" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
30-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 60
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A37: DE RODE PEST. 

     

       Westende ,begin september ’38.

Voor Joseph eindigde het groot verlof eerder in mineur. Tien dagen vóór de normale afloop van zijn vakantiejob oneervol ontslagen worden op zijn werk, na eerst te zijn buitengevlogen uit de cadettenschool... dat was werkelijk een beetje van het goede te veel!  Als hij daar nu mee bij zijn moeder aankwam, was hij nog niet aan de ‘nieuw patatjes’, een geestige uitdrukking waar mee Jetje gebruikelijk een dreigende ramp pleegde te verdoezelen. En dan moest hij nog niet eens denken aan zijn breuk met Nadine en het verlies van zijn drinkgeld.

Nog een duizendste geluk dat hij, toen hij die morgen na zijn ontslag langs de zeedijk naar huis drentelde, op Jetje viel die gezapig naar haar werk fietste. Sinds half augustus zat ze in de kuisploeg van Agence Rayée om dié villa’s binnen op te ruimen waarvan de huurders hals over kop naar huis waren vertrokken. De oorlogsdreiging in Sudetenland bedierf de vakantiepret grondig en deed veel toeristen in paniek vervroegd terug naar hun veilige nest vluchten.

“" Wel, waarom trekt ge zo'’n triestig bakkes ?” Jetje vond altijd het gepaste woord om te troosten. Hoe vertrouwd hij ook was met zijn ‘tante’, hij kon haar moeilijk zo vlakaf tussen de wandelaars op de dijk gaan uitleggen dat madam De Handt hem had buiten gebonjourd wegens “vuil manieren met haar dochter”. Hij hield het dan voorlopig maar bij ‘ontslag wegens gebrek aan klanten’, wat waarschijnlijk ook de échte reden was.

“" Dat maakt dat ge zónder zit? En g'’hebt de poepers om dat aan Marie te zeggen, hé ?!"” Jetje kénde haar pappenheimers. En terwijl Joseph ingespannen de horizon boven zee aftuurde opperde zij voorzichtig:" ”Als ge wilt zou ik u misschien een ànder travootje kunnen bezorgen…...Iets dat zékers zoveel opbrengt als commissionair per triporteur bij De Handt...Maar er komen geen mokkels omtrent, da’s natuurlijk jammer h酓" overwoog ze schijnheilig. '’t Was of plots de zon door de grijze wolken brak en Joseph verloor elke interesse voor de meeuwen boven de branding.

“ "Ja tante Jetje ? Wat is’t voor iets ? Villa’s helpen kuisen ? Gemakken ontstoppen ?"”

“ "Ge zit er niet ver naast."” gaf ze schoorvoetend toe. Maar toen ze de weerzin in zijn gezicht zag opwellen barstte ze in lachen uit :"” Neen, de gemakken doe ik zelf wel ! Maar schrijnwerker Gunst, die voor Agence Rayée de blaffeturen dicht als wij een villa gekuist hebben, komt handen te kort. Nu alle vreemden tegelijk voor den oorlog gaan lopen, terug naar huis, kan die niet meer volgen. Victor, zijn zoontje, werkt al vollen trits mee tot '’s avonds laat, maar nóg krijgt hij het niet gedaan ! Er zou rap een man méér moeten meedoen maar hij vindt er geen…... Als ge meegaat zal ik u presenteren :dan zijt ge gelijk van straat tot de school opnieuw begint !"”

 

Het was zwaar werken, dat sjouwen met die grote houten luiken, maar voor een taaie en pientere jongen als Joseph ging er een wereld open :betaald mannenwerk in het zweet zijns aanschijns. Vader Gunst vormde ploeg met zijn oudste zoon Georges die voor ingenieur studeerde met een beurs van de spoorwegen en nu zoals iedereen vakantie had. Dié trokken de ‘blaffeturen’ langs de gevel met koorden omhoog en zetten ze vast voor deuren en vensters. Joseph moest met Victor, een wittekop die bij Leon in de klas zat, voor de aanvoer zorgen. Soms stonden die luiken in de kelder of de garage en dan ging het vlot vooruit. Maar meestal moesten de jongens die met de bakfiets uit de loods van Rayée halen in de Duinenweg. En van daar terug naar de zeedijk was serieus bergop en met meestal wind op kop ! Maar enfin, Gunst betaalde drie frank vijftig per uur en dat was inderdaad méér dan hij bij De Handt nog kon ophalen nu het seizoen daar begon te slabakken.

Jetje had de eerste avond Marie verwittigd dat Joseph ànder werk had en wat later kwam eten, zodat de gevreesde bui vlug overdreef. Vooral toen ze hoorde dat hij méér verdiende klaarde de hemel vlug op. Het enige nadeel van zijn nieuwe werk was dat hij nu zijn volle pree moest afgeven, want Jetje had Marie van bij het begin zijn uurloon verklapt om de pil wat te vergulden. Ook miste hij het amoureuze kat-en-muis-spel dat met Nadine altijd voor een vreemd-golvende spanning had gezorgd tussen hen beiden.

De eerste dagen na de breuk kon hij haar bloed wel drínken, maar vanmorgen kreeg hij toch plots weer medelijden. Hij was met Victor op de dijk bij de ‘Trianon’ juist luiken aan '’t afladen toen zij met haar triporteur vol dozen, vechtend tégen de stijve westenwind in, hijgend langs reed. De zweetparels op haar wipneus maakten zijn wrokkige hart weer week. Vooral toen ze hem met die triestige hondenogen een vermoeide glimlach toewierp kon hij niet nalaten een visje uit te gooien :

"Tjui, Nadientje, hoe stelt g'’het zonder mij?"               Zijn woorden waren nog niet koud of ze had de handrem al opgesnokt en, haar rug rechtend, theatraal haar borstkas vol gezonde zeelucht gezogen. Even hield ze de adem op, de blonde haren in de wind en liet fier de koplampen in haar bloes opbollen. Maar toen bij de twee jongens de ogen uit de kassen sprongen proestte ze het uit. Joseph lachte wat schaapachtig mee terwijl Victor weer wist wat te biechten, volgende vrijdag.

"“ Ha, wat vuile ventjes ! Zijt ge niet beschaamd ! Allee, veegt al rap die zever van uw bakkes ! Is er hier op den dijk nu écht geen vréémd vrouwvolk genoeg in badkostuum, dat ge naar de arme slavinnen van '’t dorp moet staan loeren ?! Ik ben pompaf van die wind en dat mansvolk staat daar te dromen in plaats van mij een stukje voort te duwen !"”

Dat was ze weer hélemaal ! Onbeschaamd voor zijn neus met haar bezwete borsten staan draaien en zich zelf voordoen als een arme slavin ! Ja, "“Slavin"” zei ze, de sloerie, goed wetend wat er onder het mansvolk over die aangebrande film in de Cameo van Oostende werd gefantasmeerd…” ! "L' ’Esclave Blanche"” : niemand had hem zogenaamd gezien maar in alle café’s werd er fors over gekwijld ! Wist Joseph, van horen zeggen… ,hé...

“ "Allee oest, vuile Trien, waar wilt ge da'’k duw ?”"      lanceerde hij brutaal, om duidelijk te laten merken dat het nu gedaan moest zijn met haar flauwe kul van gekwetste onschuld :”" Wij hebben hier werk te doen ! En als ge nog eens tegen wind-in groensels moet leveren, rijdt dan óp binnenlangs in de luwte van de avenue des chardons, stomme kont, en àf met wind mee langs den dijk ! En niet omgekeerd h酔" Aldus sprak genadig de Grote Expert Ex-Triporteur..

Met z'’n tweeën duwden de jongens haar joelend een tiental meter op snelheid. En ze merkten het spotlachje niet rond haar lippen die ze –- tussen haakjes -– daarjuist opzettelijk wat lichtrose had aangestift vooraleer wraakzuchtig de dijk op te draaien. Ze had immers vanmorgen gehoord dat hij daar aan '’t werk was bij Gunst. En ze wist op voorhand dat een trieste hondenblik in haar blauwe ogen en een knoopje méér los aan haar décolleté dat pretentieus ventje wel weer van zijn hoge stelten zou slaan !

 

Met Victor Gunst was het leuk werken omdat hij er de baas over kon spelen. Het was een brave jongen ,drie jaar jonger dan Joseph, eerder frêle en wat bang van karakter. Op die paar dagen dat ze nu samenwerkten had deze in zijn nieuwe werkmakker zijn afgod gevonden.

“" Is dat uw mokkel, die nette ?"” Die hongerogen !

Joseph haalde wat blasé zijn schouders op:"” Bah-ja,  gewéést hé..Maar voor de moment heb ik haar wat op ’'t schab gezet..Altijd maar zagen en nooit genoeg..een echte plakborstel ! Bij mij moeten ze niet teveel aan m'’n lijf hangen hé..Op tijd eens frisse lucht happen: dat is ’'t mannetje. En verandering van spijs doet deugd aan de vijs, lijk dat z’' in Brussel zeggen !”"

Victortje hinnikte wat zenuwachtig :”" Deugd aan de vijs ! Verdikke gijsse !”" Hij kreeg er zowaar een blos van rond de ogen: weeral biechten ! Ziet dat hij maar geen tering kreeg van al die vuil gedachten !

“ "Hebt gij al veel lieven gehad, Jos, ik meen : échte, die tootjes geven en u vastpakken ?”"

Oei, die gast mankeert iets, dacht Joseph :"” Hier en in Brussel sàmen ? Bah, een stuk of zeven.. maar de éne is natuurlijk al wat beter dan d' ’àndere, hé !"...” Hij wou niet overdrijven, verstaat ge…...

“" Zéven !" ”overwoog Victor verschrikt. "En zijt ge dan niet bang van de tering te krijgen ?”"

“" De téring verdomme ! Maar vent toch ,miljaardedju ,waar haalt ge dàt uit ?! De tering !!”"

“" Mijn moeder is daarvan gestorven, verleden jaar óver : altijd maar bloed gespuwd..."”

“" Toch niet van teveel te vrijen zekers !”"

“" Gijsse !..Neen, maar 't ’zou in de familie kunnen zitten, zegt mijn zuster. En daarmee mag ik niet teveel naar de mokkels zien omdat dat erg àfhaalt..Lijk bij Dré Trotsaert”"

“ " Wat is er van den Dré ?"

"“ Weet ge dat niet ? Die ligt ver op sterven..Van de tering, denken ze, omdat hij bloed opgeeft. Maar ’'t kan ook de pest zijn, want zijn lijf staat vol grote rode zweren. De rode pest lijk ze zeggen, van héél héél lang geleden..”."

Dat was voor het eerst dat Joseph over de Rode Pest hoorde spreken. Maar niét voor het laatst. 

 

“ "Moeder, vond gij dat in uwen jongen tijd een schone vent, die Rudolf Valentino ?"” Joseph merkte niet hoe Marie als in een zoutklomp verstijfde. Toe draaide ze zich in een ruk om van de afwasteil en snauwde :

“ "Wie zegt dat ?!”"

De jongens aan tafel schrokken op uit hun spannende lectuur en gaapten haar met open mond aan.

“ "Wie heeft dat verteld ?”" drong ze nijdig aan.

“ "Niemand…"” stotterde Joseph "“Maar zijn foto staat hier in de ‘Ciné Revue’… :‘'Afgod van alle jonkvrouwen uit de jaren twintig'’”" vertaalde hij de titel van het artikel :"” Twaalfde verjaardag van zijn dood, 23 oogst 1926. In dien tijd waart gij toch ook nog tamelijk jong, hé ? ’t Is daarom dat ik vraag"…”

Marie wierp een blik over zijn schouder op de grote sepia foto en begreep haar uitschuiver :”" Ha dié verwijfde schelvis ! Die heb ik nooit kunnen verdragen : véél te snotterig naar mijn goesting”"...En dan een onnozel excuus :"” Ik had het verkeerd verstaan...”"

Maar ze zag dat de jongens daar niet in trapten.

“" Waar komen ten andere al die boekstjes vandaan ?”"

“" Uit de Villa Sybaris die we vanmiddag gesloten hebben. En die gazetten ook :alle ‘'Soirs'’ van de laatste week...Anders vliegen ze toch maar in de vuilbak, zegt tante Jetje :de rijken smijten dat weg, met al die schone foto’s...” Hij bladerde wat terug :” Hier zie, Marlène Dietrich aan de kootazuur met een nieuwe vrijer Erich-Maria Remarque, een boekenschrijver..En hier Tino Rossi met Claudette Colbert en Charly :zoiets moet ge toch bewaren hé, dat is later veel geld waard !”"

“" Hoezo, veel geld ?"” Marie trok al wat bij.

“" Wel, als het oorlog wordt gaan al die artiesten lopen naar Amerika en dan krijgen we hier geen foto’s van hen meer te zien. En wat schaars is, brengt op"”

“" De schipper zegt dat het geen oorlog wordt !"” Leon wilde ook een duit in ’t zakje gooien.

“" Tiens, de schipper, nóg zo '’n licht !"” sneerde ze. "“Daar zal meneer Hitler zékers naar luisteren!”"

"“ Hij is al volop zijn leger aan '’t mobiliseren, staat er in één van de ‘Soirs’ die ik heb meegenomen"” viel Joseph zijn moeder bij :”" Als die van Praag niet rap toegeven vreet den Duits hen óp met huid en haar !"”

“" Ja salut ! De schipper zegt dat die Hitler in zijn broek schijt voor de Fransmans en de Tommy’s. Het sterkste landleger van heel de wereld, samen met de sterkste marine : den Duits weet goed genoeg dat hij daar nooit van kan winnen als die ook mobiliseren. En d'’r is sprake dat wij ook binnenkort van ons eigen leger de eerste reserve gaan oproepen..”"

“" Ho-ho ! Maar dàn zijn we gered hé ! Nondedju, als Leopold zijn sabel trekt ,zeg !"” Marie schoot in een lach, maar Leon sputterde koppig voort :"” In d'’oorlog van ’14 heeft Hitler toch ook kop moeten leggen ! Dat is hem zekers nog niet vergeten !”"

“ "Och zot ! Toen was Hitler nog eens niet geboren "” verbeterde Joseph. “"En waarom denkt ge dat ze in Brussel juist nú die Burgerbescherming hebben opgericht ? Om d'’ouwe venten leutig bezig te houden ? Hen te leren hoe ze een brandbom moeten uitpissen ? Of hoe ze hun eigen-zelven kunnen versmachten met een kajoetsoe gasmasker ? Nee-nee manneke, Leopold zit ook met de poepers dat het serieus zou kunnen worden. Anders zou hij nooit al dat geld uitgeven voor zo'’n ouwe-venten-club lijk de Burgerbescherming.."”

“ ’"'t Was anders triestig om zien" “ vond Marie:" “die tien paljassen met hun collectebus, zondag in ’'t uitgaan van de hoogmis ! Geen één uniform dat paste, en de helft had nog geen casque..Sooi Coene op zijn velosloefen en Twanne Dierendonck in overal: da’s géén zicht ! Ze hebben tenandere maar weinig opgehaald..”"

Leon wierp verongelijkt tegen :"” Maar tegen den avond waren ze getienen toch allemaal goed zat !" Even hoorde je een speld vallen en toen proestten ze het samen uit ! Och met die oorlog zou het wel zo’'n vaart niet lopen.."

 

Jetje was helemaal van haar melk toen Leon de volgende avond even binnen sprong. Hij had er juist de laatste reis met de ’Astrid’ opzitten en morgen begon de school weer :nog één eindeloos jaar zijn broek verslijten bij die oude zaag van een meester Denolf. Maar toen hij merkte dat ‘tante’ geen oren had naar zijn nors gemopper gooide hij het maar over een àndere boeg.

Of ze “niet goed” was ? Koppijn misschien ? Om van zijn gênant gezaag àf te raken besloot ze dan maar hem in vertrouwen te nemen.

“" Met van de noen van villa te veranderen botste ik langs den dijk op Paul Hazard. Hij trachtte nog een paar toeristen te strikken voor een fotosouvenir ,maar veel volk wàs er niet meer en de meesten hebben tegenwoordig hun eigen Kodakbox. Hij stond daar maar te geelogen en ik wilde hem al lang eens aanpakken over hetgene wat hij tegen u gezegd had over Dis. Dat uw pa een weeskind was van geboorte en Vroman heette en geadopteerd werd door bompa Petré en heel dien hutsekluts, ge weet wel. Ik was er zékers van dat hij u een blaas in de nek had geslagen. Maar hij nam het op zijn krachten omdat ik aan zijn woord twijfelde zodat ik het op den duur wel moét geloven :Paul is een serieuze jongen..."”

“ "Ziet ge wel dat ik gelijk had ! Dat ik ons vader gezien heb in dat café van Duinkerke !"”

“ "Vent ,dat is onmogelijk ! Dis is dood en begraven en daarmee uit ! Maar er is iets ànders wat niet klopt in heel die affaire en het antwoord ligt in Veurne, in de geboorteregisters. Dààr zal ik het vinden, zo waar als God bestaat ! Ik ken daar iemand op de Bevolking en die zal mij wel helpen dat geheim op te lossen !"”

 

Toen de dorpsschool opnieuw begon gonsde het op de speelplaats van de geruchten. Dat het nu vlug oorlog werd stond voor elke snotneus van tien als een paal boven water.

Al tijdens de eerste les kwam meester Bloesaert de klas van Denolf binnen met twee officieren in zijn kielzog ,fijn afgeborstelde heren met blinkend-bruin-lederen rijlaarzen en een pistooltas aan de gordel. Ze roken lekker alsof ze juist van de coiffeur kwamen en Bloesaert die ,volgens ze in '’t dorp zegden, zelf een hoge piet was in de reserve sprak die met zijn gouden ster beleefd aan met “"Mon lieutenant"”. Tegen Denolf legde hij uit dat de heren kwamen verkennen hoeveel soldaten hier konden worden ingekwartierd. “ In geval van ,ge weet wel..” Hoewel hij dat gefluisterd had ging er toch onmiddellijk een golf van verrukking door de klas die Denolf enkel met een paar nijdige kletsen van zijn regel op het harmonium kon neerslaan. Stel je voor :er zouden binnenkort échte soldaten in de school kamperen, met paarden en een rokende veldkeuken, en misschien zelfs een paar kanonnen !

Vlak na de middag kwam meneer de onderpaster langs en hield in elk van de drie klaslokalen een bidstonde voor de vrede. En ze mochten niet zoals gewoonlijk in koor de rozenkrans aframmelen rechtstaand naast de bank maar moesten op de knieën met de handen gevouwen, volgens het boekje ! En wie gaandeweg verzwakte kreeg een vlaai om de oren ! Als ze de wil van God nog hoopten te keren dan moesten ze Hem héél oprecht smeken , en niet doen alsof !

In de hoogste klas van Leon baden ze daar bovenop nog een hele rits voor de genezing van Dré Trotsaert die ,volgens meester Denolf “stijf, stijf ziek was van een onbekende duivelse kwaal”. Waarop de paster niet wilde onderdoen en hen bezwoer den vurige Satan te verdrijven met hun dagelijks gebed.

Normaal zouden ze met de hele klas voor het huis van den Dré moeten gaan rozenkransen, met een delegatie van de oudsten aan het ziekbed, zoals dat gewoonlijk ging. Maar door de vervaarlijke mengeling van tering en pest werd daar van afgezien. Zelfs Dokter Loenders kon niet verzekeren dat er geen gevaar bestond dat ze het zouden “over krijgen”..En aangezien hij geen zin had om binnenkort het dorp af te dweilen en met een kalkborstel grote witte kruisen op de deuren te schilderen...

 

Jetjes fietstocht naar Veurne, de zondag daarop, was maar een half succes. Ze trof haar vriendin in het afgesproken café op de markt, maar véél wijzer kon die haar ook niet maken.

“ "Ik zou het moeten nazien in de registers "“, zei ze. Maar als Dis wérkelijk van kleinsaf opgegroeid is in ’'t weeshuis van de Zwartzusters en nooit geen bezoek kreeg van de Vromans – die hier toch in '’t omliggende goed gezaaid liggen – dan doet mij dat toch aan ‘'t één en '’t ander denken..waar gij niet direct aan zoudt peinzen..”"

“ "Mens ,Jezus-Maria ,ik heb mij al zót gepeinsd !"”

“ "Dat de ouders vlak na de geboorte gestorven kunnen zijn is natuurlijk de simpelste solutie. Daar hebt ge mij niet voor nodig om dat te vinden..Maar de meeste kinderen vliegen in ’'t weeshuis omdat hun ouders voor langen tijd in de bak zitten, twintig jaar voor moord bijvoorbeeld, of ànderzijds onwaardig verklaard werden ,lijk d'activisten na den Groten oorlog...”"

“ "Moord ,potdoosje ! Ik moet er niet aan dénken !"”

“ "Of omdat ze gevlucht zijn over de schreef "“, vervolgde ze kil-ambtelijk," “en heel hun nest jongen in plan laten. Maar in al die gevallen die ik kom te noemen is er meestal wel een ver familielid die deze sukkelaars in huis neemt of -– als ze dat niet willen - minstens af en toe gaat bezoeken in het weeshuis. Maar géén bezoek, gelijk ge zegt voor den Dis, wijst op één ding :dat kind staat alleen op de wereld !”"

"“ Triestig hé..Als ik aan dien arme jongen denk !"”

“" Maar wacht, zoiets komt héél raar voor. Enkel als '’t kind te vinden werd gelegd of bijvoorbeeld als de moeder het aan ’'t klooster afstaat na een geheime bevalling. Dat zijn de groep van de “gevallen dochters” , de armen en de rijken.."”

“"Maar hoe komt die kleine in dat geval aan die naam van “Vroman” ? Iemand moet dat toch aangegeven hebben.."”

“ "Mogelijk, maar dat is niet noodzakelijk de naam van de gevallen moeder zelve ! Ha nee ! Ze kan daarmee ook een ànder een pee willen stoven :haar familie die haar heeft verstoten of de man die haar verleid heeft en nadien weigerde te trouwen..Ik zou ze de kost niet willen geven !" “

“" Maar mensen toch ! Wat al toestanden ,hé !"”

“ "Zwijgt mij daarover ! Maar hoe zoudt ge zelf zijn als ze u zoiets lappen ?!..Toch ,met die Vroman zit ik al heel den tijd op iets ànders te prakkezeren. Als een kind naamloos te vinden wordt gelegd, vraagt de priester bij het doopsel dikwijls aan de peter en de meter hoe ze de kleine gaan noemen. Of bij een vondeling aan de kloosterpoort hier in Veurne is het de zuster portierster die de naam geeft, ziet ge ? En gezien de christelijke klank van de naam “Vroomman” komt mij dat zelfs zéér waarschijnlijk voor, nu ik daar aan denk.."”

Zoals gezegd, haar fietstocht leverde Jetje meer vragen dan antwoorden op. En daarvoor had ze nog wel met een Rodenbach getrakteerd...Zotte kosten.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
30-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
29-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 59
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A36  OPNIEUW HEUVEL 666 

                                                                                    28 augustus 1938

    Van het herenleventje in de kelder van spoorstation Gandesa hadden ze hooguit vier dagen kunnen genieten. En "genieten" was wel wat sterk uitgedrukt: al na de eerste nacht waren de artilleriebeschietingen begonnen,  óp en rond het gebouw. Tijd om Ramon te begraven kregen ze nauwelijks: naar de hoek van de zolder slepen en afdekken met een hoop kranten,  méér konden ze voor hem niet doen.

    Die morgen kregen vooral de "Mackenzies" die vóór hen in eerste lijn lagen 'tegenaanval numero uno' van de Moren op hun brood. En het zou de daaropvolgende dagen én nachten van kwaad tot erger gaan. De éne stormloop volgde de andere op,  afgewisseld met vlagen obussen die de stellingen van de Britten gaandeweg tot gruis vermaalden. Na 72 uur mochten de overlevenden eindelijk van hogerhand hun posities ontruimen. In feite de moeite niet meer. Want van hun bataljon - – normaal een zevenhonderd man sterk -– stonden er amper nog een vijftig zombies overeind..

Peloton Marco deelde, tijdens de ondergang van de Britten, hoe langer hoe meer in de brokken. Iedere avond ontbraken twee-drie man op het appél, soms licht, soms zwaar gewond. Vier compañeros stierven op de hoop oude kranten in de hoek van de kelder,  vóór ze naar de verbandpost konden gebracht worden. Gelukkig kwamen, telkens samen met het avondeten, ook de "vervangers" hun troglodietengemeenschap opnieuw versterken, al liet– zowel bij het ene als het andere –de kwaliteit meer en meer te wensen over. De stamppotsoep, waarin ze de taaie maïskoeken moesten soppen, werd met de dag dunner en de Spaanse rekruten die de gaten in hun rangen moesten opvullen werden alsmaar jonger en magerder...

" Misschien brengen ze morgen voor die gastjes aangepaste babyvoeding mee waar ze volgens de reclame in de gazetten de Dionnevijfling op vetmesten " gromde Steiner: " Dan kunnen we met die versteende tacos ons gat afvegen!  "

" Die Belgen hebben werkelijk een gat van ijzer, als ge dat zo hoort!" Martini liet geen enkele gelegenheid onbenut om een "estrangero" een kleedje te passen. En onder "‘vreemdeling"’ verstond hij: elke niet-Corsicaan..

Steiner liet zich niet inpakken door die bosaap en riep met een stentorstem als een marktkramer: " Venez voire messieurs-dames: Compadre Martini,  spécialiste en trou de cul!"

Maar het grimmige gemonkel kon hun zwaarmoedige stemming niet keren. Tot toppunt van ramp brachten de versterkingen op de tweede avond ook geen munitieherbevoorrading meer mee voor het peloton. Marco kreeg uit de compagniegevechtspost,  buiten het nadrukkelijk herhaalde bevel stand te houden,  enkel de raad wat zuiniger met de geweerpatronen om te springen...

Zuiniger verdomme! Om je dood te lachen!  Door de terugtocht van de Mackenzies lagen zij nu zelf in eerste lijn, en als ze de Moren van hun lijf wilden houden, hielp beleefd vragen niet: ze moesten er op schieten! De reserve aan kogels slonk met het uur, maar met hangen en wurgen haalden ze de verlossende nacht.

Die derde nacht beschermde hen wel voor een paar uur tegen Moorse aanvallen, maar bracht geen oplossing hoe het de volgende morgen nu vérder moest. Want de vijf nieuwe rekruten brachten, buiten het afgezaagde avondeten voor de groep, enkel hun éigen munitiedotatie mee. Geen MG-banden, geen handgranaten, niets! 

Marco stuurde onmiddellijk een loper naar achter met het bericht dat hij voorzag tegen de morgen zonder patronen te vallen. Als enig antwoord bracht de jongen een afschrift van het laatste dagorder mee: " Als de commandant van een eenheid ook maar één duimbreed terrein verliest, moet hij dat aan het hoofd van zijn manschappen weer heroveren, of zal door hen gefusilleerd worden." Het gerucht liep dat de jonge Luitenant Torrance van de derde compagnie zo aan zijn einde was gekomen... Deze brutale repressie wees er op dat ze in de generale staf van Lister de pedalen kwijt waren. Dus kon het gerucht wel kloppen dat het Volksleger in het noorden de laatste weken de helft van het veroverde terrein weer had moeten prijsgeven… Marco zat vertwijfeld op zijn stapel kranten met de handen in het haar en leek een instorting nabij.

Gelukkig bleef het de rest van die nacht rustig op het plein vóór hun stelling. Meer naar het zuiden van de stad werd er echter tot in een stuk van de voormiddag zwaar gevochten. Nadat ook dààr het schieten was geluwd kwam het bericht dat de franquisten er onze linies massaal hadden doorbroken en - samen met àndere heuveltoppen àchter het rode front - ook de beruchte 666 opnieuw bezetten. Het was voor alle anciens duidelijk dat ze hier in het stationsgebouw als ratten in de val zaten indien de Moren erin zouden slagen op die verdoemde berg,  die de toegangsweg tot Gandesa volledig beheerste, hun vroegere posities verder uit te bouwen. Zou al het lijden, al het vergoten bloed op de beruchte kalkrichels van de 666 werkelijk tot niets hebben gediend ? De rest van de dag zaten de mannen in kleine groepjes bedrukt te overleggen of de leiding hen al dan niet hier zou vastpinnen, met het risico totaal omsingeld en uitgemoord te worden.

Ondertussen had Marco kort na elkaar nog drie lopers weggezonden met een dringende vraag munitie te sturen. Vlak voor middernacht kwam dan eindelijk een reactie met slecht en goed nieuws...Slecht was:" De munitie is op, onnodig nog aan te dringen".. De loper wist erbij te vertellen dat alle bruggen over de Ebro al een paar dagen geleden door de Condorvliegers vernield waren en zij voorts met aanhoudende bombardementen alle verdere bevoorrading belemmerden. Hun situatie was dus hopeloos. Als goed nieuws beschouwden ze voorlopig het bevel dat ze zich moesten klaarmaken om binnen de drie uur het stationsgebouw te verlaten. Tot ze hoorden waar hun volgende bestemming lag...Richting de weg terug langs de voet van de 666 tot aan hun stellingen waaruit ze drie weken geleden tegen de kalkrichels en het fort op de top ten aanval waren getrokken..De gevreesde 666, waar de Moren zich sinds gisteren opnieuw hadden genesteld…

 

De nachtelijke ontruiming van het Gandesa-front werd een fiasco. De terugtocht van de brigade over vijf kilometer goede baan had normaal gezien niet langer mogen duren dan vijf kwartier voor de eerste groep van honderd man, plus tien minuten voor elke volgende groep. Indien alles vlot was verlopen had peloton Marco als laatste tegen middernacht moeten opkramen om rond twee uur in de morgen àchter de gevreesde 666 “in veiligheid” te zijn. Ja, zoals gezegd: "indien!"…            

Maar de gedecimeerde 15e IB – met een getalsterkte van nog hoogstens duizend man - wilde er geen vlucht van maken, en stond op een ontruiming volgens het boekje. Voldoende tijd om de depots op te laden was er echter niet: die moesten dus op het laatste momentje door de achterhoede in brand worden gestoken om de vijand niet vroegtijdig te alarmeren. De verbandposten en het veldlazaret moesten natuurlijk wél, én bij voorrang, ontruimd worden, nog vóór de eerste soldaat de frontlijn verliet.

Dit mooie principe veroorzaakte echter een cascade van vertragingen waardoor uiteindelijk alles in het honderd liep. De medische dienst van de Internationale Brigades werd namelijk bemand door burgervrijwilligers die aan militaire discipline een broertje dood hadden. Om kort te gaan: vóóraleer de laatste gekwetste in de ziekenwagen zat brak de dageraad al aan en cirkelden de eerste vliegtuigen van de fascisten reeds als gieren hoog boven hun énige aftochtroute.. De fronttroepen overdag tóch nog door deze flessenhals terugtrekken was waanzin en gelukkig zag ook de generale staf dat in.

