zo bezig zag met zijn plakborstel? Aan de zogezegde naamloze gazettebrieven die moeder kreeg na de dood van Dis...Ge weet toch dat ik er ook één in elkaar heb geknutseld, maar dat de uitgeknipte letters er wegens de slechte colle al afvielen vooraleer ons moeder die kon lezen! Jetje kwam er op tijd àchter en heeft heel het gewrocht dan maar rap in de stoof gekapt om er verder over te zwijgen..."
Joseph lachte schamper: " Ik ben er nochtans zéker van dat die eerste gazettebrief door Jetje zélf werd gemaakt. Herinnert u: er stond iets in over de getuigen die Dis na de ontploffing hadden zien weglopen en dat hij dus absoluut niét dood was. Dat kwam van Jetje omdat zij bang was dat moeder zou kunnen denken dat ze weduwe was en misschien goesting kon krijgen om te hertrouwen. Met de Pylieser bijvoorbeeld, waardoor Jetje riskeerde zodoende haar vriendin te verliezen..."
" Ja, en ik schreef die van mij omdat ik onze pa in dat café in Duinkerke had gezien, en niemand mij geloofde. Maar dat slechte plaksel heeft mij verraden..."
" Sukkelaar! " spotte Joseph." Maar weet ge nog: de drie laatste brieven waren in anilinepotlood geschreven, en in een heel àndere stijl? Die kwamen zeker niét van Jetje maar toch van iemand die goed op de hoogte was van onze familiezaken. Ze hadden het altijd maar over Marie die in haar jonge tijd een misstap zou gedaan hebben en over Dis die niet de échte vader van haar eerste kind zou zijn. Vroeger dacht ik dat Marie dus vóór mij een eerste kind had gekregen van die vreemde vader, die wij voor het gemak maar 'Rudolf' noemden. Tot mijn frank viel dat die vertelsels in feite op míj sloegen en íkzelf dus zogenaamd afstamde van een onbekende vader. Wat heel goed mogelijk is, als ge mijn kop vergelijkt met die van u! Maar op dàt moment was het toch zo'n grote schok dat ik ferme ruzie kreeg met ons moeder en in een vlaag van woede weggelopen ben om mij in te schrijven voor het Oostfront...Ik heb mij altijd afgevraagd wie er voordeel aan had om ons zo tegeneen op te jagen...En weet ge op wie ik uitgekomen ben?"
" Pylieser?" opperde Leon: " Die deed achter ons moeder, en gij liept fameus in de weg! "
" Neen, Pylieser is een ànder geval. Ik kwam uit op die Rachel , het lief van tante Jetje! Dat mens had een gruwelijke hekel aan ons moeder, omdat ze vreesde dat Marie de relatie tussen haar en Jetje zou kunnen torpederen. Ze deed het daarom bij Marie voorkomen alsof Jetje die naamloze brieven schreef en moeder is daarin getrapt: ze heeft màànden niet meer met Jetje gesproken en het is ook nooit meer helemaal goed gekomen! "
" Och, ik vind die oude koeien de moeite niet om van wakker te liggen..."
" Ik wél! Want dat wijf heeft met haar vals gestook ervoor gezorgd dat ik in Rusland de stomme kloot ben gaan uithangen! En mijn afgezaagde poot schrijf ik ook op haar rekening! "
" Och het mens is misschien al lang dood en begraven, want voor de rest van den oorlog heeft ze na haar deportatie geen enkel teken van leven meer gegeven..."
" Wel, ik hoop het! " snauwde Joseph.
Leon vond het nu welletjes en schakelde over op een ànder heet hangijzer: " Hoe komt het feitelijk dat gij naast uw ster van officier zijt gevallen?"
" Zie, nóg zo iets! Wel, omdat - naarvolgens Jetje mij destijds schreef - de gendarmen bij hun onderzoek naar mijn voorvaderen altijd door ons moeder naar het nonnenklooster in Veurne verwezen werden en daar natuurlijk recta vaststelden dat mijn boma waarschijnlijk een zigeunermeisje was en Dis de helft van haar tweeling! Niet écht een stamboom om generaal van de SS mee te worden! "
Leon lachte bitter: " Ge hebt mij in der tijd gevraagd eens en voor altijd vast te stellen hoe het nu zat met die voorouders van ons. Over uwen zogezegde onbekende vader heb ik nooit iets gevonden, maar wel veel details over de afstamming van Dis...Wij dachten eerst dat hij de zoon was van Bompa Petré, die ouwe die in 14-18 van de gas gepakt was en in de voorkamer van onze barak zijn longen zat uit te spuwen. Maar dat is niet zo: toen Bompa in '17 van de gas gepakt werd, is hij een jaar lang verzorgd geworden in het noodhospitaal van het weeshuis, daar in Veurne. De oudste wezen moesten meehelpen: uitdragen van pispotten en zo. Daar heeft Bompa den Dis Vroman - de oorspronkelijke familienaam van ons vader - goed leren appreciëren. En medelijden gekregen omdat die op zijn veertiende ging buitenvliegen uit het weeshuis om uitbesteed te worden bij een boer. Deels uit compassie en deels uit eigenbelang heeft den ouwe ons vader aangenomen als zijn eigen zoon en hem Désiré Petré genoemd..."
"Ja dat is gekend, en juist dààr begint de zever! Want er is geen kat die weet waar den Dis écht vandaan komt! "
" Toch wel hé! "verbeterde Leon: "de nonnen hebben hem als vondeling voor hun poort gevonden, in de winter van 1903, achtergelaten door een jong koppel bohemers..."
" Waarom zeggen ze 'bohemers', als niemand die ouders gezien heeft, laat staan: aangesproken of ondervraagd! "
" Dat is bij het laatste onderzoek van de gendarmen uitgekomen: die boreling was in een vreemd gebrodeerd manshemd gewikkeld en in de borstzak stak een stuk papier van een ciment-zak. Dat papier was afgescheurd van de zak waarop de moeder was doodgebloed. En nu komt het: op dat papier stond in bloed 'POHAN' geschreven, da's bohemerschrift voor 'ROMAN'. Nu kon dat woord ROMAN van àlles betekenen: "Romanichel" bijvoorbeeld, voor een bepaalde soort bohemers, of "Roemeens", of "Rooms-katholiek", of weet-ik-veel! De nonnen zagen in dat 'Roman' " de naam Vroom-man" en hebben de vondeling dan maar 'Désiré Vroman' genoemd. Dat het door die adoptie veertien jaar later uiteindelijk 'Dis Petré' werd, doet niets ter zake: wij stammen af van dat koppel bohemers, of artiesten van de cirque, dat staat vast! "
" Ja Leonneke, gíj misschien! Uw boma danste misschien op een koord in de cirque, maar de míjne zéker niet! Wil ik u eens mijn échte gedacht zeggen? Wij zijn geen broers, man, hoogstens halfbroers...Of hebt ge nog niet gemerkt dat wij langs geen kanten opéén trekken? Gij struis geblokt en ik slank? Gij dik bruin krulhaar en ik een sluike blonde kop. Dat Marie ons alle twee gebaard heeft moet ge niet betwijfelen, maar dat ze voor mij is uitgeschoven met een àndere vent staat als een paal boven water: die drie laatste naamloze brieven, waar we het daarjuist over hadden, liegen er niet om! 'Rudolf', dàt is mijn vader! "
"Potverdomme, dààr is hij weer met zijn Rudolf! Kom, laat ons maar gaan slapen. Want wie die 'Rudolf' wérkelijk is, zullen we wel nooit te weten komen..."
"Pardon, ons moeder wist dat maar àl te goed, want zij was er tenslotte bij hé! En Jetje van tien-negen óók. Ze hebben mij alletwee opzettelijk bedrogen...'t Is hùn schuld dat ik geen officier zijn kunnen worden! Ze hadden de gendarmen bij hun onderzoek maar naar die 'Rudolf', mijn échte vader, te verwijzen om alles op te lossen, in plaats van naar die stomme artiesten van de cirque in Veurne! "
" Maar wie zegt dat den Duits die Rudolf zo zuiver op de graat zou vinden? Er is toch indertijd veel sprake geweest dat die communist Steiner vroeger met moeder te doen had? En Paul Hasard, de fotograaf, die ze nadien opgepakt hebben voor spionage? Dan zat gij misschien nu ook in een concentratie kamp, met zo'n familie! "
Joseph zuchtte en haalde de schouders op: " Enfin, van een stamboomonderzoek zult gij in de Langemarck in elk geval geen last meer hebben, want in de doopregisters van Veurne kunnen ze nu tóch niet meer gaan neuzen...Voor zover ge natuurlijk niet zélf over die bohemers begint...Maar ondertussen zijn ze bij de SS ook wat wijzer geworden hé: ariër of niet, als ge maar kunt schieten! Tegenwoordig zouden ze zelfs een hond met een hoed inlijven! " Niet écht als sneer bedoeld ,maar toch...
" Bon, dan wenst den hond u alle twee goede nacht! "
" Aanmelden bij de '27.SS Freiwilligen Division LANGEMARK' in Kamp 'Frieser Heide' (Lüneburg) vóór 15 november 1944" Zo stond het koudweg op het marsbevel dat Joseph hem achteloos aanreikte. Maar na de eerste schok wierp Leon zijn broer spottend voor de voeten dat hij hélemaal geen vrijwilliger was voor deze weinig aantrekkelijke nieuwe 'werkkring'...
Doch nu had Joseph er genoeg van: " Luistert makker, ge hebt uzelf in de stront gewerkt met u te laten afkeuren bij de marine, dan moet ge niet meer bij mij komen blèten als ze u bij het voetvolk steken, hé! "
"Maar miljaarde nondedju! Ik wil helemaal nérgens bij gestoken worden! "
" Dan had ge in Westende moeten blijven en waart ge als Zwarte een paar jaar in de bak gevlogen hé, zeveraar! Met naar hier te komen - en noteert: hélemaal vrijwillig, hé vader! - hebt ge voor den Duits gekozen, punt! En bij den Duits moet ge tegenwoordig vanaf uw zestien jaar bij den troep! Schluss! Fertig! Gij zijt zelfs al achttién: ik zie verdomme niet in dat ge daartegen wilt discuteren..."
Leon keek hem bokkig aan: "Tenzij ik mij wéér laat afkeuren, wel te verstaan...Jupp heeft u indertijd toch een pak recepten aan de hand gedaan, om een zwak hart of zoiets te kweken?"
" Dat was vergif, en ik heb het recept van dat brouwsel zo rap mogelijk vergeten! Maar veel zou dat u niet vooruit helpen,want tegenwoordig keuren ze de hartlijders niet meer af: ze steken die bij gewone eenheden van de Wehrmacht. Als ze tóch gaan doodvallen, dan beter met een geweer in hun pollen...Let wél hé makker : in de ogen van het Oberkommando zijn die van de Wehrmacht natuurlijk minderwaardige troepen, met alle gevolgen vandien. Hun bevoorrading loopt regelmatig in 't honderd, waardoor ze slechter eten krijgen en slechter materiaal, plus slechtere bewapening en uitrusting. En wat nog het ergste is: veel minder van buitenaf gesteund worden als ze tijdens de veldslag in de penarie geraken en omsingeld worden! Om een bende maaglijders te redden gaat het Oberkommando vaneigens geen goede eenheden opofferen hé: die carottiers zijn dat niet waard..."
" Ja-ja...Om kort te gaan: ge ként dus dat recept van de Jupp niet meer? Of ge wilt het mij niet geven?"
" Moest ik het nog weten, ik zou het u verdomme zeker niet voortvertellen! Voor de eenvoudige reden dat ze op de keuring tegenwoordig al die stomme uitvluchten kénnen! En als ze er een kloot mee betrappen vliegt die recht naar de strafbataljons in eerste lijn: daar houdt hij het garantie nog geen maand uit! Zijt dus maar héél blij dat ze u bij de SS nog überhaupt wíllen: daar wordt ge bij leven tenminste verzorgd lijk een prins! En ik kan u verzekeren: dat is méér waard dan ge denkt..."
"Maar bij de SS vallen ze lijk vliegen! "
"En bij de Wehrmacht niét, denkt ge? Daarbij, het eeuwig leven bestaat niet vent: vroeg of laat gaan wij er allemaal aan! Strak valt er misschien een bom op onze kop.."
Die avond, nog voór het eten, ging Leon nors zijn ergernis verdrinken in de 'Dicken Bayer': " Phil schat, geef mij eens wat rantsoenbonnen: ik zal wel zien dat ik daar in 't café voor één keer iets goéd te bikken krijg,"sneerde hij: "En ge moet vooral op mij niet wachten! ..."
" Ziet liever van op tijd thuis te zijn! En niet te zuipen lijk een zwijn " dichtte Joseph ongewild: " Denkt er aan: wie zonder Schein na de Sperstunde nog over straat loopt, pakken ze op als plunderaar! En als 'Auslander' staat ge vóòr ge't weet, met uw neus tegen de muur !"
Leon snoof eens verachtelijk maar ging er niet verder op in.
Toen hij in de blauwe schemer van de straat verdwenen was, en Phil de voordeur achter hem sloot, wist ze dat nù de storm ging opsteken. En inderdaad, nog vooraleer ze terug in de zetel zat opende Joseph reeds het vuur.
