A27 HET ONTSLAG.
Westende, 26 juli 1938.
De langverwachte inhuldiging van het Albertmonument aan de Ijzer was voor de kinderen een reuze flop geworden. Daar zat natuurlijk de lange wandeling heen en terug van de school naar de Langebrug voor veel tussen. En ook de steeds harder kwellende honger en de dorst naargelang de plechtigheid vorderde. Maar dat ze koning noch prins gezien hadden en ook geen gouden koets was wel de zwaarste domper op de feestvreugde.
Meester Denolf had zijn - inderdaad zeer onvolledige - klassen op de stoeprand uitgelijnd met streng verbod ook maar één pasje vooruit te stappen, kwestie niet overreden te worden.
Maar toen de lange colonne zwarte koetsen en open auto's voorbij reed drongen de grote mensen vanachter de haag schoolkinderen naar voor om luidkeels "vive le roi" te schreeuwen, ook al bleek het achteraf slechts om de mindere goden te gaan.
Op den duur liep het daar vol generaals en oud-strijders met om ter meeste decoraties op de borst, vergezeld van hoge pieten in zwarte frak en blinkende buishoed met gekleurde sjerpen op de buik. Ook een militaire muziekkapel van wel honderd man met hoge berenmutsen en gouden toeters in alle maten marcheerde achter een reusachtige geitenbok vlak voor hun neus voorbij...Wel jammer dat ze pas een heel eind verderop in gang schoten...Het triestigste daarentegen vond Leon dat de mensen meester Denolf joelend uitlachten toen deze hen terug achter de haag scholieren trachtte te krijgen...Dat voelde de kleine als een persoonlijk affront aan! Toch was hij wel wat kwaad dat de meester hem met zijn Jongdinaso-uniform op de tweede rij had weggestoken, en dan nog àchter de welpen van VVKS-Sint Laurentius en de kajotters...Moest hij verdikke dààr voor vanmorgen een halfuur aan zijn bottines staan blinken ?!
In de loop van de namiddag ging hij nog wel naar het tennis maar zoals verwacht waren de plaatsjes van ballen-raper al opgedeeld en kwam hij niet meer aan de bak. Dus ging hij maar wat tussen de bosjes zitten kijken tot het tijd zou worden voor de Lac-aux-Dames.
Het spel op de courts kon hem maar weinig boeien: veel knoeiers die houterig heen en weer hotsten, wild naar de bal mepten en de ballenrapers als vuilmeid behandelden. Hij kon er hoe langer hoe minder mee om.
Deze morgen zou hij hier juist aan zijn vijfde week beginnen: dan nog vier dagen te gaan en het zat erop: niks te vroeg...Niet omdat de verdiensten ondermaats zouden zijn gebleven: hij had er integendeel een mooie duit aan overgehouden. Want buiten die twintig percent die zijn moeder hem zo gul schonk, had hij haar 's avonds nooit méér dan elf-twaalf frank getoond en wat hij daar bóven ophaalde gewoon in eigen broekzak gestoken...Of iets beter gezegd: weggeborgen in zijn geheime spaarpot onder de vloer van de konijnenhokken in de abri. Ze moest tenslotte niet àlles weten...
Neen, wat hem vooral bij het ballenrapen tegenstak was dat hautain gedoe van die tennisspelers - en dan vooral van hun snotjong - die hen behandelden als stront. Velen maakten er bovendien een gewoonte van de ballenrapers na de match de muntstukjes toe te werpen, net als hapjes voor de hond! Soms waren er zelfs slechte verliezers bij die het veld zouden durven verlaten zónder betalen! Maar dààr hadden ze vlug iets op gevonden: gewoon hardop en met veel misbaar hun fooi vragen en die wrekken voor schut zetten bij de andere spelers! Ook al kwam dat in feite neer op bédelen voor je eerlijk verdiende geld...
Het was echter vooral het vooruitzicht de volgende week aan zijn stage als scheepsjongen op de "Astrid" te kunnen beginnen dat hem zo naar het einde van de vernederende beproeving van het ballenrapen deed smachten... Verdomme: éindelijk dat wiegende dek onder zijn klompen voelen en gerespecteerd worden voor het mannenwerk dat hij verzette! En zijn kleren vuil mogen maken zonder gezaag van zijn moeder! Met daar bovenop nog een loon dat tenminste in verhouding stond tot zijn kunnen! Tijdens zijn stage kreeg hij nog maar anderhalve frank per uur plus een zooitje vis voor thuis. Maar als hij volgende zomer écht kon beginnen had schipper Pylieser hem drie frank vijfenzeventig beloofd, met een ferme vorstpremie in de winter en een driedubbel zooitje om voort te verkopen, als de vangst het toeliet...Dan was dat ballenrapen eerlijk gezegd toch maar meisjeswerk, alles goed beschouwd...