Niet dat het énige alternatief -– de stelling rond het spoorstation Gandesa nog een twaalf uur lànger houden -– zoveel aantrekkelijker was, nu ze werkelijk hun laatste patronen verschoten hadden. Maar hier zaten ze tenminste nog min of meer beschermd tegen het moordende artillerievuur van de vijand... Terwijl het daar op de grote baan aan de voet van de 666 meer plaaster-pijpen-schieten-op-de-foor zou worden. Niet écht begeesterend als jij persoonlijk voor plaasterpijp mag spelen.

Iedereen in de schemerige kelder loerde naar Marco die nog steeds ineengekrompen op zijn stapeltje gazetten zat te suffen. En alsof deze strakke blikken hem eindelijk wakker porden, rechtte hij plots zijn pijnlijke rug en staarde Steiner een ogenblik grijnzend aan:

“ "Komaan klootzakken,bajonet op het geweer! We hebben nog altijd een kans..".”

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 58
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A35  PAUL HASARD, DE FOTOGRAAF.

                                          Westende 17 augustus 1938.

"Als ge mij niet gelooft, gaat dan maar wat zeveren bij Paul Hasard, de portrettentrekker van het Bad!   Die heeft uw vader als kind gekend en zal u zéker graag zien komen.. "

Zo ongeveer had Jetje hem wandelen gestuurd toen zijn betweterij haar op de zenuwen begon te werken. Leon was wél wat van haar reactie geschrokken en had nooit vermoed dat ze zo'n lange tenen zou hebben. Ze hadden toch een eedverbond gezworen samen het geheim van het "Spook van Duinkerke" op te lossen, of niét soms ?! Dan moest ze zich toch niet in-haar-gat-gebeten voelen omdat hij hààr versie confronteerde met de uitspraken van nonkel René en haar op de tegenstrijdigheden wees ? Moest ze hem dààrom afstoten met de raad zijn licht op te steken bij die illustere onbekende ?

Enfin, niet hélemaal onbekend, natuurlijk, want in het dorp kende iedereen iedereen. En vroeger waren zijn ouders nog met meneer Hasard bevriend geweest, had hij verstaan. Die bruine trouwfoto op de keukenkast, met Dis en Marie in de tuin en de grote abri op de achtergrond, had hij destijds getrokken...Gratis, als huwelijks kado naar het schijnt. En ook die bij Jetje op de schouw stond was van hem: Jetje en moeder stijf gearmd met die zotte kleren aan en die pothoeden over hun oren.. En met de plechtige communie van Leon had hij van hem ook een portret gemaakt in postkaartformaat, gratis voor niets..

Maar buiten deze ene keer kon Leon zich niet herinneren ooit iets persoonlijks tegen die mens gezegd te hebben. Integendeel, als hij hem op straat toevallig tegenkwam groette hij hem altijd beleefd 'dag meneer Paul',met zijn pet in de hand. Tenslotte genoot hij een zeker aanzien, als portrettentrekker en vér de enige kunstenaar van het dorp. Weliswaar een aanzien lichtjes gemengd met wat spot omdat hij zo goed leek op "zotte professor Piccard" met zijn luchtballon: slungelachtig lang, met een half kale vogelkop omzoomd door wild krulhaar.

En bij dié meneer stuurde Jetje hem om Dis zijn doopceel te lichten ?! Hij kon toch niet bij die mens binnenstappen en vragen wat hij over de afkomst van zijn vader wist ? De fotowinkel was op zich al bevreemdend genoeg, met rondom al die plechtstatige portretten van het halve dorp, iedereen op z'n paasbest.. Moeilijk om in zo'n menigte een gespek onder vier ogen te beginnen.

Het kostte hem in bed op zijn scheerzolder een paar avonden zwaar gepeins vóóraleer plots zijn lamp ging branden. En de oplossing had hij dan nog te danken aan het fluisterend pochen van Joseph, achter zijn rug. Die had het al de hele tijd over een mooie grote foto die hij van Nadine ging afluizen, postkaartformaat, waarop ze haar nieuwe vilten luifelhoed droeg en haar jurk met de strikjes.. Heel recent getrokken bij Hasard, juist vóór het seizoen.

" Een buste-foto, lijk ze zeggen hé, tot halverwege de borst, verstaat ge't ? En met haar vitrine ferm gevuld hé, want dààr is ze fier op, man!   Ik durf wedden dat ze ervoor expres goed rechtop is gaan zitten: alles vooruit Gertruid!  ..In feite loopt ze er heel erg mee te koop. Want vorige week hing er wat ondergoed te drogen in de garage waar wij de bestellingen klaar zetten voor mijn tour met de triporteur. Ze deed daar zo flauw over, van "Niet zien hé viezerik: dat is van mij!  ", omdat er och-arme een soutien bij hing.. Luistert ge nog ??"

" Een soutien ja, vertelt maar voort.." Leon volgde wat verstrooid het liefdeskluwen van zijn broer want hij voelde juist een lumineus idee opborrelen.

" Wel, op dat moment komt Erna, haar zuster, binnengevallen en die trekt rap al die frutsels van de draad. En ze vraagt zo aan Nadine: " Waar hangt de rest van mijn goed ?" Tableau zeg!   Ik schiet in een lach en Nadine in een Spaanse colère.."

" k' Heb het!  " zei Leon plots.

" En ze wilt mij een klets.." Joseph had er een hekel aan in zijn fantasmen gestoord te worden: " Wat hebt ge nù weer ?"

" Niks, vertelt maar voort.."

" Dat ziet ge van hier, zo-ot!  "

In zijn droom vond Leon met een verbazend gemak een geniaal scenario om meneer Hasard de pieren uit de neus te halen. Maar bij het ontwaken herinnerde hij zich het gros van zijn meesterlijke zetten niet meer en de rest verschrompelde in het harde licht van de dageraad. Toch wist hij dat de enige weg waarlangs hij die halve vreemde kon benaderen moest lopen langs diens kunstenaarschap en de foto's op de keukenkast.

Nonkel René vond de oplossing, toen ze die avond na de vangst als naar gewoonte nog vlug een Bock gingen drinken in "Het Anker": " Ge hebt toch een lief, hé ?"

" Lief..lief.." Leon hield wat verlegen de boot af.

" Wel ja, een mokkel met oren en poten dat ge graag eens tegen uwen gilee zoudt trekken, of eentje die misschien zot van u is: wij noemen dat een lief!   En het is normaal van aan uw lief een foto te geven, voor onder haar kopkussen.. Daar kan ze dan 's avonds tootjes aan geven voor ze gaat slapen, hé:  zo doen de vrouwen dat!   En de Paul heeft toch een schone foto gemaakt van uw plechtige communie, hé ? Wel, hij heeft daar tien-negen nog het filmtje van. Vraagt of dat hij daar nog een afdruk van wil maken om kado te geven aan uw lief. Zoveel kan dat niet kosten of anders schiet ik dat wel voor..En dan zal hij wel vragen hoe Marie het stelt, want daar is hij in den tijd nog zot van geweest...Zegt zo dat ze nog triestig is, omdat Dis op zo'n rare manier verdwenen is. En dat gij er mee gewrongen zit dat ge hem nooit goed gekend hebt, hé. En dan vraagt ge zo, langs uw neus weg: 'Maar gij hebt hem van kindsaf gekend, hé meneer Paul ?' En dàn zijt ge vertrokken voor een uur!  "

Nog geen kwartier later stond heel het krijgsplan op poten.

Zelfs Joseph stak hem onbewust een handje toe, die avond, in bed. Waarschijnlijk door de warmte of van opwinding had blijkbaar geen van beiden veel zin om in slaap te vallen. Leon vond het wel wat vreemd dat zijn oudere broer zo bereidwillig op al zijn zieleroerselen inging, zonder zijn vragen weg te honen of in lachen uit te barsten. Dat deed hij anders altijd als Leon bijvoorbeeld zijn vrees uitsprak over het verband tussen échte onkuisheid, zot of blind worden en de tering krijgen.

Ze lagen op hun grijze soldatendeken door het zijvenstertje naar de klare sterrenhemel te staren.

" Hoe ver zou dat zijn naar de maan ?"

" Meer dan honderdduizend mijl...Dat zegt zo niks, maar ge zoudt met het rapste vliegmachien bijna een maand nodig hebben om er te geraken..." Hij had uit Jules Verne zo één en ander opgestoken.

" En waar zou d' hemel feitelijk beginnen ? Aan de maan, of verder ?"

" Zéker nog honderd keer verder...Waarom wilt ge dat weten? Voelt ge u niet goed of zijt ge van plan u kortelings te verdoen?...  De hemel begint àchter de laatste sterren, dacht onze leraar godsdienst, maar echt zeker wàs hij niet.."

" Dus minstens een paar jaar vliegen, stukken verder dan de maan! Dan kan ons vader daar nog niet zijn, op zo'n korte tijd...Als hij werkelijk gestorven moest zijn " voegde hij er snel aan toe.

Joseph ging daar niet op in: " En wie zegt dat hij recht naar de hemel is gegaan ? Da's enkel voor wie vrij van zonden is, zegt de paster. En dàt zal ons va wel niet geweest zijn, als ge die roddel in 't dorp moogt geloven...Al die wijven die hij gehad heeft, vroeger..."

" Wijven? Hoe vroeger? Lang geleden?" Zou Joseph misschien iets weten over die cafébazin van Duinkerke? Kan het zijn dat Dis daar al zólang een verhouding mee had? En waarom verdomme ? Misschien was vader niet gelukkig geweest met Marie en zijn kinders, had hij niet genoeg van hen gehouden. Waren Joseph en hijzelf in zijn ogen niet goed genoeg geweest, zijn vaderliefde niet waard?

Maar Joseph spotte luchthartig: "Och ja vent, jaren geleden: gij piste nog in uw broek...Dat ik weet is hij maar braaf geworden vanals hij met de Meester is beginnen optrekken in het Verdinaso..."

" Waar dàt al niet goed voor is..."mijmerde Leon.

" Hey, niet slapen hé!   Ge zoudt tenandere iets voor mij moeten doen.."

" Hmm...Ik ben bekaf, man. Morgen misschien..."

" Nee-neen, nù! Luistert: zondag is het tien jaar geleden dat ze de eerste steen legden van de IJzertoren en de Meester zou willen dat alle D.M.O.'s en volwassen sympathisanten mee op bedevaart zouden gaan. Kwestie van onze macht te tonen aan de àndere Fronters van 't Vlaams Verbond en er aan te herinneren dat wij óók mee betaald hebben om de toren te bouwen!  "

" Ja, en dàn?" Het interesseerde hem maar matig want zijn eigen Nieuwpoortse afdeling van Jong-Dinaso mocht niét mee...

" Wel: ik ga! Maar dan zoudt gij mij zondag moeten vervangen als commissionair op de triporteur van De Handt, om met Nadine de bestellingen rond te rijden.."

Hij wilde het afwimpelen met "zondag ben ik bezet". Want zijn krijgsplan om meneer Paul de pieren uit de neus te halen stond ver op punt. Hij zag enkel nog niet hoe hij aan moeder zijn wandeling naar Westende-Bad moest uitleggen zonder Olgatje te vernoemen. En zijn lief wilde hij niet betrekken bij zijn zoektocht naar " Het Spook". Maar aangezien de winkel van De Handt bijna pal over de fotostudio van Hasard lag..

" Wat geeft ge?" Voor dergelijke vriendendiensten onder elkaar verwachtten zij altijd boter bij de vis.

 Madam De Handt viel niet in katzwijm van geestdrift over de jonge plaatsvervanger, vooral omdat hij met Frans geen hoge toppen scheerde. Ook zijn figuur had niet de klasse die men van een primeurzaak mocht verwachten en erg gedienstig – lees kruiperig – zag dat potige bruine berenjong er niet uit...Maar sterk wàs hij, moest ze toegeven, zoals hij met de bakken bier jongleerde...Voor één dag zou het wel gaan. Daarbij, ook al begon het seizoen te slabakken door al die politieke spanningen in Sudetenland: een commissionair kon ze nog niet missen.

Van Nadine, waar Joseph zo mee opliep, had hij eerlijk gezegd méér verwacht. Een blonde bleekscheet, niets vergeleken bij zijn Olgatje. En allesbehalve vriendelijk op de koop toe...Ze scheen het niet erg te waarderen dat Joseph liever keet ging schoppen aan de Ijzertoren en het gezelschap van die zotte meester Engelborghs boven het hare verkoos...

Tijdens zijn derde ronde had hij meneer Paul in aktie gezien op de dijk, snapshots makend van de wandelende zonnekloppers, maar zag hem pas tegen vijf uur in zijn fotostudio binnengaan. Leon zijn werk zat er ver op en tegen Nadine zei hij enkel:" 'k Moet effentjes naar de overkant.."

Met kloppend hart stapte hij de fotowinkel binnen en schrok zich een aap door het oorverdovend getingeltangel van de xylofoon boven de voordeur. Meneer Paul ontving hem met de gekende commerciële vriendelijkheid maar liet zijn air vallen zohaast hij Leon kon plaatsen en hoorde waarover het ging. Met wat voor een vaderlijke genegenheid moest doorgaan liep de fotograaf blindelings in de val die nonkel René had voorspeld. Hoe Marie het stelde ? En nog altijd zoveel verdriet over het accident van Dis ?

Na een paar van die stereotype vragen mocht Leon mee naar zijn archief in de achterkamer om het negatief van zijn communiefoto te zoeken. En toen hij onderwijl zuchtte hoe spijtig hij het vond niets te weten over de familie van zijn vader, begon het voorziene scenario op kruissnelheid te draaien..

" Familie ?! Maar jongen, Dis hàd geen familie,  wist ge dat niet ? Anders was hij toch niet tot zijn vijftiende in het weeshuis gebleven, zeker.."

" Weeshuis ? Wat wilt ge daarmee zeggen, meneer ?"

" Wel, dat hij heel zijn jonge jaren met mij in 't weeshuis zat: misschien zelfs vanaf zijn geboorte, maar zéker vanaf de kakschool.."

Leon herinnerde zich plotseling dat zijn moeder aan de gendarmen verklaard had dat Dis had leren lezen en schrijven in 't wééshuis. Nu pas viel het hem te binnen hoe onlogisch dit was...

" Maar meneer Paul, dat kàn toch niet!   Mijn vader is pas in 't begin van de Grote Oorlog met zijn ouders uit de Walen naar Veurne gevlucht!  Dan kan hij toch niet vanaf de kakschool..."

" Zijn ouders ? Maar jongen, Dis was van kindsbeen af volle wees zoals ik...Over welke ouders hébt ge't ?... Bompa Petré was zijn échte vader niet, dat weet ge toch hé ? Tenandere,  ik heb uw papa nooit anders gekend dan Dis Vroman. "VROMAN Désiré", zo schreef hij zijn naam nog op zijn cahier, het laatste jaar van de knechtjesschool in het weeshuis van de Zwartzusters."

" Maar meneer Paul, tegen ons heeft hij zich altijd Petré genoemd. Hij is toch mijn vader en ik heet ook Petré, Leon Petré..."

" Vaneigens is hij uw vader, jongen!   Maar dat is zijn nieuwe naam, die hij kreeg toen Bompa Petré hem adopteerde op 't eind van den oorlog, in 't kloosterlazaret van Veurne. Uit dank voor de goede zorgen, zogenaamd...Maar in feite om nà den oorlog toch nog een persoonlijke verpleger te hebben tegen dat hij ontslagen werd: zijn vrouw was gestorven in een bombardement en hij stond alleen op de wereld. Dis ging op zijn zestiende ook ontslagen worden uit het weeshuis. En geadopteerd worden is voor elk weeskind de droom van een hemel op aarde: het was dus voor alletwee een goede oplossing. Ikzelf kreeg rond dié tijd een leercontract bij een fotograaf in De Panne en ben hem dan een tijdje uit het oog verloren.. Maar voordien heb ik samen met Dis VROMAN minstens een jaar of tien school gelopen in het weeshuis van de Zwartzusters van Veurne, goed geweten!   Dat moet tenandere toch op de gemeente genoteerd staan..."

Leon wist niet hoe hij tegen zo'n sterke overtuiging moest oproeien: Veurne, weeshuis, Vroman...Alles tolde wild rond in zijn kop. Maar terwijl meneer Hasard naarstig voortzocht in zijn clichébakken kreeg hij even de tijd zijn gedachten te ordenen.

" En sprak mijn vader goed Frans dat gij weet ?"

" Frans ?...Ja, wat schoolfrans van bij de nonnen hé. Ge kent dat: " Le cochon dit ronronron et le coq dit cuquelecue! " Dat heb ik nog onthouden " .

Leon lachte niet mee en boorde koppig voort: " Als ons va vanaf zijn geboorte in 't weeshuis zat, hoe zou hij dan aan de naam Vroman geraakt zijn ? Zou hij afstammen van de àndere Vromans uit het omliggende: in Nieuwpoort ken ik er al een stuk of drie en in Lombardzijde van 't zelfde..Waarom hebben die nooit naar hem omgezien en hem in dat weeshuis al ,die jaren laten stikken ??"

"Ow-ow jongen, ik weet niet of dat familie van hem was...De naam is misschien niet gelijk geschreven, hé... Ge moet weten dat veel heel jonge wezen van de nonnen een naam kregen als er geen familie naar omzag...Ik zelf: mij hebben ze Hazard genoemd...Dat wil zeggen: toeval, of in 't Frans, chance...Ik heb mijn ouders ook nooit gekend. Ha, hier zie!" En hij hield triomfantelijk een glasnegatief omhoog: " Petré Leon, dat is hem!  "

 Die zondagavond, na zijn werk, schoot Leon met zijn verhaal recht bij tante Jetje binnen. Hij had béter kunnen vallen, want die kon er echt niet mee lachen:" Heeft Paul dat allemaal verteld ? Dat Dis geen kind was van Bompa Petré maar een weeskind van de zwarte nonnen van Veurne ? En dat Dis van bij de geboorte Vroman heette ? En toch geen familie is van de Vromans uit het omliggende ?? Wat is dàt voor zever! "

" Ja-ja, vraagt het hem zélf! Dis heeft nooit geen familie gehad: hij stond alleen op de wereld, dat waren Paul zijn eigenste woorden!  "

" Ge zijt zot vent!  "

" Dat kan zijn, tante Jetje! Maar dan zijn er nóg zotter dan ik! Want als mijn vader alleen op de wereld stond en dus geen familie had, kan dat spook ook geen familie van hem zijn, nietwaar! En dan is het zoals ik van in den beginne gezegd heb: het spook dat ik gezien heb – en met mijn eigen ogen, hé!   - is niet mijn onkel of mijn kozze, maar het is mijn vader zelve !   En hij leeft!  "

" Leon, ge zijt aan 't doortrappen!   Stopt daarmee of ge gaat u nog verdoen van zottigheid !  "

" En ik zal méér zeggen, tante Jetje:  dat wijf waar hij bij is..."

" Die cafémadam in Duinkerke, meent ge?"

" Ja, dat vrouwmens daar! Wel, daar houdt hij al jàren mee aan!   En dat weet ik nu eens niét van meneer Paul, zie! "

" Welke kloot heeft u dàt dan wijsgemaakt ?!"

 De kloot in kwestie kwam pas in de late avond van de bedevaart terug, kompleet met een gescheurd hemd en een blauw oog. Van Marie kreeg hij meteen de wind van voren: Of hij soms dacht dat het geld op haar rug groeide en wie dat weeral moest naaien, zo'n schoon zondags hemd van tegen de tien frank!   Toen hij na de vijfde variant op het zelfde thema wat in de contramine poogde te gaan maakte Marie er korte metten mee: " Naar bed, verdomse onnozelaar! En zónder eten! "        Over zijn purperen bakkes geen woord..

Zoals gebruikelijk na zo'n familiaal vonnis mocht broertje opdraven voor de sluikbevoorrading. Ditmaal kon Joseph zijn plan trekken met een korst brood, twee rapen uit de tuin en een geplekte reinette die Nadine speciaal voor hem had meegegeven. Hij merkte wat laat dat er een worm in zat. "Ze was niet erg welgezind..." wist Leon. Bah, grote honger had hij tóch niet,  beweerde de Dietse Strijder minachtend, maar dés te meer te vertellen...

Ze waren vanmorgenvroeg met vier man op de fiets bij Engelborghs vertrokken, hij op de buis bij de meester, en onderweg naar Nieuwpoort had de rest van de afdeling aangesloten, een vijftien in totaal, in groot uniform. Juist vóór Kaaskerke mochten ze op de koer van een cafeetje de fietsen stallen en één pint drinken, niet méér: " Daar is de meester heel streng op: géén zatlapperij voor het werk achter de rug is, zei hij. Hij heeft de mijne getrakteerd..En vanop een tafel gaf hij zijn laatste orders:  Ten eerste, altijd in gelid bijeen blijven want we zijn gekomen om ons te tonen, niét om te vechten. Ten tweede, de knuppel blijft gedekt in de binnenzak tot ik ' Orde' roep. En ten derde, altijd naar mij zien: alle ogen gericht op Kwatta! Kwatta, dat is zijn schuilnaam..zijn "nom de geer", lijk ze zeggen in 't leger"

" Nom de geer?" Leon barstte van jaloersheid maar liet niets  merken..

In gelid marcheerden ze dan tot aan de torenweide die helemaal door de gendarmen was afgezet, hij en nog een jongen van Nieuwpoort achteraan omdat ze geen Dinaso-uniform droegen. Juist vóór de barrage hebben ze zich dan aan de zijkant van de weg opgesteld langswaar al 't volk voorbij moest.

" Om tien uur gingen de gendarmen die weg afsluiten toen de vlaggendragers de weide opwilden, beschermd door de Grijze Brigade van het VNV. Ik heb nog de meester "Orde! " horen roepen vóór die vent in burger mij een klop van de matrak gaf en het al zwart voor mijn ogen werd.."

" Een burger ?! Gij, een klop van een burger ?" Leon barstte in onbedaarlijk lachen uit.

" Wel ja: één van de Staatsveiligheid denk ik. Of een geheime van 't VNV, wie weet..Het was daar ineens zo'n kluwen..Die jongen van Nieuwpoort heeft mij naar dat café teruggebracht en mij wat te slapen gelegd"

" En was dat àl ?" gierde Leon.

" Zeg, is 't nu gedaan!  ?" riep Marie van beneden:  " Of moet ik met de riem komen?! "

 De volgende morgen kreeg zijn heldhaftig avontuur een abrupt slot. Madam De Handt bekeek hem al vies toen Joseph haar voorbijliep naar de garage, maar door het volk in de winkel kon ze niets zeggen. Nadientje was er in het schemerdonker al druk bezig met haar kartonnen dozen en gunde hem nauwelijks een blik. Ze wilde blijkbaar een tijdje de gekrenkte prinses uithangen wegens zijn desertie van gisteren.

" Wat is't ? Slecht geslapen ? Of in uw gat gebeten omdat ge niet mee mocht naar Diksmuide ?"

Pas nu keerde zij zich ten volle naar hem om, staarde even naar zijn blauwe ket en schoot in een klokkende lach: " En gij ? Op bedevaart gevochten met de maagd Maria? Of een slag gekregen van 't wierookvat ?" Ze deed of ze zijn oog wou onderzoeken maar hij week terug tot tegen de hoge stapel bierbakken. Zij volgde spottend terwijl ze met de handen bezwerend voor zijn ogen wemelde en haar boezempje uitdagend opdrong: " Allee Boduwogenat, toch niet bang dat Soeur Nadine u zeer zal doen hé?"

" Hey gij! Afblijven of trouwen, verstaan!  "

" Ah, meneire wilt trouwen? Moet ge mij dan eerst niet wat beter leren kennen ?" Ze stond nu stijf tegen hem aangedrukt en toen zij langzaam haar armen om zijn hals legde, trok hij instinctief haar heupen op. De tussendeur naar de winkel piepte open en vóór hij deftig uit zijn erotische droom kon ontwaken braakte Ma De Handt de verfoeilijkste verdenkingen over hem uit.

Twee minuten later gaf ze hem in de winkel de bons. Nadine stond met een uitgestreken gezicht naast haar achter de toog, de armen gekruist voor de borst...Ze had er hem goed ingeluisd ,de feeks !

Bijlagen:
primeurkens A35.JPG (7.8 KB)   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 57
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Tegen de avond kregen ze, samen met de taco’s en  de wijn, eindelijk het bevel de verdediging uit te bouwen: het commando verwachtte zogenaamd een zware tegenaanval van de Moren. Veel geloof konden de mannen er niet aan hechten en verlieten met duidelijke tegenzin hun comfortabele slaaphoek in de kelder. Marco moest niet lang nadenken om zijn weerstandsnest te organiseren: " De eerste vier man op zolder met de enige lichte mitrailleur, de volgende vier achter de vensters van het gelijkvloers en de rest blijft in de kelder. Elke groep zet één schildwacht uit, aflossing na twee uur. Zie ook wie in de gebouwen links en rechts van ons ligt!  Allee hop: debout les morts!  ".

Steiner had gehoopt beneden te kunnen blijven, maar vloog met het machinegeweer samen met Martini en Ramon onder het gebroken dakgebinte. Het rook er alvast minder muf dan in de kelder want de helft van de pannen ontbrak.  Zohaast Marco de mannen beneden hun gedetailleerde doelen had aangewezen kwam hij eveneens de zolder opgekropen. Ook hier lagen, buiten allerlei oude rommel en scherven dakbedekking, hele stapels kranten waarmee ze vlug een lage borstwering bouwden voor de mitrailleur en een zacht nachtleger in de hoek. Enfin, zacht..een soldatenhand is rap gevuld.

Maar écht veilig kon Steiner er zich niet voelen, zo onbeschermd onder de blote sterrenhemel en met een fikse artillerievoorbereiding vanwege de Moren in het vooruitzicht...De plankenvloer leek ook al niet van de stevigste. Want toen Ramon deze al wippende testte kregen ze meteen vanuit het gelijkvloers een resem vloeken en verwensingen als antwoord. Gevolgd door hartverscheurende hoestbuien toen de plafondbezetting het begaf. Niet dus.

Nu was het enkel nog wachten op de aanval van de franquisten..

 

Vergeefs: Voor wie op wacht stond verliep heel de frisse maannacht tergend traag in een zinloos turen naar de oudzilveren contouren aan de overkant van het stationpleintje. Maar zij die het twijfelachtig genoegen smaakten in de hoek van de zolder een hazenslaapje te vangen kregen met een àndere soort oorlog te maken. De oude kranten bleken namelijk de bakermat van hele horden dikke kakkerlakken, terwijl de weekbladen vol vlooien zaten, of omgekeerd. En àchter de stapels tegen de muur hadden generaties muizen mooie gangen geknaagd met òm de meter knusse nestjes vol naakte roze jongen. Heel dat universum scheen allesbehalve opgezet met de plotse komst van 'onze jongens' en was blijkbaar vast besloten hun haardsteden met hand en tand te verdedigen. En tegen de grauwe morgen zouden ze de strijd zeker gewonnen hebben indien de Moren geen roet in 't eten hadden gegooid.

Hun tegenaanval was meer gericht naar de zuidrand van Gandesa, ruim een kilometer links van het stationsgebouw. Toch deelden de arme "Mackenzies", hun overburen, nog ongevraagd in de klappen, gelukkig zonder veel brokken. Steiner zag achteraf maar één ambulance wegrijden: dus hoogstens een achttal tommy's noemenswaardig geraakt. Ook in de daaropvolgende aanvallen kwam "Six février" die dag niet tussen, wat niet belette dat Steiner en zijn kameraden aanhoudend in verhoogd alarm verkeerden.

De enige verpozing hadden ze aan Marco te danken. Die bracht van één van zijn rondjes langs zijn mannen uit het boekenstalletje op het perron een paar kranten mee. Het franquistische blad was gedateerd op 1 augustus,  waarschijnlijk de laatste editie die op het station werd afgegeven vóór Gandesa in de vuurlijn kwam te liggen.  Marco was van hun vieren de enige die voldoende Spaans kon lezen om de artikels te begrijpen. Maar wat hij hardop met de losse pols vertaalde kwam hard aan.

" Die smeerlappen zijn écht zeker van hun stuk!   Hier, de hoofdtitel: 'Caudillo Franco sluit verdrag met Frankrijk... Heu...bla-bla-bla: het nieuwe Spanje blijft neutraal bij een eventueel Frans-Duits conflict' Het nieuwe Spanje!   Dat van hém dus! Of wij hier nog langer onze nikkel afdraaien of niét, maakt dus verder geen verschil: hij is toch zeker het hier later voor het zeggen te krijgen!..."

" Twijfelde gij daar nog aan? " vroeg Ramon verwonderd. " Voor ik uit het strafkamp naar hier kwam was er al sprake dat de Rus het beu werd en de kraan dicht ging draaien, net zoals de Fransen vorige maand.. Zonder de hulp van Stalin zijt gij verloren, amigo.. Eindelijk, zou ik zeggen, dat bloedbad hier heeft door zijn schuld al veel te lang geduurd. Hij had zich beter nooit met onze inwendige keuken bemoeid!  "

" Hou op met die stomme praat, Ramon!" Marco wist welke straf er op 'defaitisme aan het front' stond. En ook dat de pelotonoverste daarbij dikwijls in de brokken deelde. Het incident met Amalia en kameraad-luitenant Rodrigo lag nog vers in het geheugen:" Vergeet niet: ZIJ zijn de oorlog begonnen! Die zou zelfs geen week geduurd hebben indien Hitler en Mussolini het Legioen niet uit Marokko hadden overgevlogen!   Zonder hulp van buitenaf ware er nooit iets gebeurd!   Had de Volksfront-regering destijds geen hulp geboden, was jouw anarchistische boerenrevolutie in Aragon nooit van de grond gekomen! En indien jullie in Utopia wat minder waanzinnig tekeer waren gegaan met moorden en platbranden, en vanaf het begin naar Madrid hadden geluisterd, Strontboer, dan was het Franco-leger zelfs nooit in opstand gekomen!   Alle rampen die we nadien op ons nek kregen, hebben we aan wijsneuzen lijk gij te danken! Had-had-had! Ge kunt het lullen niet laten hé.."

Maar Ramon liet zich niet in de hoek drummen :" Feit is toch dat onze anarchistische boerenrevolutie in Aragon niet door de fascisten werd verslagen, maar wél door stalinisten zoals Lister. Dié wilden het onderste uit de kan door alles in beslag te nemen voor de staat. Wij niet.. Ons was het enkel te doen om op braakgrond van de rijken eten te verbouwen voor de gemeenschap, niet om hun land te onteigenen. Mits wat schaven, wat geven en nemen, hadden we het met de grootgrondbezitters een dik jaar geleden al op een akkoordje kunnen gooien en op die manier nog iets van onze revolutie kunnen redden. Maar dat mocht niet van Moskou! Nu is er teveel gemoord aan weerskanten om elkaar nog te willen verstaan. Enkel de totale vernietiging van de vijand is nu nog aan de orde. En dat zijn wij, daar moet ge niet aan twijfelen kameraad!  "

" Luister vriend "viel Marco uit, "akkoord ge zijt genen uil. Maar hoe kunt ge dan zo'n kemels verkondigen zonder u dood te schamen? ! Juist nu we de fascisten er zo van langs geven! Over een front van zestig kilometer hebben we hen in één week tijd dertig kilometer achteruit geworpen! Dat is nog nooit gebeurd!  "

" En zal hopelijk ook nooit meer gebeuren want het is zinloos bloedvergieten. Ons stukje front is in één week dertig kilometer opgeschoven?  Hoera-hoera! Nu kakt Franco zéker in zijn broek, zie! En hoeveel gaan we de volgende week nog oprukken? Dubbele zéro: de hond zijn kloten! Want, Kameraad-adjudant, met permissie: waar is dat peloton van u dat de Moren heeft verslaan?  Eén kwart dood en twee kwart verminkt!   En onze buren zijn er niet beter aan toe..En wat is het nieuwe parool voor de rest van je troep? Gandesa veroveren?  Vergeet het maar! "Standhouden ten allen prijs " hé, geef het maar toe! Dat wil zeggen dat de hoge pieten alle hoop op succes hebben opgegeven, misschien zelfs lang vóór dit offensief begon..Marco, ik draai al twee jaar mee in die zottekens-molen, mij moet ge niets meer wijsmaken!  "

" Denkt ge nu werkelijk dat de Leiding heel deze slachting op touw heeft gezet zonder er een beslissend resultaat van te verwachten?" Bij 'slachting' had Marco zijn stem laten zakken alsof hij een vuil woord uitsprak.

