GASTON EN DE HOEREN.
"Ik heb geen enkele reden om mij te verduiken!" had Gaston fier geantwoord toen Steiner hem destijds op de onvoorzichtigheid wees,om te komen vechten onder zijn échte naam " Die vuile rot-Franquisten zullen weten met wie ze te doen hebben! "...
Zijn heldhaftige strijd tegen "de bruine pest", waarvoor hij zich misschien al jaren had opgepept, had zich tenslotte beperkt tot een povere tien minuten wegkruipen op de bodem van een schutterskuil, zonder ook maar één luizige Moor te zien of één schot te kunnen lossen...Tien minuten bibberen ,en toen was het gedaan met Gaston. Dood ,in stukken gereten...Zonder dat die rot-Frankisten er iets van geweten hebben ! Wat een zinloze verkwisting!
In de fabriekshal van Barcelona, waar ze twee maand geleden door de brigadisten waren opgevangen, had Steiner die Gaston nauwelijks opgemerkt. Van daar hadden ze normaal onmiddellijk moeten doorreizen naar Albacete in Centraal-Spanje, het hoofdkwartier van de Internationale Brigades, om er bij een eigen nationale gevechtseenheid te worden ingelijfd. Maar na de ijzige winterse slag om Teruel was Franco in het voorjaar vanuit deze stad recht naar de Middellandse Zee doorgebroken en had zodoende sinds 14 april de provincie Catalonië totaal van centraal republikeins Spanje afgesneden.
Dit drama voltrok zich juist één week vóór Steiner uit Westende wegvluchtte. Bij gebrek aan verdere transportmogelijkheden bracht men hun groep dan maar voorlopig onder in de kleine arena van Prat de Llobregat bij het vormingscentrum van de 14e Franse brigade. In die eenheid, die fier de naam "La Marseillaise" droeg, zaten naar het scheen al veel Belgen, verdeeld over de vier bataljons. Het groepje van Steiner was voorbestemd om de gaten te vullen in het tweede bataljon, "Six février" genaamd. Waar die naam vandaan kwam wist geen kat. Een code, waarschijnlijk, want ook de àndere Frans-Belgische bataljons droegen van die geheimzinnige benamingen: "Commune de Paris", "André Marty" en "Louise Michel"
. Of moet er nog zand zijn ?!
Tijdens de korte militaire opleiding in Prat had hij daar Gaston wat beter leren kennen. Vermeulen, heette hij, van Ronse...Zoals Steiner een dikke dertig jaar oud... Sociaal assistent en overtuigd communist, doch reeds sinds december '37 werkloos...Een zachtaardige jongen, maar weinig van zeggen: sprak nooit over thuis of over een lief of zo. Steiner veronderstelde dat dààr de knoop zat, zoals bij de meeste kameraden: wie een goed mokkel had of een gelukkig gezin haalde het niet in zijn kop om naar hier te komen...
Al kwam de stalinistische tucht hard aan - en soms idioot over -, toch was de opleiding in Prat een lachertje geweest: de meeste mannen hadden die immers vroeger reeds gekregen als soldaat in hun éigen leger. Opvallend was wel dat de leiding van de brigade de korpsgeest er rap-rap in wilde rammen door een voorbeeld te nemen aan het Franse Vreemdelingenlegioen - toch een rechts nest - en daarbij zelfs klakkeloos het lijflied van deze beroepssoldeniers over nam. Steiner kende het al uit zijn tijd in de "Bois de Casier" waar in elke shift ondergrondse mijnwerkers wel een paar oud-legionairs meedraaiden: " Tiens, voilà du boudin (3x) pour les Alsaciens, les Suisses et les Lorrains! Mais pour les Belges il y en a plus, car ce sont des tireurs au cul! " Dat de superieure Franse rekruten daarbij wat meewarig meesmuilden in zijn richting nam hij hen zelfs niet kwalijk.
