" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
03-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 200
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B42BIS:  HET GEWAPEND VERZET.                                          

 

In de zomer van '41 begon bij sommigen voor het eerst twijfel te rijzen over de Duitse eindzege, nog aangewakkerd door sluikschriften die hier en daar opdoken. Het Brits imperium hield onverwacht op alle fronten stevig stand en leek ook na de bizarre vlucht van Rudolf Hess (Hitlers 'troonopvolger') met een jachtvliegtuig naar Schotland niet door de knieën te gaan. De ontberingen van de voorbije winter, de almaar stijgende levensduurte en de voedselschaarste begonnen in België hun sporen na te laten, terwijl de steeds strengere Duitse dwangmaatregelen de ontevredenheid aanwakkerden...

Na de joden werden nu ook de communisten, de vrijmetselaars en iedereen met een van de Nieuwe Orde afwijkende levenshouding buiten de wet gesteld. De bestraffing van overtredingen werd steeds zwaarder ,ten gevolge van de krijgswet die na de capitulatie van het Belgische leger van kracht was geworden ,en voor het eerst dreigde de bezetter nu ook een paar wegens sabotage ter dood veroordeelden terecht te stellen. Toen de families van deze ongelukkigen in de pers opriepen om met deze zinloze en illegale sabotagedaden tegen de bezetter te stoppen, besefte ‘de zwijgende meerderheid’ langzamerhand dat er toch nog roekeloze landgenoten waren die hun eigen leven op het spel durfden te zetten bij hun verzet tegen de almachtige Duitsers. Maar jammer genoeg niet alleen hun éigen leven...     

Vooral daarom keurde het gros van de bevolking dergelijke provocaties van het Verzet en de eerste moordaanslagen op loslopende soldaten verontwaardigd af, mede omdat de bezetter op 28 december '41 ter afschrikking inderdaad 5 doodsvonnissen voltrok en alle gevangen communisten naar kampen in Duitsland deporteerde. Dit bekoelde gedurende een paar maanden de ergste heethoofden, die hun wraakacties nu meer tegen gekende Vlaamse collaborateurs richtten omdat het Duitse "straf-tarief" voor dergelijke "volkseigen" moorden veel lager lag.

Toen echter in de herfst '42 weer een tiental VNV-ers en Rexisten vermoord werden, dreigden deze organisaties het recht in eigen hand te nemen, zodat de Duitsers op 27 november '42 als zoenoffer opnieuw acht ter dood veroordeelden fusilleerden.              

Op wraak volgde weerwraak : voor 5 Duitsers en 17 collabo's die rond de jaarwisseling ''42-'43 door de "Gewapende Partizanen" werden neergeschoten, moesten 68 gijzelaars het met de dood bekopen .Gijzelààrs , en dus niét noodzakelijk de daders : meestal burgerlijke prominenten die met het moorden geen uitstaans hadden...           

Medio '43 schoten rechtse moordeskaders (zoals het "Veiligheidskorps Verbelen" en de "Brigade Z" van Rex) in actie om de laksheid van de Duitsers en het Belgische politieapparaat bij het opspeuren van de daders te "compenseren". Voor elke neergeschoten rechtse medestander vermoorden zij 3 gekende kopstukken uit het linkse kamp, meestal vrijmetselaars, zoals op 27/2/44 gouverneur Galopin van de Société Générale. Ook havenschepen van Antwerpen Erik Sasse viel bij hun eerste slachtoffers. Toen de partizanen uit weerwraak ook gezinsleden van de collabo's vermoordden, was het hek helemaal van de dam. Niemand voelde zich nog veilig en in een ware sfeer van een bloedige burgeroorlog ontstonden (uit enerzijds het rechtse kartel VNV-Rex-Devlag-SS en anderzijds de gewapende weerstandsgroepen) regionale gangsterbendes die er zonder het minste normbesef lustig op los moordden.               

Voor 1.150 vermoorde "zwarten" zullen minstens evenveel "witten"  - of beter gezegd "roden" - het met de dood moeten bekopen. Het was iedere dag wel iéts. Zo zal "Groep Verbelen", om de sluipmoord tijdens de dorpskermis op een Vlaamse Wachter te wreken, bij een razzia in de gemeente Meensel-Kiezegem (augustus '44) drie weerstanders doden en 89 burgers naar Duitsland laten deporteren, waarvan er 63 in het concentratiekamp zullen sterven...En nà de bevrijding vielen dààr in dit drama nóg doden bij de weerwraak van de "gezonde volkswoede"...In deze waanzinnige tragedie duikt doorlopend de naam "Merckx" op ,familie vàn...(zie wikipedia). Rond dezelfde tijd schoot de Waalse "Brigade Z" haar voorlopig laatste slachtoffers neer: wélgeteld 27 inwoners van Courcelles moesten met hun leven boeten voor de moord op de Rex-burgemeester van Charleroi en zijn vrouw.

De terreur en de doodsbedreigingen tijdens de laatste maanden voor de Bevrijding zou evenwel het moreel van de "zwarten" zodanig ondermijnen, dat ruim 20.000 onder hen in september '44 met de bezetter mee wegtrokken naar het schijnbaar veiligere Duitsland...       

Wie waren nu deze z.g. "gewapende weerstanders" ?  Zeker niet uitsluitend communisten, ook al kwamen de eerste acties van het gewapend verzet pas in de openbaarheid nà de Duitse inval in de USSR, toen de bezetter uit voorzorg honderden kaderleden van de KP aanhield. Voordien hadden de "roden" zich opvallend koest gehouden en zelfs dikwijls de pro-Duitse loftrompet geblazen, maar dat zou vlug veranderen. De goed georganiseerde celstructuur van hun afdelingen maakte het onderduiken in de illegaliteit makkelijker. Veel van hun leden waren gevluchte joden en (vanaf oktober '42) zij die weigerden naar Duitsland te gaan werken. Voor al deze onderduikers moest geld, rantsoenkaarten en valse papieren verzameld worden, en dat kon enkel via gewapende overvallen op banken en gemeentehuizen. Op zich had dat met "Verzet tegen de Bezetter" niets te maken, maar het was er wel een aanloop toe toen joden, om zich te wreken op het wegvoeren van hun familie, hun eerste Duitser neerschoten...             

De communisten waren dus vanaf de zomer '41 wel de motor van het gewapend verzet en onder hun impuls kwam het Onafhankelijkheids Front (O.F.-F.I.) tot stand. Daarin trachtten ze zoveel mogelijk kopmannen van àndere politieke strekkingen te betrekken, maar slaagden daar slechts gedeeltelijk in. In juli '43 werden weer een 100 KP-kaderleden door de bezetter opgepakt en dit verzwakte de communistische greep op het O.F.

Toch bleef de K.P. door haar radicale opstelling de spil van het gewapende verzet, met - medio '44 - een 30.000 leden. Zijn speerpunten, de "Gewapende Partizanen" (G.P.) en de M.O.I. (Main d'Oeuvre Immigré, hoofdzakelijk samengesteld uit jonge Oost-Europese joodse inwijkelingen) stonden onder leiding van oud-Spanje-strijders van de beroemde of beruchte Internationale Brigades.

Industriële sabotage en moordaanslagen op collabo's (maar ook op Duitsers) waren hun specialiteit en van de ongeveer 10.000 gewelddadige weerstandsacties die tijdens de bezetting werden gepleegd namen de 'Gewapende Partizanen' er zeker tweederden voor eigen rekening. Dit lokte dan ook zware represailles van de bezetter uit (zie Meensel-Kiezegem hierboven) , wat de bevolking tegen de G.P. in het harnas joeg. Maar zelf betaalden de G.P. en de M.O.I. ook een zeer zware tol en verloren ruim éénderde van hun effectieven. Dit martelarenschap werd later door de partij fel opgeblazen en politiek flink misbruikt.         

Tegenover (en niet nààst) de communisten stond het z.g."Nationaal Verzet", aanvankelijk gevormd door een dertigtal zeer dilettantistische groepjes. Na een pijnlijke natuurlijke selectie en véél "collateral damage" bleven er medio '42 een vijftal over. Daarvan was de elitaire "Groep G" met zijn amper 4.000 leden zonder twijfel de meest actieve. Op 26/1/42 gevormd in de schoot van de gesloten "Université Libre de Bruxelles" met veel ondergedoken joodse studenten, werd deze braintrust van meet af aan door de Britse "Secret Operations Executive" gestimuleerd en met allerlei uitrusting en wapens bevoorraad (meer dan 100 geparachuteerde containers). 

De "Groep G" beschikte over veel technische specialisten en had een waterdichte celstructuur. Hun stevig doordachte sabotageacties van kanalen en spoorwegen waren er steeds op berekend om met een minimum aan middelen een maximum resultaat te bereiken, zonder eigen personeel of de burgerbevolking in het gedrang te brengen. Toch werd een kwart van hun effectief gedood. In de nacht van 15 op 16 januari '44 lieten een paar "G-man" in de Ardennen een dertigtal hoogspanningsmasten springen waardoor de industrie van Wallonië en het Roergebied meer dan een maand zonder stroom viel. Deze stunt is de geschiedenis ingegaan als "La Grande Coupure". Voor de rest beperkte het gewelddadig optreden van Groep G zich hoofdzakelijk tot roofovervallen op banken en ravitailleringskantoren om hun leden te bevoorraden. Bij de bevrijding spanden zij zich voor 100% in om kostbare en voorname infrastructuur tegen de vernielzucht van het vluchtende Duitse leger te beschermen.         

Een andere anti-communistische weerstandsgroep bestond uit vrijgelaten krijgsgevangen militairen die, na een paar naamveranderingen, als "Armée Secrète - Geheim Leger" furore zou maken. Niet zodanig door brutale acties tegen de bezetter - al zijn die er zeker geweest - maar vooral door het optreden van zijn 36.000 leden tijdens de bevrijding. Door nalatigheid en ongeduld viel echter op 27 april '43 heel de staf in Duitse handen. Onze "regering" in Londen stond zeer wantrouwig tegenover deze autoritaire royalisten en zou hen pas eind '43 met wapendroppings beginnen steunen. Van in den beginne was het niet de bedoeling van het G.L. een overmachtige bezetter te provoceren. Het legde wél mobilisatieschuiloorden en wapendepots aan om - nà de landing van de geallieerden ,en enkel op bevel van Londen - achter de Duitse lijnen als een erkend en geregeld leger actie te voeren.  

Medio '44 begonnen ze wél driftig te dynamiteren. Maar in september kwam er, door de snelle opmars van de geallieerden van de Seine tot de Nederlandse grens, van een guerrilla achter de frontlijn niets terecht. Wél hadden ze een groot aandeel in de vrijwaring van de Antwerpse haven. Dit is waarschijnlijk de enige actie van het Belgische gewapend verzet die de ondergang van het Duitse leger daadwerkelijk heeft bespoedigd, zonder nadeel voor de bevolking.

Vanaf oktober '44 vormde het "Geheim Leger" de kern van de fuseliers-compagnies, die aan de zijde van de Britten en de Canadezen met succes in de Noorderkempen meevochten. Het G.L. verloor 4.000 man.                        

Los van het Geheim Leger stonden de "Belgische Militaire Verzetsorganisatie" en het "Bevrijdingsleger", (respectievelijk met 5.000 en 6.000 leden,) de "Belgische Nationale Beweging" (14.000) en de "Nationale Konings-gezinde Beweging" met 5.000 man. Deze groepen hielden zich slechts subsidiair met sabotage en geweldpleging bezig of waren er zelfs vlakaf tégen teneinde de bevolking te sparen.

 Dit gold eveneens voor de "Witte Brigade-Fidelio" (3.300 man) die vooral in de Antwerpse regio ageerde bij de openbare diensten en het onderwijs. Haar populariteit bij de schoolbevolking was de oorzaak dat in de volksmond op den duur alle weerstanders in Vlaanderen als "Witten" werden bestempeld, terwijl de praatzucht van de studentjes er voor zorgde dat veel (kleine) sabotageacties dikwijls faliekant afliepen en uiteindelijk een 400 leden het leven kostte.                                                                        

Dat het gewapend verzet vooral in Wallonië ageerde is geen bewijs dat de Walen betere patriotten zouden geweest zijn, maar werd in de hand gewerkt door de plaatselijk zwakkere Duitse bezetting en het feit dat de meeste onderduikers (ook uit Vlaanderen! ) zich veiliger voelden in de Ardense wouden.                                           

 Na de oorlog kregen hier ten lande 140.000 mannen en vrouwen (zowel Belgen als vreemdelingen en vaderlandslozen) een brevet van gewapend verzetsstrijder, waarvan ongeveer 10 % postuum...Zegge dus een 14.000 zielen.

Het officiële naslagwerk, de "Martyrologie van de Belgische Weerstand" ,houdt het op 8.371 vermoorde leden-in-bevolen-dienst...Dit is een verschil van zegge 5.600 doden, die dus niét als martelaar van het Belgisch Verzet werden geboekstaafd...Bezaten deze slachtoffers misschien niet het juiste paspoort ?...Of zou het soms zó zijn dat er bij de Bevrijding in september '44 té kwistig brevetten van gewapend weerstander werden uitgedeeld aan de zogenaamde 'late roepingen' ?...Een soort ultieme witwasoperatie voor de grijze twijfelaars en de vriendjes van de vriendjes ?...             

                                                Feit is dat de Belgische Gewapende Weerstand met haar illegale acties tegen de bezettingsmacht  véél meer onschuldige medeburgers de dood heeft ingejaagd dan dat ze er gered heeft ,- (Meensel-Kiezegem ,Courcelles ,gefusilleerde gijselaars of overleden weggevoerden naar de kampen ,enz enz...)- en met haar aanslagen véél minder Fritzen "om zeep bracht" dan ze daarna eigen medestanders verloor door de Duitse weerwraak. Om nog niét te spreken over de betwiste of mislukte sabotages ,zoals deze van de chemische fabriek van Tessenderloo die bij de ontploffing (29/4/42) het halve dorp mee opblies :100 doden en 900 gewonden ,véél kinderen ,géén Duitsers...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
03-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
02-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 199
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B42:   HET THUISFRONT.

                       Westzijde, eind september '41.

          Dokter Loenders stapte van zijn fiets en ging de vroegere primeurs-winkel '“Au Jardin de Cadiz'’ binnen bij de familie De Handt. Van de vooroorlogse overvloed aan groenten en fruit was niets meer te merken en in de meeste schabben voor ‘Epices Exotiques’ achter de lange toonbank gaapten grote gaten. Nera, de oudste van de drie dochters, stond in de schemerhoek van de winkel met twee soldaten te konkelfoezen en leek niet erg scheutig om het onderonsje door de nieuwe klant te laten verstoren...

        De dokter trok zich van die twee jonge Duitsers niets aan en onderbrak autoritair hun flirterig gedoe:

         " ” Nera, meistje, ik heb niet veel tijd!  Je zustertje Nadine is er niet, hé ?”" Meer een vaststelling dan een vraag: ”" Zegt tegen haar dat ik haar verwacht tussen zes en acht vanavond, voor den uitslag!  Allee, salutjes !" ”

         Verbijstering alom bij het gezin, toen deze onheilsmare van de dokter in cascade van hoog tot laag werd doorgegeven. “Uitslag“? Wat bedoelde hij daarmee ? Steenzweren, schurft of zevenogen ? Want dat Nadine voor een paar onschuldige puisten sluiks naar de dokter was gelopen was sowieso al bij het haar gegrepen ! Daar moest wel iets ernstigs onder schuilen, vooraleer een volwassen meisje zo iets deed...Moeder zat van de hand gods geslagen in de keuken naar adem te happen en kreeg van Nera driftig frisse lucht toegewaaierd. Die reageerde steeds bitsiger op Erna, de middelste dochter, die met aandrang doorlopend dezelfde vraag herhaalde:

       " ” Zeg, hebt ge wel goed verstaan ? Zijt ge wel zéker dat hij sprak van ‘uitslag’ ?”...Want zijzelf zou toch gezworen hebben dat de "Kleine"’ nergens geen huiduitslag vertoonde, op heel haar lijf niet: ” We slapen toch in '’t zelfde bed:  dan zou ik dat toch moeten gezien hebben zeker !"
       ”  Paniek alom. Tot vader Jules, de pantoffelheld, de hoofdvogel afschoot met de bedeesde opmerking dat ‘meneer doktoor misschien bedoelde op de uitslag van een ONDERZOEK !  Hij werd door de drie vrouwen ter plaatse neergebliksemd !

"“ Wàt ON-DER-ZOEK ?! Wélk onderzoek verdimme! Heeft zij jou daar iets van gezegd ? Neen ? Zwijgt dan hé ! "”

        Want het idee alleen al, dat de kleine zich sluiks bij de dokter had laten ON-DER-ZOE-KEN, snoerde alle aanwezige dames de keel toe !  Wist Erna soms iets van een nieuwe vrijer, wilde moeder weten...Neen?...En die zwartzak dàn, Joseph, die twee maand geleden met de noorderzon was gaan lopen naar Rusland...zegt dat niet genoeg soms ! Maria-moeder-gods, een zwarte !  Een armoedzaaier uit een barak nog wel !  Ze mocht er niet aan dénken !...En Nera, die over het wasgoed ging: had die dan de laatste maand niet gemerkt dat de ‘banden’ van Nadientje er wél of niét meer bij waren ?! Ze had toch geen stront in d’' ogen hé !

      En terwijl iedereen diep in het geheugen groef naar data en merktekens, kiepte Nera als een volleerde Hercule Poirot de wasmand om in de garage op zoek naar een verlossend bloedspoor...

Niets...
Toen Nadine met de tram van Oostende thuis kwam en brutaal voor de vierschaar in de keuken met het drama werd geconfronteerd, wimpelde ze alle verdekte vieze insinuaties weg, maar wou verder niets lossen "“omdat het geheim was"”. Enkel toen haar moeder een collaps dreigde te krijgen, kwam de laconieke bekentenis “dat het waarschijnlijk iets te maken zal hebben met het Rode Kruis...

“Een onderzoek dat de doktoor bij het hoofdbestuur in Brussel had aangevraagd..."Maar alles over de werking van het Rode Kruis valt onder secret médical,  daar mag ik ni van klappen !" ”

En stijf rechtop sprong zij op de fiets en peddelde vrolijk naar het dorp...Wat dachten al die wijven thuis wel van haar, zeg !

En inderdaad, het bleek te gaan over de Birnbaums,  het onderzoek naar hun verdwijning tijdens de eerste dagen van de oorlog!  Loenders vertaalde voor alle zekerheid het korte briefje van het "‘Croix Rouge de Belgique".’ 

" Het IRC kan bevestigen dat de vier familieleden Birnbaum – - en hier staan de voornamen en geboortedata van de twee moeders met elk hun dochter - in Engeland geïnterneerd werden sinds 20 mei 1940 als statenloze, ex-Duitsen. Gezondheidstoestand zonder opmerkingen. Laatst gekend interneringsadres:  German Womens Internment Camp Number 6, Harlton House, Brixton Road 14, SOMMERSET. Een later transport naar nieuw verblijfsoord in de nabije toekomst waarschijnlijk...” Dat wil dus niét zeggen dat ze daar nù voor het ogenblik nog verblijven hé! ...Die situatie dateert misschien van zes-zeven maanden geleden, wegens de verschrikkelijke dode tijden in de administratie van het IRC zelf, en het simpele feit dat alle brief-verkeer naar Engeland over het neutrale Zwitserland moet lopen...Maar we weten nu toch dat ze, na hun deportatie op 10 mei ’40 uit Oostende, levend aan de overkant zijn aangekomen en daar deftig werden opgevangen. Als ge dat al aan uw vriend kunt melden, zal hij daar zeker troost en steun in vinden..."”

          Nadine was met dat formidabele nieuws echt in de zevende hemel, vooral omdat ze thuis ongestoord voort kon pronken met haar ‘groot geheim’ waarover ze slechts héél zuinig tekst en uitleg gaf...En nog kon nagenieten van de plotse commotie die haar vermeende wilde liefdeleven had veroorzaakt :"” Ja salut hé !  Ik ga me daar een beetje zwanger laten maken door een kloot lijk Joseph Petré !  Wat denken die wel van mij, zeg !" ”

 Via Olgatje Erte – - die voor de rest helemaal niet opgezet was met de boodschap van ‘die vamp’ - had Nadine  Leon laten verwittigen dat ze hem zondag na de mis dringend moest spreken in ‘Het Paard’..."”Zegt maar dat het over de Birnbaums gaat...”"

       ‘Het Paard’ was wel geen café voor een deftig meisje als zij, maar Leon leek dat niet te merken en bestelde zelfzeker "“ Nicolletje, twee Faro’s!"”, zonder eerst naar de voorkeur van Nadine te vragen.

"“ Zijn we daarvoor niet te jong ?"” vroeg ze benepen.

         "“ Nicolle kent mij hier als matroos van Pylieser en gaat dié zeker niet tegen z'’n kar rijden, zo'’n goeie klant !  En zegt een keer: hoe gaat het met dien Birnbaum ?...Naar Frankrijk gevoerd hé...Ik heb die jood anders nooit erg gemogen, maar allee: '’t was Joseph zijn vriend...”"

         Toen ze hem uitlegde dat haar inlichtingen niet op Arthur sloegen, maar op het verblijf van diens moeder en tante in Engeland, samen met die twee knappe dochtertjes, draaide hij al wat bij: ”" Ja, vooral die Bette is een ferm mokkeltje... Maar niet tegen Olgatje zeggen hé ! ”"

           Zo, het ijs was gebroken. En binnen het uur hadden ze bekokstoofd dat zijzelf wel die Engelse adresgegevens naar Arthur zou overmaken in een brief naar Frankrijk, en dat Leon naar Joseph zou schrijven in Rusland.