Ramon grinnikte kil :"“ Niet bang zijn, Adjudant! Natuurlijk verhopen ze er een resultaat van, maar niet waar gij aan denkt… Ge weet toch ook dat de president vredesonderhandelingen zou willen aanknopen met Franco? Neen? Akkoord, ge zit hier aan het front van alle nieuws verstoken, maar laat mij het u zeggen: die fameuze dertig kilometer beteken niets méér dan een lokaas om Franco toch maar aan tafel te krijgen. Nogal onnozel: het kleinste kind weet dat hij binnen het jaar den oorlog gaat winnen. Hij zou wel een gloeiende zot zijn om in deze omstandigheden vredesonderhandelingen te aanvaarden..."…”          

" Als de republiek weet dat een offensief nutteloos is zet het de levens van zijn burgers en zijn soldaten niet redeloos op het spel!  " hield Marco vol.

Ramon schoot in een trieste lacht: " Heel juist gezien Adjudant!  Kijk maar eens rond wie er nog voort wil vechten: Fransen, Engelsen, Duitsers, Amerikanen en nog een hele resem vreemdelingen.. Maar géén Spanjaarden! Die zijn het beu tot over hun oren!  "

" Zever in pakjes!  " besloot Marco nors: " Als iedereen weet dat het nutteloos is, zet ge toch zo'n groot offensief niet op stapel." Heel deze discussie werd wat eentonig.

" Waarin vooral de Internationale Brigades de spits afbijten, hé?! Wat kan het die buitenlanders schelen dat er nog een paar honderd Spaanse dorpen en steden vernield worden, nog een paar duizend vrouwen en kinderen vermoord. Ze voeren zoals Napoleon destijds de politiek van de verbrande aarde. Na hun verlies, dat ze niet kunnen verkroppen, gaan ze terug naar huis en laten ons met de brokken zitten. Hier kunnen ze tekeer gaan als kleine kinderen: nog vlug zoveel mogelijk kapot maken bij het buurjongetje vóóraleer weg te vluchten. En wij als straf zonder eten in de kelder vliegen. Dat is wat uw Grote Stalin ons het laatste jaar van de oorlog heeft opgedrongen: nog vlug wat zinloos dood en vernieling zaaien..En hoe zwaarder we nadien gestraft worden, hoe liever hij het heeft. Een arbeidersopstand die - zoals hier in Spanje - door de bourgeoisreactie in het bloed gesmoord wordt is een kado voor zijn winkel. Naar buitenuit bewierookt hij de gevallenen als helden van de proletarische revolutie. Maar het bespaart hém de moeite om later al die Trotski-fascisten en marxistische utopisten van de POUM of de FAI te moeten 'uitzuiveren' – zoals nu in Moskou - en een hele cinema te moeten opvoeren om hun terechtstelling te rechtvaardigen!  "

Steiner en Martini hadden zwijgend heel die discussie met stijgende wrevel gevolgd. Nu voelde de Corsicaan dat het gevaarlijk uit de hand dreigde te lopen en wilde zijn vriend ter hulp snellen.

" Staat er nog iets interessants in die gazet? Over de oorlog, misschien?

Marco keerde zich met een zware zucht van ontmoediging langzaam om, en het duurde even voor hij er zijn gedachten weer bij had. Onder de vragende blikken van zijn maats overliep hij tenslotte de overige artikels.

" Ja hier zie: wees hij ' Het nieuwe Ebro-front. Een vijandelijke poging...om de stroom bij de monding...tegenover Amposta over te steken...werd bloedig teruggeslagen. De 14e Comintern Brigade - een drieduizend zielen sterk - werd daarbij volledig... vernietigd.'" Marco keek peinzend op: " Comintern, zo noemen zij de Internationale Brigades..."

" De 14e ? Maar dat zijn wij! " sneerde Martini. Nu ziet ge hoe die smeerlappen kunnen liegen! "

" Liegen ?" vroeg Marco triestig: " Daarvan ben ik nog zo zeker niet... Wij, de "Six février", wàren één bataljon van de 14e, vóór ze ons in steun gaven aan de Amerikanen van de Lincoln... Op dat moment, één week vóór het offensief begon, is het gros van de 14e, onze oude "Marseillaise" in het geheim een heel stuk naar het zuiden verplaatst. Misschien een strategische zet , als afleidingsmaneuver. Maar dat ze nu helemaal  tegen de zee lagen wist ik niet... Helemaal vernietigd! "

" Dat zijn allemaal propagandaleugens! " hield de nijdige Corsicaan koppig vol:" Drieduizend man: die zijn zot zeker!           

" Het zou anders de eerste keer niet zijn dat de 14e IB gedecimeerd werd... Na de slag van Brunette, vorige zomer bleef er ook al niet veel van over. En overlaatst in april, toen de franquisten vanuit Teruel naar de zee doorstootten, werden alle vijf IB's samen rond Caspe praktisch in de pan gehakt. Vanaf toen zijn ze tenandere verplicht geworden de verliezen op te vullen  met Spaanse rekruten omdat de bevoorrading met vreemde vrijwilligers uit de Comintern bijna droog was gevallen. Op een paar zotten na.." voegde hij er spottend aan toe.

" Zoals ik, zeker? " pikte Steiner aan.

" Als gij het zegt, zal het wel zo zijn hé! " Ze schoten alle vier in een onbedaarlijke lach.

Plots barstte de stoep vóór hun loods in een helse knal open. De schok en de hete rook bracht hen even van de wijs, tot de opgeworpen kasseien weer neerdonderden. Een paar sloegen de pannen en het dakgebinte aan scherven, één schoot met een reuzebonk door de plankenvloer naar het gelijkvloers. Nog vóór de rook en het stof wegtrok sloeg de tweede obus in, en een derde, en een vierde! Vlak voor de gevel van het station! Ramon kreeg zo'n kassei pardoes op zijn toren. Steiner zag vanuit zijn ooghoek het rode spijs van de hersens in klodden onder de gedeukte helm uitlopen.

" Alarm! Alarm!" riep Marco met overslaande stem "ze komen er aan!  "

Volledig overbodig: iedereen had het al begrepen. De Moren sloegen terug. En ook al kregen vooral de Britten van "Mackenzie" in de eerste lijn vóór hen de ergste klappen, het zou voor hen allen een zware dag worden.

 

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 56
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A34  EINDSTATION GANDESA 

                                 

    GANDESA ,Calle Estación, 15 augustus ’38.

Steiner was kapot. Zijn lijf en leden voelden aan als gekraakt, verrokken, verstijfd en verstuikt, vol schrammen, blutsen en builen. Dat hij na het dagenlange stormlopen op de steile flanken van heuvel 666 nog leefde kon hij met de beste wil van de wereld niet als een geluk ervaren. Het enige waar zijn karkas nog naar smachtte was in een hoek van deze vochtige kelder naast het spoorwegstation ineenrollen en wegzinken in een bodemloze slaap. Alstublieft ,even maar :slapen... Slapen en vergeten...

Ja, vooral vergeten, als het kon. Al die gruwel van de laatste dagen die in zijn netvlies lag gebrand…... De verscheurde lichamen van gevallen kameraden vol bloedingen die niet meer gestelpt raakten...De blauwe uitstulpende darmen toen hij Jesolo’s broeksriem uittrok om diens verbrijzelde been af te binden…...

In zijn oren galmde het sissend gefluit van overvliegende obussen nog na en het helse bonken van barstende bommen en granaten rondom, het geratel van de Moorse mitrailleurs op de steile kalkrotsrichels hogerop en het schreeuwen, tieren, huilen van woede, pijn of doodsangst...

Maar het was vooral de verzengende hitte die zijn laatste krachten had gesloopt, dat verstikkend gevoel geen lucht te krijgen door die keel van schuurpapier en een mond vol stof. En dan die duizenden vliegen die zijn tranen dronken of zich bezatten aan het draadje bloedig speeksel op zijn gekloofde lippen.

Met de vantijd verstikkende stank viel nog te leven want de zwarte kruitwolken vervlogen vlug en wat ervan in je zweet bleef plakken rook niet écht walgelijk. De kleverige brij aan zijn billen wél, maar daarmee waren àlle overlevenden besmeurd zodat dit minder opviel.

Overlevenden…...Na die drie dagen stormlopen tegen de Moren op de 666 bleven er van zijn sectie van tien man welgeteld twee over: hijzelf en Martini. Gisteren sneuvelden er vier, waaronder de drie Spanjaarden uit het tuchtkamp. Drie kameraden liepen voordien al diverse verwondingen op, maar leefden nog toen ze werden afgevoerd.… Papon verdween reeds na de eerste aanval naar achteren al leek de wond aan zijn hand op eerste gezicht niet echt levensgevaarlijk…...Hij had wel plots héél wat minder praat, die Papon van mijn kloten !

Met de drie àndere secties en de rest van het “peloton Marco” was het al even erg gesteld. Toen ze vanmiddag eindelijk uit de vuurlijn werden teruggetrokken stonden er van de oorspronkelijke vijfenveertig man  nog een klein dozijn op hun benen, volledig opgebrand ,alle aanvalsdrift verteerd ! …Vijftien keren waren ze de bergflank opgejaagd, op alle uren van de dag of de nacht. Soms enkel zijn alsmaar zwakkere compagnie, moederziel alleen, als een soort lokaas voor de Moren. Dan weer samen met het volledige Franse bataljon en de Amerikanen van de “Washington”, misschien wel duizend man. De eerste richel viel pas toen ook de “Lincoln” meedeed en van toen af ging het vlug ! …Vooral omdat de resterende Moren voor dag en dauw de kam hadden ontruimd om de verdediging van de vólgende heuvel te versterken!! Zo bléven ze natuurlijk aan de gang, ook al voelde Steiner met zijn klompen aan dat het rode offensief op sterven na dood was: tegen de huidige overmacht van Franco's artillerie was geen kruid gewassen, geen doorkomen meer aan. Mét moed alleen ging het niet ,en zónder nog veel minder...

Maar schijnbaar was het dan toch gelukt. Nu hoorde hij in de verte hoe de onzen de top van de 666 zuiverden: de typische korte knallen, telkens nà het gevecht aan de gewonde vijand geen kwartier werd verleend.… Daar moesten de Moren, als vreemde huursoldaten, sowieso niet op rekenen. En dat deden ze ook niet. Toen hij twee weken geleden met zijn oor in verband van de Picosa terug naar het front reed door het pas veroverde dorpje Corbera, had Steiner met eigen ogen gezien hoe die ‘bruine apen’ zich na hun gevangenname bijna uit vrije wil laconiek tegen de kerkhofmuur opstelden voor hun laatste reis naar het walhalla…...Sindsdien bekeek hij die krijgers met heel wat meer respect, hoe wreed ze voor de rest ook met hun coupe-coupe mochten omgaan bij het verminken van hun gevallen vijanden of het slachten van hun krijgsgevangenen…. Nu ja, een burgeroorlog was inderdaad geen gezelschapsspel voor kostschooljuffers.

 

Het stationsgebouwtje van Gandesa, waarin Marco voor het ogenblik met de rest van zijn peloton schuilde,  werd pas gisteren door het Britse "Mackenzie" bataljon van de 15° Internationale Brigade na vuil vechten veroverd. Het gebouwtje en de aanliggende goederenloods lag half in puin geschoten los aan de rand van het stadje maar in de gewelven eronder zaten ze veilig. Vanuit het keldergat kon je, tussen de afgeschoten takken van de platanen op het pleintje, de "tommy's" in de ruïne aan de overkant gezapig thee zien drinken. Blijkbaar even op adem aan 't komen in afwachting van hun volgende stormloop langs de Calle Estación, de Stationstraat die recht naar het centrum leidde. Dat zou dan al hun vierde charge zijn sinds deze morgen, en nóg waren ze geen stap verder geraakt.

Telkens hun klaroen de aanval blies waren de moedige Britten op een helse muur van bommen en granaten gebotst waar niemand levend doorheen kwam. En zeggen dat ze voordien reeds de helft van hun kameraden verloren hadden bij de verovering van heuvel 481, een paar dagen geleden...Als ze nu niet héél snel op de verdediging overschakelden zou niemand van de fiere Mackenzies het nog navertellen. Het werd de hoogste tijd dat Kameraad generaal Lister, de bevelhebber van het Ebro-offensief, zich neerlegde bij de mislukking van zijn doorbraakpoging, indien hij nog iets van zijn leger wilde redden.

Gandesa, of wat er nog van recht stond, werd door de Moren veel te zwaar verdedigd om ook maar van een spoedige verovering te durven dromen. En een omsingeling zat er ook niet meer in want alle heuveltoppen àchter het stadje hadden de Franquisten tot oninneembare forten versterkt en volgepropt met vuurmonden van alle kalibers. De minste beweging op de Calle Estatión in de richting van het stadscentrum werd door de overzijde onverbiddelijk op een moordend spervuur van hun artillerie onthaald.

" Es finito..." besloot Ramon , één van de laatste Spanjaarden die het peloton Marco was komen versterken en die al een hele poos voor het keldergat op uitkijk had gestaan. "Es finito, amigos…" Hij deed geen moeite om zijn leedvermaak te verbergen: met het einde van dit bloedige offensief kon hij weer hoop scheppen misschien deze zinloze oorlog zonder al te veel kleerscheuren te overleven.

Dat de stalinisten hem in de tuchtcompagnie niet klein hadden gekregen vond hij op zich al een grote overwinning. Maar nu hij een week lang voor dit Franse gespuis het vuile werk had opgeknapt zonder door hun vleesmolens vermaald te worden verzoende hem een beetje met de God van zijn vermoorde vrouw. Vermoord door de mannen van Lister, de rode bloedhond die vorig jaar de anarchistische revolutie in zijn geboortedorp had neergeslagen. Achter zijn rug laffelijk vermoord door zogenaamde wapenbroeders terwijl hijzelf, zotte Ramon Fernàndez Savaria, als vrijwilliger aan het front in Aragon mét de roden tegen de fascisten vocht..Waanzinnig van verdriet en onbegrip waren toen zijn stoppen doorgeslagen en dat had hem een jaar strafkamp gekost..

En zeggen dat hij nu voor diezelfde Lister opnieuw zijn hachje waagde in een bloedig offensief waarin niemand nog geloofde. Maar lang zou hij niet meer met zich laten sollen, dàt had hij gezworen op de nagedachtenis van zijn aanbeden Margarita: zijn eer van echtgenoot ging vóór zijn trouw aan politiek links!

Tot nu toe had het monsterlijk systeem, dat al zijn kameraden had verzwolgen in de martelkerkers van de S.I.M., hém niet kunnen breken.. Hier stond hij nog steeds, rechtop en sterker dan een beer uit zijn geliefde Andorra, terwijl rondom in deze duistere muffige kelder dat zooitje Frans ongeregeld uitgeblust hun wonden lag te likken.

" Smerige bende holkruipers!" mompelde hij in een opwelling van overmoed. "Pederasten! Mij krijgen jullie niet kapot, sukkels " Slechts met moeite kon hij een gelukzalig sardonisch gegrom bedwingen…" Madre mia!  "

Ramon was wel geen reus, maar toch een struise kerel en naar Spaanse normen flink van was. Sinds hij vorige week bij het peloton Marco werd ingelijfd luchtte hij voortdurend en onverbloemd zijn ongenoegen met de lopende gang van zaken. Evenwel tegen niemand in het bijzonder en voorzichtigheidshalve wél in het platte  dialect van de Catalaanse herders, goed wetend dat die stomme Fransen er toch geen moer van begrepen.

Vreemd genoeg snapte Martini, de Corsicaan, er wél de essentie van, misschien omdat hij op zijn eiland óók een herder was. En sinds vannacht foeterden die twee onderling in een latijns koeterwaals op alles wat hun soldeniersbestaan verpestte. Soms lukte het Ramon zelfs Martini in een soort hoog gehinnik te doen uitbarsten, want lachen kon je dit bezwaarlijk noemen.

Marco was sinds gisteren blijkbaar te uitgeput en te afgestompt om die twee tot de orde te roepen. Nu zat hij ineengezakt tegen de gekalkte muur op een stapel oude kranten te bekomen van de laatste slachting op de 666, en zo te zien zou hij zelfs beter een tijdje gaan liggen. Kranten waren er genoeg om een droge brits te spreiden..

De hopen gazetten waren hen direct opgevallen toen ze getwaalven in die kelder onderdoken. Blijkbaar had de stationchef uit besparing de onverkochte eksemplaren uit de krantenkiosk nooit teruggestuurd of hoopte hij met oud papier een centje bij te verdienen..Hoe dan ook, voor de soldaten waren die hopen papier een ongekende weelde. Op eerste zicht dan toch...Niet zodanig als geestelijk voedsel, want de meesten konden niet lezen -– en zeker geen Spaans -– maar wél om er droog en warm op te slapen. Of om in een hoek broek en billen aan schoon te schrapen: een toestand waarmee ze allemaal min of meer verveeld zaten. Die bevuiling kwam niet noodzakelijk voort uit de doorstane angstige momenten, maar in volle gevecht kon je nu eenmaal moeilijk je broek afstropen telkens de innerlijke mens er op aandrong ,merde !...

Ja ,verdomme ,Putain de merde de mes couilles ! Nog nooit had deze platte soldeniersvloek zo gepast hun walgelijk bestaan omschreven.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
28-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 55
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A33      LIEFDE EN LEUGENS.

        

         Westende, 12 augustus 1938 

Nu 15 augustus vlug naderde had het seizoen langzamerhand naar een hoogtepunt moeten lopen en het toeristenbedrijf in de badplaats op volle toeren doen draaien. Gewoonlijk werden dan rond die tijd ook de meest ‘populaire’ evenementen georganiseerd, zoals gekende internationale tennis- en golftornooien voor de upperten, muziekfestivals of bloemencorso’s, telkens besloten met ‘soirée dansante’... De gouden jeugd hield het dan meestal bij een losse informele swingavond of '‘sauterie'’ in het Trianon-Kursal op het ritme van Jazzband Archie Lewis. Zelfs het vermaarde orkest van Fud Candrix wilde al eens een avondje vullen in het Westend-’Palace of Grand’Hotel Bellevue...

Maar dit jaar scheen de fut er uit. Het ene feest na het àndere werd geschrapt of afgeblazen en men twijfelde zelfs of het traditionele vuurwerk van 15 augustus, letterlijk hét klapstuk van het seizoen, wel zou doorgaan. De klassieke optocht door de straten van het ‘'Musique du 1. Régiment Royal des Guides’' was al weggevallen in verband met de gespannen internationale toestand en ook de ‘'Concours d’' Elégance Automobile'’ in combinatie met een défilé van schoonheidskoninginnen werd reeds vroeger in alle stilte afgevoerd.

De domper op de feestvreugde heette '‘Heer Hitler'’, die met zijn ongepaste uitlatingen over het Sudetenland de westerse diplomatie op stang joeg en de krantoplagen aanzwengelde. Zijn brutale aanspraken op de Duitstalige grenskantons van Tsjechië verscherpten week na week en verhoogden de bloeddruk van de wakker geschrokken burgerij. Onrust is nu eenmaal slecht voor het toerisme en in Westende zag je met de dag meer "‘vreemden"’ hun vakantie vervroegd afbreken en hun villa’s sluiten. En wie tóch bleef hield voor alle zekerheid de knip op de portemonnee, wat de commercie nog meer deed slabakken.

Joseph voelde dit vlug aan zijn drinkgeld nu zijn klantenkring gedurig slonk: de mooie tijd van hier en daar een frank oprapen was voorbij. En van madam De Handt moest hij speciaal uitkijken wie van de villabewoners aanstalten maakten om te vertrekken, om te vermijden dat de winkel met onbetaalde rekeningen bleef zitten. Want wie het meeste chi-chi verkocht bleek dikwijls ook het slechtste bij kas...En als er dan tóch ééntje in slaagde ongemerkt door de mazen te glippen kregen hij en Nadine van haar moeder fameus de wind van voren.

Als enige troost na deze vervelende standjes voelde Joseph dan hoe hun onderlinge genegenheid weer een paar graden warmer werd... Maar telkens hij met de knappe winkeldochter in de garage alleen was om de bestellingen klaar te zetten waakte hij er toch angstvallig over geen ‘onkuise’ aanleiding te geven. Hij herinnerde zich nog té goed haar katachtige blik toen ze hem daar met haar borstjes vooruit voor het eerst in de stiel van commissionair inwijdde: zo van doe-maar-als-ge-durft.. Niet met mij, dacht hij: voor dàt poesje speel ik niet de muis!  Vroeg of laat zou dat zelfzekere engeltje de duimen moeten leggen als ze hem als vrijer wilde. En hij wist dat ze wilde - o ja!  - maar nog steeds te fier was om kleur te bekennen...Hij gaf haar in gedachten nog twee weken om een knieval te doen, daarna begon de school opnieuw. En ging er meteen een nieuw jachtgebied open, op de tram en in Oostende...

Leon hield er met zijn Olgatje niet zo’'n gecompliceerd liefdeleven op na: ze waren een koppel en daarmee uit. Ook al zagen ze elkaar door-de-weeks bijna nooit omdat hij te laat van de Astrid thuis kwam, het feit dat zij hem uit eigen beweging op de mond had gezoend, daar achter de berm van Deputter langs de Duinenweg, waarborgde in zijn ogen hun eeuwige liefde en trouw...

Zondagmiddag drukten ze daar nog eens een gulden zegel op in Cinema Nova, tijdens ‘Sneeuwwitje en de zeven Dwergen’. In het begin van de film hadden ze - halverwege het balkon, omdat achteraan alles bezet was door oudere koppels - braaf hand in hand van de wonderbare kleurfilm genoten. Maar bij de toverscène met de heks kreeg zijn Olgatje plots zo’'n angsttoeval dat ze haar lieve snuitje tegen zijn brede borst verborg en hij wel verplicht werd zijn stalen arm beschermend om haar heen te slaan. Van de rest herinnerde hij zich enkel dat ze daar een eeuwigheid zalig kop tegen kop hadden gezeten, hij met zijn neus in haar pijpenkrullen en vóór zijn rechter oog die purperen haarstrik die hem sowieso het zicht op het doek benam...

Na de kus van de prins had ze opgelucht haar lieve natgehuilde snoetje naar hem opgeheven en hij had heel natuurlijk het zout van haar ogen gezoend, zo maar. Tot hij in het schemerdonker haar uitnodigend tuitmondje bemerkte en het doordrong dat ze nog méér getroost wilde worden. In die laatste minuut van de film gaven ze elkaar meer dan dertig kusjes, herinnerde hij zich later...

“ "Vierendertig?!"” sneerde Joseph die avond in bed:"Ge denkt toch zeker niet dat ge een record hebt gebroken, hé broekvent!" ”

Maar Leon sliep in met het zalige besef dat zijn broer stikte van jaloezie!

 

Ook tante Jetje kreeg maandagnamiddag het adembenemende verhaal van Sneeuwwitje te horen, met alles erop en eraan, zelfs zonder hard te moeten aandringen. Haar stem klonk wel wat schor toen ze tenslotte langs haar neus weg informeerde of hij het écht leuk vond om zijn meisje “zo'’n tootjes te geven”...

“ "Ja, vaneigens!  Omdat zij het ook graag heeft!" ”

“ "Heeft ze dat gezegd, dat ge zo zeker zijt? ”"

“ "Wel, niet écht...Maar toen ik haar op de buis van ons pa zijn velo naar huis reed leunde ze heel den tijd tegen mij, met '’r haar in mijn ogen...En toen ze aan haar deur afstapte greep ze mijn kop met twee armen vast dat ik bijna omver viel en gaf ze mij nog een goede smakkerd...Ja, ge moet zo niet zien: krak op mijn mond!  Maar zegt dat niet aan ons moeder, hé, want die denkt seffens aan vuil manieren..."”

“ "En zijn dat er dan geen: vuil manieren?"”

“ "Vaneigens niet!  Ze is toch mijn lief!"”

Als het allemaal maar zo simpel ware, dacht Jetje wat bitter. Kon zij ook maar gewoon zeggen: ze is toch mijn lief, dus màg het...Die snotaap vrijt dat de stukken eraf vliegen en dààr heeft niemand zaken mee. Maar o-wee owee als zij, een volwassen vrouw, ooit zomaar in het openbaar haar gevoelens zou laten blijken! Ge zoudt godvermiljaarde eens wat zien!... Dus beter even diep ademhalen en doorslikken...

“ "Luistert jongen, en denkt niet dat ik de zon niet in '’t water kan zien schijnen. Maar ge zijt nog veel te klein om zo achter de meisjes te lopen: dat is niet gezond, zoiets..."”

“ "Maar ik loop niet achter de meisjes! Olgatje en ik zijn al bijeen vanaf de eerste keer dat ik haar zag op onze Plechtige Communie...” Een beetje overdrijven kon geen kwaad, vond hij:" ” Wij zien naar niemand anders meer om en we gaan trouwen vanals ik vier jaar vast werk heb op de Astrid. Dan trek ik minstens zes frank per uur, zegt nonkel René, en daarmee kan ik goed een huishouden rechten. Ons va trok niet méér, en daarmee hebben wij toch met ons gevieren goed geleefd...”"

Jetje zuchtte eens diep en besloot het over een àndere boeg te gooien :"Tiens, hoe gaat het feitelijk met de René? Hebt ge d’er al veel van geleerd? ”"

“ "Hey, zo rap gaat dat niet, hé!  D’er komt veel tekniek en ellentriek bij te pas en '‘t duurt jaren voordat ge dat allemaal meester zijt!  Ik zijn al kontent dat ik niet meer voor hun voeten loop als we bijvoorbeeld het net binnenhalen: dat is al een specialisatie op z’'n eigen met al die aparte koorden en kabels!" ”

“ "Hoezo dat? "” vroeg ze spottend. En ze wist hem vertrokken voor een kwartiertje...

Toen de laatste kabels breedvoerig waren ingehaald scheen Leon zich plots iets te herinneren:" ”Nadien zijn we een pint gaan pakken in “Het Anker” en daarvan heb ik geprofiteerd om hem nog eens uit te horen over ons va... En ik moet zeggen, tante Jetje: ge hebt het helemaal mis!  Nonkel zegt dat ons va niét in Ronse geboren is, maar wél in Veurne, zonder de minste twijfel!... Dan kan dat toch niet kloppen met wat gij zei over zijn vader die koster was in de Walen: die laat zijn zoon toch niet geboren worden ‘bachten de kuppe’ hé?" ”

“ "Ow-ow man, niet zo zeker zijn hé!...Een vrouwmens kan niet altijd kiezen waar en wanneer ze haar kind krijgt, weet ge...Verleden week stond nog in ‘De Kustwacht’ dat er een Engelse madam bevallen was op de maalboot naar Oostende. En Stance Berkenout van hier in de straat heeft haar tweeling gekregen op een trouwfeest in Tielt... Weet dat in Veurne altijd veel volk kwam zien naar de Boeteprocessie, of meelopen met een kruis op hun schoft: allemaal diepgelovige mensen uit alle hoeken van '’t land...Dat daar ook eens een koster uit Ronse bij gelopen heeft, veertig jaar geleden, is heel normaal: misschien samen met zijn zwanger vrouwtje den Heer komen smeken voor een zoon...En dat mens ocharme van alteratie de kramp gekregen: dat gebeurt alle dagen wel ergens, hé. Mijn moeder...”"

“ "Ja-ja, tante Jetje, ’t is al goed met al die vrouwenhistories!...Bon, laat ons aannemen dat ons va uit de Walen kwam, lijk gij zegt: dan moet hij toch wat Frans geklapt hebben. Misschien wel zo goed als die cafébaas uit Duinkerke, hé? ...”Waarom niet ?"...Hij lachte fijntjes.

“ "Potverdikke, zijt ge daar weer! Dis sprak geen woord Frans en daarmee uit!" ”

“ "Dan kan hij ook niet uit de Walen komen: ’'t is '’t één of '’t ander! Maar '’t omgekeerde is wél mogelijk: uit Veurne stammen, zoals de René beweert, én Frans klappen, hé. Nonkel zegt dat ons va bijna nooit zijn mond open deed maar sluit niet uit dat hij Frans zou kennen, ook al heeft hij het hier met de mensen nooit gesproken. Waarom zou hij ook: ge had er tóch geen woord van verstaan!... En nóg een bewijs: hij heeft in den oorlog vier jaar de pispotten uitgedragen in ’'t veldhospitaal '‘Océan'’ van De Panne. Zonder Frans geraakt ge daar niet binnen, of heeft hij minstens wat van de taal opgestoken van al die hoge pieten...”"

“ "Bon, voor mij niet gelaten: Dis moemelde wat Frans en werd in Veurne geboren: kontent?  Dat bewijst toch niet dat het spook van Duinkerke uw vader is?! Ik zeg dat die cafébaas hoogstens een lid is van de familie Petré die in 1914 van Ronse naar Noord-Frankrijk is gevlucht, en daarmee uit!" ”

“ "Echtig en techtig zéker weten? Want dat bewijst wél dat ge '’t al op twee zaken mis voorhad: Ronse én Frans!  Daarbij komt nog dat nonkel René nog nooit van die familie gehoord heeft. Dat is dus drie. Van uwen uitleg van twee weken geleden blijft al niet veel meer over...”"

“ "Luistert ventje, voor mijn part kwam Dis uit de Jakkamakka en sprak hij Chinees!  Als ge mij niet gelooft vraagt het dan aan Hasard, de portrettentrekker. Die heeft Dis gekend als kind. Maar laat mij voort gerust met den Dis!" ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
28-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 54
Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pas de laatste drie dagen was Steiner geleidelijk gaan inzien wat een stomme kloot hij geweest was om als een angsthaas uit Westende naar Spanje weg te vluchten ! Toen hij in de verbandtent beneden de Picosa weer bij bewustzijn was gekomen en de brancardiers handig zijn oorwond verbonden ,kreeg Steiner de indruk dat langzaam een sluier voor zijn geest werd weggeschoven. Het leek wel of de slag van de kogel tegen zijn helm hem plots van zijn oude geheugenverlies had verlost. Haarscherp zag hij nu het schijnheilige smoelwerk van de champetter voor zich en in een flits dook uit zijn onderbewustzijn duidelijk het besef op: die vent had er hem in april glorieus ingeluisd!  Hij wist zich nu plots volledig onschuldig aan de dood –van die zwarte Dis...Want die fascist was klaar geweest met zijn werk aan de bommen in de 'doorsteek' en had zich opgemaakt om gezond en wel te gaan middageten ,toen Steiner ondertussen met grote stappen de àndere helling afdaalde en dus geen uitstaans kon hebben met de dood van die fascist!

