" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
15-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 34
Klik op de afbeelding om de link te volgen

   GASTON EN DE HOEREN.

"Ik heb geen enkele reden om mij te verduiken!" had Gaston fier geantwoord toen Steiner hem destijds op de onvoorzichtigheid wees,om te komen vechten onder zijn échte naam " Die vuile rot-Franquisten zullen weten met wie ze te doen hebben! "...

   Zijn heldhaftige strijd tegen "de bruine pest", waarvoor hij zich misschien al jaren had opgepept, had zich tenslotte beperkt tot een povere tien minuten wegkruipen op de bodem van een schutterskuil, zonder ook maar één luizige Moor te zien of één schot te kunnen lossen...Tien minuten bibberen ,en toen was het gedaan met Gaston. Dood ,in stukken gereten...Zonder dat die rot-Frankisten er iets van geweten hebben ! Wat een zinloze verkwisting!       

   In de fabriekshal van Barcelona, waar ze twee maand geleden door de brigadisten waren opgevangen, had Steiner die Gaston nauwelijks opgemerkt. Van daar hadden ze normaal onmiddellijk moeten doorreizen naar Albacete in Centraal-Spanje, het hoofdkwartier van de Internationale Brigades, om er bij een eigen nationale gevechtseenheid te worden ingelijfd. Maar na de ijzige winterse slag om Teruel was Franco in het voorjaar vanuit deze stad recht naar de Middellandse Zee doorgebroken en had zodoende sinds 14 april de provincie Catalonië totaal van centraal republikeins Spanje afgesneden.

   Dit drama voltrok zich juist één week vóór Steiner uit Westende wegvluchtte. Bij gebrek aan verdere transportmogelijkheden bracht men hun groep dan maar voorlopig onder in de kleine arena van Prat de Llobregat bij het vormingscentrum van de 14e Franse brigade. In die eenheid, die fier de naam "La Marseillaise" droeg, zaten naar het scheen al veel Belgen, verdeeld over de vier bataljons. Het groepje van Steiner was voorbestemd om de gaten te vullen in het tweede bataljon, "Six février" genaamd. Waar die naam vandaan kwam wist geen kat. Een code, waarschijnlijk,  want ook de àndere Frans-Belgische bataljons droegen van die geheimzinnige benamingen: "Commune de Paris", "André Marty" en "Louise Michel"…. Of moet er nog zand zijn ?!

   Tijdens de korte militaire opleiding in Prat had hij daar Gaston wat beter leren kennen. Vermeulen, heette hij, van Ronse...Zoals Steiner een dikke dertig jaar oud... Sociaal assistent en overtuigd communist, doch reeds sinds december '37 werkloos...Een zachtaardige jongen, maar weinig van zeggen:  sprak nooit over thuis of over een lief of zo. Steiner veronderstelde dat dààr de knoop zat, zoals bij de meeste kameraden: wie een goed mokkel had of een gelukkig gezin haalde het niet in zijn kop om naar hier te komen...      

Al kwam de stalinistische tucht hard aan - en soms idioot over -, toch was de opleiding in Prat een lachertje geweest: de meeste mannen hadden die immers vroeger reeds gekregen als soldaat in hun éigen leger. Opvallend was wel dat de leiding van de brigade de korpsgeest er rap-rap in wilde rammen door een voorbeeld te nemen aan het Franse Vreemdelingenlegioen - toch een rechts nest - en daarbij zelfs klakkeloos het lijflied van deze beroepssoldeniers over nam. Steiner kende het al uit zijn tijd in de "Bois de Casier" waar in elke shift ondergrondse mijnwerkers wel een paar oud-legionairs meedraaiden: " Tiens, voilà du boudin (3x) pour les  Alsaciens, les Suisses et les Lorrains!  Mais pour les Belges il y en a plus, car ce sont des tireurs au cul! " Dat de superieure Franse rekruten daarbij wat meewarig meesmuilden in zijn richting nam hij hen zelfs niet kwalijk.

 De lessen in politieke "voorlichting" verliepen een  héél stuk minder vlot. Alhoewel deze zogenaamde groeps-geprekken vooral bedoeld waren om hen de juistheid van de marxistische ideologie in te prenten, werd de vroeger zo opgehemelde wereldrevolutie op een laag pitje gezet. Hoofddoel werd: met een gecentraliseerd tuchtvol leger de fascistische generaals verslaan; over de fantasietjes van de anarchistische revolutie kon nadien nog eindeloos gepalaverd worden! En naar goede communistische gewoonte liepen die gesprekken meestal uit in het doorlichten van ieders doopceel. De jacht op de trotskisten en anarchisten was blijkbaar nog steeds open...Om van die "P.O.U.M.-fascisten" nog maar te zwijgen! Gaston had daar blijkbaar geen moeite mee en antwoordde op de meest subtiele vragen van de politieke commissaris steeds strak volgens de stalinistische lijn. Steiner veinsde daarentegen een gebrekkige kennis van het Frans om niet verward te geraken in het doolhof van de dogmatische "nomenklatura" en verwierf als "petit Belge" al vlug de makkelijke status van Pietje-Snot-op-de-achterste-bank. Liever dàt, dan over zijn anarchistenverleden te moeten uitweiden...        

Het primaire wapenonderricht vond hij stukken interessanter. Ze moesten enkel wat wennen aan die oude ellenlange Mexikaanse geweren en de zware Russische mitrailleuses,  maar de rest ging vanzelf. Gaston scoorde heel hoog in het granaatwerpen, herinnerde Steiner zich nog, al gebruikten ze daarbij uit besparing de rolkeien op het strand van Prat. Fijn, dat "granaatwerpen", want nadien mochten ze een uurtje zwemmen in zee. En aangezien ze Pilar, hun instructrice, er van verdachten vooral geïnteresseerd te zijn in hun uit- en aankleden werd daarbij een aardige scheet afgelachen. Pilar leek een zwak te hebben voor Gaston, maar wegens haar bedenkelijke reputatie was die daar nooit op ingegaan. Van haar werd immers verteld dat ze bij het uitbreken van de burgeroorlog had leren schieten als vrijwillig lid in een executiepeloton, zittend op een kerkstoel en de loop van het veel te lange geweer gesteund op de leuning van een stoel vóór haar...Alles behalve wat je de gedroomde minnares kon noemen, zelfs voor de meest geharde communist...Dus zeker niets voor een zachtaardige kameraad als Gaston...

Na Gastons korte bliksemcarrière bij de Franse brigade stelde de begrafenis van zijn stoffelijk overschot, nog diezelfde avond, ook al niet veel voor. Het was de rest van de dag rustig gebleven. Steiner had samen met Richard zoals bevolen de verhakkelde lichaamsdelen bijeen gesprokkeld: nauwelijks een halve ajuinzak vol. Vette bromvliegen hadden het zoeken makkelijk gemaakt... Onder de bescherming van de duisternis hielp de rest van de sectie bij de "teraardebestelling" in een granaattrechter, dicht bij de herdershut achter de heuvelkam. Kameraad-sergeant Jean maakte er niet veel woorden aan vuil: " We hebben niet de tijd gehad Gaston Vermeulen deftig te leren kennen", zei hij bij het graf, "maar hij is voor de jongsten onder u een goed kameraad geweest: dus vaarwel! "  Tegen zijn acht man rond de put riep hij: "Presentez armes! "

En dat was het dan...Er kon zelfs geen romantisch saluutschot af om de vijand niet te provoceren: niks.

Hun twee kokkinnen Amalia en Consuela, die in de lage hut hokten, kwamen nog even kijken. Maar in het donker zag je hun zwartgeklede schimmen nauwelijks staan. Een traan zullen die twee geharde Portugese hoeren wel niet geplengd hebben. Toen hij hen vanmorgen voor het eerst zag dacht hij: " die oorlog hier kan nog plezant worden! " Bij nader toezien léken ze wel een jaar of veertig, maar waren waarschijnlijk een stuk jonger. Ze zagen eruit als zigeunervrouwen met ringen in de oren en een bonte sjaal over het pikzwarte haar. En een wijde open bloes liet niet veel aan de verbeelding over...

Een kameraad zei dat die twee iedere avond voor het peloton in de hut een soort schapenragout-met-rijst klaarstoomden waarmee de secties om beurt buiten op schragen het innerlijke van de mens konden versterken. Van de laatste tafelgroep mochten dan steeds twee man, als dank voor de afwas, tot middernacht "even bij de vrouwen blijven", zodat iedereen die wilde ongeveer om de veertien dagen zijn mannetje kon staan. Tot nu toe had nog niemand hun gunsten afgewezen, ook al waren de dames niet bepaald verblindend mooi en door de band een stuk ouder dan hun gemiddelde klanten. Maar ze waren zacht aan voor- en achterkant en lieten nooit enige voorkeur blijken...En mocht de taal dan soms wat moeilijk overkomen, de jongens kwamen tenslotte niet bij de dames om te tateren.

Na de begrafenis van Gaston kon Steiner die eerste avond niet veel eetlust opbrengen. In ruil voor zijn portie ragout vertelde Jean, de ancien van de sectie hem het hele verhaal van die vrouwen. Ze waren in der tijd met hun gezin voor de rechtse dictatuur van Generaal Salazar uit Portugal gevlucht naar het Spaanse Bajados, een grote stad juist over de grens. Maar begin '36 hadden roversbenden onder de mom van Spaanse republikeinen in die streek zo lelijk huis gehouden onder landadel en clerus dat Franco er tijdens zijn zomeroffensief uit weerwraak de halve bevolking over de kling joeg en de rest op de vlucht dreef. De twee vrouwen speelden daarbij onderweg hun familie kwijt en sloten zich dan maar aan bij de rode volksmilities.

Toen de ene terugtocht op de andere volgde besloten ze tenslotte hun geluk in het "rijke" oosten te beproeven. Zo waren ze in Prat bij de Franse brigadisten beland. Sinds het peloton zich hier een dikke maand geleden achter de Ebro had verschanst, verliep de wederzijdse "samenwerking" rimpelloos. Bij de tros van de bandera (compagnie depot) haalden ze met de geitenkar iedere week twee zakken rijst, maïsmeel, een blik olijfolie en wat vet, plus één schaap. Met hun soldij kochten de soldaten daarenboven regelmatig een tweede schaap bij een herder in de bergen. De vrouwen toverden dat dagelijks met de hulp van een karweiploeg om tot maïskoeken en ragout voor dertig man. Geen slecht leven als je wist dat in de steden rondom reeds hongersnood heerste. De vrouwen aten met de troep mee en zorgden verder voor hun natje en hun droogje. En de rest...

" Tout le reste, tu comprends ?" besloot Jean knipogend. Nu was Steiner niet bepaald debiel en vroeg meteen wanneer hij aan de beurt zou komen. Maar dàt ging per anciënniteit.De kameraad-eerste-sergeant zou hem wel verwittigen:  voor het ogenblik werkten ze de tweede sectie af...Dus midden volgende week, op z'n vroegst!  En als het zover was moest hij proberen Consuela te krijgen: Jean vond haar de beste want die deed tenminste alsof...       

" Alsof wàt ?"

" Alsof ze mijn vrouw is, verdomme! "

" Bougeert die óók niet, soms ?"

Jean grinnikte slechts: " Je zult wel zien...Consuela peutert in elk geval niet in haar neus als de klokken gaan luiden, dàt kan ik je verzekeren! "

Ondanks zijn nieuwsgierigheid hield Steiner zich groot: "Arme Jean...Moest ge dààrom helemaal naar Spanje komen, om het met je vrouw te doen in een schaapstal! "  

Ze schoten beiden in een lach en Steiner voelde zich meteen opgenomen.

”" En blijven die als er gevochten wordt? Ik bedoel zo'n bombardement als vanmorgen is toch veel te gevaarlijk voor burgers in de vuurlijn...In plaats van Gaston hadden ZIJ toch die granaat op hun kop kunnen krijgen "...

" Bah, vrouwen in de vuurlijn is hier heel normaal:  bij het begin van de revolutie hebben er heel wat gewoon samen met de mannen meegevochten in de milities. In de brigade is dat inderdaad verboden...Maar hier is het kalm. De overkant stuurt ons enkel een paar granaten op de dag dat we onze versterkingen krijgen. Hoe ze dààr achter komen mag de duivel weten, maar dié dag kunt ge er vergif op nemen!  In feite zouden we ons op dat moment beter stilletjes wat achteruit trekken en niet stomweg in de tranchees blijven zitten...Maar Kameraad Rodrigo, de commandant van het peloton, is er tégen.” Steiner vroeg niet waarom.

“ In elk geval, vóór het begint te stinken lopen de vrouwen bij de eerste granaat naar de waterput daar"... Hij wees in het donker de richting aan van het eerste dal achter hun stellingen: " Een driehonderd meter verder de helling af schuilen ze in een soort kleine grot. En na de dertigste inslag komen ze gewoon terug, want het zijn er altijd dertig, nooit méér...Als er gewonden zijn brengen zij die met de geitenkar naar de verbandplaats, een goeie kilometer achteruit op de weg naar Torre del Espagnol. Voor Gaston was het vanmorgen de moeite niet meer en in de andere secties werd niemand geraakt. Dus hadden ze het deze keer gemakkelijk"...             

" Maar hoe kunnen de fascisten dat verdomme nu weten van die versterkingen ? Ons groepje is toch pas gisterenavond nà zonsondergang in de pelotonsbunker gearriveerd: ze kunnen ons nooit gezien hebben vanaf de overkant! "

" Spionnen hé, kameraad!  Heel de streek is ervan vergeven! "...       

" Spionnen ? Ha bon! ...Maar stel dat één van de dorpelingen van Torre, waar we gisterennamiddag van de camions zijn gestapt, voor de Moren zou spioneren: zo vlug kan die dat toch niet overbrieven! "              

" Brieven ? Rocco, waar gij aan denkt! Natuurlijk niet! Maar één of ander signaal, dat ze van de overkant kunnen zien, is rap gegeven. Een schaapherder in de bergen achter ons zie je van op vijf kilometer! Hij moet zijn kudde maar een afgesproken beweging laten beschrijven of langs een bepaalde rotspunt drijven en de fascisten weten al genoeg...Daar is niets tegen te doen. De S.I.M., onze militaire inlichtingendienst, heeft zich al suf gezocht en als die zoeken vinden ze altijd wel iets. In 't dorp hebben ze een paar verdachten aangehouden, waarschijnlijk ter afschrikking want veel heeft het nog niet geholpen...Neen, Rodrigo zou zijn verstand moeten gebruiken...Maar die zegt dat de brigade nog nooit achteruit trok en er hier niet mee gaat beginnen. Dan wéét je het wel! ...Ten andere, op achteruittrekken staat de kogel, dat weet ge...Hij zou de eerste niet zijn die door zijn eigen mannen gefusilleerd werd"

Steiner spitste plots de oren en ook de andere gesprekken vielen stil. Door de nachtelijke duister klonk uit de hut, als een harteklop, het geritmeerde zachte bonken op een gitaarkast, weldra overstemd door melodieus snaargetokkel en het golvend geneuried steunen van een vrouwenstem. Vragend stootte hij Jean tegen de arm.             

" Banane flambée spéciale" fluisterde die spottend, "voor een paar centen bovenóp zingen de dames er een liedeke bij..."       

Maar de sneer ging niet van harte want heel het peloton luisterde gebiologeerd naar de aanzwellende melopee en het obsederend zachte bonken in de warme zomernacht. Een ijskoude rilling liep Steiner langs de bezwete rug en in een ruk voelde hij de haren op zijn schedel recht springen toen de warme nasale alt stuwend uitbarstte in een kreunende klaagzang, een dierlijke kreet van bodemloos verdriet. De weemoed van de jonge weduwe naar de geliefde man die met zijn boot op zee is vergaan: ook zonder alle woorden te begrijpen schoot de wanhoop van de vrouw niet alleen Steiner in het hart. Hij hoorde hoe hier en daar in het duister menig geharde soldenier beschaamd de keel schraapte. Zelfs Jean staarde met de ellebogen op de knieën naar de grond tussen zijn espadrilles alsof daar iets schunnigs te zien was.

Onder de Catalaanse sterrenhemel schreeuwde de arme hoer Amalia in een hartverscheurende Fado haar schrijnende heimwee uit naar het verre, onbereikbare Portugal. Haar wanhoopskreet droeg over de bergen misschien niet tot aan de Taag, maar wél tot aan de overzijde van de Ebro...       


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
15-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
14-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 33
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A21  DE VUURDOOP.

 

                   Torre del Espagnol, 11 juni '38.       

Aardbevingen zijn eerder zeldzaam in België ,maar rond de Middellandse Zee komen die al vaker voor . Juist toen, iets voor elven, Leon in Westende op het zonnige strand vóór de ‘Lac’-aux-Dames de aarde onder zijn voeten éven voelde schokken, lag Steiner snikkend ineengekrompen op de gloeiende rotsbodem van zijn schutterskuiltje mee te beven met het bonken in de grond. Maar in zijn persoonlijk stukje loopgraaf op het puisterige heuveltje langs de linkeroever van de Ebro hield het schudden niét op na zes seconden. Het was hier dan ook geen ordinaire aardschok. Dit hels gedaver duurde nu reeds minstens tien eindeloze minuten, een eeuwigheid van angst...En in tegenstelling tot de frisse stilte over het witte strand van Westende, leek boven zijn ineengekrompen hoop dierlijke ellende wel een vulkaan tot uitbarsting te komen.

 De wereld rondom verging in een spastische orkaan van schroeiende schokgolven. De oorverdovende paukerslagen van de zware granaatexplosies op zijn pelotonsteunpunt ketsten in eindeloze echo's heen en weer tussen de kale verschroeide heuvels langs de brede bruine stroom. Als geregeld door een reuzenmetronoom kwam alle twintig tellen van de overkant weer zo'n kanjer aangezoefd, sloeg daverend in de grond met een oorverdovende bonk en braakte roffelend een regen van rolkeien en rotssplinters over hun stelling uit. Soms links, soms rechts, maar af en toe ook midden in hun steunpunt op die molshoop boven de rivier. Van die ontploffingen op de linker flank dreef de wind daarenboven de zwarte zurige carbidrook de loopgraaf in, een stank die hem in paniek even aan giftgas deed denken. De donderende dertigste inslag viel als een bliksemschicht vlakbij en hoe angstig ineengekrompen hij ook op de finale genadeslag lag tewachten, de éénendertigste kwam er niet meer..       

Toen het hoge gefluit achter zijn trommelvliezen wegebde hoorde hij vanuit de commandobunker bevelen schreeuwen. Maar hij verstond er niets van en deed ook geen moeite. Hij wilde enkel nog eventjes van de plots ingevallen stilte genieten. Nog eventjes van deze eerste schok bekomen: één minuutje maar. Alstublieft...Een stamp in zijn lenden en een ruk aan zijn kraag bracht hem tot àndere gedachten:

" Debout nondedieu, et observez!  Ils vont venir!  Ce n'est pas le moment pour roupiller! "

Jean, de sergeant van zijn sectie ,liep door de kruitnevel diep gebukt verder het stuk loopgraaf af om zijn nieuwelingen een beroepsgeweten te schoppen.

Voorzichtig kroop Steiner recht en ontgrendelde zijn geweer vooraleer hij tussen de rotsblokken van de borstwering door over het hellend glacis naar de oever trachtte te turen. Maar zijn geprikkelde ogen traanden nog te erg van die bijtende rook om tussen de nevelslierten door iets nauwkeurig te kunnen onderscheiden. Toch leek alles kalm aan de overkant...

Vijf...tien...twintig seconden...: niets.

Zijn open hemd plakte tegen zijn lijf van het zweet. Ondanks de gloeiende hitte liepen de ijskoude rillingen over zijn rug. Zijn tong voelde zanderig aan van het stof en vergeefs trachtte hij een beetje speeksel in zijn mond op te wekken om de pijn te verzachten in zijn kurkdroge keel...De wurgende spanning ebde langzaam weg en schuw waagde hij een snelle blik naar links en rechts waar de kameraden van zijn sectie met tussenafstanden van vijf-zes meter net als hij in schietpositie tegen de borstwering lagen. Iedereen speurde gespannen over de loop van het geweer het niemandsland af tot aan de rivieroever, een dikke honderd meter verderop.

De rook dreef langzaam over. Aanvankelijk spraken ze geen woord maar toen er na vijf minuten nog altijd niets bewoog kraste zijn gebuur opgelucht:"Fausse alerte... je crois". Als om dit te bevestigen kwam de sergeant teruggelopen van zijn inspectie langs de lijn, zwetend lijk een varken ,maar nu iets minder gebogen.

Achter Steiner hapte hij even naar adem:

   "Gaston a eu son compte...en plein dans le mille...Toi, Rocco et toi Richard: si dans une heure les Maures n'ont toujours pas bougé, allez me nettoyer ça et ramassez le peu de ce qu'il en reste! "...Na die voltreffer op de kop van Gaston kon dat naar zijn mening blijkbaar niet zo erg veel zijn... 

..
  Nu de verdoving van het bombardement uit zijn hersens verdampte zag hij dat inderdaad achter de hoek een stuk van de loopgraaf was weggeblazen, ongeveer op de plaats waar zijn buurman had moeten staan. Gaston, de enige van de nieuwelingen die in het opleidingskamp van Prat géén schuilnaam had opgegeven om het fascisme te komen bevechten.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
14-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
13-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 32
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A20 BIS.   DE LAATSTE SLAG AAN DE EBRO.

 

 

Dat een nieuwe wereldoorlog voor de deur stond, werd na maart '38 met de "Anschluss" van Oostenrijk bij Duitsland voor iedereen steeds duidelijker. Toen eind mei het Franco-offensief op de benedenloop van de Ebro, dat het republikeins gebied in twee delen had gesplitst, na een uiterste krachtinspanning door de Internationale Brigades kon worden afgestopt, schepten de roden weer hoop.       

Met hun laatste krachten schraapten ze in Catalonië een grote legermacht bijeen (250.000 man) en gingen zelf op 24 juli vanuit het noordoosten wanhopig in het offensief. Op bootjes en loopbruggen staken ze die nacht, met de Internationale Brigades op kop, de Ebro weer over en wierpen in 14 dagen tijd de totaal verraste nationalisten over een front van 60 km even ver achteruit. Tot - opnieuw! - alle rode reserves waren opgebruikt en Franco hun opmars vanaf 2 augustus met een verpletterende overmacht aan artillerie en vliegtuigen geleidelijk kon afremmen en een week later volledig stoppen. Onder de gloeiende zon bestormden de Brigadisten met de moed der wanhoop aanhoudend de kale heuvels waarop de Moorse Franco-troepen zich hadden ingegraven, en zich nu niet verder meer lieten verdrijven.

Ook tegen de zuidelijke flank van de corridor, die Franco bij zijn doorbraak naar de zee had veroverd, hadden de linksen vanuit Valencia een groot offensief gepland in noordoostelijke richting. Maar dat kwam door een inwendige machtsstrijd binnen de republikeinse regering en de opperste legerleiding, die onder het communistische juk uitwilden, nooit goed uit de startblokken en bloedde reeds na een paar dagen dood. En alhoewel de rust aan het zuidelijke front snel weerkeerde, hielden de linkse generaals er toch al hun reserves vast en keken werkloos toe hoe aan het Ebro-front de gevreesde stalinistische Internationale Brigades in zinloze stormlopen leegbloedden...

Toen begon in de grote Ebro-bocht een gruwelijke slijtageslag waarbij de roden op den duur voetje voor voetje terug moesten wijken en eenheden tot 8O% van hun effectieven verloren. Tot de herfst konden zij de puinhopen van de stadjes Caspe en Gandesa op de rechteroever in handen houden, maar moesten zich op 10 november '38 volledig gedemoraliseerd weer achter de stroom terugtrekken.

Want ondertussen had Moskou de republikeinen laten vallen en de kraan van zijn wapenleveringen dichtgedraaid. In het kader van zijn eigen verzoeningspolitiek tegenover Hitler stemde Stalin in met het voorstel de Internationale Brigades terug te trekken: ze hadden hun tijd van roem en hun propagandawaarde gehad. Daarbij, de meeste buitenlandse communisten waren ondertussen toch gesneuveld en de I.B.'’s bestonden in september '38 reeds voor 60% uit Spanjaarden, hoofdzakelijk uit tuchthuisboeven en uit de strafbataljons ontslagen dienstplichtigen. Hun ontbinding, een maand later, was dus énkel voor de linkse West-Europeanen een ideologische catastrofe, maar op Spaans militair vlak geen groot verlies...Méér nog: de door de Volkenbond gecontroleerde repatriëring van ALLE buitenlandse vrijwilligers uit beide kampen was zelfs voordelig voor de republiek.

Want niet alleen de doodgebloede I.B.'s, maar ànderzijds ook het machtige Duitse 'Legion Condor' en de Italiaanse Fascistische divisies, die Franco zo krachtdadig ter hulp waren gesneld bij het begin van de rebellie, zouden nu geleidelijk van het front weggetrokken worden. De burgeroorlog zou dus nog énkel door Spanjaarden worden uitgevochten - en daardoor langzaam uitdoven - en bij de linkse bevolking de (vergeefse) hoop doen opleven op een onderhandelde vrede.

 Maar Franco wilde zijn onvermijdelijke overwinning niet uit handen geven...De vier grootmachten, die op 30 september met het dubieus "akkoord van München" reeds Tsjechoslovakije om zeep hadden geholpen, verzachtten met hun hernieuwde stunt enkel het ter ziele gaan van de Spaanse Republiek....

Vlak voor hun repatriëring naar hun thuisland mochten de 10.000 overlevenden Brigadisten van dit linkse elitekorps op 15 november '38 in Barcelona een afscheidsparade houden, die door de communistische propaganda flink in de verf werd gezet...Deze 'helden van het internationaal proletariaat' werden door de bevolking nog fel toegejuicht en wenend in de bloemen gezet, omdat iedereen wel wist dat hun bombastische strijdkreet "Viva la muerte! " meteen ook de dood van de republiek inluidde...

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
13-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
12-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 31
                                                                                      Boekdeel A2

Beslaat de periode van augustus 1938 tot januari 1939, waarin sprake is van het laatste Ebro-offensief in de Spaanse Burgeroorlog en een eerste lief voor de jongens.

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
12-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
27-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 30
Klik op de afbeelding om de link te volgen

  DE AARDSCHOK.

Leon wist één ding zeker: hij zou die zilveren sigaar zeker missen, maar liet het, nù en hiér met zijn schone lief, niet aan zijn hart komen. De oorlog was nog niet voor vandaag! Hij gleed op zijn hukken de gladde brede arduinboord van de dijktrap af, het warme witte zand in. Joelend volgde Olga zijn voorbeeld zonder acht te slaan op haar opwaaiende bloemenrokje en haar zondagse roze-broek-met-kantjes. In een flits moest Leon versteend aan de zoutpilaar van Sodom denken, tot z'n "vlam" hem beneden speels bij de pols greep en hem rennend de zachte glooiing aftrok, zee-toe. Hij voelde zijn verliefde kalvenhart wild opspringen door deze plotse blijk van ware trouw.

    Maar juist toen ze hand in hand voorbij een kuil liepen,waarrond een dreumes met zijn emmertjes fier een driehoog zandkasteel had gebouwd, sloeg een schok door hun benen! En boem, daar lagen ze! Het fort zakte in, het luid kelende ventje in zijn diepe put half bedelvend. Verdwaasd keek Leon op toen een nieuwe schok het fijne zand rondom deed opwervelen als een grondmist. Bij de derde daver zag hij hoe de branding omkeerde en een paar hoge baren van het strand af de zee inrolden...

    Even was het doodstil maar toen brak plots de paniek uit. De baders vluchtten pletsend de golven uit naar de veiligheid van het harde strand. De bomma's kropen haastig recht en trokken hun krijsende kroost beschermend tegen zich aan om dan met bevende benen naar de dijk te strompelen. Een paar minuten later lag het strand verlaten. Na een ogenblik van verbijstering renden ook Leon en zijn lief niet-begrijpend de dijk op, terug naar de "Lac aux Dames”.

     "Wedden dat de munitiedepot van het nieuwe militair kamp ontploft is ?!" Maar zijn Olgatje scheen het niet te horen. En vreemd genoeg: er viel geen zwarte rook te bespeuren boven de duinen, zoals destijds bij de dood van zijn vader...Gejaagd wilden ze Briek hun geheimzinnig avontuur vertellen. Maar in de bar onder het zwembad stond deze ,zijn getaand gezicht vaalbleek, eindeloze vloeken te braken: een dun waterstraaltje spoot uit de rand van de middenste pantserruit, hoog over de toog weg,de zaal in...     

     De pret was eraf. Leon maakte zich stilletjes uit de voeten. Hij wist het nog niet, maar hij had zojuist een aardschok meegemaakt van vijf komma negen op de Richterschaal. Aardschok die tot in het verre Spanje door heel veel mensen werd gevoeld...

     Maar niét door Steiner. .


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
27-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
22-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 29
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A19. DORPSPOTENTATEN ...

 

                                 Westende-bad, begin juni ‘38.

 

Meester Engelborghs was een machtig man in het dorp en dàt zou Marie vlug ondervinden...

Joseph schreef hem de volgende maandagavond tijdens de studie in een tranerig epistel dat zijn moeder hem na de eindexamens op chantier wilde sturen als straf voor zijn verdrijving uit de cadettenschool. " Dit voel ik aan als een dubbele onrechtvaardigheid: een jongeling mag toch niet de dupe worden van de politieke strijd in zijn milieu die nu riskeerde de inspanningen van drie jaar studeren zinloos te maken”...

En aangezien een goed verstaander geen luidspreker nodig heeft was de meester op vrijdagavond bij Marie binnen gevallen.

Hij kwam eens horen hoe de post, die hij haar bij "Ons Rustoord" had bezorgd, haar feitelijk beviel, want véél had hij daar nog niet van vernomen hé...En vóór ze van haar verrassing kon bekomen had hij haar eveneens met een half woord laten verstaan dat ze met betrekking tot de toekomst van Joseph beter géén overhaaste beslissingen nam :" Die jongen is mijn protégé ,dat weet ge ,en als hij voort studeert zal hij het zekerlijk vér brengen. Die carrière in 't leger was tóch niets voor hem :als Vlaming zou hij daar sowieso nooit aan de bak komen...Laat hem liever zijn laatste drie jaar uitdoen op 't athenée van Oostende ,dan is hem zeker van een goed plaatsje in de administratie...Op kosten van de Hulpkas ,natuurlijk :daar moet gij u niets van aantrekken...En van zijn abonnement op de tram evenmin...”

