" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
30-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 60
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A37: DE RODE PEST. 

     

       Westende ,begin september ’38.

Voor Joseph eindigde het groot verlof eerder in mineur. Tien dagen vóór de normale afloop van zijn vakantiejob oneervol ontslagen worden op zijn werk, na eerst te zijn buitengevlogen uit de cadettenschool... dat was werkelijk een beetje van het goede te veel!  Als hij daar nu mee bij zijn moeder aankwam, was hij nog niet aan de ‘nieuw patatjes’, een geestige uitdrukking waar mee Jetje gebruikelijk een dreigende ramp pleegde te verdoezelen. En dan moest hij nog niet eens denken aan zijn breuk met Nadine en het verlies van zijn drinkgeld.

Nog een duizendste geluk dat hij, toen hij die morgen na zijn ontslag langs de zeedijk naar huis drentelde, op Jetje viel die gezapig naar haar werk fietste. Sinds half augustus zat ze in de kuisploeg van Agence Rayée om dié villa’s binnen op te ruimen waarvan de huurders hals over kop naar huis waren vertrokken. De oorlogsdreiging in Sudetenland bedierf de vakantiepret grondig en deed veel toeristen in paniek vervroegd terug naar hun veilige nest vluchten.

“" Wel, waarom trekt ge zo'’n triestig bakkes ?” Jetje vond altijd het gepaste woord om te troosten. Hoe vertrouwd hij ook was met zijn ‘tante’, hij kon haar moeilijk zo vlakaf tussen de wandelaars op de dijk gaan uitleggen dat madam De Handt hem had buiten gebonjourd wegens “vuil manieren met haar dochter”. Hij hield het dan voorlopig maar bij ‘ontslag wegens gebrek aan klanten’, wat waarschijnlijk ook de échte reden was.

“" Dat maakt dat ge zónder zit? En g'’hebt de poepers om dat aan Marie te zeggen, hé ?!"” Jetje kénde haar pappenheimers. En terwijl Joseph ingespannen de horizon boven zee aftuurde opperde zij voorzichtig:" ”Als ge wilt zou ik u misschien een ànder travootje kunnen bezorgen…...Iets dat zékers zoveel opbrengt als commissionair per triporteur bij De Handt...Maar er komen geen mokkels omtrent, da’s natuurlijk jammer h酓" overwoog ze schijnheilig. '’t Was of plots de zon door de grijze wolken brak en Joseph verloor elke interesse voor de meeuwen boven de branding.

“ "Ja tante Jetje ? Wat is’t voor iets ? Villa’s helpen kuisen ? Gemakken ontstoppen ?"”

“ "Ge zit er niet ver naast."” gaf ze schoorvoetend toe. Maar toen ze de weerzin in zijn gezicht zag opwellen barstte ze in lachen uit :"” Neen, de gemakken doe ik zelf wel ! Maar schrijnwerker Gunst, die voor Agence Rayée de blaffeturen dicht als wij een villa gekuist hebben, komt handen te kort. Nu alle vreemden tegelijk voor den oorlog gaan lopen, terug naar huis, kan die niet meer volgen. Victor, zijn zoontje, werkt al vollen trits mee tot '’s avonds laat, maar nóg krijgt hij het niet gedaan ! Er zou rap een man méér moeten meedoen maar hij vindt er geen…... Als ge meegaat zal ik u presenteren :dan zijt ge gelijk van straat tot de school opnieuw begint !"”

 

Het was zwaar werken, dat sjouwen met die grote houten luiken, maar voor een taaie en pientere jongen als Joseph ging er een wereld open :betaald mannenwerk in het zweet zijns aanschijns. Vader Gunst vormde ploeg met zijn oudste zoon Georges die voor ingenieur studeerde met een beurs van de spoorwegen en nu zoals iedereen vakantie had. Dié trokken de ‘blaffeturen’ langs de gevel met koorden omhoog en zetten ze vast voor deuren en vensters. Joseph moest met Victor, een wittekop die bij Leon in de klas zat, voor de aanvoer zorgen. Soms stonden die luiken in de kelder of de garage en dan ging het vlot vooruit. Maar meestal moesten de jongens die met de bakfiets uit de loods van Rayée halen in de Duinenweg. En van daar terug naar de zeedijk was serieus bergop en met meestal wind op kop ! Maar enfin, Gunst betaalde drie frank vijftig per uur en dat was inderdaad méér dan hij bij De Handt nog kon ophalen nu het seizoen daar begon te slabakken.

Jetje had de eerste avond Marie verwittigd dat Joseph ànder werk had en wat later kwam eten, zodat de gevreesde bui vlug overdreef. Vooral toen ze hoorde dat hij méér verdiende klaarde de hemel vlug op. Het enige nadeel van zijn nieuwe werk was dat hij nu zijn volle pree moest afgeven, want Jetje had Marie van bij het begin zijn uurloon verklapt om de pil wat te vergulden. Ook miste hij het amoureuze kat-en-muis-spel dat met Nadine altijd voor een vreemd-golvende spanning had gezorgd tussen hen beiden.

De eerste dagen na de breuk kon hij haar bloed wel drínken, maar vanmorgen kreeg hij toch plots weer medelijden. Hij was met Victor op de dijk bij de ‘Trianon’ juist luiken aan '’t afladen toen zij met haar triporteur vol dozen, vechtend tégen de stijve westenwind in, hijgend langs reed. De zweetparels op haar wipneus maakten zijn wrokkige hart weer week. Vooral toen ze hem met die triestige hondenogen een vermoeide glimlach toewierp kon hij niet nalaten een visje uit te gooien :

"Tjui, Nadientje, hoe stelt g'’het zonder mij?"               Zijn woorden waren nog niet koud of ze had de handrem al opgesnokt en, haar rug rechtend, theatraal haar borstkas vol gezonde zeelucht gezogen. Even hield ze de adem op, de blonde haren in de wind en liet fier de koplampen in haar bloes opbollen. Maar toen bij de twee jongens de ogen uit de kassen sprongen proestte ze het uit. Joseph lachte wat schaapachtig mee terwijl Victor weer wist wat te biechten, volgende vrijdag.

"“ Ha, wat vuile ventjes ! Zijt ge niet beschaamd ! Allee, veegt al rap die zever van uw bakkes ! Is er hier op den dijk nu écht geen vréémd vrouwvolk genoeg in badkostuum, dat ge naar de arme slavinnen van '’t dorp moet staan loeren ?! Ik ben pompaf van die wind en dat mansvolk staat daar te dromen in plaats van mij een stukje voort te duwen !"”

Dat was ze weer hélemaal ! Onbeschaamd voor zijn neus met haar bezwete borsten staan draaien en zich zelf voordoen als een arme slavin ! Ja, "“Slavin"” zei ze, de sloerie, goed wetend wat er onder het mansvolk over die aangebrande film in de Cameo van Oostende werd gefantasmeerd…” ! "L' ’Esclave Blanche"” : niemand had hem zogenaamd gezien maar in alle café’s werd er fors over gekwijld ! Wist Joseph, van horen zeggen… ,hé...

“ "Allee oest, vuile Trien, waar wilt ge da'’k duw ?”"      lanceerde hij brutaal, om duidelijk te laten merken dat het nu gedaan moest zijn met haar flauwe kul van gekwetste onschuld :”" Wij hebben hier werk te doen ! En als ge nog eens tegen wind-in groensels moet leveren, rijdt dan óp binnenlangs in de luwte van de avenue des chardons, stomme kont, en àf met wind mee langs den dijk ! En niet omgekeerd h酔" Aldus sprak genadig de Grote Expert Ex-Triporteur..

Met z'’n tweeën duwden de jongens haar joelend een tiental meter op snelheid. En ze merkten het spotlachje niet rond haar lippen die ze –- tussen haakjes -– daarjuist opzettelijk wat lichtrose had aangestift vooraleer wraakzuchtig de dijk op te draaien. Ze had immers vanmorgen gehoord dat hij daar aan '’t werk was bij Gunst. En ze wist op voorhand dat een trieste hondenblik in haar blauwe ogen en een knoopje méér los aan haar décolleté dat pretentieus ventje wel weer van zijn hoge stelten zou slaan !

 

Met Victor Gunst was het leuk werken omdat hij er de baas over kon spelen. Het was een brave jongen ,drie jaar jonger dan Joseph, eerder frêle en wat bang van karakter. Op die paar dagen dat ze nu samenwerkten had deze in zijn nieuwe werkmakker zijn afgod gevonden.

“" Is dat uw mokkel, die nette ?"” Die hongerogen !

Joseph haalde wat blasé zijn schouders op:"” Bah-ja,  gewéést hé..Maar voor de moment heb ik haar wat op ’'t schab gezet..Altijd maar zagen en nooit genoeg..een echte plakborstel ! Bij mij moeten ze niet teveel aan m'’n lijf hangen hé..Op tijd eens frisse lucht happen: dat is ’'t mannetje. En verandering van spijs doet deugd aan de vijs, lijk dat z’' in Brussel zeggen !”"

Victortje hinnikte wat zenuwachtig :”" Deugd aan de vijs ! Verdikke gijsse !”" Hij kreeg er zowaar een blos van rond de ogen: weeral biechten ! Ziet dat hij maar geen tering kreeg van al die vuil gedachten !

“ "Hebt gij al veel lieven gehad, Jos, ik meen : échte, die tootjes geven en u vastpakken ?”"

Oei, die gast mankeert iets, dacht Joseph :"” Hier en in Brussel sàmen ? Bah, een stuk of zeven.. maar de éne is natuurlijk al wat beter dan d' ’àndere, hé !"...” Hij wou niet overdrijven, verstaat ge…...

“" Zéven !" ”overwoog Victor verschrikt. "En zijt ge dan niet bang van de tering te krijgen ?”"

“" De téring verdomme ! Maar vent toch ,miljaardedju ,waar haalt ge dàt uit ?! De tering !!”"

“" Mijn moeder is daarvan gestorven, verleden jaar óver : altijd maar bloed gespuwd..."”

“" Toch niet van teveel te vrijen zekers !”"

“" Gijsse !..Neen, maar 't ’zou in de familie kunnen zitten, zegt mijn zuster. En daarmee mag ik niet teveel naar de mokkels zien omdat dat erg àfhaalt..Lijk bij Dré Trotsaert”"

“ " Wat is er van den Dré ?"

"“ Weet ge dat niet ? Die ligt ver op sterven..Van de tering, denken ze, omdat hij bloed opgeeft. Maar ’'t kan ook de pest zijn, want zijn lijf staat vol grote rode zweren. De rode pest lijk ze zeggen, van héél héél lang geleden..”."

Dat was voor het eerst dat Joseph over de Rode Pest hoorde spreken. Maar niét voor het laatst. 

 

“ "Moeder, vond gij dat in uwen jongen tijd een schone vent, die Rudolf Valentino ?"” Joseph merkte niet hoe Marie als in een zoutklomp verstijfde. Toe draaide ze zich in een ruk om van de afwasteil en snauwde :

“ "Wie zegt dat ?!”"

De jongens aan tafel schrokken op uit hun spannende lectuur en gaapten haar met open mond aan.

“ "Wie heeft dat verteld ?”" drong ze nijdig aan.

“ "Niemand…"” stotterde Joseph "“Maar zijn foto staat hier in de ‘Ciné Revue’… :‘'Afgod van alle jonkvrouwen uit de jaren twintig'’”" vertaalde hij de titel van het artikel :"” Twaalfde verjaardag van zijn dood, 23 oogst 1926. In dien tijd waart gij toch ook nog tamelijk jong, hé ? ’t Is daarom dat ik vraag"…”

Marie wierp een blik over zijn schouder op de grote sepia foto en begreep haar uitschuiver :”" Ha dié verwijfde schelvis ! Die heb ik nooit kunnen verdragen : véél te snotterig naar mijn goesting”"...En dan een onnozel excuus :"” Ik had het verkeerd verstaan...”"

Maar ze zag dat de jongens daar niet in trapten.

“" Waar komen ten andere al die boekstjes vandaan ?”"

“" Uit de Villa Sybaris die we vanmiddag gesloten hebben. En die gazetten ook :alle ‘'Soirs'’ van de laatste week...Anders vliegen ze toch maar in de vuilbak, zegt tante Jetje :de rijken smijten dat weg, met al die schone foto’s...” Hij bladerde wat terug :” Hier zie, Marlène Dietrich aan de kootazuur met een nieuwe vrijer Erich-Maria Remarque, een boekenschrijver..En hier Tino Rossi met Claudette Colbert en Charly :zoiets moet ge toch bewaren hé, dat is later veel geld waard !”"

“" Hoezo, veel geld ?"” Marie trok al wat bij.

“" Wel, als het oorlog wordt gaan al die artiesten lopen naar Amerika en dan krijgen we hier geen foto’s van hen meer te zien. En wat schaars is, brengt op"”

“" De schipper zegt dat het geen oorlog wordt !"” Leon wilde ook een duit in ’t zakje gooien.

“" Tiens, de schipper, nóg zo '’n licht !"” sneerde ze. "“Daar zal meneer Hitler zékers naar luisteren!”"

"“ Hij is al volop zijn leger aan '’t mobiliseren, staat er in één van de ‘Soirs’ die ik heb meegenomen"” viel Joseph zijn moeder bij :”" Als die van Praag niet rap toegeven vreet den Duits hen óp met huid en haar !"”

“" Ja salut ! De schipper zegt dat die Hitler in zijn broek schijt voor de Fransmans en de Tommy’s. Het sterkste landleger van heel de wereld, samen met de sterkste marine : den Duits weet goed genoeg dat hij daar nooit van kan winnen als die ook mobiliseren. En d'’r is sprake dat wij ook binnenkort van ons eigen leger de eerste reserve gaan oproepen..”"

“" Ho-ho ! Maar dàn zijn we gered hé ! Nondedju, als Leopold zijn sabel trekt ,zeg !"” Marie schoot in een lach, maar Leon sputterde koppig voort :"” In d'’oorlog van ’14 heeft Hitler toch ook kop moeten leggen ! Dat is hem zekers nog niet vergeten !”"