De lessen in politieke "voorlichting" verliepen een héél stuk minder vlot. Alhoewel deze zogenaamde groeps-geprekken vooral bedoeld waren om hen de juistheid van de marxistische ideologie in te prenten, werd de vroeger zo opgehemelde wereldrevolutie op een laag pitje gezet. Hoofddoel werd: met een gecentraliseerd tuchtvol leger de fascistische generaals verslaan; over de fantasietjes van de anarchistische revolutie kon nadien nog eindeloos gepalaverd worden! En naar goede communistische gewoonte liepen die gesprekken meestal uit in het doorlichten van ieders doopceel. De jacht op de trotskisten en anarchisten was blijkbaar nog steeds open...Om van die "P.O.U.M.-fascisten" nog maar te zwijgen! Gaston had daar blijkbaar geen moeite mee en antwoordde op de meest subtiele vragen van de politieke commissaris steeds strak volgens de stalinistische lijn. Steiner veinsde daarentegen een gebrekkige kennis van het Frans om niet verward te geraken in het doolhof van de dogmatische "nomenklatura" en verwierf als "petit Belge" al vlug de makkelijke status van Pietje-Snot-op-de-achterste-bank. Liever dàt, dan over zijn anarchistenverleden te moeten uitweiden...
Het primaire wapenonderricht vond hij stukken interessanter. Ze moesten enkel wat wennen aan die oude ellenlange Mexikaanse geweren en de zware Russische mitrailleuses, maar de rest ging vanzelf. Gaston scoorde heel hoog in het granaatwerpen, herinnerde Steiner zich nog, al gebruikten ze daarbij uit besparing de rolkeien op het strand van Prat. Fijn, dat "granaatwerpen", want nadien mochten ze een uurtje zwemmen in zee. En aangezien ze Pilar, hun instructrice, er van verdachten vooral geïnteresseerd te zijn in hun uit- en aankleden werd daarbij een aardige scheet afgelachen. Pilar leek een zwak te hebben voor Gaston, maar wegens haar bedenkelijke reputatie was die daar nooit op ingegaan. Van haar werd immers verteld dat ze bij het uitbreken van de burgeroorlog had leren schieten als vrijwillig lid in een executiepeloton, zittend op een kerkstoel en de loop van het veel te lange geweer gesteund op de leuning van een stoel vóór haar...Alles behalve wat je de gedroomde minnares kon noemen, zelfs voor de meest geharde communist...Dus zeker niets voor een zachtaardige kameraad als Gaston...
Na Gastons korte bliksemcarrière bij de Franse brigade stelde de begrafenis van zijn stoffelijk overschot, nog diezelfde avond, ook al niet veel voor. Het was de rest van de dag rustig gebleven. Steiner had samen met Richard zoals bevolen de verhakkelde lichaamsdelen bijeen gesprokkeld: nauwelijks een halve ajuinzak vol. Vette bromvliegen hadden het zoeken makkelijk gemaakt... Onder de bescherming van de duisternis hielp de rest van de sectie bij de "teraardebestelling" in een granaattrechter, dicht bij de herdershut achter de heuvelkam. Kameraad-sergeant Jean maakte er niet veel woorden aan vuil: " We hebben niet de tijd gehad Gaston Vermeulen deftig te leren kennen", zei hij bij het graf, "maar hij is voor de jongsten onder u een goed kameraad geweest: dus vaarwel! " Tegen zijn acht man rond de put riep hij: "Presentez armes! "
En dat was het dan...Er kon zelfs geen romantisch saluutschot af om de vijand niet te provoceren: niks.
Hun twee kokkinnen Amalia en Consuela, die in de lage hut hokten, kwamen nog even kijken. Maar in het donker zag je hun zwartgeklede schimmen nauwelijks staan. Een traan zullen die twee geharde Portugese hoeren wel niet geplengd hebben. Toen hij hen vanmorgen voor het eerst zag dacht hij: " die oorlog hier kan nog plezant worden! " Bij nader toezien léken ze wel een jaar of veertig, maar waren waarschijnlijk een stuk jonger. Ze zagen eruit als zigeunervrouwen met ringen in de oren en een bonte sjaal over het pikzwarte haar. En een wijde open bloes liet niet veel aan de verbeelding over...