" Ik vind dat ge nogal véél eieren onder dat ventje legt! 't Is Leon van hier en Leon van daar! Straks gaat hem miljaarde nog denken dat hij hier in huis wat méér mag verhopen dan een bed en een boterham! "
" Wat wilt ge zeggen? Dat hij mij óók cadeau krijgt ,misschien?"
" Dat hebt ge verdomme rap verstaan! "
" Wel, zolang hij ziet dat ik niet vrij ben, zal hij z'n manieren wel houden zeker? En het hangt alleen van u af, of ik nog vrij ben of niet! ... Leon heeft ook ogen in zijn kop om te zien dat ge u de laatste weken méér voor àndere vrouwen interesseert dan voor mij."
" Wat àndere vrouwen?"
" Wel, die Françoise De Bens, potverdomme! Nooit van gehoord zeker? En 's nachts zal Leon aan de stilte in onze slaapkamer ook wel merken dat het tussen ons niet veel zaaks niet meer is, hé? Ge ziet: of Leon zijn vinger naar mij gaat uitsteken hangt niet van mij af, maar van ù! "
" Maar mens, ik kén u toch! Ik ben zéker dat ge achter mijn rug al goed met hem gefikfakt hebt. En nu dat ge weet dat hij den druiper heeft, moet ge niet verwonderd zijn dat ik met mijn poten van u af blijf, hé! "
Phil wist even niet wat zeggen, maar vloog toen uit: " Ik met hem gefikfakt?! Onnozel ventje! Hebt ge dat gezien soms? Of stond ge erbij?" De gekwetste onschuld spelen hing haar heel goed af: "Om zo'n leugens uit uw duim te zuigen moet ge wel compleet de pedallen kwijt zijn! Gijsse sukkelaar, ge weet niet wat ge zégt! Want stelt dat Leon mij in een onbewaakt moment besprongen zou hebben, hé - heel stil, terwijl ik van mijn sus lag, of zoiets - dan kan hij mij nóg geen ziekte aan de hand gedaan hebben! "
" Neen?! En waarom niet soms?!"
" Omdat hij geen ziekte hééft, dààrom! Gij vergeet zeker dat hij juist gekeurd werd bij de Kriegsmarine? Ik heb ondervinding genoeg om te weten dat ze dààr geen druipers aanvaarden! En als ze er één daarvoor afkeuren, staat dat voluit op zijn ontslagbrief! Wel, staat dat er óp bij Leon, dat gij weet? Ik zal 't u zeggen: er staat niks van op, want ik heb zijn brief gelezen! Onnozel manneke! "
Leon was, zoals verwacht, kort voor Sperstunde en het eerste Fliegeralarm met een flink stuk in zijn voeten thuis geraakt, en had dus van de spanning tussen het koppel niet veel gemerkt. De volgende morgen was hij maar zoals voorheen met hen naar het werk getrokken. Doch omdat zijn plaats bij de stokers ondertussen door een derde Italiaan was overgenomen, lummelde hij maar wat rond op de afdeling. Juist vóór de koffieklats van tien uur riep Joseph hem even op zijn bureel.
" Bon, we gaan hier niet lang rond de pot draaien, Leon: ik wil weten hoe die keuring in Cuxhafen verlopen is op gebied van die besmetting...Wat hebben ze daar gezegd?"
" Over mijn charel? Wel, niks: ze hebben mijn 'geval' eens goed bekeken, in feite op dezelfde manier als hier in het preventorium...In een potje pissen en zo, ge kent dat wel hé...Maar mijn gedacht hebben ze niks meer gevonden, en ikzelf voel ook niks speciaals meer...Ik veronderstel dat ik er vanaf ben. Ten andere, de laatste keer dat ik hiér bij de dokteres was, zag die er ook nogal content uit, dus. Waarom wilt ge dat weten? Jeukt die van u soms ook? Heeft Françoise u een souveniertje aan uw kloten gelapt?" Leon merkte met plezier dat zijn platvloerse grofheid zijn broer ferm tegen de borst stootte: " Pardon, hé, maar bij de marine zijn wij gewoon van een kat een kat te noemen! "
Joseph haalde verveeld de schouders op: " Bij de SS Langemarck zullen ze u wel bétere manieren leren, ventje ,zijt maar gerust! "
Na zijn verdachtmaking,dat Phil mogelijk 'iets' had opgescharreld bij Leon, had Joseph het bij haar grondig verkorven. Zij wíst natuurlijk dat er van welke besmetting ook helemaal geen sprake kon zijn, want zóver was ze dié avond met Leon niet eens geraakt. Achteraf bekeken nog een geluk, want in volle verleidingsdans had zij zijn schuwheid toén begrepen als een tekort aan amoureuze routine, eigen aan zijn jeugdige leeftijd. Of hoogstens - maar deze gedachte verwierp ze vlug - een gebrek aan affiniteit ten gevolge van haar eigen leeftijd...Nu wist ze echter dat hij op de rem had getrapt om haar zijn eigen miserie te besparen, de schat! Want ze begreep ook wel dat het, tijdens hun flirt, bij hem nog niet helemaal boterde, ondanks de geruststellende keuring van de Kriegsmarine achteraf...
Joseph zag het een beetje ànders. Ook al wist hij niet absoluut zéker waarvoor broertje in behandeling was geweest, een klassieke venerische ziekte kon dat nooit geweest zijn. Daarvoor was de tijdspanne tussen Leons contact met Hélène en de uitbraak van de ontsteking véél en véél te kort! Leon kon dus hoogstens een allergische reactie gekregen hebben van één of ander intieme lotion die de vamp van Terneuzen gebruikt had om dat maagdelijk ventje op zijn paard te krijgen. De vraag, of Leon vóór of nà zijn officiële 'genezing' Phil het hof had gemaakt, deed - in geval van een simpele allergie - niet veel ter zake. Phil werd sowieso nooit écht besmet. Maar het kon nooit kwaad hen daarover nog een tijdje in het ongewisse te laten en dit zwaard van Damocles als alibi te gebruiken om haar voorlopig op non-actief te zetten...Dat zou meteen de pil voor Phil wat vergulden nu Joseph van plan was zijn jachtgebied een tijdje te verleggen en eens te zien of hij Françoise niet warm kon laten lopen voor zijn charmes. Een minnaar met de ronkende titels van SS Oberscharführer én bureelhoofd was toch niet niks! En hij vond dat Françoise, door die sluikse vrijages met Arthur om te ruilen tegen een openlijke liefdesrelatie met haar baas 'himself', er flink op vooruit zou gaan...
Vanaf de volgende dag begon Joseph steeds duidelijker zijn opgefokte interesse voor Françoise te etaleren, een paringsdans die de àndere dactylo's met verholen lachjes en smeuïge belangstelling oogluikend begluurden. Phil was vanzelfsprekend de dupe van dat spel, maar scheen het zich verder niet erg aan te trekken. Het was haar al opgevallen dat Françoise niet het minste initiatief nam om Joseph te bekoren, ook al liet zij zich voor de rest alle charmerende honneurs met een vriendelijke vanzelfsprekendheidwelgevallen...De nieuwe vlam van haar vent ging zelfs nog één avond met hem mee eten in het 'Tirolerhof', maar gaf dan weer de àndere avonden 'bezet'...Phil herkende zo langzamerhand deze beproefde vrouwelijke tactiek: het leek erg op de 'elastische verdediging' waarmee de Duitsers tegenwoordig op alle fronten z.g. grote successen boekten...Hoe dan ook, zij vermoedde wel dat de maneuvers van Françoise haar niet buitengewoon ongerust hoefden te maken...
Leon kon zich dat erotisch gewriemel op 'den buro' niet meer aantrekken. Nu het vaststond dat hij tegen 15 november binnen zou moeten bij 'Langemarck', bleef er nog maar weinig tijd over om zijn overstap van zorgeloze burgerslungel naar platgedrild kanonnenvlees een beetje voor te bereiden.
Bij iedere aanspreekbare SS-er van de verschillende 'Kulturstellen' op de vijfde verdieping probeerde hij wat goede raad los te peuteren, en trucs om het frontleven zo draaglijk mogelijk te maken. Zelfs met 'Plakpot-Martens', de nukkige eenzaat op zijn eigen Vlaamse afdeling, papte (!) hij opnieuw aan. Die balde zijn overlevingsleuze samen in drie woorden: "Nooit vooraan staan! " Anderen zwoeren bij: "Uw pens volvreten, wààr en wanneer ge maar kunt, want het kan soms dàgen duren vóór ge nog iets vindt! " of " Bij de vlucht mag je àlles wegwerpen, uitgenomen uw broodzak en uw deken! "...Eén zwartkijker prees het verzamelen van oude kranten aan, onmisbaar als sigarettenpapier en als 'inleg' om de onderbroek wat langer draagbaar te houden...En niet te vergeten: anilinepotloden en een gelijnd schrijfblok voor je testament, voegde moeders leukste er aan toe! Erg bemoedigend was dat allemaal niet, maar misschien wél verstandig om te onthouden, nu de grote Germaanse overwinningen op het slagveld eerder zeldzaam werden...
Vreemd genoeg waren er op 'den buro' geen anilinepotloden te vinden en daarom besloot Joseph bij Françoise aan te kloppen. En ja hoor, zij wist dat er in haar oude magazijn in de kelder van blok B nog twee of drie dozen van die potloden moesten staan: rek zes, hoogste schab, achteraan..
Groot was dan ook zijn verbazing toen hij achter de toonbank van dat magazijn plots op Arthur viel.
Dolle vreugde alom: " Verdomme, ik dacht dat Joseph jou naar die geestige Italiaanse Kulturstelle had laten overplaatsen!?"
" En gij, ik dacht dat gij al ergens in een duikbootrond dobberde op de Atlantische Oceaan!? Je opvolger bij de oven had dat vernomen van een Vlaamse SS-er, een vuile vent vol plekken op zijn broek, die nu het papierafval van de afdeling komt verbranden..."
" Plakpot-Martens...In zijn wensdromen jaagt hij iedereen van de ene ramp in de andere...Maar nu heeft hij het toch bijna bij het goede eind: ik werd wel afgekeurd voor de marine, maar vlieg nu naar de SS: een nieuwe Vlaamse divisie in oprichting...Tussen de pest en de cholera..."
" Ja, niemand ontsnapt er aan, tegenwoordig..." Even wist geen van beiden nog wat zeggen, tot Leon dé hamvraag stelde: " Ken jij geen trucs om in het leger te overleven? Jij was toch ook soldaat hé..."
" Ik? Soldaat? Een half uur misschien, ja: tijdens het schijngevecht - por lonore! - van de 'Bersagliéri' op de Zwitserse grens...Enkel de tijd om mijn burgerklamotten om te ruilen tegen het Italiaanse uniform van de gesneuvelde Jiovanni Stresa en mij onder dié naam gevangen te laten nemen door de Duitse Alpenjäger...Ik heb nog nooit een geweer in m'n pollen gehad, dus vraag mij niet hoé in het leger te overleven! Maar voordien ,in het kamp van de dakpannenfabriek, en later tijdens mijn zwerftocht door de bergen na het opblazen van onze trein door de Franse maquisarts: daar heb ik doorlópend moeten vechten om te overleven, ja..."
" Wel, en wat was daar je waardevolste bezit?"
Arthur monkelde: " Niet lachen hé! Waar ik het méést aan gemist heb toen ik hem verloren had, was mijn briquet, mijn aansteker...Niet om te roken, maar om een vuurtje te maken tegen de kou in de bergen of om een gestroopt konijn op te roosteren...Want iedere avond, vóór ik mij in een of ander bosje te slapen legde, zette ik mijn drie stroppen van koperdraad op, zoals gij het mij geleerd had in de duinen van Westende, weet ge nog?"
Leon lachte instemmend: " En? Eentje kunnen strikken?"
" Op heel die zwerftocht vast een stuk of vijf-zes! Die hebben mij in de Alpen zéker van de hongersnood gered! In feite dank ik mijn overleving grotendeels aan onze rage voor de onnozele boeken van Karl May en onze stomme cowboyspelletjes, destijds...En vooral aan de opleiding tot stroper die jij mij toen gaf...Je ziet: geluk zit in een klein hoekje! " Zijn stem verdronk in een opwellende ontroering.
Leon deed alsof hij niets merkte en gekte: " Dan zal ik maar een voorraad briquets inslaan zeker, vooraleer ik het Rode Monster ga vellen?" Hij greep Arthurs hand: " Wij zullen elkaar een tijdje niet zien, hé beste vriend...Hou ze warm, ondertussen, en laat je niet nekken! "
In de herfst van '44, toen het vaststond dat het Duitse grondgebied binnen afzienbare tijd door de overwinnaars zou worden overrompeld en bezet, bereikten de drie grootmachten een akkoord over de manier waarop zij dit geruïneerde land zouden besturen.
In de werkelijkheid zou dit plan (met codenaam "Eclips") later op veel punten betwist worden en onder druk van het wederzijdse wantrouwen aanpassingen ondergaan. Maar de hoofdlijnen, zoals de verdeling in bezettingssectoren en een apart statuut voor Berlijn en Wenen, bleven overeind. Wel kunnen we nu reeds verklappen dat van het voorziene gezamenlijke bestuursapparaat, dat o.a. de ontmanteling van de zware industrie moest coördineren, nooit iets in huis zou komen en de Russen nà mei '45 het weghalen van fabrieken hebben moeten beperken tot hun oostzone.