“ "Och zot ! Toen was Hitler nog eens niet geboren "” verbeterde Joseph. “"En waarom denkt ge dat ze in Brussel juist nú die Burgerbescherming hebben opgericht ? Om d'’ouwe venten leutig bezig te houden ? Hen te leren hoe ze een brandbom moeten uitpissen ? Of hoe ze hun eigen-zelven kunnen versmachten met een kajoetsoe gasmasker ? Nee-nee manneke, Leopold zit ook met de poepers dat het serieus zou kunnen worden. Anders zou hij nooit al dat geld uitgeven voor zo'’n ouwe-venten-club lijk de Burgerbescherming.."”

“ ’"'t Was anders triestig om zien" “ vond Marie:" “die tien paljassen met hun collectebus, zondag in ’'t uitgaan van de hoogmis ! Geen één uniform dat paste, en de helft had nog geen casque..Sooi Coene op zijn velosloefen en Twanne Dierendonck in overal: da’s géén zicht ! Ze hebben tenandere maar weinig opgehaald..”"

Leon wierp verongelijkt tegen :"” Maar tegen den avond waren ze getienen toch allemaal goed zat !" Even hoorde je een speld vallen en toen proestten ze het samen uit ! Och met die oorlog zou het wel zo’'n vaart niet lopen.."

 

Jetje was helemaal van haar melk toen Leon de volgende avond even binnen sprong. Hij had er juist de laatste reis met de ’Astrid’ opzitten en morgen begon de school weer :nog één eindeloos jaar zijn broek verslijten bij die oude zaag van een meester Denolf. Maar toen hij merkte dat ‘tante’ geen oren had naar zijn nors gemopper gooide hij het maar over een àndere boeg.

Of ze “niet goed” was ? Koppijn misschien ? Om van zijn gênant gezaag àf te raken besloot ze dan maar hem in vertrouwen te nemen.

“" Met van de noen van villa te veranderen botste ik langs den dijk op Paul Hazard. Hij trachtte nog een paar toeristen te strikken voor een fotosouvenir ,maar veel volk wàs er niet meer en de meesten hebben tegenwoordig hun eigen Kodakbox. Hij stond daar maar te geelogen en ik wilde hem al lang eens aanpakken over hetgene wat hij tegen u gezegd had over Dis. Dat uw pa een weeskind was van geboorte en Vroman heette en geadopteerd werd door bompa Petré en heel dien hutsekluts, ge weet wel. Ik was er zékers van dat hij u een blaas in de nek had geslagen. Maar hij nam het op zijn krachten omdat ik aan zijn woord twijfelde zodat ik het op den duur wel moét geloven :Paul is een serieuze jongen..."”

“ "Ziet ge wel dat ik gelijk had ! Dat ik ons vader gezien heb in dat café van Duinkerke !"”

“ "Vent ,dat is onmogelijk ! Dis is dood en begraven en daarmee uit ! Maar er is iets ànders wat niet klopt in heel die affaire en het antwoord ligt in Veurne, in de geboorteregisters. Dààr zal ik het vinden, zo waar als God bestaat ! Ik ken daar iemand op de Bevolking en die zal mij wel helpen dat geheim op te lossen !"”

 

Toen de dorpsschool opnieuw begon gonsde het op de speelplaats van de geruchten. Dat het nu vlug oorlog werd stond voor elke snotneus van tien als een paal boven water.

Al tijdens de eerste les kwam meester Bloesaert de klas van Denolf binnen met twee officieren in zijn kielzog ,fijn afgeborstelde heren met blinkend-bruin-lederen rijlaarzen en een pistooltas aan de gordel. Ze roken lekker alsof ze juist van de coiffeur kwamen en Bloesaert die ,volgens ze in '’t dorp zegden, zelf een hoge piet was in de reserve sprak die met zijn gouden ster beleefd aan met “"Mon lieutenant"”. Tegen Denolf legde hij uit dat de heren kwamen verkennen hoeveel soldaten hier konden worden ingekwartierd. “ In geval van ,ge weet wel..” Hoewel hij dat gefluisterd had ging er toch onmiddellijk een golf van verrukking door de klas die Denolf enkel met een paar nijdige kletsen van zijn regel op het harmonium kon neerslaan. Stel je voor :er zouden binnenkort échte soldaten in de school kamperen, met paarden en een rokende veldkeuken, en misschien zelfs een paar kanonnen !

Vlak na de middag kwam meneer de onderpaster langs en hield in elk van de drie klaslokalen een bidstonde voor de vrede. En ze mochten niet zoals gewoonlijk in koor de rozenkrans aframmelen rechtstaand naast de bank maar moesten op de knieën met de handen gevouwen, volgens het boekje ! En wie gaandeweg verzwakte kreeg een vlaai om de oren ! Als ze de wil van God nog hoopten te keren dan moesten ze Hem héél oprecht smeken , en niet doen alsof !

In de hoogste klas van Leon baden ze daar bovenop nog een hele rits voor de genezing van Dré Trotsaert die ,volgens meester Denolf “stijf, stijf ziek was van een onbekende duivelse kwaal”. Waarop de paster niet wilde onderdoen en hen bezwoer den vurige Satan te verdrijven met hun dagelijks gebed.

Normaal zouden ze met de hele klas voor het huis van den Dré moeten gaan rozenkransen, met een delegatie van de oudsten aan het ziekbed, zoals dat gewoonlijk ging. Maar door de vervaarlijke mengeling van tering en pest werd daar van afgezien. Zelfs Dokter Loenders kon niet verzekeren dat er geen gevaar bestond dat ze het zouden “over krijgen”..En aangezien hij geen zin had om binnenkort het dorp af te dweilen en met een kalkborstel grote witte kruisen op de deuren te schilderen...

 

Jetjes fietstocht naar Veurne, de zondag daarop, was maar een half succes. Ze trof haar vriendin in het afgesproken café op de markt, maar véél wijzer kon die haar ook niet maken.

“ "Ik zou het moeten nazien in de registers "“, zei ze. Maar als Dis wérkelijk van kleinsaf opgegroeid is in ’'t weeshuis van de Zwartzusters en nooit geen bezoek kreeg van de Vromans – die hier toch in '’t omliggende goed gezaaid liggen – dan doet mij dat toch aan ‘'t één en '’t ander denken..waar gij niet direct aan zoudt peinzen..”"

“ "Mens ,Jezus-Maria ,ik heb mij al zót gepeinsd !"”

“ "Dat de ouders vlak na de geboorte gestorven kunnen zijn is natuurlijk de simpelste solutie. Daar hebt ge mij niet voor nodig om dat te vinden..Maar de meeste kinderen vliegen in ’'t weeshuis omdat hun ouders voor langen tijd in de bak zitten, twintig jaar voor moord bijvoorbeeld, of ànderzijds onwaardig verklaard werden ,lijk d'activisten na den Groten oorlog...”"

“ "Moord ,potdoosje ! Ik moet er niet aan dénken !"”

“ "Of omdat ze gevlucht zijn over de schreef "“, vervolgde ze kil-ambtelijk," “en heel hun nest jongen in plan laten. Maar in al die gevallen die ik kom te noemen is er meestal wel een ver familielid die deze sukkelaars in huis neemt of -– als ze dat niet willen - minstens af en toe gaat bezoeken in het weeshuis. Maar géén bezoek, gelijk ge zegt voor den Dis, wijst op één ding :dat kind staat alleen op de wereld !”"

"“ Triestig hé..Als ik aan dien arme jongen denk !"”

“" Maar wacht, zoiets komt héél raar voor. Enkel als '’t kind te vinden werd gelegd of bijvoorbeeld als de moeder het aan ’'t klooster afstaat na een geheime bevalling. Dat zijn de groep van de “gevallen dochters” , de armen en de rijken.."”

“"Maar hoe komt die kleine in dat geval aan die naam van “Vroman” ? Iemand moet dat toch aangegeven hebben.."”

“ "Mogelijk, maar dat is niet noodzakelijk de naam van de gevallen moeder zelve ! Ha nee ! Ze kan daarmee ook een ànder een pee willen stoven :haar familie die haar heeft verstoten of de man die haar verleid heeft en nadien weigerde te trouwen..Ik zou ze de kost niet willen geven !" “

“" Maar mensen toch ! Wat al toestanden ,hé !"”

“ "Zwijgt mij daarover ! Maar hoe zoudt ge zelf zijn als ze u zoiets lappen ?!..Toch ,met die Vroman zit ik al heel den tijd op iets ànders te prakkezeren. Als een kind naamloos te vinden wordt gelegd, vraagt de priester bij het doopsel dikwijls aan de peter en de meter hoe ze de kleine gaan noemen. Of bij een vondeling aan de kloosterpoort hier in Veurne is het de zuster portierster die de naam geeft, ziet ge ? En gezien de christelijke klank van de naam “Vroomman” komt mij dat zelfs zéér waarschijnlijk voor, nu ik daar aan denk.."”

Zoals gezegd, haar fietstocht leverde Jetje meer vragen dan antwoorden op. En daarvoor had ze nog wel met een Rodenbach getrakteerd...Zotte kosten.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
30-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
01-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 61
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A38 ONTBINDING?                                         

          Gandesa, 3 september ’38.

Het deed pijn aan het hart om er zich bij neer te leggen dat de bloedrode vlag van de roemrijke 15. Internationale Brigade nooit boven de smeulende resten van Gandesa zou wapperen. Zoveel was nu wel duidelijk. Niet dat dit achterlijke nest militair nog veel belang had. Voor zover ze vanuit hun keldergat konden zien lagen alle straten vol puinhopen en zelfs de doorschoten kerktoren stond op instorten. Het was als strategisch wegenknooppunt waardeloos en wie met gerij door het stadje zou willen trekken kon het - door de met puin versperde straten - voorlopig zéker vergeten!  

Dit puinveld zouden ze met plezier aan de vijand nalaten indien ze eerst niet zoveel moeite hadden gedaan om het te veroveren. Al die opgeofferde mensenlevens, het mateloos vergoten bloed, de geleden pijnlijke ontberingen...voor niets!     

Een overwinning, ja, dàt zalft de wonden en doet dergelijke emotionele schokken vlug vergeten. Maar bij een mislukking komen ze des te harder aan en vreet de twijfel of al dit bloedig leed, koel beschouwd , wel de moeite waard was.

De zwaarste morele klap kregen ze rond de middag. Tijdens de eindeloze uren van de dageraad en de druilerige morgen hadden ze op de toppen van hun zenuwen hun frustratie verbeten. Een stormloop van die bruine wilden opvangen met niets dan een bajonet betekende hoe dan ook het einde, hoe stoer de anciens zich ook voordeden om hun jonge onervaren Spaanse rekruten niet te doen doorslaan. In de schijthoek van de kelder zat er al één te grienen en een andere stond naast de uitkijk met dichtgeknepen ogen aan zijn paternoster te friemelen.

Marco liet nors begaan. Hij wist uit ondervinding dat een brutaal ter orde roepen de meesten over de klif zou jagen en dan waren ze nog verder van huis. In de loop van de voormiddag merkten ze ten andere dat de vijand zijn artillerievuur geleidelijk verder naar achter had verlegd, meer op de grote steenweg waarlangs de 15°I.B. vanavond hoopte ordelijk terug te kunnen trekken...Maar naar wat ze vernamen over de anarchie bij de staf van hun brigade ,was er weinig kans dat deze tweede poging daartoe zou willen lukken...En ook ten noorden van de steenweg, in de heuvels rond de Monte Gaeta, leek de slag al te zijn losgebarsten. Enfin, beter dààr dan hier, besloot hij fatalistisch !

Nu de bommenregen op het station emplacement geluwd was, wilde Marco zijn anciens buiten, achter het gebouw in stelling zetten waar ze met de bajonet een eerlijke kans zouden hebben tegen de Moren. De Spaanse melkmuilen hield hij in de kelder omdat ze toch niet met het blanke wapen konden omgaan en zo minder kans kregen om onverhoeds de benen te nemen.

Zijn bevelen waren nog niet koud of de loper van de compagnie bracht een nieuwe lading noodtijdingen. Kogels waren er nog steeds niet, maar daar hadden ze zich al bij neergelegd. Doch uit de detailorders voor de komende nachtelijke terugtocht bleek al vlug dat peloton Marco weer de hoofdvogel had afgeschoten. Alle eenheden van de brigade die voor Gandesa lagen zouden om beurt door de stellingen van hun rechter buur terugtrekken naar de enige nog open aftochtweg die van het station naar de brug over de Ebro voerde...Te beginnen met de compagnies die hier het verste vandaan lagen.

"“ Dat maneuver noemde de kameraad-kolonel:'’de kous die ge binnenste-buiten uittrekt’' voegde de loper bereidwillig toe.

Marco hoefde geen diploma van de Sorbonne te bezitten om te snappen dat zijn peloton op deze manier de twijfelachtige eer kreeg hier als laatste het licht uit te doen. Tegen die tijd wisten de apen aan de overkant natuurlijk al een eeuwigheid wat in onze stellingen gaande was en konden wij ons aan een leuk afscheidsvuurwerk verwachten!  Normaal gezien zouden wij tegen vier uur in de morgen kunnen vertrekken, maar als er iets mis liep tijdens de aftocht van onze voorgangers kon dat makkelijk zés-zeven uur worden, '’t is te zeggen: in klaarlichten dag!  Een zelfmoord, hoe je het ook bekeek!