        " Ik zijn anders zo geen straffe in het brievenschrijven..."” bekende hij, maar misschien zou tante Jetje wel een handje kunnen toesteken...

         

Dat kon ze :" ” Noteert maar vooraf alle punten waarover ge wilt vertellen en de zaken die een jongen aan het front kunnen interesseren, dan gaan wij daar samen op een avond wel wat schoons van maken. Eerst in '’t klad hé, dan kunt ge die later overschrijven in ’'t net, lijk vroeger met Nieuwjaar!  Ik had hem zélf natuurlijk ook al lang een brief moeten sturen, maar ge weet hoe dat gaat...”"

 En week later had hij heel zijn oeuvre in stukken en brokken te boek gesteld...

 Westzijde, den 26sten september 1941.

Beste broeder Joseph,

Tante Jetje en ik hebben ons samen gezet om u al het nieuws van thuis te berichten. Wij zijn nog allen in goede gezondheid en bidden god dat hij ook u beschermt in deze zware tijden. Nadine De Handt liet mij weten dat ze bericht kreeg vanuit het roodkruis in Zwitserland dat de moeder en zuster van Arthur samen met zijn tante en koezine Bette goed aan de overkant zijn geraakt. Dat was in mei van 1940. Nadine stuurt hem het adres waarachter hij gevraagd heeft in zijn vorige brieven, zodat hij gerust is en hun rechtstreeks een brief kan schrijven...

            Zo, dat was al een serieus begin! Jetje had erop gedrukt dat ze beter het adres in Engeland niet voluit konden vermelden in een brief naar een Oostfronter. De Duitse censuur zou daarover wel eens kunnen vallen en Joseph allerlei last bezorgen...Dus hield hij het zo neutraal mogelijk.

 Gij zult het daar nog niet gehoord hebben, maar Lierse is Belgisch voetbalkampioen geworden, al hadden wij liever den ASO van Oostende weten winnen. Dat is in ons stamcafé’s niet zwaar gevierd geweest, omdat alles duurder is geworden en veel eetwaren kortelings gerantsoeneerd werden om tegen de hoge prijzen van de zwarte markt te kampen. Maar omdat ik op de Astrid goed verdien, kan ons moeder in Oostende nog van alles kopen onder den toog en zo stellen wij het thuis opperbest...

           Die laatste zin wou Jetje er absoluut in krijgen.  “ Zo weet hij toch dat hij een moeder en een broer heeft die voor hun gezin zorgen! ”...Er onder verstaan dat hij dat ook beter had gedaan, in plaats van met een zotte kop naar Rusland te vluchten! En een vage insinuatie over de verdachte interesse van Marie voor de zwarte kantjes van Oostende mocht ook niet ontbreken...

         " “ Maar mijn blad is al half vol, en ik moet nog van alles schrijven over de ‘Astrid ’! " ”       "“ Er is niemand die zegt dat ge maar één blad moogt schrijven, hé vent !  Vooruit !”"

 “ In Nieuwpoort zijn we weer met veertig vissersboten die binnen de 5 km van de kustlijn mogen varen. Maar omdat ze geen snelboten meer over hebben om deze te bewaken hebben de Duitsers een nieuwe regeling ingevoerd. Ze sturen met iedere groep van twaalf boten één schildwacht mee die van tijd een handje toesteekt en in de winst deelt. Omdat er zoveel binnengehaalde vis in '’t zwart wordt verkocht verdienden de schippers geld lijk slijk. Nu moeten ze voortaan alle vangsten melden aan de Corporatie en de vangst verhandelen langs de vismijn. Maar veel verschilt dat niet, want de schippers hebben er al van alles op gevonden om te ontduiken. De Pylieser heeft met zijn zwart geld drie Deense visserssloepen kunnen kopen die de Duitsers omgebouwd hadden voor de invasie van Engeland die ze vorige zomer van plan waren. Maar naar ze zeggen is dat plan afgelast, en lagen die schone schepen maar te roesten in het Sas. Den Duits wil nu van al die overschot verlost worden tegen een zacht prijsje. Daar heeft de Gerard van geprofiteerd”"

          “" Oei-oei-oei ventje !  Daar gaat ge zékers last mee krijgen !  Zo open over de boten schrijven !  En al dat geknoei op de zwarte markt gaan ze er op de control van de brieven zékers uitvegen ! "

         “" Maar enfin Jetje, ik kan toch niet schrijven over de engeltjes en het kinneke Jezus !  Het zijn toch geen leugens dat ik vertel !" ”

       " Tegen leugens gaan ze niet reclameren,vent !  Maar 't is de waarheid dat ze niet kunnen verdragen !  Dat van die Deense boten en de afgelaste landing in Engeland geraakt nooit door de control, let op mijn woorden !"”

"“ Dan kan ik net zo goed nog een beetje doorduwen !"”

 “ Aan die boten is vaneigens nog veel aan te repareren om ze weer geschikt te maken voor de kustvisserij. Maar de eerste, de ’Octavia’ zou al van stapel kunnen lopen in de lente van te naaste jaar '’42. De tweede, de ‘Stephanie’ zes maanden later. Ikzelve gaan avondcursussen volgen en hoop tegen dàn mijn brevet van machinist te krijgen op één van die nieuwe schepen...Maar wij horen dat de oorlog in Rusland goed vooruit gaat, dus tegen die tijd zult ge wel weer thuis zijn...In de week heb ik geen okkazie,  maar de zondagen vrij ik weer volop met Olgatje in cinema Nova en de crèmerie waardat zij verzot is op damblans met chocolat. Ze vind de prijs op de zwarte markt schandalig kostelijk, maar ik moet daar eens mee lachen ! ”

            "“ Ge gaat het toch niet te vettig maken, hé ventje, met al dat gesmos ! ...En door met dat geld stoeffen lijk een dikke oorlogswoekeraar maakt ge uzelf nog degoutanter, weet ge dat ! ?”"

         " “ Maar enfin Jetje, ik werk toch voor mijn geld !  En dat ons moeder mij een dikke zondag geeft, is toch héél normaal !  En als mijn lief verzot is op crème met chokolat, kan ik het toch beter dààr aan verdoen dan aan de negers van de missies hé !  Ten andere, ik moet Joseph nog vertellen waarom ik nu al mijn zondagen vrij heb hé !" ”

         Ze keek hem streng in de ogen: "” Opgepast hé, dat ge geen vuile praat vertelt, of ik doen niet meer mee !" ”

 “ Door al dat vrijen met haar, had ik niet veel tijd meer om nog  met het Nieuwpoortse Blauwvoetvendel op te trekken. Maar op '’t laatst van augustus hielden ze een kamp in de duinen van de batterij. Ik wilde toch een avondje meedoen aan het kampvuur en in de tent slapen bij de nieuwe leider François Dupong. Maar die kon zijn poten niet thuishouden en dat is midden in de nacht uitgedraaid op een paar ferme koeken in zijn bakkes en een blauw oog voor mij. Ons moeder is eens goed van haar neus gaan maken bij de NSJV-leiding van Nieuwpoort en naar '‘t schijnt gaat die smeerlap daar buitenvliegen, maar ik heb daar niets meer van gehoord.”

 Jetje haakte af en begon preuts aan de afwas:" ” Ik peins dat ge mij verder kunt missen om nog vuile praat te schrijven !  Doe maar op, maar zonder mij ! ”"

          Leon grinnikte enkel, want ze hoorde niet in àlles wat hij schreef haar korreltje zout te steken !  Dus vooruit met de geit !

 “Ge hebt de hartelijke groeten van de Jupp. Hij vraagt nog een keer te peinzen aan het recept voor de toverdrank hetwelk hij u gaf voor uw vertrek. Hij komt hier ‘snavonds nog regelmatig een teljoor soep meeëten, soms samen met zijn vriend Ferdi, soms alleen. Om naar de radio te luisteren, lijk hij zegt. Maar ik denk dat hij een serieus lodderoog heeft op ons moeder. Tante Jetje zegt van nee. Maar die heeft zélf een vrijer in Oostende, heb ik verstaan. Waardoor ze in '’t zelfde schuitje zit lijk ons moeder en ook liegt dat ze blauw ziet.”

            Nu kwam het lastigste deel: hem vertellen dat er in feite niemand wakker lag van zijn vertrek naar het front in Rusland. :"De meeste mensen van het dorp, als ge die zo bezig hoorde op café, geloven niks van de bolsjeviekse bedreiging van het christengeloof, zoals de gazetten en de paster hen trachtten wijs te maken"

Schipper Pylieser, toen die over het nakend vertrek van Joseph hoorde, reageerde net zoals Jupp: ”" Die stomme kloot !  Dat een gestudeerde mens zich zó door die propaganda laat vangen, dat verstaan ik niet ! ”" Dezelfde verbijstering als moeder de eerste dagen na zijn vertrek had laten blijken, vóór ze haar oudste zoon definitief uit haar leven schrapte. Telkens Leon nu in haar bijzijn, tegen Jetje of Jupp of iemand ànders, over Joseph begon, klapte moeder dicht als een oester en wendde zij zich af met een verbeten trek om de mond...Bij dié had Joseph het zéker verbrod ! ...

         En zelfs bij Nadine –,die toch al een hele tijd met Joseph ‘liep’ vooraleer ze die ruzie kregen –,had Leon die kleinerende afkeuring gevoeld, alsof zijn broer haar had verraden. Toen hij samen met haar in ‘Het Paard’ besprak hoe ze het goede nieuws over de Birnbaums zouden verspreiden, had ze direct voorgesteld dat ZIJ wel een brief naar Arthur zou schrijven, en HIJ naar Joseph!  Van hààr moest zijn broer blijkbaar ook niet veel morele steun en aanmoedigingen verwachten !  

Neen, hij moest nog éérst eens goed nadenken hoe hij zijn brief met ‘de-groeten-van’ kon sluiten zonder hem te kwetsen...Er moest toch iémand zijn die om hem gaf...

         Die avond verschoot Marie zich een bult toen plots burgemeester Engelborghs met de fiets haar koertje opdraaide. Ze had nauwelijks de tijd om haar handen aan haar voorschoot af te vegen en ‘meneire’ stapte al haar keuken binnen.

        "“ Ha Maria!  Lange tijd niet gezien hé ! "” 

      "“ Tegen wie zegt ge '’t, meester !  Ge gaat toch niet proberen mijn tweede zoon zijn kop zot te maken met de politiek hé !" ” De sneer was eruit voor ze het wist: ” "Eén per gezin zal wel genoeg zijn zekers ?!"”

        "“ Oei, ik kom gelijk wat ongelegen...”" Hij lachte wat schaapachtig: ”" Neen, '’t is om u het bladje te geven voor het thuisfront. En het héét ook zo: ’ONS THUISFRONT’ Er staat vooral in waarmee we onze jongens in Rusland kunnen steunen, want ge gaat toch verstaan dat onze soldaten aan het Oostfront het niet gemakkelijk hebben, nu het gaat winteren !  Een warme sjaal, gebreid door moeder de vrouw, zal die mannen echt deugd doen !  En iedere week een kort briefje mogen ontvangen met nieuws van thuis is écht een broodnodige steun voor die gasten !  Daarenboven heb ik menen te verstaan dat de Joseph nog niet teveel van zijnen thuis ontvangen heeft, hé Maria !  Een beetje goed nieuws zal die zeker kunnen gebruiken !  Want tenslotte,  het Oostfront is geen villégiatuur hé ! ”"

         Marie had zich tijdens deze preek zichtbaar staan opboeien en barstte toen los :" ” Het oostfront ? Ha burgemeester, zit hem dààr !  Ik heb hem al twee maanden niet gezien of gehoord, maar als gij zegt dat hem dààr zit !  En hoe is hem dààr terecht gekomen, denkt gij ? Want ik heb hem daar niet naartoe gestuurd, weet ge !  Contrarie, ik heb zelfs de laatste dag vóór hij ging tekenen in Oostende nog op uwen dorpel op mijn knieën gelegen en u gesméékt hem dat te beletten ! En weet ge nog wat ge toen gezegd hebt, Menère Engelborghs ?...Dat hij achttien was, en dat ge er niks tegen kont doen !  Maar eerst zijn kop zot maken met al uw leugens, dààr kont ge wel iets aan doen hé ! ”"

             Hij stond met zijn mond vol tanden terwijl Marie een snik verbeet en hem opnieuw de wind van voren gaf: "“ En slaat het hem wat tegen, daar aan dat verdoemde oostfront, zegt ge ? Heeft hij een tekort aan warmte, en een wollen sjaal nodig tegen het slechte weer ? En nieuws van thuis tegen het hartzeer ? En ge vindt niet dat eerder diegenen die hem in die stront hebben gestort ervoor moeten zorgen dat hij het er goed heeft, daar aan het front, een warme sjaal krijgt en zoete woordjes tegen het hartzeer ?... Luistert: als hij het komende winter warm wou hebben, hé Engelborghs, dan had hij maar simpelweg bij mij moeten blijven !  Bij mij had hij niets tekort gehad: goed eten genoeg en een stoof die altijd brandde !  Maar gij hebt hem hier weggelokt met uw schone beloften, Engelborghs, dat hij Kapitein kon worden op een wit paard !  Wel, geluk er mee !  Houdt uw beloften, maakt hem Kapitein en zorgt GIJ dat hij er content is, daar aan het Oostfront !  Maar komt niet meer bedelen voor een sjaal rond zijn nek en een kruiske op zijn voorhoofd, hé vent !  Dàt is gedaan ! "”

          Door het rode waas voor haar ogen duurde het even voor Marie zag dat ‘den burger’ terug op zijn fiets was gekropen en stoer de aftocht had geblazen...Ze grijnsde met tranende ogen, opgelucht dat ze het eindelijk gezegd had gekregen...

          Maar tegelijk begreep ze ook dat Engelborghs haar dit affront vroeg of laat betaald zou zetten ! ...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
02-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 198
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B41.  HIER TEMT MEN LEEUWEN !

 Vjasma (Rusland),begin september 41.

        " “Al bij al mogen we nog niet klagen, vind ik..."” bromde Steiner. Hij gaf de ruw gerolde maïssigaret door aan Marco, die half liggend naast hem tegen de warme buitenmuur van de tractorenloods naar de stoffige zonsondergang staarde...Nochtans konden de vele rosse brandwolken aan de westerkim zijn optimistische kijk op de huidige toestand maar moeilijk rechtvaardigen...Om nog niet te spreken over de regelmatige oprispingen van de blaffende luchtafweerkanonnen, dicht bij de hoofdstraat achter de kale heuvelrug...Daar brak nu juist weer de hel los! Marco werd er even door afgeleid alvorens te reageren. ..

"“Niet klagen ?...Hoe bedoel je dat ? Hoera, we leven nog ?"” Hij ging met een pijnlijk grimas een beetje verliggen:"Ik ben wél akkoord dat we al dikwijls aan de dood zijn ontsnapt ,maar moeten we daarom van geluk spreken dat we nog leven ?...Wat voor een rotleven hebben we de laatste twee jaar niet gehad, zeg ! ...Ik heb er verdomme maandenlang over gepiekerd om mezelf op te hangen ! En jij vindt dat we niet mogen klagen ! Merci hé ! Het is niet omdat het leven hiér voor het ogenblik wat draaglijker is, dat ge al de rest moet vergeten hé ! ..."”

"Allée kom Marco, niet zagen hé vent ! ...We hebben het toch zelf opgezocht hé, het avontuur vol ups en downs , wég uit het grauwe, eentonige gezeik van alle dagen ! Of niet soms ?..."”

"“ Zég ! Laat me niet lachen hé !  Hoe zou je ons avontuurlijk bestaan hiér dan willen noemen ? Dwangarbeid voor onze geliefde Stalin ,vol kleurrijke afwisseling misschien ?...In ons eerste werkkamp aan de stuwdam van Dnjepropetrovsk, twee jaar geleden, was ik màànden aan een stuk zo ziek als een hond door de zonneslag die ik tijdens onze ontsnapping met de roeiboot naar Sète had opgescharreld ! Ik kan je verzekeren ,gast : plezierig is ànders ! ...Al is het een wonder dat je me er toen hebt doorgesleurd...Echt een wonder !" ”

"“Niet overdrijven hé vadertje ! '’t Was zuiver toeval dat ik toen in ons eerste sovjetwerkkamp op Julio ben gevallen: dien oude vriend uit de burgeroorlog. En dat hij bij de stuwdam overste was van de zesde betonploeg en er zijn weg kende...HIJ heeft je er destijds doorgesleurd, met al zijn duistere relaties in het zwarte circuit: ik kende daar geen kat om hulp aan te vragen en wist er in feite van toeten noch blazen...En vergeet ook onze vriend Shlomo niet, die je toen verzorgd heeft als de beste infirmière ! Ikzelf had daar geen verstand van..."”

"“Bon, natuurlijk heb ik veel aan onze vrienden te danken: daarover zult ge mij niet horen klagen ! Maar voor mij was Dnjepropetrovsk hoe dan ook een ware hel , een vreselijke periode die ik niet rap zal vergeten !...Ook toen het weer winter werd en er door de vorst op de stuwdam geen beton meer kon worden gestort heb ik ferm met de poepers gezeten dat ze mij zouden dumpen ! We werden gelukkig overgeplaatst naar het staalcombinaat van Smolensk: ook niets om over naar huis te schrijven, hé ! Al zaten we daar wel deftig beschut tegen de kou...!"”

"“ En geef toe: ook dààr werd je door de kameraden goed beschermd en verzorgd!" ” 

         "Helemaal akkoord, maar toen eindelijk de dooi intrad en er sprake was om met heel de ploeg in de bossen van Katyn die zogenaamde onderaardse bunkers te gaan uitgraven, heb ik sterk overwogen er een eind aan te maken...Want ik wist dat ik deze zoveelste beproeving niet zou overleven, en ik dankte er voor om in dat ijskoude slijk van het bos aan een dubbele waterfleures te kreperen! ...Gelukkig hebben jullie alvorens te vertrekken gezorgd dat ik in Smolensk kon achterblijven en als zieke vrijgesteld werd van buitenwerk. Tijdens die rottige lente van '’40 heb ik bij de warme staalwals héél dikwijls aan jullie smerig arbeidskommando moeten denken...Wekenlang ronddabben in regen, sneeuw, vorst en dooi, alles dooreen ! Niet verwonderlijk dat er in dat bos bij jullie toen verschillende makkers de pijp zijn uitgegaan ! Torro...en Julian ,Heinz en Gustav...en wie nóg allemaal !... Ikzelf zou er zeker ook bij zijn geweest, met mijn zwakke gezondheid..."”

"“ Wel, zoals ik juist zeg: al bij al mogen wij niet klagen ! Van de tien jaar dwangarbeid hebben we er al twee achter de rug en we leven nog altijd! ”"

      "“ Dat is ook al wat ik ervan kan zeggen: we leven nog altijd...Maar hoe! ?...Jij springt nu misschien een gat in de lucht, enkel omdat de N.K.V.D.-wachten jullie na de graafwerken in dat bos niet terplekke hebben omgelegd ! Maar zeg nu zelf Rudi: als enkel ‘het "niet-gefusilleerd-worden"’ jouw maatstaf is voor een gelukkig leven, merci hé vriend ! Een kinderhand is rap gevuld !" ”

    "“ Inderdaad, we zijn toen in Katyn waarschijnlijk nipt aan de dood ontsnapt...Wie zal het zeggen..."”

     "  “ Wie ?...Maar iedereen man ! ...Je zei zelf dat de putten, die jullie daar moesten delven voor het zogenaamd ondergronds bunkercomplex met de dag méér op toekomstige massagraven begonnen te lijken ! En je weet ondertussen toch ook wel dat die beesten van de N.K.V.D. niet graag levende getuigen achterlaten als ze van plan zijn een slachtpartij aan te richten ! Ik heb van alle kameraden gehoord dat ze na de afwerking van die grote diepe kuilen met een duivelse schrik zaten ter plekke door die moordenaars te worden neergeknald en in de putten gekieperd te worden die ze zelf hadden gegraven ! Dat lag toch voor de hand !" ”

  “ "Akkoord, dat was waarschijnlijk ook de bedoeling van die smeerlappen, maar aan deze afloop heb ik nooit durven doordenken, anders word je zot ! En ik begrijp nog altijd niet hoe we daar aan ons noodlot zijn ontsnapt... Maar hoe dan ook, dat incident is voorbij en we leven toch nog hé ! Daarom herhaal ik dat we tot nu toe van geluk mogen spreken: het had véél en véél slechter kunnen aflopen ! ...Op die twee jaar strafkamp hebben we van onze honderd kameraden er nog maar een stuk of acht verloren: als ik goed kan tellen nauwelijks vier percent per jaar ! Ik herinner mij dat er vijf met een fleures achterbleven in het bos van Katyn, plus die drie deserteurs tijdens de hete zomer van ’40, na hun mislukte ontsnapping uit de stoffige graansilo’s van Minsk..."”