    Ja, het was zonneklaar dat die smerige Champetter  Steiners tijdelijke black-out na de ontploffing schandelijk misbruikt had om hém een schuldcomplex aan te praten, zoveel was nù wel zeker... En, nog erger: hij, stomme kloot, was daar blindelings ingetrapt! Ook al begreep hij nog niet het waaróm van al die leugens, het feit alleen dat die bedrieger op voorhand wíst dat Steiner die verzinsels moeiteloos zou slikken was reeds beledigend genoeg om zijn stoppen te doen doorslaan!

     Razend van woede was hij in een reeks vonkende vloeken uitgebarsten, waarop de bleke brancardier van het Volksleger hem kalmerend in de arm had geknepen. Die dacht bljkbaar dat Steiner van de pijn zo brulde. Maar '’t was verdomme van schaamte! ...

     Tot de volgende morgen had hij in de hoek van de lege verpleegtent liggen piekeren waaróm de garde hem in godsnaam zo voorgelogen had. Niet uit wraak voor het stropen: zo kinderachtig was die vent niet. Neen, hij moet er persoonlijk voordeel van verwacht hebben, iets in verband met eerzucht of geldhonger... Naast liefde of haat zag Steiner geen àndere drijfveer om een misdaad te plegen, tenzij misschien ideologie en waanzin. Maar die twee laatste motieven kon hij bij de champetter gerust schrappen...Ook haat en liefde zag hij zo onmiddellijk niet zitten...Bleef over: eer en geld. De zucht naar méér, of het verdedigen vàn...Dààr zat misschien wat in...Hij voelde vaag de oplossing in zijn geest rijpen maar slaagde er niet in de redenen voor dit complot klaar en duidelijk onder woorden te brengen...

      Na een zeer schraal ontbijt hadden de mannen van de hulppost hem met een kar van de frontbevoorrading laten meerijden naar voor. Zo ontweek hij onderweg de gevreesde controleposten van de S.I.M. die doorlopend naar deserteurs en fascistische spionnen speurden...

    

     De zeurende pijn aan zijn oor verbeterde zijn stemming niet. Toen hij op de koop toe een uurtje later bij Marco de wind van voren kreeg begon hij zich pas goed af te vragen wat hem in godsnaam bezield had om vrijwillig naar hier te komen!  Dat de garde daar voor een stuk schuld aan had maakte hem nog bokkiger!  Zonder het gekonkelfoes van die komediant zat hij nu godsjeugdig in Westende rustig achter zijn leest zijn eerste pijpje te roken: heerlijk prikkelende Semois-léger, verdomme héél wat ànders dan die '‘Fleur de matras'’ van hiér!

    Martini, de loense Corsicaan die hem vorige maand  met strootje-trek Consuela had afgesnoept, bleek nu de plaats van Jean te bezetten. En had ongetwijfeld de uitbrander van Marco gehoord, want de hooghartige grijns op zijn ongeschoren boeventronie sprak boekdelen. Zonder de minste blijk van medeleven ontving hij Steiner nors zwijgend in de schoot van zijn uitgedunde sectie. Ze waren nog met zeven man, Steiner meegeteld, waarvan drie met bloedbevlekt verband: de Picosa had zo te zien een zware tol geëist...

    En het zou er niet op beteren want hun offensief was duidelijk door zijn eerste adem heen. Onderweg naar het front was het hem al opgevallen dat het vijandelijk kanonvuur alsmaar heviger werd. Papon, zijn nieuwe slapie, deed er nog een schepje bovenop: het derde peloton had gisterenavond voor het eerst een luchtbombardement van de Condor te slikken gekregen, gelukkig zonder veel broks...

    Maar iedereen sakkerde wél op de kwaliteit van hun munitie : o ironie, een gulle gift van de Franse Volksfront-regering!  Volgens Papon had Marco het bericht van de brigadeleiding doorgekregen dat veel loten kogels bij de fabricatie door de arbeiders gesaboteerd waren. Die kameraden voerden destijds deze actie uit als protest tegen” het koloniaal imperialisme van de Franse regering” ,en de vijfenveertig-urige-werkweek natuurlijk.

    "De kameraden konden destijds natuurlijk niet weten dat ze met hun actie niét het Franse –‘volksvijandige’– leger een loer draaiden, maar wél hun eigen bevriende anti-fascistische brigade aan het Ebro-front..."”

    Oef ! Indrukwekkend zeg ! Steiner keek zijn nieuwe slaapie wat verbouwereerd aan, maar Papon grijnsde:”" Dat soort berichten ken ik uit het hoofd...Ik werkte vroeger, in een vorig leven, op de communistische vakcentrale van de drukpers in Parijs. Van dàt soort explicaties heb ik wel een duizend manifesten opgesteld, steeds volgens hetzelfde recept: een flauw excuus of een dikke leugen overgieten met een vette saus proletarische fraséologie en ze denken dat de Grote Stalin in eigen persoon het geschreven heeft...Het énige besluit dat we kunnen trekken uit het bericht van de Staf is dat we blij mogen zijn dat die moedige kameraden onze munitie saboteerden want anders had de nieuwe reactionaire Franse regering die nooit aan ons mogen verkopen, nietwaar ? Wees dus deze ‘Helden van den Arbeid’ indachtig als ge tijdens de volgende stormloop uw vierde ketser uit de kulas tracht te pulken, hé...Want als toppunt van genot blijft die minderwaardige rommel in de kamer van je geweer haperen: de automatische uitwerping van een ketser bij het herladen kunt ge vergeten, kameraad!"”

     Een rare kwibus, die Papon, met al zijn geleerde woorden...Steiner liep nooit hoog op met babbelaars, en zéker niet in de huidige geestdriftige tijden waarin de S.I.M. éérst schoot vooraleer een beleefde vraag te stellen. Hij besloot daarom zich bij die gast wat voorzichtig op de vlakte te houden...Provocateurs en luistervinken waren een oud zeer bij de stalinisten: dat was één van de redenen waarom hijzelf destijds de partij had verlaten en anarchist was geworden. In een kleine actiecel van vier-vijf anarchistische vrijheidstrijders wist je vlug welk vlees je in de kuip had, maar bij al die buitenlandse stalinisten in de brigade kon je daar hoogstens naar raden. En nu de terreur hier hoogtij vierde kreeg je enkel nog de vrijheid je bek te houden en daarbij vooral geen vuile smoelen te trekken...

     Papon wist ook nog te vertellen dat de gaten in hun rangen morgen zouden opgevuld worden.

     “ "Nu nog versterkingen uit Frankrijk ? De grens is toch gesloten..."”

    “ "Frankrijk ? Niet hardop dromen hé Rocco!  Neen, '’t zijn Spanjaarden: een paar uit de strafbataljons die de keus krijgen: ofwel bij ons penitentie komen doen ofwel hun kaars uitblazen. Als ze nog héél zijn na de verovering van Gandesa, het volgende stadje daar achter die berg 666, worden ze in eer hersteld. Zolang moeten ze voorop lopen en het vuile werk doen...En de 666 daar ziet er mij een stuk zwaarder uit dan de Picosa van eergisteren. Dus veel hoop moeten ze niet meer koesteren, mijn gedacht..."”

 

     Heuvel 666 bleek inderdaad nog een stuk taaier dan de Picosa, die ze na drie stormlopen cadeau hadden gegeven aan het Volksleger. Die hoogte beheerste volledig de baan naar het wegenknooppunt Gandesa in het volgende dal dat ze feitelijk drie dagen geleden hadden moeten veroveren. Maar er was geen doorkomen aan: eergisteren had de Duitse Thälmann-brigade al vergeefs een poging tegen de 666 gewaagd van het zuiden uit. Nadien beten de Amerikanen van de Lincoln er tot driemaal toe hun tanden op stuk, aanvallend vanaf de steenweg... Morgenvroeg mochten de Franse brigadisten eens tonen wat ze in hun mars hadden. En eerlijk gezegd heerste er in het bivak absoluut géén hoera-stemming...

    Iedereen kende het uitzicht van die heuvel nu ver van buiten en wist dat velen onder hen het achterliggende stadje Gandesa nooit levend te zien zouden krijgen. Twee opéénvolgende richels kalkrots op de overigens kale hellingen omsloten de gekanteelde kruin, net zoals destijds de reusachtige middeleeuwse stadswallen een adellijk donjon beschermden. En over de bezetting van dit ijzingwekkend natuurmonument hoefden ze zich ook geen illusies te maken: je zag er hele slierten Moren met hun grijze boernoes ongegeneerd achter de rotsen rondlopen van de ene M.G.-stelling naar de andere. Dit fort bestormen beloofde je reinste zelfmoord te worden, zoals de àndere brigades al hadden ondervonden...En uithongeren zat er ook niet in, want van ver zag je op de top de kuddes schapen grazen.

      Er zouden veel bommen en granaten aan te pas moeten komen om die kerels plat te slaan.

     Maar juist aan kanonnen en vliegtuigen begon het hier bij dit rode offensief pijnlijk te ontbreken. Men fluisterde dat er veel geschut op de veerponten over de Ebro verloren was gegaan door luchtaanvallen van de Condor. Volgens nóg een ànder gerucht hadden de republikeinse generaals van het zuidelijke Volksleger bij Valencia hún slap offensief reeds gestaakt maar weigerden ze toch hun nu werkloze luchtmacht in te zetten ten voordele van het noordelijke front aan de Ebro. Enkel en alleen uit afgunst omdat ze vreesden dat hier de Internationale Brigades alle roem en eer van een geslaagd offensief zouden opstrijken...De zoveelste zet in het politiek pokerspel dat al jaren het linkse kamp teisterde. Door het noordelijk front hun luchtsteun te ontzeggen counterden de republikeinse generaals van de Generale Staf in Valencia de machtsgreep van de stalinisten in Barcelona. Het uitgeputte Spaanse Volksleger wilde zogezegd niet langer doodbloeden in een va-banque-offensief dat uitsluitend door ‘de 'Russische' Brigades’ aan de Ebro gelanceerd werd. Een offensief dat Stalin wilde volhouden tot het bittere einde om louter ideologische motieven.

    In Steiners ogen leek het eerder een pokerspel met als inzet het leven van gewone brigadisten!  Die eventueel wél bereid waren hun bloed te geven voor de zaak van het anti-fascistische proletariaat -– en dan nog met mate - maar zeker niét voor die bende vette profiteurs van Valencia!  

     

Het nachtbivak vóór de aanval op de 666 gonsde van de geruchten. Papon was de enige om hardop zijn afkeer voor het defaitisme van de Spanjaarden te luchten, zonder acht te slaan op de vijf ongure Catalanen die ze sinds gisteren als versterking hadden gekregen.

     "Eerst maken de Spaanse anarcho’s er hier een janboel van en als hun utopia dan bovenop hun stomme kop instort schreeuwen ze om hulp! ...En wij, dienstdoende clowns van de rode internationale, laten ons lijmen door wat holle frasen in” l’'Humanité” en de foto van een uitgemergeld kinderlijk!  Herinnert ge u nog het onderschrift ?"”

   Steiner negeerde de sneer op de anarchisten en zette zich schrap tegen de volgende déclamatie.

   Want Papon was niet te stuiten :"Ik zal het nooit vergeten ! Luistert ,het ging zo:”

"Het gemartyriseerde Spanje smeekt om hulp! Kameraden, draalt niet tot het bruine monster ook ùw kinderen verslindt!"”

Hij lachte eens schamper :" Bon, de meesten van ons hébben godzijdank geen kroost - omdat we ons verstand gebruiken, waarschijnlijk...Dus solidariteit met de gebasaneerde lokale stommeriken die er maar lustig op los vogelen. En zie: proletarische helpers aller landen stromen toe:” No pasaràn! No pasaràn!  Wij zullen uw kinderen beschermen!”  Ha, bon, zegt het gemartyriseerde Spanje: hier zie, en zorgt er goed voor hé!  En het rode klootjesvolk aller landen pinkt vol zelfverering een traan voor zoveel eigen edelmoedigheid: “Kameraden, wat zijn we toch mooie en goede mensen, hé!”"  

  "Papon, smoel houden!"”  schreeuwde sectiechef Martini geprikkeld vanonder zijn rubberponcho naast hen.

  “ "Pardon Bandido, dat slaat niet op u. Mooie mensen begot ! Ge hebt maar in de spiegel te zien om u gerust te stellen!”"

    En stil tegen Steiner:"” Die chimpansee heeft op zijn eiland tien snotters gekweekt vóóraleer ‘La Mama’ hem de bons gaf! En zo'’n genie wordt hier sectiechef!...Maar om voort te gaan: ge kent toch zeker de moraal van mijn Spaans sprookje hé ?...Niet ?...De republiek heeft ons met hun uitgeteerd kind opgescheept en gaat nu zélf hard lopen!  Ze lokken ons eerst naar hier met mooie slogans, en als wij de last van hun oorlog op ons hebben genomen, trappen zij het af: bonjour en merci!...Geloof me vrij, Kameraad Hoorndrager, als het Volksleger er de brui aan geeft zijn wij nog niet aan de nieuw patatjes!"”  

     Van achter de struiken wat verderop, waar de Catalanen van het strafbataljon zich hadden genesteld, hief een tenor zacht een afgezaagde smartlap aan,  neuriënd gesteund door zijn kameraden:” La Malaguéña”...Qué bonitos ojos tiénes...” Hoe mooi zijn je ogen...

    Ditmaal kwam er géén reactie van Martini. Misschien verstond de Corsikaan wel genoeg Spaans om toch met een tikkeltje spijt aan zijn dikke Xantippe terug te denken ? En aan hààr mooie ogen...haar warme lijf...in het zachte bed...in de vissershut aan de baai van Solenzara...Terwijl hij hier nu onder zijn stinkende rubberponcho op het stekende grind in angstzweet lag te wachten op morgen...

    “ Puta! Melón tiénes ! Mama mia!!”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
28-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
27-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 53
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A32   GANDESA ZIEN EN...STERVEN ?

                   Heuvel 666, 7 augustus 1938.

     Kameraad-Adjudant Marco trok maar een vieze snuit toen Steiner zich met bijna een dag vertraging opnieuw bij zijn peloton meldde, ook al had het verband tegen zijn linker oor hem voldoende tegen alle argwaan moeten beschermen.

     “ "Verdomme, Rocco, leeft ge nog ?! Waar hebt ge zo lang gezeten ?”"

     Waarom deed die vent zo pisnijdig ? Die openlijke achterdocht vanwege een wapenbroeder deed hem pijn, na alles wat hij de laatste vierentwintig uur had meegemaakt...Marco mocht wel een beetje méér begrip tonen,  vond hij, in plaats van hem zo aan te blaffen.

     “  "Geen uitvluchten hé!  En wat doet dat vod daar tegen uw oor ?”" Zijn rode ogen stonden dof van het stof en de uitputting. Maar die minachtende mond zei genoeg:  hij verdacht Steiner er duidelijk van zichzelf zo verwond te hebben!

    Ondanks die koude douche kreeg Steiner medelijden:

   “ "Wel, waar wilt ge dat ik begin, Marco?...”"

    "Kameraad-Adjudant, als '’t efkes kan, ja !"”     Godverdomme, nu moest die opgeblazen kikker toch niet overdrijven, hé!  Maar bij bedwong zijn opwellende woede en zei ijzig kalm:

    "Kameraad-Adjudant Marco...O.K.?...Bij de derde stormloop gisteren morgen, tegen de hoeve op de Picosa ? Ja ?...Wel we waren juist aan '’t laatste muurtje geraakt toen Jean getroffen werd door een kogel in de rug...”"

    “ "In de rug ? Dus vluchtte dat stuk mossel terug naar beneden, de lafaard!  In plaats van zijn sectie naar voor te jagen! Rocco, zo zult gij getuigen voor de krijgsraad!  Lafheid vóór de vijand, daar kan ik niet mee om!  Waar is die verrader nu ? Gedeserteerd zeker ?"”

    Het werd Steiner plots teveel: die stekende oorpijn, al heel de dag, en nu het hysterisch gekrijs van dat omhooggevallen stukje Napoleon!

   "Verdomme Marco!  Wat doet gíj hier dan ?! Toch ook terug naar beneden gevlucht hé, toen de derde charge mislukte, of niet soms ? Jean ligt boven met een paar Moorse kogels in zijn kop!  Omdat hij is blijven vechten, híj, nà die wonde in zijn lenden: dat kan ik van de rest van ons peloton niet zeggen. Iedereen is gaan lopen, ja,  zonder om te zien of er nog gekwetste kameraden achterbleven..."” Zijn stem zwol van ontroering maar toen hij zag dat zijn uitval indruk had gemaakt, wierp hij er vlug nog een schepje bovenop:

     “ "En die vod tegen mijn kaak, lijk ge zegt, kreeg ik gisterenmiddag beneden op de hulppost van de Armada popular omdat ónze heldhaftige brancardiers al verdwenen waren, zonder op de laatste gewonden te wachten. Mijn oor is er af, maar voor de rest gaat alles goed met mij, Marco, dankuwel!"”  En hij draaide zich om zonder zijn pelotonsoverste nog een blik te gunnen.

 

     Pas na een paar dagen, toen de compagnie aantrad voor de noodlottige aanval op heuvel 666, acht kilometer voorbij de Picosa, kon er tussen die twee weer een glimlach af. Steiner had de vorige nacht buitenschildwacht gestaan bij het smalle riviertje waarachter zijn peloton bivakkeerde en erg tegen de inspectie opgezien die Marco tijdens zijn rondes altijd onverwachts uitvoerde. Bij het eerste bezoek had hij zich model voorgesteld en volgens het boekje verslag uitgebracht. Marco had enkel wat goedkeurend gebromd.

     Maar bij de tweede toer was de kameraad-adjudant tegen de boom gaan zitten waarachter Steiner op de uitkijk stond. Hij viel meteen met de deur in huis:

    “ "Hoe is dat gebeurd met Jean daar op de Picosa ?”"

     Steiner was even uit zijn lood geslagen maar vertelde dan in stukken en brokken hun hachelijk avontuur bij de berghoeve: hoe hij de verlamde Jean in dekking had getrokken achter het lage rotsmuurtje. En hoe deze aandrong om hem naar het walhalla te helpen toen ze beseften dat ze van het eigenste peloton de eerste uren geen hulp moesten verwachten. Marco bromde opnieuw, maar zei niets.

  

Het vervolg van het verhaal lag wat gevoeliger. De laatste dagen had Steiner alle tijd gekregen om voor zijn eigen verwonding een heroïscher scenario te verzinnen. Zijn laatste zelfrespect verbood hem openlijk toe te geven dat die zwarte smeerlappen zijn oor eraf schoten juist vóór het vierde muurtje, terwijl hij als een haas zigzaggend naar beneden rende en zijn vriend ondertussen vol zelfverloochening zijn krankzinnige vlucht dekte...De eerste Moorse kogels hadden reeds rond zijn kop gezoefd vóór hij achter het derde muurtje in dekking kon duiken en Jean had zoals afgesproken onmiddellijk met zijn geweerschoten het vuur naar zich toe getrokken. Vier knallen had Steiner geteld terwijl hij met zijn stoppelbaard in de as van het verbrande gras hijgend naar adem hapte. Vier schoten en dan niets meer: Jeans enige deelname aan het beruchte Ebro-offensief... Vooraleer naar het volgende muurtje te vluchten had Steiner nog vlug even tussen de rotsblokken door naar de hoeve geloerd en zijn vriend inééngezakt tegen de parapet zien liggen leegbloeden, heel zijn gezicht in spijs...De dood van een held werd steeds afgeschilderd als sterven in schoonheid. Maar Steiner dacht er de laatste dagen steeds walgend aan terug. Daarom stak hij tegenover Marco Jeans zelfmoord liever in een properder kleedje...

    “

"We lagen daar vastgepind achter die paar stenen. Jean ging rap achteruit. Zo konden we niet nog uren op het donker blijven wachten tot die bavianen met hun coupe-coupe onze kloten kwamen afsnijden. Jean wilde mordicus staande sterven, zogezegd... Tenslotte ging ik akkoord: er was toch geen ontsnappen aan..."”

     "Hij had uw aftocht kunnen dekken...en zijn laatste kogel voor zichzelf bewaren, zoals dat gewoonlijk gaat..."”

     “ "Ja, Jean stelde dat voor maar ik wilde niet...ik wist van die gewoonte niet af...Daarbij, héél onze  munitievoorraad zat vol ketsers, zodat we het risico niet konden nemen dat onze laatste kogel zou rateren...Dus ik heb hem wegens zijn verlamde benen in schietstelling moeten trekken tegen het muurtje, met zijn elleboog op de parapet...Ik denk dat ze ons al een tijdje in '’t oog hielden, want ineens, terwijl ik hem zo steunde...Bonk!! Ik dacht dat mijn kop eraf vloog! ..'’t Is raar, maar pas een hele tijd later hoorde ik de vuurstoot van de M.G... Ik lag daar half verdoofd, zeker twee meter achteruit geworpen door de schok, en toen het stof wegwaaide zag ik dat Jean zijn rekening gekregen had...Drie-vier kogels in zijn kop...Heel zijn gezicht in spijs...”"

    Marco schraapte zijn keel en spuwde de vette fluim met een wijde boog in het donker naar de rivier:”" Jammer voor hém. Maar voor ons geen groot verlies. Die man was opgebrand, volledig uitgeblust, en zou vroeg of laat tóch gedeserteerd hebben. Beter zó dan dat wij hem moeten fusilleren, hé..."” Exit Jean.

    Het duurde even voor Steiner dit rauwe grafschrift kon verwerken en de draad van zijn verhaal terugvond:

    “ "Ikzelf bloedde lijk een varken, uit mijn hals dacht ik eerst, maar ’t was mijn oor...Zó, mijn zakdoek erop gedrukt: het deed niet veel pijn...Maar '‘k was mijn zinnen kwijt want ik ben recht gekropen en beginnen lopen lijk een zot...Waarom ze niet meer schoten weet ik niet. Misschien wapen geblokkeerd..."”

    “ "Neen: munitie sparen denk ik..."” Steiner hoorde aan die argeloze vlakke stem dat zijn opgesmukt verhaal er was ingegaan als zoete koek...Misschien had hij zijn vlucht van de Picosa tóch mooier kunnen voorstellen om een vermelding te krijgen vóór het front van het verzamelde peloton ?...

    Och, waarom ook ? Hij had de laatste dagen het pro en contra van zijn bijgekleurde versie grondig afgewogen:het imago van held hooghouden zou hem later vast méér angst dan vreugde bezorgen. Daarom hield hij de ware afloop van zijn schokkend avontuur liever voor zichzelf.

      Dat hij Jean, die toch zijn vriend was, zonder de minste wroeging op de Picosa had achtergelaten om zijn eigen laffe vlucht te dekken, zou hij met zijn geweten wel klaren: er waren geen getuigen en verder ging dat niemand aan. Dat hij niét samen met Jean getroffen werd in de eerste vuurlijn bij de hoeve, maar wél pas op het einde van zijn dolle ren toen hij zich reeds in veiligheid waande, deed er tenslotte weinig toe...Dat de Moren zijn oor er af schoten had hij aanvankelijk zelfs niet gevoeld. Dat moet een gelukstreffer geweest zijn,  kort na het vierde muurtje...Pas toen hij diep in het dal buiten adem door zijn knikkende knieën stuikte had hij het lauwe bloed op zijn schouder gemerkt.

    De eerste pijnscheuten waren pas komen opzetten beneden in de hulppost van de Armada popular... Hij was zelfs van zijn stokje gevallen toen ze nog wat stukjes van zijn oorschelp afknipten vooraleer er een verdovende zalf op te smeren. Van tien-negen had hij aan deze medicijn ook het visioen te danken dat tijdens zijn appelflauwte  plots aan zijn ogen was voorbij getrokken. Achteraf bekeken wel vreemd dat de beelden niet sloegen op zijn traumatische belevenissen van de laatste uren maar hem in een flits terug naar Westende voerden...

     Westende begot...Steiner had in zijn visioen opnieuw duidelijk de twaalf-uren-tram van Oostende bij de halte van de 'Welkom' horen aankomen met een tweetonig hoorngeschal... ”Let-op, let-op!” ...Ook de kerkklok sloeg noen... Zwarte Dis kroop uit zijn put naast dien hoop bommen en sprak van te gaan eten...Steiner zag zichzelf op de duintop boven de doorsteek zijn schoofzak met het gestroopte konijn oprapen en langs de tegenhelling afdalen naar de Lekkerbek...Plots die oorverdovende slag, zijn duik naar beneden en een regen van stukken staal die overal rondom zoevend in het zand ploften...Volgde weer een black-out vóóraleer hij met onvaste voet langs de Zeelaan naar het dorp stapte...Al die samengelopen dorpsmensen die hem zo vreemd aanstaarden en wilde gebaren maakten naar de wolken...Maar hij was zo doof als een pot...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
27-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 52
Klik op de afbeelding om de link te volgen

In ‘"Het Anker"’ gingen René en Leon nog vlug een pint pakken om de emotie door te spoelen. Gezellig was het er niet en de rook kon je wel snijden. De andere vissers en een paar stamgasten hoorde je tot buiten vloeken. '’t Ging blijkbaar over de burgeroorlog in het Sudetenland: de radio had vanmiddag omgeroepen dat Conrad Henlein, de leider van de ‘Duitse’ opstandelingen vorige nacht naar Berlijn was gevlucht. Een lafaard en een landverrader, daarover was iedereen het eens: tegen de muur ermee! Maar al die Tsjechse rijke joden die zich met pak en zak op de spoorstations en de vliegvelden verdrongen in een wanhopige poging nog tijdig naar het buitenland te geraken, dàt was àndere koek! De mensen hier hadden nog steeds de toevloed van de ‘rode’ vluchtelingen uit Noord-Spanje, vorig jaar, niet verteerd: ” Allemaal dieven en bedelaars die uit onze ruif komen eten! ” En aan onze eigen joden hadden we al meer dan genoeg!

Leon interesseerden deze verhitte discussies niet en nonkel René luisterde maar met een half oor.

“"Wat denkt ge, nonkel, zou de schipper content van mij zijn ?"”

“ "Bah-ja zeker? Dat was toch niet slecht gescheten voor een jonge duif...Maar zegt erbij dat het niet erg moeilijk was, hé, met dat schoon weer. Het is tenslotte altijd hetzelfde: het net inhalen en uitzetten, de zeilen wat aanspannen...Als ge alle knopen en koorden weet liggen, kent ge dat rap van buiten. Tenzij het stormt, natuurlijk..."”

“" Hoezo stormt ? Dan varen we toch niet uit ?!”"

“ "Vaneigens niet. Maar '’t kan ons wél overvallen als we een eind van huis zijn! En bij ruw weer zeilen met zo'’n zware bak lijk de Astrid en de golven slaan over het dek, dàt moet ge kunnen! En moeten kiezen tussen '’t zeil of de moteur, omdat ‘'t één te zwaar en '’t ander te licht is, dàt is een ànder paar botten! In uiterste nood kunnen we altijd nog dood voor anker gaan achter een zandbank en hopen dat het zeel niet springt ,maar tóch, geestig is dat niet..."” Plots zag hij de verbijsterde puitogen van de kleine en voegde er vlug aan toe :"Allee zijt gerust, dat zal wel d'’eerste weken niet gebeuren..." ” En dan lachend:"” Maar '’t is toch nog wat ànders dan vissoep koken, hé!”"              

Met gulzige klokken dronk hij zijn pint leeg en likte smekkend het schuim van zijn snor :" ” Kom kozze, we zijn weg ! ”"

Maar Leon hield hem tegen: ”"Nonkel, wat ik nog vragen wilde...Hoeveel zou ik zo per uur moeten verdienen om de kost te winnen lijk ons pa? ” Hij dacht aan zijn trouwplannen met Olgatje.

“" Den Dis ?...Verdomme ,daar vraagt ge zo iets! Geen gedacht!...Wat zou die kunnen gemaakt hebben per week? Vijfhonderd? Tien per uur? Ja, tien, zoiets denk ik...Daar zijt gij nog ver van af, hé! Maar vergeet niet dat hij al bijna twintig jaar metste en dat gij juist begint, nu, in volle crisis...Zijt gerust, Leon, tegen dat gij twintig jaar gevaren hebt, gaat ge een heel pak méér verdienen dan uwen père! De zee is soms zwaar maar betaalt goed.”"

"“ Waarom is mijn pa dan ook niet gaan varen, lijk gij ? Dan waren we nu misschien rijk geweest...”"

“" Bang van ’t water, zeker, hé ! Neen serieus, na de oorlog waren er nog niet veel vissersboten. En fameus gevaarlijk, met al die zeemijnen...Toen hij met ons Marie trouwde zal die hem aan land gehouden hebben, uit schrik denk ik...Ten andere, met al wat hier in puin lag was ’t begin de jaren twintig een gouden tijd voor metsers: dan heeft hij goed verdiend. En voordien nog meer, de eerste jaren na de wapenstilstand: toen hebben we allemaal geld binnen gereven lijk slijk! Als ik dààr nog aan terug denk, ver-dom-me !”"

Plots herinnerde Leon zich de kwade sneer van Jetje toen ze het veertien dagen geleden hadden over Dis: ”Als ge ’t àl wilt weten over zijn afkomst, vraagt het dan aan Nonkel René! Die kende hem langer dan ik!” Nu lag hier onverwachts een hele straat voor hem open!

“" Hebt gij mijn pa goed gekend in den oorlog? "”

“ "Neen, niet ín den oorlog, maar daarna, in '’19 bij het ontmijnen van de IJzervlakte: dàt was een tijd zie! We lagen toen met een tien jonge gasten van de streek op de Bamburg hoeve, of wat daarvan na die vier jaar batteren was overgebleven, in tenten van '’t Engels leger. Den Dis was daarbij, en ik en de schipper. En Paul Hasard, de fotograaf van hier op '’t Bad...Elkeen moest zo'’n twintig Duitse krijgsgevangenen gidsen om de stukken land te vinden die de boeren door die mannen opgekuist wilden krijgen. Tegen betaling, natuurlijk: onderhands in ’t zwart, recht in onze zak! Want ze hadden ons nodig hé: ge moest de streek al goed kennen om niet verloren te lopen. Want veel wegen en merktekens waren er niet meer te vinden: alles overstroomd en platgeschoten, vol trechters en lijken... Paul moest daar portretten van trekken voor de grafregistratie: vuil werken in dat slijk.”"

