Alhoewel P.B.S. hen, met zijn gebruikelijke tact,op het hart had gedrukt over het incident met Dupong "hun smoel te houden", wist heel de kazerne de volgende morgen reeds dat er zich tijdens de nacht één had opgehangen. Maar erg onder de indruk was men toch niet: "Een kloot", vonden ze het en daarmee was voor de meesten de zaak van de baan...
Joseph informeerde voorzichtig bij 'Führer Albrecht' of hij wist hoe het verder was afgelopen met hun kamergenoot.
" Hij heeft met te vallen een poot gebroken en ligt in 't militair hospitaal van de Marialei, op d'afdeling van de zottekes...Als ge zelfmoord pleegt, staat er ergens een vijs los, zeggen ze, en dan leggen ze u bij de psychologische gevallen...Tenminste, als ge het overleeft, hé! Anders eindigt ge op den blauwe steen en in den hondenhoek van 't kerkhof...Misschien lappen ze hem nog een proces aan z'n broek, want vrijwillig de dood kiezen is strafbaar !
Joseph sneerde zonder nadenken: " Dan kunnen ze ons wel allemààl in den bak steken, als we ooit levend van Rusland terugkomen ! ...Ge moet me zo raar niet bezien, Albrecht: wij gaan daar toch ook vrijwillig ons leven riskeren, door te tekenen voor 't Legioen, hé ! ... In d'ogen van veel mensen is dat puur zelfmoord ! ..."
De "Führer" keek hem nog een ogenblik kil aan en zei toen nadrukkelijk: " Ha-ha-ha...Gij zijt ook de plezantste thuis, zeker?"
" Een moppeke, Albrecht, een moppeke...Maar 'k zie dat ge d'er niet mee kunt lachen..."
" Er valt hier niet veel te lachen, Petré, dat zult ge nog wel ondervinden ! Wat te lang naar 't school geweest, hé, en denken met àlles te mogen zwanzen, ja ?..."
Die hansworst mócht hem niet, zoveel was nu wel duidelijk. " Vans gelijken! " zei Joseph en zag dat de andere het niet snapte.
John Aspeslaghs had in de infirmerie zijn oor te luisteren gelegd :
" Veel wilden ze niet lossen, maar voor zover ik er iets vanaf weet, riskeert hem er een stijve nek en een peerdepoot aan over te houden...Enfin, dat wil toch zeggen dat hem voor 't einde van de maand terug thuis is en dat hem u eeuwig dankbaar mag zijn: had ge die riem niet op tijd van z'n nek gekregen, was hem nu zeker de pijp uit ! "
" Ik vraag mij toch af, of hij mij daar wel zo dankbaar voor zal zijn..."
Vier jaar later zou hij het antwoord krijgen...
Rond tien uur vertrokken de afgekeurden met twee vrachtwagens naar het Centraal station: het waren er toch een dertigtal, zo te zien, en meer dan een bedeesd wuiven kon er niet van af. De meesten staarden wat somber voor zich uit, jaloers op de gelukzakken die het wél hadden gehaald. Ook wat dàt betreft zou menigéén zich met de tijd afvragen wie van hen de échte 'chançards' waren...
Ondertussen werden de rangen streng geïnspecteerd op kledij en schoeisel: overmorgen moesten ze, vooraleer met een speciale trein naar 'ergens-in-Duitsland' te vertrekken, langs de hoofdstraten van de stad defileren naar de Handelsbeurs. Daar zouden ze tijdens een afscheidsmeeting door de kopstukken van het V.N.V. bewierookt worden als het "Kruim der Vlaamse Zonen"...
Het kwam er dus op aan, goed voor de dag te komen en wie zijn schoenen had stukgelopen tijdens de ijlmars van gisteren, kreeg een paar Duitse soldatenlaarzen uit het magazijn, als voorproefje op latere geneugten. Tot een stuk na het middageten - ditmaal gewone burgerkost - moest worden gepoetst en gepast en toen P.B.S. eindelijk tevreden was met het resultaat kregen ze hun eerste drill oefeningen in pelotonsverband. Hier verraadde Chef Asselman dat hij in een vorig leven waarschijnlijk instructeur was geweest in het Belgisch leger: hij kon maar niet genoeg krijgen van " Rechts rich...tén ! Hoofd...fiks ! Rechts...échts ! Voorwaarts...érs ! " en nog een hele reeks àndere bevelen, waarmee het peloton de grootste moeite had ze min of meer in cadans uit te voeren...
Kwam daarbij dat een paar kwibussen, zoals Wilfried Mertens en Dikke Rogeers, lichtelijk motorisch gestoord leken, weinig gevoel voor ritme aan de dag legden, of voortdurend rechts met links verwarden. Ten einde raad trachtte P.B.S. dit te verhelpen met zijn "truc met de kassaai". De "Spasten",zoals hij ze vriendelijk toebrulde, moesten in hun rechter vuist een steen klemmen als geheugensteuntje. Maar veel hielp het niet...
Tegen halfzes was iedereen zot gedraaid en Asselman zo schor als een baviaan, zodat hij er met goed fatsoen een eind aan kon maken.
Na het avondeten ging er, ondanks het uitgangsverbod, een geheimzinnig gefluister door de chambrées over "pintjes pakken in 't stad" en de stoutmoedigsten hadden het geil over "de mokkes van 't Kantje"...Maar voor het zover kwam verscheen P.B.S. plots op de slaapzaal, zo hees als een kater en daardoor des te dreigender:
" Wie der soms van plan mocht zaain vanavond de muur te doeng, om de biest te gon uithange in 't stad, kan het vergeite ! De Feldgendaarme zèn verwietiegt, en asse der ien van ulle baai z'n kloete pakke na den tiene op stroat, zal hem da z'n leive lang bekloage, iek zeg mor da! Iest ne goei resem van de matrak en der bovenoep van ongs nog vier doage cachot, te doeng in t' kamp in Rusland ! En ge wit dasse der dor nie mei lache...Salu ! "
En hij verdween even abrupt als hij gekomen was, een vreemde kilte achterlatend. Verdomme, een koude douche was er niéts bij !
Roel Van Kuyckx, die schijnbaar grote plannen had gekoesterd voor deze laatste avond in zijn geboortestad, vloog woedend naar het bed van de Führer bij de deur en wilde met Albrecht op de vuist gaan: " Gijse smeerlap ! Gijse Judas ! Vuile verrajer ! Doede da allemaal om in een goei blaaike te staan bij de Poempbaksmoel ?"Het schuim stond op zijn lippen.
Bill sprong ertussen en hield hem met een stevige greep in zijn hemd tegen:
" Heila, Kuyckxke, kalmkes aan ! Als ge wilt vechten, wacht dan nog een tetteke: aan 't front krijgde nog okkuze genoeg om te batteren ! Daarbij, de Führer zit er voor niks tussen: ik zèn heel den avond bij hem gebleven en hij heeft niet met de Poempbak gevezeld of ik had het moeten zien...Ge weet toch: alle chambrées hebben de zelfde consigne gekregen, dus gaat het maar ergens anders zoeken als ge der één wilt opvreten..."
Van Kuyckx droop af en ging mokkend op zijn brits liggen, terwijl de onderbroken gesprekken in de slaapzaal langzaam weer op gang kwamen. Albrecht had tijdens het incident geen vin verroerd, maar wist nu wel hoe iedereen over hem dacht.
Door de gedwarsboomde plannen duurde de avond vreselijk lang. Iedereen lummelde zo maar wat rond, in de gang, op de koer, en ook op de àndere kamers om er een vriend of een vage kennis op te zoeken. Zo verspreidde zich allengs het gerucht dat ze morgen, tijdens de feestzitting in de Handelsbeurs, een banket zouden voorgeschoteld krijgen met biefstuk en frietjes, en fruit-pudding na...
" En vier pinten de man ! ",wist een droge lever dit fata morgana nog bij te kleuren...Hoe dan ook, dit smakelijk vooruitzicht krikte het moreel weer wat op en niemand waagde het daarom het uitgaansverbod te overtreden. Toch droomden de dorstlijders die nacht van een schuimende tapkraan in een rokerig café, en de rokkenjagers van de warme zachte rondingen in het décolleté van een vriendelijke entraîneuse. Joseph verdeelde, onrustig slapend, zijn hunkeringen over beide domeinen en stelde tevreden vast dat hij met zijn 'juffra' aardig wat meer kon aanvangen dan Nadientje ooit zou hebben toegelaten...
De volgende voormiddag werd weer druk gedrild, maar nu in compagnieverband, uit vier pelotons samengevoegd. De 'spasten' werden voor alle veiligheid naar het laatste gelid verbannen om de cadans niet te breken en de geüniformeerden vooraan gezet om het zicht wat te verbeteren. De instructeurs wisselden beurtelings af, maar P.B.S. hield zich ditmaal koest in de schaduw, wegens een schorre afonie, waar niemand om treurde.
Na het middageten kregen ze nog een uur om hun beste kleren aan te trekken en hun valiesje te pakken. Eindelijk werd er verzamelen geblazen en een laatste inspectie van de rangen gehouden. De blijde spanning steeg ten top toen drie vrachtwagens de koer opdraaiden en een compleet muziekkorps afleverden ! Nou-nou, ze maakten er echt een feest van, zeg ! De Leiding schrok werkelijk voor geen kosten terug !
Uit het bureeltje van het Commando kwam op de koop toe ook nog een vaandeldrager met de leeuwenvlag te voorschijn en een piekfijn afgeborstelde ere-escorte: man, het kón niet meer op !
Het duurde nog een hele tijd vóór de instructeurs het onderling eens waren over de opstelling en terwijl stonden de mannen er voor Pietje Snot bij, te bakken in de hete middagzon.
Eindelijk, om vier uur, schreeuwden de commandanten de laatste bevelen en trokken de vier compagnies achter hun vaandel de kazernepoort uit, de fanfare op kop.
Joseph stelde fier vast dat het met hun gezamelijk stapritme nogal meeviel, vooral toen het muziekkorps een populaire Duitse mars inzette. De mannen rechtten hun ruggen en stampvoetten als volleerde zandstuivers op de maat van 'Erika':....Auf der Heide blüht ein kleines Blümelein...
Terwijl ze stoer stappend over de Mechelsesteenweg het stadscentrum naderden, bleef meer en meer volk hen van op de voetpaden staan aangapen. Uit de zijstraten kwamen belhamels toegelopen om hen een eind weegs te vergezellen. Achter de haag van de geamuseerde toeschouwers zongen ze luidkeels de opeenvolgende marsliedjes mee,maar dan met een sterk afwijkende tekst van volkse vinding, waarin onder andere het 'Blümelein van ons Erika' minder poëtisch werd omschreven...
Op de leien groepten steeds meer nieuwsgierigen samen en hier en daar werd zelfs schuchter geapplaudisseerd, al stonden er ook veel mensen bij met verbeten, gesloten gezichten die het helemaal niet zo lollig vonden. Op de hoek van de Leysstraat troepten de familieleden en de uitgesproken sympathisanten samen en waren de toejuichingen niet van de lucht. Jeugdvendels met veelkleurige vlaggen en landsknechttrommels vormden manhaftig de erehaag over de volle straatlengte en het gescandeerd Houzee-geroep deed menig gelid het marsritme verliezen. Met als beschamend gevolg dat vóór de Handelsbeurs het verlossend bevel "Compagnie, halt! " op een allesbehalve mooi militair vertoon uitliep...
De muziekkapel speelde als uitsmijter nog rap een krijgslustige deun, toen ze in lange rijen achter elkaar het koele beursgebouw werden binnengeleid. Ze stelden onmiddellijk met geestdrift vast dat de bontbevlagde feest-zaal vol lange witgedekte tafels stond! Het verhoopte banket was dus toch geen kwakkel! ...Maar hoe ze ook snoven, van de vettige biefstuk-friet-lucht viel niets te bespeuren...Wel stond er per man 'een kou plakke' met tomaat en pilchards te wachten - zo te zien reeds een hele tijd, want het blaadje salade was al duchtig aan 't verslensen - en een literse fles Van den Heuvel, waarmee de meest vrijgevochten krawaten zonder veel omhaal de eerste dorst versloegen. Lang vóór een hoge schreeuw "zitten! " hen vriendelijk aan de dis noodde, was het fluitjesbier reeds soldaat gemaakt en met een hartgrondige boer begraven.
Om de pilchards te laten zakken, trachtte één of ander kopstuk van het Antwerpse V.N.V. hen, "en vedette américaine" van op het podium een tijdlang te overtuigen hoe goed en schoon hun 'offer voor Vlaanderen' wel was, kwestie van de zaal wat op te warmen. Hun beleefd applaus werd beloond met een tweede tournée Van den Heuvel, een gehaktbal in een vettig soort erwtenbrij en gepersileerde lauwe - en soms ook wat blauwe - aardappelen. Daar ging hun gedroomde biefstuk-friet!
Teneinde hun ontgoocheling te overstemmen brachten trommelaars en bazuinblazers een woeste aubade onder het beproefde motto van " Niet schoon, maar hard "! Waarna een zangkoortje van de Dietse Meisjes Scharen, breedvoerig aangespoord door een schokkerige Z.B.-dirigent,veelstemmig kweelde dat het absoluut "naar Oostland wilde varen". Dit oeuvre had hij fier aangekondigd als een oud Vlaams visserslied, wat blijkbaar als excuus voor de onverstaanbare tekst moest gelden...
De volgende spreker - nauw bevriend met de Leider - schreeuwde met iets duurdere woordenschat ongeveer hetzelfde als zijn voorganger en leek nogal lichtzinnig de mening te huldigen dat harder roepen zijn betoog bevattelijker zou maken. Veel zouden ze er niet over voortvertellen, maar gezien zijn hoge functie en de geleverde moeite kreeg hij in verhouding een warme toejuiching. Een paar ontevreden mekkeraars, die nog steeds mokten over de gemiste biefstuk-friet, onthielden zich daarbij ostentatief, maar deze lacune werd dan weer door groepjes geüniformeerde enthousiastelingen-à-la-Albrecht rechtstaand met luidkeels houzee-geroep gecompenseerd.
Onder artistieke begeleiding van koor en orkest werd met veel omhaal het nagerecht opgediend: grote schotels rijst met rozijnen en dampende zoete vanillesaus, heerlijkheden die aan een ver vredig verleden herinnerden...Dit maakte veel goed en Joseph liet het met zijn tafelgenoten niet aan hun hart komen.
Toen kwam de Grote Leider aan het woord: de Staf ,in hoogsteigen persoon ! .
Nou ja, groot...Imposant, beter gezegd. En van spreken verstond hij wel iets: rustig, haast vaderlijk, bracht hij hen aan het verstand wat Vlaanderen van hen verwachtte. Zij zouden de speerpunt worden van de Dietse drang naar erkenning in de schoot van het nieuwe Europa. En hun offer ter verdediging van onze oude christelijke beschaving vormde de garantie op een waardige plaats van Vlaanderen in de Nieuwe Wereldorde, onder de verlichte leiding van onze geliefde Führer Adolf Hitler! Zinloze frasen en dure woorden allemaal, maar de mannen zwolgen ze verheerlijkt als hemelse nectar, fier als ze waren met hun daad de eeuwige dank van het Vlaamse volk te verwerven...Mede door de derde fles Van den Heuvel werd het betoog van de Grote Leider op gepaste momenten door hun wild gejuich onderbroken en het ritmisch "Houzee!" geschreeuw was niet van de lucht.
Het bleke gezicht van de volksmenner, omkranst door de zwarte baard, straalde bezield in het schelle licht van de schijnwerpers en de redenaar fascineerde zijn goedgelovig publiek met zijn lange ronkende volzinnen. Die konden àlles en niéts betekenen, maar stuwden in elk geval driekwart van de jongens naar een miserabele dood midden sneeuw, slijk en stof in de eindeloze, troosteloze Russische steppe...
Dààr scheen evenwel nu niemand aan te denken: het was feest en ze werden door hun leiders lovend in de bloempjes gezet zoals ze het in hun jonge leven nog nooit hadden meegemaakt.
"De Staf" kreeg een donderend applaus dat de Handelsbeurs op haar oude grondvesten deed daveren.
Er werd nog een raar soort koffie geserveerd en frisse maagdekens van de D.S.M. bedachten elke jonge man met een royaal afscheidscadeau: een pakje groene Michel of de lichtere Duitse Juno. En daarmee konden ze gaan, onze helden-in-spee...Maar het vaderland had wél zijn plicht gedaan en op geen cent gezien, dàt moesten ze volmondig toegeven...
Rechtstaand zongen ze tenslotte uit volle borst geestdriftig "De Vlaamse Leeuw", waarvan voor alle zekerheid op het podium een doek met de tekst van de eerste twee coupletten werd ontrold.
" Tiens, "dacht Joseph, " straks komt ook nog Meester Denolf met zijn lange wijsstok, voor al wie niet goed kan volgen! " Maar dit grapje kon er bijde regie blijkbaar niet meer af.