Had ze dat al niet eens eerder van Engelborghs gehoord, dat ze zich niets moest aantrekken? De herinnering alleen al aan die vlaggencircus op de begrafenis van haar Dis deed haar opstuiven

" Maar Meester ,ge weet toch dat we het niet..."

" Niet breed hebben, Maria? Ja, zekerlijk! En gij zijt niet de enige ,met al die werkloosheid alom ,gelooft me vrij ! Maar wat zou de Joseph binnen brengen met brieken bikken ,denkt ge ? Vooropgesteld dat hem in deze triestige tijden inderdaad een chantier zou vinden?...Als ge dat doordrijft ,Maria ,dan trek ik mijn handen van u af ! En dan zijt ge er vet mee ,als ge buiten vliegt uit "Ons Rustoord" , nietwaar !"...Als dreiging was dit niet mis te verstaan.

“" Luistert ,Maria : zodra ik uw akkoord heb dat de Joseph mag voortgaan in Oostende stap ik naar meneer pastoor en dan zijt ge volgende maand in "Ons Rustoord" kokkin in plaats van kuisvrouw. Dat betaalt de helft méér! En mocht ge uw kop willen doordrijven dan staat ge op straat :ge hebt de keus !...Stuurt de Leon morgenvroeg maar naar school met uw antwoord :meer heb ik niet te zeggen ! En apprepo ,uw klacht tegen de garde staat er slecht voor :als ge wilt dat ik mij er nog mee bemoei zou ik in uw plaats weten wat doen..." En voor ze het wist sprong de meester buiten op zijn mooie blinkende fiets en verdween van het toneel.

“ Vuilen blageur!” dacht ze hardop,” ziet hem daar rijden op zijn schone vélo!” Die werd, naar ze zich meende te herinneren, iedere zaterdagmorgen door de beste leerling van de klas gewassen tegen betaling van één frank...Vreemd dat juist deze futiliteit nu door haar geest moest flitsen...

Doch héél lang moest Marie niet twijfelen over de keuze die hij haar liet. In haar eentje wist ze zich verloren. Enkel met de hulp van de meester zou ze haar recht tegen de garde kunnen halen. En dàt wilde ze vóór alles! "Klacht tegen de garde afgewezen?" Ja schèt, Mariètte: daar zou nog véél volk naar komen kijken!... Voor het probleem met Joseph kon ze beter kop leggen ,hoe het haar ook tegenstak : Engelborghs was inderdaad een zeer machtig man in 't dorp...'t Was beter niét tegen dié zijn kar te rijden !             

In Westende-Bains, zoals de badplaats destijds officieel heette, zwaaide er nog een ànder machtig man de plak, ook al zou je het hem niet aangeven. " Meneer Jean van de société" was in totale tegenstelling tot meester Engelborghs een gestampte Waal, klein, bleek en schriel en liep daarenboven nog met een dikke horrelvoet. Naar men zei opgelopen bij de verdediging van het Luikse fort "Lonçin" ,in '14...Daaraan zou hij ook zijn troon te danken hebben als bureelhoofd in de administratieve zetel van de "société de Westende-Plage".        

Deze promotiemaatschappij diende als koepel boven een wirwar van satelliet-n.v.'s ,v.z.w.'s en clubs die zich elk met een specifiek aspect van de badplaats bezig hielden ,van strandanimatie ,golf of tennis tot casino uitbating ,feest comités ,verhuur van strandcabines en verkoop van bouwgronden. En waarin men vanzelfsprekend steeds dezelfde allround-animatoren terugvond, tycoons uit het bankwezen en de hogere politiek met namen van hier tot ginder. Tijdens de oorlog ’14-’18 werd de badplaats praktisch van de kaart geveegd en gingen ook de beheersstructuren van de oorspronkelijke familie Otlet over in de handen van nieuwe ‘Happy Few’. Maar tóch bleef de badplaats een zuiver Franstalige Brusselse speeltuin. En ook al was de "société" in de loop der jaren al wel tienmaal van naam veranderd en in andere handen overgegaan, monsieur Jean bleef onomstotelijk op zijn zetel vastgeklonken.

Vanuit het witte moderne bureelgebouw in de kuip van "de kleine tennis" heerste het schriele mannetje als een spin over het reilen en zeilen van "la plage" en behartigde er de belangen van zijn Brusselse broodheren met een energie ,een betere zaak waardig. Hun immobiliënmaatschappij had op het eind van de negentiende eeuw Westende uit de duinen gestampt, de zeewering en de Koning-Ridderdijk gebouwd, de straten getrokken en de gronden verkocht. Met andere woorden: zónder de "société" had de badplaats nooit bestaan. Dergelijke maatschappijen waren aan de kust legio. Ze stamden nog uit de tijd toen Leopold II "onze" Kongo veroverde en zijn militaire en financiële medewerkers beloonde met barontitels en reusachtige stroken duin aan een vriendenprijs. De oostkust niet te na gesproken, traden deze "baron-zeep" - zoals de mensen hen noemde - zelden op het voorplan maar trokken vanuit hun beheerzetel in het verre Brussel stevig aan de touwtjes. Zo kwamen minister Hymans en Jaspar of àndere barons de Broquevilles af en toe in "Westende-Plage" wel eens een oogje werpen op hun negorij, maar in feite bleef het dagelijks beheer in handen van de toegewijde "monsieur Jean”, alias "de peerdepoot"”.

Dit heertje stond bij de autochtonen - een vaste kern van hooguit dertig gezinnen die allen van "hét seizoen" moesten leven - bekend voor zijn slecht karakter. Maar de mensen aanvaardden zijn vitterige bemoeizucht gedwee als een gevolg van zijn fysieke misvorming. Dat hij wél het hele jaar door in Westende woonde maar tóch geen gebenedijd woord Vlaams sprak vonden ze óók normaal :àlles wat met de toeristen en de "société" te maken had verliep immers uitsluitend in het Frans. Ten andere, veel van de residerende hoteleigenaars, die ook buiten het seizoen het sociale leven animeerden, stamden uit Frankrijk of Italië. En die zouden er niet aan durven dénken de standing van hun etablissementen in gevaar te brengen door zich met dat gutturale lokale volkstaaltje in te laten...

Zelfs de straten hadden chic-klinkende namen gekregen zoals de "avenue des hirondelles”,"avenue des mouettes" of andere "avenue des portiques"...Een dichterlijke voorvader van de Peerdepoot op "de société" had deze namen destijds persoonlijk uit zijn duim gezogen en dertig jaar làter had nog niemand het aangedurfd - of er ook maar aan gedacht - die in het Nederlands te vertalen...Wél ondernam het gemeentebestuur van Westende-dorp, op basis van de nieuwe taalwetten, vorig jaar een schuchtere poging om nààst de Franstalige straatborden een Nederlandstalig exemplaar te hangen. Maar dat ontketende zo'n heibel met nachtelijke teerborstelexpedities vanuit beide kampen dat de provinciegouverneur Baels zich verplicht zag tussenbeide te komen. Sindsdien hadden de fransdollen van "Bruxelles-plage”, zoals Westende-Bad smalend door de dorpelingen werd genoemd, hun extreme standpunten wat moeten versoepelen en eisten nu bij monde van hun "Union pour le bilinguisme du Littoral" enkel nog een volledige tweetaligheid van de dorpsadministratie.

Politiek Vlaanderen had hier zeker het laatste woord niet gezegd, maar in het sociaal leven van de badplaats kwam het Nederlands hoe dan ook nauwelijks aan bod. En de drieste onverlaat die tegen één of andere Franse sprekerd al eens schril "in Vlaanderen Vlaams!" durfde te roepen, werd onveranderlijk door de geschrokken omstanders - geboren en getogen Menapiërs incluis - als een zielige dorpsidioot gedoodverfd: zoiets dééd een deftig mens met iet of wat verstand toch niet!...

Kortom, geen enkele winkelier, hotelhouder, fietsen-verhuurder, restaurateur, ijsboer of politieagent zou het in zijn hoofd halen een "vreemde" (zoals men de toeristen noemde) in het Vlaams aan te spreken. Dat zou boers en ongastvrij overkomen, ja zelfs kwetsend, nietwaar! Alsof men zomaar veronderstelde dat de klant niet lang genoeg school had gelopen om deftig Frans te spreken! Ook al was dat dan inderdaad dikwijls het geval...

Waar de Westendenaren het wél wat lastig mee hadden was de pietluttige manier waarop Peerdepoot het straatbeeld bestierde. Noch de kleur van de buitenschildering van huizen of villa’s, noch de grootte van de uitstaltafels vóór de groentewinkels of de speelgoedbazars ontsnapten aan zijn bemoeizucht. Maar ter wille van de commercie schikten ze zich slaafs naar al zijn grillen.Maar onder elkaar noemden ze die diktator met zijn horrelvoet smalend "de Kleine Geubels"...

De reden was heel eenvoudig: monsieur Jean regelde naar eigen goeddunken de toeristische animatie en dat deed de autochtone kassa rinkelen. Of een seizoen slaagde of niet, hing veel af van hét vuurwerk op 21 juli en de volksfeesten met "Bal populair" op 15 augustus. Het dagblad "Le Soir" moest langs hém passeren om de gekende wedstrijd met de strandforten in te richten. Hij organiseerde eveneens de wedstrijden voor het mooiste zandkasteel en de criantste “boutique”, waarin de door hun Mémé opgejutte snotneuzen de afgrijselijkste papieren bloemen trachtten te versjacheren tegen grote "tourellen" en scherpe "rasoirs". Hij leidde ook jaarlijks de vervalste verkiezingen van een bleekscheterige "Miss Plage" waarbij zuiver toevallig nóóit eens een kind van de kust binnen de prijzen viel...Wegens té goed in het vlees, waarschijnlijk...

Eerlijk gezegd voelden de autochtonen zichzelf bij deze steeds weerkerende invasie van vreemdelingen zo'n beetje als de bemanning van een luxecruiser. In de schemer van het ruim mochten zij wél ter verstrooiing van de toeristen de machines draaiend houden, maar van de zonnige commandobrug, waar kapitein Jean de scepter zwaaide, werden ze resoluut geweerd.

Bij dit potentaatje moest Marie begin juni te biechte komen om voor Leon een vakantiejob als ballenraper op de tennis los te peuteren. Kwestie van het schoolverlof niet in ledigheid te slijten en nog wat zaad in 't bakje te brengen ,in afwachting van zijn stage op de "Astrid". Er waren maar een tiental plaatsjes beschikbaar, wist ze, en het was dus zaak er vroeg bij te zijn. Ze hoopte dat het met het - Franse! - introductiebriefje van Engelborghs wel zou lukken. De meester had eerst een Nederlandse aanbeveling willen schrijven maar Marie had hem kunnen overtuigen dat monsieur Jean enkel de aanvragen in de taal van Molière in overweging zou nemen. Ze kende het klappen van de zweep: de verbitterde hoofdstedelijke mankepoot genoot ervan die flamingante boerenpummels van het dorp even op de knieën te dwingen en weerwraak te nemen op die imbeciele inboorlingen van de kust. Het gemeentebestuur noemde hij tegenover zijn secretaresse onveranderd ‘deze achterlijke cultuurbarbaren uit de duinschorren’f kortweg:"Ces ménapiens..." Waarmee hij de voorhistorische primaten bedoelde in de kustmoerassen ten tijde van Jules César.

En inderdaad, Marie had het spel goed doorzien want de Peerdepoot stuurde een paar dagen later de aanbeveling naar de meester terug met in purperen inkt een kanttekening:"Doit se présénter en personne vendredi 17 h.!" . Toen hij haar bij het uitgaan van de mis het papiertje in de hand drukte en zij hem nederig voor "de moeite" dankte grijnsde hij wat bitter :" Maria ,zo'n vuil commisjes ,dat is het liefste dat ik doe ,zie...Voor die opgeblazen kakkerlak op mijn buik kruipen, maakt heel mijn week goed: graag gedaan, hé mens!" Zo, dàt wist ze weer...

Maar toch moest ze met Leon nog driemaal naar het bureel van de société terugkomen vooraleer ze monsieur Jean persoonlijk kon spreken. En dan kreeg ze van dat hautaine mormel nog een hele waslijst regels mee waaraan een ballenraper qua kledij, schoeisel en houding moest voldoen om aangenomen te worden. Die obligate witte short zou ze wel tijdig op de naaimachine van de Vrouwengilde ineen kunnen flansen en als hij zijn rubberen "sletsen" eens stevig afschuurde waren die weer proper wit. Maar witte sokken moest ze in de Uniprix van Nieuwpoort kopen: wéér geld! Jesus-Maria het hield niet op!

Enfin, ze had uitgerekend dat hij tot tien frank per dag kon winnen, maar dan moest hij er wel doorlopend van acht tot acht zijn...En zijn middagbrood diende hij met een "pulle" koude koffie sluiks in de bosjes rond de courts door te spoelen ,buiten het zicht van het selecte publiek. Die zouden zo eens mottig kunnen worden van het beleg van zijn drie luizige boterhammen!

Marie kreeg nog een tweede gelegenheid om Engelborghs te bedanken. Door haar krappe budget had ze de laatste maanden nagelaten Leon wekelijks zijn halve frank spaargeld mee te geven als aanbetaling voor de jaarlijkse schoolreis. De meester had de week na de begrafenis van Dis niet meer aangedrongen: hij kende nu de precaire gezinsfinanciën. Hij zou dan maar uit de zwarte "sociale schoolkas" putten die hoofdzakelijk door brouwer Biervliet werd gespijsd...Leon zélf had zich in gedachten al neergelegd bij het beschamende feit dat hij dit jaar niet mee zou mogen gaan.

Tot de meester hem op een middag even nà liet blijven en ze een geheim verbond sloten: iedere maandagmorgen zou Engelborghs hem in het geniep twee kwartjes in de hand drukken die Leon dan bij de ophaling in de klas fier kon teruggeven. Het sprak vanzelf dat hij daarover, niet enkel tegen zijn klasgenootjes maar ook thuis, zijn mond moest houden, hé! Leon nam zich plechtig voor als hij eenmaal groot was de meester voor dit alles duizendmaal te vergoeden!

Marie had ook al een kruis gemaakt over die schoolreis : spijtig ,maar er waren ergere dingen in 't leven en zo leerde de kleine op zijn tanden te bijten... Maar toen Leon op de vooravond van de grote dag tot haar verwondering zijn zondagse kleren klaarlegde alsof er geen vuiltje aan de lucht was, speelde ze schijnheilig de komedie mee. Bij het klaarmaken van zijn boterhammen kon ze toch niet nalaten even langs haar neus weg te vragen "of de meester niet kwaad was geweest omdat hij niet meer spaarde"

" Hij heeft gezegd dat de brouwer trakteerde: dien heeft geld genoeg!" Ze liet haar verrassing niet merken, want inderdaad: laat de rijken maar de crisis betalen, verdomme! Die zotte Steiner met zijn rode affiches had tenslotte tóch gelijk gehad!

Deze onverwachte schoolreis zou een onvergetelijke mijlpaal worden in Leons jonge leven! Eerst die lange rit met de touringcar van Ramoudt, in de lederen zetels helemaal tot in Diksmuide. Ze mochten onderweg zelfs schreeuwerig vals zingen van "De Weverkens" of "Mijn Vlaanderen" zonder dat de twee meesters vooraan hun begrijpende glimlach verloren!

En dan de nog fonkelnieuwe Ijzertoren beklimmen, wel duizend trappen tot helemaal boven, om in de huilende wind hoog over het zonnige goud- en groengevlekte vlakke land te schouwen! Ze zagen zelfs de kerktoren van Westende, gans in de verte tegen de zee! En de Kemmelberg in het zuiden! Alhoewel ,berg ?...En in de spookachtige, lugubere keldergewelven van het monument vertelde meester Engelborghs met trillende stem het triestige verhaal van de gebroeders Van Raemdonck die, tijdens de slag aan de Ijzer, dicht bijeen gekropen waren om samen te sterven. De meeste jongens begrepen er niet veel van, waarom er oorlog was geweest en waarom die gebroeders, die overhoop lagen met de Franse legeroversten door de Duitsers werden doodgeschoten. De meester deed daar nogal raar over, vond Leon...

En vandaar waren ze helemaal naar Frankrijk gereden, tot op de Casselberg, een échte ditmaal, zeker zo hoog als de IJzertoren. En daar had de meester verteld van de grote Vlaamse held Zannekin - ja die van cinema Zannekin, Vermote, en snuit uw snotneus lijk een normale mens! - Zannekin die, net zoals Breydel en Deconink in 1302, de Fransen had bevochten, maar dan ver op zijn eentje. En dus vaneigens fameus klop had gekregen...Nogal stom, vonden ze, ook al zei de meester dat het een belangrijke Vlaamse heldendaad was geweest...

Dat de schoolreis ook de haven van Duinkerke had aangedaan verzweeg hij in alle talen. Jetje zou dat pas een week làter vernemen en alle moeite van de wereld hebben om de reden van zijn koppig zwijgen los te peuteren...

Wél taterde hij honderd uit over de rijke boerenzoons Kamiel Blomme en de twee Vermotes die op de terugweg van zattigheid heel de achterbank van de bus onderkotsten. Want in Cassel hadden ze sluiks Franse wijn gedronken en een klein flesje Pernod gekocht, zogenaamd als "souvenir pour père"...En het natuurlijk zélf leeggetutterd!

Voor Marie had Leon een cadeautje bij: een klein nachtblauw staalflesje "Soir de Paris”, échte Franse odekolon...

" Hoe komt gij aan dat geld ?" was het enige wat ze als dank kon bedenken.

" Verleden zondag van nonkel René gekregen toen ik hem in 't café vertelde dat we op schoolreis gingen..." Hij zei er niet bij dat hij voor zijn vijf frank twéé flesjes had gekocht...

En dat hij hoopte van zijn Olgatje een betere "merci" te krijgen dan van zijn moeder.

 

De stille badplaats kwam langzaam weer tot leven. De  winkeliers wasten de zoutsmurrie weg waarmee de winterse zandstormen hun uitstalramen hadden besmeurd. Hoteliers luchtten met wijdopen vensters hun muffe kamers en café-bazinnen spoten met de lans de terrassen schoon. Hier en daar stoften een paar hoopvolle bazarhouders op hun stoep de toonrekken vol smakeloze blote postkaarten en veelkleurige prullaria af, terwijl hun vrouw en kinderen zich in allerhande rubber strandballen en waterbeesten de longen uit het lijf bliezen. Met paard en kar werden de laatste badcabines naar de dijk gereden en aan de Rodekruisbarak de eerste vlaggen gehesen. Zo, de slaven van "Westende-Plage" stonden popelend klaar om hun Brusselse meesters feestelijk in te halen...

Marie merkte aan de eerste blinkende luxeauto's in de straten dat de "rijken" reeds in aantocht waren :hun chauffeurs kwamen met de gitzwarte Minerva of de bronsgroene Hispano Suizza het huispersoneel afzetten om de villa's te luchten en grote schoonmaak te houden. Binnen een paar dagen kon dan de voorhoede van grootouders en kindermeisjes opnieuw met het kleine grut bezit nemen van het strand ,in afwachting dat vanaf 1 juli de échte invasie van het chique volk begon. Volgens het in vorige seizoenen gerodeerde vaste ritueel zouden de elegant geklede dames dan weer geaffecteerd kwebbelend met gepommadeerde dandy's van het ene schaduwrijke barterrasje naar het andere kunnen flaneren. En ondertussen kon hun brutaal losgeslagen broedsel de dijk onveilig maakte met trottinet en billenkar, alsof het àl van hen was...

De volgende zondag trok Leon ,tot grote verbazing van Marie ,alleen naar de vroegmis :"Dan kan ik nadien nog rap eens naar de tennis gaan zien of er al volk is...Kwestie van mij alvast wat in te werken, hé! “lachte hij. Marie vond het goed, als hij maar op tijd thuis was voor het middageten.

Maar de kleine koesterde àndere plannen. De vorige avond had hij Olga, na het grassnijden, met zijn nachtblauwe flacon "Soir de Paris" verrast. En zij hém met een natte dankkus op de wang. En toen ze in het rosse duister afscheid namen vroeg ze hem eens naar de gloednieuwe "Lac aux Dames" te komen kijken ,vóór het zomerseizoen officieel startte. Als hij zijn zwembroek meenam konden ze misschien samen een duik nemen: het dok was bijna helemaal vol...

Leon kon zijn ogen niet geloven! De verblindend witte laagbouw rook nog een beetje naar de verf want de schilders hadden pas gisteren de laatste retouches gegeven. Maar Olgatje was vooral fier op dat opaalsblauwe zwemdok middenin het halfrond van het rood-betegelde caféterras met de bonte parasols: een nooit geziene weelde, vol glashelder water! Aan de twee wipplanken was het meer dan drie meter diep en toch zag je het stukje van tien centiemen, dat haar vader-loodgieter-zwemkampioen er als test had ingegooid, blinken op de bodem! Onder de esplanade lag het restaurant en vanuit de bar kon je door drie dikke ruiten onder water, als in een reusachtig aquarium, wel tien meter vér kijken: de blinkende "klutte" van Briek Erte op de bodem lag er bijna voor het grijpen!

" Tijdens het seizoen moet mijn pa hier twee keer per dag zijn speciale numéro doen: met een oude koersvelo onder water op de bodem van het dok rondrijden, verkleed als clown, en aan een tafeltje doen alsof hij een glas bier drinkt! Hé Pa? Maar 't is geen écht bier ,hé ?"

Maar Briek was wat zenuwachtig ,nu de feestelijke openingsplechtigheid met rasse schreden naderde en er nog zoveel te regelen viel :"Kom gastjes ,loopt niet voor m'n voeten : oest ! Ga maar naar 't strand spelen !"

" Mogen we eerst hier niet effetjes wat zwemmen, Paatje?" fleemde Olga. Maar daar kon geen sprake van zijn: vóór de opening kwam er niemand met zijn vuile voeten in dat dok! "Ga maar in de zee! Hop, buiten!" En over de vijf brede teakhouten trap-terrassen van het grote solarium dropen ze gebroken af, monkelend nagestaard door een fiere vader: dat Olgatje van hem was me er verdomme toch ééntje! Zoals dié de jongens om haar vinger wond, zeg! Waar zou ze dàt ventje nu weer uitgehaald hebben?...

Maar Leon vond het allesbehalve erg dat er van zwemmen niets in huis kwam. In zijn gebreide wollen badpak zat er op zijn achterwerk een ferm gat en dat zou bij zijn snelle lief zeker niet ongemerkt voorbij zijn gegaan! Daarbij, het bewonderen van het sjieke openluchtbad had te veel tijd gevraagd en op zijn nieuwe polshorloge liep het al tegen elven: hoogstens nog eventjes in zee wat pootje baden en dan als de bliksem opkrassen wilde hij thuis niet de wind van voor krijgen...

Het wijds zicht op de zee gaf Leon steeds een zalig gevoel. Richting staketsel van Nieuwpoort, in de duinen tegen de vuurtoren gaven de mitrailleurs van het nieuwe D.C.A.-kamp volop katoen op de zak achter de tweedekker,die er obstinaat zijn wijde rondjes vloog boven de branding. De soldaten waren pas vorige maand van hun oude kamp naast het Hotel Bellevue in Middelkerke verhuisd naar de nieuwe kazerne bij Lombardzijde-strand waar ook Dis zaliger nog aan gemetseld had. Leon wist dat vooral de dorpscafés er goed bij vaarden maar in Westende-bad waren naar het scheen de soldaten "met permissie" niet zo welkom: de drank maakte hen 's avonds nogal luidruchtig en dat stoorde de sjieke sfeer van de badplaats...

Richting Oostende was zo te zien het zomerseizoen al begonnen. Op het zonovergoten witte strand vóór het indrukwekkende Westend-Palace zat al aardig wat badvolk. Een paar "ijsberen" - monitoren van de turnclub van "Papa-Ours" - renden er demonstratief de branding in met een tiental kinderen in hun kielzog :bij hoogtij trok een kalme zee ook de minder koene baders aan omdat die dan niet zo ver bibberend over 't harde zand moesten lopen. Maar hier vóór de "Lac aux Dames" waagde nog niemand zich in de baren en op het fijne strand zaten enkel een paar bomma's ,als kloekhennen bij hun peuters wat kinds te doen.

En ver op de noordelijke einder dreef ,zoals elke zondagnoen ,traag en statig de zilveren sigaar van Zeppelin voorbij op weg naar het verre Amerika. Nu misschien voor het laatst ,want in het Pathéjournaal van Cinéma Nova zagen ze vorige week opnieuw hoe de "Hindenburg" daar verleden jaar in Lakehurst brandend neerstortte. Waarbij de commentator met schallende stem had voorspeld dat dergelijke gevaarlijke monsters weldra vervangen zouden worden door de reusachtige vliegboten Dornier-X die met hun twaalf motoren driemaal rapper over de oceaan vlogen en desnoods bij panne op zee konden landen...

"De vooruitgang kunt ge niet tegenhouden..." had meester Denolf de volgende morgen op school gezucht ,toen de jongens dat filmpje ter sprake brachten. "Maar zullen WIJ gelukkiger zijn als de rijken op één dag naar Amerika kunnen vliegen? Uyghebaert ,hebt ge in hetzelfde film-journal gezien dat de schoolkinderen in Barcelona een gasmasker moesten aanpassen om de huidige burgeroorlog daar te overleven? En de volgende die op komst is? Is dàt geluk :weer eens vier jaar lang met zo'n kajoetchen zak over uwen kop te moeten rondlopen om niet te stikken?" En hij had zichzelf daarbij demonstratief met beide handen wurgend naar de hals gegrepen, de mond open gesperd en de tong uitgestoken. Maar toen de klas daarop in een schaterlach was uitgebarsten had de oude man enkel vermoeid de magere schouders opgetrokken...

<!--[if gte mso 9]>

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
22-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
21-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 28
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A18/2       OLGATJE.

                      Westende, 20 mei 1938.     

 

Sinds het communiefeest leek Leon wel in de zevende hemel en telde demonstratief de dagen af die hem nog van de "Astrid" scheidden, iedere morgen hardop als om het lot te bezweren. Zelfs Marie merkte de verandering bij haar kleine: iedere avond na de school ging hij nu zonder morren zijn zak konijnengras trekken, een karwei waar hij vroeger zwaar tegenop zag. Het duurde nu wel wat langer en hij kwam zelden vóór donker terug, maar hij beweerde een goede grachtkant gevonden te hebben langs het Yperleed bezuiden de Duinenweg. Toch bijna tien minuten stappen...Marie vroeg zich af wat er aan het gras in de wei rond "Ons Rustoord" mankeerde, hier in de polder vlak achter de Bassevillestraat...Maar tenslotte moest hij het zelf maar weten: sinds zijzelf buitenshuis werkte na de dood van Dis, had ze de verzorging van de konijnen aan Leon overgedragen...

Joseph wist méér over deze plotse dierenliefde van zijn broer. Maar hij hield wijselijk zijn kiezen op elkaar omdat hijzelf met een zwaar geheim op zijn lever rondliep. Sinds het communiefeest werd er iedere zaterdagavond, telkens hij met vergunning van de cadettenschool naar huis kwam, tussen die twee een aardig stukje afgefezeld op de scheerzolder waar ze samen sliepen. En dan ging het niét meer over de “Astrid”: dàt onderwerp had Joseph nogal brutaal de nek omgedraaid want het gebazel van Leon over "veel geld verdienen" hing hem ferm de strot uit.

Neen, het ging over de mokkels, al had Leon wel wat moeite met deze benaming sinds zijn hart sneller was gaan kloppen voor Olgaatje Erte. Joseph noemde haar steevast "H-H-Holgatje" om zijn kleinere broertje op stang te jagen en dat was meestal voldoende om de Leon een tijdje mokkend het zwijgen op te leggen. Maar niet voor lang. Want sinds hij met zijn dikke brandende bougie naast haar witgesluierd engelfiguurtje naar het altaar was geschreden om er zedig geknield voor het eerst de Heilige Hostie te ontvangen dacht hij aan niets anders meer dan aan "Trouwen met Olgaatje Erte! "

" Maar vent, ze heeft nog eens geen tetten! "

" Tetten! Tetten! Gij dénkt aan niets anders! Wat heeft dàt nu voor belang! Ze zal die tenandere wel krijgen als het zover is! Dat ziet ge goed genoeg aan haar liptjes: alle vrouwen met dikke lippen hebben dikke tetten, en Olgatje heeft heel schoon liptjes: ze zal in haar bloes niks tekort komen!"            

"Och gijsse onnozelaar! Dààr is toch geen verband tussen! Zie maar eens naar Jetje: die heeft schoon volle lippen maar voor de rest is ze zo plat als een vijg! "          

"Jamaar, Jetje is speciaal: die heeft nog nooit een vent gehad...'t Is maar als die erop wrijven dat ze dikker worden, en niet eerder...En ik ga met Olgatje nog wat wachten met wrijven tot dat ze zestien is! "

Ze proestten het beiden uit: Leon fier om zijn lange-afstand-visie en zijn stoutmoedig besluit en Joseph smalend om zo'n gebrek aan viriliteit. Wegens zijn wekelijkse treinreizen naar de "Grote Stad" ging de oudste in de ogen van zijn jonge broertje door voor een vent-die-van-wanten-wist...

" Gedomme man, als ze dààr nog volle vier jaar op moet wachten! En wat gaat ge in tussentijd doen? Haar handje vasthouden en in haar oogjes zien? Dàt zal ze nu eens spannend vinden zie! “

" Tootjes geven, tiens! En naar de Nova gaan 's zondags, op de laatste rij van de cinema "...Zijn geestdrift verzwakte wat, alsof hij zélf aanvoelde dat zijn planning een paar vervelende gaten vertoonde.

"En gij? Wat zoude gij doen in mijn plaats? " vroeg hij hoopvol:"Wat vangt gij aan met uw lief op de trein? "

Maar Joseph hield zich voorzichtig op de vlakte:   

"Och man, gij zijt nog veel te jong om dat allemaal te weten "...