         “" Okee Rudi, zeg er de rest ook maar bij ! Hoe die zotten door de N.K.V.D. naar ons kamp werden teruggebracht en voor onze neus publiekelijk werden opgehangen ! Met het klassieke plakkaat rond hun nek :" ”Hura, hura ! Ich bin wider da !" ” In het Duits alstublieft, alsof de sovjets vreesden dat we hun humor in het cyrillisch niet zouden snappen ! ...Dat was daar in die hete graansilo’s van Minsk waarschijnlijk hun manier om onze arbeids-vreugde wat aan te wakkeren ! ...Het heeft in elk geval een bruusk einde gemaakt aan onze plannen om er eveneens onderuit te muizen ! De leeuwen waren inééns getemd!" ”

         "“ Ja “ zuchtte Steiner: ” Effenaf waanzinnig als ge er nu aan terugdenkt! Onze vriend Shlomo hier, die hoopte bij het laden van zo'’n goederentrein zich tussen de zakken tarwe te kunnen verbergen en, onderweg naar Duitsland, ergens in Polen te kunnen uitstappen ! Ge moet écht een geleerde professor zoals hij zijn om zoiets onnozels te kunnen uitkienen!" ”

        "“ Dan vond ik óns plan, achteraf beschouwd, al even zot ! ” Marco grinnikte zuur: ” Weet ge nog wat wij nauwelijks een paar maand làter zelf van plan waren ?...Tijdens onze graafwerken aan de Stalinlinie, in de herfst van ’40 ?... Wij wilden aan de kaai van Orsja sluiks in een rivierlichter kruipen en als blinde passagier de Dnjeper afvaren ! En vanaf de monding op één of àndere manier trachten in Roemenië te geraken: als waanzinnig plan kon dat ook tellen hé !" ”

           " “ Dat zal de komende winter in elk geval niet meer waar zijn, nu de moffen blijkbaar toch al Smolensk hebben veroverd ! ”"

      " “ Als het zover is, zien we dat wel weer...Door het uitbreken van de oorlog, nu een dikke twee maand geleden, zal er natuurlijk veel veranderen, dat spreekt vanzelf.. Maar ondanks de vreselijke gevechten van de laatste tijd zijn we hier toch nog nooit door de moffen gebombardeerd, en ook aan de rest van de oorlogsmiserie zijn we tot nu toe mooi ontsnapt ! En érgens gaan ze die moffen toch wel stoppen hé ! Moesten we hier, op onze huidige kolchoze, héél de winter kunnen blijven, dan zouden we toch ferm onze pollen mogen kussen hé! ...Want geef toe, Marco: zo goed als hier hebben we het nog nooit gehad! Zelfs nog stukken beter dan in jou staalfabriek van Smolensk !" ”

       Marco schokschouderde enkel en tastte naar zijn kop :"” Touchons du bois !" ”

      De dwangarbeiders van Steiners strafcommando lagen inderdaad reeds twee weken als dikke luizen ingekwartierd op een groot collectief landbouwbedrijf bij de stad Vjasma, nauwelijks een paar kilometer naast de grote steenweg die van Minsk over Smolensk naar Moskou liep. Ze sliepen er per groepen van vijfentwintig man in vier bijgebouwtjes van de reusachtige tractorenloods, dik in het stro...Officieel moesten ze wel voor hun eigen fricot zorgen, maar in feite aten ze ‘stoemelings’ mee van de gaarkeuken die voor het burgerpersoneel van het grote landbouwbedrijf kookte...Van de NKVD-wachten mochten ze daar enkel wat tafelresten en keukenafval ophalen, maar de kokkinnen zorgden er steeds voor dat er voldoend maïs-pap en vette koolsoep over was waarmee de gestraften hun buik konden vullen! Sinds ze hier op de staatshoeve lagen moesten ze voor het eerst niet meer met honger in hun nest kruipen, en dat alleen was al een reusachtige vooruitgang. Bij wat de toekomst kon brengen zouden ze zich toch moeten neerleggen: voorlopig geen probleem...

     Want als kers op de taart bestonden de verschillende werkploegen van de kolchoze voor driekwart uit potige vrouwen: blonde en bruine, rosse en zwarte, van alle leeftijden! Daar moesten de strafgevangenen ook met hun fikken afblijven,maar ook deze natuurlijke honger wisten de dompelaars op één of àndere manier te stillen...Bij de meesten volstond het zicht op al die rondingen om hun natte dromen opnieuw van de nodige brandstof te voorzien. Maar zij die de jacht op de vrouwen al hadden afgezworen moesten het stellen met de aangedikte verhalen van enkele stoutmoedige geilaards, die het, ondanks streng verbod, tóch nog waagden om '’s nachts op strooptocht te gaan in de verduisterde vrouwenkamers.. Met méér dan bevredigend succes, als je die macho’s tenminste mocht geloven...

          Ook het werk viel al bij al nog mee. Ze moesten op een paar kilometers van de kolchoze, onder leiding van militaire ingenieurs, wéér ondergrondse kazematten en bunkers bouwen, maar échte ditmaal ,plus de schootsvelden ontbossen en de toegangswegen verbeteren. Zuivere routine, en in feite een voortzetting van soortgelijke klussen die ze vorige lente aan de Stalinlinie hadden uitgevoerd, op de oostelijke oever van de Dnjeper bij de stad Orsja...Maar destijds was de oorlog nog niet uitgebroken en ging alles nog zijn gezapig gangetje...

       Maar nu werd nogal paniekerig met hen omgesprongen ! Hier aan de Vjasmalinie kregen ze nog nauwelijks de tijd om hun bouwsels half af te maken, of er moest een kilometer verder alweer aan iets ànders worden begonnen ! Al wisten ze nu - dankzij de dagelijkse toespraak van hun Politruk (soort politieke commissaris die hun ‘vaderlandse geestdrift’ in het oog hield) – dat ze géén stom strafwerk meer verrichtten, maar meevochten voor het naakte overleven van de Sovjetunie. Met hun labeur hielpen ze zogenaamd het Rode Leger weerstaan aan de moordende pletrol van de verraderlijke Duits-fascistische horden...Terwijl diezelfde meneer hen juist vóór het uitbreken van de oorlog nog doorlopend uitschold voor ‘fascistenhonden’...

      Voor zover zij het konden volgen, concentreerde het krijgsrumoer zich langs de hoofdbaan naar Moskou en zorgden de luchtgevechten tussen de sovjetjagers en de Duitse bommenwerpers daar hoog in de blauwe lucht doorlopend voor spannende afleiding...De bewakers dreven hen wel steeds opnieuw tot meer spoed aan, maar wisten blijkbaar ook niet goed hoe ze op de dreigende nadering van de Duitse tankspitsen moesten reageren...Veel nieuws van het front sijpelde er ten andere niet door tot bij de strafgevangenen, maar het was voor iedereen nu wel duidelijk dat het zeer slecht ging met het onoverwinnelijke Rode Leger ! Zéér-zéér slecht !

     Immers, in de dikke twee maanden die sinds de Duitse inval waren verlopen, hadden de fascistische horden reeds half Wit-Rusland veroverd! Dat was zonneklaar, ook zonder de officiële bevestiging van de Politruk...Nu ook de Dnjeper hen niet had kunnen tegenhouden was dus ook de mooie stad Orsja in hun klauwen gevallen. De zogenaamd onoverwinnelijke Stalinlinie, de tientallen bunkers op de linkeroever van die stroom,waar Steiner met zijn goelag nog maandenlang aan gezwoegd hadden: ze hadden blijkbaar de stormloop van de Hunnen niet kunnen breken... Verdomme, al die moeite voor niks !

         Nu werd al rond gefluisterd dat de Fritz reeds bij Smolensk zou staan, een slordige 70 kilometer ten óósten van Orsja ! Frontsoldaten die daar vorige maand door de moffen werden omsingeld maar nog door de bossen uit hun ijzeren greep waren ontsnapt, werden nu hier in de Vjasma-linie opgevangen en opnieuw uitgerust. En de stroom burgervluchtelingen, die gestaag door de omliggende boswegels naar het oosten trokken, kwamen soms hier op de kolchoze voor een nacht schuilen...Het deed Steiner wat denken aan de vlucht van de Spaanse republikeinen naar de Franse grens, februari ’39: zelfde paniek, zelfde miserie, ook al waren het toen vooral mannen die de benen namen. Hier zag je enkel boerinnen, met hun kroost op panjekarren vol rommel, het steppenpaardje soms gemend door een stugge grijsaard, en achteraan één of twee koeien gebonden... Allemaal slachtoffers van de ‘politiek van verbrande aarde’: verdreven uit hun dorpen door de NKVD, die àchter hun hielen alles in de fik hadden gestoken! Met slechts één ordewoord: ”Vort ! Richting Siberië ! ”

         De dwangarbeiders mochten niet met deze sukkelaars spreken, maar Julio had dit beangstigende woord 'Siberië' opgevangen bij een dik mens van de keuken, die ook vreesde één dezer dagen met heel de kolchoze naar dààr te worden geëvacueerd... Juist vóór de natte herfst dat warme nest hier te moeten achterlaten voor een onzekere zwerf-tocht door de bossen naar Siberië: iedereen had er een heilige schrik van ! ...Maar het was algemeen gekend dat àlle bedrijven die hier voor de Duitse veroveraars moesten wijken, achter het Oeralgebergte terug zouden worden opgebouwd...Maar “achter het Oeralgebergte” lagen slechts  onmetelijke ijsvlakten, tienduizend kilometers diep ! ..

            De laatste nacht hadden ze in de verte reeds kanongebulder menen te horen, waarschijnlijk omdat de wind uit de goede hoek blies...Want tenslotte lag hun kamp, hier bij Vjasma, toch nog 150 kilometer van de gevechten bij Smolensk vandaan, volgens de politruk...Toch nog op een veilige afstand, zou je zo zeggen...Al vond iedereen het een verbazend natuurfenomeen dat het doffe krijgsgewoel ’s nachts zo ver te horen was...Maar uit angst door de zenuwachtige NKVD-zombies neergeschoten te worden als ‘defaitist’,durfde niemand te opperen dat de vijand sinds de laatste berichten mogelijk toch een beetje voorbij Smolensk was doorgedrongen...En naar zij vreesden ,vroeg of laat– maar toch waarschijnlijk zéér binnenkort - riskeerde hier voor de poort te verschijnen ! ...En wat dàn ?!...

       De meeste kameraden hoopten dat ze samen met het burgerpersoneel van de kolchoze geëvacueerd zouden worden. Natuurlijk niet helemaal tot in Siberië, maar wel tot vóór Moskou, om daar een nieuwe bunkerlinie aan te leggen: dat was tenslotte hun grote specialiteit...Shlomo wist dat een paar criminele gevangenen heimelijk hoopten tijdens de aftocht door de Duitse ‘bevrijders’ ingehaald te worden, maar het gros vreesde dat ze, als veroordeelde ex-trotskisten, van de nazi’s niet veel goeds moesten verwachten...

            Enkel tegen zijn oude vriend Marco kon Steiner vrijuit zijn lever luchten :"Ik vrees toch dat nu rap aan ons luilekkerleventje van de laatste weken een einde zal komen, man ! Ik geloof geen blaas van al die zever die de Politruk ons wijs wil maken! Volgens hem heeft de Grote Veldheer Stalin het fascistische offensief in de richting van Moskou met sterke tegenaanvallen kunnen stoppen...Tot daar aan toe: ik heb de laatste dagen het kanongebulder inderdaad niet dichterbij horen komen, wat er zou op kunnen wijzen dat er in die bewering wat waarheid schuilt...Maar dat hij de nazi’s daardoor naar het zuiden zou afgeleid hebben om ze in de Pripjat-moerassen te laten vastlopen zal wel een fabeltje zijn !"

         ‘Professor’ Shlomo, die nooit iets ondoordachts zei, knikte nadrukkelijk: "” Als het waar is dat die Duitse tankcolonnes nu in zuidelijke richting naar Kiëv rijden, zal het eerder op bevel van Hitler zijn, en niet van Stalin ! Ik vrees dat hij nog vóór de winter beslag wil leggen op alle grondstoffen van de Oekraïne: niet alleen kolen en staal, maar ook het graan dat wij nu al een paar maanden niet meer naar hem opsturen ! Deze natuurlijke rijkdommen inpalmen is voor Hitler veel méér waard dan de rokende puinhopen van Moskou veroveren. En ik verwacht niet dat Vadertje Stalin hem dat zal kunnen beletten !" ”

         Steiner viel hem bij: ”" Moest het waar zijn dat de fascisten voorlopig niet meer geïnteresseerd zijn in de hoofdstad, dan zou dat ons natuurlijk goed uitkomen ! ... Nog een paar weken op deze boerderij vetgemest worden,zou ons nadien veiliger door het regenseizoen en de verschrikkelijke wintermaanden loodsen...Nu het verslagen Rode Leger van Smolensk zich hier in onze bunkers installeert om terug op adem te komen, kunnen wij nog veel doen om hun versterkingen te verbeteren en aan te passen aan hun wensen...Iemand zou dat onze politruk in het oor moeten kunnen blazen ! ”..".

          Probleem was dat die vent nogal ongenaakbaar was voor de gevangenen ! Op zijn dagelijkse politieke donderpreken vermeed die paljas elk persoonlijk contact en was vragenstellen sowieso uitgesloten. De man voelde blijkbaar ook wel dat zijn ‘begeesterende toespraken’ het gros van hun goelag niet erg in vervoering bracht. De meesten onder hen waren destijds immers veroordeeld onder beschuldiging dat ze fascistische trotskistenzwijnen waren en in zijn ogen aanzagen zijn werkslaven de aanstormende tankspitsen als hun toekomstige bevrijders...

        “" Dat is hopeloos Rudi !" ” Marco zag de toekomst nog steeds zéér donker in: "” Als wij die vent dat zouden voorstellen, dan denkt die kwibus natuurlijk dat wij een gelegenheid zoeken om naar de fascisten over te lopen ! En in de ogen van de NKVD is het vermoeden van desertie héél ongezond, zeker als wij al het etiket van ‘fascistisch-trostistenzwijn’ op ons voorhoofd dragen ! "”

         "“ Och, met gelijk welk etiket zullen de bewakers ons wel scheef bezien ! Bij al die ronkende scheldwoorden denk ik: ’Als het kind maar een naam heeft! ’ Weet je nog dat ze ons ‘Rothschildvarkens’ noemden, toen we - in de lente van '’40 na het monsterakkoord tussen Molotov en Ribbentrop – daar bij Minsk gedurig treinen vollaadden met goed Russisch graan voor Hitlerduitsland ?!              Waarmee ze in het kort ‘ontmaskerde agitatoren in dienst van het verrotte Westers kapitalisme’ bedoelden ! En ons als  ‘spionnen voor de joodse bankiers’ tien jaar slavenarbeid ten gunste van de moffen aan ons kloten lapten ! Wij, de keurtroepen van het internationaal proletariaat, en anti-fascisten van het zuiverste water ! "”

      “" Maar verdomme Rudi ! Trek je die woordenkramerij van de Stalinisten toch niet aan ! Daarin zijn ze altijd al sterk geweest, met het uitdelen van etiketten ! De basismilitant moet nu eenmaal gevoed worden met rollende slogans, en een klinkende scheldnaam voor de vijand ! Dat hebben wij destijds bij de anarchisten toch ook gedaan, dat scheldwoorden uitdelen...!"

        Steiner spuwde op de grond: ”" Och, in feite kan het mij niks verdommen hoe ze mij noemen ! Maar wat mij wel doorlopend m'’n kloten uithangt, is dat de Stalinisten nog altijd voortgaan met de idiote verkwisting van bevriende hulpkrachten zoals wij ! Nu nog staan zeveren over de strijd tegen het kapitaal als de Bruine Pest van de Hitlerianen met duizenden tanks naar Moskou oprukt ! Het wordt een duidelijke strijd op leven en dood tussen links en rechts, tussen wij en de fascisten ! Dan zouden ze toch alle linkse krachten moeten bundelen en met een geweer in hun poten naar het front sturen ! En geen geharde antifascisten zoals wij als slaven laten stikken in het stof van graansilo’s, of laten verzuipen in die slijkputten bij de Dnjeper ! ”"

           Marco keek Steiner eens geringschattend aan:" ’ Zeg, vriendje, wat hebt gij gegeten ? Opnieuw soldaatje gaan spelen voor de Stalinisten, lijk in Spanje ? Spreek voor jezelf, hé makker, maar laat mij er buiten ! Na die tien jaar strafkamp, die deze schurken mij aan m'’n kloten lapten, en al de slavenarbeid die ik in Minsk en Smolensk reeds voor Vadertje Stalin heb verricht, voel ik er niets voor om mij voor zijn schone ogen ook nog eens te laten doodschieten hé ! Die tijd is voorbij! Het is lijk onze Corsicaanse vriend Martini destijds zou zeggen: ”Copain: moi, j’ai déjà donné!" ”          

Er viel een lange stilte. Inderdaad, geen leuke herinnering, die stoffige hete zomer in de verstikkende graansilo’s naast het stationnetje bij Minsk...En niet alléén door het zware werk, maar vooral door het besef dat ze zich als slaaf van Stalin in feite een breuk zwoegden, enkel en alleen om dat waanzinnig stuk Duits crapuul vet te mesten ! En nadien, tijdens de winter van 40-41,stuitte het labeur in de gieterij van Smolensk nog méér tegen de borst, toen ze de ene treinlading staalplaten na de andere naar die vliegende gek in Berlijn opstuurden ! Hun staalleveringen aan Hitler kwamen nu onder de vorm van fascistische tankdivisies naar Smolensk terug ! Waarbij je de vraag kon stellen wie er in feite ‘verkeerd’ was geweest, destijds in ’39 :Stalin met zijn hersenloze kliek ja-knikkers of de door hém vervolgde horde fascistische Trotskisten-zwijnen uit het Goelag ?

          Enfin, Steiner en Marco stelden zich al lang geen vragen meer bij de absurde wisselvalligheden van hun slavenbestaan... Gedurende de voorbije lente werden ze, na de staalgieterij, terug aan het werk gezet bij de versterkingen van de Stalinlinie bij Orsja...Om er met lede ogen vast te stellen dat de bunkers, die ze daar de zomer voordien hadden gebouwd, door de herfst- en lenteregens boordevol water stonden en helemaal onder het slijk waren gespoeld! Weken achtereen hadden ze dan die blubber er weer uit mogen scheppen, tot het Rode Leger besloot liever nieuwe bunkers te bouwen op een hoger gelegen plaats...Nou ja, ieder diertje zijn pleziertje, al hadden ze er niet zo veel arbeidsvreugde aan overgehouden...

           Maar bij het begin van de zomer barstte plots de oorlog los en kwam er vlug een einde aan de wispelturigheden van de vestingbouwers! Paniekerige bevelen en brutale tégenbevelen zorgden er voor dat ze tweemaal de 70 kilometer van Orsja naar Smolensk en terug mochten marcheren, midden het krijgsgeweld van de Duitse Luftwaffe ! Tot een verlichte geest het nuttiger vond hen op een goederentrein naar Vjasma te zetten, een dikke 150 kilometer richting Moskou, om daar een totaal nieuwe verdedigingslinie op te bouwen...Want voor zover ze in hun goelag iets van het verre krijgsverloop konden opvangen, schenen de verraderlijke fascistische horden er nogal een vaart in te houden!

          Maar, zoals gezegd, viel de bouw van deze ‘Vjasma-linie’ tot nu toe erg mee. Op de kolchoze was het best uit te houden, kwestie eten en onderdak. Het bleef nog veertien dagen prachtig weer, en van het moorddadige krijgsgewoel rond de steenweg op Moskou hadden ze voorlopig weinig last: de oorlog scheen zich inderdaad veel verder naar het zuiden te verplaatsen...Ook al maakten zij zich gelaten weinig illusies, want in hun slavenbestaan duurden mooie liedjes nooit lang...

           En toen het personeel van de kolchoze op 3 oktober plots alle maïs-silo’s rond het bedrijf in brand stak, wisten ze in het goelag meteen hoe laat het was...

           De fascisten waren in aantocht !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
02-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
01-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 197
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B40 bis.  DE MILITAIRE COLLABORATIE.              

Reeds vanaf juni '40 kregen Vlamingen, Nederlanders en Skandinaven de gelegenheid ten individuelen titel toe te treden tot SS-regimenten zoals "Westland" "Viking" en "Nordwest", een 'gunst' die - tot grote ergernis van Strebers als Léon Degrelle, leider van Rex - aan de "latijnse" Walen en Fransen werd onthouden. Een daverend succes had deze werving hier ten lande niet, al liep het wat vlotter vanaf april '41 toen het V.N.V. (Vlaamsch Nationaal Verbond) een propagandacampagne opstartte.        

Bij het uitbreken van de oorlog tegen Rusland op 22 juni '41 concentreerde het VNV de propaganda uitsluitend op de werving voor het "Vlaams Legioen",dat aanvankelijk bedoeld was geleid te worden door een volledig Vlaams kader. Dus géén SS formatie ,maar wel een volkseigen legeronderdeel excusief opgericht voor de strijd tegen het "bolsjevisme". Van een kleine duizend kandidaten vertrokken er tenslotte op 6 augustus 405 Vlaamse uitverkorenen met de trein uit Brussel voor hun basisopleiding naar Debizca in Polen, om een maand later hun specialisatietraining met de zware wapens aan te vatten in Arys (Oost-Pruisen). Daar kregen ze reeds de eerste ontgoochelingen te verwerken: van het beloofde "volledig Vlaamse officierenkader, medische dienst en eigen aalmoezenier" kwam niets in huis, en de drill door de Duitse instructeurs kwam beestig hard aan. De voertaal was uitsluitend Duits en van bij het begin werd hen de SS-eed opgedrongen, wat velen onder hen aanvankelijk weigerden en tot een eerste splitsing leidde: de "goeden" werden gehecht aan de "SS-Standarte Nordwest", de "rebellen" aan een minderwaardig marsbataljon van de Wehrmacht.