Voor de loper zat zijn taak erop: Marco was de laatste in de rij aan wie hij het bevel moest afgeven en hij besloot even in de veilige kelder uit te blazen vooraleer de terugweg aan te vatten. Zijn pijptabak geurde aardig wat pittiger dan de rommel die ze hier te paffen kregen. Martini maakte van de gelegenheid gebruik om hem de pieren uit de neus te halen over wat ze “hogerop” over de toestand dachten. Maar de loper hield zich wijselijk op de vlakte:

“ "Breek mijn bek niet open, compañero! Of moet ik je soms een tekeningetje maken?! Wat verderop zijn er gisteren weer twee Rosbiefs tegen de muur neergelegd op beschuldiging van defaitisme...Nu de Russen wegtrekken wordt kameraad-commissaris Marty héél zenuwachtig met de revolver!" ”

 Even ging een engel voorbij. Toen mengde Marco zich in het gesprek: “" Wat is dat van die Russen?! ”"

“ "Weet ge dat niet, kameraad?  Het is geen militair geheim meer want we hoorden het op Radio Madrid. Alle Russische techniciens, de piloten en de tankisten vertrekken binnenkort terug naar het sovjetparadijs van de arbeiders en boeren. En Vadertje Stalin overweegt de kraan van de militaire uitrusting helemaal dicht te draaien vanaf volgende maand, want ons krediet is op..."”

“ "Is het daarom dat we hier geen munitie meer hebben, misschien? ”"

“ "Neen kameraad, dàt ligt aan de bommen van de Condor op de bruggen over de Ebro: daar komt niets meer door... voorlopig. Dat de aanvoer uit de Sovjetunie stremt zullen ze pas binnen vier-vijf maanden voelen. Maar dan zijn wij al weer thuis bij ons lief, hé?!" ”

Wéér een stilte. Toen Martini nors bromde, druipend van jaloersheid :"Gaat ge soms met verlof? "” schoot de loper in een verbaasde lach: ”" Natuurlijk ! Wie niet!" ”

Steiner vond het hoogtijd wat klaarte te brengen in dit duister dovemansgesprek :"Zeg makker, hoe zit dat hier ?! Die raadseltjes hangen mijn strot uit, hé!  Wilt ge nu voor éénmaal duidelijk zeggen waar het op staat?! Hoe zit dat met ons verlof?! ” Na al die maanden wil iedereen wel weer eens een normaal vrouwmens zien!"

De loper leek nog even te twijfelen maar stootte toen van wal :" Het is toch simpel, of leven jullie hier soms op de maan? ...Vorige week in de 'Humanité'” stond dat Engeland aan ‘'t bemiddelen is tussen Stalin en de Duce om langs beide zijden 10.000 vrijwilligers van het front naar huis te sturen: twee Italiaanse divisies tegen al de Internationale Brigades... Onze nieuwe president Azaña zou zijn akkoord al gegeven hebben omdat de brigades toch al vol Spanjaarden zitten...En Stalin wilde ons al langer kwijt: de tijd dat wij propaganda waren voor zijn winkel is voorbij nu wij er zo slecht voorstaan...De beslissing kan dus ieder moment vallen en dan worden de I.B. ontbonden...En kunnen wij naar huis, met de beste wensen van de republiek !... Het verwondert mij dat ge dat hier nog niet wist...”"

Er viel een pijnlijke stilte in de kelder: alle anciens leken wel door de bliksem getroffen. “ Ontbonden, hoorden ze wel goed?  En wat betekende dat in godsnaam, ontbonden? ” De Spaanse jongens hadden van het gesprek geen woord verstaan en bibberden ongestoord voort. Bij het zien van al die verbijsterde smoelen klopte de loper stilletjes zijn pijp uit, mompelde met opgestoken vuist "“Adios !"” in plaats van "Salut !" en verdween.

 

Als de naschokken van een aardbeving braken de rest van de dag steeds onverwachts discussies uit: was die vent geen smerige provocateur, geen defaitist?  Konden ze niet beter onmiddellijk de staf inlichten over deze verspreider van valse geruchten vóór ze zelf in verdenking werden gesteld, met alle gevolgen van dien? De anciens herinnerden zich nog duidelijk hoe Amalia en Consuela hun pelotonsoverste Rodrigo mee hadden gesleurd in hun eigen val...Als Marco nu eens een loper naar de staf stuurde met een verslag van het incident dan wisten ze meteen of het een kwakkel was, of misschien tóch de waarheid...

Maar Marco weigerde. In deze kritieke toestand van het front, terwijl ze zonder munitie de aanval van de vijand zaten af te wachten en ze in de staven koortsachtig de details van de aftocht afspraken, kon hij het zich niet permitteren een mannetje op kwakkeljacht te sturen. Als, ja àls er werkelijk van dit rampspoedig bericht iets waar was zouden ze dat de volgende dagen wel horen. Maar één goed aspect zat er alvast wél aan:  ze waren een paar korte momenten hun angst voor de komende aanval van de Moren vergeten!

 

Vreemd genoeg kwam die er ook de rest van de dag niet. Het rommelde wel zwaar een vijftal kilometer meer naar het noorden, aan de Gaeta berg, en op de 666 àchter hen. Maar hier aan de rand van Gandesa bleef het tergend rustig. De Moren zonden zelfs geen patrouille uit om eens te komen kijken...Onbegrijpelijk.

Eten kregen ze niet. Enkel wie in zijn tas nog een harde verdroogde taco vond van de vorige dagen had wat te kauwen. Delen met een kameraad zat er meestal niet in, en werd ook niet verwacht. Vooral de Spaanse jongens keken sip. De anciens zochten gelaten hun posities rond het stationsgebouw weer op en Marco nam Steiner mee naar de uitkijkpost op zolder. 

De pannen lagen er aan scherven en het druilerige weer had alle kranten doorweekt tot één grijze smurrie. Maar geen van beiden voelden ze ook maar de minste lust om daarin aan nieuwsgaring te doen. De kwakkel-van-de-dag volstond voorlopig ruimschoots om hun geestelijke dorst te lessen...

“ "Moest ik in uw savatten staan, Marco, ik zou die defaitist aangeven...Het is verdomme nu toch de moment niet om ons te demoraliseren met zo’'n prietpraat, hé!" ”

“ "Neen, '’t is zéker de moment niet!  Maar ’'t is de vraag of ge dat wel zo'’n prietpraat kunt noemen...”"

“ "Hoezo?  Trapt gij in die leugens? "”

Marco was compleet doodop, lijkbleek onder zijn ruige stoppelbaard. Zijn bloeddoorlopen ogen staarden nietsziend vanonder de klep van zijn helm over de mistige ruïnes in de verte. Met een diepe zucht haalde hij zijn schouders op:" Ach, leugens... Wie zal het zeggen?... Mijn gedacht zal er wel iéts van waar zijn... Onze brigades zijn geboren uit de politieke wil van de Komintern, en er is niets zo veranderlijk als de politiek... Voor het goed van de partij moet àlles wijken... En als wij geen nut meer hebben in de ogen van de Grote Stalin, zoals de loper zei... Ik heb al lang afgeleerd mij nog over iéts te verwonderen, weet ge... '”De nada' zeggen ze in 't Spaans..."

“ "Maar die kwibus sprak van ontbinden!" ”

“ "Wel, wees blij: ontbinden is de properste oplossing voor ons. Ze hadden ons ook in deze zak van Gandesa kunnen achterlaten en ons tot de laatste man laten uitmoorden door de Moren. Dan was Moskou óók van ons af geweest:  wel geen goede reclame, maar wie spreekt daar binnen een maand nog over?... Binnen drie dagen zijn we vergeten ,man ! In de plaats van ons dood te zwijgen mogen we achteruit trekken, wég uit de omsingeling! Nog nooit vertoond bij de brigade! Normaal worden daarvoor een zootje officieren gefusilleerd!" ”

“ "Swat!  Maar hoe moet het dan verder met ons? ”"

“ "Och, ik denk dat we binnen dàt en een maand, als de toestand gestabiliseerd is, uit het front getrokken worden naar achter. Naar een kamp bij de zee, Tarragona of Barcelona, ik zeg zo maar iets. De tijd om weer mens te worden en propere burgerklamotten te vinden die min of meer passen. We krijgen wat centen en nieuwe papieren en een treinbiljet terug naar huis...En dàt was dàt!  Of als ge er nog een decoratie bij wilt: geen probleem!" ”

“ "Hoezo, terug naar huis?  De helft van ons weet wel beter! Ziet ge al de linkse Garibaldis al terug naar het Italië van de fascisten trekken?  Of de communistische Thälmannen terug naar nazi-Duitsland? Om er direct in den bak te vliegen, zeker? Juist zoals ik waarschijnlijk in België? Bedankt hé, Grote Stalin, vadertje van alle onderdrukten !"”

Marco monkelde wat bitter maar antwoordde niet.

 

Tegen de avond steeg de grondmist op: waarschijnlijk de druilregen die verdampte. Een onverhoopte meevaller die de aftocht zou afschermen, dàt wél, maar meteen ook een dekmantel waaronder de Moren ongezien konden naderen om hen onverhoeds de nek af te snijden met hun coupe-coupe.

De volle maan kwam op rond tien uur. Dat veronderstelden ze toch want geleidelijk lichtte de melkachtige nevel op tot een bleekblauwe spookachtige klaarte waarin de omliggende ruïnes wegdeemsterden. Tergend traag kropen de minuten voorbij. Iedereen lag nu buiten op de uitkijk naar de eerste groep kameraden die ieder ogenblik ergens van links uit de mist konden opdagen. Maar het werd elf uur en ze hadden nog geen kat gezien.

Tegen middernacht meende Steiner een heel eind in het hinterland gedruis te horen. Maar Marco wees hem terecht: met die nevel droeg het geluid veel verder dan normaal en wist je nooit juist uit wélke richting het kwam. Hij was er echter van overtuigd dat de eerste kameraden nu wel vlug zouden langs komen.

Om één uur in de morgen stuurde Marco de Spaanse rekruten terug in de kelder om te beletten dat ze er in paniek alleen vanonder zouden muizen. Maar ook bij de anciens begon de onrust te knagen. Niets te zien, noch vóór noch links van hun stelling, en tóch dat onheimelijke gedruis dat van de schrikwekkende heuvel 666 àchter hen scheen te komen...Die, volgens ze allang begrepen hadden, opnieuw bezet was door de Moren...Dat voorspelde niets goeds gezien de énige aftochtroute van de brigade juist langs de voet van de 666 liep. Goddank bleef hier aan het front ondertussen alles rustig. Té rustig zelfs!

Marco kon zijn mannen nog een half uur in bedwang houden maar toen brak de muiterij definitief los. Martini verwedde er zijn kop op dat het lawaai in de rug van hun stelling van de Moren kwam die hun lijnen op de flanken van de 666 meer naar beneden verlegden. Steiner veronderstelde luidop dat de staf van de brigade de aftocht door die mist zeker uitgesteld had en hun uitkijkpost in het station vergat te verwittigen. Of de loper met het tegenbevel had onderweg iets gekregen,  dacht Simplet, één van de weinige overlevenden van het reservepeloton die sprekend leek op de jongste dwerg van Sneeuwwitje. Drie pessimisten waren het roerend eens dat de hele brigade al vertrokken was en hen vergat mee te nemen. Of erger nog: had achtergelaten om de aftocht te dekken. Hoe dan ook iedereen drong er steeds harder fluisterend bij Marco op aan om een verkenner uit te sturen naar hun buurman, het tweede peloton, drie stationloodsen meer naar links. Even poolshoogte nemen kon toch geen kwaad, en misschien wisten die wel méér...

Tenslotte gaf Marco zich gewonnen en duidde Martini aan om eens een kijkje te gaan nemen.

 

Al leek het een eeuwigheid, binnen het kwartier was Martini terug. De bebloede Moorse coupe-coupe nonchalant in de hand, liet hij er geen twijfel over bestaan: in de stelling van het tweede peloton zat geen kat meer. Hij was er enkel een bruine aap tegen het lijf gelopen,  waarschijnlijk een verkenner van de overkant, die hij eerst met een baksteen buiten westen had geslagen vooraleer met '‘s mans eigen dolkmes meer definitieve vragen te stellen...

De gedachtenwisseling onder de anciens die daarop volgde liet Marco weinig keus. Hij wist dat hij zijn kop riskeerde door zonder uitdrukkelijk bevel het station te ontruimen maar kon zijn mannen uiteindelijk overhalen tot slechts een gedeeltelijke aftocht in twee trappen. Ze zouden allen samen stelling nemen achter de rotsmuur op het einde van de olijfgaard, een driehonderd meter achteruit, en vandaar een verkenning doen in de richting van de 666 om de oorsprong van het zenuwslopend gedruis te achterhalen...

Zo stil mogelijk slopen ze het station uit, in een lange slang tussen de oude gedrochtelijke olijfbomen, maar toch kort genoeg opeen om elkaar in de mist niet uit het oog te verliezen. Steiner, die voorop liep, schrok zich plots een beroerte!  Achter het rotsmuurtje dat hij, een twintig meter voor zich, uit de melkachtige nevel zag opdoemen, hoorde hij duidelijk het klikken van geweergrendels die doorgeladen werden. Geheel onbeschermd zoals zij hier lagen in het open veld, op nog geen steenworp van de vijandige vuurlijn wist Steiner dat zijn portie geluk óp was.

Hoe het hem ineens te binnen schoot heeft hij nooit kunnen achterhalen maar plots hoorde hij zichzelf schel schreeuwen :"Niet schieten verdomde klootzakken!! Hier derde peloton Marco!  Niet schieten! ”"

Een eeuwigheid bleef het stil. Toen hoorde hij in het Frans vanachter het muurtje roepen: ” "Hoe heet jij, stronthoerenzoon? ...Je naam?!"”  

“"Steiner, Rocco Steiner, nummer 73474, derde peleton Marco!  Uit het stationsgebouw!" ”

Weer gleed er in de mist traag een engel voorbij...

 

Even later bleken het de mannen van het tweede peloton te zijn die net als zijzelf het bevel tot de aftocht hadden gemist –- indien dit al ooit werd gegeven - en uiteindelijk hetzelfde besluit als Marco hadden genomen, maar dan wél een halfuur vroeger. Ook hun chef had een verkenningspatrouille naar achter gestuurd om te weten waar dat geruis vandaan kwam en in afwachting van het resultaat overlegde hij nu druk met Marco hoe ze zich met hun post-verlaten het veiligst uit dit wespennest konden werken.