Anderzijds zullen de Amerikanen uit tijdnood later moeten afzien van hun "Plan Morgenthau" - zo genoemd naar de joodse USA-minister van financiën - dat Duitsland drastisch wilde herleiden tot een zuiver agrarisch gebied. Een "gelukkige wind" deed toevallig rond Kerstmis '44 beide plannen ("Eclips" én "Morgenthau") via de geheime diplomatieke kanalen bij Hitler belanden. Zijn propagandaminister Goebbels zou daar tijdens de laatste maanden van de oorlog handig gebruik van maken om zijn volksgenoten te terroriseren met het vooruitzicht dat zij, in geval van een geallieerde overwinning, enkel nog als slaven op het platteland zouden kunnen overleven...
Na Montgomery's mislukking om met de slordige en overhaast opgezette operatie "Market-Garden" (17 tot 27 september '44) over een smal front naar Berlijn door te stoten, had hij dus als penitentie met zijn 1.Canadees Leger de Scheldemonding gezuiverd en het 15.Duitse Leger over de Beneden-Rijn teruggeworpen. Eisenhower hield meer dan ooit vast aan zijn strategie om het Derde Rijk over een breed front aan te vallen, maar had daarvoor een tweede adem, uitgeruste troepen en een reusachtige voorraad rollend materieel nodig. Aangezien via de haven van Antwerpen sinds 28/11 deze aanvoer min of meer verzekerd was, kon hij rustig met de voorbereidende opbouw van zijn eindoffensief beginnen.
Hitler beschikte in het Westen niet over de nodige troepen om deze rust te verstoren: al zijn aandacht was gespitst op de Balkan. Op 6/9 had Bulgarije, nadat de Duitse troepen er onder druk van het Rode Leger waren weggetrokken, de oorlog verklaard aan het Derde Rijk. Zes dagen later capituleerden de Roemenen eveneens en op 19/9 volgden de Finnen. De Duitse 20.Gebirgsarmee moest zich over de noordpoolcirkel uit Finland naar Noorwegen terugtrekken, juist op het ogenblik dat de eerste Britse troepen in Griekenland ontscheepten.
De Führer werd derhalve eveneens verplicht zijn Balkanleger via Joegoslavië en Hongarije terug te trekken. De sovjets lagen voor Warschau. In Koerland rond Riga zat zijn Legergroep-Noord in de val en kon hij evenmin beletten dat het Rode Leger een paar dorpen in Oost-Pruisen veroverde. Het Russische zomeroffensief had hem 400.000 doden gekost, en ontelbare ingesloten groepen trachtten in Wit-Rusland met wisselend succes uit diverse omsingelingen te breken en zich een weg naar het westen te vechten.
Maar als Hitler aan het westfront voorlopig niet aan enig initiatief moest denken, trachtte hij toch de geallieerde voorbereidingen grondig te storen. Daarbij was al zijn hoop gevestigd op zijn z.g. vergeldingswapens. Tot nu toe had hij enkel Londen en Zuid-Engeland met zijn V1 en V2 bestookt, maar door het verlies van zijn lanceerplaatsen in Noord-Frankrijk was daar wat de mot in gekomen. Vanuit Nederland de aanvoer van geallieerde versterkingen in de haven van Antwerpen bestoken met zijn V1 en V2 wapens was voor hem dus "gefundenes Fressen".
Hoe deze futuristische en afschrikbarende "Vergeltungswaffe" eruit zagen is ondertussen voldoende gekend. De V1 werd in de volksmond 'de vliegende bom' genoemd en leek op een uiterst vereenvoudigd onbemand vliegtuigje. Het had een vliegbereik van 200 km en een gewicht van 2 ton, 900 kgspringstof inbegrepen. De lange straalpijp boven de staartvin maakte een typisch knetterend lawaai als een slecht afgestelde motorfiets en stuwde de bom aan een snelheid van ongeveer 600 km/uur op 300 meter hoogte in een rechte baan naar zijn doel. De aandrijving was afgesteld om 500 meter voor het doel uit te vallen, waardoor de V1 in een boog naar beneden dook en op de grond ontplofte. De Duitsers hadden in de reusachtige geheime testfabrieken van Peenemünde 10 jaar aan de ontwikkeling van dat moordtuig gewerkt onder leiding van een jong genie, Werner Freiherr von Braun, vooraleer ze op 12 juni '44 hun eerste exemplaren op Londen afvuurden.
De cadans liep al vlug op tot gemiddeld 200 per dag en als de Britten in het begin misschien weerloos stonden, leerden ze verdomd vlug bij: op den duur schoten ze 90% van de aanvliegende bommen neer vóór die Londen konden bereiken. Gedurende de 80 dagen dat het bombardement aanhield vielen er toch 2.300 V1's op de Britse hoofdstad en doodden er 6.000 burgers. Door de verovering, begin september '44, van de lanceerinstallaties in Noord-Frankrijk keerde de rust een paar dagen weer tot op 8/9 de eerste V2 op Londen insloeg. De laatste en 1115e viel er op 27/3/45.
Heden ten dage zijn wij met het beeld van raketten vertrouwd maar destijds had nog niemand van zo'n tuig gehoord en het duurde een hele tijd voor men in Londen begreep wat ze nu weer op hun kop kregen. Het ergste was nog dat men de V2-raketten niet hoorde aankomen en er zich ditmaal ook niet tegen kon verweren.
Op 12 oktober, terwijl de Duitse troepen de Scheldemonding nog stevig in handen hadden, viel ook de eerste van een hele reeks V2's op Antwerpen. Hitler hoopte daarmee de haveninstallaties, die bij de bevrijding ongeschonden waren gebleven, alsnog te vernietigen en de geallieerde aanvoer lam leggen. Dat is evenwel nooit gelukt, ook al hebben de 858 V-bommen in de agglomeratie ongeveer 3.000 burgers en 500 militairen gedood. De moorddadigste bom viel in cinema Rex op 16 december met 567 doden: 271 burgers en 296 militairen.
In totaal vielen op 689 Belgische gemeenten 8661 V-bommen en doodden er 6448 burgers en 882 soldaten. Pas op 28/3/45 viel de laatste, en eindigde de nachtmerrie voor de bevolking van de Antwerpse regio.
Maar zover waren we nog niet. De Duitsers zaten gedurende de laatste herfstdagen nog steeds stevig verschanst achter de Rijnmonding en de Siegfriedlijn. Straatsburg viel pas op 23 november. En terwijl Eisenhower rustig zijn eindoffensief voorbereidde in de buurt van Metz, barstte als een donderslag aan een heldere hemel op 16/12/44 het massale Duitse tegenoffensief van von Rundstedt los in de Belgische Ardennen.
Leon kreeg sterk de indruk dat zijn broer achter de scheve schaats van zijn "echtgenote" was gekomen: zó kort van stof had hij hem nog nooit meegemaakt.
" Luistert, man: 't is 't één of 't ander! Ofwel duikt ge onder in de stookkelder, ofwel steken ze u bij de Flak! Ge zijt achttien jaar en dus moet ge soldaat gaan spelen: niks aan te doen! Als ge weet dat voor het ogenblik de Hitlerjeugd vanaf hun vijftiende aan de Flak-kanonnen staan, moogt gij niet klagen, daar in die warme kelder. Nu de Amerikaanse 'Typhoons' het vooral op hén gemunt hebben, vallen die jongens lijk vliegen, terwijl gij veilig bij de stoof moogt zitten...Tenzij ge natuurlijk liever écht soldaatje wilt spelen: die van hierboven gaan mijn oude Sturmbrigade Langemark - of wat ervan overblijft na de ramp van Jampol - omvormen tot een volwaardige divisie. Dat wil zeggen: ze hebben daarvoor driemaal zoveel volk nodig. En als ze kanonnenvlees zoeken, zien die gasten niet nauw! Ge kunt, mijn gedacht, dus uw pollekes kussen bij de oven daar beneden...voor zolang het nog duurt! "
" Hoezo, voor zolang het nog duurt?" Leon was over zijn eerste schrik heen: " Denkt ge dan dat de oorlog ver voorbij is? Dat we hem ver verloren hebben?"
" Ziet wat ge zegt, hé makker, want ge verdraait mijn woorden! Ik zei dat ge daar niet eeuwig ondergedoken zult kunnen zitten, maar elke dag is er één gewonnen..."
Leon keek zijn broer gemeen aan: " Allee Joseph, draait niet rond de pot: ik weet wel waarom ge mij wég jaagt uit den buro! " Maar vóór hij over de laatste uitschuiver van Phil kon beginnen, sneed Joseph hem de pas af.
" Voor die affaire met Arthur? Ja, inderdaad! Eerst plaatst ge mij voor een voldongen feit en laat mij dan de verbrande kastanjes uit het vuur halen. Ik heb daarna mijn nék moeten uitsteken, en grote risico's genomen om die zaak naar beste vermogen op te lossen. Want iedereen wordt er beter bij: onze vriend Arthur zit op een veilige plek weggedoken, Françoise werkt in een aangenamer lokaal aan een beter loon en gij kunt het daar beneden met een beetje chance uitzingen tot het einde van de oorlog. En och neen, merci, ik verwacht géén decoratie, maar wél dat ge uw gezond verstand gebruikt en als de weerlicht zorgt dat die stoof beneden blijft branden, voor ik last ga krijgen met de chef van de directie 'Personeel'..."
Leon wou zich nog niet gewonnen geven: " En wààr zegt ge dat de Arthur nu zit ondergedoken?"
" Ik zeg niks, want dat gaat niemand iets aan! Zolang dat geheim kan blijven zit hij daar veilig, en al wie dat niet respecteert neemt een grote verantwoordelijkheid! Françoise is al akkoord om het contact met Arthur te verbreken: zijn veiligheid hangt nu enkel nog van u af! "
Leon was er al wat geruster in: zijn broer scheen nog steeds geen flauw vermoeden te hebben dat Phil druk bezig was hem een ferm koppel horens aan te naaien...Houden zo, vond hij, want hij was niet erg verzot op dergelijke dramatische uitbarstingen van jaloezie. Dus met zijn 'schoonzus' kon hij in het vervolg beter de boot wat afhouden, gezien de nog wankele gezondheid van het zorgenkind in zijn onderbroek. Tenzij hij natuurlijk héél de familie een druiper zou willen bezorgen...Tiens, dat moest hij onthouden: als stok achter de deur, indien Joseph wat te vervelend zou worden!
Als volleerde stoker zat hij nu sinds twee dagen in een achtuurploegendienst met twee àndere Italianen. Wél had Joseph het voor hem kunnen fixen dat hij steeds de dagdienst deed van 9 uur tot 17 uur. De twee krijgsgevangenen verdeelden de rest van de werkdag - de avond- en de morgenshift - zonder morren onder elkaar en namen ook zijn zondagdienst over. Op deze wijze moesten die gasten niet iedere dag terug naar hun kamp: ze 'logeerden' nu gewoon in hun stookkelder en profiteerden op de koop toe van het eten uit de troepenkeuken. Er bestonden wel slechtere manieren om de rest van de oorlog door te komen, zullen ze stiekem gedacht hebben...
Dat hield ook in dat Leon dus zoals voorheen gewoon bij Joseph en Phil in Dahlem bleef wonen en qua werktijden samen met hen op- en af kon rijden. Maar hij miste natuurlijk wél de bijwijlen erg frivole sfeer van 'den buro' met al die hengelende militairen in een vijver vol losgeslagen vrouwen...Na het avondeten thuis kreeg hij daar wél omfloerst commentaar over en merkte al gauw dat er op dat gebied bij broer en schoonzus een haar in de boter stak. Phil deed heel gereserveerd maar Joseph bekeek zijn broer doorlopend met achterdochtige blikken. En toen Leon op zondagnamiddag voor zijn wekelijkse heimelijke afspraak in het Preventorium dacht weg te glippen zei Joseph dat "hij mee ging wandelen in het bos". " Verdomme, hij wéét het" dacht Leon: " Nu barst de bom. Ik heb het spek aan m'n been! "
Nauwelijks buiten vuurde Joseph reeds het eerste salvo.
" Hebt gíj dat verklapt aan Phil, van mijn etentje met Françoise, vier dagen geleden? Ik had haar wijsgemaakt dat ik na de uren een contactvergadering zou hebben met de bazen van de Hollandse afdeling, maar eergisteren wierp ze vlak voor mijn voeten dat ze op mijn leugens niet gesteld was! Ze wist van dat etentje met Françoise! ...Ik zou dus graag willen weten wie er uit de biecht geklapt heeft hé: zóveel man waren daarvan niet op de hoogte, dat ik weet! "
Leon was compleet uit zijn lood geslagen: hij had een verwijt van een jaloerse medeminnaar verwacht in de aard van: "Ziet verdomme dat ge met uw poten van mijn wijf afblijft, hé ventje! " Maar deze onterechte verdachtmaking als zou hij het amoureuze rendez-vous van zijn broodheer verklikt hebben leek hem zo futiel en compleet uit de lucht gegrepen dat hij opgelucht in een lach schoot.