Twee weken geleden had hij in het vertrouwelijk duister van hun nestje nogal zwaar overdreven met zijn verhaal over dat meisje uit Tielt dat hij voor alle gemak Thérèse had genoemd. Iedere zondag stapte ze nu in Brugge óp in zijn derdeklascoupé tot Brussel-Zuid en 's zaterdagmiddags reden ze "samen" terug naar huis voor het weekeind. Hij had haar voordien al een paar maanden in 't oog gehouden en genoteerd dat ze steeds in de eerste coupé van de laatste wagon reisde. Dus had hij tenslotte zijn stoute schoenen aangetrokken om veertien dagen geleden in Brugge van rijtuig te verwisselen en bij haar in te stappen. Even had ze een blik geworpen op zijn snedig cadettenuniform maar hem het volgende half uur niet meer bekeken.

Ze droeg onder haar losgeknoopte mantel evenééns een uniform met zo'n stijve witte ronde kraag van één of ander Frans pensionaat en was tot voorbij Gent obstinaat door blijven lezen in het blauwgekafte boekje uit de schoolbibliotheek. Toen ze het met een diepe zucht en rode wangen eindelijk dichtklapte en dromerig naar het donkere voorbijschuivende landschap staarde had hij alvast twee zaken ontdekt. Op het roodgerande etiket stond dat haar lectuur ging over "La jeunesse de Saint François d'Assise" maar dat bleek niét te kloppen met de inhoud. En ten tweede keek ze niét naar buiten maar gebruikte de vuile coupéruit als spiegel om hém te bespioneren! Toen hij langs dezelfde omweg naar haar knipoogde had ze verschrikt weggekeken en de rest van de reis was er niets meer gebeurd. Leon kreeg nochtans tijdens de volgende vergunning van Joseph heelwat ànders te horen: dat zijn grote broer op de overvolle trein een uur tegen haar hete lijf gekneld had gestaan...en méér van dat fraais!  In elk geval genoeg voor een onrustige nacht... Dat ze Thérèse d'Assise heette en de dochter was van de adellijke notaris van Tielt had Joseph er enkel als toemaatje bij gefantaseerd.

Om niet helemààl achter te blijven moést Leon hem nu wel van Olgaatje Erte vertellen: dat ze samen iedere avond tot donker achter de Duinenweg konijnengras gingen snijden en dat hij met zijn sikkel ook hààr vaderlandertje mocht vullen omdat ze vond dat hij daar zo handig in was...Ondertussen vertelde zij honderd uit: dat haar ouders drie jaar geleden naar hier waren verhuisd en door voorspraak de conciërgewoonst in de kelder van de pas afgewerkte "Lac aux Dames" hadden gekregen. Haar vader, Briek, had juist het Belgisch kampioenschap lange-afstand-zwemmen-in-zee gewonnen en kon als loodgieter helemaal alleen de ingewikkelde pompinstallaties van het supermoderne openluchtbad onderhouden. En aangezien de "Lac" het énige openluchtbad van de kust was en de Briek de énige zwemkampioen-loodgieter, vond Leon dat deze adelbrieven van zijn lief ruimschoots opwogen tegen die van de Tieltse notarisdochter. Maar Joseph gaf zich niet gewonnen en legde de vinger op de wonde toen hij fijntjes opmerkte:

" Uw H-H-Holgatje heeft nog geen tetten, terwijl mijn Thérèse...Man! Zo'n joekels! " En hij stak geestdriftig in het duister beide vuisten recht omhoog tot tegen het plafond van hun scheerzolder.

Leon keerde zich verongelijkt op zijn zij en bromde misprijzend tegen de witgekalkte plankenmuur:

"Gijsse Tettezot! "

Een jammerlijke dooddoener, moest hij stilzwijgend toegeven, maar tegen die "zo'n joekels" kon hij echt niet op. Hij moest bij de eerste gelegenheid toch eens uitvissen of Olgatje hem niet wat vroeger kon laten beginnen met wrijven. Al twijfelde hij daar erg aan, want de onderpastoor had tijdens de laatste catechisatie vóór het vormsel zwaar afgegeven tegen onkuisheid :nogal erg zweverig en verhuld ,maar tóch... Niemand had naar het scheen goed begrepen wat hij daarmee juist bedoelde, met onkuisheid, buiten boerenzoon Kamiel Blomme, misschien. Maar die wilde de uitleg enkel bij zijn vriendjes in het oor fluisteren tegen de prijs van tien bonte "marrembollen" of vijf "glasketten". En zoveel bezat Leon er niet.

Spijtig genoeg, want de kopers schenen met de lange gefezelde verklaring uiterst tevreden. Uit de tweede hand vernam Leon wat later dat volgens Blomme onkuisheid iets met konijnen te maken had...De schrik sloeg hem om het hart: zou de onderpastoor misschien vermoeden dat hij tijdens het grassnijden voor die beestjes ten overstaan van Olgaatje Erte duistere plannen smeedde? Hij besloot er in de biecht voorlopig niets over te zeggen en de zieleherder zélf uit de hoek te laten komen. Al goed, want die liet hem de vrijdag daarop zonder vragen of zinspelingen met vijf onzevaders en één akte-van-berouw gewoon gaan...Oef!

De opluchting was echter van korte duur want die zaterdag moest hij met moeder en tante Jetje om drie uur op het politiebureel komen. Hij schrok zich een aap en dacht eerst dat het met die gelogen biecht over Olgatje te maken had. Maar al ras bleek het te gaan over een confrontatie met de garde. De meester en een vreemde meneer - die de advocaat van het Verdinaso bleek te zijn - zaten reeds in de wachtkamer en stonden op om plechtig handen te schudden. Terwijl Leon zich uitgesloten voelde als Pietje-Snot gingen de grote mensen wat in de hoek staan fezelen tot de rijkswachter hem en zijn moeder binnenriep in het bureel van de veldwachter. Het stonk er verschrikkelijk naar generaties groffe Semois. De chef van de rijkswacht troonde aan de bureeltafel van de garde, terwijl deze achter een muur van stille verontwaardiging mokkend door het raam naar de gesloten winkel van Steiner aan de overkant stond te staren. De spanning was te snijden want die twee schenen reeds een hartig woordje gewisseld te hebben.

"Zet u, Vrouw Catrysse." Leonnetje kreeg géén stoel maar wél een kille blik van de chef.      

"Bon, ventje, nu wordt het serieus! Al wat ge voordien verklaard hebt was misschien praat voor de vaak maar wat ge nù nog zegt gaat naar meneer de juge..." Plots stond de garde dreigend met zijn vinger voor Leons neus te zwaaien:

"En goed oppassen, hé snotaap: als ge durft liegen, zal ik u weten te vinden! "

Daarmee vloog het spel op de wagen. De chef blafte Cyriel terug naar het raam maar die was nog lang niet uitgepraat. Marie sprong krijsend recht en snokte haar jong beschermend achter haar rokken. Engelborghs en de advocaat kwamen zich eerst nieuwsgierig maar dan verontwaardigd bemoeien met de over en weer geslingerde dreigementen. Enkel Jetje zweeg en trok Leon stilletjes mee naar buiten om van op de straat het verloop van de strijd te volgen. Pas toen de chef zijn twee kroongetuigen daar zag staan hield hij op met blaffen en kwam hen achterna. De eerste ronde bekvechten eindigde daardoor onbeslist.

De tweede hield de chef beter in de hand en na de derde moest de garde toegeven dat hij wel degelijk met Steiner vanaf de Apenberg de doorsteek had gevolgd tot de Bassevillestraat. Maar hij herinnerde zich niet onderweg in de duinen een hoop verroeste granaten gezien te hebben. Misschien lag dat aan die fles kortendrank die hij samen met de stroper soldaat had gemaakt: behoorlijk straffe kost, waarschijnlijk sluikstook van patatteschillen als je het hém zou vragen...Die smeerlapperij sloeg zoals geweten vantijd op de ogen en daarbij, er stond die nacht geen maan: pikke pikkedonker...

"Ik heb in elk geval geen granaten gezien! "

Pijnlijk. Iedereen wist dat hij loog als een tandentrekker, maar de chef drong uit eerlijke schaamte niet verder aan.

 

Een dag later. Onder zwakke afweer van Leon slaagde Jetje er toch in, met wat spuug op de tip van haar voorschoot, de gestolde bloedkorstjes uit zijn neusgaten te vegen: "Zo, weeral gevochten op school? Zijt ge daar ondertussen niet wat te groot voor geworden? "

" Het is de Vermote, die stinkaard, die altijd maar leugens vertelt! Over onze Pa, die een bedrieger is en maar doet alsof hij dood is. Ik heb al 't haar uit zijn kop getrokken, de vuile luiszak! En hij moet zijn konijn terughebben, zegt hem! Maar gegeven is gegeven, hé tante Jetje. Hij kan m'n kloten kussen! "

" Hey-hey! Een beetje op 't gemak hé! Wat is dat van onze Pa? "

Maar Leon was niet te stuiten:

" Hij maakte ons uit voor Bohemers...En dat we onze schulden niet betalen! Maar ik heb hem op de grond gekregen en met m'n vuist in zijn smoel geklopt! ...Hij is pertang de sterkste van de klas, maar toch had ik hem liggen! En was 't niet dat meester Denolf ons aan ons oren uiteen had getrokken, of ik had zijn stroot toegenepen, de rotte smeerlap! "

" Zeg is 't nu gedaan met die vuil woorden! Wat zijn dat voor manieren! 'k Zal u straks eens een peer geven, zie! "

Maar Leon scheen niets te horen en draafde verder, opgepept door de visioenen van zijn grote overwinning.

" Hij heeft mij willen versmachten, zo in de plooi van zijn arm" demonstreerde hij verkrampt met een pijnlijke grimas." Maar ik ken zijn vuile trucs, en ik grijp zo in zijn broekspijp naar z'n pietje."

Jetje schrok vlug wat achteruit voor de flukse  demonstratie van zijn knuist in haar schoot.

"'t Was rap gedaan! " lachte hij vals: 

" Ha zeg, niet met mij, hé! ...We hebben van meester Denolf alle twee dertig regels straf gekregen tegen morgen: 'Ik mag niet vechten op de koer.' Maar ik heb al tien lijnen af! "

Jetje zuchtte eens geringschattend en sloeg haar blikken ten hemel: " Wacht tot Marie straks thuis komt, zie:  dan kunt ge tegen hààr wat voort blazen, snotaap! "

Bonk! Als door een moker getroffen versteef Leon ter plekke.

" Jamaar nee...Tante Jetje...Dat was een geheim: Moeder mag dat niet weten. Of 'k zou moeten beuzelen als ze vraagt waarom ik heb gevochten. Want als ze hoort wat voor leugens ze vertellen in ’t dorp is ze weer heel de avond vies gezind..."

" Wat vertellen ze dan in godsnaam? Dat den Dis niet dood is? Bohemers en schulden? Wat is dat voor zever! "

"Ik zeg niets, of ge moet beloven te zwijgen tegen Moeder, anders heb ik de boter gefret! "

Jetje gebaarde met zware gewetensbezwaren te worstelen en gaf dan toch toe: " Allee, 't is goed: het blijft onder ons...”

" En 'k moet de rest van mijn regels nu hier mogen schrijven, voor dat ze me thuis verrast..."

" Jaja, al goed: wat is dat van die Bohemers? "

" Wel, de Vermote maakt ons uit echte Bohemers te zijn, die leven van leugens en bedrog...Want dat het niet waar is dat ons vader dood is, zegt hem: hij is gevlucht over de schreef om de schade niet te moeten betalen die hem schuldig is...En dat we de Openbare Onderstand bedriegen omdat we geen recht hebben..."

" Maar vent toch, is dat àl? Dat zijn oude koeien, hoor! Die roddel deed al de ronde vanaf de begrafenis van den Dis, met dat zand dat uit de kist reuzelde...De mensen konden niet geloven dat den Dis door de kracht van dien hoop obussen op slag in rook was opgegaan...Wel man, dan moeten ze het maar weten, hé. Maar dat van die Bohemers is nieuw: ik vraag mij af wie dàt heeft uitgevonden...Komaan, pakt uw lei en begint al rap te schrijven...

 

Het schooljaar liep langzaam naar zijn einde, maar beide jongens keken daar zeer verschillend tegen aan. Leon in blijde verwachting want nonkel René had hem verklapt dat het ver in orde was met de “Astrid”: nog één jaartje en de kleine kon er beginnen als scheepsjongen. En in afwachting mocht hij vanaf één augustus een maand meevaren als stagiair: prachtig!

Maar voor Joseph beloofden de laatste weken op de cadettenschool een pijnlijke affaire te worden. Zijn klasgenoten lieten hem meer en meer links liggen alsof hij een vuile ziekte had. De examens verliepen wel vlot, maar van de sportproeven die de overgang naar het "hoger middelbaar" inleidden werd hij onherroepelijk uitgesloten.

"“Puisque pour toi Petré, ça n'a plus aucune importance! " had die azijnpisser van een commandant hem koudweg uitgelegd: zijn examens hadden voor de school geen enkel belang meer ! Die azijnpisser was die kwajongensstreek tijdens de verkiezingsnacht dus tóch niet vergeten!

En Joseph hoefde zelfs niet te blijven tot de prijsuitreiking, voegde die rotzak er nog aan toe. Tegen 28 juni zou hij definitief als cadet geschrapt worden. Of hij niet wilde nalaten na zijn laatste vergunning een stel burgerkleren mee te nemen? Want al zijn cadettenspullen moest hij natuurlijk vóór zijn vertrek inleveren...

Toen hij dit thuis vertelde kreeg Marie weer een woedebui. Heimelijk had ze, net als Joseph, gehoopt dat de straf wel zou overwaaien. Want in feite lag de schuld voor dit politiek incident toch helemaal bij meester Engelborghs en niét bij Joseph! Echt een schande dat haar kind nu nog moest opdraaien voor dat overdreven Vlaamse vlagvertoon op Dis' begrafenis! En dan die kinderachtige stommiteit met dat armzalig afgescheurde plaksel tijdens de kiescampagne! ... Alles opgestookt door die vliegende zot van 't Verdinaso met zijn blinkende botten en zijn slappe stormpet! En zeggen dat den Dis zich verdomme iedere zondag op zijn bakkes liet kloppen voor die opgeblazen blagueur! Goed zot, ja! ...Den Dis moest het eens wéten, verdomme! ”

" En gij! " blafte ze tegen Joseph: " Uit m'n ogen, stuk misbaksel! Nog te stom om een stier te melken! Zie maar dat ge als de weerlicht een traveau vindt om brieken te bikken!  Misschien dat ge dàt kunt!  Of dacht ge soms van nóg een paar jaar op m'n kap te kunnen leven! ?... Vergeet dat maar!  't Is nu travakken, vent: hard en rap en 't zout in uw pap verdienen! "       

Zo, hij kon gaan.

Die avond werd er op de scheerzolder niet veel meer over de mokkels gefantaseerd. Leon begreep dat hij beter zijn mond kon houden over zijn Olgatje, nu zijn broer zo abrupt een streep moest trekken onder zijn romance met de zogenaamde hete notarisdochter. Maar aangezien ook Josephs strenge opleiding in de cadettenschool tot niets had geleid begon deze dààr zijn gal op uit te spuwen.

De sfeer in de klas was de laatste tijd helemaal verzuurd, vertelde hij fluisterend aan zijn broertje. Niét alleen omdat hij zich persoonlijk uitgesloten voelde, maar vooral door de politieke tegenstellingen tussen de gloeiende patriotten en de aanhangers van Rex. Leon Degrelle, die na de verkiezingen van mei '36 tot zijn eigen verrassing plots 21 afgevaardigden naar het parlement had kunnen sturen, zette daar aanhoudend de dikke bourgeois in hun hemd, tot groot vermaak van "de zwijgende meerderheid". Zijn showmeetings oogstten al jaren een reusachtig populistisch succes, stukken méér nog dan de operettes in de "Ancienne Belgique".

De volkse verve waarmee deze branieschopper alle echte en vermeende schandalen te grabbel wierp bezorgde hem de aureool van de witte ridder bij de kleine spaarders. Die waren kort geleden nog het slachtoffer geworden van het frauduleus failliet van de socialistische "Bank van de Arbeid", de katholieke "Bank van de Boerenbond" en de daaropvolgende devaluatie met 28% van de Belgische frank...Het electoraal succes van Rex was Degrelle echter naar het hoofd gestegen.Vorig jaar had hij nog in Brussel met veel lef en bluf een tussentijdse verkiezing uitgelokt en de schaamteloze corruptie aangeklaagd waarin de "bourgeois-cratie" wegrotte. Hoewel dit maneuver jammerlijk mislukte en hij slechts 19% van de stemmen kreeg (t.o.v de 79% voor zijn tegenkandidaat de vaandeldrager van het "Cartel des Démocrates" oud-premier Van Zeeland), bleef hij toch razend populair.

Ondanks deze afstraffing dweepten de meeste cadetten nog steeds met hun "beau Leon" omdat deze met zijn spectaculaire fratsen aanhoudend heel het hoofdstedelijke establishment voor schut zette. Op zijn meetings werd er een ferme scheet gelachen en de klasgenoten die er tijdens de weekends al eens sluiks naar gingen kijken kwamen wildenthousiast terug. Het kaderpersoneel hield het dan weer op de reactionaire kliek rond de aftredende premier Janson, de opvolger van Paul Van Zeeland, en de rijzende ster Pol-Henri Spaak. En alhoewel op school niet over politiek mocht gesproken worden steeg de spanning tussen beide kampen met de dag.     

" Al met al trekt het erop dat ze in Brussel hun eigen Spaanse burgeroorlog aan 't prepareren zijn, want 't gaat er miljaarde van tijd beestig aan toe! "

" En wat doen het Verdinaso? " vroeg Leon slaperig. Joseph zuchtte eens ontmoedigd: die kwamen immers bij de Brusselaars nauwelijks aan bod: "quantité négligeable", zoals gewoonlijk. Ze schopten af en toe wel eens een rel op een meeting van de belgicisten of van Rex maar dat kwam nauwelijks in de krant. De flaminganten van het V.N.V. liepen dan weer klakkeloos mee met Degrelle, grijs in zijn schaduw. Maar vergeleken met hém waren ónze sprekers zwartgallige, sombere hakkelaars en in hun oratorische humor even lichtvoetig als waterbuffels. Hun taalgebruik was daarenboven voor de doorsnee-Ket totaal onbegrijpelijk, zoals ten andere héél de problematiek van de Vlaamse beweging.

"Op zich is dat niet erg, want de meeste mensen luisteren toch niet naar wat de politiekers verkondigen: ze zijn overtuigd dat al die tafelspringers liegen dat ze blauw zien en komen enkel af op de show... Op voorwaarde dat er niet teveel Rijkswacht rondloopt, hé! Maar op onze meetings in Brussel zitten naar het schijnt meer agenten van de Staatsveiligheid dan echte sympathisanten: twee man en een peerdekop! In feite interesseert het de Vlamingen geen kloten wat er in Brussel gebeurt"...

Dat bewees inderdaad het gesnurk achter zijn rug.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
21-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
20-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 27
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A18/1 

MEESTER ENGELBORGHS.

 

                           Westende, 10 mei 1938.        


Een nieuwe stoot in de "Kustwacht" deed de deur toe.

"”Dat kan enkel van de garde komen! " vloog Jetje uit, duidend op een kort bericht onderaan bladzijde twee. "Ofwel heeft hij dat rechtstreeks aan die gazettevent verteld, ofwel heeft hij het langs één van zijn kornuiten laten uitlekken: de Soete van tien-negen. Zo blijft hij zelf veilig buiten schot..."

"En waarom de gendarmen niet?" opperde Marie "Die wisten het toch ook"

"Uit tweede of derde hand: die moeten afgaan op wat ze door de mensen horen vertellen en kunnen nooit voorzichtig genoeg zijn of ze worden ontslagen...Neen Marie, het ligt er dik op: hier zit Cyriel Calcoen achter! Hij of één van zijn tooghangers..."

"Die smeerlap! Nu gaat hem te ver! Niet zwanzen, hé: dat hier is zuivere eerroof! Dat laat ik niet zeggen, verdomme! Wat staat er? Amoureuze spanningen in het gezin wegens vermeende driehoeksverhouding van zeer verdacht allooi? Wat moet dàt nu weer betekenen!?"

"Alles en niks! Dat is het juist: daarop kan je niemand pakken, maar de mensen verstaan er wél uit wat ze graag horen..."

     

Ook meester Engelborghs zag er zo direct geen gat in toen hij zaterdag daarop even binnensprong:  "Wat zegt ge: driehoeksverhouding?"

Marie moest hem eerst vluchtig en héél voorzichtig in de lokale roddel inwijden.

"En klopt dat?" vroeg hij wat geschokt.

"Wij zijn al heel ons leven goede vriendinnen, en omdat Jetje door de omstandigheden thuis nooit is kunnen trouwen...Ze heeft tot twee jaar geleden al haar vijf jongere broers en zusters groot gebracht tot ze uit huis waren. Ge kent de situatie want de jongens hebben bij u in de klas gezeten: vader heeft zich verdaan in de beerput en moeder zit in 't zottekot van Brugge. Jetje had nadien niet veel goesting meer om nog een vent te zoeken, dat verstaat ge wel..."

"Maar ik versta hieruit vooral dat ze achter u zou gedaan hebben...En met die bomaanslag uit jaloersheid..."

"Da's zever in pakstjes, meester! Naar 't schijnt moet ge heel wat van bommen kennen om die op het juiste moment te laten ontploffen:  Da’'s mannenwerk, en dan nog van een specialist! Ten andere, de gendarmen moesten er zelf mee lachen! Daarom dat ik zeg dat dien artikel niet van hén kan komen, maar wél van de garde! En dàt is eerroof, waarvoor ik hem gaan aandoen! "

Meester tuitte de lippen en staarde haar een tijdje nadenkend aan: "Dat zal nog niet gemakkelijk te bewijzen vallen dat hij de gazet heeft ingelicht, want een journalist verraadt nooit zijn inlichtingsbronnen. Past maar goed op, Marie: ge riskeert zélf een proces aan uw been te krijgen en schadevergoeding aan de garde te moeten betalen wegens valse beschuldigingen..."

"Moet ik mij dan misschien laten zwart maken door die smeerlap? Dat gaat toch niet óp! Wat zoudt gij doen moest die achterklap over madam Engelborghs gaan? Excuseert hé, maar met permissie gezegd, ik ben zeker dat gij niet op uw gat zoudt blijven zitten..."

De meester bleef een hele tijd verkrampt door het keukenvenster naar de duinen staren, alsmaar rare snuiten trekkend tot ze er ongemakkelijk van werd. Plots stond hij op en aan de deur draaide hij zich om: "Ik ken Piet Degrijse, de hoofdredacteur...Die is van onze kant... Denkelijk dat ik morgen eens naar Oostende rij..."

 

Een week later kon hij haar grotendeels geruststellen: de "Kustwacht" zou, zonder harde bewijzen, voorlopig niets meer publiceren wat de twee vriendinnen in een ongunstig daglicht kon plaatsen. In wat de krant aanvankelijk "de moord in de duinen" had genoemd zou meer aandacht besteed worden aan de duidelijke nalatigheid van de overheid bij het opruimen van de oorlogsmunitie en de blindgangers. Want voor zover de meester ondertussen had kunnen nagaan ging de veldwachter niet helemaal vrijuit in deze zaak...En dat was bij de hoofdredacteur niet in dovemansoren gevallen...De aanval was nog steeds de beste verdediging, en als ze de garde niet konden raken met een proces wegens eerroof zou een betichting van "schuldig verzuim bij het uitvoeren van zijn opdracht" misschien wél doel treffen...

"Hoezo, schuldig verzuim? "

"Wel ja, de veldwachter is verantwoordelijk voor het opsporen en laten opruimen van alles wat in veld en duin de openbare veiligheid in gevaar kan brengen...Hij had moeten weten dat daar een hoop obussen lag..."

"Maar dat wist hij zéker! Hij moet er zelfs bijna over gestrunkeld zijn, die zondag morgen toen hij met de Steiner uit de doorsteek kwam! "

"Hoe weet gij dat? "

Marie vertelde hem wat Leonnetje aan de gendarmen had verklaard en wat Jetje in haar schone brief aan de "Kommendant" had geschreven. Eerst naamloos weliswaar, maar later op erewoord bevestigd én genoteerd...

"Ha, staat dat zóóó! !" Meester floot even tussen zijn tanden als een volleerde koetsier: "Ik denk dat ik eens met die heren in Nieuwpoort moet gaan klappen..."

 

Marie moest beschaamd erkennen dat het Plechtige-Communiefeest van Leon maar een mager beestje was geweest, maar méér kon er werkelijk niet af. Het kostuumpje van de kleine met zijn eerste lange broek had haar bij Savekoul in Oostende reeds de oren van haar kop gekost. En dan had ze nog het goedkoopste uit het rek gekozen en wat rekening gehouden met de groei...

Gelukkig was Leon geen moeilijke en had hij er niets van gemerkt, of gewoon gedaan alsof. Jetje, die het anders toch ook niet breed had, wilde zich als meter blijkbaar niet laten kennen en had voor een nieuw missaal gezorgd, goud op snee. Zotte kosten, als je het Marie vroeg, want ze verwachtte niet dat Leon er nà de feestdag nog ooit zou naar omzien. Maar zo'n kerkboek hoorde er nu jammer genoeg eenmaal bij. Marie had hem die van Dis zaliger willen geven: die zag er nog héél goed uit na al die jaren dat haar vent het in het kastje van de slaapkamer had laten liggen...Maar Jetje had er mordicus op gestaan een nieuwe te kopen! Enfin, jammer van het mooie geld. Al een geluk dat de fotograaf Paul Hasard een vriend van den huize was en vroeger nog een boontje voor Marie had, waardoor ze de grote communiefoto van Leon-met-zijn-bougie niet hoefde te betalen...

Want haar broer René deed het nog zotter dan Jetje: die was als peter met een polshorloge komen aandraven, een blinkend witte met een echt lederen bandje! Alsof het voor zo'n snotter van belang was op de minuut na te weten hoe laat het wel mocht zijn!  Maar met de communie van Joseph, drie jaar geleden, had hij ook al zo'n stoot uitgehaald en vond het waarschijnlijk maar eerlijk zijn twee petekinderen op gelijke voet te behandelen. Daarbij, hij hàd het voor Leon, dat zag je zó, vooral nu er ernstig sprake was dat de kleine in de grote vakantie een maand op proef met zijn oom mee zou varen op de vissersboot "Astrid" van schipper Gerard Pylieser. Want van voortstuderen aan de école moyenne in Nieuwpoort kon er na de dood van Dis natuurlijk geen sprake meer zijn, en zéker niet nu Josephs dromen van een officierscarrière zo abrupt in 't water waren gevallen. Er moest dringend zaad in 't bakje komen! En ook al zouden Leons verdiensten aan boord niet veel voorstellen: alle beetjes hielpen, vond Marie. Zelf zag ze er tegen op bij Pylieser een knieval te doen, want ze kon die vent niet rieken of zien: een oude historie waarover ze met niemand sprak. Haar broer René moest dat maar met zijn schipper in orde brengen. Zij had àndere zaken aan haar kop...

Want sinds meester Engelborghs zich haar geschil met de garde had aangetrokken leek het er op alsof ze door een ebstroom werd meegezogen. Aan de eerste ondervraging door de gendarmes van Nieuwpoort had ze zich halvelings verwacht en die kwamen in feite meer voor Leonnetje dan voor haar. Of hij zich niet vergist had, die zondagmorgen en durfde zweren dat hij de garde met zijn fiets uit de doorsteek had zien komen. Hoe laat het toen was en hoe licht en pattatie en pattata. Aangezien alles daarover toch reeds duidelijk gezegd was, begreep ze niet waarom de pandoeren daar nu nog op terug moesten komen. Vooral omdat er met geen woord nog over die achterklap en die eerroof gerept werd.

Nadien waren ze nog eens bij Jetje binnen gevallen om er onder ede de bevestiging te krijgen dat ze die fameuze morgen de garde de Bassevillestraat had zien uitrijden. Ook hier geen enkele zinspeling meer op haar "zondige verhouding" met Marie.

De uitleg voor deze terughoudendheid kreeg Marie een paar dagen later van de meester. Deze had een vriendschappelijk bezoek aan de rijkswachtcommandant gebracht, zei hij: een joviale vent die hij kende van vorige moeilijkheden met plakploegen en de gebruikelijke verkiezingsfolklore.

Rare jovialiteit, dacht Marie: om die fatale p.v. van Joseph naar de cadettenschool te sturen...

" Ik heb de Heer Commandant op de hoogte gebracht dat ik Leider Van Severen wekelijks moest inlichten over de vorderingen in deze zaak, en dat wij vastgesteld hadden hoe die nu dreigde te verzanden in futiliteiten...Dat heb ik hem zo letterlijk gezegd, omdat ik weet dat die officieren een heilige schrik hebben als de politiek zich met hun werk gaat moeien"...Engelborghs was duidelijk opgezet met zijn aanpak en het prompte resultaat dat erop volgde. Want onder het genot van sigaar en borrel waren de heren vervolgens vlug overeen gekomen het "onderzoek Petré" niet nodeloos te verzwaren met allerlei scabreuze zijsporen die enkel op dorpsroddel berustten, nietwaar.

 Na het belichten van een paar mogelijkheden had de officier geheel ongevraagd verklapt dat een aanhouding van voortvluchtige Steiner niet voor morgen verwacht moest worden want die zat waarschijnlijk hoog en droog in Spanje. "Of die schurk dan soms een ansichtkaart gestuurd had ", had de meester nog gespot.

" Meneer Engelborghs, gij van het Verdinaso zult wel weten dat die van de Staatsveiligheid niet allemaal op hun kop zijn blijven botsen:  van al hun klanten kennen ze zelfs de maat van hun caleçon, met permissie gezegd. En buiten de flaminganten zijn daar ook de communisten bij, zijt gerust: sinds de wet het verbied naar Spanje te gaan vechten, houden ze die gasten ferm in 't oog! "

" En toch geraken er iedere dag weer vrijwilligers over de grens, zonder dat die heren het zien? "

" Niet ongezien, meneer! Ze kennen van iedere kandidaat heel zijn tralala: naam en toenaam en..."