Buiten vormden ze, onder grote belangstelling van familieleden en sympathisanten, zonder veel haast en wat rommelig, opnieuw de compagnieopstelling. En onder de opgewekte klanken van de muziekkapel marcheerden ze uiteindelijk door de zoete avondschemer naar het imposante Centraal Station...
Daarbinnen floepte juist de fletsblauwe noodverlichting aan, wat het hele gebeuren een nog spookachtiger aanschijn gaf...Op het overvolle perron kregen ze een kwartiertje om afscheid te nemen van hevig snotterende moeders, vrouwen en verloofden, en onwennige vaders die ernstig van onder de klep van hun zondagse pet de herrie om zich heen aanschouwden. Het waren meestal mensen van het platteland, maar eveneens beter gesitueerde burgergezinnen, de dames koket met een fleurig hoedje en de heren in maatpak. En daar tussen wemelde het van de uniformen, zowel zwarte als feldgrau, soldaten en officieren .
Pa en Ma Aspeslaghs waren er ook. En als er voorheen al strubbelingen waren geweest toen John voor het Legioen tekende, was daar nu niets meer van te merken.
Vlakbij stond Penny met zijn Nancy de amoureuze achterstand van de laatste dagen in te halen, ongegeneerd als naar gewoonte, een eiland van liefdeshonger in een zee van tranen.
Joseph overschouwde vanuit de open coupédeur wat afstandelijk het nerveuze gewoel op het drukke perron. Van de Petrés was niemand komen opdagen en eerlijk gezegd had hij dat ook niet echt verwacht...
Maar in stilte hoopte hij toch nog een glimp van Nadine op te vangen...Echt geruzied hadden ze immers niet, de laatste keer, en hij vond dat ze wel een kleine geste had kunnen doen, nu ze elkaar, God weet hoelang, niet meer zouden zien...Maar hoe scherp hij ook tussen de koppen speurde, er viel geen Nadine te bekennen. Zoëven had hij wel een groene vilthoed met breed afhangende rand ontdekt, zoals zij er ook één droeg, maar het bleek een brunette van tegen de dertig die, verbazend opgewekt,haar Z.B.-man kwam uitwuiven...Waarschijnlijk om zéker te zijn dat hij daadwerkelijk vertrok...
Vooraan stond de locomotief ongeduldig te zuchten en dreigend slierten stoom te sissen, als wilde zij het volk aanmanen er komaf mee te maken: het had nu lang genoeg geduurd!
Vanuit de luidspreker galmde plots de fatale aankondiging door de reusachtige glazen stationskoepel:
" Vlaams Legioen! Instijgen! De trein vertrekt binnen drie minuten!"
Terwijl dit bevel aanhoudend herhaald werd, leek wel paniek uit te breken.
Iedereen moest en zou nog vlug even de hele familie omhelzen, terwijl de instructeurs hun schapen driftig in de compartimenten trachtten te stouwen. Van op de trede telden ze binnen de koppen en zohaast ze er acht per coupé hadden, ramden ze met een forse klap de buiten-deuren dicht. Bij een paar achterblijvers op het perron ontstond wat heibel, omdat enkele betraande dames manlief niet zómaar wilden laten gaan, wat uitliep op hysterisch gekrijs of een scheldtirade, midden gegeneerd omkijkende toeschouwers.
Toen uiteindelijk alle deuren waren dichtgeklapt, hing het halve Legioen door de open vensters gewurmd om toch nog maar een laatste ontboezeming met de geliefden uit te wisselen, of boven het kabaal uit een geforceerde kwinkslag over de koppen te kelen naar de reikhalzende familie achteraan.
De locomotief maakte met drie snerpende stoten van de stoomfluit korte metten met verder gezeur, schokte haar wagons even krachtig door elkaar en trok toen geniepig traag met bazig geblaas de hunkerende harten uiteen. En alsof er nog geen kabaal genoeg was, hief een groep geestdriftelingen met gepast gevoel voor décorum"De Vlaamse Leeuw" aan, vlug door de meeste mannen overgenomen tot de stationskoepel ervan trilde! Anderen wensten elkaar luidkeels "Houzee! ", maar de vrouwen haalden hun zakdoekje boven om er beurtelings hun jongens mee uit te wuiven en eigen traantjes weg te wissen..."
Houzee! Houzee! " schreeuwde het volk obstinaat,en de jongens in de open vensters zwaaiden met gestrekte arm terug, zoals in de tijd van de gladiatoren: Avé Caesar, zij die sterven gaan groeten U!
Reeds vanaf juni '40 kregen Vlamingen, Nederlanders en Skandinaven de gelegenheid ten individuelen titel toe te treden tot SS-regimenten zoals "Westland" "Viking" en "Nordwest", een 'gunst' die - tot grote ergernis van Strebers als Léon Degrelle, leider van Rex - aan de "latijnse" Walen en Fransen werd onthouden. Een daverend succes had deze werving hier ten lande niet, al liep het wat vlotter vanaf april '41 toen het V.N.V. (Vlaamsch Nationaal Verbond) een propagandacampagne opstartte.
Bij het uitbreken van de oorlog tegen Rusland op 22 juni '41 concentreerde het VNV de propaganda uitsluitend op de werving voor het "Vlaams Legioen",dat aanvankelijk bedoeld was geleid te worden door een volledig Vlaams kader. Dus géén SS formatie ,maar wel een volkseigen legeronderdeel excusief opgericht voor de strijd tegen het "bolsjevisme". Van een kleine duizend kandidaten vertrokken er tenslotte op 6 augustus 405 Vlaamse uitverkorenen met de trein uit Brussel voor hun basisopleiding naar Debizca in Polen, om een maand later hun specialisatietraining met de zware wapens aan te vatten in Arys (Oost-Pruisen). Daar kregen ze reeds de eerste ontgoochelingen te verwerken: van het beloofde "volledig Vlaamse officierenkader, medische dienst en eigen aalmoezenier" kwam niets in huis, en de drill door de Duitse instructeurs kwam beestig hard aan. De voertaal was uitsluitend Duits en van bij het begin werd hen de SS-eed opgedrongen, wat velen onder hen aanvankelijk weigerden en tot een eerste splitsing leidde: de "goeden" werden gehecht aan de "SS-Standarte Nordwest", de "rebellen" aan een minderwaardig marsbataljon van de Wehrmacht.
Hun eerste actie bleef beperkt tot een 14-daagse "Partizanenkampf" ten zuiden van Leningrad, kwestie van te wennen aan de gruwel...Na een korte rust in Letland kregen ze maandelijks ter versterking een contingent van gemiddeld 100 nieuwe rekruten toegezonden, wat nauwelijks de zware verliezen bij de bloedige gevechten in de moerassen van de rivier Wolchov dekte (verdediging van de dorpen Tarrasowa, Podbjerjesje en Semptitzy tussen 25 november '41 tot juni '42).Eén van de vele gesneuvelden tijdens deze moordende veldslagen was het "Vlaamse boegbeeld Reimond Tollenaere" ,in een vooruitgeschoven observatiepost getroffen door eigen mortiervuur ,zou later blijken. In deze "Wolchov-Kessel" werd toen het Russische 2.Leger Stoottroepen, aangevoerd door de beruchte generaal Vlassov, omsingeld en grotendeels vernietigd, vooraleer de rest naar de Duitsers overliep.
Vanaf de zomer '42 verhuisde het Legioen van de Wolchovmoerassen naar de rivier Neva, ten oosten van Leningrad ,en werd daar tijdens de eerste en tweede 'Ladoga-slag' in steeds zwaardere afweergevechten verwikkeld. Wat er tenslotte uitgebloed van overbleef werd in mei '43 van het front teruggetrokken, eerst naar Debica in Polen en vervolgens naar Milowitz bij Praag. Daar kreeg het Vlaams Legioen een volledig nieuwe uitrusting en werd er met massale versterking, tussen augustus en december '43, omgevormd tot de 6.SS Freiwilligen Sturmbrigade "Langemarck" (+/- 2.000 man)...Ook de z.g."rebellen" - of wat daar van overbleef - kregen nu het SS uniform, of ze dat wilden of niet.
Toen op kerstdag '43 de brigade ijlings naar Midden-Oekraïne werd gestuurd om bij Zitomir (200 km ten zuid-westen van Kiev) het felle Russische winteroffensief af te remmen, raakten bij Jampol ongeveer 1.500 Vlamingen in een grote omsingeling gevat, waaruit er na twee maanden van zware gevechten slechts 400 konden ontsnappen. De resten van de brigade trok tot eind april 44 langzaam achteruit naar Roemenië, werd opnieuw in Milowitz bij Praag opgekalfaterd, om eind juli '44 weer een bres te gaan dichten aan de Narwa in Estland. Tijdens de afweergevechten in de Baltische staten werden ze driemaal omsingeld en telkens weer door de Kriegsmarine over zee afgevoerd. Wat na deze bloedige interventies nog van de brigade overbleef mocht op 30 oktober op rust gaan naar de Lüneburger Heide bij Hamburg.
Daar werden ze ingelijfd bij de 27.SS Freiwilligen Grenadier Division "Langemarck", gevormd met een 10.000 "strijdbare Vlamingen" die in begin september '44 voor de bevrijders van België waren gevlucht... Deze (niet erg geestdriftige ) "vrijwilligers" zouden nochtans heel de maand februari '45 serieus hun mannetje staan tijdens het laatste Duitse tegenoffensief bij Stargard in Pommeren. Maar na de Russische doorbraak aan de Oder (20/4/45) werd "Langemarck" bij Stettin volledig uiteen geslagen en moesten de laatste overlevenden hun toevlucht zoeken in Britse krijgsgevangenschap of onderduiken...
De opkomst en ondergang van de militaire collaboratie in Wallonië verliep parallel met de Vlaamse, op twee aspecten na. De charismatische figuur van "le beau Leon" Degrelle oogstte van bij de aanvang veel meer succes omdat hij persoonlijk zowel de propaganda als de leiding van het "Légion Wallonie" voor eigen rekening nam. Anderzijds was zijn wervingsgebied viermaal groter dan Vlaanderen. Het besloeg namelijk niet alleen ons Waals landsgedeelte, maar eveneens de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais, iets wat veel historici over het hoofd zien. In tegenstelling tot ons Legioen beschikte het over een volkseigen officierenkader, medische dienst en aalmoezenier en was het Frans - en niet het Duits - de inwendige voertaal.
Maar niet alleen de vrijwilligers van het Vlaams en Waals Legioen of de SS werd later militaire collaboratie aangewreven. Ongeveer 12.000 Belgen traden toe tot de 'Organisation Todt', die bijna uitsluitend instond voor ontwerp, bouw en onderhoud van militaire constructies.(voornamelijk de "ATLANTIKWAL") De "Vlaamse Wacht" en de "Garde Wallonne", samen een 10.000 man, trad in de plaats van de rijkswacht om deze installaties bewaken. De NSKK, een transporteenheid van de Luftwaffe die echter in Rusland ook voor de bevoorrading van het front werd ingezet, wierf een 9.000 Belgische chauffeurs aan die waarschijnlijk nooit een schot gelost hebben. De 7.000 man van de z.g. Fabriekswacht of Wacht-brigade ging vanaf '43 wél de militaire toer op, eerst bij de luchtafweer, om na de vlucht naar Duitsland in september '44 bijna volledig op te gaan in de 27.SS Grenadier Div. "Langemarck". Een kleine 3.000 man sloot aan bij de Feldgendarmerieen ongeveer evenveel bij de Sicherheitspolizei of de Geheime Feldpolizei, 1.000 bij de spoorwegpolitie. Bij de Zwarte Brigade van het VNV droeg ongeveer 4.000 man een wapen; bij de Vrijwillige Arbeidsdienst een kleine duizend. Vreemd genoeg werden de talrijkeverpleegsters die vrijwillig aansloten bij het Duitse Rode Kruis later eveneens voor wapendracht veroordeeld, soms tot jarenlange gevangenisstraffen, hoewel ze nooit een revolver aanraakten...
Van andere clandestiene formaties (zoals het Veiligheidskorps van DeVlag en de Formations de Combat van Rex, die vanaf '44 een tegenterreur voerden tegen het gewapende verzet) zijn geen getalsterkten gekend.
Alles samen mag men aannemen dat grosso modo 100.000 Belgen militair met de bezetter samenwerkten, dat was 1,25 % van de totale bevolking. Daarin zijn ook de bewoners van de Oostkantons vervat, die door annexatie als Duits staatsburger werden beschouwd.
Op Europees vlak waren wij zeker geen uitschieters want àlle landen tussen de Noordkaap en Griekenland, en van de Kaukasus tot Spanje, (Division Azul) leverden vrijwilligers voor de Duitse oorlogsinspanning.
Zelfs krijgsgevangen Britse soldaten, zowel Ieren als Indische Sikhs, meldden zich voor het oostfront !
Ik loop even vooruit en neem als voorbeeld de USSR. Tijdens hun glorierijke optocht in de jaren 41-42 werden de Duitse troepen in "alle" (?) Baltische, Oekraïnische en Wit-russische dorpen als bevrijders ingehaald. Zogenaamde "Hiwis" - afkorting van "Hilfswillige" - lieten zich met honderdduizenden door de Wehrmacht in dienst nemen voor allerlei huishoudelijke en logistieke baantjes achter het front. In juli '43 schatte men hun aantal rond het miljoen en uit hun midden rekruteerde de SS de nodige manschappen om bij de "Einsatz-gruppen", de concentratiekampen en de hulppolitie het vuile werk te doen. In de Kaukasus liepen volledige volksstammen naar de bezetter over, wat Stalin in '44 deed besluiten miljoenen gezinnen uit deze regio naar Siberië te verbannen. Feitelijk kwam dit neer op een bekentenis dat in de door Duitsland bezette gebieden tienmaal meer Russen met de Duitsers collaboreerden dan er partizanen rondliepen. Dat zal wel nergens in de schoolboeken vermeld staan...En ook niet dat een tiental Baltische, Oekraïnische, Witrussische en Kaukasische divisies met de Duitsers meevochten.Men vraagt zich af waarom dit wordt doodgezwegen...
In dit verband even een woordje over Vlassov. Van al de krijgsgevangen Russische generaals ging hij het verst in zijn collaboratie met Duitsland. In het sovjet-leger had hij zich bij de verdediging van Kiev en Moskou met roem overladen en werd als een held vereerd. In de zomer van '42 werd hij echter aan het hoofd van zijn 2.Leger Stoottroepen omsingeld in de "Wolchow-Kessel", op een 100 km ten oosten van Leningrad. Hij stelde met een reeks andere gevangen genomen generaals aan von Kluges staf voor, een Russisch vrijwilligersleger op te richten om te helpen zijn vaderland van het Stalinisme te bevrijden, op voorwaarde dat de nazi's een einde stelden aan de moordpartijen achter het front.
Hitler duldde echter geen inmenging in zijn "Ost-politik" en Vlassov kreeg de Führer nooit te spreken. Wel groeide zijn bevrijdingsleger aan tot ongeveer 150.000 man. Maar bij hun eerste frontinzet liepen er weer veel over naar de partizanen... Daarom plaatste het O.K.W. deze onbetrouwbare troepen medio '43 over naar West-Europa en de Balkan, waar ze ingezet werden bij zuiveringsacties tegen het gewapende verzet. Ook rond de kustbatterijen van de 'Atlantikwall' werden deze Russische infanterie-eenheden ( de z.g. "Kozakken") belast met de plaatselijke verdediging om Duitse soldaten vrij te maken voor het Oostfront.
Tijdens de laatste dagen van de oorlog liep een volledige Vlassovdivisie (20.000 man) in Tsjechoslovakije nog over naar het geallieerde kamp en verdreef de SS uit Praag, vijf dagen vóór de intocht van het Rode leger. Eén week nà de Duitse overgave leidde Vlassov zijn trouw gebleven troepen persoonlijk op Oostenrijks grondgebied in geallieerde gevangenschap, maar de Westersen leverden hen prompt uit aan de Russen.
Binnen de kortste keren werd de anti-stalinistische kern van dit "Vlassovleger", ongeveer 35.000 man, door de Sovjets bij Klagenfurt terechtgesteld en hun lijken verbrand...
Vlassov zelf werd een jaar later na een showproces, samen met zijn staf, in Moskou publiekelijk opgehangen.
" “Al bij al mogen we nog niet klagen, vind ik..."” bromde Steiner. Hij gaf de ruw gerolde maïssigaret door aan Marco, die half liggend naast hem tegen de warme buitenmuur van de tractorenloods naar de stoffige zonsondergang staarde...Nochtans konden de vele rosse brandwolken aan de westerkim zijn optimistische kijk op de huidige toestand maar moeilijk rechtvaardigen...Om nog niet te spreken over de regelmatige oprispingen van de blaffende luchtafweerkanonnen, dicht bij de hoofdstraat achter de kale heuvelrug...Daar brak nu juist weer de hel los! Marco werd er even door afgeleid alvorens te reageren. ..