" Waar haalt ge dàt nu weer uit!? Ik heb juist níks verklapt! Als Phil dat spelletje dóór heeft, dankt ze die wijsheid zéker niet aan mij!Maar allee Joseph, ondertussen zijt ge bedankt voor het vertrouwen hé! "
" Maar hoe kan dat ànders? Ik had het maar aan twee man gezegd: gij en Van Praet! En hij staat er in feite helemaal buiten: ik heb hem enkel van mijn rendez-vous gesproken omdat ik mijn zogenaamde vergadering met hém als alibi bij Phil ging gebruiken, en dat hij mij eventueel moest dekken. Ik heb dat voor hém ook al een paar keer gedaan: een wederzijdse vriendendienst, zo te zeggen...Hij zal mij zeker niet verklappen."
" Wat is dat voor een kaaskop, die Van Praet, dat ge daar zo'n volste vertrouwen in hebt?" vroeg Leon om zijn broer wat te kalmeren.
" Van Praet? Die hebt gij toch ook gekend? De bekakte commandant van dat peloton Hollandse cyclisten die in mei '40 in de hulppost van de Marchevins binnenvielen om wat te eten...Hij heette toen voluit Luitenant Jonkheer van Praet tot Sloten en hij heeft nadien nog in Nieuwpoort de vissersboot van Titteca gestolen om naar Engeland te varen. Onderweg op zee is hem in Duitse gevangenschap geraakt en hij heeft zich na een jaar kamp vrijwillig voor de SS gemeld... mét zijn oude dienstgraad, wel te verstaan! "
" Ha, dié tweezak! " sneerde Leon: "Schone vriendjes dat gij hebt, zeg proficiat! En dié vent vertrouwt ge dus beter dan uw eigen broer? Maar nu ik eraan denk: er was toch nog een derde die van dat rendez-vous afwist hé?"
" En wie mag dat dan zijn?" vroeg Joseph bitsig.
" Françoise ,tiens!Die heeft waarschijnlijk zitten opscheppen in haar nieuwe dienst over de speciale interesse van haar baas, per ongeluk en zonder te weten tegen wie ze het had... Of gewoon opzettelijk: een typische vrouwentruc om Phil wat op stang te jagen? En zo te zien is ze daar nog ferm in gelukt ook! ..."
Joseph keek hem even geringschattend aan, en haalde toen de schouders op: " Ja, en wat nóg allemaal! Luistert, ik ga een pint pakken in de Bierstube 'Dicken Bayer' die ge kent van vorige weken: na het preventorium kunt ge mij daar oppikken, dan spreken wij voort. Maar als het te lang duurt bij de dokter, dan vindt gij de weg naar huis wel alleen hé..."
Leon was niet van plan om over deze netelige kwestie nog langer te zitten melken en ging na het doktersonderzoek niet meer langs de Bierstube kijken of de hoorndrager daar nog zat te mokken. Hij verkoos de brede omweg langs de oever van de Wannsee om zijn 'marktwaarde' nog eens uit te testen bij de hongerende oorlogsweduwen...Maar de dreigende lucht had blijkbaar de meest verstokte wandelaars afgeschrikt en na een uurtje rondslenteren maakte een ijskoude najaarsbui definitief een einde aan zijn erotische dromen.
Doorweekt als een verzopen hond kwam hij tegen donker thuis en toen Phil hem bezorgd uit zijn natte kleren hielp werd het rothumeur van Joseph er niet veel beter op...Zou de 'baas' dan toch iets vermoeden?
Deze vervelende spanning duurde twee-drie dagen en op woensdagavond na het eten barstte dan toch de bom: " Ik heb slecht nieuws Leon: ge gaat in de stookkelder geen lange carrière maken ,vriend. Ward Hermans ,onze groten baas, was vanmiddag op den buro om een ronkende propagandawerving voor de Kriegsmarine op poten te zetten en ze zoeken dringend Vlaamse jongens met zeemansbenen om dat te stofferen. Ik weet niet wie hem op het spoor heeft gezet, maar hij nam mij persoonlijk apart en zei: " Oberscharführer Petré, ik heb gehoord dat uw broer een ideale rekruut zou zijn voor ons project, gezien zijn leeftijd en zijn opleiding van kustvisser. Zo'n kerels moeten wij hebben, zie! "
En hij gaf mij deze oproepbrief, hier...Ge moet u zo rap mogelijk medisch laten keuren in het opleidingscentrum van de éénmansduikboten te Cuxhafen, staat er in..."
" Eénmansduikboot!? Wat is dàt voor zever!? Daar kén ik niks van, van duikboten! Dat ziet ge van hier dat ik in zo'n stalen doodskist ga kruipen! ...En Cuxhafen, waar is dàt gelegen, verdomme?"
" Wààr?! Maar aan zee natuurlijk, onnozelaar! Een honderd kilometer ten noorden van Bremen, van hier uit een beetje voorbij de 'Adlershorst' waar ik u uit de klauwen van die Hélène heb gehaald, weet ge nog?"
Leon trok verschrikt een nijdig grimas om Joseph het zwijgen op te leggen, want Phil kwam juist uit de keuken. Maar Joseph ging spottend verder: " Zeg, mijn lief mag toch weten dat gij geen maagd niet meer zijt, zeker! Daarbij, die Hélène was een wreed knappe bie met een schoon snoetje en veel kom-eens-voor: daar moet ge absoluut niet beschaamd voor zijn! En de aangebrande randjes van die barmeid neemt een echte vent er dan maar bij, hé! Het is lijk ze zeggen: de bluts met de buil! "
" En was ze erg geblutst, Leon?"vroeg Phil met een stijve glimlach en koude ogen: " Geen zeer aan gedaan?"
" Verdomme, zeg! " beet Leon hen toe: " Wat kan mij die flauwe kul met Hete Hélène schelen! Zegt liever hoe serieus dat is met die duikboten..." Maar hij merkte aan de harde blik van Phil dat Joseph haar in felle kleuren op de hoogte had gebracht van zijn verkrachting op 'Adlershorst'.
" Die duikboten zijn zéér serieus, makker! Vóór zondag noen moet ge u aanmelden in de marinekazerne van Cuxhafen! Hier staat het juiste adres..."
Vanaf dat ogenblik wist Leon zéker dat Joseph hem ervan verdacht achter Phil aan te zitten. Die duikbotenhistorie kwam daarbij juist op tijd om van zijn liefdesconcurrent àf te raken. En om zéker te zijn dat Phil elke toenadering van Leon in de kiem zou smoren had de hoorndrager waarschijnlijk een paar scabreuze details over Leons affaire met Hélène op tafel gegooid. Wie weet had hij haar ook niet in één moeite door op de hoogte gebracht van zijn wekelijkse discrete bezoeken aan dat Preventorium...
Maar wat hem vooral zo razend maakte, buiten het drie-dubbele verraad van zijn teerbeminde broer, was het onrechtvaardige van die beschuldigingen. Leon liep absoluut niét achter Phil aan, maar wél zij achter hém! En in plaats dat Joseph zijn overspelige maîtresse aan de deur smeet, vloog onschuldige Leon naar die rottige duikboten!
De laatste twee dagen van Leons verblijf in Dahlem liep 's avonds iedereen met een nukkig smoelwerk rond en werd er vroeg in bed gekropen, zogenaamd om de verloren nachtrust te compenseren die telkens door de bombardementen gestoord werd. Wél had Joseph ondertussen voor de gepaste gratis reisdocumenten gezorgd en Phil wat kleren in zijn ransel gepakt, waarschijnlijk om zéker te zijn dat zij verder zonder problemen van broerlief àf zouden geraken.
Het afscheid van de familie op het verhakkelde perron van het Anhalter Bahnhof, die zaterdagmorgen, kon je dan ook moeilijk erg hartelijk noemen...
Joseph vond van zichzelf dat hij de problemen, die zijn vriend Arthur met zijn plotse wederopstanding had veroorzaakt, héél deftig had opgelost. 'Jiovanni' zat veilig in liefdesquarantaine achter de schabben van het depot 'Bureelgerief' en mét hem werd ook zijn gevaarlijk overjarige kalverliefde begraven. Het lief in kwestie, Françoise, zou haar vrijer wel vlug vergeten en meteen zat Joseph op de eerste rij om haar voor eigen rekening in te palmen. Zijn eigen maîtresse had een ferme morele dreun gekregen toen ze merkte dat Leonal àndere madammen - stùkken schoner dan zijzelf - had plat gekregen, en haar enkel goed genoeg vond om zijn druiper aan door te geven. Ons Phileke mocht dus haar broodheer op beide knieën danken dat hij haar überhaupt nog in zijn bed toeliet! En last-but-not-least: de gluiperige onderkruiper van een Leon, provocerend gaaf van lijf en blakend van gezondheid, die het gewaagd had het echtelijke bed van zijn oudste broer te besmeuren: dàt pretentieus varken zou nooit meer voor zijn voeten lopen! ...Daar had hij nu eens prima voor gezorgd, zie! Want van al de uitvarende duikboten kwamen er tegenwoordig nog maar zelden één heelhuids terug. De rest liep altijd ofwel zwaar verhakkeld binnen ofwel helemaal niét, en werd dan vaag als 'vermist' genoteerd... Hoe dan ook: van Leon was hij àf...
Zijn euforie duurde welgeteld tien dagen
Tien dagen waarin hij nog nauwelijks verdoken achter zijn nieuwe vlam aanzat en Phil gelaten deed alsof ze niks zag. Vreemd genoeg scheen ook Françoise niets te merken van zijn geslijm, want al zijn lompe avances liepen vast in het drijfzand van haar vriendschappelijke spot. Het was daarbij zo klaar als een klontje dat deze wankele driehoeksverhouding vroeg of laat op de klippen moest lopen. En na een week was het dan ook zover.
De twee collega's troffen elkaar voor de spiegel in het damestoilet, waar Phil haar betraande ogen bijwerkte. Eén blik was voldoende om elkaar te begrijpen.
" Luistert Phil, ge maakt u nerveus voor niks...Ik heb voor het moment absoluut geen vent van doen, en àls ik er binnen kort tóch een nodig zou hebben zal hij helemaal compleet moeten zijn van oren en poten: een grote plezante met àlles erop en er aan...Ge ziet: de Petré past niet in dat kadertje en als hij teveel aandringt zal ik hem dat wel voorzichtig aan zijn verstand brengen."
Phil dopte verwoed haar ogen vooraleer met krassende stem te reageren:
" Françoise, ge zijt een schat, weet ge! En als er één is op den buro waaraan ik de Joseph zou gunnen, dan is 't aan gij...Maar 't is verdomme dat ikzelf niet zónder kan! Ik met mijn pokken, en hij met zijn krukken: wij passen beter bijeen dan hij voor 't ogenblik dénkt. Wij zijn een koppel dat kan dùren. Hij durft dat van tijd te vergeten en denkt serieus dat zijn schoon uniform dat afgeschoten been compenseert. Ik kén hem ondertussen al een tijdje en kan u verzekeren dat zo'n verminking niet te compenseren is! Zéker niet in pyjama, zónder zijn sterren en strepen, maar met die verschrikkelijke verwonding bloot...
"Ge windt u op voor niéts , Schat..."
Maar Phil draafde voort :"En wat nog érger is: als binnenkort de Rus hier binnen valt, kan hij zijn schoon tenueke in de stoof steken en blijft hij alleen met zijn krukken en zijn beenstomp achter! Een triestige invalide zonder pree of pensioen, die zich de rest van zijn leven moet wegduiken voor de Rus: daar dénkt hij allemaal niet aan! Maar ik wél! ...Dan zal hij heel content mogen zijn met een vrouw die hem altijd opnieuw recht trekt en hem door de miserie wil helpen! "
Phil was gaandeweg goed opgewonden geraakt en Françoise trachtte haar driftig te sussen door naar de sticker te wijzen op de spiegel: een karikatuur van een spion met daaronder "Feind hört mit! " Vraag was natuurlijk wie hier als 'vijand' bedoeld werd...De eigen collega's soms?...
De tiende dag van zijn duikbootcarrière zorgde Leon voor een kleine verrassing. En op de koffieklatch van drie uur in de "Flämische Kulturstelle" ontplofte de bom.
Toen hij - alsof hij nooit was weggeweest - in zijn matrozenpakje op zijn gemak midden door de dactylo's naar het afgeschermd bureel van Joseph stapte, en daarbij de plots aanzwellende commotie in het 'kiekekot' monkelend negeerde, wist hij dat zijn wraak zoet zou zijn. Binnen zonder kloppen, natuurlijk, om als een echt lijk-uit-de-kast zijn 'entree' niet te missen!
En inderdaad, zijn broer staarde hem met open mond aan als ware hij Maria in Lourdes.
" Bakkes toe, Joseph, want het trekt! Verschietachtig hé: mij hier in levende lijve terug te zien! Ik zou bijna denken: nog erger dan een doodsbrief...Ge had dàt misschien liever gehad, maar pardon: ik lééf nog...Die éénmansduikboten waren anders niet slecht gevonden om van mij af te geraken: échte doodskisten hé! Maar 't heeft jammer voor u niet mogen zijn, makker..."
Joseph had zich ondertussen hersteld: " Leon verdomme! Al terug? Toch niet gedeserteerd hé, met je stomme boereklotenverstand? Ge weet dat ik dan m'n handen van u aftrek hé: daar lach ik niet mee! Of al congée gekregen om definitief afscheid te nemen van vrouw en kinders?..."