" De maat van zijn caleçon:  ik weet het!  Maar ze worden niet aangehouden, dàt is het schandaal! "

" Op wat voor grond kunnen we dat doen? Onwettige overschrijding van de landsgrenzen? Daarvoor zal geen enkele juge ze in den bak steken...Ten andere, de intentie is moeilijk te bewijzen en als ze de grens overgestoken hebben zitten ze in Frankrijk en kunnen wij er hoogstens naar fluiten. Daarbij, en onder ons gezegd en gezwegen: als ze zich in Spanje willen laten doodschieten, zijn wij er vanaf, zo simpel is dat. Maar als ze na een tijdje tòch nog levend terugkomen, dàn hebben we ze zó bij hun schabbernak te stekken! Want ze zijn gekend, met naam en toenaam en maat van caleçon! " Beide heren schoten in een hartelijke lach.

" Maar als die mannen langs honderd sluikwegen en smokkelpaden het land verlaten gaan ze toch aan de grens hunnen pas niet tonen, hé! Hoe geraakt ge dan aan hun identiteit? "

De commandant was kennelijk in een goede bui en keek zijn gast monkelend aan:  "Meester, gij vraagt naar een gekende weg! ...Vaneigens kunnen wij heel de grens niet in 't oog houden. Maar het volstaat hén van het tegengestelde te overtuigen en terzelfder tijd onderhands één veilige uitweg in te fluisteren: ze lopen lijk schapen door die open poort. Voor de Spanjevaarders is er zo één gat per provincie: in West-Vlaanderen een rood café in Menen of Moeskroen...Die patron zou het zout op zijn patatten niet verdienen als wij niet via-via al dat volk langs daar stuurden. En ondanks al zijn min of meer onwettelijke praktijken laten we hem gerust zolang hij maar braaf iedere morgen de overnachtingsfiches van zijn gasten aangeeft, dat wéét hij...”

“" En is hij wel altijd zo braaf als gij denkt? “"

" Och, als hij wat vergeetachtig wordt sturen we hem af en toe een paar brute beesten op zijn dak...Want ge moet niet denken dat alléén de linksen internationaal aaneenhangen!  Hij is in elk geval slim genoeg om dat te verstaan. 't Is langs hém dat we te weten zijn gekomen dat onze Steiner daar een maand geleden bij een klein groepje coco's aansloot en naar Spanje vertrok"

" Wéét die waard dan dat hij voor u werkt? "

" Bijlange niet! Dat gaat allemaal via-via-via: daar komt geen gendarm omtrent!  Het gaat zover dat vooral zijn partijleiding en de "Rode Hulp" die deze vluchtlijn organiseren hem nadrukkelijk aanzetten alle last met de autoriteiten te vermijden. En die mannen weten er de discipline in te houden, stukken beter dan wij..."”

 

Nu de meester ver was uitverteld vond Marie het eerst wat verdacht dat hij zo met de gendarmen aanpapte, maar liet niets merken. Haar argwaan sloeg om in een beangstigend voorgevoel toen hij langs zijn neus weg nog zei een bevriende advocaat van het Verdinaso te hebben aangetrokken. Die had in haar naam officieel klacht neergelegd tegen de garde wegens schuldig verzuim in het uitvoeren van zijn ambt en onopzettelijke slagen en verwondingen met de dood als gevolg. Of toch zoiets in dien aard: Marie was er danig van geschrokken en had het niet helemaal begrepen...Maar dàt zou vlug genoeg komen...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
20-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 26
Klik op de afbeelding om de link te volgen

   KOUDE DOUCHE.

Zijn kameraad wierp hem even door de walm van zijn pijp een schattende blik toe en haalde dan zuchtend de schouders op:

    " Wat zal ik zeggen ? Gemakkelijk ? Ja, omdat ge er niet bij nadenkt en dat is maar goed ook: ge haalt de trekker van de mitrailleuse over en ge hebt al uw aandacht nodig om de daverende schokken van dat wapen op te vangen, heen en weer te maaien en onderwijl nog zo goed mogelijk te mikken...Het gevaar van de overrompeling af te weren :'t is zij of ik ! Als ik ze niet stop met mijn maxim ,gaan ik  d'er aan :da's 't énige waar ge aan denkt...Soms ziet ge ze vallen, maar ge weet nooit zeker of het wel aan uw vuur ligt of aan het machinegeweer van het àndere peloton. En of ze dood zijn of gewond of gewoon doen alsof, daar hebt ge het raden naar...Alleen als ge oprukt, tijdens een offensief, trekt ge voorbij hun doden...Mannen die gij hebt vermoord ,beseft ge dan :infeite mensen lijk gij en ik...Of 't zouden bruine apen moeten zijn van 't Vreemdelingen Legioen...Maar ik heb maar twee grote offensieven meegemaakt: Belchite in Aragon, vorige zomer in het verstikkende stof en de brandende hitte, en dan Teruel tijdens de laatste winter waar de helft van mijn peloton in de sneeuwstormen is doodgevroren...Daar is Ernst gevallen...Voor de rest was het een stellingoorlog in de tranchees, of terugtrekken... Spijtig genoeg meestal terugtrekken... Maar in die zes maanden aan het front heb ik met mijn Maxim toch zeker een paar honderd van die smeerlappen neergelegd...Ja, zonder twijfel: zeker een driehonderd..."

   Steiner floot bewonderend: " Verdomme, driehonderd uitzuigers van de arbeidende massa uitgeroeid !..."  Hij lachte wat schamper :" Driehonderd vuil kapitalisten !"...

    Marco's gezicht versteende. Onder deze ijzige blik trachtte Steiner met een spottende knipoog zijn figuur te redden. Maar zijn kameraad stond zonder verder nog een woord te zeggen plots op en stapte stijf naar de fabriekshal terug. 

    " Marco, 't was om te lachen!..."

    " Ha-ha!"

    " Marco!"...

   De passeur stond plots stil alsof hij zich bedacht en staarde met gebogen hoofd over zijn schouder naar de puinhoop achter hem. En toen hij twijfelend op zijn stappen terugkeerde en Steiner bij zijn openstaand hemd greep liep er een traan in de groef van zijn wang.

    " “Luistert, klootzak, '‘t is dat ik u goed kan verdragen. Maar àls ge nog wilt lachen, kameraad, gaat dan rap-rap terug naar huis !"…”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
20-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
19-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 25
Klik op de afbeelding om de link te volgen

     MARCO.

Na dit dubieuze festijn gingen de meeste mannen even op hun strozak bekomen van het ongewone menu en de urenlange bustocht, of scharrelden wat gelaten in de schamele schatten van hun plunjezak. De helft lag echter peinzend naar het plafond te staren, de uitgedoofde cigarillo-stompel in de stoppelbaard rond hun lippen. Drie onvermoeibare jongens probeerden aan te pappen met de diensters rond de afwasteil en een eerste rudiment Spaans op te steken, - of ,wieweet ,een Spaanse - maar zonder veel succes.

   Naast Steiner lagen nog twee Vlamingen te sluimeren en verderop een kliekje Hollanders, maar de rest waren Fransen of wat daarvoor moest doorgaan. Want hij had in die hoek ook Pools horen spreken,  een taaltje dat hij herkende uit de tijd toen hij als kompel aan de kost kwam in de "Bois du Casier" in Marcinelle. Maar dat was nu voltooid verleden tijd.

" Roger Verschueren, zijt gij dat ?...Verschueren ?"

     Steiner schrok op. De struise kerel die naast zijn strozak boven hem uittorende keek hem koel-vragend aan:

    " Verschueren ?"...Hij sprak de naam op z'n Vlaams uit en niet "Veirchurènne" zoals een Franstalige het zou hebben gedaan. Nu pas herkende hij de "passeur" die hen van Perpignan naar hier had geloodst.

     Even wilde hij intuïtief ontkennend het hoofd schudden maar herinnerde zich dan zijn nieuwe identiteit:

     " Waarom wilt gij dat weten ? Ge hebt toch mijn papieren gezien..."

     " Och, papieren..." glimlachte de reus meewarig alsof hij op dat gebied al één en ander had meegemaakt: " Maar wees gerust:de Ket heeft er mij alles over verteld, over uw papieren...en over de rest...Boukarin en zo..."

     Steiner verstijfde op slag. Hij herinnerde zich deze naam voor het laatst te hebben uitgesproken in Menen, tijdens zijn zogenaamd "vertrouwelijk gesprek" met de waard van " De Proletaar"...              

     "De tamtam marcheert goed, dezer dagen!" merkte hij wat bitter op. "Ik wist niet dat de Ket mijn doopceel had gelicht..."       

    "Dat spreekt toch vanzelf, hé kameraad. De partij moet weten wat voor vlees zij in de kuip krijgt, nietwaar ? ...Maar ge kunt bij mij op uw twee oren slapen..."

   "Tiens, waar heb ik dàt nog gehoord ?" spotte Steiner. Ze merkten tegelijk dat de Vlaming op de strozak naast hen niet zo vast sliep als hij wel wilde voorwenden en de reus porde Steiner met de voet aan: " Wel,  de zon komt erdoor:  goesting om buiten een pijpje te roken ?" Als wenk niet mis te verstaan.

     Achter de fabriek was het puin van de bominslag nog niet opgeruimd en op een balk vonden ze een geschikte zitplaats.      

     " Allee, vertel eens, hoe gaat het daar in ons schoon vaderland? Hebben de pastoors het er nog altijd voor 't zeggen ? Tussen haakjes: ze noemen mij hier Marco..."          

     "En mij Roger..." meesmuilde Steiner.

    " Ja ja, al goed...Maar weet ge wat? Maak van Roger liever Rocco: dat klinkt hier beter!"

     Ze schoten beiden in een lach en het ijs leek gebroken.

    " Allee, Rocco, vooruit met de geit!"           

    "Wel, wat zal ik zeggen ?...Hoe lang zijt ge daar al weg, uit ons ‘schóón vaderland’ lijk ge zegt?"       

   " Een jaar of twee, zoiets...Na de grote stakingen van '36 werd het mij wat te warm en ben ik een tijdje gaan varen..."            

    " Hebt ge ook in de stakingen gezeten ?"

   " De Union Minière in Olen...Of dacht ge dat gij de enige was om met de zwarte vlag te zwaaien ? Maar mij hebben ze niet in de bak kunnen steken, want ik was op tijd de piste in!"                

     Dus van zijn gevangenisstraf was die Marco verdomme ook al op de hoogte! Bij wat voor kringetje taterwijven was hij hier terecht gekomen, zeg! Hij besloot voortaan zoveel mogelijk zijn bek dicht te houden over zijn privé-verleden!... 

  " Gaan varen ?" vroeg hij alsof dat hem interesseerde, " hoe zijt ge dan hier terecht gekomen?"

    ” Niet moeilijk...Samen met nog een kameraad van mij op 't goeie moment ondergedoken in 't Antwerps schipperskwartier en een job gevonden als stokers op een oude Portugese roestbak. Maar lang hebben we het niet uitgehouden want die kist lekte lijk een zeef! In Barcelona moest de ketel gerepareerd worden, begin mei vorig jaar, en dan zijn we aan land gegaan: gedeserteerd... Samen met nog een Duitse Spartakist, Ernst Mayerhoff, de tweede machinist: een echte toffe kameraad!...Begin mei '37 in Barcelona: zegt dat u niets ?"

    Steiner trok nadenkend aan zijn pijp: " Neen, niet dat ik zou weten...Rond die tijd was ik wat op den dool na mijn vrijlating uit de gevangenis: veel gelegenheid om een gazet te lezen had ik toen niet, ziet ge..."

     " Wel, ik zal het u zeggen: dat was het einde van onze schone revolutie, kameraad! Gedurende één jaar zijn de anarchisten hier in Barcelona de baas geweest, na de mislukte putsch van het leger. En op die korte tijd hebben ze heel wat van onze idealen kunnen verwezenlijken...De collectivisatie op het land met coöperatieven en combinaten:  dat marcheerde prima, wat ze er nadien ook van mogen beweren. En het arbeidersbeheer van de onteigende fabrieken liep op rolletjes, zoals wij altijd al voorzien hadden... Met de bezetting van de openbare diensten zijn ze misschien wat te ver gegaan, maar dat lag aan de Poumisten en niet aan ons..."

     " Wat zijn dat feitelijk voor gasten, die mannen van Poum ? Ge hoort daar zoveel over zeggen, in 't goed en in 't slecht..."        

    " P.O.U.M.? Dat waren afgescheurde communisten die overhoop lagen met Stalin...Ik zeg "wàren", want de Partido Obrero de Unificacion Marxista – - zoals ze voluit noemden - is na de trubbels van mei '37 in Barcelona buiten de wet gesteld en ge weet wat dat betekent: veel kopmannen waren in de zuiveringen gebleven en de basis werd monddood gemaakt als "trotskisten" en "handlangers van het internationaal fascisme"...Met zo'n etiket wordt ge hier niet erg oud...De meesten waren echter wèl zo verstandig om naar de oude orthodoxe schaapskooi terug te keren...Maar voor het gevaar van de trotskisten heeft de Ket u ten andere al verwittigd, als ik goed ben ingelicht..."

     Steiner glimlachte als een boer met kiespijn.

    "Hoe dan ook, de eerste mei vorig jaar zijn we van boord gegaan om in de stad mee het feest van de arbeid te vieren. Man, zoiets hadden we nog nooit gezien! Alle groepen betogers liepen er in de optocht bij als Mexicaanse guerrillieros, op versleten espadrilles en met dikke M.G. patroonbanden over de borst, mannen zowel als vrouwen! Elke groep met hun eigen fanfare, of wat daarvoor moest doorgaan ! En natuurlijk hun eigen spandoeken waarop stond tot welke politieke strekking zij behoorden en welke gebouwen of diensten zij bezet hielden:  de post, het water, de gas of één of andere grote fabriek. Ernst, m'n Duitse kameraad, vertaalde die ronkende slogans, maar uit al de splinterpartijtjes geraakte ook hij niet wijs: echt één grote chaotische mikmak!...En niet voor elkaar willen onderdoen, hé!"

    "Allee, échte anars, wat!? Zo hoor ik het graag!"

   "Wacht maar! Later op de dag hoorden we in de kroeg uitleggen dat al deze verschillende "coordinación" angstvallig aan hun eigen autonomie vasthielden en zich van de richtlijnen uit Madrid niets aantrokken. Dat kan natuurlijk niet! Het was zover gekomen dat de Moskovieten,die wèl de plak zwaaiden in de Generalidad - het provinciebestuur zeg maar - maar naar buiten in feite geen enkele bestuursmacht meer hadden, aan de anarchisten van de telefooncentrale moesten vragen of ze eens naar de regering in Madrid mochten bellen! Stel u dat voor! Dat duurde reeds een jaar en werd met de dag erger: alles begon in 't honderd te lopen en dat konden de stalinisten niet langer toestaan... De spanning in de straten was te snijden toen na die éénmei-betoging van '37 plots uitlekte dat de Guardia Civil en communisten van plan waren alle openbare diensten desnoods met geweld terug onder centraal gezag te plaatsen. Wij zijn dan voorlopig in de stad blijven plakken en toen de republikeinse regering de telefooncentrale liet bestormen hebben wij ons aangesloten bij een groepje bevriende anarchisten uit de kroeg en zijn mee gaan schieten op de barricades..."

     De herinnering aan zijn eerste gevechten scheen Marco nog steeds deugd te doen: " Man, wat een leven! Dat was nogal wat anders dan staan zweten in een donker stookruim voor een gloeiend hete ketel van een drijvende doodskist! Dag en nacht in de gezonde lucht, brood en wijn in overvloed...en meisjes zoveel als we maar wilden! Als matrozen waren wij natuurlijk gewoon aan de vrije liefde in de bordelen van de havens...éénmaal per maand, en voor de rest trekt g'uw plan! Maar hier ramden we twee-driemaal per dag ons kanon leeg...en zonder betalen, hé! Die hete mokkels die ons hielpen bij het vechten hadden er verdomme ècht zin in: na zo'n poosje schieten vanop de daken of vanachter de zandzakken stond iedereen zo hitsig als een konijn!...Ik zat eens vanop een balkon te mikken op een Guardia Civil aan de overkant van de straat en onderwijl lag mijn lief naast mij haareigen op te jennen met de volle hand tussen haar billen!...Die Manuella kon er maar niet genoeg van krijgen! Een echte tijgerin, man!...Ik heb er natuurlijk van het loensen drie keer naast geschoten en die vent zal nooit geweten hebben aan wat hij dat te danken had!..."

     Smakelijk lachend klopte Marco zijn pijp uit. Tot plots zijn trekken verstrakten: " Maar dat feest bleef niet lang duren..."

     " Neen ,jammer genoeg ,lijk ze zeggen :"Schone liedjes..." Want na een dag of drie hadden wij de coco's bijna overal verdreven toen mijn Duitse vriend Ernst mij die morgen rap-rap kwam verwittigen: onze maat-stoker was zojuist gesneuveld en we moesten als de bliksem het blok ontruimen! Madrid had die nacht in de haven zonder dat we het verdomme gemerkt hadden twee boten met verse troepen ontscheept! En alsof dat nog niet genoeg was kwam ook over land nog een colonne van de 11de divisie onder generaal Lister de coco's in het stadscentrum uit de nood helpen. En tegen Lister, die toen al de twijfelachtige reputatie had een echte bloedhond te zijn, hadden wij met de arbeiders-milities geen schijn van kans...De achtste mei was het dan ook met onze revolutie gedaan: amen en uit...In het bloed gesmoord, makker, en heel wat van onze linkse kameraden werden door de coco's tegen de muur gezet!...Niet te geloven, hé !...Zoals ze dikwijls zeggen: de revolutie vreet haar eigen kinderen op!"...Zijn stem werd rauw van ingehouden woede.

     "In afwachting dat het wat kalmer werd zijn Ernst en ik dan een tijdje in dienst gegaan als een soort "bodyguarts" ,schildwachten bij een rijke Duitse grossist, voor de poort van zijn villa in de bergen. Ernst had nog tijdens de troebels met die vent aangepapt: kost en inwoon, plus een twintig peseten per dag...Natuurlijk te gek om los te lopen, hé, dat ziet ge van hier: zotte anarchist beschermt vette kapitalist! Maar ja, wat wilt ge: het was een krankzinnige tijd... Na een week zijn we daar buiten gevlogen omdat Ernst de dochter van die jood niet gerust kon laten...Puur uit gewoonte, denk ik!" Hij grinnikte boosaardig.

     "Maar de goesting om weer te gaan varen was voorbij. Lister had ondertussen alle organisaties van de revolutie opgedoekt, zonder pardon, en de arbeidersmilities met het mes op de keel in de Armada Popular ingelijfd...Dat maakt dat wij, als vreemdelingen, enkel nog dienst konden nemen bij de fameuze Internationale Brigades en dat hebben we dan maar gedaan...Het Duitse Thälmann-bataljon...Stom feitelijk, want we hadden ons in Barcelona meer uit zottigheid in die kermis laten meeslepen, vooral met het oog op de vrouwen... En ja: ook wat om onze anarchistische broeders te helpen, akkoord...Maar toch zeker niet omdat we het zo plezant vonden om soldaatje te gaan spelen onder bevel van één of andere doorgedraaide rot-stalinist, hé!...Want dàt kan ik u verzekeren: bij de brigades was het uit met lachen!"...

    "“Eerlijk gezegd, Marco, ik bewonder uw speciale manier van propaganda maken voor de goede zaak!" merkte Steiner schamper op.    

     "De goede zaak ? Als gij nog weet wat dat is doe ik mijn klak af, kameraad...De revolutie, dàt was een goede zaak! En ik heb, méér dan gelijk wie, mijn steentje bijgedragen voor "de goede zaak", zoals ik het zag: vroeger in België en sinds een jaar hier in Spanje...In elk geval genoeg om met recht te denken dat een echte anarchist, een echte revolutionair vandaag in Spanje niets meer kan aanvangen...Daarvoor is het te laat: alles is er in handen van de stalinisten. En als iémand de goede zaak verpest heeft, zeg maar gerust: de revolutie om zeep geholpen, dan zijn zij het! Die mannen denken maar aan één ding: éérst Franco verslaan en dàn pas over hervormingen spreken. Ze vergeten daarbij dat, als ze per ongeluk Franco niét kunnen verslaan - en dat zit er dik in want de Spanjaarden zijn het beu nog langer voor Vadertje Stalin leeg te bloeden - dus: als ze Franco niet kunnen verslaan, de verhoopte hervormingen er dan zéker nooit gaan komen!...Hadden de Moskovieten de revolutie niét gedood, in mei '37 in Barcelona, dan zouden de kameraden nu nog steeds weten waarvoor ze moeten vechten en een goede kans maken de fascisten te verslaan. Nu is het te laat: de fut, de revolutionaire geestdrift van het eerste jaar, is er hopeloos uit...Dat ziet ge overal: de triestige mensen op straat die half creveren van de honger en al lang niet meer groeten met de gebalde vuist zoals vroeger...De kermis is hier gedaan, om van het front maar te zwijgen! Hadden de milities nog bestaan dan zou 't Franco nooit gelukt zijn van Teruel naar de kust door te breken en de republiek in twee te splitsen, zoals hij nu juist heeft gedaan! Nooit! Als dat zo blijft voortduren, en als Frankrijk blijft twijfelen om rechtstreeks tussen te komen, houden we het geen jaar meer vol..."            

    "Als het er zo slecht voorstaat als gij zegt, kunt gij me dan eens uitleggen wat ik hier feitelijk nog kom doen? Waarom vragen ze dan nog altijd vrijwilligers om hier te komen vechten,  als alles toch verloren is ?"

     Steiner begon het op zijn heupen te krijgen van al dat tranerig gedoe! Marco bekeek hem eens goed en schoot toen in een ietwat gemaakte bulderende lach.

     "Verloren ? Verloren ?...Dat hangt er van af hoe ge het beziet of wat ge ervan wilt maken, hé kameraad! Hebt gij van uw leven soms al ooit ergens gewonnen, gij ?...We hebben doorlopend op ons kloten gekregen en moeten onderduiken, zonder vooraf de vijanden van ons ideaal werkelijk pijn te kunnen doen...Wij anarchisten winnen nooit, en toch doen we voort, nietwaar ? Wel, hier kunnen we ze pijn doen, hier kunnen we vechten, open en bloot!...En er zit nog altijd een kans in dat we het hàlen, dat we de vette bourgeois op hun donder geven! Ook al is het Volksfront van Leon Blum gevallen, toch kan Frankrijk niet blijven twijfelen en zal vroeg of laat onze kant moeten kiezen. En als dàt gebeurt dan is het hier binnen de kortste keren met Franco gedaan. ...Hoop ik toch..."

    "Ja, als-als! Gij gelooft nog in Sinterklaas, zeker ?

     "We moéten wel, kameraad! Want dat de oorlog voor de deur staat weet ondertussen het kleinste kind: de tweede én de laatste wereldoorlog, die van ons! Want ditmaal zullen de proletariërs van de verschillende landen elkaar niét uitmoorden, zoals in '14!... Nu zal het gaan tussen links en rechts,de wereldrevolutie tussen de vrije democraten van het volksfront en de reactionaire fascisten: met Frankrijk en Rusland tegen Mussolini en Hitler! Ik geef ze nog een jaar en het zit er in Europa bovenarms op! En Engeland zal ook wel verplicht zijn met ons mee te doen, al zijn ze daar voor het ogenblik nog zo voorzichtig...En misschien Amerika, wie weet..."            

    " Engeland en Amerika ?! Aan de zijde van het rode proletariaat ? In die landen heeft links toch niet veel in de pap te brokken, voor zover dat ik weet!"

     " Dat komt later wel: als ze eerst maar helpen de fascisten te verslaan! De reactionaire kapitalisten vallen dan wel vanzelf. Vergeet niet dat er voor het ogenblik al veel Britten en Yanks met ons meevechten in de Internationale Brigades. Er waren in de U.S. en Engeland nà de beurskrach véél méér proletariërs dan ge op het eerste zicht zoudt denken: failliete boeren uit de Far-West en middenstanders, werklozen uit de ingestorte zware industrie, hongerstakers en lock-outers, berooide immigranten...Denk maar aan die duizenden protesterende Amerikaanse oud-strijders zonder pensioen die na hun hongermars van West naar Oost door het leger uit hun "dodenkamp" voor het Witte Huis werden verdreven...Overlaatst toonden ze op hetzelfde Pathé-journaal ingenieurs die in New-York met appels leurden en boeren die hun dure melk in de gracht goten omdat niemand nog genoeg geld had om ze te kopen... Onze wereldrevolutie zal ook dààr de rijke profiteurs en de uitzuigers van de werkende klasse uitroeien, daar ben ik zéker van..."                 

     Voor het eerst merkte Steiner hoe hoogdravend deze versleten slogans wel klonken, nu ze een normaal gesprek moesten kruiden. In pamfletten en op meetings was hem dat voordien nooit opgevallen: daar leek deze stoere bombast heel gewoon. Maar nu hij persoonlijk dreigde betrokken te worden bij het uitroeien - zeg maar vlakaf het doodsteken, kelen of neerschieten - van mensen van vlees en bloed,  enkel en alleen omdat een wazige "partijinstantie" hen als rijke profiteur, uitzuiger of parasiet had gebrandmerkt, ja, nu kregen deze mooie slogans wel eventjes een heel àndere betekenis...

     En weer liep een koude rilling over zijn rug net zoals drie dagen geleden, toen de Ket zijn verhaal over de moordorgie met de vijfhonderd salto mortales vanop de brug in Ronda samenvatte met het verschrikkelijke " Filet américain!..." Nu zijn eigen inzet aan het front onafwendbaar naderde vroeg Steiner zich wat benepen af of hij wel tegen deze gruwel was opgewassen...

     " Marco, mag ik eens iets vragen ?...Gij spreekt nogal gemakkelijk van uitroeien en zo...Maar is dat wel zo gemakkelijk ? Hebt gijzelf al eens een mens gedood ?"

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
19-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
18-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 24
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A17  HET RODE BROEDERSCHAP.

                         Barcelona, 26 april '38.

    Kort voor zijn aankomst in Barcelona kon Steiner niet zeggen dat zijn eerste kennismaking met Spanje en de Spanjaarden een onverdeeld succes was geweest. Hij had zich een zonovergoten land voorgesteld vol bloemen en sinaasappelbomen. En lachend lonkende meisjes die met kletterende castagnetten dansten op wilde gitarenmuziek, de bonte rokken hoog opzwierend. Zo hoog zelfs dat je ruim genoeg flitsen opving om als vent een week voort te kunnen...         

    Maar niets van dat alles. Wat hij sinds het aanbreken van de grauwe dageraad van dit beloofde land te zien kreeg was niets anders dan één doffe ellende. 

    Sinds zijn vertrek uit Parijs, vorige week, had het niet opgehouden met regenen. Ook al was het nu hier in het zuiden een stuk minder kil dan in het verzopen-platte-land-vol-mest-en-mist waaruit hij na de inbraak bij brouwer Biervliet was weggevlucht, het goot hier toch even hard!

    Het gieten had niet opgehouden sinds hun groepje van achttien druipende dompelaars gisterenavond in Perpignan in dit vervaarlijk piepende busje was geklommen waarmee "de passeur" regelmatig om de maand de zogenaamde "grensarbeiders" over de bergen bracht. Door hun natte kleren dampten de ruiten binnen onmiddellijk aan en dit sloot hen genadig af van de zwarte wereld daarbuiten. De meesten zakten kort na het vertrek in een onrustige slaap weg, de nog vochtige pet of slappe vilthoed diep over de ogen getrokken. Anderen deden maar alsof, om niet aanhoudend verplicht te worden ook nog hun eigen overpeinzingen te moeten delen met de "compadre" die naast hen reeds zo'n groot stuk van hun smalle houten bank in beslag had genomen...

    Steiner zat tegen een vuil venster geklemd waar buiten de regen in vlagen op striemde en binnen de damp in bruine nicotinedruppels afliep. Zolang ze door Franse dorpen reden, waar nog hier en daar een straatlantaren brandde, veegde hij bijwijlen obligaat met zijn mouw een kijkgat in die smerige smurrie zonder er hoe dan ook veel van te verwachten. En terecht.                     

    De regen bleef zonder ophouden in vlagen tegen de ruiten slaan zodat hij met die laaghangende wolken geen enkele glimp kon opvangen van het woeste berglandschap van de Pyreneeën waar hun krakend vehikel zich nu reeds urenlang doorworstelde, als met de moed der wanhoop brullend bij elke bocht.

     Bij het naderen van de grens voelde hij de spanning stijgen. En toen het busje midden in een pikdonker dorp abrupt stilviel wisten ze dat er nu geen weg terug meer bestond: Le Perthus, de Spaanse douanepost.

     In doodse stilte staarden alle inzittenden verbeten naar de deur naast de chauffeur, elkeen versteend door eigen angsten. Met een wurgende harteklop in de keel vroeg Steiner zich af of zijn nieuwe papieren de controle zouden doorstaan, ook al scheen het systeem van de "passeur" goed gerodeerd.

    Hij schrok zich bijna een beroerte toen een ongeschoren Guardia Civil met een belachelijk, zwartgelakt steekje achterstevoren op zijn boeventronie en gehuld in een glimmend natte rubberponcho dreigend de bus inklom. De kolf van het geweer onder de regencape verwrong zijn silhouet tot een monsterachtige bochel.

    Maar de schrik bleek al vlug ongegrond: de bultenaar met de doggensmoel was duidelijk minder gevaarlijk dan hij er uitzag. Hij hield enkel, rechtstaand naast de chauffeur, met een zaklamp en een afgrijselijke tongval, aan de hand van het stapeltje paspoorten vluchtig een soort appel. Toen die geblaseerde Quasimodo iets gutturaals rochelde dat voor "Verschueren Roger" moest doorgaan, riep Steiner net zoals zijn voorgangers "si!" en stak de vinger op. Een verveeld knikje en het zat erop. Was dit nu de zo gevreesde grens ?      

    Blijkbaar wel...Want vijf slopende minuten later startte de gammele bus weer en begon, zonder verdere voorvallen, in het pikkedonker traag aan de eindeloos kronkelende klim over de doorweekte Spaanse bergwegen. Iedere honderd meter moest de chauffeur woest aan de slag met zijn vervaarlijk rammelende versnellingsbak en leek de strijd steeds slechts op het laatste nippertje te winnen. Nergens brandde een lichtje of was er een kat te zien,  tenzij dan die paar manhaftige militiemannen aan de wegversperringen waarvoor hun bleke uitgeputte Fangio óm het uur even moest stoppen om op adem te komen...Pas toen de grauwe kille dageraad moeizaam door de lage wolken brak ontwaarde Steiner in de eerste slijkerige dorpen af en toe wat zwarte schimmen tegen de verweerde pleistergevels, een druipende jutezak als puntcape over het hoofd. Als voorproefje op het zonnige Spanje zó ontmoedigend dat hij er tenslotte bij indommelde...           