Lang moesten ze niet wikken en wegen want tien minuten later vielen de verkenners binnen. Met goed en slecht nieuws: het lawaai kwam niét van de Moren maar van de 15. Brigade die wegtrok langs een wegel die evenwijdig aan de frontlijn liep en een kilometer landinwaarts uitkwam op de grote vluchtroute naar de Ebro. Erg kalm en ordelijk zoals gepland ging het er niet aan toe. Van de voorziene losse groepjes van een honderd man met tien minuten tussentijd viel niets te merken: het was één onafgebroken lange slang piotten met het vuur in hun broek !  Ongeveer op dit ogenblik moest de achterhoede voorbijtrekken. En inderdaad het werd geleidelijk stiller in de richting van de 666...

Hamvraag was waarom de staf hén niet verwittigd had van de gewijzigde orders...Een fout of een vergetelheid door de stress in het hoofdkwartier?  Een breuk in de transmissies of een loper die onderweg gesneuveld was?  Tot Steiner plots verwoordde waar niemand op dùrfde doordenken :"Ik wed dat ze ons opzettelijk wilden achterlaten, als dekking, zogenaamd... Om ons, als zij veilig en wel voorbij de 666 geslopen waren, een loper te sturen met de toelating om op te kramen...”

Martini stelde het cru: ” Die vuile Rosbiefs wilden ons er in luizen, ja!  Ces fils de putain de merde! ” Het eeuwenoude Franse atavisme tegen het perfide Albion stak weer de kop op!

Nu waren, sinds hun aanhechting bij de Engelstalige 15.Brigade twee maand geleden, de contacten op menselijk vlak van het frans-Belgische bataljon '“Six février'” met het Britse “Mackenzie” bataljon of met de Yanks van de “Lincoln” en de “Washington” nooit zeer hartelijk geweest. Respectvol wél, want véchten konden die Rooineks als de besten. Maar als je elkaars moppen niet verstaat weet je maar nooit of ze je toe- of uitlachen, hé. Erger nog, als ze het onder elkaar soms uitbrullen van de pret vrees je altijd dat die rosse debielen jóú in de maling nemen...Wat een Fransman érger vindt dan horens gezet krijgen.

Al bij al konden Steiner en Martini het wel eens bij het goede eind hebben, meenden de twee pelotonchefs. Indien de brigade hen met opzet als dekking had achtergelaten -– weliswaar zonder uitdrukkelijk bevel - stond op eigen houtje terugtrekken gelijk met desertie vóór de vijand...En dat betekende de kogel, zonder pardon. Dus als ze tóch weg wilden moesten ze van een of andere hoge piet een boterbriefje zien te krijgen. En hoge pieten lagen hier in de olijfgaard zéér dun gezaaid.

Wat nù gedaan? ...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
01-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
02-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 62
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A39:  ALLES KRAAKT.

                Westende, 11 september 1938.

Het overlijden van Dreetje Trotsaert kwam als een verlossing want iedereen wist welke helse doodstrijd het kleine ventje had geleverd. Na een maandenlange aftakeling, zeven dagen en zeven nachten aan-één-stuk-door hoesten en krochten om de bloedfluimen uit zijn verteerde longen te krijgen en voelen dat hij er tóch langzaam maar zeker in stikte...De Heer had hem niet gespaard, zegden de kwezels. En zelfs de onderpastoor had het in zijn eerste catecheseles van het nieuwe schooljaar heel moeilijk om de klas van meester Denolf te overtuigen dat de marteldood van ons Dreetje de Heer welgevallig was.

Normaal zou de klas zoals gewoonlijk een rozenkrans gebeden hebben aan het bed van de stervende maar dokter Leunders stelde zijn veto. De kleine lag onder de bloedpuisten en niemand wist hoe besmettelijk dat kon zijn... De schrik voor “De Rode Pest” zat er diep in. De zieleherder moest dus genoegen nemen met een klassikale bidstonde voor het tuinhek van het sterfhuis, wat in feite niemand bevredigde. De Kerk niét, en de jongens nog minder. Want die waren razend nieuwsgierig of hun maat daar boven achter het gesloten venstertje er werkelijk zo afzichtelijk uitzag als werd gefezeld...

Door dit dramatische overlijden kon ook Leon niet meegaan met de Jong-Dinaso’s van Nieuwpoort die deelnamen aan de tweedaagse “7e Landdag” van de beweging in Gent. Veel had hij blijkbaar niet gemist, volgens het ontmoedigde commentaar van meester Engelborghs, een goede week later. Volk was er genoeg geweest, teveel zelfs, maar over de komende Dietse revolutie werd er met geen woord meer gerept. Vroeger hingen er naast de oranje-blanje-bleu vaandels van het Verdinaso al eens een paar leeuwenvlaggen die verwezen naar de oude Frontbeweging, maar die hadden ze nu vervangen door de Belgische driekleur! In de zaal prijkten opschriften in het Frans en één van de toespraken werd zelfs in die vervloekte taal gehouden! De meester begreep er geen snars meer van: hoe kon de Leider zó de Belgicistische toer op gaan als hier aan de kust het Nederlands per dag nog duizendmaal verkracht werd?! Van Severen had wél, wegens de oorlogsdreiging, uitdrukkelijk gepleit voor neutraliteit en een Belgisch-Nederlands militair verbond, maar dat noemde de meester een doekje voor het bloeden. Deze zevende landdag konden ze best zo vlug mogelijk vergeten, vond Engelborghs. En als de Leider nog zo'’n paar rare kronkels wilde vertonen dan was hij dringend aan grote vakantie toe!

Op de begrafenis van Dreetje, diezelfde zaterdag,  was ook veel volk komen kijken, de drie klassen van meester Denolf op kop. Zelfs uit Lombardzijde kwamen er nieuwsgierigen af op de morbide show rond “de Rode Pest”. Maar net zoals op de landdag in Gent kon de helft van het publiek in de kerk zich niet vinden in de uitvaartrede van meneer pastoor. Die had het doorlopend over het zaligmakende martelarenschap van den Dree die door den Heer was uitverkoren om aan Zijn rechterzijde te zetelen. Als ze om dit voorbehouden zitje te verdienen eerst zo zwaar moesten afzien, gaven de meesten stilzwijgend de voorkeur aan plaatsjes op “den uil”...

Na de begrafenis mocht Leon een hap eten bij Jetje, want Marie was nog van dienst in “Ons Rustoord”. Om de bedrukte stemming van de kleine wat op te fleuren besloot ze het resultaat van haar fietstocht naar Veurne maar voor de leeuwen te gooien. Leon luisterde met moeite naar haar ingewikkelde uitleg over het verschil tussen vondelingen, wezen en door onwaardige moeders afgestane of verlaten kinderen. Toen ze ook nog de door de rechter geplaatste sukkels erbij sleurde, onderbrak hij haar nors:”" Tante Jetje, wat heeft dat allemaal uitstaans met mijn pa?!”"

“" Verstaat ge dat niet? Als Dis in '’t weeshuis is opgegroeid was ’'t omdat zijn ouders, of minstens zijn moeder, niet meer voor hem konden zorgen. Mijn vriendin op '’t stadhuis moet het nog controleren, maar van tien-negen waren ze dood, kort nà of zelfs bíj de geboorte."”

“ "Bon, voor mij niet gelaten!  Maar als die boma Vroman -– laat ons haar zo noemen -– bij de geboorte van Dis stierf kan zij hem ook geen broers meer gegeven hebben. Er is dus geen familie die voor spook heeft kunnen spelen in Duinkerke, buiten mijn pa zelve!  Dat is wat ik u al maanden aan een stuk tracht wijs te maken en nu moet ge eindelijk kop leggen. '’t Zal zo een beetje tijd gaan worden!" ”

“"Ow-Ow, jongen!  Niet zo rap, hé!  Die moeder kon vroeger, vóór de Dis, nog àndere kinderen gekregen hebben. En dat ze bij de geboorte stierf weten we nog niet zeker: da’s maar een suppositie van mijn vriendin, hé!  Voor hetzelfde geld kan dat meisje Vroman, als gevallen dochter nà die geheime bevalling in het klooster, later tóch getrouwd zijn met de natuurlijke vader van Dis om nog een hoop kinderen te krijgen. Eén daarvan is nu  waarschijnlijk opgedoken als jouw “spook”: een broer of halfbroer van uw vader...”"

“ "Och tante Jetje ,ge draait rond de pot!  Ge zijt van niets zeker..."”

“ "Bon-bon, g'’hebt gelijk: we zijn er nog lange niet uit. Maar van één ding moogt ge wél zeker zijn: ik ga terug naar Veurne dat mysterie oplossen, ook tegen uw goesting, keikop!  Of ge ként mij nog niet goed! ”

 

De avond na de begrafenis gaf pater Morillon van de Vlaamse Katholieke Filmspreiding zijn driemaandelijkse ambulante cinemavoorstelling in "Den “Tap"”, een oude legerbarak die al jaren dienst deed als parochiale feestzaal. Dat evenement, één van de vaste pijlers van het plaatselijke amusementsleven, lag al weken op voorhand vast en kon, ondanks de rouw om Dreetje, onmogelijk verschoven worden. Hoogstens afgelast, maar de pastoor wilde het risico niet lopen op een schisma in zijn kudde. De mensen wilden rouwen en vasten als het moest, maar niet tijdens de feestdagen. En om uitspattingen te vermijden op de kermis, die volgende week in het dorp zou staan, kon beter nu reeds wat stoom worden afgeblazen. Nog afgezien van de stevige winst die de kantine van de Tap opbracht op deze cultuurnamiddagen van de “filmpater”.

Zo’'n voorstelling verliep altijd volgens hetzelfde stramien. Van drie tot zes een kinderprogramma, met eerst tekenfilms van Mickey, Popeye of De Drie Varkens, en vervolgens een paar kluchten van Charly, Laurel en Hardy en de Keystone Cops. Een interactief gebeuren waarbij de bengels uitbundig meekraaiden telkens de haan van Pathé op de begin- en eindgeneriek verscheen. De grootsten onder hen waagden het zelfs tijdens de trillende witte aanloopstrook met vuist- en vingerwerk in de straal van de projector bangelijke schaduwen van slangen, wolven en roofvogels op het doek te werpen.

Om het publiek na het kinderprogramma ter plekke te binden wilde de pastoor de innerlijke mens niet vergeten. Voor een snelle hap in de vooravond kon het volk terecht bij het kampvuur van de scouts van Sint-Laurentius, op de wei àchter de Tap. Veel moest dat niet zijn, gezien de tonnen bier dat het al gezwolgen had:  gepofte aardappelen met mosterd, zoute haring met mosterd of bloedworst met...jawel. Meteen een goede gelegenheid om in de haag je maag te lichten. De meeste kinderen werden na dat festijn zedig huiswaarts gestuurd.

De avondvoorstelling begon om halfacht met een opgewekte documentaire, meestal over de missies of de Spaanse Burgeroorlog, stukken uit vorige Pathé-journaals genre ‘best-of-the-year’, en de hoofdfilm. Dat was gegarandeerd een tranerig oeuvre van minstens tien jaar oud en dus klankloos, met zwaar geschminkt krapuul en wanhopige geliefden. Iedere tien seconden verscheen er wit op zwart een met slingers omkaderde tekst die door de filmpater met de losse pols simultaan vertaald werd in een Gents dialect en waaruit het publiek kon halen wat het wilde. Ook de vrouwelijke noodkreten of de liefdesverklaringen van de maagden brulde de dikbuik even onverschrokken door de luidspreker als het slijmerig gekonkelfoes van de gepommadeerde verleider. Wat de helderheid van de romance niet altijd ten goede kwam.              .     Door de vele filmbreuken en het terugspoelen of omruilen van de bobijnen durfde zo’'n avond nogal eens uitlopen. Maar deze wisselvallige pauzes gaven de ouders -– op aandringen van de onderpastoor - de kans gaandeweg de jongste toeschouwers uit het publiek te plukken en naar bed te sturen wegens hun te hoog toerental. Want in de hoofdfilm kon wel eens een kuise kus gewisseld worden, meestal op het einde, wat hem ongeschikt maakte voor puberale kijkers.

Leon had zijn Olgatje kunnen strikken om nà de laatste klucht van Buster Keaton en de eerste gepofte aardappel een wandelingetje te maken in het “wolvenbos” achter het scoutskamp. Ze waren hier ook wel niet alleen, maar toch stukken méér op hun gemak dan in de overvolle parochiekantine. En in de blauwe schemer van de dennen lonkte meer verboden romantiek dan in de zwoele pastels van de nazomerse zonsondergang rond het kampvuur.

Zohaast Olga de geschikte boomstam had gevonden om tegen te leunen plantte ze Leon kordaat vóór zich als om in zijn ogen te peilen hoe ver hij hoopte te gaan. O.K., een natte kus was al een goed begin...Ook al smaakte hij dan wat naar zure mosterd en groene Belga.

Verder geraakten ze echter niet. Met een plots gedruis door het kreupelhout verbrak een schuimbekkend monster de betovering van hun kalverliefde, onmiddellijk gevolgd door een tweede!  Miljaardedju, haar rotbroers Roland en Robert Erte snelden hun maagdelijke zuster ter hulp!

“ "Gauw!  Oeste!  Naar huis!  Ons moeder is u aan ’'t zoeken!  Rap-rap, of er staat u wat te wachten!" ” En terwijl zijn Olgatje zich gewillig en lachend door haar jongste broer liet meetrekken dekte Roland dreigend de aftocht. Hij was twee jaar ouder dan Leon maar dat zou deze niet belet hebben voor zijn Dulcinéa in het strijdperk te treden, had dat gegiechel van zijn lief hem niet alle drang tot vechten ontnomen. Die scheen het abrupt afbreken van hun minnekozen zelfs plezant te vinden!  En wat de avond compleet vergalde was het dreigement dat Roland hem tot afscheid in het gezicht wierp:"” En durft niet meer omtrent mijn zuster komen of mijn moeder gaat naar de garde! ”"

Verdomme, de garde! Onzaliger gedachtenis!  Nog méér zever met die vent kon hij missen als kiespijn!