"“Niet klagen ?...Hoe bedoel je dat ? Hoera, we leven nog ?"” Hij ging met een pijnlijk grimas een beetje verliggen:"Ik ben wél akkoord dat we al dikwijls aan de dood zijn ontsnapt ,maar moeten we daarom van geluk spreken dat we nog leven ?...Wat voor een rotleven hebben we de laatste twee jaar niet gehad, zeg ! ...Ik heb er verdomme maandenlang over gepiekerd om mezelf op te hangen ! En jij vindt dat we niet mogen klagen ! Merci hé ! Het is niet omdat het leven hiér voor het ogenblik wat draaglijker is, dat ge al de rest moet vergeten hé ! ..."”
"Allée kom Marco, niet zagen hé vent ! ...We hebben het toch zelf opgezocht hé, het avontuur vol ups en downs , wég uit het grauwe, eentonige gezeik van alle dagen ! Of niet soms ?..."”
"“ Zég ! Laat me niet lachen hé ! Hoe zou je ons avontuurlijk bestaan hiér dan willen noemen ? Dwangarbeid voor onze geliefde Stalin ,vol kleurrijke afwisseling misschien ?...In ons eerste werkkamp aan de stuwdam van Dnjepropetrovsk, twee jaar geleden, was ik màànden aan een stuk zo ziek als een hond door de zonneslag die ik tijdens onze ontsnapping met de roeiboot naar Sète had opgescharreld ! Ik kan je verzekeren ,gast : plezierig is ànders ! ...Al is het een wonder dat je me er toen hebt doorgesleurd...Echt een wonder !" ”
"“Niet overdrijven hé vadertje ! 'Â’t Was zuiver toeval dat ik toen in ons eerste sovjetwerkkamp op Julio ben gevallen: dien oude vriend uit de burgeroorlog. En dat hij bij de stuwdam overste was van de zesde betonploeg en er zijn weg kende...HIJ heeft je er destijds doorgesleurd, met al zijn duistere relaties in het zwarte circuit: ik kende daar geen kat om hulp aan te vragen en wist er in feite van toeten noch blazen...En vergeet ook onze vriend Shlomo niet, die je toen verzorgd heeft als de beste infirmière ! Ikzelf had daar geen verstand van..."”
"“Bon, natuurlijk heb ik veel aan onze vrienden te danken: daarover zult ge mij niet horen klagen ! Maar voor mij was Dnjepropetrovsk hoe dan ook een ware hel , een vreselijke periode die ik niet rap zal vergeten !...Ook toen het weer winter werd en er door de vorst op de stuwdam geen beton meer kon worden gestort heb ik ferm met de poepers gezeten dat ze mij zouden dumpen ! We werden gelukkig overgeplaatst naar het staalcombinaat van Smolensk: ook niets om over naar huis te schrijven, hé ! Al zaten we daar wel deftig beschut tegen de kou...!"”
"“ En geef toe: ook dààr werd je door de kameraden goed beschermd en verzorgd!" ”
"Helemaal akkoord, maar toen eindelijk de dooi intrad en er sprake was om met heel de ploeg in de bossen van Katyn die zogenaamde onderaardse bunkers te gaan uitgraven, heb ik sterk overwogen er een eind aan te maken...Want ik wist dat ik deze zoveelste beproeving niet zou overleven, en ik dankte er voor om in dat ijskoude slijk van het bos aan een dubbele waterfleures te kreperen! ...Gelukkig hebben jullie alvorens te vertrekken gezorgd dat ik in Smolensk kon achterblijven en als zieke vrijgesteld werd van buitenwerk. Tijdens die rottige lente van 'Â’40 heb ik bij de warme staalwals héél dikwijls aan jullie smerig arbeidskommando moeten denken...Wekenlang ronddabben in regen, sneeuw, vorst en dooi, alles dooreen ! Niet verwonderlijk dat er in dat bos bij jullie toen verschillende makkers de pijp zijn uitgegaan ! Torro...en Julian ,Heinz en Gustav...en wie nóg allemaal !... Ikzelf zou er zeker ook bij zijn geweest, met mijn zwakke gezondheid..."”
"“ Wel, zoals ik juist zeg: al bij al mogen wij niet klagen ! Van de tien jaar dwangarbeid hebben we er al twee achter de rug en we leven nog altijd! ”"
"“ Dat is ook al wat ik ervan kan zeggen: we leven nog altijd...Maar hoe! ?...Jij springt nu misschien een gat in de lucht, enkel omdat de N.K.V.D.-wachten jullie na de graafwerken in dat bos niet terplekke hebben omgelegd ! Maar zeg nu zelf Rudi: als enkel ‘het "niet-gefusilleerd-worden"Â’ jouw maatstaf is voor een gelukkig leven, merci hé vriend ! Een kinderhand is rap gevuld !" ”
"“ Inderdaad, we zijn toen in Katyn waarschijnlijk nipt aan de dood ontsnapt...Wie zal het zeggen..."”
" “ Wie ?...Maar iedereen man ! ...Je zei zelf dat de putten, die jullie daar moesten delven voor het zogenaamd ondergronds bunkercomplex met de dag méér op toekomstige massagraven begonnen te lijken ! En je weet ondertussen toch ook wel dat die beesten van de N.K.V.D. niet graag levende getuigen achterlaten als ze van plan zijn een slachtpartij aan te richten ! Ik heb van alle kameraden gehoord dat ze na de afwerking van die grote diepe kuilen met een duivelse schrik zaten ter plekke door die moordenaars te worden neergeknald en in de putten gekieperd te worden die ze zelf hadden gegraven ! Dat lag toch voor de hand !" ”
“ "Akkoord, dat was waarschijnlijk ook de bedoeling van die smeerlappen, maar aan deze afloop heb ik nooit durven doordenken, anders word je zot ! En ik begrijp nog altijd niet hoe we daar aan ons noodlot zijn ontsnapt... Maar hoe dan ook, dat incident is voorbij en we leven toch nog hé ! Daarom herhaal ik dat we tot nu toe van geluk mogen spreken: het had véél en véél slechter kunnen aflopen ! ...Op die twee jaar strafkamp hebben we van onze honderd kameraden er nog maar een stuk of acht verloren: als ik goed kan tellen nauwelijks vier percent per jaar ! Ik herinner mij dat er vijf met een fleures achterbleven in het bos van Katyn, plus die drie deserteurs tijdens de hete zomer van Â’40, na hun mislukte ontsnapping uit de stoffige graansiloÂ’s van Minsk..."”
“" Okee Rudi, zeg er de rest ook maar bij ! Hoe die zotten door de N.K.V.D. naar ons kamp werden teruggebracht en voor onze neus publiekelijk werden opgehangen ! Met het klassieke plakkaat rond hun nek :" ”Hura, hura ! Ich bin wider da !" ” In het Duits alstublieft, alsof de sovjets vreesden dat we hun humor in het cyrillisch niet zouden snappen ! ...Dat was daar in die hete graansiloÂ’s van Minsk waarschijnlijk hun manier om onze arbeids-vreugde wat aan te wakkeren ! ...Het heeft in elk geval een bruusk einde gemaakt aan onze plannen om er eveneens onderuit te muizen ! De leeuwen waren inééns getemd!" ”
"“ Ja “ zuchtte Steiner: ” Effenaf waanzinnig als ge er nu aan terugdenkt! Onze vriend Shlomo hier, die hoopte bij het laden van zo'Â’n goederentrein zich tussen de zakken tarwe te kunnen verbergen en, onderweg naar Duitsland, ergens in Polen te kunnen uitstappen ! Ge moet écht een geleerde professor zoals hij zijn om zoiets onnozels te kunnen uitkienen!" ”
"“ Dan vond ik óns plan, achteraf beschouwd, al even zot ! ” Marco grinnikte zuur: ” Weet ge nog wat wij nauwelijks een paar maand làter zelf van plan waren ?...Tijdens onze graafwerken aan de Stalinlinie, in de herfst van Â’40 ?... Wij wilden aan de kaai van Orsja sluiks in een rivierlichter kruipen en als blinde passagier de Dnjeper afvaren ! En vanaf de monding op één of àndere manier trachten in Roemenië te geraken: als waanzinnig plan kon dat ook tellen hé !" ”
" “ Dat zal de komende winter in elk geval niet meer waar zijn, nu de moffen blijkbaar toch al Smolensk hebben veroverd ! ”"
" “ Als het zover is, zien we dat wel weer...Door het uitbreken van de oorlog, nu een dikke twee maand geleden, zal er natuurlijk veel veranderen, dat spreekt vanzelf.. Maar ondanks de vreselijke gevechten van de laatste tijd zijn we hier toch nog nooit door de moffen gebombardeerd, en ook aan de rest van de oorlogsmiserie zijn we tot nu toe mooi ontsnapt ! En érgens gaan ze die moffen toch wel stoppen hé ! Moesten we hier, op onze huidige kolchoze, héél de winter kunnen blijven, dan zouden we toch ferm onze pollen mogen kussen hé! ...Want geef toe, Marco: zo goed als hier hebben we het nog nooit gehad! Zelfs nog stukken beter dan in jou staalfabriek van Smolensk !" ”
Marco schokschouderde enkel en tastte naar zijn kop :"” Touchons du bois !" ”
De dwangarbeiders van Steiners strafcommando lagen inderdaad reeds twee weken als dikke luizen ingekwartierd op een groot collectief landbouwbedrijf bij de stad Vjasma, nauwelijks een paar kilometer naast de grote steenweg die van Minsk over Smolensk naar Moskou liep. Ze sliepen er per groepen van vijfentwintig man in vier bijgebouwtjes van de reusachtige tractorenloods, dik in het stro...Officieel moesten ze wel voor hun eigen fricot zorgen, maar in feite aten ze ‘stoemelingsÂ’ mee van de gaarkeuken die voor het burgerpersoneel van het grote landbouwbedrijf kookte...Van de NKVD-wachten mochten ze daar enkel wat tafelresten en keukenafval ophalen, maar de kokkinnen zorgden er steeds voor dat er voldoend maïs-pap en vette koolsoep over was waarmee de gestraften hun buik konden vullen! Sinds ze hier op de staatshoeve lagen moesten ze voor het eerst niet meer met honger in hun nest kruipen, en dat alleen was al een reusachtige vooruitgang. Bij wat de toekomst kon brengen zouden ze zich toch moeten neerleggen: voorlopig geen probleem...
Want als kers op de taart bestonden de verschillende werkploegen van de kolchoze voor driekwart uit potige vrouwen: blonde en bruine, rosse en zwarte, van alle leeftijden! Daar moesten de strafgevangenen ook met hun fikken afblijven,maar ook deze natuurlijke honger wisten de dompelaars op één of àndere manier te stillen...Bij de meesten volstond het zicht op al die rondingen om hun natte dromen opnieuw van de nodige brandstof te voorzien. Maar zij die de jacht op de vrouwen al hadden afgezworen moesten het stellen met de aangedikte verhalen van enkele stoutmoedige geilaards, die het, ondanks streng verbod, tóch nog waagden om 'Â’s nachts op strooptocht te gaan in de verduisterde vrouwenkamers.. Met méér dan bevredigend succes, als je die machoÂ’s tenminste mocht geloven...
Ook het werk viel al bij al nog mee. Ze moesten op een paar kilometers van de kolchoze, onder leiding van militaire ingenieurs, wéér ondergrondse kazematten en bunkers bouwen, maar échte ditmaal ,plus de schootsvelden ontbossen en de toegangswegen verbeteren. Zuivere routine, en in feite een voortzetting van soortgelijke klussen die ze vorige lente aan de Stalinlinie hadden uitgevoerd, op de oostelijke oever van de Dnjeper bij de stad Orsja...Maar destijds was de oorlog nog niet uitgebroken en ging alles nog zijn gezapig gangetje...
Maar nu werd nogal paniekerig met hen omgesprongen ! Hier aan de Vjasma-linie kregen ze nog nauwelijks de tijd om hun bouwsels half af te maken, of er moest een kilometer verder alweer aan iets ànders worden begonnen ! Al wisten ze nu - dankzij de dagelijkse toespraak van hun Politruk (soort politieke commissaris die hun ‘vaderlandse geestdriftÂ’ in het oog hield) – dat ze géén stom strafwerk meer verrichtten, maar meevochten voor het naakte overleven van de Sovjetunie. Met hun labeur hielpen ze zogenaamd het Rode Leger weerstaan aan de moordende pletrol van de verraderlijke Duits-fascistische horden...Terwijl diezelfde meneer hen juist vóór het uitbreken van de oorlog nog doorlopend uitschold voor ‘fascistenhondenÂ’...
Voor zover zij het konden volgen, concentreerde het krijgsrumoer zich langs de hoofdbaan naar Moskou en zorgden de luchtgevechten tussen de sovjetjagers en de Duitse bommenwerpers daar hoog in de blauwe lucht doorlopend voor spannende afleiding...De bewakers dreven hen wel steeds opnieuw tot meer spoed aan, maar wisten blijkbaar ook niet goed hoe ze op de dreigende nadering van de Duitse tankspitsen moesten reageren...Veel nieuws van het front sijpelde er ten andere niet door tot bij de strafgevangenen, maar het was voor iedereen nu wel duidelijk dat het zeer slecht ging met het onoverwinnelijke Rode Leger ! Zéér-zéér slecht !
Immers, in de dikke twee maanden die sinds de Duitse inval waren verlopen, hadden de fascistische horden reeds half Wit-Rusland veroverd! Dat was zonneklaar, ook zonder de officiële bevestiging van de Politruk...Nu ook de Dnjeper hen niet had kunnen tegenhouden was dus ook de mooie stad Orsja in hun klauwen gevallen. De zogenaamd onoverwinnelijke Stalinlinie, de tientallen bunkers op de linkeroever van die stroom,waar Steiner met zijn goelag nog maandenlang aan gezwoegd hadden: ze hadden blijkbaar de stormloop van de Hunnen niet kunnen breken... Verdomme, al die moeite voor niks !
Nu werd al rond gefluisterd dat de Fritz reeds bij Smolensk zou staan, een slordige 70 kilometer ten óósten van Orsja ! Frontsoldaten die daar vorige maand door de moffen werden omsingeld maar nog door de bossen uit hun ijzeren greep waren ontsnapt, werden nu hier in de Vjasma-linie opgevangen en opnieuw uitgerust. En de stroom burgervluchtelingen, die gestaag door de omliggende boswegels naar het oosten trokken, kwamen soms hier op de kolchoze voor een nacht schuilen...Het deed Steiner wat denken aan de vlucht van de Spaanse republikeinen naar de Franse grens, februari Â’39: zelfde paniek, zelfde miserie, ook al waren het toen vooral mannen die de benen namen. Hier zag je enkel boerinnen, met hun kroost op panjekarren vol rommel, het steppenpaardje soms gemend door een stugge grijsaard, en achteraan één of twee koeien gebonden... Allemaal slachtoffers van de ‘politiek van verbrande aardeÂ’: verdreven uit hun dorpen door de NKVD, die àchter hun hielen alles in de fik hadden gestoken! Met slechts één ordewoord: ”Vort ! Richting Siberië ! ”
De dwangarbeiders mochten niet met deze sukkelaars spreken, maar Julio had dit beangstigende woord 'Siberië' opgevangen bij een dik mens van de keuken, die ook vreesde één dezer dagen met heel de kolchoze naar dààr te worden geëvacueerd... Juist vóór de natte herfst dat warme nest hier te moeten achterlaten voor een onzekere zwerf-tocht door de bossen naar Siberië: iedereen had er een heilige schrik van ! ...Maar het was algemeen gekend dat àlle bedrijven die hier voor de Duitse veroveraars moesten wijken, achter het Oeralgebergte terug zouden worden opgebouwd...Maar “achter het Oeralgebergte” lagen slechtsonmetelijke ijsvlakten, tienduizend kilometers diep ! ..
De laatste nacht hadden ze in de verte reeds kanongebulder menen te horen, waarschijnlijk omdat de wind uit de goede hoek blies...Want tenslotte lag hun kamp, hier bij Vjasma, toch nog 150 kilometer van de gevechten bij Smolensk vandaan, volgens de politruk...Toch nog op een veilige afstand, zou je zo zeggen...Al vond iedereen het een verbazend natuurfenomeen dat het doffe krijgsgewoel Â’s nachts zo ver te horen was...Maar uit angst door de zenuwachtige NKVD-zombies neergeschoten te worden als ‘defaitistÂ’,durfde niemand te opperen dat de vijand sinds de laatste berichten mogelijk toch een beetje voorbij Smolensk was doorgedrongen...En naar zij vreesden ,vroeg of laat– maar toch waarschijnlijk zéér binnenkort - riskeerde hier voor de poort te verschijnen ! ...En wat dàn ?!...
De meeste kameraden hoopten dat ze samen met het burgerpersoneel van de kolchoze geëvacueerd zouden worden. Natuurlijk niet helemaal tot in Siberië, maar wel tot vóór Moskou, om daar een nieuwe bunkerlinie aan te leggen: dat was tenslotte hun grote specialiteit...Shlomo wist dat een paar criminele gevangenen heimelijk hoopten tijdens de aftocht door de Duitse ‘bevrijdersÂ’ ingehaald te worden, maar het gros vreesde dat ze, als veroordeelde ex-trotskisten, van de naziÂ’s niet veel goeds moesten verwachten...