Een kameraad zei dat die twee iedere avond in de hut voor het peloton een soort schapenragout-met-rijst klaarstoomden waarmee de secties om beurt buiten op schragen het innerlijke van de mens konden versterken. Van de laatste tafelgroep mochten dan steeds twee man, als dank voor de afwas, tot middernacht "even bij de vrouwen blijven", zodat iedereen die wilde ongeveer om de veertien dagen zijn mannetje kon staan. Tot nu toe had nog niemand hun gunsten afgewezen, ook al waren de dames niet bepaald verblindend mooi en door de band een stuk ouder dan hun gemiddelde klanten. Maar ze waren zacht aan voor- en achterkant en lieten nooit enige voorkeur blijken...En mocht de taal dan soms wat moeilijk overkomen, de jongens kwamen tenslotte niet bij de dames om te tateren.
Na de begrafenis van Gaston kon Steiner die eerste avond niet veel eetlust opbrengen. In ruil voor zijn portie ragout vertelde Jean, de ancien van de sectie hem het hele verhaal van die vrouwen. Ze waren in der tijd met hun gezin voor de rechtse dictatuur van Generaal Salazar uit Portugal gevlucht naar het Spaanse Bajados, een grote stad juist over de grens. Maar begin '36 hadden roversbenden onder de mom van Spaanse republikeinen in die streek zo lelijk huis gehouden onder landadel en clerus dat Franco er tijdens zijn zomeroffensief uit weerwraak de halve bevolking over de kling joeg en de rest op de vlucht dreef. De twee vrouwen speelden daarbij onderweg hun familie kwijt en sloten zich dan maar aan bij de rode volksmilities.
Toen de ene terugtocht op de andere volgde besloten ze tenslotte hun geluk in het "rijke" oosten te beproeven. Zo waren ze in Prat bij de Franse brigadisten beland. Sinds het peloton zich hier een dikke maand geleden achter de Ebro had verschanst, verliep de wederzijdse "samenwerking" rimpelloos. Bij de tros van de bandera (compagnie depot) haalden ze met de geitenkar iedere week twee zakken rijst, maïsmeel, een blik olijfolie en wat vet, plus één schaap. Met hun soldij kochten de soldaten daarenboven regelmatig een tweede schaap bij een herder in de bergen. De vrouwen toverden dat dagelijks met de hulp van een karweiploeg om tot maïskoeken en ragout voor dertig man. Geen slecht leven als je wist dat in de steden rondom reeds hongersnood heerste. De vrouwen aten met de troep mee en zorgden verder voor hun natje en hun droogje. En de rest...
" Tout le reste, tu comprends ?" besloot Jean knipogend. Nu was Steiner niet bepaald debiel en vroeg meteen wanneer hij aan de beurt zou komen. Maar dàt ging per anciënniteit.De kameraad-eerste-sergeant zou hem wel verwittigen: voor het ogenblik werkten ze de tweede sectie af...Dus midden volgende week, op z'n vroegst! En als het zover was moest hij proberen Consuela te krijgen: Jean vond haar de beste want die deed tenminste alsof...
" Alsof wàt ?"
" Alsof ze mijn vrouw is, verdomme! "
" Bougeert die óók niet, soms ?"
Jean grinnikte slechts: " Je zult wel zien...Consuela peutert in elk geval niet in haar neus als de klokken gaan luiden, dàt kan ik je verzekeren! "
Ondanks zijn nieuwsgierigheid hield Steiner zich groot: "Arme Jean...Moest ge dààrom helemaal naar Spanje komen, om het met je vrouw te doen in een schaapstal! "
Ze schoten beiden in een lach en Steiner voelde zich meteen opgenomen.
" En blijven die als er gevochten wordt? Ik bedoel zo'n bombardement als vanmorgen is toch veel te gevaarlijk voor burgers in de vuurlijn...In plaats van Gaston hadden ZIJ toch die granaat op hun kop kunnen krijgen "...
" Bah, vrouwen in de vuurlijn is hier heel normaal: bij het begin van de revolutie hebben er heel wat gewoon samen met de mannen meegevochten in de milities. In de brigade is dat inderdaad verboden...Maar hier is het kalm. De overkant stuurt ons enkel een paar granaten op de dag dat we onze versterkingen krijgen. Hoe ze dààr achter komen mag de duivel weten, maar dié dag kunt ge er vergif op nemen! In feite zouden we ons op dat moment beter stilletjes wat achteruit trekken en niet stomweg in de tranchees blijven zitten...Maar Kameraad Rodrigo, de commandant van het peloton, is er tégen. Steiner vroeg niet waarom.