Hun eerste actie bleef beperkt tot een 14-daagse "Partizanenkampf" ten zuiden van Leningrad, kwestie van te wennen aan de gruwel...Na een korte rust in Letland kregen ze maandelijks ter versterking een contingent van gemiddeld 100 nieuwe rekruten toegezonden, wat nauwelijks de zware verliezen bij de bloedige gevechten in de moerassen van de rivier Wolchov dekte (verdediging van de dorpen Tarrasowa, Podbjerjesje en Semptitzy tussen 25 november '41 tot juni '42).  Eén van de vele gesneuvelden tijdens deze moordende veldslagen was het "Vlaamse boegbeeld Reimond Tollenaere" ,in een vooruitgeschoven observatiepost getroffen door eigen mortiervuur ,zou later blijken. In deze "Wolchov-Kessel" werd toen het Russische 2.Leger Stoottroepen, aangevoerd door de beruchte generaal Vlassov, omsingeld en grotendeels vernietigd, vooraleer de rest naar de Duitsers overliep.                              

Vanaf de zomer '42 verhuisde het Legioen van de Wolchovmoerassen naar de rivier Neva, ten oosten van Leningrad ,en werd daar tijdens de eerste en tweede 'Ladoga-slag' in steeds zwaardere afweergevechten verwikkeld. Wat er tenslotte uitgebloed van overbleef werd in mei '43 van het front teruggetrokken, eerst naar Debica in Polen en vervolgens naar Milowitz bij Praag. Daar kreeg het Vlaams Legioen een volledig nieuwe uitrusting en werd er met massale versterking, tussen augustus en december '43, omgevormd tot de 6.SS Freiwilligen Sturmbrigade "Langemarck" (+/- 2.000 man)...Ook de z.g."rebellen" - of wat daar van overbleef - kregen nu het SS uniform, of ze dat wilden of niet.           

Toen op kerstdag '43 de brigade ijlings naar Midden-Oekraïne werd gestuurd om bij Zitomir (200 km ten zuid-westen van Kiev) het felle Russische winteroffensief af te remmen, raakten bij Jampol ongeveer 1.500 Vlamingen in een grote omsingeling gevat, waaruit er na twee maanden van zware gevechten slechts 400 konden ontsnappen. De resten van de brigade trok tot eind april 44 langzaam achteruit naar Roemenië, werd opnieuw in Milowitz bij Praag opgekalfaterd, om eind juli '44 weer een bres te gaan dichten aan de Narwa in Estland. Tijdens de afweergevechten in de Baltische staten werden ze driemaal omsingeld en telkens weer door de Kriegsmarine over zee afgevoerd. Wat na deze bloedige interventies nog van de brigade overbleef mocht op 30 oktober op rust gaan naar de Lüneburger Heide bij Hamburg.

Daar werden ze ingelijfd bij de 27.SS Freiwilligen Grenadier Division "Langemarck", gevormd met een 10.000 "strijdbare Vlamingen" die in begin september '44 voor de bevrijders van België waren gevlucht... Deze (niet erg geestdriftige ) "vrijwilligers" zouden nochtans heel de maand februari '45 serieus hun mannetje staan tijdens het laatste Duitse tegenoffensief bij Stargard in Pommeren. Maar na de Russische doorbraak aan de Oder (20/4/45) werd "Langemarck" bij Stettin volledig uiteen geslagen en moesten de laatste overlevenden hun toevlucht zoeken in Britse krijgsgevangenschap of onderduiken...                      

De opkomst en ondergang van de militaire collaboratie in Wallonië verliep parallel met de Vlaamse, op twee aspecten na. De charismatische figuur van "le beau Leon" Degrelle oogstte van bij de aanvang veel meer succes omdat hij persoonlijk zowel de propaganda als de leiding van het "Légion Wallonie" voor eigen rekening nam. Anderzijds was zijn wervingsgebied viermaal groter dan Vlaanderen. Het besloeg namelijk niet alleen ons Waals landsgedeelte, maar eveneens de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais, iets wat veel historici over het hoofd zien. In tegenstelling tot ons Legioen beschikte het over een volkseigen officierenkader, medische dienst en aalmoezenier en was het Frans - en niet het Duits - de inwendige voertaal.                     

Maar niet alleen de vrijwilligers van het Vlaams en Waals Legioen of de SS werd later militaire collaboratie aangewreven. Ongeveer 12.000 Belgen traden toe tot de 'Organisation Todt', die bijna uitsluitend instond voor ontwerp, bouw en onderhoud van militaire constructies. De "Vlaamse Wacht" en de "Garde Wallonne", samen een 10.000 man, trad in de plaats van de rijkswacht om deze installaties bewaken. De NSKK, een transporteenheid van de Luftwaffe die echter in Rusland ook voor de bevoorrading van het front werd ingezet, wierf een 9.000 Belgische chauffeurs aan die waarschijnlijk nooit een schot gelost hebben. De 7.000 man van de z.g. Fabriekswacht of Wacht-brigade ging vanaf '43 wél de militaire toer op, eerst bij de luchtafweer, om na de vlucht naar Duitsland in september '44 bijna volledig op te gaan in de 27.SS Grenadier Div. "Langemarck". Een kleine 3.000 man sloot aan bij de Feldgendarmerie  en ongeveer evenveel bij de Sicherheitspolizei of de Geheime Feldpolizei, 1.000 bij de spoorwegpolitie. Bij de Zwarte Brigade van het VNV droeg ongeveer 4.000 man een wapen; bij de Vrijwillige Arbeidsdienst een kleine duizend. Vreemd genoeg werden de talrijke  verpleegsters die vrijwillig aansloten bij het Duitse Rode Kruis later eveneens voor wapendracht veroordeeld, soms tot jarenlange gevangenisstraffen, hoewel ze nooit een revolver aanraakten...                  

Van andere clandestiene formaties (zoals het Veiligheidskorps van DeVlag en de Formations de Combat van Rex, die vanaf '44 een tegenterreur voerden tegen het gewapende verzet) zijn geen getalsterkten gekend.

Alles samen mag men aannemen dat grosso modo 100.000 Belgen militair met de bezetter samenwerkten, dat was 1,25 % van de totale bevolking. Daarin zijn ook de bewoners van de Oostkantons vervat, die door annexatie als Duits staatsburger werden beschouwd.                 

Op Europees vlak waren wij zeker geen uitschieters want àlle landen tussen de Noordkaap en Griekenland, van de Kaukasus tot Spanje, leverden vrijwilligers voor de Duitse oorlogsinspanning.   

Zelfs krijgsgevangen Britse soldaten, zowel Ieren als Indische Sikhs, meldden zich voor het oostfront !             

Ik loop even vooruit en neem als voorbeeld de USSR. Tijdens hun glorierijke optocht in de jaren 41-42 werden de Duitse troepen in alle Baltische, Oekraïnische en Wit-russische dorpen als bevrijders ingehaald. Zogenaamde "Hiwis" - afkorting van "Hilfswillige" - lieten zich met honderdduizenden door de Wehrmacht in dienst nemen voor allerlei huishoudelijke en logistieke baantjes achter het front. In juli '43 schatte men hun aantal rond het miljoen en uit hun midden rekruteerde de SS de nodige manschappen om bij de "Einsatz-gruppen", de concentratiekampen en de hulppolitie het vuile werk te doen. In de Kaukasus liepen volledige volksstammen naar de bezetter over, wat Stalin in '44 deed besluiten miljoenen gezinnen uit deze regio naar Siberië te verbannen. Feitelijk kwam dit neer op een bekentenis dat in de door Duitsland bezette gebieden tienmaal meer Russen met de Duitsers collaboreerden dan er partizanen rondliepen. Dat zal wel nergens in de schoolboeken vermeld staan...En ook niet dat een tiental Baltische, Oekraïnische, Witrussische en Kaukasische divisies met de Duitsers meevochten.  Men vraagt zich af waarom dit wordt doodgezwegen...                      

In dit verband even een woordje over Vlassov. Van al de krijgsgevangen Russische generaals ging hij het verst in zijn collaboratie met Duitsland. In het sovjet-leger had hij zich bij de verdediging van Kiev en Moskou met roem overladen en werd als een held vereerd. In de zomer van '42 werd hij echter aan het hoofd van zijn 2.Leger Stoottroepen omsingeld in de "Wolchow-Kessel", op een 100 km ten oosten van Leningrad. Hij stelde met een reeks andere gevangen genomen generaals aan von Kluges staf voor, een Russisch vrijwilligersleger op te richten om te helpen zijn vaderland van het Stalinisme te bevrijden, op voorwaarde dat de nazi's een einde stelden aan de moordpartijen achter het front.


Hitler duldde echter geen inmenging in zijn "Ost-politik" en Vlassov kreeg de Führer nooit te spreken. Wel groeide zijn bevrijdingsleger aan tot ongeveer 150.000 man. Maar bij hun eerste frontinzet liepen er weer veel over naar de partizanen... Daarom plaatste het O.K.W. deze onbetrouwbare troepen medio '43 over naar West-Europa en de Balkan, waar ze ingezet werden bij zuiveringsacties tegen het gewapende verzet. Ook rond de kustbatterijen van de 'Atlantikwall' werden deze Russische infanterie-eenheden ( de z.g. "Kozakken") belast met de plaatselijke verdediging om Duitse soldaten vrij te maken voor het Oostfront.    

Tijdens de laatste dagen van de oorlog liep een volledige Vlassovdivisie (20.000 man) in Tsjechoslovakije nog over naar het geallieerde kamp en verdreef de SS uit Praag, vijf dagen vóór de intocht van het Rode leger. Eén week nà de Duitse overgave leidde Vlassov zijn trouw gebleven troepen persoonlijk op Oostenrijks grondgebied in geallieerde gevangenschap, maar de Westersen leverden hen prompt uit aan de Russen.

 

Binnen de kortste keren werd de anti-stalinistische kern van dit "Vlassovleger", ongeveer 35.000 man, door de Sovjets bij Klagenfurt terechtgesteld en hun lijken verbrand...                                                     

Vlassov zelf werd een jaar later na een showproces, samen met zijn staf, in Moskou publiekelijk opgehangen.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (11 Stemmen)
01-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
31-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 196
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B39  NAAR OOSTLAND WILLEN WIJ VAREN...                                    

             Antwerpen, 4 augustus '41.

Alhoewel P.B.S. hen, met zijn gebruikelijke tact,  op het hart had gedrukt over het incident met Dupong "hun smoel te houden", wist heel de kazerne de volgende morgen reeds dat er zich tijdens de nacht één had opgehangen. Maar erg onder de indruk was men toch niet: "Een kloot", vonden ze het en daarmee was voor de meesten de zaak van de baan...                                     

Joseph informeerde voorzichtig bij 'Führer Albrecht' of hij wist hoe het verder was afgelopen met hun kamergenoot.                           

" Hij heeft met te vallen een poot gebroken en ligt in 't militair hospitaal van de Marialei, op d'afdeling van de zottekes...Als ge zelfmoord pleegt, staat er ergens een vijs los, zeggen ze, en dan leggen ze u bij de psychologische gevallen...Tenminste, als ge het overleeft, hé! Anders eindigt ge op den blauwe steen en in den hondenhoek van 't kerkhof...Misschien lappen ze hem nog een proces aan z'n broek, want vrijwillig de dood kiezen is strafbaar !

           

Joseph sneerde zonder nadenken: " Dan kunnen ze ons wel allemààl in den bak steken, als we ooit levend van Rusland terugkomen ! ...Ge moet me zo raar niet bezien, Albrecht: wij gaan daar toch ook vrijwillig ons leven riskeren, door te tekenen voor 't Legioen, hé ! ... In d'ogen van veel mensen is dat puur zelfmoord ! ..."                                                    

De "Führer" keek hem nog een ogenblik kil aan en zei toen nadrukkelijk: " Ha-ha-ha...Gij zijt ook de plezantste thuis, zeker?"

         

" Een moppeke, Albrecht, een moppeke...Maar 'k zie dat ge d'er niet mee kunt lachen..."

                           

" Er valt hier niet veel te lachen, Petré, dat zult ge nog wel ondervinden ! Wat te lang naar 't school geweest, hé, en denken met àlles te mogen zwanzen, ja ?..."

               

Die hansworst mócht hem niet, zoveel was nu wel duidelijk. " Vans gelijken! " zei Joseph en zag dat de andere het niet snapte.               

 

John Aspeslaghs had in de infirmerie zijn oor te luisteren gelegd :                                                              

" Veel wilden ze niet lossen, maar voor zover ik er iets vanaf weet, riskeert hem er een stijve nek en een peerdepoot aan over te houden...Enfin, dat wil toch zeggen dat hem voor 't einde van de maand terug thuis is en dat hem u eeuwig dankbaar mag zijn: had ge die riem niet op tijd van z'n nek gekregen, was hem nu zeker de pijp uit ! "

      

" Ik vraag mij toch af, of hij mij daar wel zo dankbaar voor zal zijn..." 

                                                

Vier jaar later zou hij het antwoord krijgen...                   

 

Rond tien uur vertrokken de afgekeurden met twee vrachtwagens naar het Centraal station: het waren er toch een dertigtal, zo te zien, en meer dan een bedeesd wuiven kon er niet van af. De meesten staarden wat somber voor zich uit, jaloers op de gelukzakken die het wél hadden gehaald. Ook wat dàt betreft zou menigéén zich met de tijd afvragen wie van hen de échte 'chançards' waren...

            

Ondertussen werden de rangen streng geïnspecteerd op kledij en schoeisel: overmorgen moesten ze, vooraleer met een speciale trein naar 'ergens-in-Duitsland' te vertrekken, langs de hoofdstraten van de stad defileren naar de Handelsbeurs. Daar zouden ze tijdens een afscheidsmeeting door de kopstukken van het V.N.V. bewierookt worden als het "Kruim der Vlaamse Zonen"...

                           

Het kwam er dus op aan, goed voor de dag te komen en wie zijn schoenen had stukgelopen tijdens de ijlmars van gisteren, kreeg een paar Duitse soldatenlaarzen uit het magazijn, als voorproefje op latere geneugten. Tot een stuk na het middageten - ditmaal gewone burgerkost - moest worden gepoetst en gepast en toen P.B.S. eindelijk tevreden was met het resultaat kregen ze hun eerste drill oefeningen in pelotonsverband. Hier verraadde Chef Asselman dat hij in een vorig leven waarschijnlijk instructeur was geweest in het Belgisch leger: hij kon maar niet genoeg krijgen van " Rechts rich...tén ! Hoofd...fiks ! Rechts...échts ! Voorwaarts...érs ! " en nog een hele reeks àndere bevelen, waarmee het peloton de grootste moeite had ze min of meer in cadans uit te voeren...

                              

Kwam daarbij dat een paar kwibussen, zoals Wilfried Mertens en Dikke Rogeers, lichtelijk motorisch gestoord leken, weinig gevoel voor ritme aan de dag legden, of voortdurend rechts met links verwarden. Ten einde raad trachtte P.B.S. dit te verhelpen met zijn "truc met de kassaai". De "Spasten",zoals hij ze vriendelijk toebrulde, moesten in hun rechter vuist een steen klemmen als geheugensteuntje. Maar veel hielp het niet...                                      

Tegen halfzes was iedereen zot gedraaid en Asselman zo schor als een baviaan, zodat hij er met goed fatsoen een eind aan kon maken.                                      

Na het avondeten ging er, ondanks het uitgangsverbod, een geheimzinnig gefluister door de chambrées over "pintjes pakken in 't stad" en de stoutmoedigsten hadden het geil over "de mokkes van 't Kantje"...Maar voor het zover kwam verscheen P.B.S. plots op de slaapzaal, zo hees als een kater en daardoor des te dreigender:

      

 " Wie der soms van plan mocht zaain vanavond de muur te doeng, om de biest te gon uithange in 't stad, kan het vergeite ! De Feldgendaarme zèn verwietiegt, en asse der ien van ulle baai z'n kloete pakke na den tiene op stroat, zal hem da z'n leive lang bekloage, iek zeg mor da! Iest ne goei resem van de matrak en der bovenoep van ongs nog vier doage cachot, te doeng in t' kamp in Rusland ! En ge wit dasse der dor nie mei lache...Salu ! "                

En hij verdween even abrupt als hij gekomen was, een vreemde kilte achterlatend. Verdomme, een koude douche was er niéts bij !

                                 

Roel Van Kuyckx, die schijnbaar grote plannen had gekoesterd voor deze laatste avond in zijn geboortestad, vloog woedend naar het bed van de Führer bij de deur en wilde met Albrecht op de vuist gaan: " Gijse smeerlap ! Gijse Judas ! Vuile verrajer ! Doede da allemaal om in een goei blaaike te staan bij de Poempbaksmoel ?" Het schuim stond op zijn lippen.                                       

Bill sprong ertussen en hield hem met een stevige greep in zijn hemd tegen:

                                           

" Heila, Kuyckxke, kalmkes aan ! Als ge wilt vechten, wacht dan nog een tetteke: aan 't front krijgde nog okkuze genoeg om te batteren ! Daarbij, de Führer zit er voor niks tussen: ik zèn heel den avond bij hem gebleven en hij heeft niet met de Poempbak gevezeld of ik had het moeten zien...Ge weet toch: alle chambrées hebben de zelfde consigne gekregen, dus gaat het maar ergens anders zoeken als ge der één wilt opvreten..."

                                 

Van Kuyckx droop af en ging mokkend op zijn brits liggen, terwijl de onderbroken gesprekken in de slaapzaal langzaam weer op gang kwamen. Albrecht had tijdens het incident geen vin verroerd, maar wist nu wel hoe iedereen over hem dacht.                 

Door de gedwarsboomde plannen duurde de avond vreselijk lang. Iedereen lummelde zo maar wat rond, in de gang, op de koer, en ook op de àndere kamers om er een vriend of een vage kennis op te zoeken. Zo verspreidde zich allengs het gerucht dat ze morgen, tijdens de feestzitting in de Handelsbeurs, een banket zouden voorgeschoteld krijgen met biefstuk en frietjes, en fruit-pudding na...

       

" En vier pinten de man ! ",wist een droge lever dit fata morgana nog bij te kleuren...Hoe dan ook, dit smakelijk vooruitzicht krikte het moreel weer wat op en niemand waagde het daarom het uitgaansverbod te overtreden. Toch droomden de dorstlijders die nacht van een schuimende tapkraan in een rokerig café, en de rokkenjagers van de warme zachte rondingen in het décolleté van een vriendelijke entraîneuse. Joseph verdeelde, onrustig slapend, zijn hunkeringen over beide domeinen en stelde tevreden vast dat hij met zijn 'juffra' aardig wat meer kon aanvangen dan Nadientje ooit zou hebben toegelaten...                                 

De volgende voormiddag werd weer druk gedrild, maar nu in compagnieverband, uit vier pelotons samengevoegd. De 'spasten' werden voor alle veiligheid naar het laatste gelid verbannen om de cadans niet te breken en de geüniformeerden vooraan gezet om het zicht wat te verbeteren. De instructeurs wisselden beurtelings af, maar P.B.S. hield zich ditmaal koest in de schaduw, wegens een schorre afonie, waar niemand om treurde.

                              

Na het middageten kregen ze nog een uur om hun beste kleren aan te trekken en hun valiesje te pakken. Eindelijk werd er verzamelen geblazen en een laatste inspectie van de rangen gehouden. De blijde spanning steeg ten top toen drie vrachtwagens de koer opdraaiden en een compleet muziekkorps afleverden ! Nou-nou, ze maakten er echt een feest van, zeg ! De Leiding schrok werkelijk voor geen kosten terug !

                   

Uit het bureeltje van het Commando kwam op de koop toe ook nog een vaandeldrager met de leeuwenvlag te voorschijn en een piekfijn afgeborstelde ere-escorte: man, het kón niet meer op !  

      

Het duurde nog een hele tijd vóór de instructeurs het onderling eens waren over de opstelling en terwijl stonden de mannen er voor Pietje Snot bij, te bakken in de hete middagzon.         