 

Het liefdeleven van Joseph verliep de eerste veertien dagen van het nieuwe schooljaar wat minder geanimeerd. Hij zag elke morgen vanop de tram naar Oostende Nadine uit het wachtzaaltje van het station van “Westende-Bains” komen en altijd opstappen in het rijtuig waar hij niét zat. En in Middelkerke kwam haar vriendin er bij zitten die schijnbaar al haar interesse opeiste. Met andere woorden: zijn oude flirt zag hém niet meer staan als hij het goed begreep...

Ook goed: als zij het zó wilde spelen, voor hém géén probleem!  Veel amoureuze perikelen die zijn aanpassing aan de nieuwe school zouden kunnen verstoren hoefde hij dus niet te vrezen. Niet dat hij deze quarantaine zo leuk vond, want de eerste dagen vrat het een flink gat in zijn eigenliefde. Maar er viel mee te leven. En in Oostende liepen massa'’s schoolmeisjes los rond, had hij al gemerkt, die hem stijfden in zijn besluit om van zijn nieuwe vrijheid volop te profiteren. Met het gedwongen afwerpen van het disciplinaire keurslijf, waarin de cadettenschool hem al die jaren had geprangd, zou hij alvast geen moeite hebben! En als die blonde bleekscheet met haar 'Primeurs' dacht dat hij uit 'LeDeVeDe' (kinderlijke code voor 'LiefDeVerDriet') voor haar in een hoekje zou wegkwijnen, geloofde ze vast nog in sinterklaas!  Miljaarde! Einde van de week was het kermis in ‘t dorp: daar kon hij al eens ’'t één en ’'t ander laten zien waar ze niet goéd van zou zijn!

 

Maar die zaterdag, tussen de toeters en bellen van de molens en het knallen van het schietkraam, viel het hem al direct op dat hij zónder zijn stijfgestreken cadettenuniform héél wat minder aandacht kreeg van het loslopende vrouwvolk. Vroeger keken alle mokkels hem vrank in de ogen, de enen al wat uitdagender dan de anderen, en ze schenen hem allemaal te kénnen, om niet te zeggen: te willen... Keus genoeg!  

Dat leek nu wel voltooid verleden tijd. Want hij moest zich al flink aanstellen of wat harder roepen dan de boerenpummels uit het omliggende om nog de geïnteresseerde blikken van de krolse maagden te trekken...En wat hem diep in zijn hart het ergste kwetste: meestal gingen die hufters tóch nog met de buit lopen!  Hij zocht de oorzaak van zijn blauwtjes tenslotte bij zijn belabberde financies. Met de zakcent die hij vroeger op de cadettenschool kreeg kon hij, mits wat sparen, op de jaarlijkse dorpskermis zonder al te veel moeite zijn stand ophouden. Maar die bron van inkomsten was ondertussen drooggevallen en aan zijn geheime spaarpot met achterovergedrukt drinkgeld verdiend als commissionair bij De Handt wilde hij voorlopig niet raken. Toch niet om die onnozele geiten uit het dorp vrij te houden, hé!  Niet overdrijven! Aan de meisjes in Oostende kon dat nuttiger besteed worden.

 Telkens hij Nadine met een vriendin in het vizier kreeg overviel hij één van zijn makkers met een uitbundig vertelsel waar hard mee gelachen moest worden. Maar eindeloos kon deze maskerade niet volgehouden worden. En zohaast hij haar naar huis zag fietsen, brak hij ook op: de lol was eraf...

Zondagmorgen na de hoogmis peilde hij voorzichtig bij Leon of die hem niet wat kon lenen. Maar broerlief deed nogal stroef wegens zijn geschil met de familie Erte en Joseph weigerde voor die paar frank op zijn buik te kruipen. Bij zijn moeder moest hij met zo'’n vraag ook niet aankomen, wist hij, want dat gezaag over zijn vergooide loopbaan bij het leger kende hij ondertussen al van buiten!  Hij besloot daarom het onnozele kermis-gedoe die zondag wat van op afstand gade te slaan, en de bank vóór het café '“De Tramstatie'” leek hem daarvoor een prima uitkijkpost.

Marie en Jetje waren zich binnen aan een tafeltje met twee koppels uit de Bassevillestraat goed aan '’t amuseren. Zijn tante had aardig wat moeten zagen om Marie mee te krijgen. "“ Dat past niet voor een vrouwmens dat nog in de rouw is!" ” hoorde Joseph zijn moeder thuis in de keuken nog zeggen. Maar Jetje was in een hoongelach uitgebarsten:         

“ In de rouw! Voor den Dis?! Maar mens toch, de helft van '’t dorp beweert dat Dis de beest uithangt met een nette Française in Duinkerke en d'‘andere helft zag hem flierefluiten in Bray-Dunes! " Wat gij u nog aantrekt!" ” Niet deze uitspraak schokte Joseph het meest, maar wél dat zijn moeder zo vlug de duimen legde: "Als ge maar weet dat ik niét dans, hé! ”..."

De dikke rookbalken die de zon schuin door de hoge vensters van de overvolle gelagzaal wierp hingen als witte sluiergordijnen dwars tussen ’'t volk en verborg  de drukke feestvierders aan de overzijde in een mistig isolement. Het muurhoge mortierorgel in de achterzaal tingeltangelde er lustig op los en je moest al flink schreeuwen om je verstaanbaar te maken.

Marie had al in maanden geen pint meer gedronken en uit de flitsen die Joseph in de loop van de namiddag van haar opving kon hij met zekerheid afleiden dat ze morgen met een poes zou zitten van hier tot ginder...

Tegen zessen was Jetje even naar buiten komen uitwaaien en had Joseph getrakteerd op een grote zak fritten van twee frank. Maar omdat ook zij al flink in de wind was besloot Joseph kort daarop de aftocht te blazen naar huis. Hij walgde van zatlappen in '’t algemeen en van dronken vrouwen in ’'t bijzonder. En zoals de wind nu stond zag hij die twee liever niet over de cafédrempel struikelen...

 

Kort voor sluitingsuur van de kramen trokken de vriendinnen langs de Zeelaan stijfgearmd huiswaarts. Deze omstrengeling had alles te maken met hun wankele stap en minder met de harmonie van hun gevoelens...Want daar was zwaar weer op komst, net zoals ook de inktzwarte wolken boven de duinen en de bliksems ver boven zee weinig goeds voorspelden...

Zoals te verwachten had Jetje rond een uur of zeven, na het vertrek van Joseph, Marie tóch in de piste gekregen en met haar alle smartlappen van het repertoire afgewerkt. Het begon braaf met een dubbele wals:'”Twee ogen zo blauw'” en '“Daar bij die molen”'. Maar toen ze merkten dat noch de buren aan hun tafel noch de andere klanten aanstoot namen, geraakte Jetje op dreef. Marie had in den beginne wat koel meegesjokkeld maar gaandeweg de remmen van de christelijke welvoeglijkheid losgegooid. Java, one-step en Boston volgden elkaar steeds vlugger op en Jetje liet haar in de tussentijden nauwelijks op adem komen of bijtanken. Marie zag regelmatig de garde bij de tussendeur opduiken en een vies gezicht trekken, want Jetje raakte steeds beter op dreef en had enkel ogen voor hààr. Dat moést slecht aflopen...

Tegen negenen voelde Marie geen voeten meer en begon steeds meer dansjes te weigeren. En zoals ze verwachtte kon Jetje daar niét mee lachen. Toen de sfeer helemaal dreigde te verzuren stapte Marie bleek en onzeker op en ze was, waggelend tussen de laatste kermisbeesten, al de halve dorpsstraat uitgesukkeld vóór Jetje haar zwaar hijgend inhaalde. Er vielen een paar harde woorden over en weer, zattekullenpraat, tot ze zich ten slotte in het zicht van Jan en Alleman weer omslachtig verzoenden.

Langs de kaarsrechte Zeelaan tot thuis waren het normaal twaalfhonderd stappen, dat wisten ze al van kindsbeen af. Al zig-zag slingerend over en weer, vast het dubbele...Eindeloos veel, in elk geval. En hoe stevig ze elkaar ook '“kabasten'”,erg vlug schoten ze niet op, vooral nu Jetje haar inzinking kreeg en huilerig haar gemoed begon te luchten. Dat ze geen échte vriendinnen meer waren, en Marie nooit nog eens een lief woordje zei, lijk vroeger. Hoe lang was het al geleden dat ze haar nog Keuntje” had genoemd?  Of “Me Zoetje, me Tootje, me Gatje”?

“ "Och zwijgt, zotte Trien!  Toen waren we vijftien jaar!  Waar gij nog over spreekt!"” Bij Marie begonnen de dranknevels langzaam op te trekken en kreeg ze weer een beetje greep op de toestand, hoe belabberd die er ook uitzag. Ze waren nog niet eens halfweg, stevig in de wind en tot overmaat van ramp voelde ze de eerste dikke onweersdroppen al inslaan.

Als ze niet opschoten zouden ze verzuipen nog voor ze de hoek van hun straat bereikten en onderweg viel weinig te schuilen. Tot “'Ons Rustoord'” lag de Zeelaan omzoomd door een losse lintbebouwing van werkmanshuizen. Daar waagde Marie zich met Jetje niet in een portiek want die zou wel eens luidruchtig van gedachten kunnen wisselen met de gestoorde bewoners. Enkel het afdakje boven de poort van de vakantiekolonie kon beschutting geven tegen de vlaag die nu dreigend kwam opzetten.

Ze haalden het niet. Vooral Jetje wilde eerst als een blinde, met gesloten ogen en opgeheven gezicht in haar uitgestrekte hand de dikke druppels voelen kletsen vooraleer toe te geven dat het inderdaad goot. En toen ze tenslotte in de luwte van de ingangspoort samendrumden, kleefden hun feestkrullen in natte slierten op hun wangen en plakten hun bloemenjurken vormeloos tegen hun billen.

Toen kreeg Marie het onzalige idee haar rok vooraan op te schorten om het verfrommelde katoentje in de vuisten droog te knijpen. Jetje scheen plots uit haar roes te ontwaken, wierp haar arm in een houdgreep om Marie’s nek en perste een lange volle zoen op haar mond.

“ "Zat kanon, verdomme!  Houd uw manieren!"”

“ "Ziet ge mij nog gaarne?  Toe, zegt dat ge mij nog gaarne ziet!" ” En haar klauw graaide brutaal in het natte décolleté van haar vriendin.

“ "Hé zeg!  Poten thuis hé!  Blijft van m’'n tette, Georgette...” Plots barstten beiden in wild lachen uit."

“ "Toe, zegt zo nog eens lijk vroeger: ’Me Keuntje, ik zien u zo gaarne’ Allee, toe! ..."”

Marie zuchtte ongeduldig :"Allee zagetrien ...Me Keuntje ik zie u zo gaarne...Is ’'t zo goed?”

"“ En geeft mij nu een tootje, een écht!" ”

“" Georgette, ge zijt zat en g'’hangt mijn voeten uit met die zever! Vooruit, naar uw bed!"”

Maar Jetje bleef maar zagen voor een kusje tot Marie het op haar heupen kreeg :" Georgette, ge gaat braaf mee, of ge kunt alleen trachten uw nest te vinden, verstaan?! Ik ben het nu beu!" ” En ruw duwde ze haar vriendin van zich af. Die zonk op haar knieën in de pletsende regen en begon te snikken :”" Me Gatje...Moet ik al knielen...om een tootje te krijgen? ”...

“ "Stikt! "” zei Marie en liep kwaad weg. Maar Jetje wilde niet zomaar gedumpt worden :"Me Gatje! Blijft bij mij!... Of hebt ge misschien liever een vuile vent aan uw lijf?!... Marie, wacht op mij!" ” Maar die liep straal verder, ongevoelig voor de bui.

“" Marie, wacht op mij! "” Ze kroop moeizaam recht. “"Of ge hebt misschien liever die smeerlap van een Rudolf, hé!" ” Even hield Marie verrast de pas in, maar stapte toen onverbiddelijk voort. Tegen de afslag naar de Bassevillestraat had Jetje er iets anders op gevonden om haar vriendin te jennen. "“ Rudolf, Rudolf! "” dreinde ze aanhoudend met een schel pesterig kinderstemmetje. Maar toen Marie haar volkomen negeerde en er een vaste stap inzette riep Jetje haar steeds harder achterna :"Ru-dolf!Ru-dolf!"” ,allengs de twee-tonige hoorn van de kusttram naäpend. Als in trance slofte ze zo voort naar huis.

Plots schrok ze op: Marie versperde haar dreigend de weg met een afgebeten "‘Houdt uw muil, zat wijf!  Straks maakt ge verdimme de kinders nog wakker!" ’. Maar toen ze zeurend haar geroep hervatte, kreeg ze onverwacht een harde mep om de oren:" ” Zwijgt verdomme ,zeg ik u"! ”

Toen Marie de tranen opmerkte kreeg ze plots medelijden en greep haar vriendin weer bij de arm:”" Komt gauw, dat ik u in bedde leg..."”

 

De volgende morgen, toen Marie haar stoep stond te schuren, zag ze Jetje aan de overkant buiten komen, pijnlijk tegen de zon knipperen en dan nors een prei uit haar voorhof trekken.

“ Oei, die is weinig van zeggen...” dacht ze, en toen hardop: "Hebt ge al een tas koffie gehad? ...Komt anders bij mij: ik heb juist verse gezet...”"

“" Neen, merci mens, ik kan vandaag geen volk meer zién... Met zo’'n kop kruip ik liever terug in mijn beddebak.”" Kortaf. Dat incident met ‘Rudolf’ lag haar nog zwaar op de maag, zo te zien.

In feite zouden ze getweeën die stomme muilpeer nooit helemaal kunnen verteren...