Hé, we wijken af, dacht Leon: ”" Maar ons pa kwam van Ronse: die kende toch de streek niet om te gidsen? "”

“" Ronse ,verdomme...Waar haalt ge dàt uit? Hij is van jongsaf hier van bachten de kuppe, voor zover ik weet. In den oorlog heeft hij na zijn school nog bij zijn vader in '’t hospitaal van Veurne gewerkt, pispotten uitdragen, vertelde hij altijd. Zijn moeder ventte met een hondenkar achter het front: bougies en vuurslagen voor de soldaten, zeep en naaigerief. En blote postkaarten voor de ‘moral’: dat verkocht nog het meest, volgens Dis...Op een dag kreeg ze een voltreffer en er is niets van teruggevonden :den hond ,de kar én zij, 't was al één gat. Ge ziet ,dat in-de-lucht-vliegen zit in de familie!... O ,pardon!"”

Leon haalde wat bitter meesmuilend de schouders op: ” " '’t Is niets...En zijn vader, bompa Petré ?”"

"“ Die was Chef-brankardier in '’t leger en is in '’17 gepakt van de gas. Na den oorlog zijn alle Vlaamse gazés hier verzameld in het noodsanatorium :een hoop houten barakken, ongeveer waar nu '‘Ons Rustoord'’ staat. Daar heeft hij jaren naast mijn vader gelegen, een adjudant bij de kanonnen, en zijn ze zo bevriend geraakt. Tijdens de bezoeken heeft mijn zuster Dis daar leren kennen..."”

“" Ja, dat weet ik...Maar ge hebt iets overgeslagen: den Dis in ’'17, met zijn vader gazé en zijn moeder ontploft, stond hij er dus alleen voor...”"

“" Wel, als helper in ’t hospitaal had hij kost en inwoon. Dat ik weet is hij op ’t laatst zelfs hulp-infirmier geworden in den '‘Océan’' van De Panne en heeft Reine Elisabeth hem daar bij een visite eens vriendelijk in zijn kaak genepen...Maar in '’19 werd dat centrum gesloten en is hij bij ons groepje in de Bamburg gekomen, deels als infirmier. Die konden we van tijd goed gebruiken bij al die accidenten met de obussen. En omdat hij met lijken kon omgaan hielp hij dikwijls met een paar Duitsers Paul Hasard bij de grafregistratie. Die moest van al die koppen foto’s pakken en kon daar niet goed tegen :een sukkelaar in feite, waar ik dikwijls compassie mee had...Weet ge, met een beetje chance had Paul uw vader kunnen zijn! Enfin, chance..."”

“ "Allee nonkel, niet overdrijven, hé !"” Verdomme, dacht Leon, we zijn hier op de goede weg!

“ "Serieus! De Paul Hazard was een weesjongen van geboorte en had toen feitelijk geen echte thuis. En omdat wij, begin de jaren twintig, juist onze barak gekregen hadden van het ‘fonds Albert’ vroeg ik hem de zondagmiddag van tijd mee te eten, kwestie van mijn zuster Marie aan een deftige vrijer te helpen. Maar dat is niet gelukt. Paul had goesting genoeg, maar hij was te vrouwenschuw om zijn vlam te verklaren en Marie zocht eerder een kloeke vent die goed zijn brood verdiende...Rond die tijd trokken ook de krijgsgevangenen terug naar Duitsland en viel het ontmijnen stil. De Paul had geen werk meer. En dan kunt ge niet trouwen, hé...Hij heeft ten andere lang gesukkeld om als fotograaf aan de kost te komen."”

“ "En Dis is gaan metsen in de wederopbouw?  Heel wat ànders dan gekwetsten verzorgen..."”

“" Bah, het betaalde goed en we hebben ons allemaal moeten aanpassen, hé. Ik ben met Pylieser gaan varen. Hij had die vissersboot, die toen nog geen Astrid heette, in Duitsland voor een appel en een ei gekregen door de devaluatie van de Reichsmark..."”

“ "Ik zou feitelijk echt willen weten of ons vader Frans sprak of niet. Ge zegt dat hij niet uit het Walenland afkomstig is, lijk Jetje beweert. Maar dan kan hij toch familie van de kanten van Ronse gehad hebben ?"”

“ "Och, ik heb vagement eens horen spreken van een nonkel...Maar of die van Ronse kwam ?”"

Dus tóch een nonkel ,schrok Leon...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
27-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
26-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 51B
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De eerste vangst leek hem enorm, toen ze de dikke balg van de druipende korre opentrokken ! Maar tot zijn grote ontgoocheling bleek in deze krioelende massa zeeleventjes niet zo heel veel zaaks te zitten...Een vlugge schifting gaf wat schar en bot, een kleine zeeduivel en vier stuks wijting. Drie mooie krabben en wat sprot gingen de kookpot in voor het middageten en de rest vloog terug overboord tot groot jolijt van de zwerm schijnbaar uitgehongerde meeuwen. Ook die kleine pladijsjes die Leon zo graag had gehouden: waardeloos, zei nonkel René... En ze konden er daarenboven last mee krijgen ,wegens het leegvissen van de zee... Leon dacht dat nonkel hem voor de aap hield :de zee leegvissen met de Astrid!  Maar hij méénde het...

De schipper viel goed mee. En in tegenstelling tot wat Leon gedroomd had schalde deze geen bevelen door een roephoorn over het dek. Hij bleek zo gesmeerd op René ingespeeld dat die twee elkaar bij het werk met een knik en een brom verstonden. Maar als hij aan het stuurrad stond en nonkel beneden de diesel afstelde werd er over en weer een aardig stukje af gebulkt. Of als ze van de boeg naar het achterdek de roddel uit de havenbuurt opfleurden met eigen commentaar brulden ze om ter hardst, zonder op Leon te letten. Ruw taaltje, waar Jan-maat veel van opstak...

Op de wal in de verte herkende hij Middelkerke.Ze zouden onder de pier van Oostende blijven, zei René, om geen last te krijgen van de in- en uitvoerende maalboten of àndere vrachtschepen, en tegen de middag keren naar De Panne. De zee bleef kalm en omdat de zeilen onvoldoende trokken moest de diesel bij het slepen van het net regelmatig bijspringen. Om het half uur ongeveer sleurden ze de zware vangst binnen en was het alle hens aan dek geblazen. En steeds dezelfde betovering als René de strop van de zeikendnatte balg opentrok en die hoorn des overvloeds zijn wriemelend gespartel vol wier, kriel en krabben over het achterdek uitstortte ! 

Leon stond voor het eerste vlugge uitschiften van de vangst in drie wissen manden. Schar, bot en pladijs in de ene, wijting, gul en rondvis in de tweede en garnaal in de laatste. De rest ging voor de meeuwen terug over boord, met gaandeweg steeds minder gewetensbezwaren. Het ene net gaf al wat meer dan het àndere maar de mannen leken toch tevreden.           

Het op smaak brengen van de vissoep bleek plots ook één van zijn bevoegdheden en zowel schipper als motorist lieten zwaarwichtig verstaan op culinair gebied hoge verwachtingen te koesteren. Leon zweette water en bloed, maar hoé hij ook peperde en proefde, zijn brouwsel blééf naar stront smaken... Hij nam zich vast voor nog diezelfde avond bij Jetje zijn licht op te steken en een stoomcursus kokkerellen te volgen.

Tegen twaalven gaf hij het in wanhoop uitgeput op en zag zich al binnen de vijf minuten samen met zijn marmiet over boord vliegen. Maar toen bleken de mannen al hun boterhammen reeds óp te hebben: grootmoedig lieten ze de vissoep aan hun bedremmeld koksmaatje... Leon beweerde geen honger te hebben, waarop die twee plots uitbarstten in een brullend gelach! Hun ontgroeningslist was buiten verwachting gelukt! Ha-ha...

Later zou Leon aan de weet komen dat ze bij de eerste visjes een mooie ‘blekker’ hadden gevoegd, een smakelijk uitziend soort baars maar totaal on-eet-baar... Om het goed te maken bakte nonkel René al vlug zes haringen in de pan, met mosseltjes en ajuin en toen bleek Leon tóch honger te hebben!

Tegen vieren raakten de drie wissen manden ver vol en besloten ze op hun gemakje de haven weer binnen te lopen... Een jongensdroom om nooit te vergeten...




0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 51
Klik op de afbeelding om de link te volgen

VISSEN MET DE 'ASTRID'.

Toen René op de fiets de hoek van de Zeelaan insloeg zag hij met leedvermaak de garde nog steeds naast de deur van ‘Het Paard’ staan treuzelen. Zijn donderpreek was blijkbaar niet in dovemansoren gevallen.

Zijn dreigement met die onbekende getuige was maar een blinde slag in het donker geweest. Gerard Pylieser ,zijn schipper ,had hem dat een tijdje geleden verteld toen ze na de laatste voorjaarsstorm eens flink doorzakten aan de toog van ‘Het Anker’ op de kaai. Gerard scheen die getuige héél goed te kennen ,want het verhaal zat vol levensechte trekjes :zeker géén uit de duim gezogen zattekullenpraat...Hij noemde hem ‘de loerder in de duinen’. Maar hij weigerde er mordicus een naam op te plakken en was dichtgeklapt toen René er in het begin nog wat speels op aandrong. Toen hij steeds maar blééf doordrammen om man en paard te noemen, had de schipper plots zijn halfvolle pint op de toog gekwakt en was koleriek weggelopen. En om - zéér tegen zijn gewoonte in - een halfvolle pint te laten staan, moet dat zeuren hem formidabel geërgerd hebben...Sinds dit voorval is er in elk geval nooit meer over deze geheimzinnige getuige gesproken...Wat niet belet dat René graag een stoot met zijn laatste lief zou overslaan in ruil voor de naam van die fameuze loerder. Ook al voelde hij met zijn klompen aan dat die van tien-negen Gerardo Pylieser heette, zéker weten !

Leon werd thuis ook niet langer lastig gevallen met die portemonnee-affaire. Het klaarmaken van zijn ‘uitzet’ voor de Astrid volgens de richtlijnen van nonkel René nam Marie zo volledig in beslag dat ze helemaal vergat meester Engelborghs van de goede afloop te verwittigen.

 

1 augustus 1938 werd een mijlpaal in het jonge leven van onze kandidaat-scheepsmaat, meer nog dan zijn laatste schoolreis van een dikke maand geleden.

Na een rusteloze nacht vol kwade dromen over de garde en het zwarte spook was hij de volgend morgen bij de eerste klaarte naar de kaai van Nieuwpoort gestapt. Of zeg maar gelopen, want die vier kilometer die hem nog van de Astrid scheidden wilde hij zo vlug mogelijk àchter zich krijgen, uit heilige schrik tóch nog door de gendarmen te worden tegengehouden.

Op de kaai was nog geen kat, maar tóch durfde hij niet op een meerpaal zitten wachten op de schipper of nonkel René. Die kwam pas een uur later aangefietst, toen Leon al heel het binnenste van de stuurhut en het motorruim van de Astrid had verkend. Alles zag eruit zoals hij het zich reeds duizendmaal gedroomd had ,op de reuk na dan: die was nieuw. Op zijn speurtocht vergezelde hem een zwaar stinkend mengsel van rotte vis en verbrande dieselolie, in carboline geteerde trossen en pekelzoute sleepnetten vol broeiendnat zeewier. Enkel de accenten van dit adembenemend mixtuur varieerden wat naargelang hij in het voor- of het achterruim ging neuzen...In de stuurhut ,die binnenin pas lichtblauw geschilderd was ,overspoelde daarenboven een scherpe terpentijnlucht de andere basisingrediënten.

"“ Tchui Leon ! Ge zijt er zo vroeg bij ,man ! En bevalt het zo een beetje? Ik dacht dat ge op de kaai op ons zoudt wachten..."”

“" '‘k Heb mij hier verdoken tegen de gendarmen... Op de kaai zien ze mij van een uur ver staan...”"

“ "Zeg ,niet zeveren ,hé :die historie met de garde is afgelopen ,amen en uit ! Ik heb hem iets in zijn oren gefluisterd dat hem voor de rest van zijn dagen zal kalmeren...Van die kwibus hoort ge niks meer, garantie."”

“ "Hoezo ,wat hebt g‘hem dan gezegd ?”"

“ "Leon ,is 't nu gedaan verdomme! Daar spreken we niet meer over ! Nu gaan we vissen: houdt dààr nu maar uw gedachten bij... Is ’'t schip naar uw goesting ?"”

“ "Wel heu...groter dan ik dacht...Maar '’t stinkt fameus ,daar beneden !"”

“ "Dat waait wel weg als we op zee zijn. Ten andere het kuisen van het ruim is '’t werk van de scheepsjongen ,als ge nog tijd over hebt ,tenminste...Ik heb het misschien de laatste tijd wat laten slabakken in afwachting dat gij kwaamt. Daar zult ge aan moeten wennen, kozze : veel tijd om op uw gat te zitten zult ge niet krijgen als ge van uw leven lichtmatroos wilt worden..."”

“ "Daarvoor ben ik hier ,hé nonkeltje !"”

De dag was in een droom verlopen. De zalige trilling die door zijn benen liep toen de oude ééntakt-diesel met luid tamtam aansloeg en hij de eerste bevelen volgde bij het losgooien en het inhalen van de trossen: om nooit te vergeten! Het wiegen van het dek toen ze uit het staketsel de branding in voeren ,het kletsen van het boegwater over de reling en het vastsjorren van de zware zeilen: man, héérlijk ! En dan het eerste zoute sop in zijn klompen bij het uitzetten van het net...Pas toen dié drukte achter de rug was kon hij even van het schitterende uitzicht genieten. De zwarte kustlijn in de verte , met de villa’s en de grote hotels tegen het hevige oranje van de opkomende zon...Later het kruisen van de andere vissersboten en het spottend geschreeuw van de schippers over en weer, met blijde vloeken van hier tot ginder...

<!--[if gte mso 9]> 0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)

26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 50
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A31   NONKEL RENE.

 

                                                         WESTENDE, 2 augustus 1938.

Wie dacht dat de garde zich zonder meer bij de brutale bek van Leon zou neergelegd hebben, geloofde echt nog in de goede Sint.

Want reeds de volgende avond vertelde agent Gunst aan Yvonne Erte dat hij bot gevangen had toen hij zijn onnozel verslag over de zogezegde “verloren/gestolen” portemonnee van mamzel d'’Englebert wilde schrappen. Zijn baas was tegen hem uitgevlogen en geschreeuwd dat enkel het slachtoffer haar klacht kon intrekken: zolang ‘die Brusselette’ dat niet persoonlijk vroeg bleef het onderzoek tegen Leon doorlopen. En aangezien Mamzel met de noorderzon en de trein naar Brussel was verdwenen, kon dat nog eventjes aanslepen.

Olgatje bracht de morgen daarop het slechte nieuws met de fiets naar Leon op de tennis. Na een moment van verslagenheid besloot het koppel nog eens bij meester Engelborghs aan te kloppen.

“" Hij weet dus dat er nooit sprake geweest is van een diefstal?  En tóch heeft hem gedreigd van u in de amigo op te sluiten? !”" lachte de meester:" ”Hij was toch niet zat zeker, zo vroeg in de morgen!  Waar haalt hem dàt uit!  Ik zal hem één dezer dagen eens aan zijn oren gaan trekken, zie...”"  Alsof het een stout ventje was.

“ "Maar meester, zo lang kan dat niet wachten!  Ik moet overmorgen kunnen beginnen op de Astrid: tegen dàn moet dat uit de voeten zijn!" ”

“" Geduld, jongen: laat de garde gerust zijn misstap doen en u verder nog wat koeioneren. Dat is goed voor onze zaak: daarmee delft hij zijn eigen graf..."” En dan theatraal:" ”Afdreigen van getuigen... hinderen van het normale rechtsverloop en wie weet wat nog meer...Onze advocaat zal in zijn handen wrijven!" ”

 

Toen ze getweeën weer op straat stonden konden ze met hun klompen aan voelen dat het zware langeafstandsgeschut van de meester veel te ver over het doel schoot en voor het vaarverbod op de Astrid geen onmiddellijk soelaas zou brengen. Terwijl de tijd onder-tussen begon te dringen.

Zou Jetje geen snellere uitweg kunnen vinden, opperde Leon, zoiets kort en goed, recht voor de raap?  Olgatje kon hem daar jammer genoeg verder niet bij helpen: ze moest met haar moeders fiets dringend terug naar huis om niet de wind van voren te krijgen. En al had hij van hun ontroerend afscheid heel wat verwacht, méér dan een bemoedigend lachje kon er ditmaal niet af...

Jetje stond haar stoep te schuren “ "Moest gij niet naar den tennis vandaag?" ” vroeg ze verwonderd. Maar vooraleer hij kon antwoorden klonk als een echo dezelfde  vraag vanaf de overkant van de straat, enkel een stuk harder en killer. Leon schrok zich een aap: moeder en zijn nonkel René keken hem over de haag van zijn voortuin onderzoekend aan. Hij was potverdikke helemaal vergeten dat zij vandaag haar vrije dag had!

Jetje kreeg medelijden met zijn rode kop en fluisterde hem in:"” Niet teveel zeggen! "” En naar haar vriendin aan de overkant riep ze:"Ha, ge zijt thuis!  En nog in schoon gezelschap, naarvolgens dat ik zie!  Ge moet u niet generen, ! ...Tiens '’t is René!  Lang niet gezien, jongen!  Hoe komt gij hier aangewaaid?  Toch niet ziek zeker? "”...Zo ratelde ze nog een poosje voort want in het afleiden van de aandacht stond ze haar mannetje als de beste. En terwijl ze de overdonderde nonkel René zijn levensloop liet toelichten kreeg Leon ruim de tijd zijn alibi wat te fatsoeneren.

Toen hij aan de beurt kwam hield hij de ingekorte, ongedateerde versie van zijn eigen “probleempje” boven de doopvont. Waarom hij niet op de tennis werkte?  Agent Marcel Gunst was hem daar komen verwittigen dat een adellijke mamzel haar portemonnee in de Lac was kwijt-gespeeld en Leon verdacht van diefstal. Wanneer dat gebeurd was zei hij er niet bij. Ook de rest hield hij opzettelijk tijdloos vaag: hoe en wanneer de garde hem over die verdwijning ondervraagd had en madam Erte dat geld rap terugvond. Dat ze de garde langs Gunst om van de goede afloop verwittigde was al vergeefse moeite geweest, klaagde Leon, want deze weigerde de klacht te schrappen als die mamzel daar zelf niet om vroeg. En, klap op de vuurpijl:  onderwijl had de champetter Leon verboden te gaan varen zolang het onderzoek niet was afgesloten...

“ "Hoezo, niet gaan varen? !"” vloog René uit:" ” Die kwiebus heeft daar niets aan te zeggen!"”

“ "Zegt dat tegen hém!  Mij dreigt hem in den amigo te steken indien ik zijn verbod aan m'’n gat lap!"”

“"In den amigo?  Die is zot zeker? !”"

Na nog een paar halve waarheden over zijn bezoek aan meester Engelborghs en wat deze dacht over het afdreigen van een lastige getuige had Leon zijn moeder en nonkel René zover op zijn hand dat de mannelijkheid van de garde ernstig in gevaar kwam.

Gaat gij maar rap terug naar den tennis" “ zei Marie kwaad: "” We zullen wij dat eens gaan regelen bij de garde, zie!  Wat denkt dié wel, zeg!" ”

Maar Jetje, die er niet op uit was om Marie nauw bij haar gekonkelfoes met Leon te betrekken, kon haar overhalen om nonkel René de zaak met de garde te laten ‘uitpraten’...

 

Die maakte er echter weinig woorden aan vuil toen hij de champetter tegen de toog van ‘Het Paard’ zag plakken. Hem buiten krijgen ging niet zo vlot, maar hij  wilde hem liever niet in z'’n hemd zetten in bijzijn van getuigen.

“"Wat ik te zeggen heb is '’t volgende, garde: mijn kozze Leon Petré gaat vanaf overmorgen met mij mee varen op de ‘Astrid’. Goed verstaan?  En als ge hem nog één keer met uw zever van die portemonnee koeioneert gaat ge u dat voor ’t gerecht zwaar beklagen..."”

“" Ha, ik zou wel eens willen weten waarom!" ”

“ "Wilt ge weten waarom?  Luistert:  ik heb een goede vriend die ik vertrouw als m'’n eigen bloed. Die heeft mij nog geen maand geleden tussen pot en pint iets heel aardigs verteld:  over gij en de Steiner in de doorsteek, de morgen van de moord op den Dis...Hoe dat ge ruzie maakte over twee gestroopte konijnen en met uw zatte kloten bijna in de put viel die Dis naast die obussen had gegraven. Hoe dat de Steiner aan die hoop munitie wilde beginnen prutsen en dat gij hem bij zijn schabbernak achteruit hebt getrokken...”"

“ "Wel, dat was mijn goed recht!" ”

“ "Zeker, garde, zeker. Met dàt verschil dat ge altijd volgehouden hebt die obussen nooit gezien te hebben, hé...”"

"“ Och sul, wat weet gij daarvan! "”

“ "Gij vergeet zeker dat Marie mijn zuster is?  En dat de gendarmen van Nieuwpoort u over die obussen ondervraagd hebben waar zij bij was, in uw buro, samen met Jetje en de meester en de advocaat?  En dat ge gezworen hebt dat ge dien morgen geen obussen hebt gezien...Ik kan bewijzen dat ge meineed pleegde, en zal dat ook doen als ge nog één keer voor ons voeten loopt. Goed verstaan hé garde: nog één keer en ge hebt het spek aan uw kloten! ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
25-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 49
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A30BIS  DE SUDETENKRISIS :EEN WESTERS VERRAAD.

 

In de herfst van 1938 werd het duidelijk dat de Westerse democratieën niet van plan waren voor de verdediging van de Spaanse republiek een wereldbrand te ontketenen. Nu de burgeroorlog, na de mislukking van het rode Ebro-offensief, onweerstaanbaar uitliep op een overwinning van Franco, trachtten Engeland en Frankrijk een vergelijk te zoeken met de rechtse dictators. Hitler en Mussolini gingen tenslotte akkoord om zich uit Spanje terug te trekken nà de ontbinding van de linkse Internationale Brigades op 15/11/38.

Stalin stopte de wapenleveringen aan de Republikeinen: met zijn zuiveringsmanie had hij tijdens de aflopende Moskouse processen zijn eigen leger onthoofd (door o.a. 20.000 officieren te laten fusilleren) en daarna in Spanje moeten vaststellen dat zijn resterende militaire leiders hopeloos achterlagen op hun moderne rechtse tegenstanders. Om zijn strijdkrachten terug op poten te zetten besloot hij voortaan de "zuiveringen" te beperken tot zijn oude politieke vrienden waarmee hij tot nu toe de macht had moeten delen.    

Mussolini oogstte met zijn massale interventie (70.000 man! ) in Spanje de beoogde lauweren en had Italië in het gebied van de Middellandse Zee het prestige van een nieuwe grootmacht bezorgd. Met een aanval op Albanië hoopte hij binnen kort deze lauwerkrans te vergulden…

Hitler zag, na het uitblijven van Westerse reactie op zijn "Anschluss" van Oostenrijk (15/3/38), de weg vrij voor een nieuwe "zachte" expansie: Tsjechoslovakije. Daar werden in de districten langsheen de grens met het Derde Rijk (het z.g. Sudetenland) "drie miljoen Volksduitsers vernederd". Een sterke pro-nazi beweging onder leiding van Conrad Henlein eiste er voor dit gebied eveneens "Anschluss" bij Duitsland.

Gefinancierd door de nazi's en aangevuurd door Hitlers wraakzuchtige redevoeringen pleegden de stoottroepen van Henlein voortdurend rellen en moordaanslagen waarvan de schuld door de Duitsers onveranderlijk in de schoenen van de Tsjechse politie werd geschoven. Met veel omhaal, leugens en brutale chantage eiste de Führer van president Benès steeds méér toegevingen om zijn "onderdrukte Duitse volksgenoten te beschermen tegen brutaliteiten van Tsjechse bandieten" en dreigde uiteindelijk gewapenderhand tussen te komen.

De Britse Premier Chamberlain en Daladier van Frankrijk poogden te bemiddelen en een volksraadpleging in de betwiste gebieden te organiseren. Maar onder de druk van Hitlers agressieve chantagepolitiek moesten ze "om de vrede te bewaren" steeds meer toegeven op de rug van de Tsjechen. Op 21/9/38 presten zij tenslotte Praag om de grensdistricten met een gekende Duitstalige bevolkingsméérderheid onmiddellijk en zonder volksraad-pleging aan het Derde Rijk over te dragen. Over de rest van Sudetenland kon later beslist worden...

Maar zó verstond Hitler het niet! De volgende dag eiste hij dat het vollédige Sudetenland uiterlijk op 1/10/38 bij Duitsland zou worden aangehecht! Daarenboven diende het district Teschen, een steenkoolgebied zo groot als Luxemburg, aan Polen te worden afgestaan terwijl Hongarije de zuidelijke helft van Slovakije cadeau zou krijgen.

Dit kon Benès onmogelijk toestaan: in deze bergachtige grensgebieden had het Tsjechse leger een oninneembare fortengordel gebouwd, sterker dan de Franse Maginotlinie. Als hij deze districten ontruimde zou de republiek volledig weerloos zijn. Hij besloot dus te vechten en mobiliseerde onmiddellijk 1 miljoen man. De Engelse en Franse politieke leiders sloegen in paniek toen Hitler op 24/9 zijn troepen langs de Tsjechise grens in alarmtoestand bracht. Op aandringen van Mussolini ging de Führer in extremis akkoord om twee dagen later onder de vier Groten - maar zonder Benès - in München een vredesconferentie te beleggen.

Na heel wat getouwtrek moesten Chamberlain en Daladier inzien dat ze machteloos stonden tegen Hitlers brutale expansie-eisen. Ze vielen van de ene toegeving in de andere en tekenden tenslotte uitgeput in de nacht van 29/9 een eerste akkoord over het hoofd van Benès heen.

Toen ze de volgende morgen de vertaling kregen bleek het stuk dat ze getekend hadden veel verder te gaan dan zij gemeend hadden. Tijdens een nieuwe conferentie in de loop van 30/9 slaagden ze er enkel nog in een paar komma's te verplaatsen en legden zich tenslotte neer bij het bedrog. Naar de buitenwereld toe lieten zij uitschijnen de wereldvrede te hebben gered ("Peace in our time! "), wat overal geslikt werd als zoete koek, behalve dan in Praag! Toch was Daladier bij zijn landing in Parijs verwonderd door een grote menigte te worden toegejuicht. Hij vreesde eerst dat ze hem kwamen molesteren en fluisterde zijn cabinetchef opgelucht toe: " Ces cons !"... 

Tussen 1 en 10 oktober bezette Hitler vervolgens het hele Sudetenland en veroverde zonder één schot te lossen de sterkste Europese fortengordel, terwijl 700.000 Tsjechen met geweld uit dit gebied verdreven werden. President Benès vluchtte op 5/10 naar Engeland toen Polen het rijke Teschen-bekken annexeerde. Aangepord door de Führer bezette Hongarije op 2 november 20.000 vierkante km Slovaakse grensdistricten. De rest van Slovakije kreeg samen met Ruthenië "autonomie" onder leiding van een plaatselijke fascist, Monseigneur Tiso.     

Door die lamlendige "oplossing van de Sudetenkwestie" verloor de rompstaat Tsjechië 70% van zijn industriële rijkdommen én zijn politieke identiteit. Het duurde dan ook tot 30/11 vóór de Kamers er in slaagden een nieuwe president aan te stellen: de oude, zwaar zieke hartpatient Dr Hacha. De weerloze man, laffelijk genegeerd en zelfs verguisd door het Westen, zal na een hele reeks knievallen op 15 maart '39 door de Führer verplicht worden "de hulp van de Duitse troepen in te roepen om de 'Volksgenossen' tegen vuige Tsjechse bandietenstreken te beschermen", zoals dat heette...

Waarop Hitler Tsjechië bezette en omvormde tot het protectoraat Bohemen en Moravië. Exit Dr Hacha...De westerse ‘grootmachten’ waren zó zelfingenomen over hun manier van “wereldvrede-redden” dat ze kort daarop als toppunt van lafheid met Hitler een vriendschapsverdrag sloten!


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
25-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
24-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 48
Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GARDE CYRIEL CALCOEN.

Zonder Marie van zijn gewijzigde dagindeling te verwit­tigen trok Leon de volgende morgen naar de garde op diens bureel in het gemeentehuis. Marcel Gunst zat op de vensterbank met een scheve snuit tussen zijn tanden te peuteren. Toen de mannen hoorden dat de kleine geen portemonnee terug kwam geven omdat hij die niét gestolen had liet de Cyriel Calcoen zijn leedvermaak de vrije loop. Ha, hij wilde niet bekennen? Voor hem niet gelaten, hoor! De gendarmen moesten het nu maar verder uitzoeken, hé: hij had zijn plicht gedaan! En patati en patata. Het viel al bij al nog mee: Leon had zich aan een brutalere ondervraging verwacht. Zoiets lijk een roeffel met de matrak...

    Maar het venijn zat zoals gewoonlijk in de staart: " De Marcel hier heeft gehoord dat er sprake is van in augustus te gaan varen? Vergeet dat, hé: ge moet voor het onderzoek van de gendarmen op ieder moment van de dag beschikbaar zijn. 't Beste is nog van zolang in huis te blijven... Tenzij ge in den amigo vastzit..."”

    Wat? Niet mogen gaan varen? De Astrid laten schieten? Dat zullen we eens zien, zeg! Over zijn lijk verdomme! Met nog geen tien paarden kregen ze hem van zijn boot af! Met een verbeten kop en vlammende ogen sprong hij op en doorboorde de garde secondenlang zwijgend met zijn moordende blik. Deze voelde dat hij te ver was gegaan: "Hey-hey, kalmaan hé vent! "

    Maar Leon had zich weer helemaal in de hand, ook al trilde hij over alle ledematen: " Ik heb niks mis­daan... Niemand, en 'k zeg wel: niemand... zal mij weerhouden van te gaan varen!

   Niemand, of ik doe een ongeluk...En steekt die dreigementen met den amigo maar in uw gat, garde: mij draait niemand in den bak. Daar zijn ik nog veel te jong voor...en bovenal: ik heb niks misdaan...en dat weet gij zeer goed! " Plots trok het rode waas voor zijn ogen weg en kreeg hij in een flits een grandioze ingeving: " Ik loop nu recht naar meester Engel­borghs en die zal de advocaat wel verwittigen van uw vuil manier van doen! ... Ge zijt mij zonder reden aan 't koeioneren... puur uit wraak dat ik tegen u getuigd heb over de bomaanslag op ons vader...En ge tracht mij bang te maken zodat ik mijn woorden van toen zou intrekken!  Wel garde, ge zult het geweten hebben! " Leon had de deurklink al in de hand.

    " Hélaba snotter! Zó niet hé! De Marcel hier kan ge­tuigen dat ik nooit heb afgedreigd! "

    " Ik heb dat anders wél zo verstaan, garde!" En als een weerlicht schoot hij het bureel uit en zette het buiten op een lopen.

 

    De meester was jammer genoeg niet thuis en op slag voelde Leon zich zo kwetsbaar als een naakte pier. Op de tennis spookte heel de rest van de dag zijn brutale bek tegen de garde door zijn hoofd. En hoe later het werd hoe banger hij werd voor de ge­volgen: nu had hij zich pas goed in vuile nesten gedraaid!