Eindelijk, om vier uur, schreeuwden de commandanten de laatste bevelen en trokken de vier compagnies achter hun vaandel de kazernepoort uit, de fanfare op kop.                                                           

Joseph stelde fier vast dat het met hun gezamelijk stapritme nogal meeviel, vooral toen het muziekkorps een populaire Duitse mars inzette. De mannen rechtten hun ruggen en stampvoetten als volleerde zandstuivers op de maat van 'Erika':....Auf der Heide blüht ein kleines Blümelein...                                                  

Terwijl ze stoer stappend over de Mechelsesteenweg het stadscentrum naderden, bleef meer en meer volk hen van op de voetpaden staan aangapen. Uit de zijstraten kwamen belhamels toegelopen om hen een eind weegs te vergezellen. Achter de haag van de geamuseerde toeschouwers zongen ze luidkeels de opeenvolgende marsliedjes mee,  maar dan met een sterk afwijkende tekst van volkse vinding, waarin onder andere het 'Blümelein van ons Erika' minder poëtisch werd omschreven...                                                          

Op de leien groepten steeds meer nieuwsgierigen samen en hier en daar werd zelfs schuchter geapplaudisseerd, al stonden er ook veel mensen bij met verbeten, gesloten gezichten die het helemaal niet zo lollig vonden. Op de hoek van de Leysstraat troepten de familieleden en de uitgesproken sympathisanten samen en waren de toejuichingen niet van de lucht. Jeugdvendels met veelkleurige vlaggen en landsknechttrommels vormden manhaftig de erehaag over de volle straatlengte en het gescandeerd Houzee-geroep deed menig gelid het marsritme verliezen. Met als beschamend gevolg dat vóór de Handelsbeurs het verlossend bevel "Compagnie, halt! " op een allesbehalve mooi militair vertoon uitliep...                                            

De muziekkapel speelde als uitsmijter nog rap een krijgslustige deun, toen ze in lange rijen achter elkaar het koele beursgebouw werden binnengeleid. Ze stelden onmiddellijk met geestdrift vast dat de bontbevlagde feest-zaal vol lange witgedekte tafels stond! Het verhoopte banket was dus toch geen kwakkel! ...Maar hoe ze ook snoven, van de vettige biefstuk-friet-lucht viel niets te bespeuren...Wel stond er per man 'een kou plakke' met tomaat en pilchards te wachten - zo te zien reeds een hele tijd, want het blaadje salade was al duchtig aan 't verslensen - en een literse fles Van den Heuvel, waarmee de meest vrijgevochten krawaten zonder veel omhaal de eerste dorst versloegen. Lang vóór een hoge schreeuw "zitten! " hen vriendelijk aan de dis noodde, was het fluitjesbier reeds soldaat gemaakt en met een hartgrondige boer begraven.

               

Om de pilchards te laten zakken, trachtte één of ander kopstuk van het Antwerpse V.N.V. hen, "en vedette américaine" van op het podium een tijdlang te overtuigen hoe goed en schoon hun 'offer voor Vlaanderen' wel was, kwestie van de zaal wat op te warmen. Hun beleefd applaus werd beloond met een tweede tournée Van den Heuvel, een gehaktbal in een vettig soort erwtenbrij en gepersileerde lauwe - en soms ook wat blauwe - aardappelen. Daar ging hun gedroomde biefstuk-friet! 

           

Teneinde hun ontgoocheling te overstemmen brachten trommelaars en bazuinblazers een woeste aubade onder het beproefde motto van " Niet schoon, maar hard "! Waarna een zangkoortje van de Dietse Meisjes Scharen, breedvoerig aangespoord door een schokkerige Z.B.-dirigent,  veelstemmig kweelde dat het absoluut "naar Oostland wilde varen". Dit oeuvre had hij fier aangekondigd als een oud Vlaams visserslied, wat blijkbaar als excuus voor de onverstaanbare tekst moest gelden...                                      

De volgende spreker - nauw bevriend met de Leider - schreeuwde met iets duurdere woordenschat ongeveer hetzelfde als zijn voorganger en leek nogal lichtzinnig de mening te huldigen dat harder roepen zijn betoog bevattelijker zou maken. Veel zouden ze er niet over voortvertellen, maar gezien zijn hoge functie en de geleverde moeite kreeg hij in verhouding een warme toejuiching. Een paar ontevreden mekkeraars, die nog steeds mokten over de gemiste biefstuk-friet, onthielden zich daarbij ostentatief, maar deze lacune werd dan weer door groepjes geüniformeerde enthousiastelingen-à-la-Albrecht rechtstaand met luidkeels houzee-geroep gecompenseerd.

                   

Onder artistieke begeleiding van koor en orkest werd met veel omhaal het nagerecht opgediend: grote schotels rijst met rozijnen en dampende zoete vanillesaus, heerlijkheden die aan een ver vredig verleden herinnerden...Dit maakte veel goed en Joseph liet het met zijn tafelgenoten niet aan hun hart komen.                              

Toen kwam de Grote Leider aan het woord: de Staf ,in hoogsteigen persoon ! .                          

Nou ja, groot...Imposant, beter gezegd. En van spreken verstond hij wel iets: rustig, haast vaderlijk, bracht hij hen aan het verstand wat Vlaanderen van hen verwachtte. Zij zouden de speerpunt worden van de Dietse drang naar erkenning in de schoot van het nieuwe Europa. En hun offer ter verdediging van onze oude christelijke beschaving vormde de garantie op een waardige plaats van Vlaanderen in de Nieuwe Wereldorde, onder de verlichte leiding van onze geliefde Führer Adolf Hitler! Zinloze frasen en dure woorden allemaal, maar de mannen zwolgen ze verheerlijkt als hemelse nectar, fier als ze waren met hun daad de eeuwige dank van het Vlaamse volk te verwerven...Mede door de derde fles Van den Heuvel werd het betoog van de Grote Leider op gepaste momenten door hun wild gejuich onderbroken en het ritmisch "Houzee!" geschreeuw was niet van de lucht.

       

Het bleke gezicht van de volksmenner, omkranst door de zwarte baard, straalde bezield in het schelle licht van de schijnwerpers en de redenaar fascineerde zijn goedgelovig publiek met zijn lange ronkende volzinnen. Die konden àlles en niéts betekenen, maar stuwden in elk geval driekwart van de jongens naar een miserabele dood midden sneeuw, slijk en stof in de eindeloze, troosteloze Russische steppe...                                                          

Dààr scheen evenwel nu niemand aan te denken: het was feest en ze werden door hun leiders lovend in de bloempjes gezet zoals ze het in hun jonge leven nog nooit hadden meegemaakt.                     

"De Staf" kreeg een donderend applaus dat de Handelsbeurs op haar oude grondvesten deed daveren.                                          

Er werd nog een raar soort koffie geserveerd en frisse maagdekens van de D.S.M. bedachten elke jonge man met een royaal afscheidscadeau: een pakje groene Michel of de lichtere Duitse Juno. En daarmee konden ze gaan, onze helden-in-spee...Maar het vaderland had wél zijn plicht gedaan en op geen cent gezien, dàt moesten ze volmondig toegeven...                                

Rechtstaand zongen ze tenslotte uit volle borst geestdriftig "De Vlaamse Leeuw", waarvan voor alle zekerheid op het podium een doek met de tekst van de eerste twee coupletten werd ontrold.

           

" Tiens, "dacht Joseph, " straks komt ook nog Meester Denolf met zijn lange wijsstok, voor al wie niet goed kan volgen! " Maar dit grapje kon er bijde regie blijkbaar niet meer af.

                               

Buiten vormden ze, onder grote belangstelling van familieleden en sympathisanten, zonder veel haast en wat rommelig, opnieuw de compagnieopstelling. En onder de opgewekte klanken van de muziekkapel marcheerden ze uiteindelijk door de zoete avondschemer naar het imposante Centraal Station...

                                               

Daarbinnen floepte juist de fletsblauwe noodverlichting aan, wat het hele gebeuren een nog spookachtiger aanschijn gaf...Op het overvolle perron kregen ze een kwartiertje om afscheid te nemen van hevig snotterende moeders, vrouwen en verloofden, en onwennige vaders die ernstig van onder de klep van hun zondagse pet de herrie om zich heen aanschouwden. Het waren meestal mensen van het platteland, maar eveneens beter gesitueerde burgergezinnen, de dames koket met een fleurig hoedje en de heren in maatpak. En daar tussen wemelde het van de uniformen, zowel zwarte als feldgrau, soldaten en officieren.                                          

Pa en Ma Aspeslaghs waren er ook. En als er voorheen al strubbelingen waren geweest toen John voor het Legioen tekende, was daar nu niets meer van te merken.


Vlakbij stond Penny met zijn Nancy de amoureuze achterstand van de laatste dagen in te halen, ongegeneerd als naar gewoonte, een eiland van liefdeshonger in een zee van tranen.           

Joseph overschouwde vanuit de open coupédeur wat afstandelijk het nerveuze gewoel op het drukke perron. Van de Petrés was niemand komen opdagen en eerlijk gezegd had hij dat ook niet echt verwacht...       

Maar in stilte hoopte hij toch nog een glimp van Nadine op te vangen...Echt geruzied hadden ze immers niet, de laatste keer, en hij vond dat ze wel een kleine geste had kunnen doen, nu ze elkaar, God weet hoelang, niet meer zouden zien...Maar hoe scherp hij ook tussen de koppen speurde, er viel geen Nadine te bekennen. Zoëven had hij wel een groene vilthoed met breed afhangende rand ontdekt, zoals zij er ook één droeg, maar het bleek een brunette van tegen de dertig die, verbazend opgewekt,  haar Z.B.-man kwam uitwuiven...Waarschijnlijk om zéker te zijn dat hij daadwerkelijk vertrok...

                         

Vooraan stond de locomotief ongeduldig te zuchten en dreigend slierten stoom te sissen, als wilde zij het volk aanmanen er komaf mee te maken: het had nu lang genoeg geduurd!                             

Vanuit de luidspreker galmde plots de fatale aankondiging door de reusachtige glazen stationskoepel:

 

" Vlaams Legioen! Instijgen! De trein vertrekt binnen drie minuten!"

 

Terwijl dit bevel aanhoudend herhaald werd, leek wel paniek uit te breken.   

Iedereen moest en zou nog vlug even de hele familie omhelzen, terwijl de instructeurs hun schapen driftig in de compartimenten trachtten te stouwen. Van op de trede telden ze binnen de koppen en zohaast ze er acht per coupé hadden, ramden ze met een forse klap de buiten-deuren dicht. Bij een paar achterblijvers op het perron ontstond wat heibel, omdat enkele betraande dames manlief niet zómaar wilden laten gaan, wat uitliep op hysterisch gekrijs of een scheldtirade, midden gegeneerd omkijkende toeschouwers.

                            

Toen uiteindelijk alle deuren waren dichtgeklapt, hing het halve Legioen door de open vensters gewurmd om toch nog maar een laatste ontboezeming met de geliefden uit te wisselen, of boven het kabaal uit een geforceerde kwinkslag over de koppen te kelen naar de reikhalzende familie achteraan.                                                          

De locomotief maakte met drie snerpende stoten van de stoomfluit korte metten met verder gezeur, schokte haar wagons even krachtig door elkaar en trok toen geniepig traag met bazig geblaas de hunkerende harten uiteen. En alsof er nog geen kabaal genoeg was, hief een groep geestdriftelingen met gepast gevoel voor décorum  "De Vlaamse Leeuw" aan, vlug door de meeste mannen overgenomen tot de stationskoepel ervan trilde! Anderen wensten elkaar luidkeels "Houzee! ", maar de vrouwen haalden hun zakdoekje boven om er beurtelings hun jongens mee uit te wuiven en eigen traantjes weg te wissen..."


Houzee! Houzee! " schreeuwde het volk obstinaat,  en de jongens in de open vensters zwaaiden met gestrekte arm terug, zoals in de tijd van de gladiatoren: Avé Caesar, zij die sterven gaan groeten U!

                                                            


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (10 Stemmen)
31-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
30-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 195
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE NOODUITGANG.

Na het 'doven van vuren en lichten' duurde het nog een heel poosje voor de rust in de slaapzaal weerkeerde...                        

Rond middernacht kreeg Joseph maagkrampen door die tweede portie goulash, of misschien wel van die zure appel nà. Hij bleef nog wat zuchten en woelen, maar kon het op den duur niet meer uithouden. Hij sloop voorzichtig zijn bed uit en de gang op naar de stinkende toiletten in de trapzaal. De blauwgeschilderde naakte lampen, die hier en daar aan het hoge gewelf hingen,  gaven amper genoeg licht in deze spookachtige catacomben om nét je nek niet te breken.                                        

Een doffe plof op de overloop boven hem joeg plots zijn haren omhoog en verstijfd van het schrikken staarde hij in de vale schemer van het trappenhuis. Lag daar boven op de overloop niet een vormeloze massa ? Het leek wel te bewegen, of speelde de angst hem soms parten ? Nu hoorde hij toch duidelijk kreunen, of niet soms ?!

Voorzichtig tastend met zijn blote voeten op de kille arduinen treden naderde hij, zijn hals gerekt, de donkere overloop...Ja, daar boven bewoog iets! ...Dat zacht rochelend gekerm: het leek wel of daar iemand een nachtmerrie had...Alle zinnen gespannen stapte hij nog twijfelend de laatste treden op en hurkte bij de ineengekrompen gedaante, die met hortend gerochel voorovergebogen wild naar adem snakte. Joseph tastte naar het hoofd en voelde een riem rond de hals gespannen, de gesp geblokkeerd...

Verwoed trekkend en pulkend kreeg hij de strakke strop los.              

Schurend ademde de man met snokken in en uit, in en uit, als trachtte hij de motor weer op gang te krijgen. Joseph wilde hem op de rug rollen om hem het werk te verlichten, maar een luide kreun deed hem daar onmiddellijk van afzien!  Toen meende hij in het duister op te merken dat het ene been nogal onnatuurlijk naar binnen lag geplooid...                                                     

" Die val van vier-vijf meter heeft z'n poot gebroken! ", flitste het door zijn hoofd:" Ik moet hulp halen op de zaal "...En wat onnozel fluisterde hij haastig het halve lijk in 't oor: " Wacht een minuutje! "                                            

 Hij rende naar de kamer terug: John Aspeslaghs zou wel raad weten, ja, John kon hem helpen!  Hij zag zo direct niemand anders...Die sliep in het eerste stapelbed naast de deur, op de middenverdieping onder Führer Albrecht. Op de tast vond hij de schouder en schudde hem wild heen en weer.  "John!  John! ",siste hij, " Wakker worden! "                  

Albrecht, in het bovenste bed, was door het deinen van zijn brits nog het eerst bij zijn positieven...Ook Bill, onderaan vroeg slaapdronken schor waar deze heisa voor nodig was!  Fluisterend gaf Joseph een haastige uitleg: " Er ligt er één half-dood op den trap! ".                      

" Half-dood ?",wilde Bill weten, overwegend of het nog de moeite was daarvoor uit zijn warme nest te komen. Maar Aspeslaghs en de Führer sprongen reeds op de grond en volgden Joseph de kamer uit. Na een inspectie van tien seconden wist Albrecht genoeg: " Ik ga de dokter van wacht verwittigen! "...En tegen Bill die ook nieuwsgierig kwam aangesleft: " Bill, ziet dat ze hem niet bougeren voor da'k terug zijn!  En probeert een pillamp of een petrollicht te vinden, rap! "...De Führer kon dan toch leiding geven als het nodig was, moest Joseph toegeven...                                                                              

Nu de druk van zijn schouders was genomen, kon hij weer wat rustiger nadenken en samen met John trachtte hij de raspend steunende gestalte wat moed in te spreken. Maar deze reageerde niet op hun vragen, tenzij met nog harder gekreun. Dat zag er niét gezond uit...                      

" Hoe weet ge dat hij zich heeft opgehangen ?", vroeg John naïef, " hij kan toch gewoon van de trap zijn gedonderd!  Ge ziet hier geen steek voor uw ogen..." Op de tast vond Joseph het stuk riem terug - eerder een reep geperst karton - en liet zijn vinger over het gerafelde uiteinde glijden: " Hier zie, gijsse bietekwiet!  Dat stuk is afgebroken...Het andere zult ge wel aan de leuning van de zoldertrap hierboven vinden..."                       

 Maar ze kregen de tijd niet dat te gaan zoeken,  want Bill kwam terug met een zaklamp en op dat zelfde ogenblik viel de Führer binnen, op de voet gevolgd door P.B.S., de dokter van wacht en twee verplegers, de ene nog slordiger 'gekleed' dan de andere...Josephs rol was uitgespeeld en enkel over de schouders van het neerhurkend gezelschap heen, kon hij even het opgedrongen gezicht zien, toen de dokter met de zaklamp de blauwe gekneusde hals van die sukkel onderzocht.              

Hij kreeg een schok: het was Dupong!                         Dupong, verdomme!  We zouden nog van hem horen, had die kwal gezegd, we zouden er nog spijt van krijgen...De klootzak die zijn verlies niet kon aanvaarden...De eeuwige mislukkeling !                  

" Veel chance heeft hij niet gehad! ",dacht Joseph smalend, " Drie mislukkingen op rij!  Hij is zelfs niet kapabel om zich proper op te hangen! "


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
30-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 194
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B38:  DUPONG, Francois.                                                      

 

Joseph stond tussen zijn beide nieuwe vrienden ongeveer in 't midden van het peloton, dat "getrokken" werd door lange slungels als 'Führer' Albrecht, 'Bill' Bergmans en 'Grote' De Coninck ('Groot' in tegenstelling met de 'Kleine' Marcel De Koninck, die ergens achteraan bengelde). Als "duwers" op het laatste gelid fungeerden struise gasten zoals laatkomer Josephy, Beerke Willemans en Dikke Rogeers.                          

" Gijder zorgt dat het spel niet uitrekt! ",kregen deze als speciale opdracht mee van Poempbaksmoel, die inderdaad onsportief genoeg was om zijn 'Groep Zes' op de fiets te begeleiden.                 

Het was prachtig zomerweer, maar zij die iets van marcheren afwisten hadden uit voorzorg hun onderhemd uitgelaten: " We gaan fameus afsjieken, met dees zon! "...                                                    

De eerste groepen waren reeds manhaftig vertrokken, luidkeels zingend over hun 'Sarie Mareis' of de 'Suiker in de Erwtensoep', maar voor ze achter de eerste bocht verdwenen, sloeg het gebrek aan tekstkennis reeds toe. 

P.B.S. probeerde het vanaf de start met 'Het vendel moet marcheren...',maar daarmee geraakten ze met moeite tot het einde van de eerste straat...Een paar burgers bleven nieuwsgierig staan kijken toen hun bonte bende voorbij trok: dat gore allegaartje van diverse uniformen en boertjes-op-hun-zondags, jonge knapen en rijper mansvolk door elkaar, moést wel intrigeren, willen of niet...Maar zohaast 'hun frank gevallen was' keerden velen zich nadrukkelijk halve-draai-om naar blijkbaar boeiender belangstellingspunten...       

Joseph merkte deze stille afkeuring wel, maar begreep ze niet goed: aan de kust, of in een stad als Oostende, zou hun optocht zeker meer openlijke bijval geoogst hebben van sympathisanten, of af en toe een spottende sneer toegeschreeuwd gekregen van een vermetele tegenstander met goede spurtcapaciteiten. Maar ze zouden er toch goedmoediger bejegend worden, en niet zo kil afstandelijk zoals hier...                                                         

" Ik kan niet zeggen dat we veel succes hebben! ", merkte hij op tegen Pinjaert naast zich.                                

" Ach jong, in Antwerpen hebben ze't allemaal wat hoog in hunnen bol!  Ze doen alsof ze zelf hun hoogste kathedraal gebouwd hebben en hun Boerentoren, maar verzwijgen dat de metsers uit de boerenbuiten kwamen en de bouwmeesters uit Brussel. De sinjoren hebben daar geen énkel verdienste aan, heb ik gelezen. En omdat Rubens hier een paar blote wijven in de kerk heeft mogen hangen, denken ze allemaal dat ze wat meer van 't leven weten dan d'andere mensen!  Bij ons zouden we daar een voileke over schilderen, maar hier willen ze lijk zuigelingen absoluut blote tieters zien...Tettezotten zijn het, hé Van Kuyckx! ", riep hij tegen de sinjoor in het gelid voor hen: " Wa viende gaai van ol dees voil kladschilders in 't Stad ?" Hij chargeerde nogal nadrukkelijk op de 'Moeder aller Vlaamse Dialecten'            

Van Kuyckx keek hooghartig om: " Als ge't wielt wete, stoem boerke: we zaain ier nie ien 't Stad, mor baai de gaaitepoepers van Wielrik,  Kloefkapperke! "                             

" Wat heb ik je gezegd ?",spotte Pinjaert, "allemaal dikke nekken! "                                        

Het peloton schoot goed op en telkens ze door een bebouwde kom van één der voorsteden kwamen, stapten op het voetpad een paar bengels een eindje met het hen mee, maar in de buitenwijken werd het alsmaar stiller, ook in eigen rangen. Telkens het ritme dreigde te verslappen,  voelde Führer Albrecht zich geroepen een nieuw marslied te lanceren, waarvan de meesten echter een vroegtijdige dood stierven: van 'Kempenland aan de Dietse kroon' kende niemand de tweede strofe, en het 'Zeeroverslied' verzoop al even vlug in een verwarde tirra-lalla....Kleine kliekjes probeerden af en toe hun regionale lofzangen op te dringen, maar zonder veel succes, tenzij het morele gehalte ervan zo laag zakte dat het de lachlust opwekte.

Een Gentenaar gaf een steek onder water met:             

" En zieje van Brugge, zet je vanachter: ge moe vanvoren in de réke nie gon stoan! "  Maar het bleef bij een gekeeld solonummer.              

Het kusttrio wilde niet achterblijven en bracht: " Dat is de torre van Ostende, asje pist dan ligt'em overende! ", maar het koortje was te kort en te schraal om veel bijval te genieten.                       

Bill Bergmans wist wat beters: " Gè dikke tette Melanie, ik zèn zo blaai as ik ze zie! En asse goe gewasse zaain, stekt dan aa tieters tegen de maain! " Dàt bracht wat leven in de brouwerij en  achtereenvolgens bezongen ze in de zelfde context haar 'warm bukske, ronde bille, groete voete, schoen krulle, blaaw oege, lief nuske, en waarm liepkes'...Erg krijgshaftig was het niet, maar er werd flink wat afgelachen, en ook de burgers op het voetpad bleven nu monkelend staan kijken.  