Het kuisen van de badcabines in de "Lac aux Dames" misschien óók, maar dat gaf weer àndere compensaties! Alhoewel, veel gelegenheid om eens alleen met Olgatje te zijn kreeg hij nooit: haar twee rot-broers schenen van hun moeder strenge richtlijnen gekregen te hebben...Maar overlaatst hadden ze even vanuit de coulissen het optreden van de Rosse Tinus (TINO ROSSI ,een vooroorlogse zingende wereldster) mogen volgen en toen had hij sluiks zijn arm om haar warme heup gelegd...Als hij dààr nog aan terugdacht! Hoe hij haar tegen zijn zij aantrok en Olgatje haar handje op de zijne duwde om te tonen dat ze het graag had!
Een zalige eeuwigheid had deze geheime 'omhelzing' geduurd, tot de Rosse klaar kwam met zijn populaire "Marinella" en haar broer Roland zich in volle applaus naar hen omkeerde...Al een geluk dat hij nog wat verblind was door de schijnwerpers op de bühne of 't had er los tegen gezeten! Als geheim liefdesavontuur kon dat toch tellen, hé! Morgen kwam Charel Trenet aan de beurt en moeder had hem voor één keer toelating gegeven wat later naar huis te komen...Dat "wat later" zou wel uitlopen tot tegen de twaalven, maar dan sliep ze tóch al...En wie weet wat hij nog allemaal in 't geniep met zijn lief zou mogen doen...
Zijn verwachtingen stonden die avond dan ook hoog gespannen toen het zigeunerstrijkje in de bar vol melodramatische pathos aan zijn "Schwarze Augen" begon en de kinderen als naar gewoonte hun balspel abrupt afbraken.
Olgatje gaf in het wilde weg nog een ferme mep op de bal terwijl haar broers Roland en Robert al een spurtje inzetten naar de keuken. Leon kon het projectiel niet meer opvangen, dat eerst nog tegen de gaanderij kaatste en dan stuiterend onder de schemerige rij cabines verdween. Zijn liefje sloeg proestend de hand voor de mond om haar onhandigheid weg te lachen maar haar "chérie" sprong als een rasatleet over het scheidingsmuurtje dat de kleedhokjes tegen het sportgeweld beschermde.
Moeder Erte riep vanuit de catacomben onder het zwemdok op zo'n ongeduldige toon "Eten!" dat Leon zich verplicht zag grootmoedig tegen zijn talmende lief te zeggen: "Gaat gij maar alvast voort! Ik kom seffens wel achter!..." En onvervaard dook hij op zijn buik over de vochtige betonvloer, turend in het donker onder de cabines waar dat verdomde witte balletje verloren was gerold. Na de vierde duik zag hij het liggen midden de achterste rij hokjes. Een kort spurtje naar de slecht verlichte gang tussen rij twee en drie: hier moest het ergens zijn...Maar de cabine C 18 was nog afgesloten: zeker nog bezet door één van die laatste zwemmers... Iedere avond zijn er zo een paar treuzelaars die er maar niet genoeg van kunnen krijgen.
Leon dook dan maar op zijn buik onder de deur en viste met zijn uitgerokken arm naar die rotbal.
"Hélaba! Ne te gène pas!" klonk het plots schel achter hem. Een late zwemster in witte sponzen badjas kwam de gang afgerend: "Au voleur! Au voleur!" En vóór hij zich onder de deur vrij kon wurmen verkocht ze hem met haar natte badmuts een paar ferme striemen op zijn blote benen! Hij voelde zo direct de pijn niet, maar toen hij erin slaagde recht te kruipen bleef die kwaaie feeks schreeuwend op zijn hoofd door ranselen en dàt voelde hij wél! Zeg, wat dacht dat rijke strontwijf nu, dat ze hem als een hond mocht aftroeven ?! En onder het scherm van zijn voorarmen begon hij verontwaardigd een rommelende reeks vloeken te slaken: "Aie-aaaie, miljaardenondedjuse godverrrr...DOMME!!"
Dit leek die kakmadam wel wat af te schrikken. En van de onderbreking in de slagenregen maakte hij gebruik om zich helemaal op te richten: hij was bijna zo groot als die Xantippe, maar zeker twee keer zo breed en drie keer struiser.