    Tegen vieren hield hij het niet langer uit en ging langs het Yperleed op zoek naar zijn Olgatje. Van ver herkende hij haar ranke figuurtje op hun gebruikelijk plekje achter de berm van de Duinenweg in de wei van boer Deputter. Ze bleek niet eens verrast toen hij zo plots bij haar opdook, en zeker niet blij verrast. Wat moest dàt nou betekenen? Stront aan de knikker?

    Haar enige reactie op zijn vragen beperkte zich tot wat voor zich uit gemompelde monosyllaben, terwijl zij naarstig voort bleef grastrekken. Hij kreeg het ervan op zijn heupen.

    " Zeg, hebt ge weer de vodden, dat ge zo'n vuile smoel trekt! " Hij had dit Jetje een tijdje geleden tegen zijn moe­der horen zeggen en was er achter gekomen dat dit te maken had met de periodisch weerkerende bui van slecht humeur bij "de vrouwmenschen".

    " Leon Petré, bemoeit u met uw eigen zaken en laat mij gerust! Gij hebt mij laten stikken overlaatst, wel nu kunt gij de pot op, zie! "

    " Ik u laten stikken?! 't Is uw ma die mij verboden heeft nog omtrent de Lac te komen!  Omdat ze voor mij geen last wilde krijgen met mamzel d'Englebert..."

    " Zeg ventje, die haring braait niet, hé! Mamzel is van deze middag terug naar Brussel vertrokken, dus dààrom moet ge't niet laten!"

    Nee, ge loopt weg lijk een dief omdat dat mens u wat kletsen verkoopt, zonder mij iets te zeggen!  Ik heb mij zot gezocht achter u, die avond, weet ge dàt? Ik, stomme geit, dacht dat meneer een ongeluk gekregen had...Ha,  ik had het verdikke  moeten weten! "

    " Wel is dat geen ongeluk, als ze u valselijk van dief­stal beschuldigen en spreken van u in de amigo te steken? En ge kunt er niets tegen doen, is dàt geen ongeluk? Omdat ik onder haar cabine achter de bal zoek - die Mamzel Olgatje Erte daar tussen haakstjes verloren smeet, hé weet ge nog? – daarom beweert dat mens dat ik haar portemonnee heb gepikt!  En ik heb schoon zeggen dat het niet waar is: mij gelooft geen kat! Is dàt geen ongeluk? Waart ge niet zo rap achter uw boterham gelopen dien avond, ge had kunnen getuigen dat ik onschuldig was...Van laten stikken gesproken hé! "

   " Ik ben niet gaan lopen! Gij stuurde mij weg!  En er is bij ons thuis nooit sprake geweest dat ze u van dief­stal beschuldigden..."

    " Wel, dat is anders wat uw ma mij de avond nadien klaar en duidelijk zei toen ze mij aan haar kassa tegenhield: na ons balspel had dat Frans mens gereclameerd, waar de Marcel Gunst bijstond, dat er een voyou in haar cabine was gekropen en dat ze haar portemonnee kwijt was. In feite twee aparte zaken die zij zonder lang nadenken in één zak smeet. Of Gunst heeft dat vaneigens voor het gemak op één blad genoteerd. In elk geval uw ma heeft de Gunst nog geholpen om de klacht van dat serpent te vertalen... Misschien zonder te weten dat het om mij ging, da's mogelijk...”"

    “ "Mijn mama zou zoiets nooit zeggen van u..."”

    “ "Da’ kan allemaal wel zijn, maar in het proces-verbaal dat de garde mij deze morgen heeft voorgelezen - en dat uw ma tussen haakstjes heeft helpen opstellen hé - staat met zoveel woorden dat die voyou zonder twijfel den dief was. Moet ik soms nog zeggen 'Merci madam Erte' omdat ze later de Gunst vertelde dat Leonnetje Petré onder die cabine was gekropen? Ze zei er wel bij dat ik zeker geen dief was, maar voor de garde telt dat niet hé!  Hij heeft een naam om zijn onderzoek mee te beginnen, en wélke! Namelijk de kleine Petré die hem zo den duivel heeft aangedaan bij de gendarmen! Verdomme die snotter zal hij eens leren, zie, om in 't vervolg zijn bakkes te houden! "

  Olgatje had zijn betoog met stijgende verbazing gevolgd en proestte het tenslotte uit. Maar Leon deed niet mee.

    " Ja-ja! Plezant hé? Ik lach mij kapot! "

    " Nee ik moet lachen met dat 'kleine Petré' en ge zijt bijna groter dan ons pa...Och dat komt wel weer goed...Die mamzel d'Englebert is terug naar huis en zal dat accident wel rap vergeten..."

    "Ja, zij wél, maar de garde niet!  En zolang hij geen kop legt, kan ik niet gaan varen...Maar wacht eens, ik denk daar aan iets: we zouden wij dat geld misschien kunnen terugvinden, zogenaamd, onder de houten rooster van de cabine...Of nog beter: uw mama! Als ik mijn spaarpot omkeer kom ik aan zevenentwintig frank en cen­tiemen...De garde zei dat er naar schatting een dertig frank in die portemonnee zat: op een paar frank zal dat wijf toch niet chicaneren om haar klacht in te trekken, hé..."

   Olgatje was ondertussen naast hem komen zitten:

    " Ik kan misschien ook een beetje bijleggen, hé: dan zijn we rond. Maar ik weet niet of ons ma zal willen meespelen..."

    " Zou ze dat niet willen doen voor de vent van haar dochter?"

   Na een moment van opborrelende verrukking barstten ze beiden in gierend lachen uit en vóór ze het wisten lagen ze in een wilde omhelzing onstuimig te rollebollen in het hoge gras van de berm. Hij gaf haar plots een pakkerd in de hals en zij maar gillen van 'hou op' en giechelen dat het zo kietelde...

    " Vent, 't is hier de moment! " schoot het door zijn hoofd en zijn rits zoentjes naderden gaandeweg haar mond als ware hij een vogeltje dat graantjes pikte. Zij lachte niet meer maar hijgde zwaar en scheen vantussen haar lange bruine wimpers gespannen zijn sluikse nadering te volgen. Tot ze hem opeens, met de flitsende zwaai van een soezende poes die een vlinder uit de lucht slaat, bij beide oren greep en stevig zijn natte mond op de hare drukte: Nèèè!  Maar vóór hij van zijn verrassing bekwam en het zalige genot van de nieuwe situatie kon proeven trok ze hem alweer met dezelfde greep van zich af.

   " Is 't dàt wat ge wilt? Cinematje spelen? Een smak lijk op 't einde van de Franse film...bij 'Fin'...?"

   " Kom,...nóg eentje,...om het niet àf te leren..." was alles wat hij boven het bonken van zijn hart gezegd kreeg. En dan opstandig: " Maar stopt met trekken aan mijn oren! Dat heb ik in de films van de "Nova" nog nooit gezien! "

    " Toch wel, in de "Légionaire"... Rappelleert ge't niet meer?" Plots zong ze, de handen smekend naar de wolken ge­strekt, met de pathetische neusstem van Edith Piaf: " Il sen­tait bien le sable chaud...mon légionai-ai-ai-re! !" Ze barstte in zo'n klaterend gelach uit dat de mussen rondom opvlogen.

    " Stil verdomme! Moet heel '‘t dorp het soms ook horen! Geeft mij liever nog een zoet tootje..."   

    " Salut, gij! 't Is al goed geweest met uw vuile manie­ren...We moeten naar huis, komaan... Zien wat mijn mama denkt over die dertig frank uit onze spaarpot." Ze stond al vinnig recht naast zijn lome lijf en wierp wat schichtige blikken in 't rond over de grasberm. Maar alles was veilig en speels schopte ze in zijn lenden: "Allee chérie! Debout les morts! "

    Die Franse film kende ze blijkbaar rats van buiten.

 

    Olgatje stapte bij haar moeder binnen in het glazen kassahokje van de Lac terwijl Leon op het voetpad bleef wach­ten. Tijdens het gesprek zag hij madame Erte een paar keer van neen schudden en begon al een naar voorgevoel te krijgen. Inderdaad hé: schone liedjes duren niet lang...

     Zijn lief wenkte hem binnen: " Mijn mama moet iets zeg­gen..." Hij nam zijn alpinmuts af en wachtte platgeslagen op het laatste oordeel. Yvonne wond er geen doekjes om:

   " Dat van die spaarpot kunt ge vergeten Leon..."

    " Maar Madam Erte, zonder dat geld zal die mamzel nooit haar klacht intrekken! En zolang dat niet gearrangeerd is heeft de garde mij verboden van uit te varen!  Ge kunt toch gemakkelijk tegen de Gunst zeggen vanavond dat ge die porte­monnee onder de houten rooster van de cabine hebt weergevonden: die mamzel komt d'eerste weken toch niet terug, en tegen dàn is ze het vergeten...Maar ondertussen heb ik tenminste kunnen gaan varen..."

    " Ouw!! Stop! Jesus-Maria, gijsse doorjager!  Luistert nu toch eerst eens wat ik zeg!... Die spaarpot kunt ge houden want ze heeft haar portemonnee teruggevonden. Die is ze ten an­dere nooit niet kwijt geweest...Ze had hem thuis vergeten mee te nemen toen ze overlaatst naar hier kwam zwemmen. Haar vriendin Mamzel de Borremans had haar gewoon voor haar deur rap-rap met de voiture opgehaald en die heeft heel de middag alles betaald, in de bar en zo...Zo gaat dat bij dat volk...Maar Mamzel de Borremans is uit de bar vroeger vertrok­ken, terwijl d'Englebert nog is gaan zwemmen en u nadien aan haar cabine aftroefde. Maar toen ze bij het naar huis gaan nog een paar postkaarten wilde kopen, zag ze dat ze geen geld had. Door al die cocktails in de bar was haar eerste gedacht natuurlijk van 'houdt den dief', ook door die inbreker te snappen in haar cabine..."

   " Maar ik heb nooit ingebroken in haar cabine! " riep Leon verontwaardigd: " Ik lag daar enkel op mijn buik te zoeken achter..."

   " Ja-ja, ik weet het! Ik zeg het om te lachen..."

    " En wanneer is ze dan komen zeggen dat ze haar porte­monnee teruggevonden had?"

    " Nooit...'t Is door dat ze vanmorgen hier nog iets moest komen regelen vooraleer terug naar Brussel te vertrekken en ik haar het geld uit die fameuze portemonnee zie nemen...Ik herkende die uit de duizend:  een ovalen leren onzelieveheren­beestje met een tirette in 't midden. En van 't verschieten zeg ik zo: tiens, mamzel, hebt ge hem teruggevonden? Ha oui, lacht ze zo, en ze vertelt mij heel die historie...en van de cocktails in de bar..."

    " En weet de Gunst dat al? Anders blijft die zever duren met de garde en geraak ik nooit van zijn dreigementen verlost. Ik wil nu toch wel eens met een gerust hart kunnen gaan varen! "

   " Allee, 'k zal het hem zeggen, vanavond, bij 't sluiten van de kas..."

    Achter haar moeders rug stond Olgatje hem met een dikke teutmond van een negerin duizend stille kussen toe te sturen. Leon proestte het uit.

   Haar moeder had niets gezien en glimlachte mee :" Ik ben stijf content dat ik u weer kan doen lachen, vent." zei madam Erte tevreden...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
24-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
23-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 47
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A29    HOUDT DEN DIEF!

                       Westende, 28 juli 1938.

 

   De volgende middag riep hulpagent Marcel Gunst ons broertje tijdens het ballenrapen - middenin het spel - tegen de omheiningsdraad bij zich. Leon was het hele voorval met die baadster al lang vergeten, maar zij blijkbaar niét: "Als ge haar portemonnee weergeeft zal ze zekerlijk haar klacht intrekken. Maar ànders moet ik subiet de garde verwittigen: dan wordt dat iets voor de gendarmen, hé vriendje. En die lachen daar niet mee..."

   "Portemonnee?!!" Leon viel van héél hoog:

   "Ikke?! Maar ik heb geen portemonnee! Nooit gezien! En zéker niet van die madam! " Maar Leon had mooi bij hoog en laag zijn onschuld te zweren, het resultaat bleef onverbiddelijk, hoe het de Marcel ook speet: "Morgen om acht uur bij de garde, mét of zonder portemonnee, vriend..."

    Zijn wereld stortte in...Hij kon zijn aandacht niet langer meer bij zijn werk houden en liet verstek gaan toen de set beslecht was.

   Wat nù gedaan? Dat wijf had natuurlijk haar geldbeugel ergens verloren en, om geen rammel van haar vent te krijgen, de schuld op Leon gestoken! Een kind van den arme dat zich moeilijk kan verdedigen tegen die rijke Franse kliek. Die denken dat zo'n kleine luizenkrabber geen geld laat liggen als hij het kan meenemen, hé: armen stelen lijk de raven, dat is algemeen geweten!

   "Godverdomme, waarom moest ik me ook zo dreigend struis oprichten, na die kletsen met haar badmuts! Dat mensje heeft natuurlijk ineens schrik gekregen en zich nadien op die manier gewroken, dat is begrijpelijk...Maar al bij al zit ik nu met de gebakken peren!"   

   Miljaarde nondedju! Inderdaad: wat nu gedaan? Het gaan uitleggen bij moeder Erte? Maar wàt uitleggen? Dat hij van die portemonnee niets afwist en nog nooit van zijn leven één centiem had gepikt? En hoé haar te benaderen? Ze wilde hem in de Lac niet meer zien, zei ze gisteren... En zelfs als ze hem zou geloven kon ze bij die klacht niet tussenkomen: hij zat gekneld tussen dat badmutswijf en de garde. En van geen van beiden moest hij hulp verwachten, hoe onschuldig en goud­eerlijk hij ook was. Goudeerlijk? Jazeker Madam! Dat hij dagelijks een deel van zijn zuurverdiende centjes achterhield bij het afrekenen met moeder wist geen kat, dus dàt telde niet mee voor zijn reputatie. Ten andere, deze speciale manier van "sparen" beschouwde hij eerder als een soort sport.

    Was er dan op heel de wereld niemand die hem uit de stront kon trekken? Zijn Olgatje was ver de enige die hem zou verdedigen, maar wist ze wel tegen wié of wàt? En vóór ze morgenmiddag gras ging trekken kon hij haar toch niet spreken.       .   Van zijn broer Joseph moest hij geen goede raad verwachten...Wie bleef er dan nog over? Agent Marcel Gunst zélf?...Die durft zeker niet tegen de garde ingaan... Meester Engelborghs misschien?... Op zo'n korte tijd kon hij die nooit vin­den... Jetje dan maar?

   

    " Die is zot zeker! Gij geld stelen!  Maar mijn arm schaap toch! ...Ze heeft natuurlijk haar centen ergens verlo­ren of mislegd en profiteert ervan dat ze u onder de deur van haar cabine heeft zien kruipen...Of 't zou moeten dat iemand écht haar portemonnee gepikt heeft en gij passeerde juist op het slechte moment. Maar dat geeft haar nog geen recht om een kind voor dief uit te maken! Zo maar, zonder een schijn van bewijs"

   " 't Ergste is nog dat madam Erte mij verboden heeft nog voorts op de Lac te komen. Niet omdat ze mij verdenkt een dief te zijn, maar om zichzelf uit de wind te zetten en op een goed blaadje te blijven bij dat mens. Die zou haar anders bij me­neer Schelles, haar huisbaas, kunnen gaan zwart maken en zor­gen dat ze daar buitenvliegt uit de Lac...Want al die vreemden klitten aaneen lijk distels..."

    " Bon, als ze daar bang voor is dan blijft ge daar weg...Het is toch geen drama dat ge niet meer in de Lac moogt gaan kuisen, zeker? Die paar frank zal Marie wel kunnen mis­sen hé!  Daarbij: volgende week zit ge op de Astrid en dat is stukken beter dan cabines poetsen, vent. Wat is er dan nóg zo van belang? 's Avonds naar die artiesten staan zien van ach­ter het gordijn? Ik zou d'er nog geen stap voor verzetten, met al hun pretentie! "

   " En Olgatje, mijn lief, is dié niet van belang? " Het was eruit voor hij het wist, zó erg werkte haar gezalf op zijn zenuwen: " En gebaart maar niet van krommenaas: ge weet al lang dat ik met Olgatje vrij!  Als ik daar niet meer omtrent mag komen, maakt zij het àf! " De krop in zijn keel deed zijn stem versmachten.

    “" Och ventje, liefde en vrijen is iets voor grote men­sen. Dat is heel wat straffer dan twee kinders die elkander gaarne zien. En als dat meistje het afmaakt omdat gij er een paar dagen niet omtrent komt, dan is ze niet waard dat gij er van wakker ligt, hé. Morgen is uw liefdesverdriet al vergeten! Maar als ze een écht vriendinnetje is komt dat met de tijd allemaal wel weer goed..."

    Leon had duidelijk vanwege ‘een groot mens’ zoveel begrip voor zijn hartepijn niet verwacht maar wilde zich even­min door haar laten kleineren. Zijn liefdesverdriet - wat jong­eren in hun geheim- taal "ledevede" noemden - liet hij niet zomaar luchtig weglachen!

    " Tante Jetje, wat weet gij nu van ledevede! Ge hebt verdimme nog nooit van uw leven een vrijer gehad! " Vlam, die zàt!

   Maar Jetje pareerde hautain:" Tiens, ledevede, zeggen ze dat nog bij de kinders? Toen ik klein was mochten we daar nooit open over spreken... Maar met ouder te worden ondervindt ge wel dat ge ook zonder vrijer zeer aan uw hert kunt krijgen... Ja, denkt daar maar eens over na, inplaats van in 't wilde weg te schoppen lijk een zot...Als ge iets van ledevede moet we­ten..." Kom dan maar bij mij, wilde ze nog zeggen, maar hield zich net op tijd in.

   Even hing er een beschaamde stilte tussen hen. Leon begreep plots hoe stom het was om, nu hij zo diep in de put zat, zijn enige steun en toeverlaat nodeloos te affronteren. En Jetje kon zich wel voor de kop slaan dat ze haar eigen ziekelijke liefdeskronkels bijna aan de neus van die snotter had gehangen.

   Leon besloot het over een andere boeg te gooien en vroeg met zijn liefste fleemstemmetje: " Tante Jetje, kunnen wij niet samen naar madam Erte gaan. Ik zal buiten blijven staan terwijl gij het uitlegt..."

   " Maar wat valt er in godsnaam uit te leggen!? Zij weet ook wel dat gij dat geld niet gepikt hebt. Maar ze wil daar niet tussen komen om zelf geen last te krijgen, da's al. Dat gij met haar dochter wilt lopen heeft daar niets mee te maken. Dat moet gij met dat meistje uitklappen... En vooral één voor­waarde respecteren: klapt gelijk waar, maar niet in de Lac! Er zijn toch zeker nog wel àndere verdoken plekstjes waar ge malkander trof, hé..."

    " Ze gaat iedere dag rond de vieren gras trekken voor de konijnen aan 't Yperleed achter de duinenweg neffens Deputter...Vroeger, toen moeder nog geen groenteafval uit de keuken van haar werk mee naar huis nam ging ik daar ook trekken. Maar nu zit ik rond dat uur nog volop in de tennis..."

    " Wel, moet ik soms een tekeningestje maken!? Ha, bon! Dan verliest ge maar een paar frank, of past 's avonds met Marie het tekort bij uit uwen spaarpot: zo simpel is dat...Maar daarmee zijt ge natuurlijk nog niet van die klacht af hé. De garde zal die niet licht laten schieten, dat ziet ge van hier!  Voor één keer dat hij ons den duivel kan aandoen zal hij zeker van deze klacht profiteren om wraak te nemen voor die belastende getuigenis die wij hem destijds aan zijn been lapten!  Hoe zoudt ge zelf zijn! ..."

    “ Dus moet ik morgenvroeg bij hem te biechte gaan?"

<!--[if gte mso 9]> </w:latentst

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
23-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
22-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 46
Klik op de afbeelding om de link te volgen

  VIVA LA MUERTA !

" Misschién komen ontzetten, wilt ge zeggen...Met de compagnie die al een dag achter ligt op schema zou ik daar m'n tabak niet op verwedden..." De koorts scheen verdwenen want hij keek weer helder uit z'n ogen: " Hebt ge het Marco vanmorgen niet horen zeggen, juist vóór we aanvielen?   Nog één poging en we trekken verder, zei ie. Dan moeten die sukkels van de Armada popular uit de tweede lijn dat spel hier maar omsingeld houden en eventueel opruimen als ze eens grote goesting hadden om een veldkanon naar boven te sleuren: wij konden daar verder geen tijd aan verliezen..."

    Dat had Steiner inderdaad niet gehoord en zoiets veran­derde grondig de situatie. Met die schooiers van het Volksleger kon de volgende aanval wel eventjes op zich laten wachten: twee drie dagen als het meeviel. En hij wilde hier hoe dan ook vóór donker weg: in elk geval vóór die zwarte luiszakken uit de hoeve met hun lange coupe-coupe messen op strooptocht naar "souvenirs" de terrassen zouden afschuimen. Het gedacht alleen al bezorgde hem buikkrampen.

    Voorzichtig wentelde hij zich op zijn zij tegen het muur­tje en speurde de helling af: de zinderende grijze biljard bood niet de minste dekking tot het lagere terras, een veertig meter bergaf. De rest van de verplichte vluchtweg kon hij van hieruit niet zien. Maar hij herinnerde zich van de laatste stormloop in de morgenschemer dat hij de hoeve had zien lig­gen vanaf het vierde terras. Dus zouden de moorse bezetters hén straks tijdens de vlucht ook zover op de korrel kunnen nemen, nogal logisch...Vier terrassen was verdomd ver!

    Jean schraapte zijn keel: " Als ge...recht naar beneden loopt...haalt ge de eerste muur nooit." Die had hem dus liggen begluren vanonder zijn helm! " Zigzag...hoeken alle twintig meter...vijftien tellen vóór ze wakker schieten... tien om te mikken...Maar tegen dien tijd...slaat ge rap een haak naar rechts...En voor de laatste twintig meter weer naar links...Vanaf hun eerste schot...zal ik volle petrol dekvuur geven om ze af te lei­den..."

   Met een schok begreep Steiner dat zijn kameraad de hulp­post in het dal blijkbaar had afgeschreven. En, wat nog beschamender was: niet meer op hém rekende om er een eind aan te maken. Daar zouden de Moren wel voor zorgen als hij hun vuur naar zich toe trok.

   " Ik heb geen goesting om mij na de oorlog...in een zeep­kist op rollen...met twee strijkijzers langs de straat voort te slepen en...te bedelen voor een cent...Ik speel ten andere heel slecht mondmuziek..." En zonder godzijdank verder nog enig commentaar af te wachten wees hij op hun twee geweren die wat achteraf in het stof lagen, daar waar hij gevallen was en Stei­ner hem had voortgesleept:" Haal die eerst naar hier en geef mij al je kogels...Ik hou die gasten wel vijf minuten be­zig...met mijn bouquet final. "

    Steiner schaamde zich dood maar gebaarde dit laatste niet gehoord te hebben en aan een nieuwe oplossing te werken: " Ik zal die luiaards beneden eens wakker schudden, zie! En u bij de volgende aanval met Pietro en die andere brancardier komen halen. Houdt u zolang maar kalm..."

    " Bon-bon, al goed...Haal nu mijn spuit maar en geef mij alle ballen...En help me wat rechtop."

 

    Vijf minuten later lag Jean zijwaarts tegen het muurtje, zijn geweer op de borstwering, klaar om volgens het boekje het vuur te openen. Maar een helm wou hij niet opzetten. Waarom ook?  ...

   “"Kruip eerst voorzichtig naar dat ingekalfde stuk daar, op vijftien meter."” Jean hernam duidelijk zijn rol van sectieoverste op:"En op mijn teken spurt ge zo rap mogelijk in zigzag naar beneden uit de vuurlijn weg, daar rechts achter die rotsblok...Zolang die gasten niet schieten hou ik mij ook koest. Maar na hun eerste schot geef ik volle petrol...Rept u altijd in zigzag van ’'t ene muurtje naar het volgende, zoals ge geleerd hebt: vallen, kruipen en opstaan...Maar treuzel niet onderweg, want lang zal ik hun vuur niet kunnen aantrekken...Allee, salut Rocco, ik ben content van u gekend te hebben, kameraad...”."

    Hij grijnsde en balde de vuist: "”Viva la muerta!"  ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
22-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 45
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A28        PICOSA, HEUVEL 496.

 

                         27 JULI 1938.

 

    Hier konden ze niet langer blijven liggen, zoveel was voor Rocco Steiner wel duidelijk. Met Jean naast zich, die alles wat stonk liet lopen en zienderogen achteruit boerde, zou het zéér slecht aflopen als hij niet vlug naar de hulppost in het dal werd gebracht. En dan nóg...Je hoefde geen sterren­wichelaar te zijn om dàt te voorspellen...

 

    Maar even duidelijk was het dat geen zinnig mens het in zijn kop zou halen één vin te verroeren vanachter dit lage rotsmuurtje dat sinds christelijker tijden de watererosie van de bovenliggende akker moest tegengaan. Nu was het nauwelijks hoog genoeg om een kruipend man dekking te bieden tegen het moordende vuur van de Moren, die zich in de versterkte hoeve op de kale heuveltop verschanst hielden. Van daaruit bestreken hun mitrailleuses alle lagergelegen terrassen, op een paar smalle stroken in de schaduw van de rotsmuurtjes na. En schaduw was een groot woord, nadat één of andere verlichte geest gisterenavond het bevel had gegeven de aanplantingen rond de hoeve in brand te steken in een poging de Moren op de top uit te roken.


    Zover Steiner nu door zijn van zweet prikkelende spleet­ogen kon zien, lagen alle akkers rondom in de brandende zon te zinderen onder een laag grijze asse, met hier en daar het lijk van een wapenbroeder. Op het bovenste glacis, de vijftig meter tussen hun futiele borstwering en de buitenmuren van de hoeve, had hij er een vijftal zien liggen van zijn eigen peloton, gevallen tijdens de twee voorgaande stormlopen van gisterenavond. Toen waren ze bijna tot aan de poort geraakt vooraleer de mitrailleuses hen terugdreven. Maar de derde charge tijdens de dageraad was reeds doodgelopen op het laatste terras hier, een minuut na de noodkreet van Jean. Hij had daarop enkel zijn bewusteloze vriend in de beschutting van dit muurtje kunnen slepen. Bij een vluchtig onderzoek viel hij bijna direct op de diepe scherfwonde in de linker lende en wist genoeg toen de krachteloze benen niet meer reageerden op de prik van zijn lange Franse bajonet...Muy malo...

 

   Profiterend van een plotse vuurpauze waren de kameraden in kleine groepjes terug naar beneden gevlucht,  hier en daar een gewonde meeslepend. Steiner was bij zijn slapie gebleven. Niet uit een soort ridderlijke solidariteit maar gewoon uit pure besluiteloosheid: de moed ontbrak hem om die hulpeloze kniezer hier in de steek te laten. Nu ze hier al een eindeloos uur lagen, was het én te laat én te licht én te warm om nog een vluchtpoging te wagen. De Moren zouden hem neerknallen als een dwaas konijn lang voor hij achter het volgende schuilmuur­tje zou kunnen wegduiken, mét of zonder Jean op z'n schoft...Want als hij die smeerlappen daar op de top één pluspunt moest geven: schiéten moesten ze niet meer leren!   Hij kon enkel hopen dat het peloton vóór de middag nog een aanval zou wagen, dan geraakte hij onder hun dekking misschien naar beneden. Vraag was of Jean het zolang zou volhouden...

 

    Hijzelf had de drie aanvallen op de hoeve zonder veel kleerscheuren overleefd, op een paar geschaafde knieën en die jaap in de rechter elleboog na. Lachwekkend, vergeleken bij het vijftal zwaargewonden dat ze gisterenavond onder dekking van de duisternis mee terug naar beneden hadden gesleept. Hij had in een flits onwillekeurig teruggedacht aan het verhaal van de Ket op de trein van Parijs naar Perpignan: "Flatch! Filet américain..."


     Met de doden, die ze lieten liggen, plus de lich­tere gekwetsten erbij, die op eigen kracht terug thuis waren geraakt, schatte Steiner dat zijn peloton nu reeds éénderde van zijn slagkracht kwijt was. En het offensief was nog maar vier dagen bezig! Vier dagen, waarvan ze de eerste drie dan nog bijna zonder vechten waren doorgekomen...

    Het oversteken van de Ebro, waarvan ze allen het ergste hadden gevreesd, erliep achteraf gezien bijna probleemloos: één bootje sloeg midden in de stroom om door paniek aan boord na een dichte granaatinslag, maar niemand ging verloren. Ook eens op de vijandelijke oever ondervonden ze geen weerstand omdat de Ame­rikanen van de "Lincolnbrigade" hen waren voorgegaan. Overal sloegen de Moren,volledig verrast door het rode offensief, bijna zonder vechten op de vlucht. Zo leek het tenminste...

 

    Na twee dagen voorzichtige achtervolging dwars door de bergen waren ze met de lichte colonnes van de Franse brigade al twaalf kilometer opgeschoten: buiten af en toe een klein weer­standsnestje opruimen viel er niet veel te beleven. Het zware gespan en de artilleriestukken op de grote baan in het dal kwamen zelfs nog vlugger vooruit, maar die gebruikten dan ook de grove middelen.

 

    Eergisteren viel het hem voor het eerst op dat de Moren, tegenover het zware gedruis van de rode overmacht, niet enkel achteruitweken langs de hoofdweg, maar steeds meer zijwaarts de heuvels introkken om zich op de toppen opnieuw te verschansen. Dat ze daardoor omsingeld werden scheen blijkbaar niet tot hen door te dringen...Of hen in elk geval niet erg te deren. Want daar, ver van de baan weg, kon het Franse veldge­schut hen niet meer raken en kregen ze enkel af te rekenen met de lichte colonnes...Steiner merkte al vlug dat die bruine bergapen hier in hun eigen milieu stukken sterker stonden dan bene­den op de baan en nu duidelijk voor niemand meer bang waren...


   Dat werd onmiddellijk bevestigd bij de eerste aanval van zijn compagnie op de schijnbaar verlaten hoeve bovenop deze heuvel 496. Zo had pelotonscommandant kameraad Marco de top van de Picosa genoemd omdat zijn kaart er de hoogte van vermeldde: 496 meter. Het vierkante eeuwenoude bouwsel, opgetrokken in brute grijze rotssteen lag er, uitgevreten door de zon, in het middelpunt van een vijftal cirkelvormige, trapsgewijs afdalende terrassen. De dorre verwaarloosde gewassen op de akkers rondom en het schrale struikgewas op de zomen onttrok hen echter onvoldoende aan het zicht van de mogelijke bezetter.