 

Drie dagen later, toen Leon '’s morgens vroeg fluitend naar school vertrok, viel hij na een minuut opnieuw de keuken binnen.

“"Ziet hier wat ik in den hof vind! Een zotte brief vol plaksels! Met gazettenletters... Zeker van een klein kind..”"

Hij moest het zijn moeder bijna onder de neus duwen vooraleer die er wat aandacht wou aan schenken. Maar zohaast ze de eerste woorden had ontcijferd, rukte ze het papier uit zijn handen. Met horten en stoten spelde ze de chaotische tekst:

iS D en DIEs PetREe eChtig dooD Lijk GIJ zeCHgt?

M akt da  de hanZE wIJs.

                          WiE liEPt uiT den DuIN aCHTer den sLag dat GIJ  pEIst?                ++                       geBaARt  nie  Van  KroMmenAAs MariA!

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
02-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
03-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 63
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 A40AVE CAESAR...

              Corbera, 22 september 1938.

    Achteraf beschouwd was het hele peloton Marco er nog goedkoop vanaf gekomen. Eén dode en twee zwaargekwetsten -– en dan nog allemaal Spaanse jongens van de laatste aanvullingen die ze niet eens kénden -– was een lichte tol voor zo'’n gewaagd maneuver als de vlucht uit de zak van Gandesa. Vooral als je bedenkt dat ze op de énige aftochtroute uit de stad - over een stuk van bijna één kilometer én totaal zonder verweermiddelen -– spitsroeden hadden moeten lopen. Weliswaar nog in het donker en de mist, maar toch...Enkel het idee dat je het smalle dal door moet tussen twee heuvels die de Moren de vorige dag hadden heroverd...

     Het énige alternatief ware geweest: in het stationsgebouw standhouden tot de ontvangst van een authentiek evacuatiebevel. En aangezien ze nù wisten dat dit verlossende codewoord Marco nooit bereikt zou hebben omdat de loper onderweg naar hun stelling gewond raakte, stond in-Gandesa-achterblijven gelijk met zelfmoord.

    Dat ze nu tóch nog leefden was werkelijk een dubbeltje op zijn kant geweest. Want toen de patrouille van het tweede peloton terug in de olijfboomgaard verscheen met het bericht dat de volledige 15e Brigade al was weggetrokken over het smalle pad langs de voet van heuvel 666 dreigde in hun kleine groep achterblijvers even paniek uit te breken. Tot Marco met zijn collega besloten het lot te laten beslissen en “kop of munt” gooiden. Kop: onmiddellijk en zonder bevel aansluiten bij de achterhoede. Of munt: in de boomgaard blijven wachten tot juist vóór de dageraad en dan zogenaamd onder druk van de Moren als een gesmeerde bliksem de benen nemen…. Tot ieders opluchting viel het lot op “kop” en drie minuten later waren ze in de mist verdwenen!

    Op het bewuste pad vielen ze nog op de allerlaatsten van de achterhoede: een luitenant van de Mackenzies met drie Ierse brigadisten. Zenuwachtig volk, want dààr viel die nacht hun éérste gewonde. Die Rosbiefs schrokken zó toen zij het 2e peloton plots uit de mist zagen opdoemen dat ze zonder veel vragen te stellen het vuur openden : '”Moren'” dachten ze, en vlam!

     Gelukkig verstond de kameraad-luitenant ook wat Franse vloeken zodat hij het misverstand vlug dóór had. Na een scheldtirade op 'die stomme “fucking Frogs', die volgens zijn inlichtingen al ùren geleden het kamp hadden moeten ruimen, – liet hij hen toch haastig vóórgaan. Als ze godvermiljaarde maar een beetje petrol gaven:" ” Avanti presto! Got it?  Gran vitesse, damned! Beat it man!" ” Naar zo’'n Volapuk grepen de brigadisten dikwijls als ze zich buiten hun vertrouwde kring verstaanbaar wilden maken. Marco beschouwde het als een duidelijk bevel tot de aftocht en zette er met zijn mannen flink de pas in, om niet te zeggen: de looppas!

    Zowat een kwartier later stieten ze op de staart van het gros, Amerikanen van het Lincoln-bataljon. Die kameraden wachtten, verspreid in de greppels langs de baan, gelaten hun beurt af om door de flessenhals te glippen, daar waar de vluchtweg dieper tussen de zijheuvels gekneld lag. Ze wisten dat de Moren sinds gisteren beide flanken heroverd hadden en nu in het donker op vinkenslag lagen: leuk was ànders…

    Vreemd genoeg beschoot de vijand vanuit de hoogte de aftrekkende troepen niet met zijn lichte wapens of zijn Mi'’s: vuurverbod waarschijnlijk, of misschien ook gebrek aan munitie. Enkel af en toe vuurden ze een geweergranaat naar beneden, kwestie van hun beroepsfierheid hoog te houden. De vijandelijke artillerie verkocht méér last. Die had zich overdag al op de flessenhals kunnen inschieten en legde nu een barragevuur over dat stuk weg. Niet doorlopend, maar juist voldoende om de aftrekkende troepen regelmatig in dekking te dwingen en zo het tijdschema van de ontruiming volledig in de war te sturen.

     “" Wanneer zouden wij aan de beurt komen?" ” vroeg Steiner aan Marco. Maar deze trok vermoeid de schouders op:" ” Die mannen van de Lincoln liggen hier al een uur te wachten.. Normaal hadden ze nu al hoog en breed op hun nieuwe stelling voor Corbera moeten zitten, vijf kilometer verderop.. Het loopt nu tegen drieën, binnen een uur begint de dag te klaren.. Als we er dàn nog niet door zijn zit er stront aan de knikker! ”"

     “" En weet ge waar de rest van ons bataljon zit?" ”

    “ "Die zijn al een eeuwigheid voorbij de barrage ,zei die Ierse luitenant een uur geleden..”"

     "“ Waar wachten we dan op? We kunnen toch zeggen dat we bevel hebben zo vlug mogelijk weer bij die van ons aan te sluiten?! Als we moeten wachten tot die slaapkoppen van de Lincoln opstappen, zijn we gezien! ”"

“ "Hebt ge dat alleen gevonden, Rocco?  Vergeet niet, kameraad, dat we met vijfendertig man zijn, die van het 2e peloton meegerekend. Misschien mogen die ook hun gedacht eens zeggen, ja? !"”

Maar het antwoord kwam van de Moren. Een plotse "Zoef !" deed hen verschrikt het hoofd intrekken toen de obus met een felle flits krakend de baan opbrak, een vijftig meter meer vóóruit. Vanuit het donker van de nacht kletterden de moordende kasseien in '’t rond. Steiner zag in een flits weer Ramons bloedige hersenen onder diens geplette helm uitlopen. Maar nog vóór de weergalm tussen de bergen uitstierf sloegen met veel kabaal kort na elkaar nog drie rood-flitsende granaten in en daarna nog een paar, verderop. Toen viel even weer de stilte, voor her en der de gewonden begonnen te gillen. Ze zaten in de val.

De Moren wisten zonder twijfel waar ze schuilden. Hier blijven liggen was waanzin. Een paar jongens vluchtten achteruit, al was dat ook geen oplossing.. Marco keek Steiner aan:" ” We moeten erdoor!  Groepjes van drie man, één ancien met een koppel Spanjaarden!  Martini op kop, gij dertig tellen later!  Ik zorg voor de rest en verwittig het tweede peloton!  Nu! !”"

In de bange verwarring die volgde greep Steiner twee rondkruipende aardwormen bij hun kraag, snauwde hen in zijn beste Spaans een paar bevelen toe en sleurde hen recht: ” "Anda-anda, Julio!! E rapido!" ” Vooruit, en een beetje vlug! Misschien heette die ene jongen inderdaad Julio want hij zette het op een lopen in de goede richting. Met de tweede kreeg hij meer last maar een schop onder zijn kont gaf de doorslag:" ” Anda-anda!!”."

De ren door de kloof leek wel eindeloos. Hun volle bepakking rammelde rond hun lijf en maakte vantijd zo'’n hels lawaai dat het wel een reactie van de Moren móést uitlokken. Maar méér dan af en toe een geweergranaat wilden die heren blijkbaar aan hen niet verspillen. Om beurten struikelden ze in de pikkedonkere mist over het rotsige puin op het wegdek of vielen pardoes in een bomtrechter. Als één van de rekruten buiten adem neiging vertoonde in de bedrieglijke veiligheid van zo’'n put betere tijden te willen afwachten, wist Steiner hen met een snak en een snauw vlug weer op de been te krijgen. Toen er echter wat verderop weer een paar granaten insloegen kreeg hij er zelfs met zijn geweerkolf geen beweging meer in. Al goed, want anders waren ze Martini misgelopen.

Die lag moederziel alleen in een bomtrechter waar zijn twee Spaanse rekruten hem laffelijk in de steek hadden gelaten. Voldoende bij bewustzijn om de volledige hemelbevolking bij elkaar te vloeken.

“ "Mijn verdomde poot is er aan, putain de merde!" ” Steiner moest niet ver zoeken: een scherf in de dij, zo te zien...De beslijkte broekspijp voelde warm aan van het bloed, ook al stonk het verdacht naar iets anders. Als een volleerde verpleger trok hij, zonder één ogenblik te twijfelen, Martini’s broeksriem uit en snoerde er de bil mee af terwijl de Corsicaan ondertussen verwoed alle hoeren van zijn geboorteland aanriep. Puta zus en puta zo: in vertaling vast "kinderen niet toegelaten"...

Even kreeg hij de tijd om naar hulp uit te kijken en merkte dat in het duister rondom steeds meer kleine groepjes hijgende soldaten voorbij sjokten. Kameraden van zijn peloton of reeds mannen van de Lincoln?  Hoe dan ook: niemand reageerde op zijn geroep, als ze het al hoorden. Want nu sloegen met veel gedruis regelmatig obussen in, ongeveer op de plaats vanwaar ze zojuist aan hun sprint door de kloof waren begonnen. En de struise Corsicaan alléén op zijn schoft hijsen mocht hij vergeten: die verdomde dwerg woog als lood. Daarbij,  véél aanmoedigingen kreeg hij niet:" ” Vent, Steiner, blijf met je poten van mijn lijf! Laat mij hier toch in rust creperen!" ” Die had er al een kruis over gemaakt.

Plots sprong een soldaat in hun trechter..

“" Rocco? Verdomme, waar blijft ge zo lang?! We staan al een uur te wachten!  En wat is er met die vent hier? Ha, Martini?!...Is '’t erg? "”

Marco! Steiner had de stem onmiddellijk herkend. 

"Een ferme splinter in zijn bil, misschien het been geraakt...”"

Meer uitleg moest hij niet geven:" ” We nemen hem tussen ons in!  Binnen tien minuten zijn we in de verbandplaats. Eén, twee en hóp!”"

 

Het zeulen met Martini door het donker duurde wel een ietsje langer, voor ze een hulppost langs de weg vonden. Maar de artillerie liet hen verder met rust en zohaast ze de eerste kameraden van het peloton vonden konden die hen bij het sjouwen aflossen. Marco moest dringend de leiding over de treurige resten van zijn troep herwinnen vooraleer kon worden afgemarcheerd. Maar Steiner bleef bij Martini tot hij voor hem een plaatsje kon veroveren in een wegrijdende ambulance. De man was ondertussen al erg verzwakt en veel van zijn branie kwijt. Het laatste wat Steiner hem schor hoorde kreunen was:" ”Grazié mille, amice Rocco mio...”"  Zijn moedertaal.

Terug bij de troep leek de oorlog wel voorbij. Het flitste al minder hevig achter hun rug en het gerommel van het front doofde langzaam uit. Ze zetten er een flinke pas in, richting morgenrood, en gaandeweg sloten meer verloren schapen bij hun peloton aan. Nu kwamen ook de tongen los en werd het mysterie opgehelderd waarom de Moren hen in de kloof niet met hun lichte wapens hadden bestookt. De Lincolns hadden er één gevangen kunnen nemen en die wist te vertellen dat de vijand bij zijn doorbraak naar de 666 en de herovering van deze berg zijn laatste kogels had opgebruikt. Deze zat dus vannacht in hetzelfde schuitje als de aftrekkende brigades die vóór zijn neus door de kloof glipten: zonder munitie voor de geweren!

Hoe het nu verder moest wist in feite geen kat. Iedereen sprak over de komende ontbinding als het resultaat van duister politiek touwtrekken op hoog Europees niveau. Maar dat vadertje Stalin hen daarbij smadelijk in de steek liet durfde nog niemand te uiten. De Lincolns beweerden dat hùn ontbinding voorzien was voor 1 oktober, dus binnen een goede week, maar dat ze aan het front zouden blijven tot de Armada popular hen kon aflossen. Een aflossing die, zolang het Franco-offensief voortduurde, niet zomaar voor de hand lag, moesten ze toegeven...

Maar éénmaal uit de frontlijn genomen zouden ze in een kamp aan de zee op kosten van de republiek tot rust mogen komen, in afwachting van hun repatriëring. En over dit aspect kweekte zo iedereen zijn eigen visioenen,  meestal een zwoele cocktail van veel geld, veel vrouwen en veel drank, omkaderd met stomendwarme baden en een breed zacht bed. Zo ongeveer had ook Marco het hem overlaatst nog voorgespiegeld, toen ze nog in het station op het evacuatiebevel wachtten. Het leek wel reeds een eeuw geleden...