Enkel tegen zijn oude vriend Marco kon Steiner vrijuit zijn lever luchten :"Ik vrees toch dat nu rap aan ons luilekkerleventje van de laatste weken een einde zal komen, man ! Ik geloof geen blaas van al die zever die de Politruk ons wijs wil maken! Volgens hem heeft de Grote Veldheer Stalin het fascistische offensief in de richting van Moskou met sterke tegenaanvallen kunnen stoppen...Tot daar aan toe: ik heb de laatste dagen het kanongebulder inderdaad niet dichterbij horen komen, wat er zou op kunnen wijzen dat er in die bewering wat waarheid schuilt...Maar dat hij de naziÂ’s daardoor naar het zuiden zou afgeleid hebben om ze in de Pripjat-moerassen te laten vastlopen zal wel een fabeltje zijn !"
‘ProfessorÂ’ Shlomo, die nooit iets ondoordachts zei, knikte nadrukkelijk: "” Als het waar is dat die Duitse tankcolonnes nu in zuidelijke richting naar Kiëv rijden, zal het eerder op bevel van Hitler zijn, en niet van Stalin ! Ik vrees dat hij nog vóór de winter beslag wil leggen op alle grondstoffen van de Oekraïne: niet alleen kolen en staal, maar ook het graan dat wij nu al een paar maanden niet meer naar hem opsturen ! Deze natuurlijke rijkdommen inpalmen is voor Hitler veel méér waard dan de rokende puinhopen van Moskou veroveren. En ik verwacht niet dat Vadertje Stalin hem dat zal kunnen beletten !" ”
Steiner viel hem bij: ”" Moest het waar zijn dat de fascisten voorlopig niet meer geïnteresseerd zijn in de hoofdstad, dan zou dat ons natuurlijk goed uitkomen ! ... Nog een paar weken op deze boerderij vetgemest worden,zou ons nadien veiliger door het regenseizoen en de verschrikkelijke wintermaanden loodsen...Nu het verslagen Rode Leger van Smolensk zich hier in onze bunkers installeert om terug op adem te komen, kunnen wij nog veel doen om hun versterkingen te verbeteren en aan te passen aan hun wensen...Iemand zou dat onze politruk in het oor moeten kunnen blazen ! ”..".
Probleem was dat die vent nogal ongenaakbaar was voor de gevangenen ! Op zijn dagelijkse politieke donderpreken vermeed die paljas elk persoonlijk contact en was vragenstellen sowieso uitgesloten. De man voelde blijkbaar ook wel dat zijn ‘begeesterende toespraken’ het gros van hun goelag niet erg in vervoering bracht. De meesten onder hen waren destijds immers veroordeeld onder beschuldiging dat ze fascistische trotskistenzwijnen waren en in zijn ogen aanzagen zijn werkslaven de aanstormende tankspitsen als hun toekomstige bevrijders...
“" Dat is hopeloos Rudi !" ” Marco zag de toekomst nog steeds zéér donker in: "” Als wij die vent dat zouden voorstellen, dan denkt die kwibus natuurlijk dat wij een gelegenheid zoeken om naar de fascisten over te lopen ! En in de ogen van de NKVD is het vermoeden van desertie héél ongezond, zeker als wij al het etiket van ‘fascistisch-trostistenzwijnÂ’ op ons voorhoofd dragen ! "”
"“ Och, met gelijk welk etiket zullen de bewakers ons wel scheef bezien ! Bij al die ronkende scheldwoorden denk ik: ’Als het kind maar een naam heeft! ’ Weet je nog dat ze ons ‘Rothschildvarkens’ noemden, toen we - in de lente van '’40 na het monsterakkoord tussen Molotov en Ribbentrop – daar bij Minsk gedurig treinen vollaadden met goed Russisch graan voor Hitlerduitsland ?! Waarmee ze in het kort ‘ontmaskerde agitatoren in dienst van het verrotte Westers kapitalisme’ bedoelden ! En ons als‘spionnen voor de joodse bankiers’ tien jaar slavenarbeid ten gunste van de moffen aan ons kloten lapten ! Wij, de keurtroepen van het internationaal proletariaat, en anti-fascisten van het zuiverste water ! "”
“" Maar verdomme Rudi ! Trek je die woordenkramerij van de Stalinisten toch niet aan ! Daarin zijn ze altijd al sterk geweest, met het uitdelen van etiketten ! De basismilitant moet nu eenmaal gevoed worden met rollende slogans, en een klinkende scheldnaam voor de vijand ! Dat hebben wij destijds bij de anarchisten toch ook gedaan, dat scheldwoorden uitdelen...!"
Steiner spuwde op de grond: ”" Och, in feite kan het mij niks verdommen hoe ze mij noemen ! Maar wat mij wel doorlopend m'’n kloten uithangt, is dat de Stalinisten nog altijd voortgaan met de idiote verkwisting van bevriende hulpkrachten zoals wij ! Nu nog staan zeveren over de strijd tegen het kapitaal als de Bruine Pest van de Hitlerianen met duizenden tanks naar Moskou oprukt ! Het wordt een duidelijke strijd op leven en dood tussen links en rechts, tussen wij en de fascisten ! Dan zouden ze toch alle linkse krachten moeten bundelen en met een geweer in hun poten naar het front sturen ! En geen geharde antifascisten zoals wij als slaven laten stikken in het stof van graansilo’s, of laten verzuipen in die slijkputten bij de Dnjeper ! ”"
Marco keek Steiner eens geringschattend aan:" Â’ Zeg, vriendje, wat hebt gij gegeten ? Opnieuw soldaatje gaan spelen voor de Stalinisten, lijk in Spanje ? Spreek voor jezelf, hé makker, maar laat mij er buiten ! Na die tien jaar strafkamp, die deze schurken mij aan m'Â’n kloten lapten, en al de slavenarbeid die ik in Minsk en Smolensk reeds voor Vadertje Stalin heb verricht, voel ik er niets voor om mij voor zijn schone ogen ook nog eens te laten doodschieten hé ! Die tijd is voorbij! Het is lijk onze Corsicaanse vriend Martini destijds zou zeggen: ”Copain: moi, jÂ’ai déjà donné!" ”
Er viel een lange stilte. Inderdaad, geen leuke herinnering, die stoffige hete zomer in de verstikkende graansiloÂ’s naast het stationnetje bij Minsk...En niet alléén door het zware werk, maar vooral door het besef dat ze zich als slaaf van Stalin in feite een breuk zwoegden, enkel en alleen om dat waanzinnig stuk Duits crapuul vet te mesten ! En nadien, tijdens de winter van 40-41,stuitte het labeur in de gieterij van Smolensk nog méér tegen de borst, toen ze de ene treinlading staalplaten na de andere naar die vliegende gek in Berlijn opstuurden ! Hun staalleveringen aan Hitler kwamen nu onder de vorm van fascistische tankdivisies naar Smolensk terug ! Waarbij je de vraag kon stellen wie er in feite ‘verkeerdÂ’ was geweest, destijds in Â’39 :Stalin met zijn hersenloze kliek ja-knikkers of de door hém vervolgde horde fascistische Trotskisten-zwijnen uit het Goelag ?
Enfin, Steiner en Marco stelden zich al lang geen vragen meer bij de absurde wisselvalligheden van hun slavenbestaan... Gedurende de voorbije lente werden ze, na de staalgieterij, terug aan het werk gezet bij de versterkingen van de Stalinlinie bij Orsja...Om er met lede ogen vast te stellen dat de bunkers, die ze daar de zomer voordien hadden gebouwd, door de herfst- en lenteregens boordevol water stonden en helemaal onder het slijk waren gespoeld! Weken achtereen hadden ze dan die blubber er weer uit mogen scheppen, tot het Rode Leger besloot liever nieuwe bunkers te bouwen op een hoger gelegen plaats...Nou ja, ieder diertje zijn pleziertje, al hadden ze er niet zo veel arbeidsvreugde aan overgehouden...
Maar bij het begin van de zomer barstte plots de oorlog los en kwam er vlug een einde aan de wispelturigheden van de vestingbouwers! Paniekerige bevelen en brutale tégenbevelen zorgden er voor dat ze tweemaal de 70 kilometer van Orsja naar Smolensk en terug mochten marcheren, midden het krijgsgeweld van de Duitse Luftwaffe ! Tot een verlichte geest het nuttiger vond hen op een goederentrein naar Vjasma te zetten, een dikke 150 kilometer richting Moskou, om daar een totaal nieuwe verdedigingslinie op te bouwen...Want voor zover ze in hun goelag iets van het verre krijgsverloop konden opvangen, schenen de verraderlijke fascistische horden er nogal een vaart in te houden!
Maar, zoals gezegd, viel de bouw van deze ‘Vjasma-linie’ tot nu toe erg mee. Op de kolchoze was het best uit te houden, kwestie eten en onderdak. Het bleef nog veertien dagen prachtig weer, en van het moorddadige krijgsgewoel rond de steenweg op Moskou hadden ze voorlopig weinig last: de oorlog scheen zich inderdaad veel verder naar het zuiden te verplaatsen...Ook al maakten zij zich gelaten weinig illusies, want in hun slavenbestaan duurden mooie liedjes nooit lang...
En toen het personeel van de kolchoze op 3 oktober plots alle maïs-siloÂ’s rond het bedrijf in brand stak, wisten ze in het goelag meteen hoe laat het was...
Dokter Loenders stapte van zijn fiets en ging de vroegere primeurs-winkel '“Au Jardin de Cadiz'’ binnen bij de familie De Handt. Van de vooroorlogse overvloed aan groenten en fruit was niets meer te merken en in de meeste schabben voor ‘Epices Exotiques’ achter de lange toonbank gaapten grote gaten. Nera, de oudste van de drie dochters, stond in de schemerhoek van de winkel met twee soldaten te konkelfoezen en leek niet erg scheutig om het onderonsje door de nieuwe klant te laten verstoren...
De dokter trok zich van die twee jonge Duitsers niets aan en onderbrak autoritair hun flirterig gedoe:
" ” Nera, meistje, ik heb niet veel tijd! Je zustertje Nadine is er niet, hé ?”" Meer een vaststelling dan een vraag: ”" Zegt tegen haar dat ik haar verwacht tussen zes en acht vanavond, voor den uitslag! Allee, salutjes !" ”
Verbijstering alom bij het gezin, toen deze onheilsmare van de dokter in cascade van hoog tot laag werd doorgegeven. “Uitslag“? Wat bedoelde hij daarmee ? Steenzweren, schurft of zevenogen ? Want dat Nadine voor een paar onschuldige puisten sluiks naar de dokter was gelopen was sowieso al bij het haar gegrepen !Daar moest wel iets ernstigs onder schuilen, vooraleer een volwassen meisje zo iets deed...Moeder zat van de hand gods geslagen in de keuken naar adem te happen en kreeg van Nera driftig frisse lucht toegewaaierd. Die reageerde steeds bitsiger op Erna, de middelste dochter, die met aandrang doorlopend dezelfde vraag herhaalde:
" ” Zeg, hebt ge wel goed verstaan ? Zijt ge wel zéker dat hij sprak van ‘uitslagÂ’ ?”... Want zijzelf zou toch gezworen hebben dat de "Kleine"Â’ nergens geen huiduitslag vertoonde, op heel haar lijf niet: ” We slapen toch in 'Â’t zelfde bed: dan zou ik dat toch moeten gezien hebben zeker !"
”Paniek alom. Tot vader Jules, de pantoffelheld, de hoofdvogel afschoot met de bedeesde opmerking dat ‘meneer doktoor misschien bedoelde op de uitslag van een ONDERZOEK ! Hij werd door de drie vrouwen ter plaatse neergebliksemd !
"“ Wàt ON-DER-ZOEK ?! Wélk onderzoek verdimme! Heeft zij jou daar iets van gezegd ? Neen ? Zwijgt dan hé ! "”
Want het idee alleen al, dat de kleine zich sluiks bij de dokter had laten ON-DER-ZOE-KEN, snoerde alle aanwezige dames de keel toe ! Wist Erna soms iets van een nieuwe vrijer, wilde moeder weten...Neen?...En die zwartzak dàn, Joseph, die twee maand geleden met de noorderzon was gaan lopen naar Rusland...zegt dat niet genoeg soms !Maria-moeder-gods, een zwarte ! Een armoedzaaier uit een barak nog wel ! Ze mocht er niet aan dénken !...En Nera, die over het wasgoed ging: had die dan de laatste maand niet gemerkt dat de ‘bandenÂ’ van Nadientje er wél of niét meer bij waren ?! Ze had toch geen stront in dÂ’' ogen hé !
En terwijl iedereen diep in het geheugen groef naar data en merktekens, kiepte Nera als een volleerde Hercule Poirot de wasmand om in de garage op zoek naar een verlossend bloedspoor...
Niets...
Toen Nadine met de tram van Oostende thuis kwam en brutaal voor de vierschaar in de keuken met het drama werd geconfronteerd, wimpelde ze alle verdekte vieze insinuaties weg, maar wou verder niets lossen "“omdat het geheim was"”. Enkel toen haar moeder een collaps dreigde te krijgen, kwam de laconieke bekentenis “dat het waarschijnlijk iets te maken zal hebben met het Rode Kruis...
“Een onderzoek dat de doktoor bij het hoofdbestuur in Brussel had aangevraagd..."Maar alles over de werking van het Rode Kruis valt onder secret médical, daar mag ik ni van klappen !" ”
En stijf rechtop sprong zij op de fiets en peddelde vrolijk naar het dorp...Wat dachten al die wijven thuis wel van haar, zeg !
En inderdaad, het bleek te gaan over de Birnbaums, het onderzoek naar hun verdwijning tijdens de eerste dagen van de oorlog! Loenders vertaalde voor alle zekerheid het korte briefje van het "‘Croix Rouge de Belgique".’
" Het IRC kan bevestigen dat de vier familieleden Birnbaum – - en hier staan de voornamen en geboortedata van de twee moeders met elk hun dochter - in Engeland geïnterneerd werden sinds 20 mei 1940 als statenloze, ex-Duitsen. Gezondheidstoestand zonder opmerkingen. Laatst gekend interneringsadres: German Womens Internment Camp Number 6, Harlton House, Brixton Road 14, SOMMERSET. Een later transport naar nieuw verblijfsoord in de nabije toekomst waarschijnlijk...” Dat wil dus niét zeggen dat ze daar nù voor het ogenblik nog verblijven hé! ...Die situatie dateert misschien van zes-zeven maanden geleden, wegens de verschrikkelijke dode tijden in de administratie van het IRC zelf, en het simpele feit dat alle brief-verkeer naar Engeland over het neutrale Zwitserland moet lopen...Maar we weten nu toch dat ze, na hun deportatie op 10 mei Â’40 uit Oostende, levend aan de overkant zijn aangekomen en daar deftig werden opgevangen. Als ge dat al aan uw vriend kunt melden, zal hij daar zeker troost en steun in vinden..."”
Nadine was met dat formidabele nieuws echt in de zevende hemel, vooral omdat ze thuis ongestoord voort kon pronken met haar ‘groot geheimÂ’ waarover ze slechts héél zuinig tekst en uitleg gaf...En nog kon nagenieten van de plotse commotie die haar vermeende wilde liefdeleven had veroorzaakt :"” Ja salut hé ! Ik ga me daar een beetje zwanger laten maken door een kloot lijk Joseph Petré ! Wat denken die wel van mij, zeg !" ”
Via Olgatje Erte – - die voor de rest helemaal niet opgezet was met de boodschap van ‘die vamp’ - had NadineLeon laten verwittigen dat ze hem zondag na de mis dringend moest spreken in ‘Het Paard’..."”Zegt maar dat het over de Birnbaums gaat...”"
‘Het PaardÂ’ was wel geen café voor een deftig meisje als zij, maar Leon leek dat niet te merken en bestelde zelfzeker "“ Nicolletje, twee FaroÂ’s!"”, zonder eerst naar de voorkeur van Nadine te vragen.
"“ Zijn we daarvoor niet te jong ?"” vroeg ze benepen.
"“ Nicolle kent mij hier als matroos van Pylieser en gaat dié zeker niet tegen z'Â’n kar rijden, zo'Â’n goeie klant ! En zegt een keer: hoe gaat het met dien Birnbaum ?...Naar Frankrijk gevoerd hé...Ik heb die jood anders nooit erg gemogen, maar allee: 'Â’t was Joseph zijn vriend...”"
Toen ze hem uitlegde dat haar inlichtingen niet op Arthur sloegen, maar op het verblijf van diens moeder en tante in Engeland, samen met die twee knappe dochtertjes, draaide hij al wat bij: ”" Ja, vooral die Bette is een ferm mokkeltje... Maar niet tegen Olgatje zeggen hé ! ”"
Zo, het ijs was gebroken. En binnen het uur hadden ze bekokstoofd dat zijzelf wel die Engelse adresgegevens naar Arthur zou overmaken in een brief naar Frankrijk, en dat Leon naar Joseph zou schrijven in Rusland.