 

    En toch kon het vierde reservepeloton, dat in spits een paar honderd meter voorop uitgewaaierd het niemandsland verkende,de hoeve naderen tot het tweede terras zonder er ook maar één schot viel. Waarom de Moren dit fort niet verdedigden was voor iedereen een raadsel. Militair gezien prachtig gelegen. Maar buiten wat ver gerommel van een vuurgevecht in het dal, dat dan nog verzonk in golven gekir van miljoenen onzichtbare krekels, bleef het angstwekkend stil.

 

Tot Steiner in de verte op het laatste terras de eerste man achterover zag vallen, onmiddellijk gevolgd door de echo van het schot. Gedurende het eindeloze ogenblik van verlammende twijfel dat daarop volgde gingen er nog drie-vier jonge rekru­ten door de knieën, vóór de sectieleiders hun schapen in dek­king konden schreeuwen. Een vijftal zuivere schoten en het was ermee gedaan.

   Met hun zorgeloze avondwandeling eveneens. Het commando besloot met de bestorming even te wachten tot een uur vóór zonsondergang om dan in de hoeve rustig de nacht door te breng­en. Ze schatten de sterkte van de bezetting op een tiental man, enkel gewapend met geweren. Ze beschikten zéker niet over mitrailleuzen, zoniet had­den ze daarmee de voorhoede wel neergemaaid. Een compagnieaan­val vanuit drie richtingen zou met die gastjes daar korte metten maken.

 

    Maar die bruine stinkerds bleken wél mi's te hebben en hun ge­giste sterkte liep na de eerste mislukte stormloop al vlug op tot minstens veertig man...Goed verschanst achter meterdikke muren was daar zonder een kanon niet door te komen...Kameraad-luitenant Louis die het tweede peloton aanvoerde opperde het plan de gewassen rondom in brand te steken en onder het rookscherm een paar sapeurploegen naar voor te sturen met dynamietladingen om zoniet de muren, dan toch minstens de poort op te blazen.

 

    De rook bleek de Moren evenwel allerminst te storen ter­wijl de vlammenzee daarentegen de trage vordering van onze 'dynamiteros' in de avondschemer speciaal in de schijnwerpers zette. Slechts twee ploegen raakten als bij wonder heelhuids tot tegen de buitenmuur. De eerste wierp de lading op het dak met waar­schijnlijk een te lang lont. De granaat rolde terug naar bene­den en ontplofte voor hun voeten. De tweede ploeg wierp de bom door een venstersleuf naar binnen maar vergat in de opwinding van het ogenblik blijkbaar het lont goed aan te steken...Hoe dan ook: een maat voor niets. Het was ondertussen  pikkedonker geworden toen de tweede stormloop werd afgeblazen.

 

    Aan de laatste charge van deze morgen dacht Steiner met afschuw terug. Tussen de opeenvolgende lage terrasmuurtjes, die toch makkelijk een veertig meter van elkaar af lagen, groeide er zelfs geen grassprietje meer om achter te schuilen. Alles verast en weggebrand tot een grijze vlakte, bestreken door die rottige machinegeweren van de overkant! God, dat tot dààr toe...Gebukt sprinten in zigzagkoers en wegduiken achter het kleinste scherm: dat had Pilar hen geleerd op het strand van Prat del Llobregat, zaliger gedachtenis. Maar die kleinste bescherming waar dat wijf het toen over had, waren hier de lijken van vorige avond waarop de Moorse souvenirjagers gedurende de nacht hun lusten hadden botge­vierd...Vreselijk verminkt, de oren afgesneden en...ja: ont­mand...lagen ze te stinken in een grote korst zwart bloed omzwermd door hon­derden steekhorzels...De gruwelverhalen die in het kampement aan de Ebro de ronde deden bleken dus tóch waar...

 

    Hij schrok op uit zijn beklemmende herinneringen. Jean liet een lange klaaglijke kreun vanonder de helm die Steiner op zijn gezicht had gelegd tegen de brandende zon.

 

     " Wel gij luiaard, gaat het zo een beetje?  " deed Steiner opgewekt, terwijl hij guitig de helm wegtrok: ” Wat is ’t, goed geslapen?  " Het krijgsgedruis was nu helemaal uitgestorven en de krekels tjilpten het hoogste lied.

 

    Jean keek hem een tijdje verdwaasd aan en sneed toen de tweede vrolijke charge van zijn maat de pas af: " Waar is ’t?...Ik heb het zitten, hé?  ...In m'n rug?  ..."


     Het ernstige knikken voelde de sukkel aan als een doods­vonnis. Maar in plaats van in huilen uit te barsten zoals Stei­ner verwacht had grijnsde hij wat pijnlijk: " Ik wist het al...van het begin aan de Ebro...dat het voor vandaag zou zijn..."

 

    " Niet zo luid!   En lig stil!  " Jean bleek dan toch meer kloten aan zijn lijf te hebben dan Rocco voor mogelijk had gehouden. Tenslotte wordt niet iedereen sectieoverste.

 

     " Waar zijn we?  ...Aaah, verdomme!!"

 

    " Koest!  Niet bougeren! We liggen achter de laatste parapet, op nog geen vijftig meter van die boenjoels! Eén handgranaat van die smeerlappen en we zijn er geweest! "

 

      " Ik voel mijn benen niet..." Hij neep verwoed in zijn billen en kreunde wanhopig: " Putain de merde de mes couilles! En ze bewegen gaat ook al niet! "

 

     " Da's van de schok...Dat trekt wel weg...Strak zullen onze kameraden wel weer een aanval lanceren en dan kunnen we samen veilig naar beneden geraken. Met een goede dokter staat ge binnen de maand weer op uw poten..."

 

     " Daar zegt ge al zoiets: een goede dokter! Waar gaan ze dié vinden! ..." Hij keek zijn maat wikkend aan: “Rocco, ge valt mij tegen, kameraad: ge weet heel goed dat ik een vogel voor de kat ben...Een bal in de rugge­graat en verlamde benen: zo heb ik er de laatste twee jaar al véél weten gaan...

Of uit hun lijden verlost omdat ze het vroe­gen...Brunette...Belchite...Guadelajara...Teruel...Heb ik dat niet verteld?" Zijn stem brak en begon met schokjes te neuriën:

" Avanti popolo...A la riscossa...Banyère rossa...Banyère rossa..."

 

     " Stil maar: ik weet er alles van..." Maar Jean zong ijlend van de opkomende koorts steeds harder voort:" Banyèra rossa triomfera! Banyèra rossa triomfera! "


     In paniek smoorde Steiner de volgende uithaal met zijn hand en fluisterde hem schril in het oor: " Verdomse vliegende zot: bakkes toe!  Als die makakken ons horen zijn we er geweest, onnozelaar! Is het dàt wat ge wilt?   Sterven op het veld van eer?   Gaat uw gang, vriend, maar zonder bibi, verstaan? "

 

    Jean grinnikte misprijzend: " Zonder bibi? Belofte ver­geten?... Arme Rocco!... Ik wist van bij de start...van het offensief...dat ik op het verkeerde paard had gewed... Ge hebt geen kloten genoeg...aan uw lijf om een kameraad... een laatste kogel te geven, hé! Couille molle, vraiment lamentable! "

 

     Die wou er dus uitstappen. En zijn vriend Rocco aan hun lugubere afspraak houden om elkaar over de eindstreep te helpen als één van beiden zwaar gewond zou raken. Maar hier hoefde dat toch niet: als Jean er de brui aan wou geven kon hij dat even goed zélf flikken want hij mankeerde niks aan zijn handen. Dit bloedige beulswerk zomaar, zónder noodzaak, afschuiven op Stei­ner stond niét in de afspraak.

 

     " Verdomme, het brandt toch niet!   En ge hebt geen pijn, dus wachten we beter tot de kameraden ons straks komen ontzet­ten..."

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
22-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
21-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 44
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A27  HET ONTSLAG.

  

                  Westende, 26 juli 1938.

De langverwachte inhuldiging van het Albertmonument aan de Ijzer was voor de kinderen een reuze flop geworden. Daar zat natuurlijk de lange wandeling heen en terug van de school naar de Langebrug voor veel tussen. En ook de steeds harder kwellende honger en de dorst naargelang de plechtigheid vorderde. Maar dat ze koning noch prins gezien hadden en ook geen gouden koets was wel de zwaarste domper op de feestvreugde.

Meester Denolf had zijn - inderdaad zeer onvolledige - klassen op de stoeprand uitgelijnd met streng verbod ook maar één pasje vooruit te stappen, kwestie niet overreden te wor­den.

Maar toen de lange colonne zwarte koetsen en open auto's voorbij reed drongen de grote mensen vanachter de haag school­kinderen naar voor om luidkeels "vive le roi" te schreeuwen, ook al bleek het achteraf slechts om de mindere goden te gaan.

Op den duur liep het daar vol generaals en oud-strijders met om ter meeste decoraties op de borst, vergezeld van hoge pieten in zwarte frak en blinkende buishoed met gekleurde sjerpen op de buik. Ook een militaire muziekka­pel van wel honderd man met hoge berenmutsen en gouden toeters in alle maten marcheerde achter een reusachtige geitenbok vlak voor hun neus voorbij...Wel jammer dat ze pas een heel eind verderop in gang schoten...Het triestigste daarentegen vond Leon dat de mensen mees­ter Denolf joelend uitlachten toen deze hen terug achter de haag scholieren trachtte te krijgen...Dat voelde de kleine als een persoonlijk affront aan! Toch was hij wel wat kwaad dat de mees­ter hem met zijn Jongdinaso-uniform op de tweede rij had weg­gestoken, en dan nog àchter de welpen van VVKS-Sint Laurentius en de kajotters...Moest hij verdikke dààr voor vanmorgen een halfuur aan zijn bottines staan blinken ?!

In de loop van de namiddag ging hij nog wel naar het tennis maar zoals verwacht waren de plaatsjes van ballen-raper al opgedeeld en kwam hij niet meer aan de bak. Dus ging hij maar wat tussen de bosjes zitten kijken tot het tijd zou wor­den voor de Lac-aux-Dames.

Het spel op de courts kon hem maar weinig boeien: veel knoeiers die houterig heen en weer hotsten, wild naar de bal mepten en de ballenrapers als vuilmeid behandelden. Hij kon er hoe langer hoe minder mee om.

Deze morgen zou hij hier juist aan zijn vijfde week beginnen: dan nog vier dagen te gaan en het zat erop: niks te­ vroeg...Niet omdat de verdiensten ondermaats zouden zijn ge­bleven: hij had er integendeel een mooie duit aan overgehou­den. Want buiten die twintig percent die zijn moeder hem zo gul schonk, had hij haar 's avonds nooit méér dan elf-twaalf frank getoond en wat hij daar bóven ophaalde gewoon in eigen broekzak gestoken...Of iets beter gezegd: weggeborgen in zijn geheime spaarpot onder de vloer van de konijnenhokken in de abri. Ze moest tenslotte niet àlles weten...                          

Neen, wat hem vooral bij het ballenrapen tegenstak was dat hautain gedoe van die tennisspelers - en dan vooral van hun snotjong - die hen behandelden als stront. Velen maakten er bovendien een gewoonte van de jongens na de match de munt­stukjes toe te werpen, net als hapjes voor de hond! Soms waren er zelfs slechte verliezers bij die het veld zouden durven verlaten zónder betalen! Maar dààr hadden ze vlug iets op gevonden: gewoon hardop en met veel misbaar hun fooi vragen en die vrekken voor schut zetten bij de andere spelers! Ook al kwam dat in feite neer op bédelen voor je eerlijk verdiende geld...

Het was echter vooral het vooruitzicht de volgende week aan zijn stage als scheepsjongen op de "Astrid" te kunnen beginnen dat hem zo naar het einde van de vernederende beproe­ving van het ballenrapen deed smachten... Verdomme: éindelijk dat wiegende dek onder zijn klompen voelen en gerespecteerd worden voor het mannenwerk dat hij verzette! En zijn kleren vuil mogen maken zonder gezaag van zijn moeder! Met daar bovenop nog een loon dat tenminste in verhouding stond tot zijn kunnen! Tijdens zijn stage kreeg hij nog maar anderhalve frank per uur plus een zooitje vis voor thuis. Maar als hij volgende zomer écht kon beginnen had schipper Pylieser hem drie frank vijfenzeventig beloofd, met een ferme vorstpremie in de winter en een driedubbel zooitje om voort te verkopen, als de vangst het toeliet...Dan was dat ballenrapen eerlijk gezegd toch maar meisjeswerk, alles goed beschouwd...

 Het kuisen van de badcabines in de "Lac aux Dames" mis­schien óók, maar dat gaf weer àndere compensaties! Alhoewel, veel gelegenheid om eens alleen met Olgatje te zijn kreeg hij nooit: haar twee rot-broers schenen van hun moeder strenge richtlijnen gekregen te hebben...Maar overlaatst hadden ze even vanuit de coulissen het optreden van de Rosse Tinus mogen volgen en toen had hij sluiks zijn arm om haar warme heup gelegd...Als hij dààr nog aan terugdacht! Hoe hij haar tegen zijn zij aantrok en Olgatje haar handje op de zijne duwde om te tonen dat ze het graag had!

Een zalige eeuwigheid had deze geheime omhelzing geduurd, tot de Rosse klaar kwam met zijn populaire "Marinella" en haar broer Roland zich in volle ap­plaus naar hen omkeerde...Al een geluk dat hij nog wat ver­blind was door de schijnwerpers op de bühne of 't had er los tegen gezeten! Als geheim liefdesavontuur kon dat toch tellen, hé! Morgen kwam Charel Trenet aan de beurt en moeder had hem voor één keer toelating gegeven wat later naar huis te ko­men...Dat "wat later" zou wel uitlopen tot tegen de twaalven, maar dan sliep ze tóch al...En wie weet wat hij nog allemaal in 't geniep met zijn lief zou mogen doen...  

Zijn verwachtingen stonden die avond dan ook hoog ge­spannen toen het zigeunerstrijkje in de bar vol melodramati­sche pathos aan zijn "Schwarze Augen" begon en de kinderen als naar gewoonte hun balspel abrupt afbraken.

Olgatje gaf in het wilde weg nog een ferme mep op de bal terwijl haar broers Roland en Robert al een spurtje inzetten naar de keuken. Leon kon het projectiel niet meer opvangen, dat eerst nog tegen de gaanderij kaatste en dan stuiterend onder de schemerige rij cabines verdween. Zijn liefje sloeg proestend de hand voor de mond om haar onhandigheid weg te lachen maar haar "chérie" sprong als een rasatleet over het scheidingsmuurtje dat de kleedhokjes tegen het sportgeweld beschermde.

 Moeder Erte riep vanuit de catacomben onder het zwemdok op zo'n ongeduldige toon "Eten!" dat Leon zich verplicht zag grootmoedig tegen zijn talmende lief te zeggen: "Gaat gij maar alvast voort! Ik kom seffens wel achter!..." En onvervaard dook hij op zijn buik over de vochtige betonvloer, turend in het donker onder de cabines waar dat verdomde witte balletje verloren was gerold. Na de vierde duik zag hij het liggen midden de achter­ste rij hokjes. Een kort spurtje naar de slecht verlichte gang tussen rij twee en drie: hier moest het ergens zijn...Maar de cabine C 18 was nog afgesloten: zeker nog bezet door één van die laatste zwemmers... Iedere avond zijn er zo een paar treu­zelaars die er maar niet genoeg van kunnen krijgen.

 Leon dook dan maar op zijn buik onder de deur en viste met zijn uitgerokken arm naar die rotbal.

 "Hélaba! Ne te gène pas!" klonk het plots schel achter hem. Een late zwemster in witte sponzen badjas kwam de gang afgerend: "Au voleur! Au voleur!" En vóór hij zich onder de deur vrij kon wurmen verkocht ze hem met haar natte badmuts een paar ferme striemen op zijn blote benen! Hij voelde zo direct de pijn niet, maar toen hij erin slaagde recht te krui­pen bleef die kwaaie feeks schreeuwend op zijn hoofd door ranselen en dàt voelde hij wél! Zeg, wat dacht dat rijke strontwijf nu, dat ze hem als een hond mocht aftroeven ?! En onder het scherm van zijn voorarmen begon hij verontwaardigd een rommelende reeks vloeken te slaken: "Aie-aaaie, miljaardenonded­juse godverrrr...DOMME!!"

 Dit leek die kakmadam wel wat af te schrikken. En van de onderbreking in de slagenregen maakte hij gebruik om zich helemaal op te richten: hij was bijna zo groot als die Xantip­pe, maar zeker twee keer zo breed en drie keer struiser.

 "Hey Madam! Pas au voleur! Moi prend mon bal! En houdt verdomme uw poten thuis!"

 "Toi, tu ne prends rien du tout, sale gosse! Voyou! Allez ouste-ouste!" Maar van het meppen zag ze wijselijk af, stelde Leon tevreden vast terwijl hij met afgemeten passen afdroop. Eénmaal terug in open lucht twijfelde hij hoe het nu verder moest. Madame Erte had hen steeds op het hart gedrukt bij het kuisen uit de buurt van de badhokjes te blijven die nog bezet waren, juist om dergelijke trubbels te vermijden. Als hij nu bij haar zijn boterham ging eten en die hoorde wat hem overkomen was kon hij nog een stevige uitbrander verwach­ten. En van uitbranders had hij voorlopig zijn buik wel vol!

 "Dat Erte verdomme haren boterham houdt!" Thuis zal nog wel wat soep over zijn en een homp brood. Daarbij:  zo'n erg grote honger had hij niet, maakte hij zichzelve wijs...

 Op het laatste ogenblik besloot hij beter niet thuis te gaan eten. Hij had weinig zin uit te leggen waarom hij zo vroeg was en nog niet gegeten had bij Erte. Dan nog liever stilletjes bij Jetje binnen glippen en dààr een boterham vra­gen. Hij had ten andere met haar nog een eitje te pellen...

 Jetje stelde geen lastige vragen en ging er gezellig bij zitten toen hij aan het schranzen sloeg. Met volle mond vroeg hij treiterig of ze soms nog een ver familielid gevonden had om als "spook" opgevoerd te worden. Tot zijn grote verrassing zei ze: "Ja...Ge weet toch dat ik zelf ben gaan zien naar Duinkerke? Nee ? Dan ben ik dat vergeten te vertellen..." Als het op plagen aankwam, moest ze voor hem niet onderdoen!

 "Ik heb die chauffeur van Ramoudt eens schoon bezien en verleden donderdag heb ik in zijn bus mogen meerijden naar Duinkerke samen met een hoop Engelse toeristen, voor niets...Zo moest ik mij op de velo niet doodstampen tegen de wind in, en had ik geen last met papieren aan de grens: de pas was voldoende. Ware ik op m'n eigen gegaan, zou de doeaan mij zo nooit laten passeren hebben. De buschauffeur heeft mij voor de deur van dat lusthof afgezet en drie uur later weer komen ophalen: een heel charmanten mens..." monkelde ze.

 Toen ze er verder het zwijgen bij liet vloog Leon uit zijn krammen: " Héwel!...En hebt ge ons vader gezien?"

 " Gijsse zot! Vaneigens niet! Die cafébaas, wilt ge zeggen ? Ja, hij trekt wel op den Dis...Heel hard zelfs, want ik verschoot bij 't binnengaan toen ik hem van ver achter de toog zag staan. Maar toen ik voor zijn neus stond en een pint bestelde heb ik seffens geweten dat hij het niet was: hij heeft mij ten andere nog geen moment herkend..."

 " Niet moeilijk! Hij is waarschijnlijk zijn geheugen kwijt door die ontploffing!"

 " Ja-ja! En door het verschieten van die slag heeft hij voorzeker ineens schoon Frans leren spreken ?"

 " Hoezo Frans ?" Daar had hij even niets van terug...

 " Dat wéét ge toch: Dis sprak vroeger geen woord Frans! En die patron kende niets ànders, maar van Vlaams verstond hij geen botten! Ik heb mij dan ook niet kunnen explikeren want hij bezag mij alsof ik uit China kwam..."

 " Die slag heeft hem voorzeker zot gemaakt.Anders zien ik geen uitleg!"

 " Ach ventje, vergeet het. De uitleg is heel simpel. Akkoord, die patron trok heel goed op uw vader, van zicht alleszins, zodat ik eerst ook twijfelde. Maar toen ik hem aansprak wist ik almeteens dat het hem niet kón zijn: het is een wildvreemde vent. En géén zot, zoals gij denkt want hij ziet klaar uit zijn ogen...Ik heb hem jammer genoeg niet kunnen vragen of hij nog familie had bij ons, om­dat ik de taal niet sprak en hij het te druk had met bedienen. Daarbij, ik zag dat mijn gestotter hem op de zenuwen werkte, zodat ik niet geïnsisteerd heb...Maar mijn gedacht is die mens waarschijnlijk verre familie van Dis langs de kant van Bompa Petré: misschien zelfs een kozijn van uw vader..."

" Gij tovert zo maar ineens een kozijn uit uwen hoed hé! Hokuspokus, lijk een konijn!”

 " Dat heb ik toch vanaf het begin gezegd! Dat in '14 al de Petré's van Ronse en omliggende samen met Bompa op de vlucht geslagen zijn voor de oprukkende Ulanen. Dat de koster met zijn enige zoon Dis in het veldhospitaal van de Veurnese zwartzusters is blijven hangen om er de gekwetsten te verzor­gen en de rest van de familie waarschijnlijk verder vluchtte naar Noord-Frankrijk...De kinderen van die nonkels en tantes zullen wel allemaal min of meer op den Dis trekken, waarom niet ?"...

 " Tante Jetje, ge slaat ernaar in 't blind: voor mij niet gelaten...Maar zolang ge niet écht hebt bewezen dat er daar een kozze van mijn vader achter de toog stond, blijf ik geloven dat het den Dis zélve was. Daarbij ik voelde dat aan mijn hart!"        

" Och gijsse keikop! Als ge denkt dat ik sta te liegen vraagt het dan aan uw moeder! Of béter nog: aan haar broer, uw nonkel René! Die gaat ge toch zien, bin­nenkort hé, als ge op de "Astrid" begint. Wel vraag het hém: hij heeft Dis gekend van korts na de oorlog, nog vóór uw ma ermee begon te vrijen..."

 Dat die vrijage van Marie met den Dis niet veel had voorgesteld vertelde ze er beter niet bij. En evenmin moest ze die snotter aan de neus hangen wat de buschauffeur haar op de terugreis uit Duinkerke had geopenbaard... Namelijk dat "het spook" dat ze er gezien had niet getrouwd was met de bazin van die speeltuin maar wél met haar zondig samenleefde...En dat het koppel pas sinds begin april die zaak van de brouwerij in beheer had gekregen.

 't Is te zeggen amper twee weken ná de "verdwijning" van Dis... 

 Thuis hadden Moeder en Joseph het avondeten al opgeruimd. Leon deed aan tafel alle moeite om zowel madame Erte als Jetje uit zijn gedachten te verdrijven.

" Naar 't schijnt zijn ze daar weer hard aan 't batteren in Spanje. De rijken op de tennis trekken maar een vuile smoel als ze de gazet zitten te lezen op de gradins. Want naarvol­gens dat ze zeggen zijn de rooi sterk aan 't winnen..."

 Leon toonde een verkreukelde "Le Soir" van 25 juli aan Joseph:  " Hier zie, gij die zo goed Frans kent!"        

Hij had een rotdag achter de rug en omdat hij voorlopig bij niemand zijn verhaal kwijt kon, werkte dit fameus op zijn humeur.

 Dat incident op de tennis, na het vieruurtje, was al een veeg teken aan de wand geweest. Omdat een paar rijke blagen uit pure pesterij de ballen opzettelijk ver in de bosjes ble­ven jassen, hadden hij en zijn collega van de overkant uitein­delijk geweigerd die nog langer te gaan zoeken. Na wat bek­vechten over de taalgrens heen had Leon middels een vulgair teken met de duim laten verstaan dat die snotapen zijn fami­liejuwelen mochten zoenen. Hij werd weliswaar door zijn brood­heren wandelen gestuurd, maar toen die twee àndere ballenra­pers wilden engageren om hun bizar spelletje voort te zetten, weigerden de collega's solidair daarin te trappen. Bij deze overwinning van de plebejers voelde Leon zich als de slaven­held Spartacus, waarover meester Denolf juist vóór de vakan­tie nog had verteld. Al goed dat die pestkoppen van hun ouders - héél onverwacht - openlijk ongelijk kregen, zodat de dorps­jongens na een kwartier terug aan het werk konden...

 's Avonds in de Lac-aux-Dames liep het echter niét zo goed af. Toen hij de badinrichting wou binnengaan deed madame Erte hem vanuit haar glazen kassahokje teken even bij haar te komen. En hij kreeg meteen de volle laag:  waarom hij giste­renavond zo sluiks was gaan lopen inplaats van een boterham te komen eten en te helpen bij het kuisen van de cabines, zoals hij had beloofd ? Wist hij wel dat Olga hem een halfuur lang was gaan zoeken uit angst dat hem een ongeluk was overkomen ? Kon ze dan maar zo weinig op hem rekenen ? En was een belofte voor hem dan geen erezaak meer? En patati en patata!

 Verdorie, die kon nog harder zagen dan zijn moeder! En door heel die resem vragen en verwijten gaf ze hem geen ogenblik kans om deftig te antwoorden! Tot ze even naar adem moest happen als een crawlzwemster op de korte afstand en hij er tussen kon gooien: "Ik heb ruzie gemaakt met een madam!"

 Ze leek plots te verstenen: "Weet gij wel goed wàt ge zegt ?! Gij grijze nietwaard van een wandluis hebt ruzie ge­maakt met mamzèl d'Englebert ?...Ge hebt geen gedacht wié dat is, zeker ?...Wel, dan zal ik het u maar zeggen, onnozelaar! Mamzèl d'Englebert is familie van baron de Forestier, de baas van de tennisclub waar gij bij de gratie gods de ballen in de bostjes moogt gaan zoeken, verstaat ge't ? En die zit in het bestuur van de société de la plage  samen met meneer Schelles, de baas van de Lac-aux-Dames, 't is te zeggen, mijnen baas!! Wiens voeten ik iedere dag aflek omdat ik hier concièrge mag spelen en in die natte kelder wonen die naar de Javel stinkt!! Ver­staat ge't, stommerik ? Met mamzèl d'Englebert maken luizen lijk wij geen ruzie: wij krijgen ruzie van haar en bùkken als ze slaat, verdomme!!"

 God, was dàt mens kwaad! En 't ergste moest nog komen!

 "Als die juffer ooit moest weten dat ik u betaal om de cabines te helpen kuisen, dan vlieg ik hier buiten met mijn huishouden, ook al ware den Briek duizend keer wereldkampioen. Zó gaat dat bij dat volk, vent: zij zijn meester met hun geld en wij tellen voor snot...Ze is hier gisterenavond aan de kassa komen reclameren dat er een voyou in haar cabine was gekropen en dat ze haar portemonnee kwijt is met over de der­tig frank. Agent Marcel Gunst stond erbij, zoals iedere avond als ik mijn kas afsluit, en hij heeft haar klacht genoteerd, willen of niet. Ik heb gezegd dat gij hier enkel 's avonds effekens komt spelen met mijn kinders, maar dat ik u voor de rest niet kende...Misschien loopt het nog goed af, als gij hetzelfde zegt...Maar in elk geval: ge kunt hier niet meer komen! Moesten ze u hier nog zien dan hàng ik!"...

 " Hei! Zijt ge aan 't maffen ?" Joseph gaf hem aan tafel een stomp  in de ribben: " Wat zei je daarjuist ? Dat de rooien in Spanje ferm aan 't winnen zijn ? Vergeet het maar:  hier staat juist dat ze hun asem na twee dagen al schijnen te verliezen." En met de losse pols vertaalde hij: " De bevoorra­ding van het front wordt in gevaar gebracht door Duitse Con­dorvliegers die de bruggen over de Ebro bombarderen. Een muni­tietrein vloog in de lucht nog voor hij het front kon bereiken en blies daarbij heel de stationswijk van Tarragona op. Er zijn zeker honderd onschuldige slachtoffers onder de burgerbe­volking..." Noemt gij dàt winnen ? Daarbij, dat is al zever in pakstjes: in een burgeroorlog zijn er geen onschuldige burgers want die vechten allemaal mee aan d'ene of d'andere kant. En als ze dan een bom op hun kop krijgen moeten ze niet staan blèren, hé. Die gazetten vertellen juist maar wat ze kwijt willen!"                 

"Ik heb mijn ontslag gekregen..." Leon kon het niet langer zwijgen, maar niemand scheen naar hem te luisteren

"Er is maar op één zaak dat ge kunt vertrouwen van al wat ze schrijven", zei Joseph: "Da's d' uitslag van de Tour de France. Als ze hem geen steen op z'n kop smijten wint Bartali, dit jaar...De lieveling van de Duce, lijk ze zeggen..."

“Wat zegt ge daar van ontslag ?" Marie schoot wakker.

" UITslag! " verbeterde Joseph geîrriteerd.

" ONTslag verdomme! Madam Erte zwiert mij buiten!

" Ach dààr, in de Lac! Ik dacht al: buiten op de ten­nis...Was me dàt verschieten!"

" Maar Moeder, ik zijn verdikke mijn lief kwijt! Verstaat ge dat niet ?! Gij met uwen tennis! Dat had ik toch moeten laten schieten als ik volgende week op de Astrid kan beginnen...Maar als ik niet meer mag gaan kuisen..."

Marie vroeg zelfs niet naar het waarom. Nog vóór ze het verlies van een lief kon afwegen tegen die vier frank die het kuisen van de cabines opbracht zat Joseph al hardop het klas­sement van de Tour uit te pluizen.

<p class="MsoNormal" style="margin-left: 42.55pt; text-align: ju
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
21-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 43
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A26  VENTEN ONDEREEN.

                  

                            Westende, 23 juli '38.        

   Een zonsondergang wordt wel gelijktijdig door miljoenen mensen bekeken, maar weekt niet overal dezelfde gevoelens los. In de Ebro-vallei poogde een lijkbleke Kameraad-Luitenant Rodrigo met zijn laatste starre blik op de rosgloeiende heuvels een troostend souvenir te bewaren voor zijn aanstaande reis naar het rode walhalla van de proletariërs. Op juist ditzelfde ogenblik genoten in Westende de vele romantische wande­laars langs de dijk van de warmpurperen avondschemer die onmerkbaar traag over de felrode streep aan de westerkim de zee ingleed. En toen even later de woedende Russische S.I.M.officier Amalia achter de geitenstal met drie kogels tussen de ogen van haar paniek verloste, floepte ook in het zwembad van de "Lac aux Dames" de onderwaterverlichting uit...Tweemaal het einde van een zware dag, maar voor de laatste zwemmers in het opale water enkel een discreet teken dat de redder het voor vandaag welletjes vond.

   In het sfeervol verlichte restaurant onder de zwemkom leidde de gepommadeerde Italiaanse maitre d'hotel zijn eerste elegante gasten naar hun tafeltje terwijl het kleurige strijkje pseudo- zigeuners met lange valse tremolo's "Otchi Chornyye, oder Schwarze Augen" inzette. Deze onverslijtbare weemoedige poesta-ballade "deed" het bij de sjieke dames nog steeds. Het leverde de vleierige violist een eerste oogcontact op met zijn diep-gedécolleteerde melkkoeien, die telkens beaat glimlachend dankten voor zijn kruiperige muzikale attenties. Als hij straks,moegespeeld, tegen middernacht met een laatste csardas zijn rondgang tussen de tafeltjes ging afwer­ken, zou- den de giechelende dames, half tipsy, hun galante cava­liers wel aanporren een bankje achter de rode buiksjaal van "el maestro" te schuiven. Volgens alle Hollywoodfilms was deze manier van 'tippen' in betere Hongaarse kringen gebruikelijk...