 

    Toen hij tegen de middag hongerig wakker schoot reden ze juist een voorstad van Barcelona binnen die in goorheid niet moest onderdoen voor de triestigste cités van de Borinage...Hier en daar was zelfs een straat versperd door het puin van een pas gebombardeerde woonblok. Na wat speurend rondrossen door de achterbuurten vond hun geradbraakte chauffeur eindelijk hun eindbestemming. De fabriekshal, waarin ze voorlopig werden ondergebracht, was blijkbaar onlangs eveneens getroffen door een Italiaanse luchtaanval want de achterkant van het gebouw was één grote puinhoop.   

   In de hoek van de hal, die nog stonk naar smeerolie en ijzerafval, had de glazen koepel grotendeels stand gehouden en lagen in de droge strook langs de muur hun strozakken klaar. In een belendende ruimte, die waarschijnlijk eens een soort kantine was geweest, stonden nu een vijftal meisjes van het ontvangstcomité luidruchtig te kokkerellen. Het walmde er vervaarlijk blauw alsof hun frituur in de fik stond, wat een uur later bevestigd werd toen ze de mannen al lonkend fier de geroosterde rijst en de halfverkoolde sardines voorschotelden.

    Uit het lachend gekwetterde excuus van de jonge diensters meende Steiner te begrijpen dat de meisjes gebrek hadden aan olie of aan ondervinding of aan beide. Enfin, mits wat brandkorsten pulken was het binnenste best te eten en hij was tenslotte niet naar hier gekomen voor de goede kost...Alhoewel. Als toetje kregen ze nog een lange zwarte cigarillo van plaatselijke makelij, waarschijnlijk bedoeld om de penetrante vislucht te verdrijven.

   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
18-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
17-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 23
Klik op de afbeelding om de link te volgen

RUDOLF VALENTINO...

Later, in haar koude bed, herhaalde Marie steeds opnieuw die zelfde zin : "Ik was erbij... ik was erbij..." Als Jetje haar destijds toch zo graag zag als ze zegt en het gevaar had zien aankomen, waarom verdomme heeft ze toen geen poot uitgestoken om haar hartsvriendin uit de klauwen van die Rudolf ,die kinderverkrachter te red­den?! Enfin kinderverkrachter, het woord was wel wat hard: vrouwenverleider ware beter... Ja, een vuile valse vrouwen-verleider ,die Rudolf !

Vijftien jaar geleden ,op die fatale kermis van '22 in Nieuwpoort ,had hij zich­zelf voorgesteld als de trouweloze hartenbreker van het witte scherm "Ru­dolf Valentino", dus was ze verwittigd... Tenslotte was ze toen achttien en wist ze genoeg van de geheimen des levens om niet als een dom gansje naar de slachtbank te lopen...Als ze zich toen tóch heeft "laten-doen" moet het aan al die Rodenbachs gelegen hebben en aan de zwoele herfstavond...En aan zijn zoet gefleem, de duizenden sterren en het warme vrijersnestje tussen het struikgewas op de vest van fort Palingbrug...Och, waarom rond de pot gedraaid: heel haar lijf had er destijds naar ge­hunkerd, moest ze eerlijk bekennen...God, als ze de ogen sloot zag ze zichzelf daar nog liggen met die hemelse smeerlap die in drie weken tijd haar leven verknalde...

 

...."Die laat er geen gras over groeien...",dacht ze, ter­wijl ze zijn klauw van haar bloes trachtte te duwen. Maar de hete adem op haar gezicht en zijn indringend gezoen deden haar al vlug in een zalige roes wegsoezen...Ze voelde enkel zijn warme kussen op wangen en ogen. Maar toen ze weer wat op adem kwam merkte ze plots dat zijn hand als een slang onder haar lange rok schoof en op de blote dij boven de kouseband geniepig poog­de in de nauwe broekspijp te raken.                                   

Als hij het zijden strikje maar niet kapot trekt, die bruttigaard, dacht ze in paniek en mepte mompelend in ver­twijfeling op zijn arm. Ze rukte kwaad haar mond vrij vanonder z'n zwetend gezicht en hijgde buiten adem:           

"Nee, nee, stop er mee! Stop, zeg ik, verdomme!"        

Hij keek haar verbaasd aan en ze moest onwillekeurig giche­len. Ik heb teveel Rodenbachs gedronken, bedacht ze, dat zal het zijn... Normaal was ik allang weggelopen... maar hij kust toch zo goed!

"Niet te geweldig, hé jongen" fluisterde ze hees.         

"Ge moet geen schrik hebben", vergoelijkte hij, " ik zal u geen zeer doen..." Maar ze duwde hem toch wat van zich af en hij liet haar gewillig begaan:

"Als ge mij niet graag ziet, moet ge't zeggen...”

"Gijsse zot!",lachte ze zacht, "vaneigens dat ik u graag zie! Maar ge moet uw manieren houden: niet onder mijne rok!"       

Hij scheen zich daar nogal gemakkelijk bij neer te leggen en zei flemend:"Bon-bon...maar laat me dan toch de rest maar eens zien!"... En terwijl ze met bonkend hart haar ving­ers door zijn nekhaar streelde, begeleidde ze hem met de rech­terhand aarzelend bij het losknopen van haar bloes. Alsof hij heel zijn leven niets anders gedaan had, trok hij het strikje aan de bovenrand van haar onderjurk los, prutste even aan de drie paarlemoeren knoopjes van het keursje en schoof zijn hand­palm als een korfje onder haar warme bolle borstje.          "Die kent de weg, dacht ze gerustgesteld, terwijl hij tevreden brommend zijn gezicht in het zwoele nestje duwde en, als een hondje, steeds dieper en dieper snuffelde...

Hij moest het van zijn neus hebben, merkte zij direct, terwijl zijn snorharen over het tepeltje streken...En later had hij bekend :die reuk van rozen­water en angstzweet maakten hem meteen duidelijk dat het haar eerste keer was..."Maagde­kens geurden allemaal hetzelfde..." had hij gepocht. En dan dat bonkende hartje tegen zijn wang...Weken later was het pas tot haar doorgedrongen wat hij met die maagdengeur bedoelde:"Dat belooft hier goed te worden...Als ik het voorzich­tig aan boord leg en niets forceer, kan ik haar misschien nog wel een paar keer gebruiken, de volgende zondagen." De smeerlap!

Marie bloosde nog bij de herinnering hoe ze gekreund had onder zijn zachte 'bijter­tjes' en zijn gezicht nog dieper op haar borst had geduwd.

"A la bonheur " had ze hem horen brommen," we zijn vertrokken!" En voor ze het goed wist had zijn gulzige hand door de rokken heen in haar warme kruis gegrepen...

 

Het vervolg van de historie vertroebelde reeds jarenlang haar hitsige dromen...Eerst weerde ze hem nog zachtjes af, maar toen hij haar volop kuste, slonk de weerstand tussen haar ver­krampte dijen en ademloos liet ze hem dieper grij­pen...En bij de tweede poging van zijn gladde hand om onder haar kleren te schuiven liet ze in een roes begaan...Ze wist dat ze hopeloos verloren was als hij haar eer van deftig meisje naar de vaan­tjes hielp, maar ze trok het zich niet aan. Hij was toch zo lief...en enkel dit ogenblik telde, hiér en nu: de rest kon stikken...

Ach ja ,vijftien jaar geleden ,toen wist ze niet béter hé... Maar vanmiddag, met dat gezoen op haar ogen, had ze ge­merkt dat Jetje weer een potje op het vuur had staan... Het likken met haar hete tong zei genoeg! Ze kón het blijkbaar niet laten! Maar dat was dan jammer voor haar, want met een pottenkijker zoals de garde - Marie moest even lachen met dat beeld - wilde ze voorlopig liever geen risico's nemen. Als ze hem ooit van eerroof wilde beschuldigen moest ze recht in haar schoenen staan, anders had het geen zin.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
17-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
16-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 22
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A16 EERROOF.

                        Westende, 24 april 1938.

                            

In de volgende café's moeten de twee kornuiten met hun sprookje meer succes geoogst hebben want in een mum van tijd wist heel het dorp ervan. En de morgen daarop kreeg Jetje de twee rijkswachters op haar dak. "Die komen voor die brief!" dacht ze.

Als dat zo was, dan lieten de mannen van de wet in elk geval niet in hun kaarten kijken. Ze openden het vuur met een zotte vraag: hoelang zij Marie al kende en of zij getweeën werkelijk zo'n goede vriendinnen waren als de mensen zegden?...

Daar keek Jetje echt van op:"Wel als de mensen dat zeg­gen zal dat wel zo zijn, hé! Jezus-Maria, wat moet ik daar op antwoorden! Wij zijn twee handen op enen buik:we helpen el­kaar waar we kunnen, want 't is niet altijd even gemakkelijk als vrouw alleen. We lachen samen als het goed gaat en we schreien samen bij tegenslag. Dat is van vlak na de oorlog dat we bevriend zijn, nu al twintig jaar lang: we kletsen twee-drie keer per dag en als we al eens kwaai woorden hebben is dat een uur later vergeten...Ja, wij zijn echte vriendinnen: we zijn el­kanders steun en troost...We lenen bij elkaar als we iets te­kort komen, we..." Ze kreeg het verdomme op haar zenuwen door die koele blik van die vent.

"Zo te horen komt gij beter overeen dan de meeste koppels van 't dorp en omliggende!...Le grand amour, hé! En schuift Marie hier veel over de vloer?"

"Bah...iedere dag, zou ik zeggen..."

"Eet ge hier samen?"

"Zeg dat zijn raar vragen, hé chef: natuurlijk eten we te vieren al eens een boterham samen, als het pas geeft, hier of bij haar...Maar ge moet zo niet rond de pot draaien:ik weet waarvoor ge komt! Als ge 't wilt weten: ja, ik heb die brief geschreven! En niét om mijn vriendin te helpen, maar omdat het de waarheid is! Is dat tegen de wet?...En ik blijf erbij dat het de Steiner was die daar stond te draaien bij de doorsteek, die zondagmorgen in de vroegte: zeker weten!"

De chef bleef haar even verbouwereerd aanstaren: ”Welke brief wilt ge zeggen?"

"Wel deze die ik vergeten ben te ondertekenen: "MENEERE DE KOMMENDANT JANDARM, IK NEEM DE PEN IN DANT OM TE ZEGGEN..."

"Ha-ja, dién brief! Dat weten we al lang dat gij den dader waart" loog hij "maar mijn jonge collega zal voor de goede orde uw bekentenis seffens noteren. Zo kunt ge deze keer niét vergeten te tekenen, hé...Het heeft ons in elk geval een heel stuk voort geholpen, moet ik zeggen. Zeker van, dat het Steiner was, hé?"

"Zo zeker als dat ik hier sta! Niet twijfelen!"

"En dien tweede op zijn velo was dus Gaspar Soete..."

"Gaspar Soete??...Niet aan mijn tong sleuren, hé Chef: ik heb van dien tweede niks gezegd!"

"Maar g'hebt hem toch herkend, hé?"

"Daar kan ik vandaag niet over spreken..."

Nu zijn list mislukt was wilde de chef deze plotse terughoudendheid van Jetje niet zonder meer aanvaarden: "Ha-zo...Wel dan zullen we eens over iets ànders spreken,  zie! Hoe zit dat zo tussen gij en Marie? Komt die hier dikwijls slapen?"

"Marie? Hier slapen?! Maar nooit van ze leven!"

"Pasop, niet zeveren hé Georgette! Dat is een officieel déclaratie en met te liegen gaat ge veel last krijgen! Ik heb getuigen, en 't is algemeen geweten dat ge't niet voor de ven­ten hebt...Die speciale vriendschap tussen gij getweeën is niet erg katholiek en ge gaat er nog eens voor in den bak vliegen! Ik vraag het dus voor de laatste keer: is Marie hier al komen slapen?!"

"Verdomme, zijt ge doof ,chef ?! Ik zeg: NOOIT-VAN-ZE-LEVEN! Marie heeft hier nog nooit blijven slapen!"

"Ook niet als 't ruzie was met Dis en ze slagen kreeg?"

"Marie slagen van den Dis?? Maar Chef toch, waar zijt ge dàt gaan halen?! Jezus-Maria! Dàt had hij eens moeten proberen, zie!...Oei-oei-oei!... Luistert: dat ik weet heeft hij haar, toen hij nog erg jong én zat was, één keer een peer gegeven...Goed verstaan? Eén keer! En de volgende morgen is ze met een blauw ket vóór hem gaan staan en zo gezegd:Désiré, zet uw oren goed open, jongen! Riskeert dàt - en ze wees zo met haar ving­er op haar oog - nog één keer en ik doe rattenvergif in je drinkebus...Goed onthouden, hé ventje: rattenvergif! En ik kan verzekeren Chef:den Dis heeft nóóit meer gepiept...Slagen ,begot , waar gaat ge't halen! Me gat ja !..."        

Jetje barstte in giechelend lachen uit tot de chef rood aangelopen met de vuist op tafel bonkte: "Zeg, Georgette Neuville! Hier valt niet te lachen, hé mens! Gij geeft aanstoot en ergernis met uw ziekelijke perversie door openlijk met een vrouw te vrijen! Dat is openbare zedenschennis en dat wordt door de wet streng verboden! Als ge daar niet direct mee uitscheidt vliegt ge den bak in, zonder pardon!"     

Onder deze koude douche kreeg Jetje zichzelf weer in de hand:"Wel-wel, vrijen in 't openbaar, hé...Wat houdt dat zoal in, Chef? Kunt gij mij dat zeggen?...Frotten en wrijven onder­een?...Toten en strelen hé: ja, dat is vrijen, hé?...En heeft iemand mij dat zien doen in het openbaar?...Of zelfs verdoken achter een donkere hoek of in de duinen?...Van "horen zeggen" zijn er altijd genoeg, zeker bij de venten die iets tekort komen! Venten die de schaai inhalen door vuile praat en achterklap te vertellen over iemand die zich niet kan verdedigen...Maar er is geen één die durft zeggen: ik Charel-Louis verklaar onder eed dien dag en dat uur Georgette Neuville te hebben zien vrijen! Als ge één getuige hebt die durft zweren dat hij mij dàt heeft zien doen, moogt ge mij direct in den bak steken! Direct: één enkele getuige is genoeg, Chef, en ik pak mijn cabas met kleren! Maar als ge er géén hebt moet ge zwijgen, want zoiets voortvertellen is eerroof! En dààr lach ik niet mee!..."

"Gij misschien niet, nee! Maar de mensen in 't dorp wél, verdomme! 't Is juist omdat ze op café over niets anders meer spreken dat de garde ons verwittigd heeft!"

"De garde! Ha ! Maar nú zijn we d'er! Die zatlap wil mij een pee stoven met zijn achterklap omdat hij weet dat die brief van mij komt! En omdat hij met zijn ellebogen aanvoelt dat ik hém óók herkend heb aan de doorsteek, die morgen!"

"Vergeet het! Hij denkt dat Marie die schreef."

"Marie? Maar die kàn niet schrijven ,vent ! Wat zou ze! Maar dat is nu om 't even: met die achterklap wil hij hààr treffen zowel als mij! Ge weet toch dat Leonnetje hem ook gezien heeft, die morgen:gij hebt zélf zijn verklaring opgeschreven...En door die zever van dat vrijen rond te strooien vangt hij twee vliegen in één slag: Marie en ik!"

De chef bleef haar een poosje ernstig aanstaren: "Geor­gette Neuville, zijt ge zeker dat ge die morgen de garde her­kent hebt? Dat is van groot belang..." 

"Chef, ik zweer het: dien eerste op zijn velo was de garde Cyriel Calcoen, of 'k mag hier dood vallen! En de tweede was Steiner, maar dat weet ge al...En dat is niet van horen zeggen maar van zeker weten! M'n kop eraf!"

"Niet te rap met je kop leuren, mens, want als het waar is wat ze zeggen staat hem er losser op dan ge denkt..."

"Ze-ze-ze! Wat vertellen ZE dat zo verschrikkelijk is?"

"Wel, als ge 't al wilt weten: ZE zeggen dat niét de Steiner, maar gijzélf die bommen gesaboteerd hebt om den Dis te doen verongelukken! Om Marie van hem te verlossen en haar voor u eigen te krijgen! Dàt zeggen ze! Lacht ge nu nog ,Vrouw Neuville ?!"

Daar moest Jetje wel even van slikken.

"Ik die bommen gesaboteerd? Maar Chef, ik wist nog niet eens dat ze daar lagen!...En wat weet ik, of gelijk welk vrouwmens, verdomme hoe ge zo'n spel moet saboteren? Daar moet ge toch bij den troep voor geleerd hebben, lijk den Dis en nog een paar mannen in 't dorp. Mannen die de polders ontmijnd hebben na den Groten Oorlog en die weten wat ze mogen en moeten doen...Maar dat ik weet waren d'r nooit geen vrouwen bij den troep, of bij bommen omtrent... Neen Chef, als een vrouw een vent beu is giet ze rattenvergif in zijn pulle: dat is veel sim­pelder!"

"Of verzuipt ze hem in de beerput, hé Jetje! Dat zijn we ook al eens tegengekomen hé, gij en ik..." Hij monkelde wat verbitterd achter zijn hangsnor en sloeg zijn notaboekje met een klap dicht:"Bon, gij weet waaraan ge u te houden hebt: ziet dat we niet meer moeten terugkomen op deze zaak, Vrouw Neuville:dan loopt het misschien nog goed af...En tekent maar rap die verklaring van mijnen adjoint, voor dat ge 't weer vergeet!"

De uittocht van de despoten leek erg op een afgang...

Ze waren echter nog maar nauwelijks achter de bocht van de Bassevillestraat verdwenen of Marie viel de keuken binnen:

"Wisten ze wat nieuws te vertellen? Ze zijn hier zo lang gebleven...Wat is 't:ge zijt er gelijk niet goed van..."

Jetje moest inderdaad even bekomen vooraleer ze weer wat flauwtjes kon lachen:"Die onnozelaars hebben mij twee keer gedreigd van in den bak te steken! Ge zoudt verdomme voor minder niet goed zijn, zou ik zo denken!"

"In den bak steken? Gij?"

"Ja, ik...Want stelt u voor dat heel het dorp geschanda­liseerd is omdat wij vriendinnen zijn...Van een speciale soort, dan, hé: een soort die bij de begijnen aanstoot geeft en ergernis...Ik heb zelfs moeten zweren dat ge nooit bij mij hebt komen slapen..."

"Niet moeilijk! 't Is gij die bij mij in 't bed zijt gekropen!"

"Daarom heb ik ook zo gemakkelijk gezworen, hé! Maar volgens de pandoeren hebben we ook onderéén vuil manieren ge­daan in 't openbaar! Jezus Maria: in 't openbaar! Zijn wij dan de laatste jaren ooit zó zat geweest dat we niet meer wis­ten wat we deden!"

"Met de vorige kermis hadden we een goede schreef aan... Maar als ik mij goed herinner hebt ge u toen in 't dorp deftig gedragen...Allee kom, zolang we dansten en onder 't volk waren toch...En van wat hier in den doorsteek gebeurd is kan niemand iets gezien hebben: 't was pikkedonker en g'hebt niet geroepen lijk ge gewoon zijt..." Plots proestte ze het uit en ook Jetje sloeg aan het giechelen tot de tranen over hun wangen liepen. Vertederd omhelsde ze haar vriendin en likte plots het zout van haar natte wimpers voor ze een zoen op haar lippen drukte. Marie liet haar even begaan tot ze zich met een diepe zucht losmaakte:dit onbedaarlijke lachen had haar voor het eerst sinds vele weken echt deugd gedaan.

Ze schoven beiden een stoel aan tafel en keken elkaar een lange poos monkelend aan...Tot Marie de betovering verbrak:

"En wilt hem ons daarvoor in de bak steken?"

"Mij wél ja! Van u heeft hij niet gepiept:ik was de enige zondares, zo te horen! Terwijl ge voor 't vrijen toch met twee moet zijn, zou ik denken!"

"Georgette Neuville!" deed Marie gewichtig: "'t Zijt gij die met mij vrijt, en niet omgekeerd hé! Ik ben onschuldig!"

"Onschuldig?...Wacht maar, want de pandoer had nog méér in zijn mars! Volgens dat de garde hem gezegd had vertellen ze in 't dorp dat de Steiner die sabotage niét gedaan zou hebben."

"Neen?...En wie dan wél?!"

"“Ik verdomme! Neen, serieus:ik heb dat spel doen ont­ploffen uit jalousie! Want den Dis - god hebbe zijn ziel - stond onze zondige liefde in de weg...En gij zat mee in 't complot...Al goed dat ze nog niet helemaal zéker zijn, want ze overwegen ook de mogelijkheid dat den Dis zelf de vertrager heeft aangestoken om zijn eigen accident te ensceneren en dan rap is gaan lopen naar zijn geheim lief in Duinkerke!...Ja kind, ik kan er ook niet aan doen,  maar dàt strooien ze rond in 't dorp! Chance dat de chef dat zelf nogal onnozel vond of we sliepen alle twee in den bak, vanavond!"

Marie schudde verbijsterd het hoofd :" Maar enfin, wie zuigt er nu toch zóiets uit zijn duim verdomme!"

"Mijn gedacht komt dat van de garde. Die is naar 't schijnt vroed van koleire omdat wij getuigd hebben dat hij samen met Steiner uit den doorsteek kwam, die zondagmorgen... Met ons zwart te maken tracht hij zelf op een wit blaadje te komen bij de gendarmen...Hij heeft ook nog een oude koe uit de gracht gehaald door te laten verstaan dat Joseph geen kind van den Dis kan geweest zijn...Hij trekt niet op zijn vader zeggen ze, en hij werd nogal vroeg geboren hé..."

"Maar dat is eerroof! Als de garde dat rondstrooit doe ik hem een proces aan! Wat zijn dat voor manieren! Dat de Joseph op mij trekt is waarschijnlijk geen bewijs genoeg van mijn deugdzaamheid-voor-het-huwelijk, lijk de paster dat noemt :hij moet absoluut op zijn vader trekken, hé!"

"Hey Marie! Mij moet ge niet trachten t'overtuigen dat g'uw bloem­tje nog had toen ge trouwde met den Dis , hé kind! Ge weet toch nog : dien avond na die eerste kermis in Nieuwpoort ,op de wallen van 't Spaans Fort "Palingburg" !...Gij met den Rudolf ! Ik was er verdikke bij ! Den Dis is maar een maand làter gemogen ,toen g'al over tijd waart ! Met mij moet ge niet zeveren ,hé !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
16-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
15-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 21
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A15  ACHTERKLAP.

 

Westende, 21 april '38.

 

De veldwachter kon weer met onbezwaard gemoed een pint gaan pakken in één van zijn vele stamcafé's:  Steiner was blijkbaar definitief met de noorderzon verdwenen en mét hem de bedreiging dat "die roje rotzak" alles aan de gendarmen zou uitbrengen over het plichtsverzuim van de garde bij de aanslag op Dis. Chef Remy scheen - voorlopig toch - akkoord te gaan met de stelling dat Steiners vlucht voldoende bewees dat deze de gezochte saboteur was en had een opsporingsbevel op zijn hoofd laten uitschrijven.

Bij pot en pint zorgde de champetter er wél voor dat de bewogen levensloop van hun voortvluchtige schoenlapper in brede kring bekend raakte. Hij taterde honderd uit hoe deze vuile bolsjeviek als Duitse leerjongen bij Krupp-Essen begin '18 verwikkeld geraakte bij bloedige stakingsrellen. Als straf hadden de moffen hem voortijdig bij het leger ingelijfd en naar het IJzerfront gestuurd. Op het einde van de Grote Oorlog namen de Belgen hem krijgsgevangen en lieten hem vanuit het kamp van Schoorbakke meehelpen bij het ontmijnen van de polders. Tot daaraan toe een eerder afgezaagd verhaal waarmee de garde wei­nig succes oogstte.

Het werd wat spannender zohaast de politiek de kop opstak. Want toen in '19 in Duitsland de bolsjevistische Spartakusopstand uitbrak poogde Steiner ook in het gevangenkamp aan de IJzer een rode oproer te ontketenen.

"Dat is hem slecht bekommen!" spotte de veldwachter: "Een paar goei stampen tegen z'n kloten en 't was ermee gedaan om naar de wijven te lopen! Hij heeft dan een jaar op ons kosten karrotte getrokken in ’t klein hospitaal van Veurne..."

Als straf voor zijn revolte werd hij tenslotte overgeplaatst naar de koolmijnen in de Borinage. Juist goed, vonden de tooghangers, dàt trok er al beter op...

Gesterkt door deze bijval vervolgde de garde: "Hij is daar in de mijn vijftien jaar blijven werken als ondergronder. Vrijwillig, wel te verstaan." Een zware penitentie, moesten ze toegeven..."Maar dan vroeg Steiner de Belgische nationaliteit aan: ge moet maar durven hé !...Alhoewel, de wet voorziet dat, dus kreeg hij zijn pas in '35...Grote stommiteit natuurlijk, want anarchisten zijn nooit te vertrouwen..."

Een jaar later was het al van dàt, toen zijn rode groepje er in slaagde de koolmijnen plat te leggen met een algemene staking! "Ge weet nog hoe dat geweld na een tijdje uitliep op revolutie, met moord en doodslag! "Onze vriend" werd aangehou­den en tot 6 maand gevang veroordeeld...Maar 't ergste moet nog komen :na zijn vrijlating kreeg hij voor de duur van twee jaar een verplichte verblijfplaats aangewezen, hier in Westende..."

"En gij wist dat allemaal sinds dat hij hier is komen wonen?" vroeg Gaspar Soete verontwaardigd.

"Ah vaneigens! Hij moest zich iedere morgen bij mij komen presenteren!"

"Ge had ons dan wel eens mogen verwittigen welk vlees dat we in de kuip kregen, hé Cyriel ! Da's levensgevaarlijk, zo'n tiep! Had ik dat allemaal geweten, ik zou bij hem nooit geen schoenen in reparatie gegeven hebben..."

Maar Cyriel liet zich niet in de hoek drummen :

“Al wat met de veiligheid van den Belse staat te maken heeft is secret militair :daar mogen wij met het gewoon volk niet over spreken" verklaarde hij gewichtig.

"Zeg, dikke nek! En dan zou hij volgens u de saboteur zijn die den Dis heeft vermoord?...Hoe langer ik er over nadenk hoe meer ik begin te twijfelen dat hij het was die ik heb zien lopen naast de tramrails, die zondag-noen...Zoiets voelt ge..."

"Zeg, Gaspar, gij moet niet iedere vijf minuten van ge­dacht veranderen hé ! Eerst zweren dat ge hem langst de tram­route hebt zien vluchten en nu uwen steert intrekken :vergeet het ! Het staat nu vast met het proces-verbaal :de gendarmen zeggen dat het Steiner was en daarmee uit! Chef Remy heeft het gezegd ;het kàn niet anders!"

"Hoe, het kan niet anders? En ge hebt in het begin zélf gezworen dat het de Steiner niét kon zijn die daar liep :vol­gens u was het den Dis die wegvluchtte! Uit schrik dat hij al die schade zou moeten betalen! En om van zijn wijf àf te zijn, hebt ge gezegd, omdat het een slecht huwelijk was..."

"Zeg, onderwijl zijn we wel 't één en 't ander méér te weten gekomen, vindt ge niet? Daarbij, het éne sluit het àndere niet uit, hé vent ! Steiner is waarschijnlijk per ongeluk verantwoordelijk voor de ontploffing: hij heeft dat lont plots zien vunzen en is op tijd kunnen gaan lopen. Zo hebt gij in 't begin zelf getuigd en dat is voor het ogenblik het enige waar­voor hij vervolgd wordt! En terecht, voor mijn part... Maar niemand zegt dat den Dis op die eigenste moment daar nog om­trent was, hé! Hij stond misschien achter het duin te zeiken, of was al uren vroeger vertrokken. Het feit dat ze van zijn lijf nog niet het kleinste stukje hebben teruggevonden is voor mij het bewijs dat hij nog gaaf en gezond is! Ik wed dat hij nu ergens over de schreef (grens tussen de Westhoek en Frankrijk) bij een ferm mokkel met ons ligt te blèren van 't lachen: hij is van zijn pinnig wijf af, de gemeente heeft de scha betaald en de meester zorgt voor zijn kinders ! Zo is iedereen content!"

"Dus als ze van Dis geen lijk vinden, dan zou er ook geen moord gebeurd zijn, volgens dat gij zegt?..."

"Da's heel juist gezien, makker...Op voorwaarde dat er een aannemelijke reden bestaat waarom hij niét gedood is door die ontploffing. En zo kan ik er direct wel tien opnoemen :lijk dat ik gezegd heb, wat verderop staan zeiken bij voorbeeld. Of al uren voordien gaan ritsen...Want het is toch wel raar dat niemand hem daar gezien heeft tussen tien en twaalf, zelfs Marie en haar kinders niet! Iedereen dénkt dat den Dis daar tot tegen de noen aan die bommen aan 't prutsen was, maar nie­mand kan dat getuigen, hé..."

"Verdomme, Cyriel, da's straf gesproken, man!"

"Ja vent,goed geweten! Mijn gedacht is den Dis al ver vóór de noen gaan ritsen zodat de Steiner alle tijd had om aan die bommen te prutsen...En 'k zal nog méér zeggen :voor mij heeft de Steiner nooit die hoop granaten willen saboteren! Dat interesseerde hem geen kloten...Hij was enkel uit op het poeder dat erin zat. Die zondagmorgen had hij er al minstens vijf kilo uitgeschraapt :die hebben we nà zijn vlucht in zijn kelder teruggevonden. En hij zou zeker de volgende nachten weergekeerd zijn om nog méér te roven, ware die slag er niet tussen geko­men...De week nadien hebben de gendarmen hem wel een keer op de rooster gelegd. Maar hij deed alsof hij alles vergeten was wat hij rond het moment van de ontploffing had uitgespookt, en ze hebben niet geïnsisteerd...Hadden ze mij laten doen, ik had het er wel uit gekregen, garantie! Maar nu dat hij gaan ritsen is, vissen ze natuurlijk achter het net. En dààrom zeggen ze voor alle gemak dat Steiner de boel opzettelijk gesaboteerd heeft om den Dis te vermoorden...Want nu ze alle twee verdwenen zijn kunnen de gendarmen hun onderzoek afsluiten...Da's wel niet erg katho­liek, maar voor mij niet gelaten..."