 

Toen drie uur later de dag door de karmijnen morgennevels brak viel de ontnuchtering als een koud stortbad op hun nek. Na de lange mars lagen ze nog maar pas in een klaverveld uit te blazen of Marco en zijn collega van het 2e peloton werden op het matje geroepen bij de compagniecommandant die, iets van de weg af, kwartier had gemaakt in een deels uitgebrande hoeve. Het weerzien van de verloren zonen moet niet erg hartelijk verlopen zijn, want toen de twee kort daarop wat bleekjes terugkwamen kon er geen lachje meer af. Later hoorde Steiner dat ze van alles wat tijdens de aftocht was misgelopen de schuld hadden gekregen. Het woord ‘Krijgsraad’ was niét gevallen maar het scheelde toch niet veel. Wél kregen ze de trieste eer de dreigende doorbraak van de vijand op te vangen juist voor het dorpje Corbera, een negorij die ze op een kilometer daar vandaan zagen branden. Bevel: ” Niet wijken, de rest van het bataljon volgt ter versterking binnen het uur. Looppas! ” En met welke munitie, verdomme? ! Geen nood: vlak bij de eerste hutten zouden ze, tussen de resten van een gebombardeerde bevoorradingscolonne, een kar vol kisten met geweerpatronen vinden. In de greppel naast de baan. ..Met twee dode paarden bespannen: als ze op de stank afgingen, konden ze niet mislopen...Iedereen begreep dat dit een “'Himmelfahrt-kommando”' betekende, waarvan maar weinigen zouden weerkeren. De jonge wijsneus die naast Steiner liep had hem veelbetekenend aangekeken en met trillende stem iets in het Italiaans gedeclameerd dat klonk als “"Avé Césaré, morituré té salutante...”" Maar zijn kop stond er niet naar om een vertaling te vragen.

    De volgende drie dagen en drie nachten vochten de vijf Internationale Brigades samen ononderbroken schouder aan schouder om de Moren uit Corbera te houden. Vergeefs. Tegen de overmacht van de vijandelijke artillerie en de aanhoudende luchtaanvallen stonden ze op den duur machteloos en moesten ze voet voor voet wijken.

Bij het krieken van de vierde dag konden ze vanop de heuvels van de Sierra de Caballs een laatste blik werpen op de rokende puinen van Corbera, twee kilometer noordwaarts in het dal. ‘Ze’, dat waren onder andere de rest van peloton Marco: vier man. Steiner, die een slag van de molen had gekregen en bang steeds zijn eigen naam herhaalde: " Ich bin Ruddy Steiner...Ich bin Ruddy Steiner" als een laatste houvast...Marco zat naast hem op een rotsblok, ineengezakt, de knuisten klauwend in zijn haar. Naast hem op de grond zat de Spaanse rekruut die Juan heette en een paar dagen geleden nog vlot latijn declameerde maar nu vreselijk stotterde. En als laatste een zekere Meunier, een ancien van de tweede sectie die Steiner nooit was opgevallen. Die vent lag ook nu weer te slapen alsof het hem allemaal niet kon schelen. Vier man, dat was alles...De anderen waren één voor één gevallen: dood, of gewond afgevoerd. De meesten de eerste dag al, toen ze de doorbraak moesten afstoppen. Een hecatombe. En de nacht daarop was het gros van hun Spaanse rekruten overgelopen naar de vijand. Stank voor dank, had Steiner gesakkerd.

Hij kon ze, achteraf beschouwd, geen ongelijk geven , en het leverde hem zijn eerste en laatste bevordering op. Omdat zijn collega van het àndere peloton was uitgevallen voerde Marco het bevel over alle overlevenden samen. Met deze 21 man vormde hij vlug drie secties en benoemde Steiner in de loop van de tweede nacht tot sergeant van de afdeling mitrailleurs. Geen écht cadeau, want de Moren kozen deze machinegeweren bij voorkeur als doel voor hun kanonnen. Met het gevolg dat gisterenavond Steiners laatste MG een voltreffer kreeg. Jammer, want een paar uur later konden de Internationale Brigades terugtrekken achter het nieuwe front dat het Volksleger in de uitlopers van de Sierra de Caballs had opgebouwd.              

En daarmee konden ze "van het toneel verdwijnen" zij het zonder applaus: de Moor had zijn plicht gedaan, de Moor kon gaan...Vier zombies, uiterlijk ongeschonden - op Steiners oorschelp na - maar binnenin een puinhoop. Voor hén was de bloedige Spaanse burgeroorlog hier en nu ten einde, ook al zouden de communistische die-hards de doodstrijd van de republiek nog een half jaar rekken.

" Verzameling voor de afmars! !" Van de veertig brigadisten waarmee Marco op de kop drie maand geleden de Ebro was overgestoken en de vele Spaanse vervangers die onderweg zijn uitgedunde rangen hadden aangevuld, konden er die morgen van 26 september nog drie op hun benen staan. De vierde, Meunier lag, zoals gezegd, voor dood te maffen. En, afgaand op het snokken van zijn benen, heerlijk te dromen van de soldatenmeisjes van Tarragona...  

Een jaloerse schop in zijn lenden maakte daar een eind aan :"Verzamelen !".

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
03-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 64
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A41:  CONFLICTEN BIJ DE VLEET.

                       Westende, 21 september 1938.

    De nijdige reactie van zijn moeder op dat stomme epistel sloeg Leon compleet van zijn à-propos. Toen hij ermee uit de voortuin kwam aandraven verwachtte hij dat ze er eens honend mee zou lachen. Zij, die toch altijd overtuigd scheen dat Dis in de ontploffing verpulverd werd en hooghartig haar voeten veegde aan de roddel in het dorp...Zij had in dat opzicht toch steeds vast front gevormd met Tante Jetje, die zijn ‘spookaffaire’ ook altijd hardnekkig onderuit trachtte te halen.

Maar dat vaste front scheen sinds kort lelijk gebarsten. De twee vriendinnen bezagen elkaar de laatste dagen maar koeltjes, had Leon gemerkt. Waarschijnlijk wat woorden gehad, die nacht van de kermis, toen zij hem uit zijn eerste slaap hadden gewekt met dat kinderachtig gejengel op straat. Zijn moeder had met een stuk in haar voeten aanhoudend " “Ludo!" ” geroepen tot Jetje haar met een ‘klets’ de mond had gesnoerd. Of was '‘t omgekeerd misschien?  Ludo, een mislopen kermisflirt van Jetje waarmee zijn moeder haar had geplaagd? Hij kende in '’t dorp anders geen enkele vent met die naam, en hij kon er nu moeilijk zijn moeder over aanpakken...Daarbij ,grotemensen-zaken interesseerde het hem geen blaas!

Toch besloot hij Joseph er eens mee te verrassen. Want sinds bij hen beiden de liefdesavonturen op een laag pitje stonden, viel er '’s avonds in hun bed op zolder niet veel meer te konkelfoezen. Met die brief vol plakletters kon hij alvast bij zijn broer wat eerbiedige erkenning afdwingen. Joseph, vond hij, had hem al weken genegeerd. Waarschijnlijk jaloers omdat hij met zijn zomerstage op de ‘Astrid’ zoveel geld had verdiend en daardoor moeders lieveling was geworden...

 Die ‘gazettenbrief’ intrigeerde Marie sterker dan ze wilde laten blijken. Nog dàgen later pijnigde zij haar hersens wié er in godsnaam belang bij kon hebben haar zo te pesten.

De insinuatie op zich dat Dis nog leefde, vond ze te zot om dood te doen. Wie dàt geloofde had een vijs los. Dis was, zoals de paster zei, bij Heer Jesus in de hemel, en daarmee uit! En dat hij zich daar met de engeltjes amuseerde, misgunde ze hem zelfs niet. Maar wie dat onnozel hersenspinsel, dat hij in Duinkerke lag te vrijen met een minnares, zo agressief als een vaste wààrheid rondbazuinde, moest daar een bedoeling mee hebben!  En een kwàde bedoeling nog wel!

Vraag was: wie? Wie had er belang bij te beweren (op papier nog wel!) – dat Marie de mensen bedroog door Dis op een leugenachtige wijze dood te verklaren? In de eerste plaats dacht ze natuurlijk aan de garde. Die zou àlles doen om haar ongeloofwaardig te maken. En dat hij aan de basis lag van alle roddel die in het dorp rond dat thema verspreid werd, wist ze ook al ééuwen. Maar ze zag zo direct geen reden die hem er toe zou aanzetten hààr deze flauwe kul - op schrift - voor de voeten te gooien!  De hoop koesteren,daarmee de valse weduwe uit wroeging tot een publieke biecht te dwingen? ...Neen, zo zat kon hij nooit geweest zijn! Daarbij had ze een sterk vermoeden dat die tekst vol schrijffouten stond en ze wist zéker dat de garde zich zo'’n kemels niet kon permitteren in zijn gemeentedienst...

Een ogenblik speelde ze zelfs met de mogelijkheid dat Jetje haar “een pee wilde stoven” na die zatte ruzie, de nacht van de kermis. Niet eens kwaad bedoeld; eerder speels, als een soort aprilgrap. Ha-ha. Ze lachte zich kapot!... Maar ook Jetje kon veel béter schrijven dan dàt en zou zéker nooit al die fouten hebben gemaakt...

Een andere sleutel zocht ze in het soort papier waarop de letters waren gekleefd. Een blad uit een gewoon schoolschrift met het watermerk van “De Zaaier” zoals alle schoolkinderen er minstens één hadden, in alle gezinnen...Daarmee kwam ze ook niet verder. En de letters waren uit “De Kustwacht” geknipt, had ze in de Lekkerbek ontdekt, toen ze daar zondag even binnenliep: zelfde soort druksel. Maar in élk café van heel de kust kon je dit blad inkijken...Hopeloos!

 Die avond kwam Leon op hun scheerzolder met zijn verrassing voor de pinnen maar het was een slag in '’t water. Een naamloze brief vol plakletters uit de gazet?        

 “"Maar Puist, dat heeft iedereen toch al eens gemaakt! En rond een kei  verpakt in de voorhof smijten, die farce is zo versleten als mijn klompen!  Al die moeite om te zeggen dat ons va nog leeft? Te stom om te helpen donderen!" ”

Hélà! Dat kon Leon niet zo maar over zijn kant laten gaan! “" Ten eerste zat er geen kei in, en ten tweede is '’t juist dat ons va nog leeft!  Ik heb hem zelf gezien!" ” Het was eruit vóór hij het wist: daar gíng zijn geheim eedverbond met Jetje!

Even viel er een pijnlijke stilte. Toen draaide Joseph zich spottend om: ”" Hoezo, g'’hebt hem gezien? ”"

Leon besefte dat hem nu enkel nog de vlucht voorwaarts overbleef: ”" Zeker weten! In Duinkerke! In een café verdomme! Hij stond achter den toog toen wij daar op schoolreis waren!" ”

Joseph keerde zich met een meewarige zucht naar de muur: ”" Ge zijt zot."”

Dat was Leon teveel:"” Tante Jetje is '’t in Duinkerke gaan controleren !" ”

“ "Slaapt, zot! Of moet ik soms eens stompen!"”  

 Plots hing Leon, steunend op zijn elleboog, over zijn broers schouder heen, en spuide fluisterend in korte heftige zinnen heel het verhaal over het spook in Duinkerke en de zinloze fietstocht van Jetje naar Veurne.

“ "Ze heeft mij in 't begin ook voor zatlap uitgemaakt, maar nooit voor zot !" ”

Waarop Joseph sneerde: ”" Da’s ook niet meer nodig, lijk gij nu doortrapt! ”" En na een korte stilte, kwaad:

" Luistert Puist! Als die smeerlap het expres aftrapte naar een Franse hoer en ons met moeder liet stikken, dan is hij in mijn ogen toch dood en begraven!  En moest hij binnen een jaar weer opduiken dan snij ik hem garantie de stroot over! "

De volgende avond ontplofte de bom. Leon was gaan voetballen met de broertjes Berkenhout in de wei van '“Ons Rustoord”' en Joseph zat aan de keukentafel zijn schooltaak te maken toen Marie van haar werk thuiskwam. Een enige gelegenheid om zijn moeder te vragen of hij die brief eens mocht lezen?

“" Wat brief?" ” Ze schrok, merkte Joseph boosaardig. En na zijn heel nauwkeurige beschrijving met veel overbodige details zei ze nukkig:" ” Och dàt? In de stoof gesmeten, hé..."” Een stomme leugen, vond ze zelf.

“ "Ja? Ha bon...En wie zou die gemaakt hebben,  denkt ge? Ge hebt toch zeker een gedacht? ...”"

“ "Bah, een farce van Jetje peins ik, om te lachen”"

Maar hij wilde zich niet als een idioot laten afschepen:"Jetje? Die weet toch dat het allemaal gelogen is! Zij is lijk ieder van ons zéker dat ons va zijn eigen heeft opgeblazen. En ze doet alle moeite om ook Leon daarvan te overtuigen."

"Waarom is dàt nodig?! Hij was er toch bij ! Wat is dàt voor zever! "

" Zever? Misschien...Want die zot denkt dat den Dis levend en wel in Duinkerke zit, bij zijn lief! Hij zou hem daar overlaatst nog gezien hebben...Jetje heeft dat uit zijn kop trachten te klappen en speciaal voor ons Leon zijn schoon ogen is ze aan een heel onderzoek begonnen, dààr in Duinkerke en in Veurne. Jetje kunt ge gerust vergeten: die schrijft zo geen brieven! "”

Hij grinnikte toen ze bijna van haar stoel viel.

“ "Watte? !...Duinkerke? ...Veurne? ...Jetje? ”..."

Met een duivels plezier deed Joseph nu heel de spookgeschiedenis van naaldje tot draadje uit de doeken.

 Nog geen kwartier later viel Marie bij Jetje binnen en Joseph hoorde haar tot de overkant van de straat roepen: waarmee die zich in godsnaam moeide verdomme, en dan nog zo achterbaks! Dàt voor een vriendin! Had ze niets beters te doen dan een kind van zijn moeder weg te trekken? En patati en patata!

Joseph wist dat het hem niet sierde maar toch moest hij er smakelijk om lachen: dat was zijn weerwraak voor haar maandenlang gekijf sinds hij uit de cadettenschool was gevlogen. Laat die twee vriendinnen elkaar maar eens flink in de haren zitten! En moeder zal nu misschien een ànder gedacht krijgen van haar Leonnetje, die zot met zijn verschijningen! Hij leek wel Bernadette van Lourdes! ...