   Buiten, in de kuip tussen het restaurant en de badcabi­nes, staakten de vier spelende kinderen op slag hun uitbundig setje handkaatsen-met-de-tennisbal-over-het-volleynet. Voor hen was het opzwepende "Schwarze Augen" iedere avond het sein nog rap als dessert een zoete boterham te gaan eten vooraleer aan de schoonmaak van de kleed-hokjes te beginnen. Als door een wesp gestoken zetten de twee broers samen een spurt in naar de kelderkeuken onder de betonnen zwemkom waar moeder Erte als naar gewoonte vijf grote koffiekommen had volgeschonken. Zoals altijd won Roland, de oudste, de sprint en kreeg weer van zijn broertje Robert huilerig de volle laag wegens onfair truitje-trek in de boch­ten...

   Leon en zijn Olgatje waren blijkbaar minder uitgehong­erd. Ze drentelden traag achterop, volop profiterend van deze korte momenten zonder chaperon om eindelijk stevig hand in hand van elkaars lijfelijke warmte te genieten. Hij voelde tijdens die goddelijke dertig seconden langs haar ineengestrengelde zweetvingertjes zijn ribbenkas vollopen met een stroom gelukzaligheid, juist voldoende om er het volgende etmaal mee te overleven... Als het hem eerst maar eens wou lukken voldoende frisse adem binnen te halen om het bonken van zijn hart te stillen!

   Deze avond nam hij het vaste besluit om bij de eerstvolgende afspraak met haar, om samen gras te trekken voor de konijnen, boter bij de vis te eisen: een zoentje op de mond was toch niet teveel gevraagd, zeker! Ze liepen beiden op hun dertien en 'vreeën' nu tenslot­te al bijna drie maanden! Drie maanden zeg ! 't Werd hoogtijd om zijn  kaarten op tafel te smijten, hé !

   De jongens zaten al aan tafel gulzig te soppen toen de twee verliefde kalveren met een rode kop als op een wolkje de keldertrap afdaalden. Yvonne Erte stond monkelend rechtop naast de buffetkast: een stevige mooie vrouw, zongetaand en stralend van gezondheid. In haar jeugdjaren had ze veel aan kampioenzwemmen gedaan en daarbij ook haar man Alberic aan de haak geslagen.

   “ "Wel, zijt ge onderweg soms gestrunkeld?!"

   Ze kon het niet laten haar schijnheilig dochtertje met die geile aanbid­der even te plagen. Maar zonder hun antwoord af te wachten spiesde ze het grote ronde boerenbrood tussen haar borsten en sneed er met een vervaarlijk mes in drie-vier halen een paar dikke boterhammen af. Leon haatte die zure rabarberjam waar de Ertes schijnbaar verzot op waren, maar gaf manmoedig geen krimp omdat Olgatje verzekerd had dat het "vanbinnen alles opkuiste"...Dat was nu wel niet onmiddellijk zijn voornaamste zorg, maar enfin...

   Olga stak het vuur aan de lont: "Leon gaat morgen wél met de knechtjesschool naar de inhuldiging van het nieuwe Albert-monu­ment in Nieuwpoort: de twee hoogste klassen van meester Denolf, juist zoals wij met Soeur Angelique. Robert heeft gelo­gen met te beweren dat hij niet moest gaan! "

   "Hé ,zotte trien! Ik heb niet gezegd dat ik niet moést gaan!" stoof die verontwaardigd op. "Maar dat ik niet ging omdat ik het laatste jaar uit heb en dat het nu grote vakantie is. Voor mij is de school gedaan, amen en uit! Meester Denolf heeft aan mij niets meer te commanderen! "

   " En voor ons is het geen vakantie, zeker, voor ik en Leon? Waarom zouden wij dan wél gaan, in plaats van hier in 't water te spelen?!"

   " Omdat, stomme geit, gij nà de vakantie een heel jaar bij Soeur Angelique voor straf kunt kruiskessteken als ge niet naar de inhuldiging zoudt gaan, dààrom!  En voor Leon van 't zelfde!"

   " Zeg, gaat het zo een beetje? " wierp ma Erte er tus­sen. "Daarbij 't zal Leon deugd doen te leren crocheteren! " (Leon lachte wat zuur met de hoop mee)"Om de visnetten te repareren, meende ik...En 't is niet iedere dag dat ge de koning van zo dichtbij zult zien passeren in zijn gouden koets..."

   " Koning Albert? Is die niet dood? " vroeg Robert.

   " Vaneigens, stommen uil! " spotte Leon: "Ge hebt weer liggen slapen in de klas, zeker? 't Is zijn zoon prins Leopold, de nieuwe koning, die misschien komt. Maar dat is nog niet zeker. Koningin Elisabeth, dié zal er zeker zijn, volgens de meester."    

   " Dat is de vrouw van Leopold, hé..."

  " Krijgt nu verdikke de colique! " riep Leon vertwijfeld: "Dat was Astrid, snul! Maar die is met den ottoo tegen een boom gekletst. Elisa­beth was infirmière, samen met haar vent Albert in den oorlog!"

  "Ferme infirmière, zeg! Die nog geen auto- accident kan bemeesteren! "

   Voor het verder uit de hand liep, merkte ma Erte rap op dat Leon door die schone inhuldiging dan waarschijnlijk 's namiddags de tennis zou moeten mis­sen.

   " 't School heeft gezegd dat de kinderen pas tegen de tweeën terug thuis zouden zijn en ze dus een boterham mee moeten nemen. Maar tegen 's avonds komt ge toch mee helpen de cabines kuisen, hé Leon? "

   Deed zijn Olgatje daar een geheim teken door haar lipjes af te likken, of was het enkel een gulzig vissen naar die druppel jam onder haar neus? Zat zij voor morgenavond zoete plannen uit te broeden of gewoon wat rare snuiten te trekken?

   Hij voelde dat, tegen dat het binnenkort tot zoenen en wrijven zou komen, hij zich dringend moest laten inwijden in de ge­heimtaal van de Liefde. Vraag was: door wié?? Jetje? Maar die had nog nooit een vrijer gehad...

   " Leon?!" Hij schrok op: " Heu...ja-ja vaneigens madam Erte: morgenavond kuisen!" Een belofte die hij zich nog zeer zou beklagen...

    Toen ze allen ver uitgesopt waren, viel plots Briek binnen: uitzonderlijk vroeg, want meestal werkte hij aan zijn pompinstallaties door tijdens het avondbrood van de kinderen. Dit was sinds de aard­beving de eerste maal dat Leon hem van zo dichtbij ontmoette: een kwieke gespierde atleet, geen gram vet aan zijn bruinver­brande lijf. Daarbij sportief gekleed in een lange flanellen flodderbroek met hoge taille, een singlet met het logo van de Lac-aux-Dames op de borst en een witte wollen cardigan los over de blote schouders geknoopt. Kortom, een knappe man, maar toch een halve kop kleiner dan zijn Yvonne die hem daarom altijd wat moederlijk "haar Boontje" noemde...

   Briek zuchtte :" Rina Ketty die vanavond moest optreden heeft laten afzeggen: een valling op de stembanden naar 't schijnt. Vaneigens wel wat laat natuurlijk: de baas zal last hebben om op die paar uur nog een vervangster te vinden. Lucienne Boyer misschien, die in het Westend-Palace logeert: mogelijk dat die even acte de présence wil komen doen en een liedje zingen om de klanten te kalmeren. Anders hang ik er weer aan om heel de avond in 't aquarium m'n clownestreken op te voeren. Verdomme, met die kakwijven hebt ge toch altijd niks dan last! "

   De kinderen proestten het uit, maar Yvonne kon die slip­per niet over haar kant laten gaan: " Zeg Boontje: beetje manieren hé! Kakmadammen zal ook wel gaan zeker! "

   Briek gebaarde het niet te horen en deed of hij nu pas de chérie van zijn dochtertje zag zitten: " Ha, Leon, weeral stevig op post? Gij laat niet af, hé vent! En heu...gaat het zo'n beetje? "

   Wat dat ook mocht betekenen...Ondanks de verholen spot fleurde Leon toch op: de vader van Olgatje kénde zijn naam!

   “" Merci Meneer Erte, heel goed...En met u vansgelijken hé!" Als wederwoord geen echte billenkletser maar toch niet slecht gescheten voor een jonge duif, vond Leon, al zei hij het zelf...

  " Ja-ja, vansgelijken hé... incasseerde Briek. Hij was nooit erg ad rem geweest ook al deed hij nog zo zijn best om leuk uit de hoek te komen: " En heu...wat ik vragen wilde, nu dat ge hier toch mijn schapraai plundert: Wat doet uw vader feitelijk voor de kost? " Doet, in de onvoltooid tegenwoordige tijd!

  Tableau, Margot!! Heel het gezelschap versteef op slag in een ijselijke stilte en Leon zocht met een rode kop wanho­pig naar een humoristische compilatie van cafébaas, hoerenlo­per, echtelijke deserteur en tettezot...

   “"Zijn papa is juist gestorven deze winter, door dat ongeluk met die obussen in de duinen." Duidelijk verongelijkt speelde zijn Olgatje moedig voor reddende engel:" Ik heb dat al verteld maar ge luistert nooit! "

   " Ach ja... Obussen in de duinen, hé... En nooit niks meer van gehoord? " Wéér een flater, maar hij herpakte zich vlug: "Ik bedoel, niet van uw papa natuurlijk maar heu...van het onderzoek?" Oef! Aan zijn matrimoniale donderwolk naast het buffet zag hij dat hij voor de rest van de avond beter zijn stomme klep kon houden!

   Leon voelde overduidelijk dat de Ertes allemaal op de hoogte waren van de dorpsgeruchten dat Dis naar Frankrijk gevlucht was met zijn maitresse. En alhoewel hijzelf sinds de schoolreis door deze overtuiging geobsedeerd werd kon hij daar onmogelijk ten overstaan van vreemden mee instemmen. Dis was dood en begraven, en daarmee uit! Wie daar schuld aan had moesten de gendarmen maar uitzoeken.

   " Dat onderzoek? " hoorde hij zichzelf zeggen: "dat kan nog lang aanslepen: de garde zit daartussen...En vooral zotte Steiner, de rooi schoenlapper...Maar die is over de schreef geritst, zeggen ze: naar Frankrijk..."

   Weer bracht Olgatje de redding: " En later gaat Leon kapitein worden op een echte boot! "

   " Een mosselschuit, zeker! " sneerde Roland die voor een zakcent in de leer was als loodgieter bij zijn vader en de flinke verdiensten in de zeevisserij niet goed kon verkroppen.

   " Gij jaloerserik!  Een grote vissersboot, hé Leon,  met twee masten! En een dezielmoteur zo groot als de tafel hier zie! " Olgatje wilde de man van haar leven niet zomaar laten kleineren door die puist van een broer, ook al had ze dan wat last om al die technische namen te onthouden die Leon voortdurend spuide.

   Tijd voor Leon om zelf het roer over te nemen: " De Astrid een mosselschuit? ! Met een moteur ‘Diézelle’ van bij de twee liter? Plus een vlotlijn van bijna twaalf meter lang? Ventje, die zou naar Ijsland kunnen varen als het moest! " Een beetje overdrijven kon geen kwaad: "En als ik mijn kappersbrevet heb, mag ik die boot overkopen van de schipper...in termijnen."

   " Als-als! " Robert moest wegens zijn buis op het ko­ningshuis ook dringend een duit in 't zakje doen: " Dat kan nog twintig jaar duren! En ge moet beginnen als scheepsjongen met het kuisen van de gemakken! "

   Leon snoof verachtelijk: " Och zwijgt zot! Aan boord zijn geen gemakken!  Wij kakken over de kant, lijk venten ondereen! "

   Yvonne Erte vond deze voorlichting nu ruim voldoende: " Vooruit,  begint maar rap te kuisen! En ziet dat ge gedaan hebt vooraleer Lucienne Boyer in de bar begint te zingen! "

   Die nacht, vooraleer Yvonne Erte zelf in bed begon te zingen, fluisterde Briek haar in 't oor: " Die laatste vondst van uw dochter ziet er mij nogal een ruigen uit! Kakken over boord lijk venten ondereen! Ha-ha!" Een vuil woord doet soms wonderen na een uitputtende avond clown spelen onder water...

   " Ze is in elk geval beter van tong dan haar vader!       

   " Aan mijn tong mankeert niks!  Wedden? "

   " Och zot!. ..Al goed dat gij het niet van uw kop moet hebben, hé Boontje!  Aan dat ventje vragen ‘Wat-doet-uw-pa-voor-de-kost’ als die arme mens al maanden dood is!  Slim hé Casanova! "

   " 'k Heb anders in 't dorp horen zeggen dat die arme mens voor 't ogenblik ligt te vogelen met een ferm mokkel aan de kanten van Duinkerke..."

   " Och m’n klein boontje, zwijgt en doet voort!  Denkt maar straf dat gij ook in Duinkerke ligt bij een ferm mokkel, dan komt er misschien nog iets van, dezen avond! "

  

Ook de jongens konden door de warmte op hun scheerzolder maar moeilijk de slaap vatten.

   " Hebt ge nog iets gedaan met Nadine? "

   Zoals iedere avond maakten ze fluisterend en proestend een stand van zaken op over hun vorderingen bij de mokkels, waarbij ze nogal mak­kelijk hun wensen voor waarheid verkondigden... Dat ze een beetje overdreven hoorde nu eenmaal bij het spel: dat werd door de toehoorder zelfs verwacht. Want beiden wisten ze dat er wat zout bij de aardappelen moest om niet te vlug in slaap te vallen.

   " Ik bij haar? Dat ziet ge van hier! Ze staat voor mij nu al zo zot als een achterdeur!. ..Moest ik haar niet wat tegenhouden, ze zou mij verdomme helemààl opvrijen... Tiens, zie, vandaag had ze weer iets nieuws uitgevonden:  iedere keer dat ik haar in de garage een bierbak aangaf nam ze die aan óp m'n handen..."                       

" Hoezo, óp uw handen? "

   " Wel ja, ik pak een bak aan de korte kanten vast en normaal zou zij die moeten overnemen aan de lange kanten, maar ze legt haar handjes over de mijn, verstaat ge '’t, Puist! En als ik me niet zou loswringen, stonden we daar nog zo!"

   ” Wat wil ze daarmee zeggen? " vroeg Leon gretig. Voor hem bestond het flirten uit een aaneenschakeling van geheime tekens die hij, gezien de omstandigheden, dringend onder de knie wenste te krijgen! Want stel je maar eens voor dat zijn Olgatje een discreet seintje uitzond dat hij niet kon ontcij­feren of - erger nog - niet eens op zou vangen!

   " Als ze uw hand vastpakken en niet meer willen lossen?! Verstaat ge dat niet, Kwibus? Dat is gelijk twee honden die aaneen hangen, hé! "...

   " Da's verdomd nogal straffe toebak, hé..." overwoog Leon, dan moet die Nadine toch wel érg zot zijn van Joseph, om zoiets te doen...En om niet achter te blijven, fluisterde hij: " Olga heeft met mij ook iets aardig gedaan,  maar 'k zeg het niet..."         

   " Dan moet ge d'er niet over beginnen, hein Puist! " Stilte op alle banken...

   " G'hebt het toch overleefd, hé!  Dan zal 't wel zo erg niet geweest zijn..." viste Joseph achteloos.     

   " Wel heu...,toen we gisteren dezelfde rij cabines aan 't kuisen waren, heeft ze een vuil mop verteld! " Hij merkte met voldoening hoe Joseph naast hem verstijfde.

   " Een vuil mop!!!" Dat meisjes onderling zoiets zouden doen, tot dààr toe. De jongens deden dat tenslotte ook, de rode koppen dicht bijeen. Maar nooit als hun lief het kon horen: dat stond gelijk met heiligschennis. Een zuivere meis­jesziel mocht je met dergelijke praat niet besmeuren: veel kans zelfs dat ze de dubbel-zinnigheden tóch niet verstond...Of bewéérde niet te verstaan, om beter de onschuldige maagd te kunnen uithangen, hé! Want het begon bij Joseph en Leon zo langzamerhand door te dringen dat meisjes-in-'t-algemeen ook een flink stukje komedie konden spelen, om niet te zeggen: de jongens graag voor de gek hielden!  Die geiten begrepen zogenaamd nóóit de clou van een vuile mop! En om, tegen die gespeelde onschuld in, moeizaam met hand en tand te moeten uitleggen wat jongens onder elkaar met zo'n voos vertelsel deed brullen van 't lachen, was nogal pijnlijk én idioot. Vooral als de verras­sing de mist in ging omdat ze 't na de tweede herhaling nóg niet gesnapt had!

   Dat Olga nu uit haar eigen een smerige bak verteld zou hebben aan haar "vrijer", pakte toch even op de adem.     

   " Wat voor vuil mop? " De expert wilde er het fijne van weten. Leon genoot nog even van broers schunnige aandrang.           

   " Wel, ze zei zo: weet ge het verschil tussen een watervliegtuig en een boerenmeid..."

   " Dat is geen mop, dat is een graadseltje!"

   " Neen-neen, wacht maar, ge zult wel zien!   Ik zei dus dat ik het niet wist en dan zei ze zo: " Wel, een watervlieg­tuig landt op het water en de boerenmeid piest op het land!"

   " Piest? Heeft ze gezegd piest? ". ..

  " Nee, ze zei watert, maar ze bedoelde pissen! Wat zou ze daarmee willen zeggen? "

   Joseph liet een wanhopige diepe zucht: " Och godverdomse kloot! " en draaide zich ontmoedigd op zijn andere zijde.            

   " Ge hebt de mop niet verstaan, hé! " Meer dan een beledigd nastampen zat er voor vanavond niet in.

   Dat 'och godverdomse kloot' van zijn broer vrat heel de nacht aan zijn viriele zelfzekerheid het goed te doen bij zijn lief. Inderdaad, wie weet wat Olgatje daarmee bedoeld kon hebben...Hij had nu wel Joseph uitgelachen de mop van die piesende boerenmeid niet te verstaan, maar misschien was hijzélf wel de stomste clown in heel dit liefdescircus!... Verdomme, die vrouwen! Waarom konden  die niet eens gewoon zeggen wat ze wilden of graag zouden doen! Dat belachelijke gedoe om altijd in raadsels te spreken of geheime tekens te geven...

   Maar hoe hij het ook hààtte, vroeg of laat zou hij het tóch moeten leren. Tot nu toe had hij gehoopt dat Joseph hem wel zou inwijden. Maar die pretentieuze zot deed niets dan hem uitlachen en dat moest nu maar eens gedaan zijn!. ..Vraag bleef natuurlijk bij wie hij dan wél in de leer kon gaan...Toch Jetje proberen?...

  

    Bij het volgende vieruurtje rolde de vraag als vanzelf van zijn tong: " Tante Jetje, wat zoudt gij doen om aan een lief te geraken? " Hij speurde strak met een rode kop in zijn tas zwarte koffie en merkte dus niet dat zij op slag versteef. Maar toen hij geen antwoord kreeg wierp hij haar een sluikse blik toe, recht in haar kille ogen en schrok van zijn eigen tactloze brutaliteit. Beschaamd stotterde hij: " Ik wil zeggen hé...moest gij een jongen zijn...Wat voor geheime tekens...hoe kan ik die verstaan. Stelt dat een meisje mij iets wil zeggen zonder woorden... Of ik tegen haar...over gaarne zien en zo..."

   Langzaam verzachtten de trekken rond haar mond tot een ironische glimlach: " Zo twee vingers in je neusgaten steken en onderwijl aan een oor trekken, is 't dàt wat ge wilt weten?... Of scheel zien en met één hand op je kop kloppen en onderwijl met d'ander over uwen buik draaien, hé?. ..Als ze dàt doet is het de moment van te gaan lopen, man! " Ze proestte het uit, maar kalmeerde vlug toen ze hem niet meekreeg.

   Met een theatrale diepe zucht schoof ze een stoel bij en ging gemakkelijk wijdbeens voor hem zitten: " Ja het vrouwvolk hé! Met al hun streken die ge niet verstaat! ...Maar ik dacht dat ge al een lief hàd? Is 't àf? "

   " Bijlange niet! Maar ze doet geheime tekens of gebruikt scheve woorden waarvan ik niet weet wat ze willen zeggen...Ziet dat ze ietwat van mij verwacht en dat ik haar in de kou laat staan..."

   " Ja, " mijmerde Jetje, " in de kou staan is niet plezant..." Maar vlug gooide ze het over een àndere boeg:  " De taal van de liefde, hé vent?. ..Niet gemakkelijk, gelooft me vrij! "

   " Maar kunt ge mij niet een paar trucjes tonen, om te beginnen?  Dat ik voort kan, en de rest làter leren? "

   Ze lachte: " Losse trucjes? Ik weet niet, dat hangt al aaneen...Alles zit in d'ogen, de manier van haar blik te vangen en vast te houden... Nadien een vraag op uw wezen leggen, ge weet wel: zo'n smekende blik...Of een kleine knik van het hoofd: ja, nee, of volgt mij, komt ge mee naar buiten... Ge kunt zoveel zeggen met uw wezen zonder luidop te spreken. En als het tegen slaat heeft niemand het gehoord om u uit te lachen... Want dààr moet ge vooral op letten, dat die geheime tekens over en weer door niemand ànders van 't gezelschap worden opgevangen..."

   " Nogal moeilijk hé, als ik daar open en bloot in haar gezicht staan toeten te trekken!"

    " Ten eerste doet ge dat niet open en bloot in haar gezicht, maar in de spiegel, hé stommerik! Waarom denkt ge dat in de café's rondom rond spiegels tegen de muur hangen?! Langs daar kunt ge naar iemand ànders zien zonder in zijn directie te schouwen, verstaat ge? Ge vist achter haren blik, en als ze opziet kijkt ge rap in een àndere hoek. Den truc is iets te laat weg te zien, zodat ze weet dat gij naar hààr hebt geschouwd... Ge doet dat zo twee keren en als ze nadien naar u blijft kijken weet ge dat ge beet hebt. Ge doet zo nog wat tekens met uw wezen, nog altijd in de spiegel, een oogknip of zo... En als ge haar ziet lachen weet ge dat ze goesting heeft voor een babbeltje. Maar als ze daarentegen geaffronteerd doet, gebaart ge dat er een stoftje in uw oog zat en laat haar stikken, zo simpel is dat."

   " Maar tante Jetje, ik héb al een lief! Maar 't zijn die geheime tekens van 't vrouwvolk die mij interesseren! "

   " Als ge al een lief hebt bestaan er geen geheimen. Dan moet ge met elkaar klappen en eerlijk zeggen wat er scheelt. Tenzij er vreemd volk omtrent staat die het niet mogen horen : dan kunnen ze langs de spiegel wel eens teken doen. Zo van : drie keer aan uw oor trekken wil zeggen " Ik heb goesting om weg te gaan ; gaat ge niet mee buiten ?" Of als het meestje voor de spiegel haar lippen schildert en onderwijl zijn blik gevangen houdt, dan zou

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
21-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
20-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 42
Klik op de afbeelding om de link te volgen

"VUUR !!"...

Aan de sluimerige siësta, waarin hun frontsector de laatste weken was weggedoezeld leek langzaamaan een eind te komen. Meer en meer verbraken het geratel van een mitrailleur en soms ook een korte kanonnade in de verte het dreinend getjilp van het onzichtbare leger krekels om hen heen. De zon brandde vanaf de vroege voormiddag ongenadig op hun verdorde heuvel en als al eens een wind opstak dreef die in plaats van frisse lucht slechts bruine stofwolken onder de tentzeiltjes. Enkel de moerbeiboom naast de hut gaf voldoende schaduw om te schuilen en alwie niét van wacht was in de loopgraaf zocht dan ook haastig wat bescherming onder het brede donkergroene loverdak. Want tot overmaat van ramp dreigde de bron in het dal droog te vallen en werd het water streng gerantsoeneerd.       

Overdag trachtten ze zo weinig mogelijk te bewegen en al het zware werk werd verschoven naar de vooravond. Dan vertrokken twee secties naar het achterland om de Amerikanen te helpen hun boten naar de frontlijn te dragen want de vrachtwagens waagden zich met deze topzware lading niet op het smalle bergpad.Met z'n twintigen droegen ze per nacht slecht één bootje de drie heuvelruggen over, van de steenweg op Torre del Espagnol tot de diepe begroeide kloof die rechtstreeks op de stroom uitmondde en hun stelling van het tweede peloton scheidde.

Enkel overdag, tijdens de siësta onder de moerbeiboom, kwamen Amalia, Consuela en in mindere mate Rodrigo nog eens ter sprake, ondanks het opgelegde spreekverbod. En door alle eindjes aan elkaar te knopen kreeg Steiner toch een ànder beeld van beide vrouwen. Zo zouden de Franquisten hen tot het spioneren gedwongen hebben door hun dochters te gijzelen..." Dochters?! "                

Jean knikte: " Ze hebben alle twee een grote dochter, of hàdden die tenminste toen de oorlog uitbrak. Ik heb je destijds verteld dat ze voor het eerste offensief van Franco langs de Portugese grens zijn weggevlucht. Dat is juist, maar verder dan de grote grensstad Bajados zijn ze naar het schijnt niet geraakt. En toen de fascisten aan het "zuiveren" sloegen en de halve stad uitmoordden, hebben die twee zich op één of andere manier kunnen vrijpleiten, vraag me niet hoé...Ook hun dochters werden gespaard, maar enkel op voorwaarde dat de vrouwen voor de Franquisten zouden spioneren. Toen ze de vrouwen verder naar republikeins gebied lieten vluchten, hielden ze de dochters in gijzeling achter..."                     

Dat maakte heel het verhaal al wat geloofwaardiger. Ondanks dàt bleven er toch nog velen twijfelen aan de schuld van de twee vrouwen die hen zo lang aan de boezem hadden gedrukt. Want iedereen wist dat de leiding nooit verlegen zat met een leugentje om bestwil...

Maar op 23 juli kwam bruusk een eind aan hun wekenlange siësta toen tegen de avond twee auto's een rosse stofwolk over het bergpad trokken en kort daarna het kampement binnenstoven. Een paar man van de S.I.M. stapten uit en duwden eerst Rodrigo en nadien Amalia de hut in. Slechts enkele soldaten die onder de moerbeiboom lagen te rusten hadden de scène werkelijk gezien maar vijf minuten later gonsde de stelling van de wildste geruchten. Bij beiden waren de handen op de rug gebonden en hun gezicht zou er lelijk toegetakeld hebben uitgezien. Dat Consuela er niet bij was werd onder de mannen eerst als een goed teken gezien, tot er één de veronderstelling opperde dat zij de "Quéstiòn" waarschijnlijk niet overleefd had... Iedereen wist dat de S.I.M. er bij de ondervragingen met vuile voeten door ging maar daar werd nooit hardop over gesproken om het lot niet uit te dagen. Tenslotte nam deze politiedienst zogenaamd enkel de vijanden van de republiek onder handen. Zogenaamd, want sinds ze een jaar geleden hun jacht op de leden van de P.O.U.M. hadden ingezet werd nogal kwistig met het gevreesde etiket "handlanger van het fascisme" omgesprongen en breed in eigen rangen gesabeld...     

Toen een uur later verzamelen werd gefloten stond het peloton dan ook in recordtijd vóór de hut opgesteld. Uit elke sectie moesten twee mannen uit de rangen treden. De paniek sloeg Steiner om het hart toen hij de eerste-sergeant zijn naam hoorde afroepen. Hadden ze dan tóch het incident met zijn deken op de waslijn van Consuela achterhaald? Met knikkende knieën liet hij zich in de rij van de acht "uitverkorenen" opstellen. Ze moesten om beurt hun geweer aan de eerste-sergeant afgeven die het met een verbeten gezicht grondig inspecteerde, vervolgens bij elkeen een kogel in de kamer stak, de grendel dichtramde en terug in hun trillende handen duwde.       

In een waas zag Steiner Marco bukkend uit de hut komen met een blad in de handen. Van de hortende voorlezing van het vonnis begreep hij enkel dat de krijgsraad ten velde Amalia wegens spionage en Rodrigo wegens schuldige nalatigheid veroordeeld had tot de dood met de kogel, terechtstelling uit te voeren door eigen troepen... Over Consuela geen woord...

Toen stapte Rodrigo buiten, rechtop maar zo bleek als een doek, ondanks de zachtrose schijn van de warme zomeravond. De S.I.M-officier, die Steiner herkende van het eerste bezoek veertien dagen geleden, hield de veroordeelde stevig bij de arm. De handen waren inderdaad op de rug gebonden, zag hij en het opengescheurde hemd ontblootte een zwaar behaarde borst. Een gemompel voer door de gelederen van het peloton achter hem. Hun oud-commandant ging zelf voor de muur van de hut staan, star voor zich uit starend in de ondergaande zon terwijl de eerste-sergeant de vier schutters voor hem opstelde. De rest verliep in een flits, maar Steiner durfde niet te kijken. Hij hoorde enkel Marco bevelen "geeft acht! ", "leg aan! " en toen de schorre uitroep van Rodrigo:” Camarades, visez le coeur! "

Na het bevel "Feu! " en de knallende schoten durfde hij de ogen weer te openen: twee mannen van de S.I.M. grepen het ineen gezakte lijk bij de kraag en sleepten het achter de hoek van de hut. Terwijl de knal van het genadeschot nog tussen de heuvels nagalmde werd Amalia buitengeleid, een zwarte blinddoek voor de ogen...       

 Later herinnerde hij zich enkel dat ze met haar blote voeten in de bloedplas van Rodrigo had gestaan en op de gis een fluim naar de schutters vóór haar had gespuwd...En dat haar slechts één kogel in de dij had getroffen omdat zijn drie metgezellen waarschijnlijk net zoals hijzelf blind hadden geschoten. Ze had nog één ogenblik kermend tegen de muur gelegen vóór de S.I.M-officier haar razend kwaad met zijn revolver drie kogels door het hoofd joeg.

Toen had Steiner zijn geweer laten vallen en op zijn knieën liggend zijn schrale middagmaal uitgekotst.

Diezelfde nacht trokken de Amerikanen van de "Lincoln" in alle stilte door hun stelling en voeren met hun roeibootjes naar de overkant, zonder dat ook maar één schot werd gelost. Maar tegen dageraad brak de hel los, juist op het ogenblik dat Steiner met zijn peloton in de broze scheepjes midden op de stroom de andere oever trachtte te bereiken. Jean lag op de natte bodem naast hem hardop te bidden als een kwijlende kwezel: " Sainte Marie, mère de Dieu, priez pour nous, pauvres pécheurs, maintenant et dans l'heure de notre mort "...

Het vreselijke Ebro-offensief was begonnen ...

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
20-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!