"Maar ge gelooft het niet?"

"Heb ik dat gezegd?...Ik vind het niet normaal, da's al. Steiner was alleenlijk geïnteresseerd om dat poeder te recupereren en nièt dat het dààr zou ontploffen..."

“Maar moest Steiner het niet gedaan hebben, wie dan wél?"

"Ik? Gij? De pastoor?...Iedereen in feite ! Weet ge,  er lagen daar minstens drie rijen obussen op elkaar maar enkel de bovenste zes hadden een springkop met tijdont-steking..."

"Hebt gij die gezien?...Vóór de ontploffing?"

Holà opgepast, schrok de garde, of ik vertel nog wat stommeteiten! "Heu ...ik mag dat in feite niet vertellen, maar de kleine van den Dis wist dat te zeggen. Hij had dat van zijn vader gehoord vóór die begon te kappen...En doordat het tijd­ontstekers waren kan iedereen daaraan geprutst hebben ! Die bommen lagen daar onbewaakt tussen de zaterdagavond - moment dat den Dis naar z'n kot ging om te eten en te slapen - tot de zondagnoen waarop alles is ontploft...Zo'n vertrager kan uren lopen vooraleer hij ontploft...De echte saboteur vinden ze nooit, tenzij misschien na een muggezifterij zonder einde ! Dat kunnen de gendarmen zich niet permiteren en daarom houden ze het maar op de Steiner...Ik herhaal : voor mij niet gelaten ! Maar dat bewijst nog altijd niet dat eerstens de Steiner al dan niet opzettelijk verantwoordelijk is voor de slag, en tweedens dat den Dis in die sabotage gestorven is, hé"...

 

Was het echt zuiver toeval dat "De Kustwacht" de volgende dag met de zelfde theorie kwam aandraven? Of had de garde tegen onze-reporter-ter-plaatse staan lekken?

"Uit kringen rond de onderzoekers vernamen wij dat het gerecht geneigd is, bij gebrek aan stoffelijk overschot, het overlijden van Désiré P. inderdaad in twijfel te trekken. Het gerucht loopt zelfs dat deze de ontploffing als rookscherm gebruikt zou hebben om over de grens te vluchten en daar een nieuw leven op te bouwen. Een voor de hand liggende reden kan gezocht worden in de begrijpelijke angst verantwoordelijk ge­steld te worden voor de toe-gebrachte schade aan de omliggende huizen. Maar ànderen zoeken het in mogelijke labiele echtelijke verhoudingen. Een interessante ontwikkeling waar wij in onze volgende uitgave zeker op terug zullen komen."

Nu het openlijk in de krant had gestaan zag de veldwach­ter echt geen reden meer om zijn vrienden de ware achtergrond van het onderzoek te onthouden. De lichtzinnige beschuldigingen van Leon Petré aan zijn adres en die zogenaamd-naamloze-brief-van-Marie hadden hem lang genoeg slaaploze nachten bezorgd ! Nu was het zijn beurt om hén de duivel aan te doen !

 

"Och, heel de straat wist al jaren dat het niet meer boterde tussen die twee :feitelijk al vanaf het begin...Die trouw in der tijd was al van "moetes", dat rappeleer ik mij nog goed...Maar ja, zo zijn er veel hé...van moetes."

Odilon, de waard van 't "Hapertje" knikte eens wijsgerig monkelend, maar hield zich verder op de vlakte. In elke familie liep wel zo'n zwart schaap rond en met Cyriel wist je nooit of hij met zijn vuile bek niet àl te persoonlijk zou worden. Maar Gaspar Soete die een stuk jonger én zatter was dan de garde scheen minder terughoudendheid in acht te moeten nemen :"G'hebt z'n twee gasten maar eens goed te bezien, hé ! Een bleekscheet en een bosaap :dat zegt toch genoeg, of moet er nog zand zijn? Die kleinste is zeker van den Dis, dat ziet ge seffens :twee zwarte doezen bijeen ! Maar den oudste trekt langs geen kanten op hem :wit bestoven lijk de bakker !"

De waard gaf geen krimp. Dus weer de beurt aan de garde om er een schepje bovenop te gooien:

"Ja, op 't eerste zicht zoudt ge zeggen :hij trekt op Marie :dat was ook een licht blondje in haar jongen tijd. Maar z'n teut is heel anders met die scherpe neus en mond...Ik ken d'er één in Nieuwpoort met zo'n gaffel :ge zoudt zweren de Joseph in 't groot! Maar dat zegt niks, natuurlijk..." Zijn grimas van boer-met-kiespijn deed zijn twee kompanen in een bulderende lacht schieten.

"Ha, juist ! Dat zegt niks!...Dat is een goeie! Allee Cyriel, vertel op verdomme!...Kén ik hem, die van Nieuwpoort??"

De garde blies nadenkend zijn wangen bol: "Boch, ik denk het wél...Hij komt hier dikwijls genoeg in 't dorp een pintje drinken...Maar ik mag vaneigens geen namen noemen hé, of ik zou nog een peer op m'n bakkes kunnen krijgen..."

Luid protest rond de toog :"Hey !Pester !Lafaard! Eerst een pint beloven en hem dan zelf uitzuipen!"

"Als 't u interesseert moet ge dezer dagen maar eens rondzien, hé !...Ten andere, dat zijn oude koeien: toen den Dis trouwde wist iedereen dat hij op een koekoeksei zat te broeien. Iedereen behalve hijzelf misschien, al ben ik daar nog lang niet zeker van...Weet ge :Marie was een ferme teef, toen der tijd, en in normaal omstandigheden had een bosaap lijk den Dis haar nooit kunnen krijgen...Maar ze was gepresseerd en hij was slim genoeg om geen vragen te stellen toen ze na den trouw zo rap begon te zwellen...Hij zal gedacht hebben de rest van zijn leven op een vette wei te zitten, maar dat is ferm tegengesla­gen !"

"Hoezo, tegengeslagen ? Met zo'n ferm mokkel ?"

"Ja, zéker weten ! Ik heb hem een paar jaren daarna re­gelmatig uit de "Cambrinus" moeten halen, waar dat hij zijn laatste centen verzoop bij een pronte Française...Hij heeft mij dan in 't weerkeren naar z'n kot dikwijls al blètend bekend dat zijn Marie met gesloten deuren speelde ! Ge ziet dat van hier :een beer van een vent, getrouwd met de koolbak! Zelfs de onderpaster heeft er zich mee gemoeid en haar die verkwisting van goed zaad verweten...Maar ge kent Marie met haar franke teut, hé ! Ze heeft die zwartrok direct gevraagd waar HIJ met ZIJN goed zaad bleef! Ja, echt waar, dat heeft den Dis mij zelf verteld ! Sindsdien kreeg ze na de biecht altijd een dub­bele penitentie..."

"Zeg, en die Française van de "Cambrinus",wat is dat voor een stuk?"

"Ha, Louisette?...Ja man, dat was me de moeite waard, miljaarde nondedju! Zo'n smakelijk lief teefje had ik nog nooit gezien :verdomme, wat een magnifiek raspeerd ! Met zo'n warme bolle décolleté vol kantjes en strikjes die open hing tot op haren nagelenbuik, ge kent dat..."

"Neen, ik kén dat niet!" vloog Gaspar uit, "Gij soms Odilon?"...De waard trok een tuitmond maar zweeg wijselijk.

"Komaan Cyriel, geeft eens wat details: de kwijl loopt uit m'n bakkes!...Goed voorzien van oren en poten, hé! En zwarte kousen met dikke rooi chartelle, zeker? ...En zware par­fum op haar tetten..." Overspoeld door paradijslijke visioenen sloot Gaspar met trillende lippen dromerig de ogen.

"Pas op, 't is daar geen hoerenkot, hé, dat hoort ge mij niet zeggen...Maar dat wijfje was in elk geval een uitzuipster eerste klas: zolang ge trakteerde snorde ze lijk een kattepoes...En ze kon zo diep lachen dat het trilde tot in uw spiet, man! Maar voor de rest: warm van bil en koud van hart...Feite toch wel jammer dat ze er niet meer is...Z'is door de gendarmen over de schreef gezet...Ja, écht jammer..." Ook de garde droomde weg...

Wat heeft den Dis dan gedaan toen ze vertrokken was?"

“Marie heeft hem van toen af bij tijden eens goed onder handen genomen, ge weet wel wat ik wil zeggen, en hij was daar schijnbaar mee content. En zuipen deed hij op 't laatste ook niet meer, tenzij af en toe een losse pint in de "Lekkerbek" bij hem achter de hoek. Ik heb hem wel nog één keer goed zat geweten, verleden jaar op de kermis. Zó goed zat, dat ik hem in den amigo heb moeten steken. Ik ben erbij gebleven en heb wat zitten zeveren tot hem sliep, omdat hij van alles uit zijn botten sloeg en sprak van zich te verdoen...'t Is maar van dàn dat ik weet hoe het er de laatste tijd aan toe ging tussen hem en Marie... Verdomme raar hoor, héél raar..."

"Hoezo?! En ge zegt daarjuist dat hij er niet meer aan mocht komen !"

"Héél juist! Want weet ge wat ze deed als hij goesting kreeg en haar wilde lastig vallen?...Ze stapte in haar sloffen, sloeg een deken om en ging bij haar vriendin slapen aan de overkant van de straat :ge weet wel, die Georgette Neuville ! In 't zelfde bed, natuurlijk...Dicht bijeen, om haar voeten op te warmen ! Is dat nog normaal, twee wijven in volle bloei die samen slapen en de vent in de kou laten staan?"

"Allee Cyriel, wat wilt ge daarmee zeggen? Dat ze in feite niét sliepen?...En lagen te fikfakken lijk klein meisjes? Zijn ze daar niet wat te oud voor? En wat is daaraan gelegen?"

"Hebt ge mij daar iets van horen zeggen, van fikfakken? Ik zeg enkel dat Marie de laatsten tijd meer bij haar vriendin is gaan slapen dan bij haar berenbok ! En dat die twee wijven op de kermis altijd sàmen dansen, al van zo lang dat ik ze ken :nooit met een vent ! Ik let er al een paar jaar op :mij maken ze niks wijs !"

Bij Soete scheen een licht op te gaan :"Als 't een koppel potten is, zoals gij laat verstaan, dan is het toch Georgette die de broek draagt, en niét Marie...Ik rappeleer mij dat ze overlaatst met een half stuk in hun voeten ruzie hadden in de "Tramstatie" omdat Marie niet meer wilde dansen of zoiets. Ze hebben dan buiten staan mokken en het was duidelijk Jetje die haar vriendin stond te overhalen om voort te feesten :zij was de vent, zij droeg de broek, garantie! En z'is daarom mis­schien al jaren jaloers op den Dis, wie weet..."

"Omdat den Dis zijn vrouw mag bepotelen en Jetje er àf moet blijven ? Ja, misschien, jaloezie, lijk dat ge zegt..." overwoog de garde schijnheilig :"En jaloezie kan vér lei­den...Want wij hebben altijd naar een vent gezocht als saboteur, maar wie zegt dat het geen vrouw was...Steiner lag zo danig voor de hand dat we niet verder gegraven hebben, en door te gaan lopen heeft hij schuld bekend,  dachten we...Maar in feite kan het voor 't zelfde geld een driehoeksdrama van de jaloezie zijn, hé " En gedreven declameerde de garde, met zijn vinger schrijvend in de wolken boven de toog : "Dis stond in de weg van een verderfelijke liefde ! Ik zie het voor mijn ogen al in de gazet staan...Hé, wat denkt ge Odilon?"

"Dat Georgette den Dis om zeep zou gebracht hebben om Marie in haar bed te krijgen?...Allee laat me niet lachen, hé Cyriel : dat is zever in pakstjes !"

"Ha, en waarom, als ik mag vragen?"

"Om te beginnen hebben die vrouwen, geen van de twee, een deftige pree om van te leven, terwijl den Dis goed verdiende en 't huishouden recht hield, drinken of niet! En wijven zijn te praktisch van aard om een ezel-die-geld-kakt te slachten, neemt dàt van mij aan! Ge weet toch ook dat de meeste teven trouwen om verzorgd van de straat te geraken :de liefde voor hun vent is juist zo straf als zijn portefeuille dik is..." Gaspar Soete zat verbaasd naar de waard te staren: zoveel woorden had deze nog nooit na elkaar geproken!

"Zijt ge eindelijk uitgetaterd, Odilon?" vroeg de garde geprikkeld.

"Alleen nog dàt, garde :ge zijt mis als ge denkt dat een vrouwmens lijk Marie haar vent om zeep zou laten brengen door haar vriendin, enkel en alleen omdat ze elkaar zo geren zien. Een vent kan een moord doen uit amoureuze drift :crime passio­nel zoals de Fransmans zeggen. Die beziet zijn vrouw als zijn eigendom en wie die afpakt gaat eraan. Maar een vrouwmens doet zoiets niet, zelfs al is ze een pot ! Als 't waar is dat Jetje het hàd voor Marie, dan stond den Dis nóg niet in de weg, want die had thuis niets in de pap te brokken :Marie kon bij Jetje kruipen wanneer ze maar wilde. Ik zeg wel :als 't waar is wat ge vertelt. Maar persoonlijk geloof ik er geen botten van!"

Nu was het aan de veldwachter om stomverbaasd de waard aan te gapen. Maar hij herpakte zich vlug: "Gaspar, gij rekent af, hé man...Want d'eerste dagen zien z'ons hier niet weer!"



<img src="http://fashion-era.com/images/Wedding/1920s_weddings/Lois


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
15-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 20
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A14:SALTO MORTALE.

 

                  

 Naar Perpignan, 20 april 1938.

 

Veel gelegenheid om Parijs te leren kennen kreeg Steiner niet, want met die buil op zijn kop en zijn valse papieren waagde hij zich nauwelijks de straat op. Bovenop een zakgeld van honderd Franse francs - om niet als clochard te worden opgepakt - bezorgde de Ket hem uit de voorraad aflatertjes van de Rode Hulp een nieuwe uitzet. En twee dagen later nam die gepatenteerde plantrekker als gids hun groepje van achttien man onder zijn vleugels voor de lange treinreis naar Perpignan ,helemaal in 't zuiden van Frankrijk ,vlak tegen de Spaanse grens.

Steiner mócht die gladjanus wel en had zich vanaf hun vertrek uit Parijs voorgenomen hem van geen duim te lossen. Zonder dat het erg opviel lukte het hem de zitplaats naast het venster juist over de Ket te bemachtigen, terwijl de rest van de groep de drie naastliggende coupés in beslag nam. Het scheen de Ket deugd te doen nog eens ongedwongen” "Vloemsch te kunne klasche". Dit had het bijkomende voordeel dat de inboorlingen naast hen het gesprek niet konden volgen en zich al vlug van die twee ongure” "étrangers" aan het venster afkeerden.       

Zohaast de grauwe buitenwijken van Parijs achter de beregende ruiten waren weggeschoven en de rookslierten van de locomotief tussen golvende natte graanvelden verwaaiden, begon het Ketje hem de pieren uit de neus te halen. Niet op de gekende achterdochtige wijze van een linkse extremist - die hij duidelijk niét was - maar eerder gemoedelijk, kwestie van de tijd wat te doden. En al gauw merkte Steiner tot zijn pijnlijke verbazing dat er over zijn eigen verleden in feite weinig te verhalen viel, buiten dan zijn woelige periode tijdens de kompelstakingen twee jaar geleden. Over het Duitse hoofdstuk van zijn jeugd repte hij geen woord omdat hij bij ondervinding wist dat dit bij veel Franstaligen gevoelig lag. Daarbij, de gedwongen eenzaamheid van de anarchist had van hem een barslechte verteller gemaakt waardoor het gesprek al vlug stokte.       

Om het over een andere boeg te gooien duidde hij op de lege mouw van de gids en vroeg: " En gij?...Spanje? ...Hoe is dàt gebeurd?...En hoe gaat het daar?..."

" Ah ça, Fiston! .." lachte de Ket wat bitter,”  da's nen hiele histoire, tu sais..." Maar toen Steiner hem vragend blééf aankijken stak hij, blijkbaar voor de zoveelste maal en toch niet ongaarne,met zijn verhaal van wal.                                            

"Just as die misère doe in den Espagne begon in trente-six was ik doe in de midi met de cirque...in Ronda, bijkanst tegen de rocher de Gibraltar...Nei-nei, mènneke: nen echte cirque mee veul bieste en ne groete roeie chapiteau oep twie stekke!  Wei-wei: Cirque Vanelli!  Du tout sérieux, je t'assure! "

Steiner moest in zijn hersens een paar knoppen bijstellen om dit smakelijke Marolliaans te kunnen volgen maar al gauw zat hij op de goede golflengte, zij het met veel storing op de lijn...    

" Cirque Vanelli" bestond uit een tijdelijk gezelschap van een twintig losse artiesten, waarvan ongeveer de helft met eigen dieren optrad en die ook zelf verzorgde. Maar de twee Franse broers die de tent beheerden (en niet Vanelli heten maar Dupont), voerden de” zware basisnummers" op met vier schimmels en de oude leeuwin Mirza. En voor de verzorging van deze dieren stond de Ket in. Daarenboven mocht hij -” bien astiqué en pittelair et chapeau-claque, oui Monsieur! " - de nummers aankondigen waarin zijn patroons zelf optraden...  In het Spaans nog wel - en voor de” frime" met de losse pols in één moeite door in het Frans, Engels en het Duits!  Wij Belgen staan immers overal bekend voor onze kennis van vreemde talen, hé...Het waren maar een paar geschreeuwde zinnetjes, akkoord, maar hij kende ze "bien par coeur" én het gaf”  "un cachet du tonnerre! ", al zei hij het zelf...Meegesleept door zijn herinneringen ging hij onvast staan en brulde tegen het berookte plafond :

 Senjores et Senjoritas!  Ladies en Gentlemen!  Meine Damen en Herren!  Mesdames et Messieurs! ....EL SALTO MORTALE! !"...          

In de coupé keken de Franse medereizigers geschrokken op,  maar de Ket ging glimlachend weer zitten en vervolgde zijn verhaal zonder verpinken:  hij leidde ook het opbouwen en het afbreken van de tent en bestuurde tijdens hun verplaatsingen door Zuid-Frankrijk en Spanje de zware vrachtwagen geladen met Mirza in de leeuwenkooi,” "et deux remorques avec le chapiteau et les gradins: du costeau quoi! ".                           

" Mais ça a été ma perte, si tu veux...Heel het voorjaar was er daar in den Andalucie aanhoudend” 'du grabuge' met boerenbetogingen en vuurtjestook en zo. Maar erg veel last hadden ze er niet van...Wél speelden ze voor alle veiligheid in open lucht, meestal in de arena's voor stierengevechten: zo'n tent kost een fortuin en is heel brandbaar :met die heethoofden is een ongeluk vlug gebeurd...Juist toen ze medio juli '36 van plan waren in een paar geforceerde sprongen naar Frankrijk uit te wijken werden in Ronda, waar ze een laatste voorstelling in de stedelijke Plaza de Toros gaven, de drie pastoors gekeeld!  Voor ze het wisten zaten ze in de val en werden in de draaikolk van de revolte meegesleurd.

De opstandige boeren confisqueerden zijn vrachtwagen om er de” "richards" uit het omliggende mee op te halen want de vaste leeuwenkooi in de achterbak leek hen daarvoor uitermate geschikt!  Maar zijn patroons konden de muiters overhalen om de Ket het gevaarte te laten besturen, kwestie van een vinger in de pap te houden. Mirza werd zolang in de stierenstallen van de arena ondergebracht...

Zo begon zijn oorlog...Vergezeld van een hele colonne flink aangeschoten proletariërs ging zijn eerste rit diezelfde namiddag nog naar de kazerne van de artilleriecadetten, een paar kilometer buiten de stad op de weg naar Malaga. De bedoeling was er beslag te leggen op de wapens en zo mogelijk de militairen aan hun kant te krijgen. Als wisselgeld hadden ze voor alle zekerheid de gezinnen van twee hoofdofficieren, die in Ronda woonden, meegenomen achterop in de leeuwenkooi...

De overgave van de kazerne liep niet van een leien dakje. Pas nadat de helft van de gijzelaars, vrouwen en kinderen dooreen, in het zicht van de poort waren opgehangen kwam er - bij wijze van spreken - wat schot in de zaak...Tegen valavond konden de boeren door list en chantage uiteindelijk in het fort binnendringen en de nacht eindigde in een bloedbad. Want militairen die niet met de muiters mee wilden doen werden zonder veel omhaal tegen de muur gezet, voor zover ze al niet tijdig in de omliggende bergen waren weggevlucht.

"Pas très beau à voir, tu sais, Fiston..." Maar Steiner ging er niet op in: dergelijke beelden had hij al gezien in cinema Nova, vorig jaar in Nieuwpoort...

Tegen de middag reed de Ket, zijn kooi propvol gevangenen en met twee buitgemaakte kanonnen op sleeptouw, terug naar de stad en werd er in een dolle triomf onthaald.” "Viva Leon!  Viva Leon! " schreeuwden zijn stomdronken begeleiders. Pas later begreep hij dat hij deze bijnaam gekregen had omdat op de flanken van zijn laadbak Mirza sterk geflatteerd stond afgeschilderd onder de ronkende banderol” "El Terrible Leon Del Atlas! " De gevangenen werden in de arena opgesloten in afwachting van hun berechting, want de gemeentelijke gevangenis in de monumentale Puente Nuevo, die aan de voet van de oude stad de bodemloze” "Canyon del rio Guadelevin" overspande, stak al barstensvol opgepakte burgers. De kanonnen stelden ze, onder leiding van een opgeëiste sergeant en een paar cadetten, op aan de rand van de ravijn, waar de stadsmuren van Ronda ruim 300 meter boven de brede vallei heel de omgeving beheersten. Want ondertussen liep het gerucht dat het leger een staatsgreep had uitgevoerd, heel de streek rond Gibraltar bezette en naar het noorden oprukte.     

" Van Franco en zijn Marocains, on ne savait que dalle, en van le général Mola dans le nord encore moins..." Maar ze voelden de dreiging toch op zich afkomen en wisten dat er nog maar weinig tijd overbleef voor het op vechten zou uitdraaien. Vanaf dit moment begon de wilde fiesta snel uit de hand te lopen. Boven de zee van rode pannendaken walmden uit het anders zo rustige witgekalkte stadje dikke zwarte rookwolken van een tiental brandhaarden ver over het dal uit. Niemand dacht aan blussen, enkel nog aan plunderen. Binnen een paar uur waren al de winkeltjes leeggeroofd en de kostbare inboedel van de” "richards" met veel panache aan dingelen geslagen. De chaos vierde hoogtij. Vuil en met roet besmeurd liepen opgewonden kleine groepjes gewapende muiters - zowel mannen, vrouwen als snotapen - joelend en krijsend door de rode baksteenstraten, de buidel buit op de rug.        

Toen de Ket zijn beesten in de stallen van de arena wilde gaan verzorgen heerste ook daar een wilde wanorde. De meeste van zijn collega's artiesten waren reeds vóór de middag op eigen houtje met hun woonwagens weggetrokken, anderen pakten driftig hun hebben en houden bijeen voor een overhaaste vlucht naar Frankrijk. De gebroeders Dupont-Vanelli trachtten hen nog te bepraten, maar vergeefs:  paniek t'allenkant! Zelfs de voorraad vlees van Mirza was verdwenen en het arme dier liep hongerig heen en weer in de donkere stierenstal waarin het voorlopig was opgesloten. Wat nu gedaan?        

De Ket pakte Rodrigo aan, schijnbaar de aanvoerder van de "”anars" die vorige nacht de bestorming van de kazerne had geleid.       

" Mor deine couillon at nen bien meilleur idée, zeit-èm! " Waarom de leeuw vanavond in de arena niet op de gevangenen loslaten,”  comme au bon vieux temps des chrétiens? Spectacle garanti! Dan kost-èm boufferen zoveel ast-èm wilde, zeit deine asticot! " Ket had mooi pleiten dat Mirza geen mensen zou aanvallen, het was al boter aan de galg en toen hij aan dat plan zijn medewerking weigerde, dreigde Rodrigo dat er ook voor de Ket desnoods” nog plusch was in den amigo!  Mor moest de Mirza nog oenger èmme achter die soi-disant corrida, dan zou de Rodrigo wel zien dat èm on vers vlies zou geroeke, gegarandeid, parole d'anar! ..."

De Ket moest wel toegeven, mede onder druk van de gebroeders Vanelli-Dupont die met een heilige schrik zaten eveneens de bak in te vliegen: " Avec ces crétins d'anars, c'est sur qu'on pouvait s'attendre au pire! "...

" Ge schijnt niet erg hoog op te lopen met de anarchisten..." kon Steiner niet nalaten op te merken, maar had er onmiddellijk spijt van toen hij de woeste blik in die ogen zag.                

Na een wat pijnlijke stilte vervolgde de Ket met een zucht: " Oh, tu sais, la politique: chacun son gout! "

Hijzelf had zich dat vroeger, rondtrekkend met het circus van stad naar stad, nooit erg kunnen aantrekken ,de politiek...Intuïtief voelde hij wel meer voor socialisten dan voor de rest, maar voor zover hij iets van de”  Front populaire" in Frankrijk en hun spiegelbeeld in Spanje begreep interesseerde hun slogans hem allerminst...Die gasten beloofden er maar op los...

" Tu comprends: ne congé payé in oenze branche... Foutaises! " De laatste jaren was het in Spanje, met al die opstanden op het platteland en in de fabrieken, zo'n rotzooi geworden dat zelfs het circusleven er onder leed. Dat was duidelijk niet de schuld van de communisten, want als partij waren die vóór 1936 praktisch onbestaande... Neen, of Steiner het nu leuk vond of niet: de verantwoordelijkheid voor deze chaos lag uitsluitend bij de anars en gelijksoortige utopisten die het klootjesvolk met de zotste beloften het hoofd op hol hadden gejaagd!  Wat die allemaal voor onzin uitkraamden: ongelooflijk! Het geld moest worden afgeschaft, want eigendom was diefstal! ...Hebt gij een idee hoe een circus kan blijven draaien zonder geld? ...En nog zoiets: enkel door ruilhandel met de producten van de arbeid kon men het grootkapitaal verslaan!

”" Tu comprends ça, toi?" Kunt ge u dat voorstellen aan de kassa: inkomprijs één kieken?!...Ge moet niet lachen, kameraad, want resultaat van al die zever is toch maar dat ze elkaar daar al twee jaar voor dergelijke onzin uitmoorden, nietwaar! ...En hoe!          En wat verkondigden ze nog meer voor moois? Ah ja: " Het is verboden te verbieden: alle gezag moet worden uitgeroeid! ...Elke mens is goed van inborst en moet zelf vrij over zijn eigen toekomst kunnen beslissen!   " Waar hàààlen ze dat in godsnaam!  Sacrédieu, hij had die goede borsten met zijn eigen ogen bezig gezien: " Pire que des Papous des ’Indes, complètement mabouls!

"...Niet dat die gasten niet konden vechten als het moest: stuk voor stuk leeuwen, dat had hij later in de bergen wel gemerkt. Maar de organisatie, of het opzettelijk gebrek daaraan, deed alles in het honderd lopen en maakte hen voor een oorlogvoering in breed verband totaal nutteloos. Want dat hij zijn hand kwijtraakte was uitsluitend de schuld geweest van” ce connard de Rodrigo ! " ...Mirza voederen met levende mensen in een leeuwenkuil ! Faut etre toqué ! "

Zoals de Ket reeds had gevreesd werd de geïmproviseerde vertoning in de arena een flop en eindigde het in een drama. Mirza was volledig over haar toeren, mede door de stierenstank in het donkere hol waarin ze reeds twee dagen zat opgesloten. En toen het arme dier - ondanks de protesten van de Ket - door een paar verhitte vrijwilligers met stokslagen de arena werd ingejaagd was ze totaal de kluts kwijt: dit leek helemaal niet op het stereotiep nummer dat ze gewoonlijk zo braaf afhaspelde...

Zohaast de oude leeuwin, verblind door het licht,  schichtig de zandpiste in sukkelde en de groep krijsende "”kristenen" in paniek naar de overzijde zag wegvluchten, trok zij zich angstig onder het gejouw van het verhitte publiek in de schaduw tegen de rode palissade terug.

Toen ze uiteindelijk ook nog zwaar hijgend ging liggen vloog het spel op de wagen: de helft van het publiek had als bewijs van zijn viriliteit het pas veroverde geweer meegenomen en een eerste schot in de lucht ontketende een korte hilariteit. Maar plots barstte een fusillade los en Mirza sloeg wild op de vlucht, dwars door de groep in paniek wegrennende gevangenen, onderwijl angstig links en rechts een paar sukkels met de klauwen neermaaiend. Een dikkere dame bleef liggen: waarschijnlijk het hart.

Of vertrappeld door haar lotgenoten, want Mirza had haar niet eens aangeraakt...De oude leeuwin trachtte met een sprong uit de arena te ontsnappen maar geraakte niet over de palissade en ging verdwaasd liggen kreunen tegen de toegangspoort, van waarachter de Ket met afgrijzen heel deze trieste vertoning had gevolgd. Het heldhaftige publiek was door het dolle heen en een haantje de voorste waagde het nu zelfs rechtstreeks op het afgematte dier te schieten...Het eerste projectiel sloeg splinters uit het hout ter hoogte van Ketjes borst.       

" Da's d'ierste en de leste kier dasse in den Espagne oep Bibi getireerd hemme, mor 'k had er subiet m'n kloschen van vol! Plein mes couilles ! Daarvoor wast em nie betoalt hé !"       

Zonder lang nadenken trok hij de grendels weg, vertelde hij voort. En terwijl nog een paar kogels in de zware planken ploften, vluchtte hij onder het oorverdovend gefluit van de joelende menigte samen met Mirza de donkere tunnel door naar de veiligheid van de stinkende stierenstallen. De moedige mannen, die zoëven de leeuwin met stokslagen de arena hadden ingejaagd, stoven nu als hazen vóór haar uit.

Maar nauwelijks had hij hijgend van opwinding het zware stalhek achter haar dicht gezwaaid of zij draaide zich bliksemsnel om en haalde met een klauwslag heel zijn rechterhand open!  