In elk geval, vóór het begint te stinken lopen de vrouwen bij de eerste granaat naar de waterput daar"... Hij wees in het donker de richting aan van het eerste dal achter hun stellingen: " Een driehonderd meter verder de helling af schuilen ze in een soort kleine grot. En na de dertigste inslag komen ze gewoon terug, want het zijn er altijd dertig, nooit méér...Als er gewonden zijn brengen zij die met de geitenkar naar de verbandplaats, een goeie kilometer achteruit op de weg naar Torre del Espagnol. Voor Gaston was het vanmorgen de moeite niet meer en in de andere secties werd niemand geraakt. Dus hadden ze het deze keer gemakkelijk"...
" Maar hoe kunnen de fascisten dat verdomme nu weten van die versterkingen ? Ons groepje is toch pas gisterenavond nà zonsondergang in de pelotonsbunker gearriveerd: ze kunnen ons nooit gezien hebben vanaf de overkant! "
" Spionnen hé, kameraad! Heel de streek is ervan vergeven! "...
" Spionnen ? Ha bon! ...Maar stel dat één van de dorpelingen van Torre, waar we gisterennamiddag van de camions zijn gestapt, voor de Moren zou spioneren: zo vlug kan die dat toch niet overbrieven! "
" Brieven ? Rocco, waar gij aan denkt! Natuurlijk niet! Maar één of ander signaal, dat ze van de overkant kunnen zien, is rap gegeven. Een schaapherder in de bergen achter ons zie je van op vijf kilometer! Hij moet zijn kudde maar een afgesproken beweging laten beschrijven of langs een bepaalde rotspunt drijven en de fascisten weten al genoeg...Daar is niets tegen te doen. De S.I.M., onze militaire inlichtingendienst, heeft zich al suf gezocht en als die zoeken vinden ze altijd wel iets. In 't dorp hebben ze een paar verdachten aangehouden, waarschijnlijk ter afschrikking want veel heeft het nog niet geholpen...Neen, Rodrigo zou zijn verstand moeten gebruiken...Maar die zegt dat de brigade nog nooit achteruit trok en er hier niet mee gaat beginnen. Dan wéét je het wel! ...Ten andere, op achteruittrekken staat de kogel, dat weet ge...Hij zou de eerste niet zijn die door zijn eigen mannen gefusilleerd werd"
Steiner spitste plots de oren en ook de andere gesprekken vielen stil. Door de nachtelijke duister klonk uit de hut, als een harteklop, het geritmeerde zachte bonken op een gitaarkast, weldra overstemd door melodieus snaargetokkel en het golvend geneuried steunen van een vrouwenstem. Vragend stootte hij Jean tegen de arm.
" Banane flambée spéciale" fluisterde die spottend, "voor een paar centen bovenóp zingen de dames er een liedeke bij..."
Maar de sneer ging niet van harte want heel het peloton luisterde gebiologeerd naar de aanzwellende melopee en het obsederend zachte bonken in de warme zomernacht. Een ijskoude rilling liep Steiner langs de bezwete rug en in een ruk voelde hij de haren op zijn schedel recht springen toen de warme nasale alt stuwend uitbarstte in een kreunende klaagzang, een dierlijke kreet van bodemloos verdriet. De weemoed van de jonge weduwe naar de geliefde man die met zijn boot op zee is vergaan: ook zonder alle woorden te begrijpen schoot de wanhoop van de vrouw niet alleen Steiner in het hart. Hij hoorde hoe hier en daar in het duister menig geharde soldenier beschaamd de keel schraapte. Zelfs Jean staarde met de ellebogen op de knieën naar de grond tussen zijn espadrilles alsof daar iets schunnigs te zien was.
Onder de Catalaanse sterrenhemel schreeuwde de arme hoer Amalia in een hartverscheurende Fado haar schrijnende heimwee uit naar het verre, onbereikbare Portugal. Haar wanhoopskreet droeg over de bergen misschien niet tot aan de Taag, maar wél tot aan de overzijde van de Ebro...