" Ik zijn anders zo geen straffe in het brievenschrijven..."” bekende hij, maar misschien zou tante Jetje wel een handje kunnen toesteken...
Dat kon ze :" ” Noteert maar vooraf alle punten waarover ge wilt vertellen en de zaken die een jongen aan het front kunnen interesseren, dan gaan wij daar samen op een avond wel wat schoons van maken. Eerst in 'Â’t klad hé, dan kunt ge die later overschrijven in Â’'t net, lijk vroeger met Nieuwjaar! Ik had hem zélf natuurlijk ook al lang een brief moeten sturen, maar ge weet hoe dat gaat...”"
En week later had hij heel zijn oeuvre in stukken en brokken te boek gesteld...
Westzijde, den 26sten september 1941.
Beste broeder Joseph,
Tante Jetje en ik hebben ons samen gezet om u al het nieuws van thuis te berichten. Wij zijn nog allen in goede gezondheid en bidden god dat hij ook u beschermt in deze zware tijden. Nadine De Handt liet mij weten dat ze bericht kreeg vanuit het roodkruis in Zwitserland dat de moeder en zuster van Arthur samen met zijn tante en koezine Bette goed aan de overkant zijn geraakt. Dat was in mei van 1940. Nadine stuurt hem het adres waarachter hij gevraagd heeft in zijn vorige brieven, zodat hij gerust is en hun rechtstreeks een brief kan schrijven...
Zo, dat was al een serieus begin! Jetje had erop gedrukt dat ze beter het adres in Engeland niet voluit konden vermelden in een brief naar een Oostfronter. De Duitse censuur zou daarover wel eens kunnen vallen en Joseph allerlei last bezorgen...Dus hield hij het zo neutraal mogelijk.
Gij zult het daar nog niet gehoord hebben, maar Lierse is Belgisch voetbalkampioen geworden, al hadden wij liever den ASO van Oostende weten winnen. Dat is in ons stamcaféÂ’s niet zwaar gevierd geweest, omdat alles duurder is geworden en veel eetwaren kortelings gerantsoeneerd werden om tegen de hoge prijzen van de zwarte markt te kampen. Maar omdat ik op de Astrid goed verdien, kan ons moeder in Oostende nog van alles kopen onder den toog en zo stellen wij het thuis opperbest...
Die laatste zin wou Jetje er absoluut in krijgen.“ Zo weet hij toch dat hij een moeder en een broer heeft die voor hun gezin zorgen! ”...Er onder verstaan dat hij dat ook beter had gedaan, in plaats van met een zotte kop naar Rusland te vluchten!En een vage insinuatie over de verdachte interesse van Marie voor de zwarte kantjes van Oostende mocht ook niet ontbreken...
" “ Maar mijn blad is al half vol, en ik moet nog van alles schrijven over de ‘Astrid Â’! " ” "“ Er is niemand die zegt dat ge maar één blad moogt schrijven, hé vent ! Vooruit !”"
“ In Nieuwpoort zijn we weer met veertig vissersboten die binnen de 5 km van de kustlijn mogen varen. Maar omdat ze geen snelboten meer over hebben om deze te bewaken hebben de Duitsers een nieuwe regeling ingevoerd. Ze sturen met iedere groep van twaalf boten één schildwacht mee die van tijd een handje toesteekt en in de winst deelt. Omdat er zoveel binnengehaalde vis in 'Â’t zwart wordt verkocht verdienden de schippers geld lijk slijk. Nu moeten ze voortaan alle vangsten melden aan de Corporatie en de vangst verhandelen langs de vismijn. Maar veel verschilt dat niet, want de schippers hebben er al van alles op gevonden om te ontduiken. De Pylieser heeft met zijn zwart geld drie Deense visserssloepen kunnen kopen die de Duitsers omgebouwd hadden voor de invasie van Engeland die ze vorige zomer van plan waren. Maar naar ze zeggen is dat plan afgelast, en lagen die schone schepen maar te roesten in het Sas. Den Duits wil nu van al die overschot verlost worden tegen een zacht prijsje. Daar heeft de Gerard van geprofiteerd”"
“" Oei-oei-oei ventje ! Daar gaat ge zékers last mee krijgen ! Zo open over de boten schrijven ! En al dat geknoei op de zwarte markt gaan ze er op de control van de brieven zékers uitvegen ! "
“" Maar enfin Jetje, ik kan toch niet schrijven over de engeltjes en het kinneke Jezus ! Het zijn toch geen leugens dat ik vertel !" ”
" Tegen leugens gaan ze niet reclameren,vent ! Maar 't is de waarheid dat ze niet kunnen verdragen ! Dat van die Deense boten en de afgelaste landing in Engeland geraakt nooit door de control, let op mijn woorden !"”
"“ Dan kan ik net zo goed nog een beetje doorduwen !"”
“ Aan die boten is vaneigens nog veel aan te repareren om ze weer geschikt te maken voor de kustvisserij. Maar de eerste, de Â’OctaviaÂ’ zou al van stapel kunnen lopen in de lente van te naaste jaar 'Â’42. De tweede, de ‘StephanieÂ’ zes maanden later. Ikzelve gaan avondcursussen volgen en hoop tegen dàn mijn brevet van machinist te krijgen op één van die nieuwe schepen...Maar wij horen dat de oorlog in Rusland goed vooruit gaat, dus tegen die tijd zult ge wel weer thuis zijn...In de week heb ik geen okkazie, maar de zondagen vrij ik weer volop met Olgatje in cinema Nova en de crèmerie waardat zij verzot is op damblans met chocolat. Ze vind de prijs op de zwarte markt schandalig kostelijk, maar ik moet daar eens mee lachen ! ”
"“ Ge gaat het toch niet te vettig maken, hé ventje, met al dat gesmos ! ...En door met dat geld stoeffen lijk een dikke oorlogswoekeraar maakt ge uzelf nog degoutanter, weet ge dat ! ?”"
" “ Maar enfin Jetje, ik werk toch voor mijn geld ! En dat ons moeder mij een dikke zondag geeft, is toch héél normaal ! En als mijn lief verzot is op crème met chokolat, kan ik het toch beter dààr aan verdoen dan aan de negers van de missies hé ! Ten andere, ik moet Joseph nog vertellen waarom ik nu al mijn zondagen vrij heb hé !" ”
Ze keek hem streng in de ogen: "” Opgepast hé, dat ge geen vuile praat vertelt, of ik doen niet meer mee !" ”
“ Door al dat vrijen met haar, had ik niet veel tijd meer om nogmet het Nieuwpoortse Blauwvoetvendel op te trekken. Maar op 'Â’t laatst van augustus hielden ze een kamp in de duinen van de batterij. Ik wilde toch een avondje meedoen aan het kampvuur en in de tent slapen bij de nieuwe leider François Dupong. Maar die kon zijn poten niet thuishouden en dat is midden in de nacht uitgedraaid op een paar ferme koeken in zijn bakkes en een blauw oog voor mij. Ons moeder is eens goed van haar neus gaan maken bij de NSJV-leiding van Nieuwpoort en naar '‘t schijnt gaat die smeerlap daar buitenvliegen, maar ik heb daar niets meer van gehoord.”
Jetje haakte af en begon preuts aan de afwas:" ” Ik peins dat ge mij verder kunt missen om nog vuile praat te schrijven ! Doe maar op, maar zonder mij ! ”"
Leon grinnikte enkel, want ze hoorde niet in àlles wat hij schreef haar korreltje zout te steken ! Dus vooruit met de geit !
“Ge hebt de hartelijke groeten van de Jupp. Hij vraagt nog een keer te peinzen aan het recept voor de toverdrank hetwelk hij u gaf voor uw vertrek. Hij komt hier ‘snavonds nog regelmatig een teljoor soep meeëten, soms samen met zijn vriend Ferdi, soms alleen. Om naar de radio te luisteren, lijk hij zegt. Maar ik denk dat hij een serieus lodderoog heeft op ons moeder. Tante Jetje zegt van nee. Maar die heeft zélf een vrijer in Oostende, heb ik verstaan. Waardoor ze in 'Â’t zelfde schuitje zit lijk ons moeder en ook liegt dat ze blauw ziet.”
Nu kwam het lastigste deel: hem vertellen dat er in feite niemand wakker lag van zijn vertrek naar het front in Rusland. :"De meeste mensen van het dorp, als ge die zo bezig hoorde op café, geloven niks van de bolsjeviekse bedreiging van hetchristengeloof, zoals de gazetten en de paster hen trachtten wijs te maken"
Schipper Pylieser, toen die over het nakend vertrek van Joseph hoorde, reageerde net zoals Jupp: ”" Die stomme kloot ! Dat een gestudeerde mens zich zó door die propaganda laat vangen, dat verstaan ik niet ! ”" Dezelfde verbijstering als moeder de eerste dagen na zijn vertrek had laten blijken, vóór ze haar oudste zoon definitief uit haar leven schrapte. Telkens Leon nu in haar bijzijn, tegen Jetje of Jupp of iemand ànders, over Joseph begon, klapte moeder dicht als een oester en wendde zij zich af met een verbeten trek om de mond...Bij dié had Joseph het zéker verbrod ! ...
En zelfs bij Nadine –,die toch al een hele tijd met Joseph ‘liepÂ’ vooraleer ze die ruzie kregen –,had Leon die kleinerende afkeuring gevoeld, alsof zijn broer haar had verraden. Toen hij samen met haar in ‘Het PaardÂ’ besprak hoe ze het goede nieuws over de Birnbaums zouden verspreiden, had ze direct voorgesteld dat ZIJ wel een brief naar Arthur zou schrijven, en HIJ naar Joseph! Van hààr moest zijn broer blijkbaar ook niet veel morele steun en aanmoedigingen verwachten !
Neen, hij moest nog éérst eens goed nadenken hoe hij zijn brief met ‘de-groeten-vanÂ’ kon sluiten zonder hem te kwetsen...Er moest toch iémand zijn die om hem gaf...
Die avond verschoot Marie zich een bult toen plots burgemeester Engelborghs met de fiets haar koertje opdraaide. Ze had nauwelijks de tijd om haar handen aan haar voorschoot af te vegen en ‘meneire’ stapte al haar keuken binnen.
"“ Ha Maria! Lange tijd niet gezien hé ! "”
"“ Tegen wie zegt ge 'Â’t, meester ! Ge gaat toch niet proberen mijn tweede zoon zijn kop zot te maken met de politiek hé !" ” De sneer was eruit voor ze het wist: ” "Eén per gezin zal wel genoeg zijn zekers ?!"”
"“ Oei, ik kom gelijk wat ongelegen...”" Hij lachte wat schaapachtig: ”" Neen, 'Â’t is om u het bladje te geven voor het thuisfront. En het héét ook zo: Â’ONS THUISFRONTÂ’ Er staat vooral in waarmee we onze jongens in Rusland kunnen steunen, want ge gaat toch verstaan dat onze soldaten aan het Oostfront het niet gemakkelijk hebben, nu het gaat winteren ! Een warme sjaal, gebreid door moeder de vrouw, zal die mannen echt deugd doen ! En iedere week een kort briefje mogen ontvangen met nieuws van thuis is écht een broodnodige steun voor die gasten ! Daarenboven heb ik menen te verstaan dat de Joseph nog niet teveel van zijnen thuis ontvangen heeft, hé Maria ! Een beetje goed nieuws zal die zeker kunnen gebruiken ! Want tenslotte, het Oostfront is geen villégiatuur hé ! ”"
Marie had zich tijdens deze preek zichtbaar staan opboeien en barstte toen los :" ” Het oostfront ? Ha burgemeester, zit hem dààr ! Ik heb hem al twee maanden niet gezien of gehoord, maar als gij zegt dat hem dààr zit ! En hoe is hem dààr terecht gekomen, denkt gij ? Want ik heb hem daar niet naartoe gestuurd, weet ge ! Contrarie, ik heb zelfs de laatste dag vóór hij ging tekenen in Oostende nog op uwen dorpel op mijn knieën gelegen en u gesméékt hem dat te beletten ! En weet ge nog wat ge toen gezegd hebt, Menère Engelborghs ?...Dat hij achttien was, en dat ge er niks tegen kont doen ! Maar eerst zijn kop zot maken met al uw leugens, dààr kont ge wel iets aan doen hé ! ”"
Hij stond met zijn mond vol tanden terwijl Marie een snik verbeet en hem opnieuw de wind van voren gaf: "“ En slaat het hem wat tegen, daar aan dat verdoemde oostfront, zegt ge ? Heeft hij een tekort aan warmte, en een wollen sjaal nodig tegen het slechte weer ? En nieuws van thuis tegen het hartzeer ? En ge vindt niet dat eerder diegenen die hem in die stront hebben gestort ervoor moeten zorgen dat hij het er goed heeft, daar aan het front, een warme sjaal krijgt en zoete woordjes tegen het hartzeer ?... Luistert: als hij het komende winter warm wou hebben, hé Engelborghs, dan had hij maar simpelweg bij mij moeten blijven ! Bij mij had hij niets tekort gehad: goed eten genoeg en een stoof die altijd brandde ! Maar gij hebt hem hier weggelokt met uw schone beloften, Engelborghs, dat hij Kapitein kon worden op een wit paard ! Wel, geluk er mee ! Houdt uw beloften, maakt hem Kapitein en zorgt GIJ dat hij er content is, daar aan het Oostfront ! Maar komt niet meer bedelen voor een sjaal rond zijn nek en een kruiske op zijn voorhoofd, hé vent ! Dàt is gedaan ! "”
Door het rode waas voor haar ogen duurde het even voor Marie zag dat ‘den burger’ terug op zijn fiets was gekropen en stoer de aftocht had geblazen...Ze grijnsde met tranende ogen, opgelucht dat ze het eindelijk gezegd had gekregen...
Maar tegelijk begreep ze ook dat Engelborghs haar dit affront vroeg of laat betaald zou zetten ! ...
In de zomer van '41 begon bij sommigen voor het eerst twijfel te rijzen over de Duitse eindzege, nog aangewakkerd door sluikschriften die hier en daar opdoken. Het Brits imperium hield onverwacht op alle fronten stevig stand en leek ook na de bizarre vlucht van Rudolf Hess (Hitlers 'troonopvolger') met een jachtvliegtuig naar Schotland niet door de knieën te gaan. De ontberingen van de voorbije winter, de almaar stijgende levensduurte en de voedselschaarste begonnen in België hun sporen na te laten, terwijl de steeds strengere Duitse dwangmaatregelen de ontevredenheid aanwakkerden...
Na de joden werden nu ook de communisten, de vrijmetselaars en iedereen met een van de Nieuwe Orde afwijkende levenshouding buiten de wet gesteld. De bestraffing van overtredingen werd steeds zwaarder ,ten gevolge van de krijgswet die na de capitulatie van het Belgische leger van kracht was geworden ,en voor het eerst dreigde de bezetter nu ook een paar wegens sabotage ter dood veroordeelden terecht te stellen. Toen de families van deze ongelukkigen in de pers opriepen om met deze zinloze en illegale sabotagedaden tegen de bezetter te stoppen, besefte ‘de zwijgende meerderheidÂ’ langzamerhand dat er toch nog roekeloze landgenoten waren die hun eigen leven op het spel durfden te zetten bij hun verzet tegen de almachtige Duitsers. Maar jammer genoeg niet alleen hun éigen leven...Onschuldige medeburgers werden ongewild mee de dood ingesleurd.
Vooral daarom keurde het gros van de bevolking dergelijke provocaties van het Verzet en de eerste moordaanslagen op loslopende soldaten verontwaardigd af, mede omdat de bezetter op 28 december '41 ter afschrikking inderdaad 5 doodsvonnissen voltrok en alle gevangen communisten naar kampen in Duitsland deporteerde. Dit bekoelde gedurende een paar maanden de ergste heethoofden, die hun wraakacties nu meer tegen gekende Vlaamse collaborateurs richtten omdat het Duitse "straf-tarief" voor dergelijke "volkseigen" moorden veel lager lag.
Toen echter in de herfst '42 weer een tiental VNV-ers en Rexisten vermoord werden, dreigden deze organisaties het recht in eigen hand te nemen, zodat de Duitsers op 27 november '42 als zoenoffer opnieuw acht ter dood veroordeelden fusilleerden.
Op wraak volgde weerwraak : voor 5 Duitsers en 17 collabo's die rond de jaarwisseling ''42-'43 door de "Gewapende Partizanen" werden neergeschoten, moesten 68 gijzelaars het met de dood bekopen .Gijzelààrs , en dus niét noodzakelijk de daders : meestal burgerlijke prominenten die met het moorden geen uitstaans hadden...