Telkens de Führer, met de hulp van een paar andere pilaarbijters zoals Dupong en Mertens, het iets deftiger 'Kempenland' weer wilde aanheffen, werd vlug "ons Melanie" uit bad gehaald voor een paar bisnummers!

Zo vergaten ze de hobbelige kasseien van de Krijgsbaan, die de dunne zolen van hun open sandalen of hun zondagse schoenen deed gloeien en gaandeweg voor de eerste mankepoten zorgde...                  

Aan het kerkhof Schoonselhof kruisten ze groep één en vervolgens met een paar minuten tussentijd de andere pelotons die vóór hen waren vertrokken. Dus kon het keerpunt, fort 8 in Hoboken, op tien kilometer van de vertreklijn, niet meer ver af zijn en dat gaf nieuwe moed!  Vooral toen ze merkten dat hun voorgangers de lofzang op de rondborstige Melanie van hen overnamen, streelde dit hun gevoel van eigenwaarde...                                                           

Na bijna twee uur stappen konden ze eindelijk de terugweg aan vatten, zonder rusten. P.B.S., die zich tot dan toe stil met zijn fiets op de achtergrond had gehouden, schreeuwde de voetenslepers de nodige aansporingen toe. Maar lang hielp het niet: hier en daar begonnen de kartonnen oorlogszooltjes te begeven en kregen de manke slenteraars de toelating naar het voetpad uit te wijken, onder de hoede van de 'duwers' Jos en Beerke. De derde duwer, Dikke Rogeers had zelf al last genoeg om het ritme te volgen en moest door zijn maats flink aangepord worden om niet verder af te zakken. En wat Bill Bergmans ook probeerde, zijn Melanie kreeg hoe langer hoe minder aantrek. Nog zo jong en nù al versleten...                                               

De zon begon lelijk te steken.                              

Joseph stapte met zijn vrienden flink door: de drie vrolijke musketiers schenen weinig last te ondervinden van de hitte en de gloeiende voeten, maar veel werd er toch niet meer gezwetst, tenzij om te schatten hoe ver het nog kon zijn...            

    

Tegen vieren zaten de 15 kilometer er eindelijk op en dreef P.B.S. de kop van het peloton naar de binnenkoer van een leegstaand fabriekje, terwijl de lange staart met mankende achterblijvers werd opgejaagd door "Jos" Josephy en Beerke Willemans, om de gemiddelde tijd van groep 6 alsnog te verbeteren.                      

    

" Is iedereen binnen ?",vroeg Asselman zuur aan de Jos, " Ik mankeer d'er één, als 'k goed kan tellen..."                             

" Fastré is na 't keren bij fort 8 in de boskes gaan zitten en 'k durfde er niet langer op wachten...'k Heb hem niet meer gezien, in elk geval...Misschien is hem uit z'n eigen bij 't volgende peloton aangesloten..."                                                  

                          "Bon, zwijgt maar: Voor mij is 'de zes' binnen! "              

 De koer leek wel een mierennest: de eerste vier pelotons waren reeds vertrokken voor de individuele ijlmars over de laatste vijf kilometer en groep 5 werd samengedreven aan de startlijn voor het appèl. In theorie kregen de groepen hier tien minuten rust om het gewicht van hun stijve benen af te halen en een beker fris water te zwelgen uit de grote aluminium ketels in de schaduw van een afdak. Maar Joseph had met moeite zijn mond gespoeld en het water in een forse straal weer uitgespuwd zoals een renner op de kermiskoers, of daar sukkelde groep 7 de koer reeds op. Er moest dringend plaats worden geruimd. Asselman schreeuwde zijn schapen bijeen voor de naamafroeping en stelde verwonderd vast: "Groep 6 compleet! "..., want Fastré was schijnheilig uit het niets te voorschijn gekomen...Toen gaf hij - ditmaal in keurig Vlaams - zijn ultieme richtlijnen:                                         

     

" Ge hebt nog drie kwartier voor de laatste vijf kilometer!" loog hij, " Het zal dus wat rapper moeten gaan, dan dat geslenter tot nu toe! ...Let op de telefonpalen langs de baan: die staan op vijftig meters van-één...Als ge dus op tijd wilt binnen zijn, moet ge vijftig meters lopen, vijftig meters stappen, vijftig meters lopen en zo voort!  Goed verstaan ?... En nu is 't elk voor zich: niemand is nog verplicht naar de slenteraars om te zien...Die moeten nu maar op hun tanden bijten! "                                       

                        Hij keek een tijdje demonstratief op zijn horloge,        hief de arm op en riep toen: " Klaar ?....Partee! "

De hevigsten stoven de straat op, Führer Albrecht op kop, als wilden ze een record breken, maar het gros bleef voorlopig bijeen en volgde gedwee het opgelegde tempo: één paal stappen, één paal sjokken...John Aspeslaghs had een polshorloge en stelde zijn maats na een zestal palen gerust:" Als we het zo kunnen volhouden, zijn we d'er binnen een dik half uur en moeten we ons voor niets creveren "...En dus lieten ze de kop maar gaan: achter hen zwalpte reeds een lang uitgerekte staart van gasten in diverse stadia van uitputting en moedeloosheid, waarvan de laatsten het echt niet meer zagen zitten...                   

Plots begon Pinjaert zwaar te hinken. 

                        

" Miljaarde!  M'n zool hangt los! " 

                      

Ze stopten even en samen schatten ze de schade.

              

 " Bindt er een zakdoek rond! ", raadde Joseph aan, maar onze 'Penny' bezat niets in dien aard.

                         

" Hier, pakt de mijn! ", bood John aan en zonder veel omhaal bond hij de grote rode bolletjeszakdoek over de schoen van zijn maat, die zich gewillig liet doen.

                                     

Na even voorzichtig testen schoten ze weer in gang. Zonder veel moeite haalden ze geleidelijk hun achterstand weer op en lieten de slenteraars, die hen tijdens de noodherstelling waren voorbijgestoken, ver achter zich.                                                                            

 " Gaat het zowat ?", informeerde John hijgend, " 't Is naar mijn gedacht nog geen twee kilometer meer en we hebben nog dik twintig minuten:  we moeten zelfs niet meer lopen, als 't niet zou gaan..."

                               

Maar Penny snoof geringschattend en slofte op een sukkeldrafje moedig mee.

                                       

Het zweet droop van hun lijf toen ze eindelijk hun kazernepoort binnenliepen en hun naam lieten aanstippen op de lijst van Poempbaksmoel.                                     

" Goed! ", prees deze," schoen oep taait!  Godda mo wasse! "  

     

Maar dàt hadden ze zonder zijn genadige toelating ook wel gedaan...   

                                    

Vanuit de waszaal schalde, boven het geestdriftig geplas en geproest, de ode aan de bijzondere charmes van hun mascotte: " Gè groete voete, Melanie! ..." En inderdaad, iedereen leek wel erg bezorgd de eigen voeten te keuren op blaren, bloedkorstjes en blauwe teennagels,  terwijl het minste wondje trots aan de bewondering van een bereidwillig publiek werd opgedrongen. Penny's rechter hiel lag open, maar voor de rest had het driemanschap de laatste test zonder kleerscheuren doorstaan. Op de rode bolletjeszakdoek na, dan. Penny wilde het resterende kadrement meesmuilend aan de wettelijke eigenaar teruggeven maar John wees de gift grootmoedig af.                                                                       

" Hangt hem maar boven uw bed als souvenir! "                                        

De slaapzaal leek wel het "Klein Strand" van Oostende op 15 augustus: een drukke exhibitie van halfnaakte witte lijven, als op de eerste dag van een zuurverdiende zeevakantie, waar iedereen meent genoeg gespierd en behaard te zijn om ermee voor de dag te kunnen komen. De geaccrediteerde moppentappers zoals Bill Bergmans en Raoul 'Roel' Van Kuyckx deden niet voor elkaar onder en er werd aardig wat afgebruld. De stemming was opperbest, een paar mokkende kniezers niet te na gesproken, en telkenmale een verfomfaaide laatkomer uitgeblust de zaal binnenstrompelde werd deze op een uitbundig gejoel onthaald. Dikke Rogeers en Dupong kwamen bekaf als hekkensluiters aangewaaid en konden met de geestdriftige ontvangst op de kamer allesbehalve lachen: ze waren ver na de tijdslimiet tot in de kazerne gesukkeld en vreesden duidelijk te licht te worden bevonden...                                              

De luidspreker schalde: " Verzameling voor het avondeten om 18 uur!  Uitslag van de keuring om 19 uur!  De infirmerie in lokaal B 12 blijft open tot 22 " Allee, Penny, ge kunt uwen hiel nog laten verzorgen! ", drong Joseph aan.                                                               

 " Merci vriend, maar eerst boefen hé!  Steendood als 't voor niks is!  Die "Dutse Sossies" wil ik voor geen geld meer missen! "                                          

"Ze mochten hun menu toch wel eens veranderen...",meende John.                                   

Maar neen, ze kregen dezelfde vette goulash-met-brood als gisterenavond, maar ze smaakte ditmaal stukken beter waarschijnlijk wegens hun 'gezondheidswandeling', deze namiddag. Die dodenmars - zoals ze hun prestatie viriel doopten - had echter ook een minder appetijtelijke uitwerking op het contingent. Menig stoere knaap hinkte er stoïcijns op zijn blote zweetvoeten rond, soms iets te nadrukkelijk, als om duidelijk te tonen wat voor slopende beproevingen een echte man zoal kon doorstaan...                                                          

'Het lazaret' deed in elk geval gouden zaken. Joseph ging met Penny mee en de prikkelende lucht van jodiumtinctuur herinnerde hem plots aan zijn werk in de hulppost van de 'Marchevins', tijdens de veldtocht van vorig jaar...Die vrijage met Nadine op de canapé in de amberkleurige schemer van de grote feestzaal...Zou zij nu ook aan hem denken ?... Wat zou ze zeggen, moest hij morgen terug voor haar staan ?...Zou ze nog kwaad zijn?...Ook als hij haar stevig omhelsde en haar mond zoende ?...Zou ze weer spontaan haar tandjes vanéén doen voor zo'n tongdraai waarop ze hem de laatste keren had getrakteerd ?

" Uitslag van de keuring! ", brulde de luidspreker en Joseph schrok zich een beroerte. Hij liet Penny aan zijn lot over in de rij wachtenden bij de deur van de infirmerie en wandelde naar de frisse avondlucht op de binnenkoer. De omroeper riep eerst het volgnummer van de groep af, dan: " Zijn afgekeurd! ", waarop twee-drie namen van slachtoffers volgden. Joseph kende niemand en zijn spanning steeg naarmate de spreker peloton Asselman naderde...Toen kwam het: " Groep zes! ...Zijn afgekeurd!  ...Dupong Francois! ...Groep zeven! ...Zijn afgekeurd!  ...Adams Jaak en Frank Arthur! "              

Joseph luisterde al niet meer. Hij was erbij! Hij was goedgekeurd! Een vreemde tinteling kroop door zijn lijf: een mengeling van fiere vreugde geslaagd te zijn in zijn opzet en een knagende faalangst de komende avonturen niet aan te kunnen. Want nu was er geen weg meer terug:  hij had koppig gekozen, wat roekeloos misschien en eigenzinnig - ja dàt zeker! ..." Zonder assurance, zoals Nonkel René op zijn laatste Engelandvaart...", dacht hij een ietsje benepen, " zonder waarborg op een goede afloop, 'lijk een koorddanser zonder valnet..."                                                                          

Ach wat!  Hij had zijn eigen zin doorgedreven, ondanks alle tegenwerpingen van thuis en moest nu maar de ingeslagen weg als een echt kerel afmarcheren...Ja, zonder omzien, zonder spijt: erop en erover!  En terwijl hij naar de slaapzaal terugslenterde, trachtte hij zich het gedicht "Excelcior" te herinneren. Hoe ging dat ook weer ?...

" 'k Zie liever die, te bergewaart, zijn roek'loos opgeklommen,                                       

Dan zij die, zo zaan de vaart                                     

Gedaan is, nederkommen! ..."                                

De poëet had natuurlijk makkelijk spreken: van hém werd vast niet verwacht dat hij een Russische loopgracht met de blanke bajonet zou uitzuiveren...                            

Op de slaapzaal heerste een uitgelaten stemming en niemand lette op Dupong die wat stil op zijn strozak in een versleten valiesje zat te prutsen. Mislukkelingen worden gemeden als de pest, alsof hun zwakte besmettelijk kon zijn...Joseph voelde wel niet veel sympathie voor die knul, maar had toch wat medelijden nu hij hem daar zo eenzaam tussen deze joelende bende zag kniezen. Hij ging bij hem op het voeteinde van de brits zitten, maar Dupong keek zelfs niet op.                              

 " Wat gaat ge nu aanvangen ?"                               

De andere staarde schokschouderend voor zich uit:

" Wat wilt ge dat ik zou aanvangen ? Morgen moet ik terug naar huis..."            

 " Heeft Asselman dat gezegd ?"                                

Dupong knikte tegen zijn valies: " Morgen om negen uur voeren ze alle afgekeurden met de camion naar de statie..."                                        

" Allee, dan zijt ge d'er van af! ",was alles wat Joseph wist te zeggen, maar voegde er nog troostend aan toe: " Wie weet hoe content ge later nog zult zijn met deze mislukking..."                   

Dupong keek hem agressief aan: " Ik ben niet naar hier gekomen om te mislukken, hé!  Daar heb ik m'n buik al van vol!  Eerst buitenvliegen uit het seminarie, en nu dàt hier! ...Ik begin er meer dan genoeg van te krijgen!  ...Maar als ze me hier niet willen hebben, dan zullen ze nog van mij horen! ...Begod, ja! ...Dat geef ik hen op een briefke! Die brulboeien !..."                                              

" Maar als ge absoluut bij 't Legioen wilt, kunt ge het de volgende keer toch nog eens proberen, hé ? Er zullen toch nog veel lichtingen volgen en ge weet nu wat ze van u vragen...G'hebt nu tijd om u erop te entraineren... Leert wat beter zwemmen en komt de volgende keer met beter schoeisel, dan lukt ge zeker...Zo moeilijk was dat toch ook niet: g'hebt u dees keer laten verrassen, da's al. Maar met wat voorbereiding rolt ge door de naaste keuring 'lijk een fluitje van een cent!  Ze waren nu misschien wat streng, maar ze hebben veel volk nodig en ze zullen de proeven moeten aanpassen om aan hun getal te komen...Een goeie Vlaming als gij kan 't Legioen best gebruiken..."                       

" Luistert vriend: voor mij mag heel het Legioen verrekken, zo groot als het is!  Ze kunnen allemaal de pot op voor mijn part!  Als ze me niet goed genoeg vinden, moeten ze het maar weten, maar ze zullen het zich nog beklagen! ...En laat me nu gerust, want ik heb nog 't één en 't ander te doen! " Verbeten wendde hij Joseph de rug toe.                

 " Bon-bon"...Wat een rotkarakter heeft die mossel, zeg!  Beledigd droop hij af naar zijn eigen brits bij 't venster. Penny zat op de derde verdieping verliefd zijn hielpleister te strelen.        

 " Wat wist onzen atleet te vertellen ?"                      

" Dat heel 't Legioen voor zijn part kan creveren, maar dat we het ons nog zullen beklagen dat ze hem gebuisd hebben! ..."                         

" Tiens-tiens.",was zijn enige commentaar en daarmee konden ze Dupong vergeten.                                

Dachten ze...                                                     


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
30-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
29-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 193
Klik op de afbeelding om de link te volgen
DE VLEESKEURING.
De ondervraging begon anders al goed:
"Of hij soms joodse, of niet-Germaanse voorouders had ?"                                              

       " Natuurlijk niet!  Mijn moeder is van boerenafkomst en vader was metselaar..."                                              

       " Vrijmetselaar ?!", vroeg de bleke scribent, verbijs­terd reeds zó vlug een vette vis te vangen. Maar Joseph hield zich van de domme.                            

       " Nee-nee, op chantier bij ne entrepreneur "        

       " Hij metselde dus brieken met mortel aaneen wilt ge zeggen ?" vroeg de andere ontnuchterd.                    

       " Wel, heu...ik heb hem nooit bezig gezien...", begon Joseph voorzichtig " maar ik denk dat het in den bouw ongeveer zo in z'n werk gaat, ja..."                                            

       " Maar is het een Jood ?!" De man keek hem indringend aan, maar Joseph wimpelde hem af.

       " Hoe kan ik dat nu weten!  M'n vader is al vier jaar dood! " Dat beloofde hier plezant te worden, zeg!                  

       " Dood of levend heeft hier niets mee te maken! " po­neerde de muggenzifter nogal voorbarig, " Hoe staat het met de grootouders ? Petré is geen erg zuivere Germaanse naam, hé!  Waren die allemaal van Arische afkomst?"                            

       " Bij lange niet!  Langs moeders kant waren 't al gewone boeremensen, die ik niet gekend heb, maar Bompa Petré wél: dat was een adjudant in '14-'18, en zéker geen artiest! "           

       De schrijver kneep een moment de ogen stijf dicht en kamde, onder het trekken van heftige grimassen, verwoed met de vingers door zijn dunne haar. Tenslotte keek hij Joseph schud­de­bollend aan: " Luistert eens Paljaske, als ge het verschil niet kent tussen Arisch en artiest, wat komt gij hier dan doen verdomme! " Wat moest hij dààr zo maar direct op antwoorden ? Hij zag de man een vraagteken zetten in het kwestieuze vakje en voelde plots zijn prachtig bruin, paard veranderen in een muil­ezel...Dat stomme vraagteken zou hem later in Rusland nog zuur opbreken...        

       De medi­sche tes­ten-aan-de-lopen­de-band waren, indien mogelijk, nog in­drin­gender. Ze moesten zich uitkleden tot op hun onderbroek en werden gekeurd als verdacht slachtvee, beklopt, gewogen en gemeten: " Mond open! " en de rotte kiezen geteld. Welke ziekten hij allemaal had overleefd ? Gonorroe ? En syfi­lis ?... Verdomme, wist hij veel!                                                      

       Geïntimideerd werden ze van het ene zaaltje in het andere gedreven. Het klapstuk kwam toen ze zelfs per groepjes van tien hun laatste sluier moesten laten zakken en voorover buigen met de rug naar een verveelde verpleger, die het twij­felachtige genoe­gen mocht smaken op één namiddag vijfhonderd blote konten open te sperren. Zijn maat viel de eer te beurt achter een gordijn evenveel geslachtsdelen te wikken en te wegen, wat niet steeds vlekkeloos verliep. De rekruten kwamen één voor één vanachter het laken vandaan, de ene bleek en de andere met een rode kop, maar iedereen hield zijn persoonlij­ke steekkaart, formaat A4, stijf op de onderbuik gedrukt...             

       Toen hun groepje zich weer mocht aankleden, voelden ze zich al heel wat meer mans en als ze al in hun christelijke pudeur gekrenkt werden door het handtastelijke gepruts achter het gordijn, dan werd dit nu vol branie weggelachen.               

       Pin­jaert vertrouwde hem bedrukt toe: " Die gast zei dat ik mij moet laten opereren...",om het dan uit te gieren: " Hij is naar het schijnt twintig centimeter te lang! " En een droge Limburger wist te vertellen dat Albrecht "bij die kloteweger zijn tong had getoond, bij gebrek aan iets anders!  Ha-ha! " Verschrikkelijk leuk.          

       Het avondeten verorberden ze weer op de binnenkoer: een gamel vol dikke, lauwe goulashsoep, een homp Duits commies­brood, met een zure appel na. En toen was het aanschuiven voor een strozak met een soldatendeken, die om het ergst naar motballen stonken.                                                          

       Groep-zes-Asselman kreeg een slaapzaal toege­wezen met britsen drie hoog en even was er heibel omdat de Antwerpena­ren met de beste plaatsen wilden gaan lopen. Tot P.B.S. kort­weg de alfa­betische volgorde opdrong: Aspeslaghs verdween dus met heel zijn hebben en houden richting Albrecht, bij de deur, en Pin­jaert kwam boven Joseph te liggen aan het uiteinde van het zaaltje, tegen het venster. Het was er verge­ven van de muggen, maar het open raam gaf toch wat koelte. Elektrisch licht was er niet, dus ook geen verduisteringsgor­dijnen en zo kwam samen met de avondschemer ook wat frisse lucht hun zwete­rige lijven afkoelen.                                                                

       De meeste jongens gingen even luid proestend pletsen onder het lauwe water van de waszaalkranen, maar het raakte daar na een half uurtje vlug overvol, met de schreeuwende laatkomers die ook graag even een beurt wilden. De W.C.'s bleken al ras een ware ramp en niet berekend op de grote toevloed kandida­ten die last kregen van - naar later bleek - de vette worst bij het middagmaal. Daarbij werd vlug duidelijk dat de rekruten het juist mikken nog moesten leren ­...                    

 

      In de slaapzalen mocht niet worden gerookt, met het oog op brandgevaar. Dus hurkten er veel kliekjes paffend in het duister op de gangvloer bijeen, moppen te tappen en brullend te lachen. De mannen met problemen thuis lagen stil op hun brits te piekeren, of zacht tegen een verwante ziel hun lever te lich­ten, als zaten ze in een biechtstoel.                                 