"Hey Madam! Pas au voleur! Moi prend mon bal! En houdt verdomme uw poten thuis!"
"Toi, tu ne prends rien du tout, sale gosse! Voyou! Allez ouste-ouste!" Maar van het meppen zag ze wijselijk af, stelde Leon tevreden vast terwijl hij met afgemeten passen afdroop. Eénmaal terug in open lucht twijfelde hij hoe het nu verder moest. Madame Erte had hen steeds op het hart gedrukt bij het kuisen uit de buurt van de badhokjes te blijven die nog bezet waren, juist om dergelijke trubbels te vermijden. Als hij nu bij haar zijn boterham ging eten en die hoorde wat hem overkomen was kon hij nog een stevige uitbrander verwachten. En van uitbranders had hij voorlopig zijn buik wel vol!
"Dat Erte verdomme haren boterham houdt!" Thuis zal nog wel wat soep over zijn en een homp brood. Daarbij: zo'n erg grote honger had hij niet, maakte hij zichzelve wijs...
Op het laatste ogenblik besloot hij beter niet thuis te gaan eten. Hij had weinig zin uit te leggen waarom hij zo vroeg was en nog niet gegeten had bij Erte. Dan nog liever stilletjes bij Jetje binnen glippen en dààr een boterham vragen. Hij had ten andere met haar nog een eitje te pellen...
Jetje stelde geen lastige vragen en ging er gezellig bij zitten toen hij aan het schranzen sloeg. Met volle mond vroeg hij treiterig of ze soms nog een ver familielid gevonden had om als "spook" opgevoerd te worden. Tot zijn grote verrassing zei ze: "Ja...Ge weet toch dat ik zelf ben gaan zien naar Duinkerke? Nee ? Dan ben ik dat vergeten te vertellen..." Als het op plagen aankwam, moest ze voor hem niet onderdoen!
"Ik heb die chauffeur van Ramoudt eens schoon bezien en verleden donderdag heb ik in zijn bus mogen meerijden naar Duinkerke samen met een hoop Engelse toeristen, voor niets...Zo moest ik mij op de velo niet doodstampen tegen de wind in, en had ik geen last met papieren aan de grens: de pas was voldoende. Ware ik op m'n eigen gegaan, zou de doeaan mij zo nooit laten passeren hebben. De buschauffeur heeft mij voor de deur van dat lusthof afgezet en drie uur later weer komen ophalen: een heel charmanten mens..." monkelde ze.
Toen ze er verder het zwijgen bij liet vloog Leon uit zijn krammen: " Héwel!...En hebt ge ons vader gezien?"
" Gijsse zot! Vaneigens niet! Die cafébaas, wilt ge zeggen ? Ja, hij trekt wel op den Dis...Heel hard zelfs, want ik verschoot bij 't binnengaan toen ik hem van ver achter de toog zag staan. Maar toen ik voor zijn neus stond en een pint bestelde heb ik seffens geweten dat hij het niet was: hij heeft mij ten andere nog geen moment herkend..."
" Niet moeilijk! Hij is waarschijnlijk zijn geheugen kwijt door die ontploffing!"
" Ja-ja! En door het verschieten van die slag heeft hij voorzeker ineens schoon Frans leren spreken ?"
" Hoezo Frans ?" Daar had hij even niets van terug...
" Dat wéét ge toch: Dis sprak vroeger geen woord Frans! En die patron kende niets ànders, maar van Vlaams verstond hij geen botten! Ik heb mij dan ook niet kunnen explikeren want hij bezag mij alsof ik uit China kwam..."
" Die slag heeft hem voorzeker zot gemaakt.Anders zien ik geen uitleg!"
" Ach ventje, vergeet het. De uitleg is heel simpel. Akkoord, die patron trok heel goed op uw vader, van zicht alleszins, zodat ik eerst ook twijfelde. Maar toen ik hem aansprak wist ik almeteens dat het hem niet kón zijn: het is een wildvreemde vent. En géén zot, zoals gij denkt want hij ziet klaar uit zijn ogen...Ik heb hem jammer genoeg niet kunnen vragen of hij nog familie had bij ons, omdat ik de taal niet sprak en hij het te druk had met bedienen. Daarbij, ik zag dat mijn gestotter hem op de zenuwen werkte, zodat ik niet geïnsisteerd heb...Maar mijn gedacht is die mens waarschijnlijk verre familie van Dis langs de kant van Bompa Petré: misschien zelfs een kozijn van uw vader..."