Medio '43 schoten rechtse moordeskaders (zoals het "Veiligheidskorps Verbelen" en de "Brigade Z" van Rex) in actie om de laksheid van de Duitsers en het Belgische politieapparaat bij het opspeuren van de daders te "compenseren". Voor elke neergeschoten rechtse medestander vermoorden zij 3 gekende kopstukken uit het linkse kamp, meestal vrijmetselaars, zoals op 27/2/44 gouverneur Galopin van de Société Générale. Ook havenschepen van Antwerpen Erik Sasse viel bij hun eerste slachtoffers. Toen de partizanen uit weerwraak ook gezinsleden van de collabo's vermoordden, was het hek helemaal van de dam. Niemand voelde zich nog veilig en in een ware sfeer van een bloedige burgeroorlog ontstonden (uit enerzijds het rechtse kartel VNV-Rex-Devlag-SS en anderzijds de gewapende weerstandsgroepen) regionale gangsterbendes die er zonder het minste normbesef lustig op los moordden.
Voor 1.150 vermoorde "zwarten" zullen minstens evenveel "witten" - of beter gezegd "roden" - het met de dood moeten bekopen. Het was iedere dag wel iéts. Zo zal "Groep Verbelen", om de sluipmoord tijdens de dorpskermis op een Vlaamse Wachter te wreken, bij een razzia in de gemeente Meensel-Kiezegem (augustus '44) drie weerstanders doden en 89 burgers naar Duitsland laten deporteren, waarvan er 63 in het concentratiekamp zullen sterven...En nà de bevrijding vielen dààr in dit drama nóg doden bij de weerwraak van de "gezonde volkswoede"...In deze waanzinnige tragedie duikt doorlopend de naam "Merckx" op ,familie vàn...(zie wikipedia). Rond dezelfde tijd schoot de Waalse "Brigade Z" haar voorlopig laatste slachtoffers neer: wélgeteld 27 inwoners van Courcelles moesten met hun leven boeten voor de moord op de Rex-burgemeester van Charleroi en zijn vrouw.
De terreur en de doodsbedreigingen tijdens de laatste maanden voor de Bevrijding zou evenwel het moreel van de "zwarten" zodanig ondermijnen, dat ruim 20.000 onder hen in september '44 met de bezetter mee wegtrokken naar het schijnbaar veiligere Duitsland...
Wie waren nu deze z.g. "gewapende weerstanders" ?Zeker niet uitsluitend communisten, ook al kwamen de eerste acties van het gewapend verzet pas in de openbaarheid nà de Duitse inval in de USSR, toen de bezetter uit voorzorg honderden kaderleden van de KP aanhield. Voordien hadden de "roden" zich opvallend koest gehouden en zelfs dikwijls de pro-Duitse loftrompet geblazen, maar dat zou vlug veranderen. De goed georganiseerde celstructuur van hun afdelingen maakte het onderduiken in de illegaliteit makkelijker. Veel van hun leden waren gevluchte joden en (vanaf oktober '42) zij die weigerden naar Duitsland te gaan werken. Voor al deze onderduikers moest geld, rantsoenkaarten en valse papieren verzameld worden, en dat kon enkel via gewapende overvallen op banken en gemeentehuizen. Op zich had dat met "Verzet tegen de Bezetter" niets te maken, maar het was er wel een aanloop toe toen joden, om zich te wreken op het wegvoeren van hun familie, hun eerste Duitser neerschoten...
De communisten waren dus vanaf de zomer '41 wel de motor van het gewapend verzet en onder hun impuls kwam het Onafhankelijkheids Front (O.F.-F.I.) tot stand. Daarin trachtten ze zoveel mogelijk kopmannen van àndere politieke strekkingen te betrekken, maar slaagden daar slechts gedeeltelijk in. In juli '43 werden weer een 100 KP-kaderleden door de bezetter opgepakt en dit verzwakte de communistische greep op het O.F.
Toch bleef de K.P. door haar radicale opstelling de spil van het gewapende verzet, met - medio '44 - een 30.000 leden. Zijn speerpunten, de "Gewapende Partizanen" (G.P.) en de M.O.I. (Main d'Oeuvre Immigré, hoofdzakelijk samengesteld uit jonge Oost-Europese joodse inwijkelingen) stonden onder leiding van oud-Spanje-strijders van de beroemde of beruchte Internationale Brigades.
Industriële sabotage en moordaanslagen op collabo's (maar ook op Duitsers) waren hun specialiteit en van de ongeveer 10.000 gewelddadige weerstandsacties die tijdens de bezetting werden gepleegd namen de 'Gewapende Partizanen' er zeker tweederden voor eigen rekening. Dit lokte dan ook zware represailles van de bezetter uit (zie Meensel-Kiezegem hierboven) , wat de bevolking tegen de G.P. in het harnas joeg. Maar zelf betaalden de G.P. en de M.O.I. ook een zeer zware tol en verloren ruim éénderde van hun effectieven. Dit martelarenschap werd later door de partij fel opgeblazen en politiek flink misbruikt.
Tegenover (en niet nààst) de communisten stond het z.g."Nationaal Verzet", aanvankelijk gevormd door een dertigtal zeer dilettantistische groepjes. Na een pijnlijke natuurlijke selectie en véél "collateral damage" bleven er medio '42 een vijftal over. Daarvan was de elitaire "Groep G" met zijn amper 4.000 leden zonder twijfel de meest actieve. Op 26/1/42 gevormd in de schoot van de gesloten "Université Libre de Bruxelles" met veel ondergedoken joodse studenten, werd deze braintrust van meet af aan door de Britse "Secret Operations Executive" gestimuleerd en met allerlei uitrusting en wapens bevoorraad (meer dan 100 geparachuteerde containers).
De "Groep G" beschikte over veel technische specialisten en had een waterdichte celstructuur. Hun stevig doordachte sabotageacties van kanalen en spoorwegen waren er steeds op berekend om met een minimum aan middelen een maximum resultaat te bereiken, zonder eigen personeel of de burgerbevolking in het gedrang te brengen. Toch werd een kwart van hun effectief gedood. In de nacht van 15 op 16 januari '44 lieten een paar "G-man" in de Ardennen een dertigtal hoogspanningsmasten springen waardoor de industrie van Wallonië en het Roergebied meer dan een maand zonder stroom viel. Deze stunt is de geschiedenis ingegaan als "La Grande Coupure". Voor de rest beperkte het gewelddadig optreden van Groep G zich hoofdzakelijk tot roofovervallen op banken en ravitailleringskantoren om hun leden te bevoorraden. Bij de bevrijding spanden zij zich voor 100% in om kostbare en levensnoodzakelijke infrastructuur tegen de vernielzucht van het vluchtende Duitse leger te beschermen.
Een andere anti-communistische weerstandsgroep bestond uit vrijgelaten krijgsgevangen militairen die, na een paar naamveranderingen, als "Armée Secrète - Geheim Leger" furore zou maken. Niet zodanig door brutale acties tegen de bezetter - al zijn die er zeker geweest - maar vooral door het optreden van zijn 36.000 leden tijdens de bevrijding. Door slopdige nalatigheid en tuchteloos ongeduld viel echter reeds op 27 april '43 heel de staf in Duitse handen. Onze "regering" in Londen stond zeer wantrouwig tegenover deze autoritaire royalisten en zou hen pas eind '43 met wapendroppings beginnen steunen. Van in den beginne was het niet de bedoeling van het G.L. een overmachtige bezetter te provoceren. Het legde wél mobilisatieschuiloorden en wapendepots aan om - nà de landing van de geallieerden ,en enkel op bevel van Londen - achter de Duitse lijnen als een erkend en geregeld leger actie te voeren.
Medio '44 begonnen ze wél driftig te dynamiteren. Maar in september kwam er, door de snelle opmars van de geallieerden van de Seine tot de Nederlandse grens, van een guerrilla achter de frontlijn niets terecht. Wél hadden ze een groot aandeel in de vrijwaring van de Antwerpse haven. Dit is waarschijnlijk de enige actie van het Belgische gewapend verzet die de ondergang van het Duitse leger daadwerkelijk heeft bespoedigd, zonder nadeel voor de bevolking.
Vanaf oktober '44 vormde het "Geheim Leger" de kern van de fuseliers-compagnies, die aan de zijde van de Britten en de Canadezen met succes in de Noorderkempen meevochten. Het G.L. verloor 4.000 man.
Los van het Geheim Leger stonden de "Belgische Militaire Verzetsorganisatie" en het "Bevrijdingsleger", (respectievelijk met 5.000 en 6.000 leden,) de "Belgische Nationale Beweging" (14.000) en de "Nationale Konings-gezinde Beweging" met 5.000 man. Deze groepen hielden zich slechts subsidiair met sabotage en geweldpleging bezig of waren er zelfs vlakaf tégen teneinde de bevolking te sparen.
Dit gold eveneens voor de "Witte Brigade-Fidelio" (3.300 man) die vooral in de Antwerpse regio ageerde bij de openbare diensten en het onderwijs. Haar populariteit bij de schoolbevolking was de oorzaak dat in de volksmond op den duur alle weerstanders in Vlaanderen als "Witten" werden bestempeld, terwijl de praatzucht van de studentjes er voor zorgde dat veel (kleine) sabotageacties dikwijls faliekant afliepen en uiteindelijk een 400 leden het leven kostte.
Dat het gewapend verzet vooral in Wallonië ageerde is geen bewijs dat de Walen betere patriotten zouden geweest zijn, maar werd in de hand gewerkt door de plaatselijk zwakkere Duitse bezetting en het feit dat de meeste onderduikers (ook uit Vlaanderen! ) zich veiliger voelden in de Ardense wouden.
Na de oorlog kregen hier ten lande 140.000 mannen en vrouwen (zowel Belgen als vreemdelingen en vaderlandslozen) een brevet van gewapend verzetsstrijder, waarvan ongeveer 10 % postuum...Zegge dus een 14.000 zielen.
Het officiële naslagwerk, de "Martyrologie van de Belgische Weerstand" ,houdt het op 8.371 vermoorde leden-in-bevolen-dienst...Dit is een verschil van zegge 5.600 doden, die dus niét als martelaar van het Belgisch Verzet werden geboekstaafd...Bezaten deze slachtoffers misschien niet het juiste paspoort ?...Of zou het soms zó zijn dat er bij de Bevrijding in september '44 té kwistig brevetten van gewapend weerstander werden uitgedeeld aan de zogenaamde 'late roepingen' ?...Een soort ultieme witwasoperatie voor de grijze twijfelaars ,voorzichtige "tweezakken" en de vriendjes van de vriendjes die nu dringend als ware patriotten uit hun "geheim" (maar vooral zéér mistig) oorlogsverleden wilden opduiken ?...
Feit is dat de Belgische Gewapende Weerstand met haar illegale acties tegen de bezettingsmacht véél meer onschuldige medeburgers de dood heeft ingejaagd dan dat ze er gered heeft ,- (Meensel-Kiezegem ,Courcelles ,gefusilleerde gijselaars of overleden weggevoerden naar de kampen ,enz enz...)- en met haar aanslagen véél minder Fritzen "om zeep bracht" dan ze daarna eigen medestanders verloor door de Duitse weerwraak. Om nog niét te spreken over de betwiste of mislukte sabotages ,zoals deze van de chemische fabriek van Tessenderloo die bij de ontploffing (29/4/42) het halve dorp mee opblies :100 doden en 900 gewonden ,véél kinderen ,géén Duitsers...
Op 1 oktober vingen Steiner en zijn vrienden panische geruchten op dat het Duitse zomeroffensief, na de overrompeling van het grootste deel van de Oekraïne, nu plots weer vanuit het zuiden in de richting van Moskou was gedraaid. En na twee dagen hoorden ze dat deze nieuwe Duitse aanval de Vjasma-linie, waaraan ze nu al ruim een maand verwoed aan het graven waren, ook ver ten noorden van de kolchoze had doorbroken...Vijandelijke tankspitsen uit noord en zuid :iedereen begreep dat hun pas gebouwde bunkers op deze manier gevaar liepen hier in een reusachtige omsingeling te worden ingesloten en daarbij hun strategisch nut hopeloos verloren hadden.
Die avond hield Steiner krijgsraad met Marco en Shlomo, liggend naast elkaar geleund tegen de nog warme buitenmuur van hun slaapbarak :"Als dat allemaal waar is van dat nieuw Duits offensief in onze richting, wordt het hoogtijd dat ze ons hier naar achter evacueren...Dichter bij Moskou zouden ze ons toch nog eens aan het werk kunnen zetten om een laatste fortengordel aan te leggen ! Zoals de zaken nu schijnen te evolueren zijn we hier niet meer van het minste nut !”"
“"Verdomme Rudi !”" siste Shlomo :"Hou je bek ! Als onze bewakers ook maar zouden dénken dat wij nutteloos zijn geworden, zou je hen nog op smerige gedachten kunnen brengen ! Ons opruimen is voor hen kinderspel, dat weet je goed genoeg ! Het is zeker niet nodig hen dat hardop voor te kauwen !"”
“" Wél ,bon ,en dàn ?” bromde Marco: ” Als ze ons hier op transport zetten, eindigen we in Siberië, sowieso ! Om er te creperen van de kou en de honger ! DaÂ’s ook geen leven hé ! Dan krijg ik nog liever hier een nekschot, kort en goed, met m'Â’n volle pens en de zon in m'Â’n smoel !”"
"“ Zeg makker!”" suste Steiner:" ” Spreek voor jezelf hé ! Ik ben mijn leven nog niet beu ! En daarbij: om ons naar de sneeuwvelden van Siberië te voeren hebben ze een trein nodig, en dat zie ik bij deze chaos nog niet zo rap lukken ! Als wij hier weg gaan, zal het tepoot zijn, en vérder dan een dikke honderd kilometer geraken we niet op die manier...Tot Moskou, dat is de max...”"
Maar bij de broodbedeling, die avond, vingen ze van een keukenmeid op dat de kolchoze heel binnenkort ontruimd zou worden en al het personeel zich klaar moest houden voor een trek naar Siberië ! Dus tóch !...En het leek vast geen kwakkel, want de vrouw had blijkbaar al een ferm potje geweend, zo aan haar rode druipneus te zien...
In de barak werd druk gediscuteerd, nu ze blijkbaar voor een beslissende crisis in hun leven stonden. Dat het personeel van de kolchoze tot achter het Oeralgebergte geëvacueerd zou worden, was in de praktijk nog aan te nemen: er waren hier op het bedrijf ruim vrachtwagens genoeg waar die vrouwen een zitje op konden krijgen, tussen de lading van de kostbare machinerieën...Maar wél ten koste van de honderd goelagslaven: daarvoor was natuurlijk geen vervoer voorzien...Zij klampten zich vast aan de wankele hoop dat de NKVD hen nuttig genoég zou vinden om hen een week-of-zo onder bewaking naar het oosten te laten marcheren. Zoniet zag hun zéér nabije toekomst er inderdaad bar slecht uit ! En dan nóg, overwoog Steiner: “ Wat zouden de NKVD-soldaten doen met de strafgevangenen die de aftocht naar het oosten dreigden te vertragen ?...Want tot een week stappen in ijltempo waren velen onder hen niet meer in staat, Marco in de eerste plaats...”
Maar kort daarop kwam de Politruk het gerucht van de dreigende omsingeling bevestigen en kregen de dwangarbeiders tot hun grote opluchting bevel nog dezelfde avond hals over kop hun povere bezittingen in te pakken ! Ze mochten daarenboven opnieuw aanschuiven om in het voedselmagazijn een maïsbrood en een ringworst af te halen. Dit bijkomend ‘marsrantsoenÂ’ wees er toch op dat hun bewakers niet van plan waren zich van hen met een nekschot te ontdoen, hé ? Maar het was ook niet de gewoonte van de NKVD lastige getuigen levend achter te laten...Dus vertrouwden de meesten er maar op dat ze mee ontruimd zouden worden, al waren de ijsvlakten Siberië nu niet direct de aanlokkelijkste eindbestemming !
Het burgerpersoneel van de kolchoze laadde in het holst van de nacht alles wat reed - zowel tractoren als vrachtwagens, boerenkarren als de zware landbouwmachines - torenhoog vol met pak en zak. En tegen het krieken van de dag verdween geleidelijk iedere productieafdeling langs de smalle veldweg door het bos en de hei naar het oosten, weg uit de dreigende tang...Het werd akelig leeg tussen al die gebouwen, en nóg steeds leek niemand zich om de strafgevangenen te bekommeren !...Zou de NKVD hen hier dan tóch achterlaten ?...Levend ?...
Tegen de morgen werd ook het vee samengedreven en op mars gezet, opgezweept door een dertigtal stevige boerinnen ! Pas toen ook die in het bos verdwenen waren merkten de gevangenen dat de NKVD-soldaten alle gebouwen in brand staken. Marco opperde nog voorzichtig of dit niet het geschikte moment zou zijn om elk voor zich in de natuur te verdwijnen, maar Steiner negeerde zijn gezeur...
Het was toch al klaarlichte dag vooraleer de zenuwachtige bewakers eindelijk weer kwamen opzetten en bruut schreeuwden dat ze zich moesten opstellen in colonne-per-drie ! Oef!...De goelagslaven vertrokken opgelucht als laatsten uit de vuurzee van de kolchoze, stevig omkaderd door de paniekerige soldaten, terwijl de vlammen overal torenhoog uit de gebouwen en de schuren sloegen... Â’verbrande aarde...Â’
Eenmaal in het bos zetten ze er een stevig pas in ! Maar omdat velen op den duur het tempo niet konden volgen schoten de bewakers af en toe in de lucht om de gevangenen ervan te doordringen dat het hen menens was.