" Zoiets, ja: dat zoudt ge wel willen hé...Maar effekes serieus: afgekeurd wegens 'te struis'! Ze kregen mij met mijn brede karkas niet in dat stuurmansgat onder die glazen koepel, de smeerlappen! Al chance, want ànders was ik misschien al naar de haaien...Van de eerste kandidaten was er nog geen enkele weergekeerd en blijkbaar schijnen ze dat in Cuxhafen ook niet oprecht te verwachten. En de piloten al evenmin, denk ik, lijk dat dié verdomme opgedraaid zijn! Allemaal jonge gastjes van de Hitlerjeugd, zestien jaar en zo zot als motje! Echt om te kotsen! Als Ward Hermans denkt dat ik dààr geschikt voor ben, kan hij beter een pin in zijn gat steken! "
" Zeg, kameraad: op het gemak hé! En let wat op uw woorden ..." suste Joseph verschrikt: " Ge zijt hier niet meer bij de 'wolfkens' hé...Weet ge wat? Gaat alvast naar huis en drinkt er een Schnaps. Hier zijn de sleutels: wij komen tegen de zessen...Okee?"
Niet dat de stemming die avond erg jolig mocht genoemd worden, maar de strijdbijl scheen ondertussen toch begraven en mits wat moeite konden ze weer min of meer normaal met elkaar praten. Phil hield zich een beetje op de achtergrond en liet de broers het rustig uitleggen, terwijl ze beiden schijnbaar gezapig aan hun pijp lurkten.
" In kazerne van de Kriegsmarine in Cuxhafen was dat een écht zottekeskot met al hun experimenten. In het dok lagen daar drie-vier verschillende ontwerpen van mini-duikbootjes die ze met ons gingen uitprobeerden. De 'Biber' onder andere, en de 'Seehund' voor twee matrozen: die kunnen elk twee torpedo's meevoeren, ze afvuren en naar de basis weerkeren. In theorie, want bij het oud ijzer langs de kaai lagen een stuk of tien afgekeurde modellen waar teveel en tevroeg wat ongelukken mee waren gebeurd...Ons groepke diende feitelijk om de 'Marder' te besturen: een soort éénmans-torpedo met een klein moteurke, waar vanvoor - onder een soort stolp van plexiglas - de piloot in zat, met daarónder de échte torpedo om af te schieten...Maar het gat onder die stolp was zó smal dat ik alle moeite had om achter het stuur te kruipen."
" Ja-ja: ik zie dat van hier! " sneerde Joseph: " En gij nog wat komedie verkopen daar bovenop zeker! "
" Bah! Hoe zoudt ge zélf zijn ,verdomme! Ik zag met één oogopslag dat die misbaksels niet zeewaardig waren: écht levensgevaarlijk! In Den Helder lag er van dat soort een hele flottielje, maar die kon maximum 50 kilometer vér varen op eigen kracht. Daarom werden die langs de Hollandse kust tot aan de Scheldemonding gesleept en daar gelost. Buiten Vlissingen moesten ze dan op hun prooi wachten, er zo dicht mogelijk naartoe varen en die met één schot kelderen...Over terug binnenlopen nà de opdracht repten de instructeurs met geen woord! Ik denk dat bij het afschieten van de ónderste torpedo er ook een gat geslagen wordt in de bóvenste, om die opzettelijk te doen zinken en te vermijden dat de Engelsman zo'n tuig met zijn piloot zou kunnen buitmaken. Ze zeiden dat niet met zoveel woorden, maar in feite was dat zuivere zelfmoord. Die snotters van de Hitlerjugend begrepen dat ook wel, maar waren zó opgedraaid dat ze wrongen om op de eerste rij te staan. En de fanatieke praat dat die zotten uitkraamden! Van 'Mein liebster Führer' en 'Uns Geehrtes Vaterland': om te kotsen! Je had ze bijvoorbeeld vorige week na de dood van Feldmarchall Rommel moeten horen afgeven op die Amerikaanse gangsterpiloten! Man-man! De instructeurs zullen wel aan mijn kop gezien hebben dat ik niet de goeie mentaliteit bezat en hebben mijn te brede carrosserie als uitvlucht gebruikt om mij aan de deur te zetten...Al een geluk: om gevangen in zo'n blikke buis te verzuipen is niks voor mij! "
" Een geluk bij een ongeluk, natuurlijk..." grijnsde Joseph. "Want vanals het bij de bazen van onzen buro bekend wordt dat ge voor uw brede karkas afgekeurd zijt voor de marine, gaan ze natuurlijk als de bliksem een marsbevel uittikken om u aan te bieden bij de spiksplinternieuwe 27.SS-Division "Langemarck"! Of wat dàcht ge, vent !
"Wel gijsse Godverdomse smeerlap! " siste Leon :'Da gaan ik onthouden !".
Toen Joseph hoorde dat Leon zijn afspraak met Françoise had geregeld in het EETZAALTJE van het 'Tirolerhof' kon hij er niet mee lachen. Hij had geen flauw idee hoe zijn weerzien met de vriendin van Nadine zou verlopen - vlot of stroef - en of ze dit eerste gesprek sinds drie jaar heel de duur van het eetmaal zouden kunnen rekken...De bar, bij pot en pint, ware gemakkelijker geweest: als de conversatie na tien minuten jammerlijk vast zou lopen konden ze beiden met goed fatsoen hun glas leegdrinken en elk hun weg gaan. Maar met een etentje zaten ze sowieso voor een uur vast. En als je dan na een kwartier volledig uitgesproken bent wordt dat nogal een pijnlijke vertoning.
Hun eerste rendez-vous startte al onder een slecht gesternte:het 'Tirolerhof' miste zijn typische 'Gemütlichkeit' want het was er koud en half leeg. Het bombardement van vorige nacht had een groot venster naast de ingang verbrijzeld en het gat was nog maar pas door een plaat perskarton gedicht. De bazin had haar klassieke openhartige 'Dirndelbloes' omgeruild voor een iéts warmere zeemanstrui-met-rolkraag en vanavond kon er blijkbaar bij haar géén lachje af...
Ook de geplande ontmoeting dreigde van bij het begin al in 't honderd te lopen want noch Joseph, noch Françoise herkenden elkaar op het eerste gezicht. Zij zat met haar wintermantel ingeduffeld aan een 'discreet' tafeltje in de schemerhoek achter de toog en hij was haar al voorbij gelopen vóór haar twijfelend gekuch zijn blik aantrok en ze er beiden een glimlach van herkenning op waagden.
Verontschuldigingen over en weer: " Maar Joseph toch! Met dat uniform zijt ge een héél àndere! Echt een chique meneer nu! " Ze vermeed hardnekkig naar zijn kunstbeen en wandelstok te kijken .
" En gij Françoise: een schone jonge dame hé! Thuis in Middelkerke was me dat vroeger nooit opgevallen... Maar ja, wat wilt ge: op drie jaar verandert er zo wel 't één en 't ander, hé! "...Pijnlijk opgefokte geestdrift. In hun vervreemding spraken ze zelfs Algemeen Beschaafd! En het duurde tot de volledige uitputting van de stereotiepe beleefdheidsfrasen vóór ze zich voorzichtig aan het sappige Westends dialect waagden!
Zij koos kordaat van de dagkaart de Sauerkraut met twéé worsten omdat Joseph ietwat pocherig zijn speciale vlees-rantsoen-bonnen van de SS op tafel had gelegd. En een glas Gewürztramminer, "omdat gij zo aandringt"...Hij wilde zich niet laten kennen en nam dan maar hetzelfde, maar met een goedkopere Brauner Grölsch...
" En, vertel eens, hoe zijt gij verdikke hiér terecht gekomen?" vroeg Joseph, om het initiatief te nemen.
" Och, heel gewoon: rap uit Middelkerke gaan lopen onder de dreiging van de Witte Brigade. Omdat ons restaurant alsmaar beter draaide met de Duitse soldaten, terwijl de mensen van het dorp met hun rantsoenbonnen op den duur geen eten meer konden kopen: dat schept jaloezie hé...Zo kregen wij voor het gemak het etiket van 'Duitsgezinde' opgeplakt. Temeer omdat ons vader al van eind '42 naar Duitsland was gaan werken, vrijwillig hé, als kok in de refter van een grote fabriek, Frits Werner Elektro, hier in Marienfelde...Maar in feite hebben wij ons nooit met politiek bemoeid en zijn altijd tegen iedereen even vriendelijk gebleven. Maar vriendelijk zijn tegen uw klanten - als dat soldaten waren - dàt kon niet in de ogen van die smerige Witten! "
" Ja, het is nu eenmaal zo: ge moet tegenwoordig uw kamp kiezen! "
" Kamp kiezen als commerçant, dat gààt niet! Dus, na de landing in Normandië begonnen de Witten ons - god weet waarom - écht met de dood te bedreigen en we zijn het daar maar rap afgetrapt, eind juli. Ons pa heeft dan " für seine Landvertriebene Deutsch-freundliche Familië", zoals dat heette - van de fabriek een deftig appartement toegewezen gekregen in de Albrechtstrasse in Steglitz. En ikzelf kreeg werk hier bij de Vlaamse SS: voilà, zo simpel is dat."
De bazin bracht de drank en Joseph profiteerde van de onderbreking om het over een andere boeg te gooien.
" En uw vriendin Nadine De Handt, hoe is het dààr mee? Daar heb ik al jàren niets meer van gehoord?"
" Och, ik feitelijk ook niet, weet ge...Wij waren schóólvriendinnen hé! Maar toen het met de school gedaan was, nà het eindexamen in juli '42, zagen wij elkaar hoogstens nog één keer per maand, vooral om samen naar de cinema te gaan in Oostende en wat bij te babbelen. En doordat de tram alsmaar slechter en onregelmatiger reed en we daardoor een paar rendez-vous misten ,was het op den duur moeilijk om nog contact te houden: elkeen bleef in zijn eigen nest...Want na de winter van '43 zijn de jongens dan achter ons gat beginnen lopen en verwaterden langzamerhand onze vriendschapsbanden van meisjes ondereen... Jammer feitelijk...Ik heb zelfs geen afscheid van haar genomen vooraleer naar hier te vluchten, want niemand mocht dat weten..."
" Ja, Nadientje..." mijmerde Joseph..."Vree zij op 't laatste niet met de zoon van entreprenneur Berenbiet?" vroeg hij zo neutraal mogelijk.
" Ja, maar ik weet niet of dat lang geduurd heeft..."
" En gij?" viste hij: " Hebt gij al een lief?"
Zo, nù had hij haar waar hij haar hebben wou: " Of spreekt ge daar liever niet over?"
Françoise kreeg een rode kop en wist even niet wat zeggen: " Nee...Enfin...ge weet dat toch...Heeft de Leon u dat niet verteld?..."
" Wàt verteld?" Hij verkneukelde zich heimelijk in haar verwarring.
" Wel...Van de stoker in de kelder...Uw beste vriend Arthur... Van vroeger in Westende... Dààr moeten we toch over spreken?!"
" Béste vriend? Schóólvriend hé, zoals gij ook zei! Da's jaren geleden dat ik hem nog zag en dus zijn onze vriendschapsbanden ondertussen al héél erg verwaterd: pardon dat ik uw eigen woorden nog eens herhaal! Arthur, is dàt uw lief? Ge vrijt toch niet met een krijgsgevangene jood, of versta ik dat niet goed?"
" Maar allee Joseph, ge weet toch dat ik voor den oorlog al met hem liep, toen gij nog bij Nadine waart. Kalverliefdes, akkoord, maar ik heb in mei'40 ook geen afscheid van hem kunnen nemen en dan blijft die onverteerde verliefdheid in uw kop hangen...Toen ik hier de eerste week werkte is hij mij moeten komen helpen met het schabben vullen in het magazijn, en toen heeft hij mij herkend! Blij dat wij waren, om elkaar na zoveel jaren en zoveel bange avonturen dan tóch terug te zien! Hij heeft in zijn geestdrift de oude draad onmiddellijk terug opgenomen alsof er de laatste vier jaar niéts gebeurd was...En ik heb het spel gewoon meegespeeld, meer uit medelijden, denk ik, maar ook omdat het tenslotte voor een vrouw plezant is te weten dat een jongen zót van u is, hé! "
" Het spel gewoon meegespeeld..." snoof Joseph uit de hoogte: " Een spel dat u alle twee de kop kan kosten! Weet ge wel goed wat ge riskeert, met dat spel? Vooral Arthur, als ze ontdekken wie hij wérkelijk is?...Al eens van het concentratiekamp gehoord? Niét om mee te lachen, dat kan ik u verzekeren! "
Hij moest even op de rem trappen, want de waardin stond plots naast hun tafel met de twee borden dubbelgegarnierde zuurkool: " Bitte schön, die Verliebten! Guten Appetit! "
Ze lieten even de engel voorbijgaan, in de ban van de heerlijk geurende worsten, vóór Joseph wat zachter maar ook veel indringender de draad weer opnam: " Luister Françoise, ik moét het weten vóór ik hier mijn vingers verbrand: zijt gij écht serieus zot van Arthur of is het zo maar wat theater? Zoudt ge uw leven lang met hem getrouwd willen zijn en zijn kinders krijgen? Zijn 'Schicksal' van ondergedoken jood willen delen?...Een 'Schicksal' dat boven zijn hoofd hangt en - dat zult ge toch moeten toegeven - er voor het moment niet erg rooskleurig uit ziet!?...Antwoord! "
Françoise pruilde mistroostig tegen haar worsten en haalde wat bokkig de schouders op: " Wat moet ik dààr op zeggen? Néé natuurlijk...In onze huidige situatie...néé. Hadden we destijds in '40, thuis in Middelkerke - en zonder dat het oorlog werd - onze kalverliefde verder en dieper kunnen beleven: wie weet?... Als onze families ons gesteund hadden en niet over de tegengestelde godsdiensten zouden struikelen?... En àls wij niet bang moesten zijn dat de Birnbaums ieder moment met de noordenwind naar Amerika konden verdwijnen?... Maar onze vrijage, als ge die zo wilt noemen, is nooit méér dan een kwakkelige 'Spielerei' geweest: een kinderverliefdheid met één miljoenste kans dat daar van z'n leven iets serieus van voort zou komen..."