" Gij tovert zo maar ineens een kozijn uit uwen hoed hé! Hokuspokus, lijk een konijn!
" Dat heb ik toch vanaf het begin gezegd! Dat in '14 al de Petré's van Ronse en omliggende samen met Bompa op de vlucht geslagen zijn voor de oprukkende Ulanen. Dat de koster met zijn enige zoon Dis in het veldhospitaal van de Veurnese zwartzusters is blijven hangen om er de gekwetsten te verzorgen en de rest van de familie waarschijnlijk verder vluchtte naar Noord-Frankrijk...De kinderen van die nonkels en tantes zullen wel allemaal min of meer op den Dis trekken, waarom niet ?"...
" Tante Jetje, ge slaat ernaar in 't blind: voor mij niet gelaten...Maar zolang ge niet écht hebt bewezen dat er daar een kozze van mijn vader achter de toog stond, blijf ik geloven dat het den Dis zélve was. Daarbij ik voelde dat aan mijn hart!"
" Och gijsse keikop! Als ge denkt dat ik sta te liegen vraagt het dan aan uw moeder! Of béter nog: aan haar broer, uw nonkel René! Die gaat ge toch zien, binnenkort hé, als ge op de "Astrid" begint. Wel vraag het hém: hij heeft Dis gekend van korts na de oorlog, nog vóór uw ma ermee begon te vrijen..."
Dat die vrijage van Marie met den Dis niet veel had voorgesteld vertelde ze er beter niet bij. En evenmin moest ze die snotter aan de neus hangen wat de buschauffeur haar op de terugreis uit Duinkerke had geopenbaard... Namelijk dat "het spook" dat ze er gezien had niet getrouwd was met de bazin van die speeltuin maar wél met haar zondig samenleefde...En dat het koppel pas sinds begin april die zaak van de brouwerij in beheer had gekregen.
't Is te zeggen amper twee weken ná de "verdwijning" van Dis...
Thuis hadden Moeder en Joseph het avondeten al opgeruimd. Leon deed aan tafel alle moeite om zowel madame Erte als Jetje uit zijn gedachten te verdrijven.
" Naar 't schijnt zijn ze daar weer hard aan 't batteren in Spanje. De rijken op de tennis trekken maar een vuile smoel als ze de gazet zitten te lezen op de gradins. Want naarvolgens dat ze zeggen zijn de rooi sterk aan 't winnen..."
Leon toonde een verkreukelde "Le Soir" van 25 juli aan Joseph: " Hier zie, gij die zo goed Frans kent!"
Hij had een rotdag achter de rug en omdat hij voorlopig bij niemand zijn verhaal kwijt kon, werkte dit fameus op zijn humeur.
Dat incident op de tennis, na het vieruurtje, was al een veeg teken aan de wand geweest. Omdat een paar rijke blagen uit pure pesterij de ballen opzettelijk ver in de bosjes bleven jassen, hadden hij en zijn collega van de overkant uiteindelijk geweigerd die nog langer te gaan zoeken. Na wat bekvechten over de taalgrens heen had Leon middels een vulgair teken met de duim laten verstaan dat die snotapen zijn familiejuwelen mochten zoenen. Hij werd weliswaar door zijn broodheren wandelen gestuurd, maar toen die twee àndere ballenrapers wilden engageren om hun bizar spelletje voort te zetten, weigerden de collega's solidair daarin te trappen. Bij deze overwinning van de plebejers voelde Leon zich als de slavenheld Spartacus, waarover meester Denolf juist vóór de vakantie nog had verteld. Al goed dat die pestkoppen van hun ouders - héél onverwacht - openlijk ongelijk kregen, zodat de dorpsjongens na een kwartier terug aan het werk konden...
's Avonds in de Lac-aux-Dames liep het echter niét zo goed af. Toen hij de badinrichting wou binnengaan deed madame Erte hem vanuit haar glazen kassahokje teken even bij haar te komen. En hij kreeg meteen de volle laag: waarom hij gisterenavond zo sluiks was gaan lopen inplaats van een boterham te komen eten en te helpen bij het kuisen van de cabines, zoals hij had beloofd ? Wist hij wel dat Olga hem een halfuur lang was gaan zoeken uit angst dat hem een ongeluk was overkomen ? Kon ze dan maar zo weinig op hem rekenen ? En was een belofte voor hem dan geen erezaak meer? En patati en patata!
Verdorie, die kon nog harder zagen dan zijn moeder! En door heel die resem vragen en verwijten gaf ze hem geen ogenblik kans om deftig te antwoorden! Tot ze even naar adem moest happen als een crawlzwemster op de korte afstand en hij er tussen kon gooien: "Ik heb ruzie gemaakt met een madam!"