Meer geschokt door de ongewone reactie van het wilde beest dan door de pijn liep de Ket naar de Vanelli's om zich te laten verzorgen: dergelijke wonden kwamen in het circus wel meer voor. Maar door de overhaaste aftocht van het personeel waren de gebruikelijke geneesmiddelen niet meer te vinden en spoelden ze zo goed en zo kwaad het ging de gerafelde hand wat uit met jodiumtinctuur.         

" 'k Zèn sacrédieu ne moment van me stekke gevalle! " bekende hij wat beschaamd. Maar nadien trok de pijn vlug weg...                 

Rodrigo was hem kwaad achterna gelopen, vooral woest om de mislukte vertoning en enkel het zicht van die bebloede hand had hem wat tot bedaren gebracht. Hoe dan ook: "The show must go on! " maar dan zonder de Mirza.

Ket heeft nadien in de arena nog een hele tijd horen schieten en schreeuwen, om pas veel later te beseffen wat voor gruwelijke taferelen zich daar afpeelden...In elk geval bleek Rodrigo een man van zijn woord en liet zoals beloofd de volgende morgen door een schichtige beenhouwer voor Mirza vier dikke kluiven afgeven die verdacht veel op vrouwenbillen leken...De dikke dame met haar zwakke hart ?...                     

Het revolutionaire feest in Ronda duurde drie dagen. Zijn hand ontstak ondertussen zodanig dat hij de vrachtwagen niet langer kon besturen en dat aan een boerenzoon moest overlaten. En natuurlijk was er nergens nog een dokter te vinden: Rodrigo moest wat bokkig bekennen dat deze, de avond na de mislukte vertoning met Mirza, samen met de andere” christenen" dood of levend van de stadsmuur de ravijn was ingegooid ,driehonderd meter diep !...Dat verklaarde dan het schieten en het aanhoudend”  olé! "...

Toch bleef hij op aandringen van de twee Vanelli's dienst doen als bijrijder om een oogje te houden op de camion, waarmee de anarchisten voortdurend gevangenen uit de omliggende dorpen naar Ronda overbrachten en in de arena opsloten.        

De morgen van de vierde dag sloeg de stemming om. Voor het eerst signaleerden de uitkijkposten troepenbewegingen ver beneden in het dal en kwamen de twee buitgemaakte kanonnen in actie. Maar de inslagen lagen ofwel te kort of te onnauwkeurig omdat alle omstaande muiters zich bemoeiden met het richten. Tegen de avond was alle munitie verprutst en liep plots het gerucht dat het leger van Franco reeds Arriate had veroverd - een boerengat zes kilometer àchter Ronda - en zo de stad dreigde te omsingelen. Enkel de grote baan dwars door de bergen naar Malaga was nog vrij.      Meer was er niet nodig om tot een overhaaste terugtocht te beslissen: Mirza bleef achter bij de gebroeders Vanelli en met de twee nutteloze kanonnen op sleeptouw zijn ze dan de Sierra ingetrokken waar de revolutionairs het, naar het schijnt, nog een maand hebben volgehouden. De Ket zelf was ondertussen tot in Malaga gesukkeld met koudvuur in zijn hand en daar hebben ze hem dan geamputeerd...

Na zijn genezing had hij meteen zijn lidmaatschap van de communistische partij aangevraagd. Niet zozeer uit overtuiging maar eerder uit dankbaarheid wegens de goede zorgen en uit wrok tegen die stomme anars van Rodrigo. Kort daarop hadden ze hem tot gids gebombardeerd tussen Parijs en Perpignan...naar het schijnt op basis van een aangedikt heldenepos over een "Teribile Leon del Atlas"

" Ge zie wel, hé Fiston”"  besloot hij bitter zijn verhaal” : manchot et héro, ça ne rime pas toujours..." Een arm missen is niet noodzakelijk een brevet van heldendom...

Steiner had liever een glorieuzer slot van het verhaal gehoord, maar liet niets merken. 

En al die gevangenen die ge met uw leeuwenkooi op de camion links en rechts zijt gaan ophalen, wat is daarmee gebeurd?"            

     De ket trok een bedenkelijke tuitmond en haalde de wenkbrauwen op: " Ah ça...je n'y suis pour rien, moi! De leste dag, as wij onderwijl met de kanonne on't schiete worre, èmme de anars ze par groupe de dix ollemoel over de balustrade van de Pont Nouveau nor benei gekapt...Quelques centaines, m'a-t-on dit: "Cinque ciente"... Des hommes, des femmes et des gosses de tout age...Ik èm nie wille gon zien, mor hiel den dag èm ik z'oere roepen van ”Olé!" as z'er opteniev ne troep over den parapet pousseerden...Ge zie da van hier: zo ne salto mortale van mier as hoenderdvuftig meters diep...Et sans filet!  Je t'assure,  kammeroet: ça ne pardonne pas! ...Ik zèn mé ol me jore cirque goe geplutcht oem't te weite! ..."

   De Ket zuchtte nadrukkelijk en na een veelbetekenend knikje kletste zijn gezonde hand op zijn dij: " Splatch!...Filet américain! ..."

     Steiner schrok op en realiseerde zich nu pas dat hijzelf, door toch wat onbesuisd naar Spanje te trekken, eveneens een eerder roekeloze sprong in het ijle had gemaakt. Dit laatste kleurrijke grafschrift van de Ket bezorgde hem plots een koude rilling.

" Splatch! ...Filet americain! " echode hij luguber...

Onder zijn voeten scandeerden de rails: " Salto mortale...salto mortale...salto mortale..."


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
15-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
14-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 19
Klik op de afbeelding om de link te volgen

VALSE PAPIEREN...

Dien avond ,juist voor hun clandestiene grensovergang ,toen Steiners reisgezellen één voor één van hun doelloos slenteren door het stadje terug café "De Proletaar" binnen drupten, voelde hij voor het eerst sinds jaren weer de weldoende nestwarmte midden gelijkgestemde zielen, ook al waren die dan niet veel van zeggen. Iedereen ging ten andere vroeg naar bed.                

De nachtrust was maar van korte duur. Naar het hem scheen hadden ze zich nog maar pas in het donkere achterzaaltje van het café op hun strozak te slapen gelegd of hij schrok plots zwetend wakker midden een tumult van vloeken en jammerkreten! Zaklampen flitsten wild heen en weer over de ineengekrompen figuren en verbouwereerd zag hij als in een schokkende nachtmerrie een paar zwarte silhouetten met stokken er op inslaan. Voor hij goed besefte wat er aan de hand was moest ook híj een pijnlijke mep op de schouder incasseren. Totaal verrast kromp hij ineen onder de dunne deken en hoorde nog gedempt zijn kameraden "Fascisten!" schreeuwen voor een tweede bonk op zijn hersens hem half buiten westen sloeg.               

Toen hij geradbraakt en hoestend weer bij zijn positieven kwam was het vreemd stil om hem heen. Verstikkende rook prikkelde zijn keel en met tranende ogen zag hij plots de hete vlammen gensterend opspetteren uit de strozak naast zich in de hoek. Van op het binnenkoertje drongen nu opgewonden stemmen tot hem door, maar geen dierlijke kreten meer die nog op een gevecht zouden wijzen: de laffe aanvallers waren blijkbaar even plots in de nacht verdwenen als ze waren opgedoken. Vluchtend voor de vlammen strompelde hij verdwaasd naar buiten.

“ "Is er nog iemand binnen? Die rotfascisten!  Moordenaars!" riepen donkere schimmen verward door elkaar.        

" Verdomme, heb ik me daareven een hengst op m'n test gekregen, zeg!"

De Hollander tastte voorzichtig over zijn pijnlijke schedel en veegde onderwijl vlug met de mouw van zijn hemd zijn druipende bloedneus af. Niemand scheen iets te weten van de brand binnen of het zich aan te trekken, zo druk hadden ze het met het strelen van hun beurs gebonkte botten.

" Au feu! Sacrédieu, au feu!"

Het paniekerig geschreeuw van de waard in zijn gestreepte nachthemd, die in vertwijfeling blijkbaar plots zijn goddeloos verleden afzwoer, riep hen brutaal weer tot de dreigende realiteit terug..." De l'eau! Water, water! Of m'n kot brandt af! Rap-rap!" Schijnbaar in één armzwaai schakelde hij de naakte lamp aan boven het pissijn, rukte het deksel van de regenput, gooide een witte geëmailleerde emmer aan een touw met een plons naar beneden en snelde met de pletsende puts weer naar binnen. De vette rookwolken walmden reeds door de achterdeur van het slaapzaaltje de binnenkoer op. Als een verstoord nest mieren schoten de mannen plots kriskras door elkaar, sommigen naar binnen om hun boedelbundel te redden of een brandende strozak de koer op te sleuren, anderen schepten verwoed putsen water in een verroeste teil.       

Na een paar eindeloze minuten was het vuur gedoofd en al het nog nasmeulende beddegoed naar buiten gesleept. Steiner merkte onmiddellijk dat van zijn strozak niet veel was overgebleven. Zijn halfverkoolde kartonnen valiesje vond hij na een poosje nat dampend terug naast het pissijn tussen de zwartverbrande resten van matrasovertrekken: zijn wisselgoed en het zondags kostuum waren zwaar aangevreten en van zijn portefeuille bleef enkel een klomp grauwe as over...

  "Verdomme, m'n centen !" Voorzichtig pulken onder het harde licht bij het pissijn hielp niet veel: zijn eigen geld en de bij Biervliet gestolen bankjes vielen in grijze schilfers uiteen !          

" Miljaarde, getaarde godverdomme!" En de identiteitskaart was ook half verkoold! Een wurgende paniek sloeg om zijn hart: blut en platzak - en op de koop toe zonder papieren !...Zo kon hij de verre reis naar het zonnige zuiden wel vergeten!             

Steiners gebuur had blijkbaar ook alles verloren, maar scheen zich daar weinig zorgen over te maken: " Ach wat zou dat, kameraad! We gaan toch niet naar Spanje om met ons mooiste pakkie te pronken, wat? "

In het café trakteerde de patron op een borrel als dank voor het vlotte blussen van zijn inboedel. De mannen zaten er in hun ondergoed hun wonden te likken en in drie-vier talen te redetwisten wie die vuige overvallers wel geweest konden zijn. Steiner vertaalde de uitleg van de patron voor de Hollander naast hem:  negen kansen op tien waren het "Les camelots du Roi" geweest, een stoottroep van fanatieke royalisten die de Franse republiek wilden omverwerpen, naar het voorbeeld van de Italiaanse fascisten. Vroeger zouden ze zo'n raid nooit gewaagd hebben want toen logeerden er in "De Proletaar" steeds grote groepen Spanje-vrijwilligers. Terwijl nu...Maar Kees liet zich niet ontmoedigen:        

"Komaan, kop op man! We slaan er ons wel door!"

 

En hij scheen nog gelijk te krijgen ook.

Het was de bedoeling de volgende nacht met de roeiboot van een palingvisser sluiks de Leie over te steken, die daar de grens vormt met Frankrijk. Maar een contactman bij de douane had de waard verwittigd dat de collega’s instructies hadden gekregen die nacht scherp uit te zien naar tabaksmokkelaars. 

Daarom besloot de gids liever onmiddellijk met hen de laatste bus naar Moeskroen te nemen, dat over de grens heen volledig aan het Franse Tourcoing zat vastgegroeid. Middenin de buurt van de arbeiderscités lag de "rue du terril" met de pare huisnummers in België en de overkant van de straat reeds in Frankrijk...En toen ze tegen middernacht in een lange uitgerekte rij door een donker doolhof van stille steegjes vlug die grens overstaken, sloegen links en rechts wel een paar honden aan, maar verder legde niemand hen iets in de weg: alles verliep vlekkeloos. Oef, wat een opluchting!...

Tegen zonsopgang namen ze bij een grote grauwe spinnerij samen met de vermoeide arbeidsters van de nachtshift de eerste bus naar het station van Lille. Na nog driemaal overstappen op gore trage bommeltreinen en twee overvolle bussen leverde hun gids tegen valavond dan toch eindelijk zijn uitgehongerde schapen af aan het "Café de l'Espérance", een soort volkshuis in de rue des couronnes, midden de drukte van een Parijse voorstad. Binnen, boven de tapkast, beloofde een panoplie geretoucheerde portretten van Maurice Thorèz, Marx en Engels onder een vage tijdloze leuze de klanten een betere toekomst: " Ensemble nous vaincrons !"...Om er geen twijfel over te laten bestaan dat het établissement gerund werd door de communistische vakbond C.G.T. prijkten op de vier muren van de achterzaal geflatteerde fresco's met monumentale massa's betogende rode reuzen, de kloeke koppen en de vierkante vuist kwaadaardig opgeheven.. Zeer, zéér indrukwekkend!

De slappe stamppot die ze onmiddellijk kregen voorgeschoteld was op culinair gebied heel wat mínder indrukwekkend...En zou die nacht nog sporen nalaten omdat om één of andere duistere reden samen met de verlichting ook de toiletten waren afgesloten. Maar Steiner troostte zich met de gedachte dat de Partij altijd gelijk had, ook al waren haar wegen ondoorgrondelijk.       

De volgende morgen bleek hun gezelschap ondertussen tot een twintig man te zijn aangegroeid. Na een schraal ontbijt werden ze één voor één door een zelfingenomen kopie van Lenin-in-leren-jekker op de rooster gelegd om na te gaan of ze wel zuiver op de graat waren. Dit hoorde klaarblijkelijk bij de geleverde gratis-kost-en-inwoon: de gastheren waren duidelijk niét van plan bij vergissing een fascistische infiltrant vet te mesten of aan de rode boezem te koesteren. Het feit dat bijna niemand van hen de taal van Molière sprak vond de would-be-Lenin op zich al verdacht...Een polyglotte Brusselaar met één arm vertaalde in zijn eigen soort Frans met losse pols en zonder complexen alles wat "de l'étranger" was, maar voor Oost-Europa sprong voor alle zekerheid af en toe een Pool bij.       

Misschien waren ‘Lenin’ en het Ketje al moe toen Steiner aan de beurt kwam, want veel moeite deden ze niet meer om hem in het labyrint van het linkse denken te valstrikken. En alhoewel Steiner door zijn jarenlang verblijf in de Borinage vloeiend het Waalse patois van Charleroi sprak wilde hij de Brusselaar toch niet broodroven. Op hun vraag of hij een trotskist was - "Zaai-doe ne trotskiste?" - namen ze zonder meer genoegen met zijn bruusk boerse " Nink!" Wat de Ket even deskundig als nodeloos vertaalde met "non!"...Meer moeilijkheden vreesde hij te krijgen met zijn halfverkoolde identiteitskaart, maar de heren waren reeds op de hoogte van het nachtelijk incident in Menen. De vervaarlijke blauwe buil op zijn voorhoofd opende vlot de poort van het Rode Broederschap:  " Achter d'interrogatoir komde mo vanvui an de comptoir, kammeroet. T'en fais pas, 'k zal vor oe wel ne goei passeport vinne!" De waard van "De Proletaar" had blijkbaar in ruil voor de fiets een goed woordje gedaan...     

En inderdaad, een uurtje later viste de Ket uit een soort steekkaartenbakje de papieren op van een zekere " Verschueren, Roger, Armand, Philibert" geboren in Anderlecht op 16/12/1910 en wonende te Rixensart, rue du marché nummer 17...Steiner kreeg bovenop deze fikse verjongingskuur er nog gratis een echtgenote bij: ene mevrouw Lorent, Monique, Clémentine. En op de foto van zijn nieuw paspoort grijnsde hem een gepommadeerde gigolo aan, compleet met middenstreep en snor...

" As g'oe kiennebak afscheert enne moustache wa triemt, kammeroet: c'est toi tout craché !" stelde hij Steiner teleur. Het vooruitzicht om zijn moeizaam bijeengespaarde Lenin-imago te moeten inruilen tegen dat geile tangosmoelwerk deed onze vriend even terugschrikken. Maar de Ket voer onverdroten voort: " D'ailleurs, il est mort..." vrijblijvend in het midden latend of hij daarmee de grijnzende gigolo of de Grote Bolsjeviek bedoelde. Steiner slikte manmoedig, streelde nog eens teder over zijn sik en besloot de beproevingen verbonden aan zijn rood engagement heldhaftig te aanvaarden. En aan die stomme middenstreep zou hij ook wel wennen...Hoopte hij toch.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
14-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
13-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 18
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE DAPPERE CHAMPETER.

De veldwachter bezag haar maar vies toen hij haar met het wapen in de hand voorbijstevende als ging hij in dat duister hol de bende van Bonnot aanhouden. Dré Coene, de dorpsstier die in zijn kielzog mee naar binnen wilde glippen, vloog terug aan de deur met de opdracht niks of niemand door te laten. De samengedromde ramptoeristen hoorden hem binnen nog in alle hoeken en kanten Steiner aanroepen, maar bleven voor de rest op hun honger teren tot hij wat bleek terug buiten stapte.

" Dré, gij blijft hier van wacht :ik moet direct de gendarmen gaan telefoneren ! Binnen vijf minuten ben ik weer..."

"Is 'm dood?...Hij heeft z'n eigen opgehangen,  zeker?...Neen, hij heeft zich door de kop geschoten!" Vóór de garde kon reageren hadden de bloeddorstige omstaanders hun schoenmaker al in drie varianten de eeuwige jachtvelden in gestuurd.

Het duurde ruim een uur vóór de rijkswachters ten tonele verschenen en midden de oploop trots door de champetter op de hoogte werden gebracht. Maar deze kreeg al onmiddellijk een koude douche :"Maar Cyriel verdomme, ge had nooit alleen een huiszoeking mogen verrichten ,dat is onwettelijk !..."

"Wacht tot dat ge de kelder ziet :wegens gevaar voor de openbare veiligheid moest ik onmiddellijk maatregelen nemen." hoorde Dré Coene hem in het voorbijgaan nog afdreunen als een uit het hoofd geleerd lesje.

"Pas op ,mensen ! Achteruit! 't Kan hier almeteen gaan ontploffen!"riep hij tegen de samenscholing terwijl hij voor alle veiligheid rap in 't deurgat van de buurvrouw ging schuilen. Hoe hij plots aan deze reactie kwam is ook voor hemzelf steeds een mysterie gebleven maar het resultaat kon in elk geval tellen :de meute vloog uiteen en zelfs het Paard werd er stil van.

Ook in de kelder, waar de garde nadien ten behoeve van de omstaanders de rijkswacht met luide stem was voorgegaan, viel plots een bange stilte toen hij van een schab zijn gasten een tiental blikken en koekentrommels vol zwarte buskruitschilfers aanreikte:

"Ja ,zegt het maar: Wat is me dat !...En daar zie, op dat tafeltje voor 't venster: nog een schoofzak halfvol met nog nat zand eraan. Dat is vers gedolven...En hier op de "Rode Front" ligt een deel te drogen! ...Ziet ook eens naar de datum van dat gazetje: 13 maart 38, 't is te zeggen de uitgave van juist vóór de aanslag op Dis Petré...Wat bewijst dat Steiner dat poeder niet vroeger dan de dertiende gedolven heeft, want dan bestond die gazet nog niet. En nà het accident heb ik hem te goed in 't oog gehouden ! Voor mij is Steiner, na dat ik hem die zondagmorgen bij de "Lekkerbek" gelost heb, recht naar die hoop granaten gelopen en tussen zeven uur en noen dat poeder gaan uitgraven..."

"Ge vergeet het voornaamste, Cyriel: Dis Petré is bij die obussen bezig geweest van negen tot twaalf. Dan moet Steiner de boel gesaboteerd hebben tussen zeven en negen :voordien was hem aan 't stropen bij de Apenberg aan Lombardzijde-strand tot gij hem snapte en naar de Lekkerbek voerde. Zo'n sabotage, dat doet ge niet in minder dan twee uur...Dat brengt ons al op vijf uur 's morgens...En vóór vijf uur was het nog putteke nacht: ge zoudt wel zot zijn om in 't pikkedonker aan granaten te gaan prutsen. Als Steiner dus de boel gesaboteerd heeft moet dat tussen zeven en negen gebeurd zijn. Ik zeg wel: Als ! Want rond die tijd kan ook iemand ànders daar hebben rondgeneusd, hé Cyriel...Gij bijvoorbeeld !"

"Ik?! Maar Remy ,ik ben daar nooit omtrent geweest ,rond die obussen :ik heb dien hoop noch van nabij of ver gezien !"

"“Dien hoop ,Cyriel ?"” vroeg de chef kalm. "Ge spreekt van "een hoop",terwijl ge die niet gezien hebt ? Man, ge liegt dat ge blauw ziet en ik heb zo mijn gedacht waarom. Ik heb twee onafhankelijke getuigen, en misschien wel drie, die bevestigen dat gij getwee - gij met dien kwibus - langs de doorsteek gekomen zijt. Dan moet ge praktisch over die obussen gestrunkeld zijn of er op een meter naast gepasseerd! Als ge dié niet hebt zien liggen hebt ge stront in uw ogen en zijt ge niet meer waard van nog champetter te zijn! Zevert dus niet meer of ik maak mij kwaad!"

"Maar chef, dat Steiner is gaan ritsen is toch het beste bewijs van zijn schuld !"

"Daar wil ik het voorlopig ook op houden...Ik zeg wel: voorlopig ,hé. Cyriel ,goed verstaan?!...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
13-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
12-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 17
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A13  VLUCHTLIJN “PROLETAAR”.

 

                 Op weg naar Parijs, 15 april 1938.

 

       Na vier uurtjes peddelen op zijn nieuwe zachtronkende damesfiets vond Steiner tegen de middag in Menen, vlak bij de Franse grens, het onderduikadres: " De Proletaar - Le Prolétaire". Een gezellig volkscafé, in linkse middens gekend als verplicht doorgangshuis voor alle Vlaamse Spanje-vrijwilligers. De twee grote foto's van Stalin en Lenin achter de tapkast stelden hem onmiddellijk gerust dat hij bij goed volk zat...Ook al had hij er graag de kop van Trotski bij gezien...

De waard trok maar een wantrouwige smoel toen hij hem vertelde dat hij op z'n eentje met de fiets van de kust was gekomen. En aan zijn verdere opvang in dat café zou hij nog minder leuke souvenirs overgehouden...Een kwartiertje later begon het al met die pesterige ondervraging door dat geborneerde partijzelootje. Die bekeek hem alsof hij een vermomde fascistische spion was en bleek nog te gierig om hem een pint aan te bieden.                             

Of hij lid was van de partij, vroeg het ventje nors, en sinds wanneer ? Wie hij in Marcinelle had gekend, en wie làter, in de gevangenis? Of hij op de loop was voor de Rijkswacht en waarom? En wat dacht hij over Vladimir Ilitch Oulianov? En over een zekere Vissarionovitch Djougatchvili en Lev Davidovitch Bronstein ?...         

Maar Steiner liep niet in de val.

" Wie? Lenin? Stalin? Trotski?...Zeg, kunt ge geen Vlaams spreken?" reageerde hij verontwaardigd. Wat dacht dat verwaande pukkelstudentje wel! " Luister goed, kameraad, ik zal het u maar gelijk zeggen: ik ben anarchist,  verstaat ge dat? Weet ge wat dat is, anarcho-syndicalist? Vraag mij al wat ge wilt weten over Bakounine, Boucharin, Rosa Luxemburg of Karl Liebknecht en ik zeg u rechtuit dat ik voor die kameraden m'n klak af doe!...

" Dat is heel normaal, dat ge uw klak afdoet: ze zijn allemaal dood!"

" Da's juist: ze zijn allemaal dood...Maar met dàt verschil dat Rosa en Karl vermoord zijn door de reactie en dat Boucharin zojuist door onze eigen Vadertje Stalin is uitgezuiverd en gefusilleerd, hé!"

Die pukkelvent begon hem op de zenuwen te werken, maar hij bedwong zijn ergernis.

" Luister kameraad: die grote staatsmannen van u, Stalin zo goed als de rest:  vandaag zeggen ze zus en morgen zo, maar ondertussen doen ze wat ànders...Ze draaien met de wind en dan kan ik niet meer volgen, verstaat ge?..."                  

" Gij twijfelt toch niet aan het woord van de grote Stalin en aan de partijlijn van het laatste congres, hé kameraad ? Lenin heeft nog gezegd dat de ontvoogding van het volk..."

" Luister makker, Lenin is al jààren dood! Voor mij moet de ontvoogding van het volk uit de basis komen en niet opgedrongen worden door de mannen aan de top. Ge moogt ze voor mijn part allemaal opnoemen, al die straffe kerels van u: ze weten geen kloten meer van wat er bij ons aan de basis leeft ! Ja, het zijn zeker stuk voor stuk grote politiekers, akkoord, maar véél te groot voor mij, ventje.. ..En voor u nog méér, als ik u zo eens goed bezie!"

De verbouwereerde kop van dat snotjong!

“" Als ge er zo over denkt, dan weet ik genoeg! In Spanje kunnen ze met anarchisten van uw slag geen kloten aanvangen, makker !" dreigde het ventje " Daar hebben ze al last genoeg met hun eigen blaaskaken ! Wind maken en discuteren, dàt kunnen mannen als gij lijk de beste! Maar vechten? Holà!"  

" En gij? Hebt gij soms al eens gevochten?" vloog hij uit "Hebt gij al eens een gendarme van zijn paard gesleurd bij een charge, of op d'eerste rij van de betoging naar het militair cordon gestapt en een sabel op uw kop gekregen?. ..Spreek niet over zaken die ge maar kent van horen zeggen, kameraad! Op mij hebben ze bij de stakingen van '36 al een paar keer geschoten, en toen er echt gevochten moest worden aan de poort van de "Casier", héb ik ook gevochten, ik en mijn kameraden! Zonder wind te maken of te discuteren. Er zijn er verdomme twee blijven liggen!... Als gij dat ook kunt zeggen, wil ik met u spreken! Zoniet trapt ge 't maar af! Ik zal op mijn eigen kracht wel in Spanje geraken: daarvoor heb ik snotneuzen als gij niet nodig!"

Verdomme, het was lang geleden dat hij zich nog zo kwaad had gemaakt! Wat dacht die snotaap wel!

"“ Hoeveel is 't voor die pint, patron?" vroeg hij kortaf terwijl het studentje stijf naar buiten liep. Maar de waard keek hem enkel monkelend aan en zei verzoenend: "Pakt er één voor mij, kameraad...Ge moet de Sylvain niet kwalijk nemen: die loopt nog wat àchter. Zijn vader was in Spanje bij één van de eersten en hij is er vorige zomer gesneuveld...In volle Brunette-offensief, voor Madrid...Een échte, een harde: ik heb hem goed gekend...Maar de Sylvain weet niet dat de tijden veranderd zijn: het gaat daar in Spanje niet meer zo goed sinds ze de revolutie hebben afgeschaft en iedereen van links er in de pas moet lopen van Moskou. De fut is er wat uit en veel volontairs komen er hier niet meer over de vloer..." Hij glimlachte wat spijtig: " Vroeger ja, toen waren het er iedere week zeker dertig, met nog veel Hollanders bij, en Duitsers, Polakken...Zelfs Russen en joden en typen uit de Balkan!...Ze wisten mij allemaal goed wonen, in die tijd... Nu zijn het er met moeite zeven "par quinzaine, tout au plus"... Overmorgen vertrekken ze: acht met gij erbij..."               

“" Hoezo? Ik dacht dat ze mij niet moesten hebben?!"     

“" Ge moet op de Sylvain niet letten, kameraad...Ge kent toch de studentjes met hun ijzeren brilletje en hun boekenpraat over "“Het Kapitaal" ? Ze verstaan er de helft niet van maar slaan iedereen dood met hun ronkende stadhuiswoorden...Volgens mij is deze muggenzifterij ginder aan het front van weinig belang. Dààr komt het er op aan de fascisten te verslaan, allen solidair: de stalinisten én de anarchisten samen met de syndicalisten en de socio's !...En voor mijn part de trotskisten ook, als ze maar schieten en hun bek dicht houden !...Elk geweer telt !...Ge ziet dat ik vér durf gaan...Het probleem is dat die mannen hun bek niét dicht houden ! Want Sylvain heeft wél gelijk dat ze in Spanje niet hoog meer oplopen met de anarcho's...om van de trotskisten nog te zwijgen...Daarvan zijn er bij de republikeinen al heel wat tegen de muur gezet, gelijk ge wel weet! Op de processen in Moskou zijn er over die mannen al teveel rare zaken uitgelekt...En als de partij het zegt zal het wel waar zijn: Trotski heeft de proletaire revolutie verraden..."                

" Van Trotski wil ik niks zeggen - dat weet ik niet - maar Boucharine was zeker geen verrader, daar leg ik mijn kop naast !"       

" Niet doen jongen, niet doen! Van die grote mannen weten wij toch nooit het fijne niet! Ik heb er in m'n leven al teveel zien opkomen en vallen om er niet het mijne over te denken...Als ze Boucharine en die anderen in Moskou gefusilleerd hebben, weten ze verdomme wel waarom:  neem dàt van mij maar aan...Ge zet geen duizend generaals tegen de muur voor uw plezier! De contrarevolutie zat al héél diep geworteld: de partij moést er wel met vuile voeten doorgaan...Ten andere, de meesten hebben hun verraad openlijk bekend en gezegd dat ze er spijt van hadden: dat zegt voor mij genoeg..."

" Gelooft gij dat, van die spontane bekentenissen? Voor mij doen ze dat voor 't goed van de partij, kameraad,  maar niet omdat ze werkelijk verraden hebben. Boucharine zeker niet, daarvoor heb ik die altijd te hoog geschat..."     

" Luister kameraad, het stond eergisteren nog duidelijk in de gazet, maar als gij het beter weet dan de partij: voor mij niet gelaten...Toch,  als ik u een raad mag geven: spreek met d'andere kameraden van de groep niet te veel over Trotski en de anarchisten en zo, want ze zouden u wel eens voor een provocateur kunnen nemen. En ge weet: dat is niet gezond...En zwijg vooral in Spanje over die Boucharine van u, want ik ben zéker dat ze er dààr niet mee kunnen lachen. Ze lachen daar ten andere al lang niet meer..."         

Het had kil en dreigend geklonken en voor alle zekerheid besloot Steiner er maar ernstig rekening mee te houden. De waard wees hem nog een vrije strozak aan in het achterzaaltje van het café, en daarmee werd zijn lidmaatschap van de club bezegeld.           