Joseph grijnsde: " Chapeau dat gij uw verhouding met hem zo koud kunt bekijken! Maar Arthur, hoe staat dié daar tegenover? Gij moet toch voelen of hij u écht geren ziet, of dat hij er enkel op uit is u eens goed tegen zijne gilet te trekken en in uw billen te nijpen ?!"...
Françoise zuchtte: " Och, ik weet dat ook wel: bij de jongens ligt dat een beetje ànders dan bij ons, hé. Die vrijen meer met hun lichaam dan met hun ziel en bij Arthur zal het ook wel van dàt zijn. Dat heb ik al gemerkt van in het begin, toen we het eerst leerden tongkussen in de cinema, weet ge het nog?...Ik kan mij daarbij moeilijk voorstellen dat hij gedurende die laatste vier jaar doorlopend liefdesverdriet naar mij gehad zou hebben...Hij had toen waarschijnlijk wel àndere zorgen aan zijn hoofd!...En misschien ook àndere occasies..."
Joseph nam haar een ogenblik monkelend op en scheen plots tot een besluit te komen: " Bon, luistert, in feite is het simpel: als ge voort wilt flirten met Arthur dan vliegt ge sowieso één dezer dagen tegen de lamp en dan wordt dat een ramp voor ons allemaal. Dat ziet ge toch in hé?! Dus moet er zo rap als 't kan een eind aan komen! Punt aan de lijn! Daarbij wil ik wel de vuile rol op mij nemen: dat ben ik tóch al gewoon! Ik zal dus voor god-de-vader spelen en zorgen dat het noodlot hier uw wegen doet scheiden. Akkoord? Voor u kan ik wel een plaatsje vrijmaken op mijn bureel waar ik u heel de dag in 't oog kan houden en ge niet in de verleiding kunt komen om onze keldercasanova op te zoeken. Voor Arthur regel ik wel dat hij naar een àndere post overgeplaatst wordt, met aangenamer werk en waar hij minder kans loopt van ontmaskerd te worden..." Joseph legde heel natuurlijk zijn hand op de hare en keek haar vooroverbuigend vlak in de ogen: " Wat denkt ge, kunt ge daarmee leven? Het is het best voor ons aller gezondheid, dat weet ge...Zo niet, als ge voort wilt flirten, moet ik er mijn handen af trekken! "
Even twijfelde ze nog, maar spotte toen ,druipend van sarcasme, met een knik naar zijn strelende vingers: "Dan zoudt ge toch eerst uw hand van de mijne moeten af trekken hé Joseph! Wat gaan de mensen aan dat àndere tafeltje wel van u denken: dat de boze wolf hier in 't openbaar probeert een maagdelijk schaap te verleiden?!"
Hij leunde geraakt achterover, maar zij lachte ontwapenend: " Bon, al goed! Ik zal het àf maken met Arthur... Maar dan verwacht ik van u dat ge woord houdt hé: een betere plaats voor mij, én voor hém! Rond Arthur mag er zelfs wat schoon vrouwvolk werken, zodat hij mij gemakkelijker kan vergeten, de sukkel! "
" Pardon, gij gaat juist niks afmaken met de Arthur! Gij verdwijnt gewoon, zonder afscheid te nemen! Dat zijt ge toch al gewoon, lijk ge daarjuist vertelde. En niemand mag ook maar vermoéden waarheen de àndere zo plots verdwenen is!Een korte pijn, dat overleeft het makkelijkste! "
Het U-Bahnstation op de Fehrbelliner Platz was weer open, toen Leon samen met Phil dié zelfde avond om vijf uur de drukke lijn U3 naar Dahlem-Dorf nam. Na even persen geraakten ze toch - gestuwd door een koppel vechtwijven - in een overvolle wagon vol uitgebluste vrouwen. Halverwege de rit ontstond er nog een opstootje toen een blinde oorlogsinvalide zijn voorbehouden zitplaats niet goedschiks cadeau kreeg van een boma met een plaasteren arm. Aan de vijfde halte werd het weeral vechten in de omgekeerde richting en hun wringen en trekken lokte opnieuw een paar pinnige opmerkingen uit.
Het was in de schrale blauwe schemer van de verduisterde straatverlichting toch nog een eindje lopen naar huis en Phil haakte automatisch haar arm in de zijne om een fiks marstempo op te dringen. Toen zij speels in zijn biceps kneep en lonkend naar hem opkeek flitsten bij Leon direct oude visioenen van de wulpse Hélène door het hoofd en brak het angstzweet hem uit. Zij lachte even kort met zijn plotse verkramping, maar drong niet verder aan...
Thuis steeg de spanning voelbaar. Dat het avondeten niet veel voorstelde scheen geen van beiden echt te hinderen, wél hun aanhoudende bijna-botsingen bij het afruimen.
Phil spotte gemaakt: " Da's de eerste keer dat Joseph niet voor ons voeten loopt en nóg is hier geen plaats om te keren! Zet u al rap in zijn zetel ;ik kom seffens met de koffie...En als ge belooft van braaf te zijn krijgt ge er zelfs nog een gemberkoekje bij..."
" Ik zijn toch altijd braaf! " hoorde hij zichzelf tot eigen verbazing flemend antwoorden. Dat kón toch niet! Zo liep hij met open ogen recht in haar valkuil! In paniek veerde hij op uit de zetel en ging vlug stokstijf staan wachten tegen het gordijn van het erkerraam.
Toen zij met de twee kopjes binnenkwam en hem daar in zijn egelstelling ingegraven vond glimlachte zij meewarig.
" Allee Leon, komaan zeg! Van wat zijt ge bang? Ik ga u niet opeten hé jongen! En de Joseph komt gegarandeerd niet vóór de negen thuis...Ik kén dat al zo'n beetje, die late vergaderingen van hem! Hij zal wel weer een nieuwe dactylo moeten keuren, of iets in dien aard! "
Leon wou zijn broer in bescherming nemen door de ware reden van zijn rendez-vous te verklappen, maar kon nog juist op tijd zijn klep dichtklemmen. Doch Phil hield zijn verkrampt stilzwijgen voor een uitnodiging om haar kaarten te tonen: " Mag ik dan niet uit weerwraak voor zijn keuringen een keertje mijn nieuwe schoonbroer goed bezien? Of gij uw lieve schoonzus? Dat kan toch plezant worden hé Leon? En niémand die ons ziet! Of zal ik liever het licht hier uitdoen?" En terwijl zijnaar de schakelaar liep knoopte zij soepel haar decolleté open en lachte schalks: " In 't donker gaat ge natuurlijk het schoonste missen, hé stoute jongen! En dat is écht jammer, ik kan 't u gerust verzekeren: mijn tetjes mogen gezien worden! "
Met haar vinger op de schakelaar draaide zij zich vol naar hem toe en schoof haar vrije hand in haar openhangende jurk, strelend over haar bolle bh: " Wat is 't, Beerke, licht aan of uit?"
" Uit..." was alles wat Leon schor over zijn droge lippen kreeg...
Joseph wilde er geen gras over laten groeien: hoe vlugger die affaire met Arthur geregeld werd, hoe beter. Zijn ontmoeting met Françoise in het 'Tirolerhof' had dan wel niet direct het erotisch staartje gekregen dat hij ervan verhoopt had, maar wat niet wàs, kon kómen...Van een eerste rendez-vous mocht je nu ook weer niet téveel wonderen verwachten, hield hij zich koppig voor.
Hij moest eerlijkheidshalve wel toegeven dat Françoise hem bij hun eerste ontmoeting weinig aanleiding gegeven had om op een wonder te hopen. Een koele kikker was het, ja, één waaraan hij nog veel werk zou hebben. Ze had niet in het minst laten verstaan dat zij, door Arthur de bons te geven, automatisch stond te trappelen om met hém in zee te gaan. Eén ding was zeker: de perverse Berlijnse mallemolen had haar nog niet te pakken gekregen. Zij was nog niet besmet met de erotische losbandigheid waarmee alle collega's hier op de rand van de vulkaan ronddansten, speels als in de Quadrille doorlopend van partner verwisselden om onbezonnen met elkaar in de koffer te duiken. De gedachte dat een Britse bom op ieder moment hun kaars uit kon blazen wakkerde onder het personeel van het Hauptamt steeds heviger de honger aan om bandeloos van het korte leven dat hun misschien nog restte te profiteren. En onbewust speelde ook de verdrongen dreiging mee dat, als er geen bóm een einde zou stellen aan hun sarabande, de Rus deze lacune zékerlijk binnen het jaar zou opvullen! De Rus, dat verdomde monster ...Joseph mocht er niet aan dénken...
Op 't einde van de maaltijd in het 'Tirolerhof' had zij hem wat meer details verteld van Arthurs wonderbare belevenissen in het Franse interneringskamp.
" Weet ge wie hij daar ook is tegengekomen? Die slijmerige joodse juwelier uit Oostende, waar we gevieren nog zo gelachen hebben toen Arthur daar het ringetje voor zijn zuster is gaan kopen, weet ge nog? Die vent vertelde daar in dat kamp tegen God en klein Pierke dat zijn vrouw hem op 10 mei '40 bij de Staatsveiligheid had aangeklaagd als Duitse spion. En dat de gendarmen van Pétain dus het recht niet hadden hem nog langer vast te houden. Altijd maar hetzelfde vertelsel, maanden aan een stuk! Hij is er dan op de duur ook zélf zot van geworden en van het derde verdiep naar beneden gedoken in de binnenkoer...Heel zijn kop in spijs... en dood natuurlijk! "
Na nóg een paar van die smakelijke anekdotes - hij verdacht haar uiteindelijk een beetje van kwaad opzet - was het gesprek dan tóch weg gedeemsterd en had hij haar geen 'Nachspeise' meer aangeboden...
Ook op de half verduisterde U-Bahn was het niet meer tot ontboezemingen gekomen en had zij zijn aanbod, om haar tot 'Rathaus Steglitz' te vergezellen, kort weggelachen...
" Zie liever dat ge nog op tijd thuis geraakt, voor de 'Sperrstunde' en de eerste luchtaanval! "
Zijn bluf dat er voor SS-kaderleden geen Sperrstunde bestond, had weinig indruk gemaakt en toen hij dan maar in Dahlem-Dorf afstapte en haar met de trein voort naar huis liet rijden kon er van haar met moeite een handje af.
Er was inderdaad nog veel werk aan de winkel, vóór die kouwe kikker snikkend in zijn armen zou vallen! Hij was dan ook in een rotstemming toen hij thuis binnenviel en dacht dat de familie met hun gespannen zwijgen bang was de Heer Des Huizes te provoceren!
Bon, voor hém niet gelaten!
Maar in bed, waar Phil zonder hem verder lastig te vallen verrassend vlug in een gelukzalig geronk wegzonk ,besloop hem het vervelend gevoel dat hij 'die twee' beter niét heel de avond alleen had kunnen laten...verdomme!
De volgende morgen ging hij onmiddellijk aan de slag. De personeelschef zag geen graten om Juffrouw De Bens van het magazijn 'Bureelgerief' over te plaatsen naar de 'Groep Dactylo' van de 'Flämische Kulturstelle' en haar in kelder B 016 te vervangen door de Badoglio-Italiaan Stresa Jiovan. Een vent die vier talen spreekt rendeerde dààr, waar alle Europese legioenen bevoorraad moesten worden in 'Bürosachen', stukken beter dan eenzaam bij de verbrandingsoven van Blok A, nietwaar?
" Jawohl, sicher. Maar wie steken we dan in de verbrandingsoven? Dat is een zware dagtaak en veel Italianen heb ik niet meer in reserve! "
" Kein Problem! Mijn broer is een struise kerel maar niet zo geschikt voor het bureelwerk dat hij nu doet. Dat stoken is echt iets voor hém, geloof me! "
" Ach so! Ich verstehe! Na gut, wird gemacht! "
Joseph ging persoonlijk Françoise ophalen in de kelder, om zeker te zijn dat ze naar boven verdween zonder een spoor na te laten. Phil, die haar moest inburgeren, keek wel even raar op maar gaf verder geen kik. Een uurtje later stond Joseph dan weer voor zijn oude vriend Arthur en deze moest wél even slikken toen die manke SS-er hem bij oude koosnaam aansprak: " Eiby, we hebben geen tijd te verliezen: pak onmiddellijk je boeltje en volg mij! Hier bij de verbrandingoven ben je niet meer veilig! Stel geen onnozele vragen: later kunnen we in een rustiger schuiloord nog zoveel kletsen als je wil. Ik plaats je nu over naar de dienst 'Bureelgerief': je collega zal je de finesses van het vak wel rap bijbrengen! "
De lange gang door naar B 016 leek wel een vlucht, waarbij Joseph toch zijn best deed om zijn manken te verbergen: " Kijk, hier is 't, en daar staat je leermeester! " De Deen keek maar stroef: de knappe Françoise moeten ruilen tegen een vuile baardaap in een onderlijfje, dat viel blijkbaar fameus tegen.