“Voorwaarts, voorwaarts !” schreeuwen ze aanhoudend.
Op bevel van de politruk namen de sterksten gaandeweg de zwakke broertjes tussen hen in, en zo ontstond er een gedwongen solidariteit in de rangen. Toch waren ze om het uur verplicht even halt te houden om de achterblijvers te laten aansluiten, en pas in de late namiddag kregen ze weer de veedrijvers met hun kudden in zicht... Tweemaal sjokten ze voorbij een gecrepeerd dier langs de weg, maar de bewakers lieten, dreigend met hun machinepistool, niet toe dat de gevangenen er rap-rap een lap biefstuk zouden uitsnijden...Zo'Â’n wanordelijk oponthoud kon enkel de tucht ondergraven en het halen van de "norm" bedreigen !
Het weer bleef helder en het zachte windje zou voor de nodige verfrissing gezorgd hebben, ware het niet dat door het opwaaiende stof van de colonne vooral de dorst pijnlijk begon te nijpen. Maar Marco hield zich goed, ook al moest hij duidelijk op de tanden bijten. Slecht éénmaal kwamen ze onderweg langs de waterput van een gehucht, en het werd daar een ware veldslag vooraleer de wachten met de wapens orde op zaken konden stellen...
Tegen de eerste avond waren ze een veertig km opgeschoten, en konden ze nog in een leegstaande dorpskerk overnachten. Eerste zorg was natuurlijk om aan drinken te geraken, en aan de drie waterputten die het plaatsje rijk was werd er tot nà de purperen zonsondergang ferm geduwd en getrokken. Het kanongebulder was vanuit het zuiden nu ook goed te horen, wat er op wees dat de dreiging om door de tankspitsen vanuit die richting afgesneden of overrompeld te worden mét het uur gevaarlijker werd. De politruk liet hen echter verstaan dat ze binnen twee dagen achter de Ruzarivier zouden kunnen schuilen om dààr, samen met duizenden opgeëiste burgers, een onneembare wal op te werpen tegen de invasie van de fascisten !
Daar moest Steiner eens goed mee lachen: als noch de Stalinlinie, noch de reeksen bunkers bij Vjasma, noch de brede Dnjeperstroom de Duitse pletwals had kunnen afstoppen, hoe zou dat dan moeten lukken bij zo'Â’n onooglijk watertje als de Ruza waar nog niemand van had gehoord ! Het scheen te gaan over een noordelijke bijrivier van de Moskva, de stroom die door de hoofdstad liep. Shlomo wist echter te vertellen dat de Moskovieten de Ruzarivier beschouwden zoals de Oude Romeinen hun Rubicon: zolang de vreemde legers deze niet hadden overgestoken was de republiek niet in gevaar...En de sovjets zouden tot de laatste man vechten om de naziÂ’s dààr te verslaan, zoniet was de hoofdstad en de rest van het land verloren !
De politruk beloofde ook dat ze morgenavond uit de meegedreven kudden een koe zouden slachten en het vlees verdelen. Maar aangezien ze pas aan het einde van de derde dag op hun bestemming zouden geraken, moesten ze toch zuinig omspringen met hun brood...Daarom kregen ze de toelating om morgen onderweg tijdens de haltes rijpe maïskolven te plukken uit de uitgestrekte velden waar ze langs zouden trekken.
Toen Marco dit hoorde trachtte hij Steiner te overhalen om morgen in één van die onmetelijke maïsvelden weg te vluchten, want al dat eindeloze marcheren kroop niet in zijn koude kleren ! Maar Steiner kon hem dat uit z'Â’n kop praten. Immers, achter hun colonne hadden de laatste NKVD-ers alle velden waar ze langs waren gekomen steeds in brand gestoken en zouden ze vast iedere vluchteling genadeloos neerknallen ! Neen-neen man, hij was zijn leven nog niet beu ! Marco moest maar een paar dagen op de tanden bijten, tot àchter die zogenaamde Ruza-‘RubiconÂ’...
De officier liet ook verstaan dat er ditmaal geen bunkers meer gebouwd moesten worden: bedoeling was dat ze bij de stad Mozjajsk, 80 km verder naar het oosten dus, een reusachtige antitankgracht zouden uitgraven. Hoe ze dààr aan eten zouden geraken, was nog niet geweten, maar voor alle zekerheid zouden ze toch maar een paar koeien bij de hand houden...Het viel hen op dat de man verrassend coulant was geworden, de laatste dagen...Uit angst voor de massa gevangenen waarvoor hij verantwoordelijk was, of voor de oprukkende Duitsers ?...
De volgende morgen was het al aardig wat frisser...
Tijdens heel deze tweede dagmars ging de zon schuil achter dikke wolken: ideaal weer om er flink de pas in te houden ! Een fiks noordenwindje dreef het opwervelende stof zijwaarts de bossen in, waardoor ze ook van deze beproeving verlost werden...Maar Marco kreeg nu last van zijn oude zonnesteek en kon door de hoofdpijn met moeite het marstempo bijhouden. Dus namen Steiner en Shlomo om beurten zijn bepakking over...
Halverwege de namiddag mochten ze dan, zoals de Politruk had beloofd, inderdaad in groepjes van tien man en onder strenge bewaking, rijpe maïskolven trekken uit een veld langs de weg. Maar Marco zag er erg belabberd uit en scheen, mede door de dreigende machinepistolen van de NKVD, helemaal geen zin meer te hebben om een vluchtpoging te wagen tussen de lokkende manshoge begroeiing... Hoe dan ook: de eerste week zouden ze met al die kolven in hun broodzak zeker niet van honger sterven ! Vooral omdat ze die avond in het étappedorp elk nog een lapje vlees kregen uit een geslacht koebeest...
Maar tijdens de nacht kreeg Marco, in de schuur waar zij sliepen, op de koop toe nog een koortsaanval, wat voor de laatste dagmars niets goeds voorspelde...En ze merkten dat op een paar uur tijd het zwoele zomerweer was omgeslagen want plots plensde een weldoende stortvlaag op hun golfplaten dak...Dit zou hen morgen tenminste van dat verstikkende stof verlossen, dachten ze !...Maar van de veedrijvers hoorden ze dat met deze eerste buien het regenseizoen van de herfst gestart was, de zogenaamde "Raspoetitza" Â’,die heel het land binnen de week in één slijkpoel zou veranderen...
De derde dagmars gaf hen een voorproefje van de hel. Het werd koud en mistig onder deze gestage regen die na een uurtje stappen hun broek al kletsnat tegen de knieën deed kleven. Vooraleer uit het dorp te vertrekken hadden de meeste gevangenen wel allerlei vodden ‘georganiseerdÂ’ om zich tegen de drup te beschermen. Shlomo was met drie jute zakken komen aandraven voor hemzelf en zijn vrienden. Dubbelgevouwen als puntcapes over het hoofd boden die de eerste uren wel wat bescherming, maar geleidelijk aan geraakten ook dié doorweekt en drupte het water er langzaam doorheen...
Na een paar uur wou Marco de zijne al geërgerd weggooien, maar Steiner vloog uit: "” Zeg, stomme klootzak ! Uitwringen verdomme ! En opnieuw omhangen ! Of wil je soms een fleures opdoen ?!"”
"“ Nou, en dàn ?” bromde hun oude makker ontmoedigd: ” Dan ben je van mij af...Ik kan van deze uitstap toch al niet meer zo erg genieten...Jij soms wel ?...” "
“ "Ik mag niet klagen.” sneerde Steiner: ” Regen is goed voor mijn patatjes ! En schijnbaar is mijn oor weer aan m'’n kop aan '’t groeien, als ik tenminste op de jeuk mag afgaan !”"
Toen Marco niet op die scherts inging, wist Shlomo dat het met zijn lotgenoot slecht gesteld was :"” Allez makker, nog even doorbijten ! Binnen een uur of vier zijn we aan de Ruza en kan je in het kamp van deze verrukkelijke wandeling nagenieten...”"
Als bij wonder hield het op met regenen, maar het stappen door de plassen en het slijk bleef even slopend. De vette modder kleefde aanhoudend in zware klodden aan hun versleten schoeisel en van het fikse marstempo van de vorige dagen was al héél lang geen sprake meer...De norse bewakers hadden voor het vertrek tegen de ijskoude regen wel hun rubberponchoÂ’s aangetrokken, maar vonden het, net als de gevangenen, duivels lastig om regelmatig de plakken slijk van onder hun laarzen te moeten schrapen. Die wrevel werkten ze uit op de slenterende uitgeputte sukkels die ze voortdurend moesten voortdrijven met schoten in de lucht...Maar tegen de namiddag joeg zo'Â’n bruut in de achterhoede zonder verpinken een wenend menselijk wrak aan de kant van de weg een kogel door het hoofd...
Tegen dergelijke beestachtige dramaÂ’s was het goelag in de loop der jaren langzamerhand immuun geworden. Maar nu vloog toch een schreeuw van afschuw over die koelbloedige moord als een lopend vuur uit de opgejaagde staart van de colonne naar voor. En ondanks de ijzige regen en de kleverige klei kregen de ergste mankepoten plots weer voldoende energie om toch nog een tandje bij te steken... Want nu ook het geruis van de regen had opgehouden was duidelijk te horen dat het kanongebulder van het front weer stukken dichterbij was gekomen...
Tegen valavond van de derde dag kwam Steiners goelag uitgeput aan op hun einddoel: de Ruzarivier ten noorden van de stad Mozjajsk. Marco was er erg aan toe...Ze werden in de dorpskerk van Tokarevo opgesloten, maar van een georganiseerde voedselbedeling was voorlopig geen sprake. Dus ging er weer een koe aan ! Voor de rest moesten ze hun maag maar vullen met een afgekloven maïskolf, in afwachting van betere tijden...
De politruk legde aan de groepsleiders uit wat er morgen van hen verwacht werd en ze konden daarbij hun oren niet geloven ! Ondanks toch iedereen aan het naderend gedonder der kanonnen hoorde dat de bedreiging van de Duitse tankspitsen niét uit het westen of het noorden, maar eerder uit het zuiden kwam, moesten de dwangarbeiders mordicus meehelpen graven aan een eindeloze tankgreppel die pal noord-zuid in de richting van de oprukkende vijand liep, vanaf de Ruzarivier waar ze lagen, recht naar de hoofdbaan Mozjajsk-Moskou !
De politruk keek verbaasd op toen een verward gemor uit het groepje afgevaardigden opsteeg :" ” Wel hond, heb je iets te zeggen ?”" beet hij Shlomo toe die toevallig in het midden van de halve cirkel schuddebollend had staan luisteren. Dat kreeg je natuurlijk met al die bandieten, als je er te menselijk mee omsprong ! Geef ze een vinger en ze kakken op je kop !
Shlomo schrok van deze persoonlijke aanval, maar herpakte zich vlug, en stotterde nederig in vloeiend Russisch :"Gospodin Politruk, gelieve mij te willen verontschuldigen...Maar wij begrijpen uw opdracht niet... Wij menen te mogen veronderstellen dat de tankgracht die wij gaan graven, onze geliefde hoofdstad moet beschermen tegen een frontale aanval van de vijand vanuit het westen, nietwaar...Maar afgaand op het kanonvuur, dat dagelijks wat dichterbij komt vanuit zuidelijke richting, menen wij te mogen veronderstellen dat de fascistische horden naar het noorden oprukken...Zij zullen dus niet frontaal op onze tankgracht stoten, maar er gewoon langs rijden, van zuid naar noord...Ons werk zal nutteloos zijn.".” Zijn medegevangenen knikten instemmend.
Nu vond de politruk het welletjes ! “"Zo honden ! Gij weigert de opdracht die ons door het opperbevel van het Rode Leger werd gegeven ?! Gij meent een weloverwogen beslissing van het Centraal Comité van de partij te mogen tegenwerken ?! Weet ge wat jullie voor dienstweigering te wachten staat, als de Kameraad-luitenant van de NKVD daarvan moest horen ? Alle tien tegen de muur, met zoveel als ge daar staat ! Als het dàt is wat ge wilt, moet ge het maar zeggen ! Ik zal maar doen alsof ik niets gehoord heb en jullie kritiek nooit werd uitgesproken ! Ingerukt nu, en rap !"”
Steiner slaagde erin bij de chef van de keuken, ook een oud-brigadist van de Spaanse burgeroorlog, voor Marco een beschut postje in het kampement los te peuteren, in de hoop dat zijn makker zo langzaam weer op krachten zou kunnen komen...Want hij voorzag dat de aanhoudende regens van de ‘Rasputitza’ het graafwerk aan de gracht tot een echt slavenlabeur zou maken waartegen zijn makker vast niet bestand zou zijn.
En inderdaad, een week lang zwoegden ze in ploegen, zowel overdag als '‘s nachts, samen met duizenden lotgenoten uit àndere goelags én grote groepen vrouwen die uit de hoofdstad werden aangevoerd, om deze diepe, eindeloos lange tankgracht uit te graven. Vreemd genoeg leek ondertussen het front niet veel dichterbij te komen, als ze op het kanongebulder mochten afgaan...Waarschijnlijk ondervond de Duitse opmars evenveel last als zij van de overweldigende ‘RasputitzaÂ’ die alle velden en wegen in één grote grauwe slijkpoel had omgetoverd...
Misschien kwam het door de mist en de regenvlagen, maar de fameuze Ruza-rivier kregen ze niet meer te zien. Niet dat hen dat veel kon schelen, want in de mythische kracht van deze Russische ‘RubiconÂ’ geloofden ze al lang niet meer...Het enige wat de goelagslaven nog een beetje interesseerde was hoe ze in deze benarde situatie, zo dicht bij het moordende front, zouden kunnen overleven... Hun beslijkte lompen kregen nauwelijks de tijd om een beetje te drogen en reeds na drie dagen waren de eerste zware zieken er van uitputting bij neer gevallen. En alsof dat slopende titanenwerk in regen en sneeuw op zích nog niet genoeg doden eiste, kregen ze bij elke opklaring nog aanvallen van laagvliegende Duitse jachttoestellen te verduren, die hen genadeloos met bommen en boordwapens bestookten !
Zelfs Steiner begon er de moed bij te verliezen :"Shlomo makker, ik geloof nooit dat we hier nog levend uit deze slijkpoel gaan geraken !..."”
Beslaat de periode van oktober Â’41 tot december Â’42 en gaat over kanonnenvlees, luidsprekers, een zigeunermoeder en een hoop amateurspionnen...
B44. DE ZONDVLOED GENAAMD "RASPOUTITZA".
Vlucht naar Volokolamsk ,eind oktober '41.
Hoewel de temperatuur voor een Russische winter nog uiterst zacht was, begon het tijdens de late namiddag plots fors te sneeuwen. In minder dan een uur werd het grauwe verzopen landschap met een proper wit laken bedekt, waarin de vers gedolven tankgracht met de duizenden grondwerkers een rechte zwarte kerf maakte.
“" Sneeuw, verdomme ! Dàt mankeerde er nog aan ! "” sakkerde Steiner: ” "Bij de eerstvolgende opklaring zullen de bommenwerpers van de Luftwaffe niet lang moeten zoeken waar de zogenaamde Mozjajsk-linie ergens ligt ! Als een dikke zwarte lijn op een wit blad, dat valt op vanaf tien kilometer afstand ! Wat een rotland !" ”
En op de koop toe: zolang het niet harder begon te vriezen, zou deze sneeuw de bodemloze brei, waar ze nu al een tiental dagen en nachten in ploeterden, nóg zompiger maken. Doch de veedrijvers in het kantonnement verwachtten de eerste week nog geen vorst van betekenis, en die mensen kénden de grillen van het plaatselijke klimaat...
Steiner en Shlomo hadden er juist hun shift van acht uur graven opzitten en konden nu even bekomen in het tochtige kerkje van Tokarevo. Vlug hun druipende beslijkte kleren uitwringen en pogen te drogen rond één van de vijf braseroÂ’s die de vorst uit het hoge gewelf moesten weghouden...Marco had voor hun eten gezorgd uit de gaarkeuken: de man een schep warme maïspap met een reepje rundsvlees en een homp brood met zure haring...Zoiets werkte je machinaal naar binnen, liefst zonder er smaak in te zoeken. En ook al werd de honger er nauwelijks door verdreven, het was altijd dàt meegenomen...
Door het afstompende labeur aan de tankgracht was Steiner de tel kwijtgeraakt, maar Shlomo beweerde dat het de 17de oktober was: inderdaad nog véél te vroeg om nu al te beginnen winteren, vond hij, zelfs voor Midden-Rusland...Hij zeurde nog wat door om de sombere stilte rond het vuur te doorbreken, maar de anderen luisterden nauwelijks...Op zijn eigen Poolse platteland, vervolgde hij, kampte de landbouw ook ieder jaar met de pest van de herfstregens, maar zíjn nationale ‘rasputitzaÂ’ verlamde het boerenleven niet zo drastisch als hier in Rusland blijkbaar het geval was...