Ze leek plots te verstenen: "Weet gij wel goed wàt ge zegt ?! Gij grijze nietwaard van een wandluis hebt ruzie gemaakt met mamzèl d'Englebert ?...Ge hebt geen gedacht wié dat is, zeker ?... Wel, dan zal ik het u maar zeggen, onnozelaar! Mamzèl d'Englebert is familie van baron de Forestier, de baas van de tennisclub waar gij bij de gratie gods de ballen in de bostjes moogt gaan zoeken, verstaat ge't ? En die zit in het bestuur van de société de la plage samen met meneer Schelles, de baas van de Lac-aux-Dames, 't is te zeggen, mijnen baas!! Wiens voeten ik iedere dag aflek omdat ik hier concièrge mag spelen en in die natte kelder wonen die naar de Javel stinkt!! Verstaat ge't, stommerik ? Met mamzèl d'Englebert maken luizen lijk wij geen ruzie: wij krijgen ruzie van haar en bùkken als ze slaat, verdomme!!"
God, was dàt mens kwaad! En 't ergste moest nog komen!
"Als die juffer ooit moest weten dat ik u betaal om de cabines te helpen kuisen, dan vlieg ik hier buiten met mijn huishouden, ook al ware den Briek duizend keer wereldkampioen. Zó gaat dat bij dat volk, vent: zij zijn meester met hun geld en wij tellen voor snot...Ze is hier gisterenavond aan de kassa komen reclameren dat er een voyou in haar cabine was gekropen en dat ze haar portemonnee kwijt is met over de dertig frank. Agent Marcel Gunst stond erbij, zoals iedere avond als ik mijn kas afsluit, en hij heeft haar klacht genoteerd, willen of niet. Ik heb gezegd dat gij hier enkel 's avonds effekens komt spelen met mijn kinders, maar dat ik u voor de rest niet kende...Misschien loopt het nog goed af, als gij hetzelfde zegt...Maar in elk geval: ge kunt hier niet meer komen! Moesten ze u hier nog zien dan hàng ik!"...
" Hei! Zijt ge aan 't maffen ?" Joseph gaf hem aan tafel een stomp in de ribben: " Wat zei je daarjuist ? Dat de rooien in Spanje ferm aan 't winnen zijn ? Vergeet het maar: hier staat juist dat ze hun asem na twee dagen al schijnen te verliezen." En met de losse pols vertaalde hij: " De bevoorrading van het front wordt in gevaar gebracht door Duitse Condorvliegers die de bruggen over de Ebro bombarderen. Een munitietrein vloog in de lucht nog voor hij het front kon bereiken en blies daarbij heel de stationswijk van Tarragona op. Er zijn zeker honderd onschuldige slachtoffers onder de burgerbevolking..." Noemt gij dàt winnen ? Daarbij, dat is al zever in pakstjes: in een burgeroorlog zijn er geen onschuldige burgers want die vechten allemaal mee aan d'ene of d'andere kant. En als ze dan een bom op hun kop krijgen moeten ze niet staan blèren, hé. Die gazetten vertellen juist maar wat ze kwijt willen!"
"Ik heb mijn ontslag gekregen..." Leon kon het niet langer zwijgen, maar niemand scheen naar hem te luisteren
"Er is maar op één zaak dat ge kunt vertrouwen van al wat ze schrijven", zei Joseph: "Da's d' uitslag van de Tour de France. Als ze hem geen steen op z'n kop smijten wint Bartali, dit jaar...De lieveling van de Duce, lijk ze zeggen..."
Wat zegt ge daar van ontslag ?" Marie schoot wakker.
" UITslag! " verbeterde Joseph geîrriteerd.
" ONTslag verdomme! Madam Erte zwiert mij buiten!
" Ach dààr, in de Lac! Ik dacht al: buiten op de tennis...Was me dàt verschieten!"
" Maar Moeder, ik zijn verdikke mijn lief kwijt! Verstaat ge dat niet ?! Gij met uwen tennis! Dat had ik toch moeten laten schieten als ik volgende week op de Astrid kan beginnen...Maar als ik niet meer mag gaan kuisen..."
Marie vroeg zelfs niet naar het waarom. Nog vóór ze het verlies van een lief kon afwegen tegen die vier frank die het kuisen van de cabines opbracht zat Joseph al hardop het klassement van de Tour uit te pluizen.
<p cl
|