Toen Marie uitgeraasd was zei Jetje: " Zet-je! " Ze zag nog wel wat bleek van het schrikken, maar tot bijkomende ergernis van haar opgewonden tegenspeelster was ze onder al die verwijten ijzig kalm gebleven.

" Een tas koffie? Of gaat ge zo blíjven roepen? "

" Doe geen moeite, 't is toch niet gegund! " Maar Marie ging wél aan tafel zitten. Jetje schoof zwijgend bij en liet met een grimas van 'zoals-je-wilt' de koffiekan op de stoof staan: " Is 't nu aan mij, ja? ... Luistert. Gelijk ge zegt: dat is al een tijdje aan de gang met Leon, ja. Die gast ligt volledig in de knoop, al sinds dat hem op schoolreis is geweest naar Frankrijk. Ik maak u geen verwijten dat want met uw laat-werken komen die gasten 's avonds eerst bij mijn boterham stoom afblazen, eer gij thuis zijt. En vooraleer ze iets over hun problemen willen zeggen moeten ze erop kunnen vertrouwen dat het onder ons blijft. Wel, als IK ze kan oplossen moeten ze er u niet mee lastig vallen: g'hebt al zorgen genoeg rond uw oren. Maar ik heb moeten beloven dat heel die affaire onder ons getweeën zou blijven. En dat ben ik nog altijd van plan..."

" Wel Georgette, merci voor de confiëntie! "

" Ge neemt het lijk ge wilt, Marie. 't Enige wat ik daarover kan zeggen is hoe het begon. Want toen meester Engelborghs mij dat toevertrouwde moest hij in feite eerst bij u zijn...maar ge waart er niet."

" Engelborghs!?  Zit die er ook al tussen?!"

Terwijl Jetje in korte woorden haar eerste contact met de meester uit de doeken deed zocht ze in de lade van het buffet naar het deus-ex-machina: " Ha, hier zie, ik heb het! Wat dénkt ge dààrvan!? " En net als voordien met Leon kletste ze diens tekening van de schoolreis vóór Marie op tafel: " Herkent ge dié? "

Wat laatdunkend wierp Marie een blik op het kunstgewrocht van haar zoon: " Dis? Hij trekt er toch wat op...Achter de toog van een café??"

Nu was het de beurt aan Jetje om wat uit de hoogte te doen: " Ja, in Duinkerke, Marie. En uwe kleine gelooft mordicus dat zijn vader daar stond!  Wat zoude gij gedaan hebben als hem deze ontdekking almeteen onder ùwen neus had geduwd? ...En ge weet wat ze in het dorp vertellen over Dis en die entraîneuse uit de "Cambrinus" Héwel Marie: 't is aan u! "

Toen haar vriendin zwijgend naar de tekening blééf staren, legde Jetje uit dat zij, voor hààr part, die cafébaas hield voor een Frans familielid van Dis. En dat ze om dàt te bewijzen was gaan graven in de verre afkomst van Bompa Petré. Om daarbij  van de ene tegenstrijdigheid in de andere leugen te vallen.

" Ik weet nog de helft niet, maar vinden zàl ik! "

Marie stond stijfjes op en schepte de tekening mee van tafel: " Wel, veel chance Georgette! " Exit...

 Joseph kwam juist de barak uit toen Marie het tuinhek opende: " Leon is daarjuist komen roepen dat de soldaten in de school zijn komen kamperen met een veldkeuken en een paar tenten! Ik gaan ook eens zien! " Zo ontsnapte hij aan de uitlopers van haar "vliegende koleire" want hij wist uit ondervinding dat zij zich op hem zou afreageren. De boodschapper van slecht nieuws deelt altijd in de klappen.

Aan de jongensschool in de Duinenweg leek het wel kermis. Het krioelde er van de soldaten - zandstuivers van het zestiende Linie - die op hun dooie gemak drie vrachtwagens en een twintigtal paardenkarren aan het afladen waren. Kisten met uitrusting en dozen met voorraden werden onder geïnteresseerd commentaar van de halve dorpsjeugd in de turnzaal opgeslagen.

In de jeugdherberg 'Herwig' aan de overkant van de straat kipte boer Soete onder het toeziend oog van een sergeant-foerier nors de opgeëiste balen stro van zijn hoge hooiwagen. En een ploegje oudere jongens hielp geestdriftig bij het optrekken van de legertenten. Naar 't schijnt had de Kwartiermeester hen na afloop een pint beloofd, waardoor zij hun eretaak bazig afschermden tegen een overaanbod vreemde helpers: veel varkens maken de spoeling dun...

Joseph had niet veel zin om zich vuil te maken en kwam bij het rond drentelen tussen de dorpelingen naast de meesters Bloesaert en Denolf te staan. De oude hoofd-onderwijzer maakte zich duidelijk zorgen over wat het leger allemaal aan 'zijn' school ging verneuken. Maar de jonge Bloesaert stelde zich garant: als reserve-officier had hij al contact opgenomen met de bevelvoerende kapitein om de scherpe kantjes af te ronden. Daarbij, heel het kader verwachtte hier maar kort te blijven kantonneren:  een paar weken, hoogstens twee maanden. Dat hing van het wapengekletter in Sudetenland af, declameerde hij met een rode kop luidop en zelfzeker. Kreeg Hitler daar op één of andere manier zijn zin dan konden ze de alarmfase van 'Versterkte Vredesvoet' zonder veel broks terug afbouwen en de soldaten weer naar hun kazerne sturen. Mocht het daarentegen écht oorlog worden dan zou het leger kazematten bouwen in de duinen en de troep in de villa's op de dijk legeren: de school zou hoe dan ook vóór de kerst weer vrijgegeven worden.    

Ocharme Leonnetje, dacht Joseph: wéér een streep door zijn rekening! Want die maakte er geen geheim van dat hij ferm tegen zijn goesting aan zijn laatste jaar bij meester Denolf was begonnen: de 'Astrid' had hem helemaal in de ban! Zou dié even een kop trekken moest de oorlog uitbreken en de vissers vaarverbod krijgen! !

Joseph wilde voortlopen toen hij de hoofdonderwijzer aan zijn jonge collega hoorde vragen: "Wat denkte van de Sudeten, Georges: gaat dien Hitler er voor vechten? "

" Mijn gedacht: ja...Hij wil dat Duits gebied aanslaan, en ik zie niet wie hem zou tegenhouden. De Tsjechen hebben nu één miljoen man onder de wapens, maar den Duits vijfmaal méér!  En ondanks alle schone beloften moet Praag niet op hulp rekenen van de Britten of de Fransmans ,want dat den Duits nog massa's gasbommen heeft uit den Groten Oorlog weet het kleinste kind! En sindsdien zal hij wel nóg grotere smeerlapperij hebben uitgevonden waartegen géén masker bestand is...Ja, als Praag niet toegeeft krijgen ze zeker het spek aan hun been..."

" Och, dat ze hem al rap die paar boerendorpen weergeven, dan is hij content!  't Is tenslotte ZIJN volk!  De vrede is duizend keer méér waard! "

" Ja, maar als wij niet oppassen met Eupen-Malmedy is 't daarna aan ons!  Dat zijn óók Volksduitsers lijk hij zegt...Ik wed dat Hitler één voor één alle gebieden die ze in '18 van hem hebben afgenomen beetje bij beetje terug zal eisen."

" Vragen is nog niet krijgen, hé Georges! "

" Bah, Oostenrijk hééft hij al, en Italië zal Zuid-Tirol moeten lossen: die gaan daar zéker niet voor vechten! En mits wat drukken krijgt hij van Frankrijk den Elzas terug: een referendum zoals met Saarland en 't is gebakken! "

" De Fransman?  Die geeft niks terug! "

" Denkt gij? Premier Blum met zijn 'Front populair' heeft het Franse leger gecastreerd!  Na de slachting van de Somme en Verdun hebben de Fransmans hun buik vol van 'Mort-pour-la-Patrie'...En dan de Corridor van Polen: niemand wil sterven voor Danzig, hé...Zo langzaam links en rechts wat pikken en binnen tien jaar heeft Hitler het oude keizerrijk hersteld, zonder dat zijn tegenstanders dààrvoor een nieuwe oorlog riskeren...Elke kleine terugvordering is nooit een oorlog waard..."

" En den Engelsman, gaat die de Duitse koloniën teruggeven, zomaar? "

Maar vóór Joseph het orakelen van meester Bloesaert verder kon afluisteren stootte Leon hem in de ribben.

" Moest gij officier zijn, zoudt ge dan ook in een tent mogen slapen  "

" Vaneigens! Zo'n ronde, heel voor mij alleen!  En hebt ge dat wit paard gezien in 't weitje, daar voor de school?  Da's van de kapitein. Op zoiets zou ik ook gereden hebben..."

" Toch jammer dat ge 't al naar de kloten hebt geholpen met dat afscheuren van de plakbrieven op de laatste stemming..."

" Zeg, begint gij ook niet te zagen lijk ons moeder hé!  Ten andere, ze heeft u naar huis gecommandeerd: de konijnenkoten moeten nog gekuist worden...Nu! "

Leon was de geschikte bliksemafleider om het rothumeur van Marie te ontladen...

 

Toen ze de kleine in de abri zag duiken, riep ze hem kortaf binnen en plantte hem nors vóór zich op een keukenstoel.

" Wat is dàt? !" Zoals ze ook Jetje had zien doen kletste ze de beruchte tekening met de vlakke hand vóór zijn neus op tafel. Hij schrok zich een bult! Hoe kwam moeder in godsnaam aan zijn gewrocht?  Of had Jetje hem verraden?

" Allee vent, rap een beetje!

Struikelend over vlugge leugens en halve waarheden bevestigde hij tenslotte in stukken en brokken Jetjes verhaal. Toen het eruit was en Marie in diep peinzen verzonk herwon hij vlug zijn kalmte. Al bij al had hij niemand kwaad gedaan met de waarheid te vertellen: hij had Dis in Duinkerken achter de toog van dat café zien staan en daarmee basta! Dat Jetje deze ontdekking mordicus wilde saboteren door uit het verleden van de Petré's een dubbelganger van het spook op te diepen, was hààr zaak! Hij had niet om haar speurtochten gevraagd. Ook al wierpen die dan wél een nieuw licht op het beeld dat hij van zijn vader koesterde...Hij besloot kalmweg moeder op zijn beurt om bevestiging te vragen, al was dat wél de rollen omkeren.

" Wist gij dat, van 't weeshuis en Vroman en zo? "

Marie schrok op, en hij moest zijn vraag tweemaal herhalen vooraleer zij begreep dat hij het niet brutaal bedoelde, en enkel met hart en ziel naar een opklaring van het enigma verlangde. Maar ze kon eenvoudigweg dat kind niet in vertrouwen nemen en scheepte hem af met de eeuwige dooddoener: " Dat gaat u niet aan, ventje, daarvoor zijt gij nog véélst te klein..."

Hij hààtte haar!

 

En hààr niet alleen. Want Leon kreeg al vlug in de gaten dat Joseph de kat de bel had aangebonden. Jetje zou nooit uit eigen vrije wil bekend hebben dat ze al maandenlang achter de rug van Marie had zitten konkelfoezen met haar zoon. Neen, hij wist het zeker: Joseph had het lont aangestoken!  Aan moeder verklapt - met kwaad opzet, natuurlijk! - wat Leon hem in bed vertrouwelijk in het oor had gefluisterd, de smeerlap!  Hem naar huis sturen met dat smoesje over het kuisen van de konijnenkoten was toch het beste bewijs, zeker! Zo zorgde die vuile verrader er voor dat broertje onmiddellijk de volle laag kreeg van dat vuurspuwend monster...

Dat hij zélf verantwoordelijk was voor het lek naar zijn broer toe, wilde hij maar node bekennen: dat was een lapsus geweest, daar op de zolder. Een verspreking, en uiteindelijk het toevertrouwen van een ontdekking onder het zegel van de geheimhouding. Zoals alles wat ze elkaar in bed toefluisterden daaronder viel! Joseph had daar nooit met moeder over mogen spreken, punt.

 Maar Jetje daarentegen kon nog minder begrip opbrengen voor zijn lapsus.

" Gijsse stommerik! Ge moet de schuld nu niet op Joseph afschuiven hé!  Ge hebt gezworen van ons verbond aan niemand te verraden en bij d'eerste kans verklapt ge alles lijk een viswijf! "

" Een viswijf?! En gij dan!  Hoe komt ons moeder aan die tekening van mij, als gij die zélf niet gegeven hebt?  Legt dàt eens uit! "

" Ik moést wel, verdomme!  Hoe kon ik ànders justifiéren dat ik al die opzoekingen naar de afkomst van Dis had ondernomen, als het niet ware om haar zoontje van een spook-obsessie te bevrijden! "

" Ja-ja en ondertussen hebt g'u samen kapotgelachen zeker, met die vliegende zot die lijk Bernadette verschijningen ziet? ...Of tóch niet? ! Omdat ge alle twee heel goed weet dat ik gelijk heb: ge moet het niét afstrijden...Ik heb moeder zwaar en lang zien peinzen toen ik zei dat ons va in Duinkerke bij een ànder wijf zat. Maar ze was veel te straf geambeteerd om dat tegen mij toe te geven! "

" Och zwijgt toch vent: ge doet me braken! Ware het niet dat ik nu al de paster voor mijn kar heb gespannen, ik liet u in uw sop stoven! "

" De paster? Wat heeft dié daar zakens mee?!"

Jetje liet even de melk zakken en zei na een diepe zucht:" Hij moet voor mij de toelating van de bisschop bekomen om de oude doopregisters van het klooster te gaan inzien. daar zal wel iets bijstaan over de ouders van Dis ,of - als hij een vondeling is - over zijn peter of meter...Maar dat kan gemakkelijk twee weken duren vooraleer ik die permissie krijg"

Leon proestte minachtend :" voor mijn part duurt het twee jaar !"


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
03-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!