       Om elf uur schalde een luidspreker: " Doven van vuren en lichten! " Die waren er wel niet, maar het klonk heel mili­tair..." Stilte op de slaapzalen! ... Morgenvroeg wekken om zes uur!"...                                                                                    

       De bevolen stilte was een lachertje, want de moppen­tap­pers kregen er maar niet genoeg van en in de omliggende brit­sen barstten, gedempt door de dekens, aanhoudend buien van hikkend gegier los. Tot Albrecht er moegetergd tegen midder­nacht mee dreigde " morgenvroeg bij het commando verslag uit te brengen"...                                                        

       Joseph bleef nog lang liggen woelen: het gekriebel van de strozak, de muggenplaag en de zwoele zweetlucht rondom hielden hem wakker tot de zwarte sterrenhemel in het open raam begon te verbleken. Uiteindelijk viel hij toch in slaap en droomde hij van zijn setter Toerrah, die een Hitlersnor had opgeplakt en met een diepe keel-stem steeds maar gromde van "Du dummer Hund! ...Du dummer Hund! "...Tot meester Engel­borghs het beest met zijn glimmende laarzen een stamp gaf en schreeuwde: " Opstaan en wassen!  Verzameling-eten om half zeven! "....   

       Het duurde even voor Joseph zich realiseerde dat P.B.S. in het deurgat stond te kelen, zichtbaar slecht gemutst: voor hem was de nacht blijkbaar óók stukken te kort geweest...                              

       Na het ontbijt moest iedere kameroverste twee man aan­duiden om de W.C.'s te ont­stoppen en volgens Albrecht waren dat zijn alfa­betische volgelingen Aspeslaghs en Bergmans. De rest kreeg tot acht uur om de slaapzaal op te ruimen en het beddegoed te plooien, maar het duurde wel even voor het baasje tevreden was met het resultaat. Die vent kreeg reeds echte Führerallures en raar genoeg werd zijn gezag door praktisch iedereen aanvaard. Op Bergmans na, dan...                                       

       " Bill" Bergmans was even groot, maar een stuk struiser dan de kameroverste en zijn V.N.V.uniform gaf hem bij zijn sjofele burgermakkers een uitstraling waar 'azijnpisser' Albrecht nog niet aan kon tippen. Bill verstond de kunst om met zijn lijzige onderbroekenhumor de lachers op zijn kant te krijgen. Hij oogstte vooral veel bijval met zijn bruingebakken verhalen over zijn bevindingen als latrinekuiser, in de aard van: " Die van Albrecht waren goed te herkennen:  zo'n lange!  Dun, en stijf...Met middenin een dubbele knik, in de vorm van een SS...Ge moet het maar kunnen, hé: echt vakmanschap!  Daar heeft hij zeker van jongsaf op geoefend..." Maar het lachen ging niet meer van harte...                           

       In de loop van de morgen legden ze de eerste sportproe­ven af op de hindernisbaan achter de kazerne en wie daarbij maar een pover resultaat haalde kon "goede punten" bijwinnen door zwemmend heen en weer de vest over te steken. Maar gezien het warme weer profiteerden ook de flinke, reeds geslaagde atleten geest­driftig mee van deze gelegenheid om een frisse duik te nemen. Het viel Joseph wel op hoe weinig jongens er feite­lijk hun kop boven water konden houden, terwijl ze " op z'n hondjes" wanhopig de andere oever trachtten te bereiken. Van de vijfhonderd dreigden er tientallen te verdrinken en moesten kokhalzend op het rubberen reddingsvlot getrokken worden, tot grote hilariteit van de bleke Tarzans die wél in de proef waren geslaagd.                                             

       Drie-vier mannen weigerden zelfs vlakaf in het water te sprin­gen. " Maar sukkelaar, wat komt gij hier dan feitelijk doen?", vroeg een instructeur geërgerd. Waarop een Gentse "Strop" gevat ant­woordde: " Wel, ik dacht dat we met de trein naar Rusland zouden gaan ;ik wist niet dat we tot daar zouden moeten zwem­men, hé Chef! "  Zelfs de chef moest erom lachen, maar de weigeraars kregen toch een dik kruis achter hun naam: ze konden zich onmiddellijk terug aankleden. Voor hen was de oorlog al gedaan. Veel van de helden die wél geslaagd waren zouden later ook een kruis met hun naam krijgen. Een berkenkruis dan...Maar daaraan dachten ze nu nog niet.                                                                   

       Bij Joseph zou in de loop van het komende jaar de herin­nering aan deze zwemproef in de Antwerpse vest regelmatig opduiken, telkens wanneer een makker verzoop bij het oversteken op stormboten van één of andere Russische rivier...Of later, toen het tij was gekeerd en ze uit de Oekraïne moesten vluch­ten en ze het vege lijf trachtten te redden door met dat wankele vlot over de Dnjester te ontkomen...Hoeveel zijn er daar niet jammerlijk verdronken?                                                                    

       Inderdaad, Stropke, hoe raar het ook moge klinken: velen hebben het Oostfront enkel overleefd omdat ze deftig konden crawlen...                                                                                 

       In "groep zes" waren er maar twee 'zwemmers' die een allerbelabberdst figuur sloegen in de vest: Dupong Francois en reservespeler Mertens Wilfried. Dat ze het er levend vanaf brachten, hadden ze meer te danken aan de snelle interventie­ploeg op de rubberboot dan aan de verzilverde skapulier van Sint-Christof­fel, waarop ze nogal lichzinnig hun hoop geves­tigd hadden om veilig over het water te geraken. Mertens waagde het nog om, met de vermetele moed der martelaren, van de overkant terug naar de vertrekoever te spartelen, maar Dupong liet zich niet pramen en gaf er de brui aan. Met als gevolg dat hij helemaal rond de vest moest kuieren om zich bij een norse Asselman met een kruisje af te melden. Dat zag er dus voor onze Francois niet erg gezond uit...                            

       Tijdens het middageten - weer dezelfde verdachte een­heidsworst als gisteren - zocht Dupong troost bij Joseph en zijn twee vrienden, onder voorwendsel dat hij toch ook een streekge­noot was. Hij kwam van Lombardzijde, waar zijn ouders met hun rijke kroost een armzalig keuterboerderijtje uitbaat­ten in de polder tussen het Grote Bamberghof en de vaart op Plassendale...       

       " Tiens, " zei Joseph, " hoe komt het dat ik u nooit gezien heb, op school of zo ?"                                        

       " Dat is niet te verwonderen",legde de andere uit, " ik heb eerst op het college gezeten in Nieuwpoort, met een beurs van het Bisdom en later hebben ze mij naar 't Seminarie ge­stuurd, voor priester. Maar ik kon daar moeilijk aarden...Een te grote bebbel en te vlaamsgezind naar hun goesting...In juni ben ik buiten gevlogen...Maar thuis was er voor mij geen plaats meer en geen eten, want er zijn nog zes kin­ders...Werk is er bij ons voor een vaag studentje als ik niet te vinden, dat weet gij ook wel, en zéker niet voor een mislukte pastoor, hé!  Dus heb ik maar getekend voor 't Legioen: zo krijgen ze thuis toch wat centen in 't bakje...Maar het ziet er niet naar uit dat ik hier gemakkelijk zal binnen geraken, in 't Legioen. Erg veel gymnastiek of sport heb ik nooit gekregen bij de broeders: daar is het de ziel die telt, hé...En met een kurken ziel alleen geraak ik niet over de vest..."                     

       Joseph moest onwillekeurig lachen met dit sarcasme en Dupong zag daarin een aanmoediging om verder aan te pappen: " Weet ge, gij kent mij misschien niet, maar ik ken u tamelijk goed! ...Ik was misdienaar toen uw pa werd begraven, na die ontploffing in de duinen, een paar jaar geleden...Gij stond op d'eerste rij, in uw tenue van de Cadettenschool..."                                         

       Al voelde hij zich niet speciaal tot die jongen aange­trokken, toch hadden ze een zelfde drama meegemaakt. Neen, niet de dood van zijn vader: dàt kon niemand met hem delen. Maar ze waren beiden van de school gevlogen wegens hun Vlaamse geaardheid en dat schiep een band, ondanks de Jesuïetenmenta­liteit van deze sukkelaar. Bij John Aspeslaghs en Pinjaert merkte hij echter duidelijk, dat ze met het aanpappen van Dupong allerminst waren gediend en dus liet hij hem na nog een paar nietszeggende frasen ook maar links liggen. Temeer daar P.B.S. verzamelen blies om de 'dodenmars' van deze namiddag in goede banen te leiden.                                                                           

       De groepen zouden vertrekken met een tussentijd van drie minuten, voor een voettocht van twintig kilometer langs de vestingsgordel rond de stad: tien héén en tien terug. Na driekwart van de te lopen afstand werd de groep gechronometreerd en daarbij was enkel de tijd van de laatste man bepalend. Bijeen blijven en elkaar voort helpen was dus de boodschap: " Hèddet goe verstoan ?!" Maar het laatste stuk van vijf kilometer mochten ze individueel én in ijltempo afhaspe­len: elk voor zich.                                                 

      " Ik zal u op de velo begeleiden! "                             

      Dat vonden ze weinig sportief, maar méér hadden ze van die schreeuwlelijk ook niet ver­wacht.                                             

       " En denkt er aan: in groep Asselman wil ik van geen opgevers weten, hé!  We blijven samen tot aan de meet, al moeten we de slenteraars drà-agen!  Wie toch moest willen achterblij­ven, kan de reis naar Rusland vergeten, daar zorg ik persoonlijk voor, verstoan! "                               

       Joseph stelde vast dat Jupp eraan was voor zijn moeite: hier hoefde je geen vuil giftig brouwsel te slikken, om via een nierkwaal of een hartzwakte afgekeurd te worden en aan de inlijving te ontsnap­pen...Hier volstond het simpelweg met opzet te mislukken in de sport­proeven om buiten te vliegen!           

       Jammer genoeg kwam het geen enkel ogenblik in hem op om op deze oneervolle manier aan zijn noodlot te ont­snappen...Hij mislukken in de sportproeven ?!...En met hangende pootjes terug naar huis gaan ?! Leon zou nog niet weinig lachen! ...Om van Nadine nog maar te zwijgen hé! ...En Moeder, en de rest van de straat! ...Neen, hij had zijn weg gekozen en zou al die bangschijters in dat stront­dorp bewijzen dat hij, Joseph Petré, tot de beste vech­ters van heel Vlaande­ren behoorde en onver­saagd zijn man kon staan! ...Of dachten ze soms dat hij niet oud en wijs genoeg was om zijn eigen boon­tjes te doppen ?


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
29-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 192
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B37.        PELOTON ASSELMAN .                       

                     

                       Antwerpen, 3 augustus '4I. 

" Albrecht, Roger ? "...."Ja! "                 

" Aspeslaghs, Johannus ?"...." Présent! "      

De Zwarte-Brigademan, die hun groepje van dertig slordige slungels in het Antwerpse Centraal Station had opgevangen, en dat hem nu overal als een nest jonge kuikens volgde, staarde stuurs naar zijn blonde slachtoffer. Hij stak ostentatief zijn duim achter de koppelriem en priemde zijn vierkante kin vooruit, zoals hij in het filmjoernaal Mussolini had zien doen.    

" Ik zeg het voor 'Monsieur' Aspeslaghs, maar ook voor de rest: in een Vlaams leger spreken wij Vlaams!  Begrepen ? Ik moet niet weten of dat gij Frans geleerd hebt bij de ma­seurtjes of bij den Belsen troep, maar bij ons spreekt men Vlaams!  Compris, Monsieur Aspeslaghs ?"      

" Oui, Chef! ",waagde Aspeslaghs nog te grappen, maar onder de boosaardige blik van de Z-B man verstomde het schuch­ter gelach in het gelid onmiddellijk.        

" En als ik ulle naam afroep, antwoordt gij met "Hier! "  Niet met jup, ja, of jow, niet met ja menère of tegenwoordig: " Hier! ", alleenlijk " hier! "...     

Hij liet nog even zijn blik geringschattend over de koppen dwalen en riep waarschuwend: " En probeert niet van bij mij de grote Jan uit te hangen, hé snotters, want dàt pakt nie!  Mé honderddust Chineze ,mor nie met den deze! "                         

Iedereen had al lang begrepen dat er voor de rest met die kerel niet veel ple­zier viel te bele­ven...Veel gevoel voor humor straalde hij in elk geval niet uit, zelfs geen gevoel tout-court. Ge moet niet vragen !                                         

Reeds bij de eerste voor­stelling op het station was hij onsym­pathiek overgekomen: een bonkige beer in zwart uniform, met een bleke gehavende bok­serssnuit en dikke bloemkooloren onder een té grote kepi...             

Uit de groep rekruten op het perron had hij er dertig afgeteld en apart genomen:                           

" Ik heet Asselman! ",had hij verklaard, "en gijder heet van dees moment af stil te zijn en mij te gehoorzamen!  En wie daar last mee heeft, kan seffes terug den trein pakken naar huis, verstaan?!"        

" Welkom in het Vlaamse Heer! ",dacht Joseph.        

" Een kop om cokes op te klop­pen..."meende zijn gebuur. " Wat een poempbak­smoel! ",fluisterde iemand achter hem. Daarmee werd Assel­man definitief herdoopt : Poempbaksmoel ,of in 't kort : PBS.  

" Davids, Roger ?..."..." Hier! "                          

" Deckers, Franciscus ?"..."Ja, hier! "                 

" Deco­nink, Roger ?"..." Hier! "                         

" De Koninck, Marcel..." Hier! "                     

" Dewulf, André ?...." Heu..."                         

" Zaaide 'ier, of zaait 'ier nie ?!", schreeuwde Poemp­bak­smoel ongeduldig, en herhaalde: " Dewulf! !"       

" ...Ja-ja, hier! "                                    

" Wakker worden, hé makker! " riep hij tegen de rode kop, die tussen zijn monkelende lotgenoten trachtte weg te duiken." Dieden, Jozef ?"..." Hier! "                

" Dupong, Francois ?"...                              

Een zachte piep vanop de laatste rij liet iedereen speurend omkijken waar deze muis zich wel mocht verbergen." Dupong, Francois!  Verdomme makker, zaaide doëf ?! Wor ziette dor ?!"                                                 

De ogen van Poempbaksmoel priemden door de gelede­ren, die laffelijk uiteenweken en de angstige muis op het achterste gelid uitleverden aan de woedende blikken van de schuimbekken­de zwarte kater. Een hoogrood aangelopen hoop ellende zocht vergeefs een hol om weg te kruipen en hief tenslotte schuch­ter een rose worstvinger tot tegen zijn ijzeren studenten­bril­letje.             

" Hier...",piepte de muis en heel het peloton barstte in schaterlachen uit.                           

Op Dupong's paarse ballonnetjeskop parelden dikke zweet­droppen vanonder zijn stijle gepommadeerde haardos en hij voelde zich verzuipen in een zee van zuurzoete spot. Uit zijn vochtige ogen leek een wanhopige smeek­bede te stralen: " God, als ik toch moet sterven, dan alstu­blieft hier en nu..."              

" Piep, piep! ",sarden een paar helden in de groep, maar vreemd genoeg drong 'P.B.S.' - zoals Poempbaksmoel van nu af genoemd werd - niet verder aan en zocht met een diepe zucht van ontmoediging op zijn appèllijst waar hij ergens geble­ven was.                       

Tijdens deze korte stilte hoorden ze hoe op de grote binnenkoer van de oude vestingskazerne een vijftiental àndere groepjes hetzelfde ritueel ondergingen. Namen galmden over en weer, lankmoedig of bits, overstemd door mistroostig of bra­nievol " hier-hier-hier"  

" Kronenbergen, Louis ?"..." Hier! "              

Joseph maakte vlug de rekening: zegge ongeveer vijftien groepjes van dertig man maakt vierhonderdvijftig in totaal...Maximum vijfhonderd: de Jupp was er toch niet ver naast geweest met zijn schatting, die laatste avond in het donker van de groen­tenhof...                        

" Vijfhonderd is belachelijk weinig...",overwoog hij wat benepen, " Maar natuurlijk zijn de werfburelen verplicht geworden de toevloed van vrijwilligers te étaleren in de tijd. Geen enkele organisatie kan op één dag tijd een paar duizend man verwerken!  Iedere week zullen ze een lichting van vijf­honderd rekruten keuren: dàt is logisch, én praktisch, hé..."        

" Verdomme: Petré, Joseph! " Hij schrok zich een aap! " Heu...ja-ja...hier! " Hij had staan dromen!  Zijn buren keken hem neerbuigend aan.                          

" Zeg ventje, doe de da espres ?",raasde Asselmans, " Als ge zoe doef zaait, zulle waai van aa rap vanaf zaain!  Dan kunde seffens thuis voert gon maffen, verstaan ?" En hij zette theatraal een kruisje op zijn appèllijst.                       

" Verdomme! ",dacht Joseph geërgerd, " ik ben hier nog geen uur en hij heeft me al in de mot!  Goed begin "           

" Pinjaert, Roger ?"..." Hier! "                   

Deze magere blonde sprinkhaan was samen met hem in Oostende op de trein gestapt, nadat hij een kwartier lang op het perron ongegeneerd zijn vrouwtje had staan aflikken!  Wat kon die vent in hemelsnaam aanzetten om naar het Oostfront te trekken, als hij zo'n fijn mokkel bij de hand had ? Zucht naar avontuur ? Aan de geshockeerde blikken van de andere reizigers op het perron, zowel burgers als militairen, had hij in elk geval glorieus zijn voeten geveegd...                                

" Rogeers, Armand ?"..." Hier! "  Een bleke pattapoef, vond Joseph, die zal wel een paar pond afvallen, de volgende weken...                                         

" Saentjens, Frans ?"..." Hier! " Een vinnig ventje, dacht hij, nu hij wat meer tijd had om zijn lotgenoten van iets dichterbij te bekijken. De meeste mannen van zijn groep hadden hun zondagse kleren aan, maar veel stijl of kleur zat er niet in: allemaal gewoon volk, werkmensen en armoedzaai­ers...Drie à vier stonden in V.N.V.uniform, misschien omdat ze voor de rest geen deftige burgerplunje meer bezaten, of om indruk te maken, wie weet...Joseph had spijt dat hijzelf er niet aan gedacht had in uniform te komen: je weet nooit waar­voor het goed is... Twee jonge gasten van zijn leeftijd bleken leiders van de jeugdbeweging: één in lange, en één in korte broek!                                          

" Van Calsters, Maurice ?"..." Hier! "             

" Van Kuyckx, Raoul ?"..." Hier! "                 

" Van Rennen, Gustaaf ?"..." Hier! "            

" Willemans, Robert ?"..." Hier! "               

Zo, ze waren rond. Op twee namen was niet geantwoord. Poembaksmoel wilde dat nog niet toegeven en deed een wanhopi­ge laatste poging: " Josephy is niet hier ?" De mannen bekeken elkaar onderzoekend, als hoopten ze de vermiste ergens te ontmaskeren..." En Tendemans Leo ?"  

Stilte..." Zijn er soms bij die niét werden afgeroepen ?", drong de instructeur smekend aan. En inderdaad, één hand ging schuchter de hoogte in: " Ikke..."  

" Hoe heet gij ?!",blafte P.B.S.                 

" Mertens Wilfried..."                           

Na wat speuren op de lijst " Mertens-Wilfried... Mer­tens-Wilfried...",werd de knoop doorgehakt: " Ge zijt niet van mij, maar ik neem u in de plaats van Tendemans-Leo! " En zichtbaar tevreden met deze lumineuze vondst noteerde hij onderaan de naam van het verloren schaap.

Dan overschouwde hij hen met een strenge veldheersblik, riep nodeloos hard "Aandacht! " en vervolgde toen, met zijn duim weer in de koppelriem (een ware manie bij die vent! ):" Onthoudt het goed: wij zijn 'Groep-zes-Asselman'. Roept allen samen: " Groep-zes-Asselman! " Maar het pover gebroebel uit hun rangen scheen hem tot wanhoop te drijven.                    

" Harder!  Samen harder, één-twee-drie! " En terwijl hij breedvoerig de maat zwaaide, schreeuwden ze uit volle borst: " Groep!  Zes!  Assel!  Man! "                                        

      " Bon! ",zei P.B.S. tevreden, " Ge blijft steeds bijeen en verplaatst u enkel in groep, verstaan ?! Ge volgt mij overal, en als ik weg moet dan is... heu...Albrecht...waar zijt ge daar ?"                                                                                      

      Een lange bleke slungel stak de hand op.                                          

      "Dan is Albrecht hier mijn vervanger, verstaan ?!"                         

      " Zum Befehl! ",zei Albrecht.                                  

      Nou-nou, die was al goed in de stemming, zeg!  Die wilde zeker vlug generaal worden...                                        

      Tegen één uur schoven ze samen aan voor het middag­eten: zurig Duits soldatenbrood, een hompje vette leverworst, twee sneet­jes kaas en een gamel warme Ersatz-koffie. Langs de gevel van het kazernegebouw zocht iedereen op de grond wat schaduw op. Het zware grijsbruine brood was voor de meesten onder hen nieuw en werd wat wantrouwig geproefd, maar dan met min of meer geestdrift toch doorgespoeld. De jongens van 'den but­ten' gaven echter de voorkeur aan hun meegebrachte 'stutten'...            