Maar met een SS-Oberscharführer kon je beter stram even slikken.
" En denk eraan Eiby dat er géén spoor van jou leidt van de stookkelder naar hier!Je bent dààr in rook opgegaan - Nacht und Nebel!- en hier kom je zonder verleden binnen gewaaid! Ook je nieuwe collega hier mag niet weten dat je van de verbrandingsoven komt! Akkoord? Ik leg het later wel uit! Schuss! "
Leon was er niet gerust in. Nu zat hij verdomme al met twee vervelende geheimen opgezadeld! Zijn eigen rol in die stomme spionagefilm begon een beetje zwaar door te wegen, vond hij...Waarom Joseph absoluut niet mocht weten dat hier ook een vroegere vriendinnetje van hem werkte, leek Leon te zot om los te lopen. Maar als Françoise daaraan hield, kon hij er mee leven. Met Arthur als onderduiker had hij meer last...Daar moest ook dringend het één en het ander opgeklaard worden ! Want als dat verkeerd afliep kon hij verdomme de kogel krijgen...
Gelukkig gaf Françoise bij het middageten met haar gebruikelijke anonieme richtlijnen een eerste aanzet: "Om halfvier, afvalpapier! " dichtte ze luidop bij het opstaan van tafel, en herhaalde dat versje nog tweemaal, de ogen gericht op oneindig alsof zij zichzelf wilde inprenten deze karwei zéker niet te vergeten.
Bon, hij had het begrepen. Hopelijk zou hij nu eindelijk te weten komen hoe Arthur hier verzeild was geraakt. Want tijdens de halve nacht - enkel gestoord door twee zware aanvalsgolven van de R.A.F. op het stadscentrum en harde ruziestemmen uit de andere slaapkamer - had hij de zotste combinaties aaneen gebreid. Het vervelende daarbij was wel dat hij over geen énkel vaststaand vertrekpunt beschikte om zijn gefantaseerde scenario's aan op te hangen. Maar het meeste ergerde hem nog dat hij de vorige dagen Arthur Birnbaum nooit herkend had, al ware het maar zijn stem...Bij hun eerste ontmoeting in de stookkelder herinnerde hij zich wél even een vervelend déjà-vu gevoel bespeurd te hebben, maar de link naar Arthur... Neen. De vriend van Joseph had vroeger een kop boven hem uit gestoken: een ietwat bleke patapoef. De stoker in de kelder daarentegen was op eerste zicht iets kleiner dan Leon, maar even getaand en stevig uit de kluiten gewassen. En welk wonder had die weke meisjeshanden van vroeger zó veranderd tot de eeltige knuisten van Jiovanni? Hij kon het bijna niet geloven, dat 'vreselijke geheim' van Françoise...
De verdere namiddag króóp voorbij, en ware het niet dat Phil plots weer heel vriendelijk tegen hem deed, hij zou zéker een uur te vroeg met zijn zakken papierafval naar de afspraak getrokken zijn. Nu moest hij tot tegen het einde van de koffieklats wachten om ongemerkt weg te glippen.
Françoise was er niet, maar 'Jio' stapte kordaat op hem toe en nam de zakken over: " Ge hebt mij nooit herkend hé Leon? Dan staan we effen: ik u ook niet. Niet aantrekken: op die vier jaar oorlog is iedereen en alles erg veranderd. Ik ben wel al die tijd zeer kwaad geweest op mijn oude vrienden van Westende, omdat ik geen antwoord kreeg op al de brieven die ik naar dààr zond."
" Hé, dat ik weet hebben ze zéker drie-vier keer naar u geantwoord, maar toen gij altijd opnieuw naar hetzelfde vroeg begrepen ze op den duur dat gij onze brieven nooit ontving."
" Ja, akkoord, nù weet ik dat, maar als ge vier jaar lang, ondanks alle navragen nergens nieuws van u familie kunt krijgen...Ik verzeker u dat ge dikwijls de moed zoudt verliezen! Maar toen ik Françoise hier tegen het lijf liep heeft ze mij alles verteld over de moeite die zij met Joseph en Nadine gedaan heeft om het adres van mijn moeder en zuster te vinden in Engeland. Ze heeft nu langs het Duitse Rode Kruis onder haar naam ook al een briefje naar dààr geschreven...met het slechte en het goede nieuws van mijn kant: ik lééf nog, maar mijn vader en onkel zijn gestorven...Dat zal daar wel hard aankomen, vrees ik...Maar alles is beter dan de verdomde onzekerheid, weet je..."
" En, al antwoord gekregen van de overkant?"
" Neen...Ge moet rekenen op ruim twee maanden...En er maar het beste van hopen, want zij kunnen natuurlijk ook van alles tegengekomen zijn...Als ze nog léven hé, want mijn moeder was al niet van de sterkste! ..."
Leon wist zo direct geen antwoord op deze pijnlijke overweging en gooide het dan maar rap over een andere boeg: " Maar hoe zijt ge in feite van uw kamp in Frankrijk hiér terecht gekomen? En dan nog als Italiaan onder een andere naam! "
" Frankrijk was niet slecht, vergeleken met wat wij van andere kampen hoorden, maar toch...We zaten daar in een afgedankte fabriek van dakpannen opgesloten met een vier à vijfduizend man, allemaal joden waaronder veel grote namen en wereldbefaamde genieën. Dus meestal oudere mannen, verzwakt en geknakt, en opeengepakt in van die grote tochtige droog-loodsen. Dat waren reusachtige fabriekshallen, drie verdiepingen hoog, met houten muren en vloeren vol spleten voor de verluchting, alles bedekt met duimdikke lagen vuurrood stof van die dakpannenfabricatie. De minste beweging die je maakte en dat gruis warrelde door de brede spleten in de plankenvloer op de mensen in de onderliggende verdieping...Het minste windje en je zat in een dikke rosse mist die erg op de adem pakte..."
" Kon je dan niet gewoon buiten slapen?"
" Het was streng verboden na zonsondergang de loodsen te verlaten. Eerst werden we bewaakt door Senegalezen en met hun commandant viel wel te praten. Maar nà de wapenstilstand in de zomer van '40 namen de Franse Gendarmen van Petain het kamp over en 's nachts schoten die met scherp alvorens vragen te stellen! Van dan af was er voortdurend sprake van ons naar Polen te deporteren. En toen in oktober van '42 de Duitsers ook onbezet Zuid-Frankrijk overrompelden ,vielen wij onder de knoet van de politieke collabo 'Milice', die inderdaad begon met konvooien naar Polen te sturen. Veel mensen, waaronder onkel Theodor, hebben toen zelfmoord gepleegd..."
Leon trok verschrikt de wenkbrauwen op: " Zelfmoord verdomme! Da's wel het laatste! "
" Ja, die spanning van het wachten maakt u kapot... Enfin, in de zomer van '43 zijn mijn vader en ik met de laatsten vertrokken en op het perron heeft hij een hartaderbreuk gekregen. Ik heb hem daar moeten achterlaten want iedereen werd met geweerkolven in de goederentrein gedreven...Vreselijk...Maar het ergste moest nog komen! Want toen we die nacht al een stuk in de Alpen waren, hoorden we plots een zware ontploffing en onze trein donderde in het ravijn. Onze wagon kantelde en werd door de schok volledig versplinterd: van de vijftig man was ik ver de enige die er direct uit kon kruipen. Ik heb het op een lopen gezet en twee dagen mijn plan getrokken in de bergen. Maar uiteindelijk heeft een schaapherder mij opgevangen en drie weken goed verzorgd. Hij vertelde mij dat de maquis de trein had doen ontsporen, denkende dat de moffen er de Franse graanoogst mee naar Duitsland versleepten. Kleine spijtige vergissing natuurlijk, want die herder zei dat er maar weinig reizigers levend aan die ramp waren ontsnapt en dat de meesten weer door de 'Milice' waren opgepakt..."
Leon snoof verachtelijk: " Bij ons in België heeft de Weerstand ook regelmatig zo'n stommiteiten uitgehaald waarmee de Duitsers eens goed lachten en enkel de burgers in de brokken deelden...Maar vertelt voort! "
" Ik zat daar in de bergen boven Annecy en heb een maand gezet om in kleine etappen aan de Zwitserse grens te geraken: de ene herder heeft mij gewoon aan zijn gebuur doorgegeven... lijk een ketting met wel vijftien schakels..."
Hij stokte plots want ze hoorden voetstappen in de gang. Maar het was Françoise.
" Hoe is 't? Nog niet uitgebabbeld?"
" Zeg, we moeten vier jaar inhalen hé! En hoe meer ik van Arthurs avonturen hoor, hoe meer ik vind dat we Joseph hier in moeten kennen. Hij heeft tenslotte ook wel één en ander beleeft gedurende diezelfde tijd dat het vertellen waard is. En ik garandeer u dat hij er erg op uit zal zijn om zijn oude vriend weer te zien..."
Maar daar vergiste Leon zich toch deerlijk in. Toen hij zaterdag namiddag, na zijn wekelijkse controle in het preventorium, met zijn broer had afgesproken in de Bierstube 'Zum Dicken Bayer' naast de tramhalte, vond hij het moment geschikt voor een serieus gesprek van man tot man.
Vreemd genoeg begon Joseph er zélf over: " Hebt ge nu uwen draai al gevonden op het werk?"
" Zonder problemen! Maar 't is wél een reusachtig groot bedrijf hé, met die drie blokken! Voor ik dààr mijnen weg in had gevonden! ..Maar allee, ik heb de laatste weken veel kunnen rondlopen en dan vangt ge links en rechts wel van alles op..." Hij twijfelde even en besloot het erop te wagen: " Veel zaken waar gij zekerlijk geen flauw benul van hebt! "
Joseph leek wat in zijn wiek geschoten: " Op die paar maanden dat ik den buro leid heb ik anders een klaar gedacht wat er daar zoal omgaat, weet ge! "
" Ik heb geheimen ontdekt waar gij zékerlijk geen weet van hebt! En misschien kan dat best zo blijven..."
" Geheimen die gij kent en ik béter niet? Wat is dàt voor zever?! Gaat gij die achterhouden voor mij? Ge weet toch dat, hoe meer ge wéét hoe sterker ge staat en dat binnen een groep geen geheimen mogen bestaan. Als ge wilt profiteren van de sterkte die ik in mijn positie aan onze groep kan geven, moogt gij niets achterhouden voor uw eigen: ge zijt erin of eruit! Van twee kanten eten, dàt gaat niet! "
Leon keek zijn broer strak aan terwijl hij het bier-schuim van zijn mond veegde: " Ik heb gezworen met dat geheim heel voorzichtig om te gaan en het enkel voort te vertellen als ik zéker weet dat het geen kwaad kan... Kunt gij zweren dat gij met die kennis niets aanvangt dat schadelijk zou kunnen zijn voor wie het aanbelangt?"
Joseph moest even lachen: " Bon, ik zweer het...Maar ik wed dat ik alles al weet, van uw groot geheim! "
Leon haalde geringschattend de schouders op: " Ik heb hier twee mensen ontdekt die wij goed kennen van in Westende, vrienden zogenaamd..."
" Ik heb geen vrienden meer in Westende! " kapte Joseph: " Dat heb ik afgeschreven! "
" Afgeschreven? Bon...Ook iemand lijk Nadine?"
" Verdomme, is Nadine hier?" vroeg Joseph blij.
Leon keek hem even schattend aan: " Neen, maar wél Françoise De Bens, als dat u iets zegt..."
" Françoise De Bens van Middelkerke? Allee, zot! " lachte hij ongelovig: " Hier? In den blok?"
Leon knikte bevestigend: " Ze werkt in de kelder."
" Maar moet ge daar zo'n secreet van maken! "
" Het is dat ze daar niet alléén werkt. Er zit daar nog iemand die gij goed kent..."
" Wie dan? Ook iemand van Westende?"
Leon knikte: " Arthur...Arthur Birnbaum! "
Joseph was na deze brutale openbaring minutenlang volledig van de kaart geweest. Maar naargelang Leon meer details loste waren ook de implicaties van dat 'geheim' tot hem doorgedrongen: zijn vriend zat daar compleet onwettelijk ondergedoken, de kop in de muil van de leeuw! Voorlopig weliswaar beschermd door een valse identiteit, maar evengoed met de strop van zijn joodse aard rond de nek. Werkelijk een tikkende tijdbom!
Even had Joseph zijn handen in onschuld willen wassen en zijn kop graag in 't zand gestoken. Maar Leon was er direct bij geweest om hem zijn toezeggingen van een paar dagen voordien onder de neus te wrijven, met de nadruk op de morele plicht een joodse-kennis-in-nood te helpen. Dit alles had het humeur van zijn broer zo grondig verpest dat deze verder het verhaal over de lotgevallen van Arthur maar halvelings had gevolgd en knorrig zwijgend aan zijn uitgebrande pijp was blijven lurken.