" ” En samen met de eerste sneeuw, zo rond 1 november, valt bij ons ook de winter binnen en maakt de harde vorst de wegen als bij toverslag plots weer berijdbaar.”.."
Steiner schraapte z'Â’n keel :"“ Die oude veehoeder beweerde dat het regenseizoen hier ruim een maand aan een stuk duurt, en héél die tijd zit al het zwaar verkeer op het platteland volledig geblokkeerd...”
Shlomo bleef maar sakkeren :"“ Ze doen hier ook niet veel moeite om die stilstand te verhelpen ! Bij ons in Polen gaat ondanks de regen het leven op het land gewoon door. Maar onze landwegen worden dan ook doorlopend onderhouden, ook al wordt daar bij ons ieder jaar opnieuw sterk over geklaagd. Zo zie je maar: het kan altijd slechter dan je denkt ! En op een ànder is het niet altijd béter !" ”
“" Alles is een kwestie van afwateren."” wist Steiner :" “ Ik heb jarenlang in de Belgische kolenmijnen getravakt, en zolang die gangen droog waren, leek de bodem wel van beton ! Maar zohaast de pompen stilvielen zakte je ook al rap tot je enkels in de smurrie...Hadden wij op ons gat blijven zitten, zoals die luiaards van Russen hier, dan waren we óók al lang in die mijnen verzopen !" ”
Marco had zich tot nu toe nog niet met dit gewauwel bemoeid, maar vloog nu geërgerd uit:
“ "Maar verdomme ! Ge moest blij zijn dat door de regen én die luie Russen alleleven hier een maand stilligt ! Of is het jullie nog niet opgevallen dat de tanks van de Fritzen de laatste dagen geen meter dichterbij zijn gekomen ?! Denk je soms dat ze opeens geen goesting meer hebben om Moskou te veroveren ? Of is het misschien zó, dat hun nafttoevoer in het slijk is blijven steken, en dat de konvooien met hun munitie en hun freet ergens onderweg zijn vastgereden ?...We mogen verdomme onze handjes kussen als de échte vorst nog een week of twee uit blijft, zodat wij ons werk hier deftig kunnen afmaken ! ...”"
"“ Jij hebt gemakkelijk spreken !" ” bromde Steiner :"“Wij verzuipen in die ijzige modder, terwijl jij lekker droog in de keuken werkt ! En daarbij, of onze tankgracht hier klaar komt of niét, zal aan de toestand geen snars veranderen: de moffen zullen er sowieso niet door gehinderd worden ! Vorige week zag je al zonneklaar dat ze weer van plan waren achter onze rug door te stoten en heel het boeltje als naar gewoonte aan de oostkant netjes te omsingelen ! Shlomo heeft onze vrees toen op gevaar van zijn leven duidelijk aan de politruk uitgelegd, maar die vertrouwde op de alwetende wijsheid van Vadertje Stalin ! Je zal wel zien: zohaast de vorst intreedt en de modder stijf bevroren raakt, stoten hun tanks achter onze rug netjes door naar het noorden, en zitten we vast in hun omsingeling ! Dan mogen wij het vergeten, makker ! ... Maar het is zinloos je daarover nog op te winden...”"
Shlomo knikte bedrukt :"“ Daarbij, als het binnenkort écht begint te vriezen, is het sowieso gedaan met delven. Dan verandert in één nacht heel die zompige boel opeens in arduin waartegen we met onze spade niets meer kunnen uitrichten !" ”
Steiner vatte hun noodlot nogmaals kernachtig samen :" Zoals ik kom te zeggen: als het één nacht deftig durft vriezen, dan rijden de Duitse tanks ons de volgende morgen vrolijk voorbij! ...Wat een rotleven ! ”"
ZoÂ’ 'n vaart liep het gelukkig niet. Het bleef kwakkelweer, met regen- en sneeuwbuien, en met af en toe een straaltje zon...Waarvan de vijandelijke vliegtuigen dan telkens ijverig gebruik maakten om hen in scheervlucht met de boordwapens te bestoken. In het verstrooide mierennest langs de tankgracht vielen steeds meer doden, die gewoon in de berm werden begraven...De zwaargekwetsten eisten méér verzorging, maar door onmacht en tijdsgebrek kon niemand hen die geven, waardoor ze meestal binnen het etmaal tóch stierven of ,– als het goelagslaven betrof ,– gewoon door de NKVD uit hun lijden werden geholpen...Tot diep afgrijzen van de Moskouse vrouwen uit de zogenaamd ‘vrijwilligeÂ’ arbeidscommandoÂ’s, die ondanks de totale uitputting tóch stug bleven voort scheppen...
Plots, rond 20 oktober, hoorden ze aan het aanzwellend kanongebulder dat de Duitsers hun offensief hadden hervat. Het had in hun regio nochtans niet noemenswaard gevroren en de grond was indien mogelijk nog zompiger geworden door de aanhoudende afwisseling van sneeuw- en regenvlagen. De tankcolonnes zélf werden dus blijkbaar niet erg door de modder gehinderd, maar wél de vrachtwagens met de munitie en benzineaanvoer...Als de moffen vandaag hun offensief hadden hervat, waren ze er dus waarschijnlijk in gelukt hun bevoorradingscolonnes dóór het slijk tot bij de eerste lijn te slepen...
Maar ook het Rode Leger had ondertussen haar front kunnen versterken met verse troepen en slaagde er blijkbaar in de Duitse opmars wat af te remmen. In Tokarevo wemelde het van het voetvolk en de soldaten schenen de relatieve luxe van zo'Â’n dorp erg te appreciëren. Toch wist iedereen dat dit slecht een uitstel van executie betekende: de meesten zouden de komende dagen sowieso door de vleesmolens van het front worden gedraaid en het ‘gezelligeÂ’ dorpje Tokarevo zou onherroepelijk worden platgebrand...Temeer daar Marco dié avonds in het kamp het gerucht opving dat de partijtop al de hoofdstad in paniek had ontruimd en er de ‘staat van belegÂ’ had uitgeroepen, met als naar gewoonte veel standrechtelijke liquidaties voor gevolg...Straks zou deze gevreesde terreur ook wel naar de frontregio overwaaien. De slaven van de goelag hoefden daar geen tekeningetje bij te krijgen: er was rottigheid op komst en zijzélf zouden de zwaarste klappen mogen incasseren...
In de loop van de namiddag werden de werken plots gestaakt. Men fluisterde dat Mozjajsk gevallen was en dat de moffen hier ieder ogenblik konden verschijnen! Iedereen moest zich klaar maken voor de terugtocht naar Volokolamsk
Shlomo zuchtte :"Nu zie je hoe nutteloos onze onmenselijke inspanningen van de laatste veertien dagen zijn geweest. Ik heb gehoord dat de tanks van de moffenergens in het zuiden onze Mozjask-linie doorbroken hebben en dan met een scherpe bocht naar het noorden zonder veel moeite de grote baan Smolensk-Moskou zijn overgestoken ! En natuurlijk gaan ze, zoals ik het aan de politruk heb voorspeld, als naar gewoonte wéér langs de àchterkant van ons moeizaam opgeworpen verdedigingsstelsel naar het noorden stormen, net zoals ze voordien bij Vjasma hebben gedaan ! Met andere woorden: mooi evenwijdig mét, maar juist àchter onze verdomde tankgracht ! Dat kon het kleinste kind voorzien, maar voor die geborneerde Ruskies was dat waarschijnlijk té hoog gegrepen ! Vraag is nu wat er met ons gaat gebeuren, want natuurlijk rollen de moffen binnen een paar dagen zónder meer onze onneembaar verklaarde Mojajsk-linie langs de mystieke Ruzarivier op, even makkelijk als een topograaf zijn lintmeter ! ...Nu onze politruk dat dan eindelijk schijnt te begrijpen, vraag ik mij af wat ze verder met ons van plan zijn...”"
Wat het noodlot voor hen in petto had, vertelde de politruk hen nog dezelfde avond: morgenvroeg werden alle werkkrachten van de tankgracht op transport gezet in de richting van de grote stad Volokolamsk, een kleine dertig kilometer meer naar het noorden. ‘Op transport gezetÂ’ betekende natuurlijk weer één of twee dagmarsen te-poot! De vrouwenbataljons van Moskou zouden dààr ingezet worden om de verdedigingswerken te helpen versterken op de steenweg tussen dit industrieel centrum en de hoofdstad. Maar op alle mannelijke arbeidskrachten werd beroep gedaan zich vrijwillig in te lijven bij het Rode Leger, want het vaderland was in hoge nood ! Dus dat sloeg óók op alle Russen uit de diverse goelags, hier ter plaatse, die daarmee de kwijtschelding van hun straf konden bekomen...De gevangenen van vreemde nationaliteit ,– 'Â’t is te zeggen het gros van Steiners goelag ,konden normaal niet van deze gunstmaatregel ‘genietenÂ’...Maar wie zich tóch geroepen voelde, mocht zich bij de politruk melden: die zou daar dan wel een goed woordje voor hen doen...
Verbijstering alom, natuurlijk ! Vadertje Stalin, die hen in volle willekeur en om politieke redenen met een ongekende wreedheid tot jarenlange slavernij had veroordeeld, bleek hen nu plots te kunnen gebruiken als vulgair kanonnenvlees! Van een gunst gesproken, zeg !
Steiners vrienden moesten over dit zotte voorstel niet lang debatteren. Tijdens het morgenappèl kreeg de politruk dan ook nul op het rekwest. Onnodig te zeggen dat meneertje daar niet bijster gelukkig mee was...
De haastige aftocht van hun goelag uit het kamp van Tokarevo langs de stukgereden weg naar Volokolamsk, leek in niéts op hun ontruiming van de kolchoze, drie weken geleden! Dié waren ze toen gestart met frisse moed bij mooi herfstweer, als een pastorale wandeling door bos en heide, midden rijpe maïsvelden...Maar nu strompelden ze onder de ijzige regenvlagen door de sneeuwblubber uitgeput voort, met niets dan natte beslijkte lompen aan hun lijf. En ditmaal waren ze allesbehalve alléén! Buiten de duizenden slaven van de àndere goelags leek ook het Rode Leger terug te wijken richting Volokolamsk en mochten de gevangenen regelmatig een handje toesteken om vastgereden paardenkarren en vrachtwagens uit de modder los te trekken. Zo schoten ze natuurlijk nauwelijks op...Soms kregen ze opnieuw zicht op de eindeloze tankgracht die echter in de terreinzonken reeds half vol regenwater stond...Hun kanaal van Suez...
Steiner maakte tegen Shlomo de sombere bedenking dat hun ‘Egyptisch bouwsel’ bij de eerste felle vorst volledig dicht zou vriezen en, zeker op deze overstroomde plaatsen, als tankversperring totaal waardeloos was...
Waarop de Poolse professor slechts schokschouderend zuchtte: "Ik heb het toch gezegd !” Quid hoc demonstrandum...”"
Steiner vroeg hem niet wat hij met deze latijnse slagzin bedoelde. Alles was nutteloos ...
Onze vrienden zijn nooit tot in Volokolamsk geraakt. Na drie dagen ploeteren in dit hondenweer bleven ze in volle verwarring van het terugwijkende leger versuft achter op een godvergeten goederenstationnetje midden in de witte steppe, ver ten oosten van de grote stad. Eindelijk hadden ze op de laadkaaien weer vaste grond onder de voeten en waren ze van het slijk verlost. Onderweg hadden ze wel nog een tiental lotgenoten verloren door uitputting, afgemaakt door de schietgrage bewakers of gevallen onder het vuur van de overscherende vijandelijke vliegtuigen...
Later bleek de negorij waar ze een onderkomen hadden gevonden "‘Platforma Dubosekovo"Â’ te heten, een overslagplaats langs de spoorlijn naar Moskou voor dennebomen en suikerbieten waarvan er tussen de rangeerrails nog grote hopen onder de sneeuw waren achtergebleven. Het onooglijke bakstenen kantoortje van de lokale stationchef werd zonder veel omhaal opgeëist door de politruk die er zich installeerde met zijn sectie NKVD soldaten. Op het zijspoor stonden zes lege gesloten goederenwagons waarin de dwangarbeiders hun intrek namen. Naar Russische gewoonte lagen hèr en dèr een paar verroeste braseroÂ’s en met het dennenhout en geroosterde suikerbieten wist het goelag er vlug een gezellige boel van te maken. Voorlopig zaten ze met een volle maag warm en droog in hun wagons rond hun roodgloeiende vuurkorven en waren ze weer gered van de zondvloed!
Wat er morgen zou komen kon niemand zich aantrekken. Veel slechter dan gisteren kon het sowieso niet worden ! Dachten ze...
Door de groeiende Russische weerstand op het centrale front richting Moskou ,splitste Hitler op 14/8/'41 zijn hoofdinspanning in een noordelijke (Leningrad) en een zuidelijke (Rostov) as. Maar omdat het offensief richting Zee van Azov zo vlot verliep, veranderde Hitler op 1/10 nogmaals van mening en liet een paar divisies van de zuidelijke as naar het centrale front afzwenken : hij wilde nu toch Moskou veroveren vóór de winter intrad.
Het was evenwel te laat. De regens hadden op het centrale front alle wegen veranderd in immense slijkpoelen. En ook al trachtten de tanklegers tijdens aanhoudende zware gevechten langzaam maar zeker de hoofdstad vanuit het noorden en het zuiden te omsingelen, de bevoorrading van deze offensieven bleef in de "Raspoetitza" steken. De vorst trad dan weer vroeg in met zware sneeuwstormen en bij de Duitsers was man noch paard of materiaal daartegen bestand: ze bevroren ter plaatse, ook al stonden ze uiteindelijk nog slechts op een boogscheut van het Kremlin.
Op 15/11 werd de Duitse opmars langs de steenweg van Volokolamsk naar Moskou op 140 km van de hoofdstad een eerste maal afgeremd door haastig opgetrommelde fabrieksmilities, maar bij gebrek aan voldoende wapens moest dit "rood kanonnenvlees" toch nog voor een paar Duitse tanks wijken.
Deze doorbraak veroorzaakte de volgende dag (16/11) in Moskoueen golf van paniek en in de daarop volgende week namen alle partij-instanties hals over kop de benen. Enkel de bewindstop bleef op post en vorderde de Moskovieten op in alle haast nog vier verdedigingslinies ten westen van de stad aan te leggen, waarvan de laatste zelfs over de binnenboulevards liep. Daar kon Stalin de eerste verse Siberische versterkingen in de strijd werpen. De burgers werden aangemaand om dienst te nemen in "communistische bataljons" om hun hoofdstad te redden, maar slecht 12.000 man liet zich nog pramen. Het gros van de bevolking sloeg op de vlucht in een stormloop naar de spoorwegstations en de oostelijke uitvalswegen.
Op 20/11 doorbraken de Duitsers langs de steenweg Volokolamsk-Moskou de eerste verdedigingsgordel op 90 km van het Kremlin. Veertien dagen later vielen ze met hun laatste reserves de tweede gordel aan, op 30 km ten noordwesten van Moskou. Maar deze hield ondanks verwoede doorbraakpogingen stand. Nu barstte de gevreesde Siberische winter pas écht los ,met nachtvorst van min 40° celcius ! Even zagen de Duitse soldaten in de verte de torens van het Kremlin. Dichter bij de hoofdstad zouden ze nooit geraken: alle motoren bevroren ter plaatse en de totaal uitgeputte trekpaarden van de bevoorradingscolonnes stierven in de modderpoelen ,staande in het gareel.
Nu kon Hitler zijn vriend Mussolini wel vervloeken: door diens schuldige losbolligheid was in het voorjaar één volle maand verloren gegaan met de nutteloze veldtochten in de Balkan, één maand die de Führer nu tekort kwam om nog vóór de winter het Kremlin te veroveren.
Voor Hitler was Volokolamsk dus het einde van zijn dromen omdat zijn opmars naar Moskou dààr voor het eerst 48 uren werd afgestopt. Zijn tankspitsen vorderden nà de val van deze stad in de volgende twintig dagen nog moeizaam tot op achttien kilometer van de hoofdstad. Ach, zal je zeggen , zij verloren bij Volokolamsk, door de verbeten weerstand van uitgeputte Sovjettroepen slechts twee dagen. Maar deze twee dramatische dagen kwamen zij tekort om tijdig in de stad binnen te dringen en er in de 'warme' huizen beschutting te vinden tegen de bloedstollende opmars van GENERAAL WINTER. Door deze twee verloren dagen bevroren ze nu ter plaatse midden de sneeuwstormen in de verijsde toendra.
Deze laatste kans was nu verkeken: twee weken later werden de uitgeputte Duitsers door verse Siberische troepen 100 km. achteruit geworpen en was Volokolamsk weer in sovjethanden. Nog vóór Kerstmis stortte heel het centrale Duitse front in tussen Volokolamsk en de Zee van Azov.
Deze terugtocht sloeg om in een vlucht naar de winterstellingen, 200 km meer naar het westen ,waar de "Rode Pletrol" pas op 1/2/42 eindelijk tot stilstand kwam.