" Wat gaat ge met die velo aanvangen ?" vroeg de waard nog. " Van hier uit gaat het te poot, of met de trein, weet ge..." Steiner zag de begerige blik in zijn ogen:    

" Wilt ge hem hebben? Voor kost en inwoon...en honderd frank er bovenop?"

De patron lachte instemmend: "Vendu! En pakt er nog één op de goede afloop, dat kan nooit geen kwaad!"

 

Juist toen Steiner smekkend zijn lege pint terug op de toog zette en met een haal van zijn mouw het witte schuim uit zijn snor veegde werd zijn lot in het verre Westende bezegeld. Brouwer Biervliet had die morgen verontwaardigd de diefstal van het geldkistje en de nieuwe fiets van dochterlief bij de veldwachter aangegeven en deze had geen ogenblik getwijfeld. Onder de verbaasde blikken van de omstaanders stevende hij recht naar de winkel van de schoenlapper aan overkant van de straat. Hij wist dat Steiner in alle vroegte vertrokken was, maar een kleine show was altijd goed voor een gratis pint van de vrienden in "Het Paard" .       

Zijn vuistbonken op de voordeur produceerde zoals verwacht geen enkele reactie van binnen uit, maar werd toch door toeschouwers fel gesmaakt. Zijn overslaande kreet van "Steiner, in naam der Wet!!" kreeg al een schuchter applausje van de stamgasten uit de afspanning. Maar toen hij zijn revolver trok en een paar stappen achteruit week om de deur in te beuken om de veste stormenderhand in te nemen hield iedereen de adem in: een champetter vóór uw ogen een schouderbreuk zien oplopen beleef je niet elke dag.

De buurvrouw van Steiner is er lang voor miszien. De spelbreekster schoof plots uit het niets de vuurlijn in,  hield als een volleerde verkeersagent met opgestoken linkerhand de charge van de garde tegen en met de rechter op de klink opende ze traag de geviseerde voordeur. Haar nuchtere verklaring: "Hij sluit nooit àf " werd door "Het Paard" op een honend fluitconcert onthaald.

<!--[if gte mso 9]>

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
12-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
11-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 16
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A12BIS  "MEIN KAMPF" begint…

                                                         

Ook tegenover het buitenland ging Hitler met ongeziene lef te werk om zijn land - zoals beloofd - van de "Ketens van het Versailles-Dictaat" te bevrijden. Met de algemene dienstplicht en het openlijk ontduiken van de herbewapeningsbeperkingen voor vloot, vliegwezen en tanks, verdrievoudigde hij het effectief van de nieuwe Wehrmacht. Daarmee bezette hij in '36 het gedemilitariseerde Rijnland opnieuw, onder de neus van het Franse "Front populaire" en kon zijn Luftwaffe tijdens de Spaanse burgeroorlog gedurende twee jaar ongestoord grote "maneuvers" houden.

Al deze overtredingen en verdragsbreuken lokten in het buitenland slechts vage papieren protesten uit waar de Führer openlijk zijn broek aan veegde: hij gaf er de Duitsers hun fierheid mee terug en bezorgde zichzelf een ongekende populariteit in alle lagen van de bevolking, die reeds zeer veel vooruitstrevende sociale voorzieningen aan hem te danken had.      

In "Mein Kampf" had hij zijn volk nogal vaag ook 'Lebensraum' beloofd in het 'oosten' en een wederopname in het Derde Rijk van alle Volksduitsers. Wat dat inhield zou weldra blijken en gaandeweg de laaiende geestdrift voor zijn politieke successen bekoelen. Want deze "Volksgenossen" woonden sinds 1919 ten gevolge van het verdrag van Versailles allemaal op vreemde bodem: de Elzassers in Frankrijk, de Sileziërs en de West-Pruisen in Polen ,de Sudeten in Tsjechoslovakije, de Südtirolers in Italië en de Oostenrijkers...jawel.        

In Oostenrijk - stoffelijk overschot van wat na het verdrag van Versailles restte van het Habsburgs keizerrijk - had de autoritaire kanselier Dollfuss de staat omgevormd tot een z.g. "corporatistische klerikale republiek" en de democratische vrijheden aan banden gelegd. Op 13/3/33 verbood hij de nazi partij en smoorde in februari '34 een socialistische opstand in het bloed. Hij werd op 25/7/34 tijdens een mislukte nazi putsch vermoord.

Schuschnigg, zijn opvolger, muilkorfde de openlijke politieke oppositie, wat echter de spanningen in de verarmde klerikale republiek nog verhoogde: van toen af mondden alle politieke acties ondergronds uit in oncontroleerbare straatagitatie waarin extremisten van alle slag welig tierden. De sterke nazi partij onder leiding van Seyss-Inquart trok daarbij het voortouw, getelecommandeerd vanuit Berlijn, terwijl de nieuwe kanselier Schuschnigg, door een verdrag met Hitler, sinds '36 verplicht was dit lijdzaam te gedogen.       

In de loop van '37 voerden de nazi's hun terreur met moord- en bomaanslagen nog op. Toen hun plannen voor een gewelddadige machtsovername uitlekten waarbij Schuschnigg zou worden vermoord kon deze niet langer werkloos blijven toezien. Hij verbood de nazi partij opnieuw en liet de grootste heethoofden gevangen zetten. Daarop ontbood Hitler de Oostenrijkse kanselier op 12 februari '38 in Berchtesgaden en schold hem de huid vol :wilde hij een gewapende inval vermijden dan dienden de gedetineerde nazi’s onmiddellijk amnestie te krijgen en moest Seyss-Inquart belast worden met het ministerie van binnenlandse zaken. Het Oostenrijks bestuur moest volledig op dat van Duitsland worden afgestemd en de economie z.g. "gelijkgeschakeld". Door deze chantage overdonderd gaf Schuschnigg toe.            

Tijdens de daaropvolgende weken werd de stijgende straatterreur van de nazi's niet meer door de politie - nu onder gezag van Seyss-Inquart - beteugeld. Kanselier Schuschnigg poogde tevergeefs steun te vinden, eerst bij Italië, later bij Frankrijk en Engeland maar ving overal bot. Op 8 maart besloot hij ten einde raad op zondag 13 maart een plebiciet te laten houden: moest Oostenrijk ja of neen een soevereine staat blijven ? Het lag voor de hand dat op vier dagen tijd onmogelijk een ernstig referendum te organiseren viel in een verscheurd land waar geen recente kiezerslijsten bestonden. De meeste politieke partijen waren er grondig gedesorganiseerd en konden dus geen serieuze propaganda voeren. Maar nood brak wet.

Toen Hitler op 9 maart van dit voorgenomen plebiciet hoorde, riep hij "Fall Otto" uit en liet troepen naar de grens dirigeren. Op 11 maart ging Schuschnigg akkoord om de volksraadpleging af te gelasten. Maar nu eiste Hitler zijn ontslag en de benoeming van Seyss-Inquart tot kanselier "binnen de twee uur, zoniet vallen wij aan!". Ondertussen overspoelden opruiende nazibenden de Weense binnenstad. Schuschnigg nam ontslag en de Oostenrijkse president Miklas werd verplicht Seyss met de vorming van een nieuwe regering te belasten. Deze zond onmiddellijk het afgesproken telegram naar Berlijn met de vraag troepen te sturen "om verder bloedvergieten te vermijden"...

Hitler trok meteen zijn geboorteland binnen en werd overal door een laaiend-geestdriftige massa (uitsluitend nazi's ?) onthaald. Diezelfde avond van 12 maart '38 vroeg Seyss-Inquart hem, in naam van de "regering", Oostenrijk bij Duitsland te mogen aansluiten (Anschluss !) onder de bedrieglijke slogan “Heim ins Reich !" Eén grote volksverlakkerij. Want Oostenrijk was voordien nooit Duits geweest, en haar inwoners nooit Volksduitsers !

Maar ja, aangezien niemand in Europa durfde te protesteren...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (15 Stemmen)
11-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
10-03-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 15
Klik op de afbeelding om de link te volgen

HET VERHOOR.


Toen ze de volgende avond pas van haar werk bij "Ons Rustoord" thuiskwam, klopten er twee rijkswachters aan. Of ze nog iets gehoord had over die zogenaamde saboteur die haar op de fatale zondagmorgen uit haar slaap had gewekt, hier aan de doorsteek?

Het was of Marie het in Keulen hoorde donderen: "Uit mijn slaap gehaald? Die zondagmorgen? Daar weet ik niets van!  Wie heeft dàt gezegd?"

“Wel g'hebt het in die brief geschreven die ge ons gestuurd hebt..."

"Ik? Een brief geschreven? Ik wou dat het waar was!  Nee mannen: ik bèn niet geleerd. In de oorlog hadden we geen tijd om naar school te gaan...Lezen kàn ik: dat heb ik op mijn eigen gemeesterd, in oude gazetten. Maar schrijven moest den Dis altijd doen, die had dat geleerd in 't weeshuis...En nu gaat mijne grote Leon voor mij schrijven, hé jongen! " Ze streek eens speels tegendraads over zijn pasgeschoren bros.          

"Ikke ben wél wakker geschoten van hun geroep, die morgen! "       

"Dan hebt gij dien brief geschreven?" poneerde de Chef.        

"Bijlange niet, meneer de gendarm: m'n laatste brief is van Nieuwjaar...Liefste Vader en Moeder, ge weet wel..."

De chef keek Leon diep peinzend aan: "Ge zijt dus wakker geschoten? En dàn?"

"Wel, niets...De Joseph lag naast mij te ronken lijk een zeug, in onzen beddebak op de scheerzolder en ik dacht dat ik gedroomd had..."

"Maar ge hàd niet gedroomd,hé" moedigde de chef hem aan.       

"Wel, 't is te zeggen, ik hoorde die zatlappen nóg roepen en dan heb ik mij recht gezet en door de ruit gekeken"

"Ha, door de ruit gekeken!  En dàn?"

"Maar die was heel aangedampt, meneer..."

"Dus hebt ge niets gezien! "

"Toch wel, die twee venten met hun vélo. Maar 't was nog wat duister buiten..."

"Zeg snotneus, gaat ge't nu verdomme vertellen of niet!  Twee mannen. Wie was dat en wat deden ze?! Vooruit nondedju! " 

"Wel, de achterste die aan de porte-bagage duwde had een passe-montagne aan: die heb ik niet herkend. Maar vanvoor aan 't stuur liep de garde en..."

"De garde ?! Zijt ge zeker??"

"Wel hij had een chako op, en de garde is de enige..."

"Jaja, al goed!  En wat deden ze?!"

"Wel niets...Ze kwamen hier naast uit 't zand van de doorsteek geduwd en toen ze op de kasseien waren is de garde op zijn vélo gekropen en met zijn zatte kloten bijkans geval­len...." 

Vlam!  Voor hij kon bukken had hij een vlaai vast: "Zo spreekt ge niet van de garde! " berispte Marie hem preuts.

"Laat hem verdomme gerust, wijf! ...Allee, vent: de garde had dus een stuk in zijn voeten. En wat deed die andere gast ?"

"Wel niets: hij heeft nog wat staan moemelen en is dan terug de doorsteek in gegaan, terug de duinen in...En ik dacht nog dat hij maar de obussen van mijn vader niet pikt, waarvan die verteld had de avond voordien..."

"Terug de duinen in, hé" mijmerde de chef...

 

De garde keek de twee rijkswachters kwaad aan: "Zeg, is dat een verhoor, Remy, of wat is dat?! Denkt ge soms dat IK den Dis in de lucht heb geblazen?! Wilt ge een alibi horen dan kunt ge er verdomme één krijgen: ik heb die zondagmorgen, van zeven uur tot op het moment van die slag rond de noen, met de stenen gespeeld in de keuken van de "Lekkerbek"!  Anker en Kruis, als ge 't juist wilt weten!  En zegt me niet dat 't een verboden geldspel is want daar veeg ik m'n kloten aan, okee?! Wat zijn dàt voor manieren om een collega te verhoren, verdom­me!  En ik heb vier getuigen, is dat genoeg?!"

"Maakt u niet kwaad, Cyriel: we doen een onderzoek en gij kènt de mensen van de streek :dat kan van groot belang zijn...Als er daar mannen bij u waren dan kunnen wij die al schrappen als verdachten, hé...Wie was er daar ?"     

Mokkend bromde de garde van onder zijn hangsnor:  "...Wel, heu...Maurice de patron van ‘t kot...de Gerard Pylieser van Nieuwpoort ...Tjeppe, de ijzerboer en Rosse Lingier van de garage op 't Bad..."

"Pylieser, de schipper van de "Astrid"?? vroeg de jongste rijkswachter verwonderd, "Wat doet die hier om zeven uur 's morgens ?!"

"Dat zult ge hem zélf moeten vragen! "

"Da's een vaste klant van de "Lekkerbek", legde Chef Remy uit."Maar 't was pikkedonker en dat café is normaal gesloten tot acht uur 's morgens, Cyriel: hoe wist gij dan dat er met de stenen gespeeld werd in de keuken?"

"Gewoonlijk als er de zaterdagavond op ’t sluitings-uur nog ambiance genoeg is, dan doen ze voort in de keuken, onder vrienden, met de grendel op de voordeur..."

"En die morgen wist gij dat er nog volk was...."stookte Remy hem op, "omdat..."

"Omdat ik in 't voorbijrijden vanachter licht zag schij­nen boven het keukengordijn en er twee velo's op het terras stonden. Van den groten dorst ben ik dan op de voordeur gaan bonken. En ze zijn seffens begonnen met mij te trakteren, van tien-negen omdat ze geen zuiver geweten hadden, hé...Ha-ha !...Ge kent dat hé..."

" Neen Cyriel, ik ken dat niet!  Wij drinken niet in dienst, wij" verklaarde Remy stijf.       

"Dat zijn uw zaken!  Ik wél!  Daarbij, op zondagmorgen heb ik geen dienst, als ge toestaat!  Ik ben champetter zoals een tram een tram is: altijd, zeven dagen op zeven!  Maar de tram rijdt ook niet gedurig en ik evenmin: dienst van acht tot vijf!  Tenzij speciale opdrachten 's nachts zoals het stekken van stropers. Maar daarbuiten doe ik wat ik wil en in de eerste plaats een ferme pint pakken!  En als ge jaloers zijt had ge maar geen gendarm moeten worden..."  

"Och, jaloers...Wij krijgen vantijd ook speciale opdrachten 's nachts, weet ge Cyriel...En tijdens de laatste hebben wij vastgesteld dat ge het licht in de keuken van de "Lekkerbek" enkel en alléénlijk kunt zien als ge van de Bassevillestraat komt gereden, omdat er - énkel en alleenlijk dààr - een betonplaat ontbreekt in de omheining van de hof...Alléén vanop die plek, een beetje voorbij de bocht waar de doorsteek uitkomt hé, kunt ge door dat gat het keukenvenster zien. Dààr en van nergens ànders, Cyriel! "

De chef keek hem spottend aan: "Zo Cyriel, we zullen één dezer dagen eens terugkomen om serieus te spreken, als ge wat minder gedronken hebt, hé!  En herleest ondertussen in de code civil dien artikel over meineed nog maar eens goed, hé!  Nu hebben we teveel werk met de karotten-trekkers die niet zijn gaan stemmen...Saluut, cher ami!  "      

Cyriel kauwde geschrokken op zijn snor: verdomme, die Remy was niet van gisteren!  Het werd hoog tijd om schoonschip te maken in zijn kennissenkring en die zotte Steiner te laten verdwijnen...

  

Sinds de belofte van Engelborghs op verkiezingszondag om een waardige oplossing te vinden voor het geschil met de staf van de cadettenschool waren ondertussen twee weken verlopen. Joseph slingerde nog steeds tussen hoop en vertwijfeling of ze hem nu werkelijk voor zo'n klein vergrijp van school zouden sturen. Hij had een paar dagen geleden zelfs zijn stoute schoenen aange­trokken en was bij de commandant een rekwest ingediend om de straf te herzien, maar tevergeefs:                        

" Tu finiras cette année, mais pas question de prolonger tes études au delà! "...Zijn 'code moral' stond onder nul, zijn houding was onduldbaar en hij was duidelijk niet uit het goede hout gesneden: " Pas question fiston! " De toekomstige dienaars van het vaderland mochten zich niet met een politieke partij als het Verdinaso compromitteren. Vooral nu die over het hoogtepunt van haar populariteit heen scheen...        . 

Vol wrok om zoveel onbarmhartigheid zag Joseph in dat verder aandringen nutteloos was...Meester Engelborghs stelde hem wel gerust dat de 'Dietse Steunkas' voor een beurs zou zorgen en dat hij zijn hoger middelbaar op het atheneum van Oostende kon voortzetten. Maar Marie noemde dat aanbod verbitterd "een plaaster op een houten poot":  zijn carrière als legerof­fi­cier kon hij hoe dan ook vergeten...                         

 

Wie eveneens de toekomst allesbehalve rooskleurig inzag was onze garde. De rijkswachters hadden blijkbaar zijn valse alibi doorprikt en als ze het in hun kop haalden zijn leugens-om-bestwil tot op de bodem uit te spitten, zat er stront aan de knikker, en geen klein beetje!  Allemaal de schuld van dat rotwijf Petré met haar naamloze brief, verdomme!  En niet te vergeten ook die rooie klootzak van een Steiner natuurlijk!  Als deze uit de school begon te babbelen over die hoop grana­ten die de garde niet had laten afspannen, zat er minstens een blaam aan vast en mogelijk een tijdje op non-ac­tief...Godzijdank leed die politieke paljas voorlopig aan een gedeeltelijk geheugenverlies wat hem tot een dubieuze getuige devalueerde, maar tóch....En wie weet hoe lang dat gat in zijn memorie nog zou duren...

De champetter pijnigde zijn geest hoe hij Steiner zou kunnen beletten zijn mond voorbij te praten. Het lumineus idee hem "neer te leggen" tijdens een zogenaamd stropersdrama verwierp hij even vlug als het was opgekomen...Maar hem de stuipen op het lijf jagen zag hij wél zitten. Zorgen dat hij uit eigen vrije wil een tijdje verdween...Steiner had een heilige schrik om opnieuw in de gevangenis te vliegen na die eerste veroorde­ling tot zes maanden, een paar jaar geleden: als de garde hem ervan zou kunnen overtuigen dat hij gevaar liep voor de dood van Dis op te draaien en vele jaren in de bak te vliegen...

 

Tegen de dag dat hij zijn herstelde bottinen mocht terughalen stond zijn tactiek op punt.

"Luistert, vent, ik heb niet veel tijd en ik ga het geen twee keer herhalen: de gendarmen hebben mij gevraagd de mensen te ondervragen die u zouden gezien hebben nà de ontploffing. Wel, dat zijn er een heleboel: zéker dertig. Die allemaal in de Zeelaan nà dien slag op straat zijn gelopen van 't verschieten en een tijdje, zeg maar een halfuur, op hun dorpel zijn blijven tetteren...Ze zeggen dat ze u naar uw kot hebben zien gaan vlak nà die boenk, rond de noen en niét om zeven uur s'morgens zoals ge tegen de gendar­men hebt verklaard...En heu...elf daarvan herinneren zich dat ge een zware schoofzak droeg: daar kan toch niet enkel dat mager konijntje in gezeten hebben hé! "

"Bah, wat zou daar ànders nog in gezeten hebben?"

"Ik weet niet. Legt dat maar aan de gendarmen uit:  mij interesseert dat geen kloten! ...Maar er is nóg iets:  van die elf zijn er vier die er een eed op durven doen dat ge in uw broeksriem een grote rode gastang had steken!  En ge weet zo goed als ik dat ge een gastang nodig hebt om de schokbuis uit een granaat te vijzen..."

"Ha, komt die van dààr! "riep Steiner opgelucht: "Ik vroeg mij al af hoe die op mijn tafel terecht is gekomen, verleden maand!  Ik vond die in mijn keuken, de avond nà de slag, en had geen flauw gedacht van wààr die kwam..." Hij verdween even achter het gordijn die als keukendeur dienst deed en kwam na wat rommelen met een mooi rood stuk gereedschap terug:  "Hier zie!  En er staan twee letters op geschilderd:  G en P,  voor Goegebuur Pieter, denk ik...'k Heb het nagezien op de verkiezingslijsten: er is géén andere G.P. in 't dorp..."

"De poelier Goegebuur?! Maar allee, wat zou die met zo'n grote gastang aanvangen! "

"Van mij is ze in elk geval niet! Ik herinner mij nog goed dat, toen ge mij gepakt hebt bij het stropen, ge mijn schoofzak hebt omgekeerd en dat er buiten die twee konijnen en mijn pulle genever niets in zat..."

"Ha, niet met mij, hé makker!  Ge zijt die fameuze zondagmorgen, nà die control, vier-vijf uur alleen geweest, van vóór zonsopgang tot de noen. Ik durf wedden dat ge die tang bij den Dis zijt gaan pikken in zijn abri: deze P staat voor Petré. En dat hiervoor is géén G, maar wél de C van Cattrysse. Zo heet Marie van huis uit...En als ge niet ook nog voor diefstal wilt veroordeeld worden kunt ge die gastang best laten verdwijnen...Of weet ge wat: geeft hem hier, ik zie wel ergens een gat...Maar gij zoudt best een tijdje verdwijnen, makker: de schreef over naar de Picardie. Tot de zaak bekoeld is en ze de echte dader te stekken hebben...Want ik verwed er mijn kop op dat ze in afwachting "die rooie zot" in voorlopige hechte­nis gaan nemen, kwestie van een galgenaas bij de hand te hebben als zondebok...Denk er dus maar niet te lang over na!

 

Juist diezelfde zaterdagnacht vond Joseph het nodig,  na een trooste­lo­ze avond pintelieren in alle cafés van Westende en omstreken,  zijn onvrede met de gang van zaken te luchten met een DAAD!  Een ACTIE, miljaarde! ...Hij kon zich toch zo niet verder laten kleineren, zeker!  Wat dachten ze wel! ?           

Het uitstalraam van schoenlapper Steiner, met al die bombastische plakkaten en holle humbug over strijdlustige proleten, met "No Pasaran!" en nog meer van die Spaanse onzin: dàt was het wat hij had staan zoeken !  En plots vloog die vitrine aan dingelen toen Joseph daar zigzaggend voorbij reed. Maar niemand was getuige van zijn heldendaad in het holst van de nacht.                                                                

Tenzij Rode Steiner zelf...

Na zijn karig avondeten was die in het donker achter zijn werkbank blijven piekeren over wat de garde hem had ingefluisterd. Naar Frankrijk vluchten...In feite, wat hield hem tegen ? Hier was zijn rol uitgespeeld: zijn propaganda voor de goede zaak had niets opgeleverd. Niemand toonde inte­resse en dat zou waarschijnlijk niet verbeteren als hij voor de moord op Petré achter de tralies vloog. En dat zat er dik in als hij de garde mocht geloven...Misnoegd broedend zat hij een balans op te maken en moest tenslotte toegeven: zó ging het niet langer!

Steiner voelde in­stinctief dat hij nu de grote sprong moest wagen als hij niet wilde stikken in dit rotgat: nu of nooit!

Hetzelfde gevoel had hem twee jaar geleden in de koolmijn ook bekropen, herinnerde hij zich: die wurgende druk op de borst in de pikzwarte, stoffig-hete antracietpijpen van de "Bois du Casier"...

Enfin, lang had hij het daar dan ook niet meer uitgehou­den: vijftien jaar was ten andere voor de meesten de max. Na de grote stakingen van '36 was hij als raddraaier de bak ingevlo­gen voor zes maanden en na zijn vrijlating had hij het hier in Westende geprobeerd als schoenlapper. Maar door zijn grote bek en zijn strijd-propaganda voor de ontvoogding van de arbeider waren de meeste klanten op den duur weggebleven, opgestookt door die slijmerige rotpastoor. Nu, één jaar later, moest hij verbitterd vaststellen dat die boerehufters hier hoe dan ook nog lang niet rijp waren voor de wereldrevo­lutie van het proletariaat...Als die boerekloten verdomme hoopten dat hij nog langer voor hen missi­onaris zou spelen, konden ze die verwachting steken waar hij dacht!

De laatste weken, en vooral sinds uit de verkiezingen opnieuw de zelfde oude gemeenteraad te voorschijn was gekomen, werd hij het hier als enige linkse extremist tussen al die bange hazen en ver­stokte reacti­onairen plots gron­dig beu. Zó grondig dat hij begon te snakken naar eigen volk. Want een revolutie start je niet op je eentje, wél met kameraden in de schoot van een geheime organisatie. Hier verloor hij met ijl geblaat zijn tijd, terwijl overal elders moedige strijd­makkers daadwerkelijk de bruine pest bekamp­ten...Als ware held­en, met het geweer in de vuist, zoals in Spanje...

Spanje, daar zégt ge me iets...Toen die naam eenmaal gevallen was, wachtte hij onbewust enkel nog op een geschikte gelegenheid om de schepen achter zich te verbranden.       

En deze gelegenheid kwam nog vlugger dan verhoopt.       

Die avond zat hij in het donker nog een laatste pijpje te roken achter zijn werkbank en wraakzuchtig te piekeren over een betere wereld voor de arbeidersklasse. Een wereld zonder al die vette sigaarpaffende patroons, schraperige winkeliers en eigenwij­ze klerikale schoolfrikken. En vooral: zonder die wijwater-zwie­rende zwartrokken met hun middeleeuwse hocus-pocus en hun hersenver­wekend bijgeloof! ...Je mocht nu van Stalin denken wat je wou, maar hij had het Russische volk toch maar eventjes radicaal bevrijd van al die uitzuigers, of niet soms ?! En het Spaanse volk eveneens, niet te vergeten...Want als de laatste jaren in de zonnige republiek achter de Pyre­neeën al deze slavendrij­vers om zeep waren gebracht was dat enkel aan Vadertje Jozef Stalin te danken...Een Spanjaard zou nooit op dat goede idee zijn gekomen...

Jammer dat zoiets hier in Wes­tende niet mogelijk is,  over­woog hij bitter. Want hij had maar àl te graag die namen op zijn lijstje eventjes grondig "afge­werkt", en met het roestige mes als het moest! ...In gedachten liep hij de rij nog eens af:  eerst Biervliet, de stinkendrijke brouwer, dan die pre­tentieu­ze schoolfrik Engelborghs, de notaris en zijn protserig wijf, de...

Op dat ogenblik zag hij buiten in de maneschijn plots die jonge zatlap opdoemen en zwijmelend uithalen. Als in een vertraagde film volgde hij de halve baksteen, die langzaam wentelend in een boog naar zijn uitstalraam vloog en in één klap rinkelend zijn ruit én zijn dagdromen aan scherven wierp!  Hij schrok zich een bult maar was te traag van reactie om naar buiten te vliegen en achter die pummel aan te rennen.

Hem een ferme pandoering verkopen ?...Maar wat aarde bracht dat aan de dijk ? Nog méér zever met de zatte champet­ter, ja!  En hij kon die vent zó al niet rieken of zien, ondanks zijn schijnbaar goedbedoelde bemoeienissen in de zaak Petré!  Plots drong het tot hem door dat de aanslag van die zuigeling daarbuiten bijna zeker verband hield met de gewelddadige dood van Dis...

Walgend keek hij naar de ruïne om zich heen. De boel opruimen had nog weinig zin: Westende zat hem tot dààr!  In dat rotdorp kon je als progressist toch nooit aan de bak komen of de ware stem van het volk laten horen. Tenzij dan met een bom of een revolver!  En dan nog!

Met een diepe zucht kroop hij van zijn kruk en liep lusteloos naar de kleine keuken...Een bom of een revolver, makkelijk gezegd!  In de Borinage had hij voldoende aan den lijve ondervonden dat zelfs het gros van zijn ferventste medestanders daarvoor terugschrok, op misschien twee-drie kameraden na... En met drie man kon je de dictatuur van het proletariaat wel verge­ten...Hier,  tenminste!

Maar in Spanje, daar lagen de zaken ànders!  Daar stond heel het volk schouder aan schouder in de strijd tegen het fascisme om de bruine pest in het bloed te smoren. Dààr gold voor het eerst de leus " Alle macht aan de arbeiders! " die hij zo uitdagend op zijn uitstalraam had gekleefd en waarin die stomme hufters hier achterbaks schijnbaar veel plezier schepten...Maar dààr, in Spanje, werden met de hulp van kame­raden uit alle landen de vuige kapitalisten en de slijme­rige klerikalen uitgeroeid dat het een plezier was om zien!  En verdomme in één moeite door ook al die protserige kerken verbrand!  Dààr deelden de anarchisten de lakens uit en konden er ongehinderd hun ideaal verwezenlijken:  alle produktiemid­delen in collectief beheer geven aan de werkende massa, het proletariaat, de arbeiders en de boeren...

Zijn verhitte verbeelding sloeg nu pas echt op hol.

Na nog twee dagen wikken en wegen in de schemer van zijn neerge­laten rolluik had hij uit zijn "reparaties" op het schap drie paar stevige schoenen uitgekozen en zijn kassa afge­slo­ten. Vier hon­derd achtendertig frank: daar­mee kon hij het wél een veertien dagen uitzingen, maar méér ook niet. En al kende hij de weg die de kameraden volgden voor ze in Frankrijk door de Rode Hulp werden opgevangen en verder geholpen, met lege handen wilde hij er niet aanko­men...                                 

Dus brak hij de nacht van zijn vertrek zonder de minste schroom in bij brouwer Biervliet en legde er beslag op de duizend zevenhonderd frank uit het blikken geld­koffertje in de lade van het bureel. " In naam van het Volk! " mompelde hij. En op de nieuwe fiets van die stomme Eveline Bier­vliet, die hem steeds als een stront had behandeld, peddel­de Steiner in de vale dageraad naar het zuiden, zijn noodlot tegemoet...           

Eens voorbij het gloednieuwe Albertmonument zwoer hij, luidop schreeuwend tegen verbaasde koeien, de dure eed dat niemand van dat verdomde rotdorp hem nog ooit zou terug­zien!  Niemand!         

Maar zoals zoveel van zijn àndere dure eden zou ook déze op den duur in de wind verwaaien: het stond nu eenmaal in de sterren geschreven dat nog aardig wat Westendenaren met hem te doen zouden krijgen. En hij met hén.

Te beginnen met Joseph, vier jaar later...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (18 Stemmen)
10-03-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!