Pas toen ze van het café het stukje verder naar huis wandelden bromde Joseph opeens: " Hij was verdomme toch beter in Zwitserland gebleven, hé! Nu zitten wij met de miserie! 't Is altijd hetzelfde met den Tuur: al zijn vrienden voor hem laten opdraven...Wat moeten wij nu in godsnaam met die lastpost aanvangen?!"
" Wel, om te beginnen: een keer deftig met hem gaan klappen, dan komen we tegelijk te weten hoe en waarom hij van Zwitserland naar hier is geraakt, en nog wel als een Italiaanse Badoglio-soldaat! "
" Ik, als SS-Oberscharführer? Met hém gaan klappen in de kelder? Een krijgsgevangene en een jood? Zijt ge nu helegans op uw kop gevallen! Doet gij dat maar hé, en laat mij erbuiten! Wat ik wél kan, is Françoise eens uitnodigen in de onderofficieren mess en haar dààr aan de tand voelen...Of beter nog: geef haar maandagavond nà het werk maar in mijn naam rendez-vous in die Kneipe van het 'Tirolerhof' - op de hoek van de Fehrbelliner Platz, vlak bij de ingang van de U-Bahn: ziet ge dat?... Daar valt het minder op...En denk er aan: Phil mag er niks van weten! Gaat gij maar met haar naar huis, maandag: ik verzin wel een vergadering om later achterop te komen."
Zondag was het zonnig najaarsweer en Leon werd door het koppel letterlijk gedwongen te gaan wandelen naar de prachtige, met dichte bossen omzoomde meren van de Havel en Grünewald. Eens het U-Bahnstation ' Wannsee' achter de rug viel in de brede eikendreven vol rosse herfstblaren plots ook de dolle jacht van de stuiptrekkende wereldstad van hem af. Hier was van de zenuwslopende luchtoorlog niets meer te merken: geen gillende alarmsirenes meer of razend bellende brandweerwagens, geen versperde straten met nasmeulende puinhopen en blinde uitgebrande huizen, klaar om in te storten...Geen 'ausgebombte' slonzen in grauwe winterjassen, astmatisch sleurend met schamele klerenbundels en een sliert bleke snotters in hun zog...Geen invalide grijsaards op krukken, verwezen op zoek naar familie of een nieuw onderdak...Hier niets van al die teneerdrukkende miserie die, net als de prikkelende brandlucht, het stadscentrum àchter hem verpestte...
Na een zalige boswandeling van een tiental minuten, vol vogelgekwetter in de windstille kruinen, schitterde plots de zilveren spiegel van de Wannsee tussen de hoge beukestammen. Enkel een paar rustige slenteraars kuierden langs het strand, meestal goedgeklede dames met kinderen in HJ-uniform die om ter verst platte keien op het water lieten stuiteren. Wat verderop liep ook een verlofganger met zijn zoetlief, waarvoor een voorzichtige verkenning langs de oever van het meer slechts een alibi was om zo ongemerkt mogelijk gearmd wat dieper in het bos te verdwijnen...
Op een rustieke bank dacht Leon eindelijk eens kalm een uitweg te kunnen zoeken voor het netelige probleem waarmee Arthur hem had opgescheept. Want als hij er niet in slaagde om die onbesuisde casanova rap wat manieren te leren zou deze zeker binnen de kortste keren tegen de lamp lopen en de Petré's in zijn val meesleuren. Op zotte Françoise moest Leon niet rekenen om haar vrijer tot meer voorzichtigheid aan te manen, want die zat zélf met het vuur aan haar gat. En ze wist nochtans héél goed dat de Duitsers - en zéker de SS! - niet konden lachen als een 'Auslander' hun verordeningen en voorschriften aan zijn laars lapte! Het simpelste zou natuurlijk zijn als het Joseph zou lukken die twee op het werk in quarantaine te plaatsen...Of beter nog: hen een veilige plek te bezorgen waar ze ongestoord de beest konden uithangen...
Plots schrok hij op uit zijn erotische stratego en merkte dat naast hem op de bank een jonge vrouw zat! Nu pas, of al een tijdje? Hij had haar in elk geval niet zien aankomen langs het strand...Misschien kwam ze van achter hem uit het bos, dacht hij in een flits. Vreemd. Maar veel tijd om te prakkezeren kreeg hij niet want de fee glimlachte met zijn duidelijke verwarring.
" Sie traümten wohl, ja?...Liebe Gedanken?..."
Die avond kon Leon er niet over zwijgen: " Veel heb ik niet moeten zeggen, maar hàd ik een béétje toegegevenze zou mij zeker in de bosjes gesleurd hebben! En niet om met de kaarten te spelen hé! Miljaardedju, stond dié hitsig zeg!Juist een hete konijnenmoer! "
" Waarom hebt ge er dan niet van geprofiteerd?" vroeg Phil spottend: " Nu zal die sukkel zeker peinzen dat ge een janet zijt! "
Leon keek eens vragend naar zijn broer die hem vlugwat smalend ter hulp schoot: " Negen kansen op tien een hoer lijk een peerd hé! Ons Leonneke wil zijn bloemeke niet in de goot smijten om met de eerste de beste slet in de boskes te duiken, hoor! "
" En hoer, een hoer...da's rap gezegd! " sputterde Phil verontwaardigd tegen: " Hoe oud was ze? Van voor in de twintig? En deftig gekleed? Niet zwaar opgemaakt?"
" Ja, lijk ik al zei: een deftig fris blondje, nét van gezicht en met fijne handen. En vriendelijk op de koop toe...Ik zou haast denken: een verpleegster..."
" Of een jonge weduwe die haar chérie verloor aan het oostfront! " vulde Phil aan." En zich daarna tot over haar oren geworpen heeft in de sociale hulp: dat menske mag zondags in Wannsee toch eens uitblazen van die opgekropte miserie, zeker? En een babbeltje beginnen met een frisse struise vent lijk ons broerke hier?"
Leon glimlachte vereerd: " Maar met babbelen was ze niet van plan veel tijd te verliezen! "
" Zeg, wat wilt ge: ik stel mij in haar plaats! Die heeft al een paar jaar op haar kin moeten kloppen en al wat ze ondertussen van venten zag was kreupel, halfzot of de twee tegelijk! Moest ik dan in hààr plaats op een warme herfstdag aan het strand een knappe, op eerste zicht complete en gezonde gast zien zitten dromen, ik zou potverdomme geen minuut twijfelen en kroop erop voor een numero waar de vonken vanaf vlogen! "
" Hey, madam, houdt u maar een beetje in hé! " lachte Joseph wat zuur. De hint naar 'kreupel-en-halfzot' was duidelijk niét naast de roos gevlogen. En ook Leon keek van al die lovende adjectieven over zijn persoontjewat schichtig op. Maar Phil gaf geen krimp en snoof brutaal: " Venten! Komt daar een ferme teef die met haar schap durft schudden en ze schijten allemaal in hun broek ja! "
Joseph wou het daar niet bij laten: " Zeg Philleke, sinds dat wij als vent genoeg keus hebben tussen het schoon vrouwvolk moeten wij niet meer op de eerste de beste kruipen hé! "
" Gij keus genoeg?! Allee, doe mij niet lachen! "
Leon voelde het de verkeerde kant opgaan en onderbrak hun gevit: " Luistert, vecht gij maar voort: ik ga slapen! 't Is klare lucht en ver volle maan, dus zal het vannacht wel weer koekenbak zijn. En vóór het gaat stinken wil ik nog een paar uurtjes kunnen rusten..."
'Koekenbak' was zéér zacht uitgedrukt voor de twee golven die het centrum te verteren kreeg. Leon kon op den duur niet weerstaan aan de duivelse fascinatie om het infernaal duel tussen de Britse bommenwerpers en de luchtverdediging door zijn dakvenstertje te volgen. En merkte beklemd dat heel wat explosies en brandhaarden een stuk zuidelijker dan het centrum dood en vernieling aan 't zaaien waren, hoogstens een vijf kilometer van Dahlem vandaan...
De volgende morgen zag het koppel er wat afgetrokken uit, alsof ook zij beiden een zeer slechte nacht achter de rug hadden. Phil gaf Leon onder de koffie wel sluiks een geruststellende knipoog maar het ging niet van harte.
"Lijn U3 van de U-Bahn is voorlopig onderbroken", wist Joseph van de Polizeisender: " We zullen de bus moeten pakken..."
Door al die versperde straten geraakten ze dan toch tegen tienen op het werk om vast te stellen dat de wijk rond de Fehrbelliner Platz er goed van langs had gekregen. Een blok verderop stonden twee huizen nog steeds in brand maar de Feuerwehr, de ploegen van de Hitlerjeugd en de andere hulpdiensten voerden beheerst hun gerodeerde show op. Een oude heer die het even op de zenuwen kreeg en aan het schreeuwen sloeg werd onmiddellijk door de wijkpolitie afgevoerd, zonder pardon. Naast blok C van het Hauptamt had een bom in het wegdek een grote krater geslagen en in deze gevel bijna alle ruiten weggeblazen, maar in hun eigen blok A viel weinig schade te bespeuren. Een opruimploeg Italianen was reeds volop aan de slag met de herstelling en om 12 uur was op de 'Flämische Kulturstelle' alle leed vergeten.
Etenstijd. Hij kon Françoise eerst niet vinden, maar greep haar direct aan toen hij haar zag binnenkomen: " Om half zes hebt ge rendez-vous met Jos in de 'Imbiss' van het 'Tirolerhof', op de hoek van de Fehrbelliner Platz."
Ze trok verbaasd de wenkbrauwen op, maar knikte toch aangenaam verrast: " Potdikke, un dîner aux chandelles! Meneer laat het breed hangen! " Leon grinnikte: zijn broer had wel niet over eten gesproken, maar hij vond dat die gierigaard wel eens in zijn zak mocht schieten bij dat eerste rendez-vous. Maar ook Phil had blijkbaar een verborgen agenda voor die avond, want op de koffieklats fluisterde ze hem lachend toe: " Als de baas van huis is zullen wij het er vanavond maar eens goed van nemen hé! Ik heb in de kantine griesmeelpudding met kersensiroop gevonden voor den dessert: mjam-mjam! " En ze stootte hem speels in de buik. Of mikte ze op zijn onderbuik?
Hij trof Arthur in volle bedrijvigheid, want met die bomschade was er blijkbaar veel afval te verbranden. Maar na een korte inleiding kreeg Leon hem toch op het goede spoor: Zwitserland en het vervolg...
" Ik ben de laatste avond in het bos tot op een 100 meter van de driedubbele prikkeldraad gekropen, maar moest door de patrouillerende Italiaanse schildwachten tot middernacht blijven liggen. Dat laatste stuk heb ik plat op mijn buik voetje voor voetje vooruit geslopen en pas tegen de morgen geraakte ik aan de overkant van de grens in het dorpje Saint-Julien, vlak bij Genève en heb mij dan voorzichtig onder het volk gemengd. Niet voorzichtig genoeg, merkte ik al rap. Want ik had honger en geen Zwitsers geld, dus dacht ik van op een markt ongezien wat fruit te kunnen pikken. Met een peer en een stuk kaas lukte het prima. Maar toen heb ik van een bord, waarop een charcutier gratis schijfjes worst te proeven aanbood, de helft meegeschoept...En dàt is mis afgelopen :compleet een ramp !"
Arthur wierp weer een lading karton in de oven, maar Leon durfde hem niet in zijn verhaal storen.
" Enfin, om kort te gaan " hernam Arthur: "De politie pakte mij op en ik vloog in de bak! Drie dagen! Ik heb in lange tijd zo goed niet gegeten! Maar met de ondervragingen viel ik direct door de mand. Ze hebben mij dan ondanks mijn smeken en wenen, terug uitgeleverd aan de Italiaanse grenswachten, die mij onmiddellijk in het cachot staken. Ik was er de dood van in..."
" Wisten ze dat gij een jood was?"
" De Zwitsers wél, natuurlijk, maar de Italianen heb ik pas later ingelicht, al zullen die het wel vroeger geweten hebben. Want ze zaten écht verveeld met het feit dat mijn moeder een Italiaanse operazangeres was...En toen gebeurde opeens een wonder: het was ondertussen 11 september '43 geworden en plots liep het gerucht dat Mussolini gevallen was en Italië gecapituleerd had. De Duitse troepen zouden onze grenswachten komen ontwapenen en demobiliseren. Maar de commandant van de Bersagliéri voelde zich zó in zijn soldateneer gekwetst dat hij besloot ter plaatse weerstand te bieden! Ge kent dat, op z'n Italiaans: drie schoten lossen voor de tribune en dan terugtrekken over de Zwitserse grens om zich daar te laten interneren..."
Arthur lachte monkelend: " Dat is natuurlijk glansrijk mislukt...De Duitsers waren gepresseerd en gaven ons direct de volle laag. Eén jongen sneuvelde onmiddellijk: Jiovanni Stresa was zijn naam...De rest kunt ge wel raden zeker?...De Bersagliéri wilden mij niet als jood uitleveren aan de nazi's. Ik kreeg van de luitenant de papieren van Stresa plus zijn uniform en ging in krijgsgevangenschap naar Duitsland. En op het kleine kerkhof van het Franse gehucht La Joux ligt een jood begraven onder de naam van Arthur Birnbaum..."