      Joseph zat naast Pinjaert en Aspeslaghs, als dreef hun affi­niteit van kustbewoners hen vanzelfsprekend bijeen. Het feit dat ze alle drie reeds op de zwarte lijst van Poembaksmoel stonden, was daar misschien niet vreemd aan. Zoals bij de andere regionale kliekjes, was deze kauwpartij op de koer een geschikte gelegenheid voor een eerste voorzichtige kennismaking. Bij hen ging het er eerder bedrukt aan toe, maar het Antwerpse groepje branieschoppers voerde het hoogste woord en er werd bij die gasten aardig wat afgelachen. Logisch, zij speelden hier op eigen veld. Joseph verstond de moppentappers maar half en dat gaf hem nog meer het gevoel er niet werke­lijk bij te horen.                                                             

      Pinjaert scheen daar geen last van te hebben. Hij was twee jaar ouder dan Joseph en evenmin getrouwd. Dat mokkel op het perron, vanmorgen, bleek enkel zijn lief te zijn, waar hij nogal losjes over sprak om zich een air van mannelijke onge­bondenheid aan te meten. Maar later zou zijn Nancy nog dik­wijls ter sprake komen... Hijzelf wilde over Nadine beginnen, om niet achter te blijven, maar realiseerde zich al vlug dat er in feite heel weinig te vertellen viel...                         

      Aspeslaghs was een stevige kalme blonderik, iéts te kalm vond Joseph. Hij zag er gestudeerd uit en sprak Oostends met een zware Hollandse tongval, maar was zeker 'genen uil'. Zijn vader had als ingenieur of zoiets voor de oorlog op de mailbo­ten naar Dover gevaren, maar zoonlief liet het na twee jaar Hogere Technische School afweten, om, zoals hij zei: " De Europese Beschaving te gaan beschermen tegen de Bolsjevieken". Klonk het wat pompeus, of was het sarcasme ? Joseph begreep er wel uit, dat het ook bij de familie Aspeslaghs niet van een leien dakje was gelopen, toen hun oogappel zijn besluit had genomen om met het Legioen naar het oosten te trekken.            

      Hijzelf dacht wat bitter terug aan het afscheid in Westende: zijn Nadine die hem praktisch de bons had gegeven en Jupp die de laatste avond nog triest "Ach du dummer August" zuchtte. Ja, arme clown...Moeder had vanmorgen zelfs niet geweend, of hem stijf omarmd, zoals hij toch had mogen verwachten na zijn idiote knieval... Was het dan werkelijk zo moeilijk om te zeggen: " Ik zal iedere dag bidden dat ge gezond terug moogt komen" ? Natuurlijk nogal irreëel om zoiets van haar te verho­pen, want omarmen en bidden was niet haar sterkste zijde, nooit geweest trouwens...                                 

      Enkel zijn broertje was hem op de fiets nog achterna komen rijden, op weg naar de eerste tram, die godzijdank mooi op tijd was, zodat ze niet té lang jongensachtig uitgelaten komedie moesten spelen...Zoiets werd vlug pijnlijk. Vooral in bijzijn van die 'Zwarte Madam'  die hen van op een afstandje duidelijk hautain stond te negeren, maar ondertussen natuurlijk met olifantenoren geen enkele van hun kwinkslagen verloren liet gaan. Toen de tram stopte stapte zij gelukkig op het open voorbalkon van de "remorque", zodat hij gerust achterop kon klimmen om zo aan haar misprijzen te ontsnappen.        

      " Stuur een kaartje als ge aankomt! ",had broerlief nog geroepen toen de tram vertrok, maar Joseph had van op het achterbalkon enkel opgelucht gezwaaid.                               

      Al bij al geen giller, overwoog hij nadien, toen hij in Oostende Pinjaert op het perron naast de trein naar Antwerpen met dat mokkel bezig zag. Hij had zich het afscheid van zijn eigen "geliefden" wel ietwat barokker voorgesteld. Of trok hij soms niet naar het front om hén te verdedigen tegen het Bol­sjevistisch Monster ? En toch had niemand "dankuwel" gezegd, eerder integendeel!  Om van de andere dorpsgenoten nog maar te zwijgen: die veegden vierkant hun voeten aan zijn offervaardig besluit, als ze er al niet openlijk vijandig tegenover ston­den. Daarbij moest hij bitter bekennen, dat het stralende toekomstbeeld van Kapitein Petré op een glanzende bruine vos hem hoe langer hoe lachwekkender voorkwam. Op één jaar tijd kon niemand zo'n bliksemcarrière maken!  Daar waren de Duit­sers ten andere niet in geïnteresseerd: voor het ogenblik konden ze enkel vulgair kanonnenvlees gebruiken!  En moeder kon wel eens gelijk krijgen: de beloofde officiersopleiding zou waarschijnlijk een illusie blijken, het eerste jaar toch...Maar misschien kon dat làter nog, als hij na de Russische veldtocht zou bijtekenen ...                        

      Na de middag begonnen ze met de registratie, de identi­teitscontrole en de familiale afstamming. Tegen deze valstrik had Joseph zich al dagenlang gewapend:  gedààn met de scheve schaats van moeder of het biologisch vaderschap van Steiner en C°!  Hij zou zich mordicus houden aan de het getuigschrift dat Georgette Gunst had uitgetikt: "zoon van Désiré Petré en Maria Magdalene Cattrysse" Punt. Geen fantasiekes meer !



0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (7 Stemmen)
29-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
28-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 191
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B36BIS WEERSTAND IN DE KINDERSCHOENEN.                                                                                                                               De lezer moet zich wel realiseren dat alles wat in dit boek verder over het verzet zal vermeld worden, destijds door geen kat was geweten. Voor 99 % van de Belgen was 'de weerstand' een mythe waar geen zinnig mens echt in geloofde, àls er al überhaupt over gesproken werd. Hoogstens konden ze af en toe uit een "Bekanntmachung" (waarin de bezetter o.a. zware straffen in het vooruitzicht stelde voor wie het zou wagen aan zijn telefoonlijnen te prutsen) wel afleiden dat er weer een zatlap een kwajongensstreek had uitgehaald. Maar verder ging dat niet. Tijdens het eerste bezettingsjaar kwam er slecht sporadisch een berichtje in de krant over een geïsoleerde verzetsdaad tegen een Duitse militair, waarvan de dader meestal als een onevenwichtige werd afgeschilderd: een omschrijving waarmee de meeste mensen akkoord gingen.              

Pas in de zomer van '41, nà de Duitse aanval op Rusland, begonnen de kranten vaag over "bandietenstreken" te schrijven. Toen was het uit met dromen:  elke landgenoot moest nu in geweten stelling nemen tegenover dit nieuwe fenomeen. Hoorden ze deze roekeloze waaghalzen goed te praten, die met hun acties de bezetter schade trachtten toe te brengen ? Of moesten ze die onverantwoordelijke snotapen, die met hun streken het leven van onschuldige buitenstaanders op het spel zetten, openlijk aan de schandpaal nagelen ? Want dat de daders snotapen waren, dweepzieke studentjes verzot op erkenning, stond voor iedereen vast. Tenzij het inderdaad bandieten waren, zoals de Duitsers beweerden ?                                                                               

Vier jaar later zou pas blijken dat de eersten, die hun ongenoegen met de bezetting in daden wilden omzetten, helemaal niet aan deze smalende beschrijving beantwoordden: het waren mensen van rijpere leeftijd die de gevaren van hun inzet goed beseften. En dan spreken wij over de inlichtingsnetten die vanaf de zomer '40 door een paar man op poten werden gezet en uitgroeiden tot organisaties die eind '44 samen een 18.000 erkende medewerkers omvatten, waarvan 5.000 werkelijke agenten. Het net "Clarence" is daarvan met zijn 1.500 agenten het meest bekend wegens zijn professionele aanpak. De strenge selectie bij de rekrutering en de gesloten opbouw uit 3-manscellen hebben ervoor gezorgd dat er van zijn medewerkers slechts 43 door de bezetter konden worden opgepakt.                                      

Andere voorname netten, zoals "Zero", "Luc-Marc", "Tégal",  "Mill" en "Boucle" waren zo onvoorzichtig zich naast spionage eveneens met sluikpers, sabotage, hulp aan onderduikers en ontsnappingslijnen in te laten, wat hen zeer kwetsbaar maakte en dikwijls zwaar heeft geteisterd. Kwam daarbij dat ze vanuit Londen door vier verschillende - en elkaar flink concurrerende - diensten "bespeeld" werden (zoals de Staatsveiligheid en de Tweede Bureau van de Belgische regering in ballingschap of de Britse Secret Intelligence Service en de Special Operations Executive)...Dit leidde tot dubbel gebruik, stichtte verwarring en veroorzaakte zware verliezen (2.000 voor alle inlichtingsnetten samen). Het "Englandspiel", waarover we het hierna nog zullen hebben, is daar een treurig voorbeeld van.         

"Clarence", maar ook de andere netten, worstelde het eerste jaar met grote moeilijkheden om de moeizaam vergaarde inlichtingen aan Londen over te maken. Want het beschikte enkel over 4 seintoestellen (die wel konden uitzenden maar niet ontvangen! ) zodat ze maandenlang "blind" moesten werken, onwetend of de talloze berichten wel ter bestemming kwamen. Tenslotte zetten ze alles maar op microfilm en stuurden drie koeriers op de gevaarvolle reis via Vichy-Frankrijk naar Londen. Eén van hen kwam acht weken later inderdaad aan...met inlichtingen die ondertussen volledig waren achterhaald.        

Op 12 januari '41 dropte Londen eindelijk de eerste marconist met een "modern" zend-ontvangtoestel, maar deze werd na twee maanden in volle uitzending door de Duitse opsporingsdiensten gesnapt. Zij lieten hem echter vanuit de gevangenis - maar nu onder hùn controle - verder "werken". Hoewel hij door het weglaten van zijn veiligheidscodes liet verstaan  dat hij "verbrand" was, sloegen de Londense bevoegde (?) diensten daar geen acht op en bleven maar voort agenten droppen die recht in Duitse handen vielen en op hun beurt werden "omgekeerd". Op korte tijd liepen er zo 49 in de val waarvan er uiteindelijk 38 werden terechtgesteld... Deze trieste episode wordt het "Belgische Englandspiel" genoemd,  naar analogie met het drama dat zich later, tussen maart '42 en eind '43, bij onze noorderburen zou afspelen en daar 51 slachtoffers zou maken. In totaal stuurden de z.g. "professionals" van de Londense geheime diensten 280 agenten met zeer uiteenlopende opdrachten naar België, waarvan ruim de helft onmiddellijk - of hoogstens na een paar maanden - door de Duitsers werd opgepakt en 'geneutraliseerd'...                

Naast de inlichtingsnetten begonnen in de zomer van '40 eveneens de eerste "ontsnappingslijnen" te werken,  waarlangs getracht werd de honderden Britse soldaten, die hier na Duinkerken gestrand waren en bij burgers zaten ondergedoken, naar Engeland te helpen ontvluchten. Later zouden langs deze routes hoofdzakelijk neergehaalde piloten  en "verbrande" verzetslui naar het neutrale Spanje gesmokkeld worden. Naast een paar kleinere organisaties, die na korte tijd door de Duitsers werden opgerold, moet het leeuwenaandeel van de ontsnappingen vanuit België op rekening geschreven worden van de onafhankelijk werkende lijn "Komeet" onder leiding van de 23-jarige Brusselse Andrée De Jonghe. Zij zorgde persoonlijk voor valse papieren en "Passierscheine" bij het vertrek en voor voedsel en onderkomens onderweg. Langs lijn "Komeet" slaagden 800 man er in veilig over de Pyreneeën te ontsnappen. De route "Pat O'Leary" onder leiding van de Belgische Luitenant-geneesheer Guerisse, die eerst via Grenoble en Marseille werkte, mocht op 450 ontsnappingen bogen. Dit onbaatzuchtig menslievend werk had echter een keerzijde: van de 2.000 medewerkers aan Komeet werden er op den duur 800 aangehouden, waarvan er 155 omkwamen...       

In totaal slaagden 6.000 strijdbare mannen er in naar Spanje te ontkomen, waarvan tweederden via de vluchtlijnen, terwijl éénderde het op eigen kracht volbracht. Dat daarbuiten veel pogingen mislukten was in hoofdzaak te wijten aan overmoed en de nonchalance van (vooral) de Amerikaanse piloten, die geen flauw benul hadden van het leven in bezet gebied en door hun onvoorzichtigheid de dood van heel wat hulpverleners op hun kerfstok mochten schrijven.            

Buiten de vluchtlijnen van het verzet om, smokkelden de vele "passeurs" van diverse allooi voor eigen rekening (!) nog eens een 26.000 joodse refugiés over de Pyreneeën en deden daarbij - op een niet steeds oirbare manier - letterlijk gouden zaken...                                     

Een andere manier om het ongenoegen tegenover de bezetting te luchten kwam reeds zeer vroeg tot uiting in kettingbrieven en sluikschriften. Dat deze van zeer slechte kwaliteit waren en meestal nog nauwelijks leesbaar, nam men er graag bij: de bestemmelingen voelden zich erdoor in hun overtuiging gesterkt dat niet iedereen het met de Duitsers eens was, ook al verkondigden deze geschriften in den beginne slechts individuele oprispingen en volledig uit de lucht gegrepen, oncontroleerbare geruchten. Maar gaandeweg, vanaf '42, evolueerden deze losse stenciltjes naar een echte sluikpers die er uiteindelijk in slaagde heuse kranten uit te geven. Het drukken en verspreiden van de valse "Le Soir" op tienduizenden exemplaren was daar wel het klapstuk van. Dat dit de bezetter op den duur zwaar irriteerde mag blijken uit zijn repressie: van de 12.000 medewerkers aan de sluikpers werden er 3.000 aangehouden, waarvan er 1.650 omkwamen.                                                               

Bij alle illegale acties - die, zoals we later zullen zien, tenslotte aan 17.000 landgenoten het leven zullen kosten - is niet de daad op zich van essentieel belang,  maar wel het nuttig effect dat het veroorzaakt. Bij de ontsnappingslijnen lag dit nogal voor de hand, bij de sluikpers al minder. Bij de inlichtingsnetten daarentegen hadden de agenten er het raden naar op welke wijze de Air-Force op hun gegevens zou reageren en welk nut voor de oorlogsvoering hun moeizaam en soms met doodsverachting bijeengesprokkelde nieuwtjes wel konden hebben. In werkelijkheid was dat zeer miniem. Driekwart van de details ging reeds verloren in de noodzakelijk korte samenvatting die door het hoofd van het net aan de "pianist" werd gegeven en de helft van wat deze uitzond bereikte niet eens de bestemmeling in Londen. De Britse ontvanger verwerkte daarvan opnieuw slechts een gedeelte in zijn gecondenseerd verslag aan de "sectie operaties", die daar dan al dan niet rekening mee hield bij zijn eventuele aanvalsplannen. En als dientengevolge toch tot een militaire actie (zoals een luchtbombardement) werd besloten, viel gegarandeerd slechts 5 % van het bommentapijt op of rond het doel, terwijl met de resterende 95 % 'missers'  véél onschuldige, in hoofdzaak bevriende burgers werden gedood.        

Het bombardement op 8/4/43 van de vliegtuigherstelplaats ERLA in Mortsel is daarvan slechts één van de ontelbare trieste voorbeelden: van de ongeveer 700 uitgestrooide bommen sloegen er welgeteld 4 (vier! ) in op de militaire loodsen. De rest vernielde in de gemeente 825 woningen volledig en 3.000 gedeeltelijk, terwijl daarbij 936 burgers op slag gedood werden en 1.300 verminkt. Daarvan overleefden zéker nóg een honderdtal de zomer niet...De Amerikanen verloren slechts 4 van hun 82 "Vliegende Forten" en vonden de raid dus een enorm succes. De productie van de fabriek werd door de Duitsers gedeeltelijk overgeheveld naar andere locaties, die een maand later weer op volle toeren draaiden en de opgelopen achterstand moeiteloos inhaalden. Maar de 936 (+) gedode burgers zijn nooit herrezen...       

De weerstand had nochtans, naar later zou worden beweerd, bij het aanwijzen van de ERLA als prioritair doel, meermaals gevraagd de bevolking zoveel mogelijk te sparen. Als dat al waar is, wisten zij als 'vakmensen' toch dat Londen met dergelijke gewetensbezwaren geen rekening kon houden en dat de U.S.Air Force vanop 10.000 meter hoogte geen precisiewerk leverde. Bij het zien van het "nuttig effect van hun inlichtingswerk" hebben onze meesterspionnen zich hopelijk een paar vragen gesteld. Mortsel was tenslotte slechts één van de wel honderd moorddadige miskleunen die wij in die dagen aan de geallieerde luchtmacht te danken hadden.


Geldt voor alle bovenvermelde leerling-tovenaars eveneens het versleten en gehate excuus: " Das haben wir nicht gewusst..." ? Ten behoeve van onze super-patriotten die geen Duits verstaan hou ik een Franse (en eventueel een Engelse vertaling ter beschikking...


                                               


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
28-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
27-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 190
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B36 :    DE BREUK.

 

                     Westende, 8 juli 1941.

Toen Joseph die zondag - éindelijk - zijn besluit om naar het Oostfront te trekken, langs zijn neus weg aan Nadine vertelde, kreeg hij zijn tweede koude douche. Geen spijtige traantjes van een wanho­pig liefje, zoals hij in zijn ijdelheid verwacht had. Of een emotionele stortvloed van gekwetste gevoelens. Niets van dat alles: ze bleef er kil en zakelijk onder.  Vooral kil.                                                

" Watte ? Oostfront ? Gij ? Als Kapitein ?"                                    

" Auw-auw, niet zo rap hé! Iedereen moet beginnen als gewoon soldaat, maar met den tijd zal dat wel gaan beteren..."                       

" Hoezo, met den tijd ? Hoe lang gaat dat duren ? En voor hoe lang denkt ge wel weg te zijn ?"                              

Joseph deed zijn best het zo rooskleurig mogelijk voor te stellen, maar merkte vlug dat hij haar maar erg matig begees­terde.                                                                

" Jef, jongen, ik geloof niet dat ge veel met mij inzit, hé...Om voor zo'n zever uw vel te riskeren en mij te laten zitten...Maar vent toch, hebt ge nu échtig niks beters te doen ?...Vechten tegen de communisten!...Ik dacht dat ge slimmer waart"...Ze leek verdomme zijn moeder wel!                 

 Al wat hij verder nog bepleitte en ophemelde was boter aan de galg en ketste af op haar bittere berusting, alsof zij voor haar part reeds lang een streep onder hun gezamenlijke toekomstplan­nen had getrokken. Ze poogde zelfs niet hem om te praten, of op zijn stappen terug te laten keren en dàt kwets­te hem nog het meest...

"Luistert goed, vent: in feite hebt ge mij bedrogen. Dat ge in dat nieuwe Belgische Leger officier ging worden, dààr was ik mee akkoord: maneuvers houden en de rooie gangsterbenden uit de bossen van de Ardennen jagen, en zo...Maar er is nooit sprake geweest van gedurende maanden aan een stuk te gaan oorlogen in Rusland, hé... Als ge dàt doet, kan ik niet meer volgen. Als ge dat Oostfront verkiest bóven mij dan moet ge niet meer àfkomen, Joseph! Finita la comédia! "                                  Honig smeren hielp niet. Wél wilde ze nog beloven hem te schrijven zohaast hij in Rusland een adres kon opgeven, maar voor de rest eindigde hun laatste rendez-vous volledig in mineur. Diep in zijn hart kon hij niet toegeven dat hij haar was kwijtgespeeld: ze moest eerst even aan deze nieuwe omstandigheid wennen, meer niet...         

" Als ik als geharde krijger van het front in verlof kom, met eretekens op m'n uniform en een littekentje op de wang, zal ze niet weten hoe rap ze moet bijdraaien!. .."                    

 Een paar dagen later, toen hij voor donker nog een rij aardappelen uit­groef in de groentehof aan de overkant van de straat, waren Jupp en zijn maat Ferdi aan de beurt om te pogen hem op andere gedachten te brengen. Ferdi bleef bij Leon plakken in de keuken, blij weer een slachtoffer gevonden te hebben waarop hij zijn jeugdherinneringen kon spuien. Maar Jupp stapte vastberaden naar Joseph in de groentetuin. De schemer maakte het spreken makkelijker, al duurde het even voor 'der blöder Hund'  zijn stugheid liet varen.          

De Duitser mediteerde somber over zijn belevenissen in het leger. "Glaub'nicht, mein Junge, das Heer wäre eine grosse Bruderschaft...Ein Häftling hat's besser, weil er mindestens am Leben bleibt...Ein Soldat ist genau wie ein Zwangsarbeiter, aber dazu kommt noch die daue­rende Lebensgefahr. .."                 

Joseph ging er niet op in. Na een wijle vervolgde de Oberfeldwebel triest: " Weisst du, in Polen war's ein Spazier­gang für meine Division, und doch hab ich da drei meiner besten Freunde verloren...Einer ist in meinen Armen verblutet: der Anton...durch die Brust geschossen... scheusslich! Sowas vergisst man nie...Und dann dieser Dreckigkeit mit den Parti­sanen und Heckenschütze!. ..Ob sie's wirklich waren, hat keiner gewissen, aber ich hab persönlich drei Frauen und eine Bube am Friedhofmauer hingerichtet, laut dem Befehle...Lausi­ger Dreck!. ..Es regnete, ich werd'es nie vergessen, und das halbe Dorf brennte wie die Hölle: Rauch und Larm...Keiner der Kamaraden hat etwas gesehen...Aber wir waren in zweiter Linie, und da ist plötzlich unser Leutnant im Bauch getroffen wor­den...Normal gab's keine feindliche Solda­ten mehr im Ort, also hat man " Heckenschütze! " geschreit, und wir haben den nächste Hof gesaubert, wie man sagt...Drei Frauen, eine Bube, Gottverdammt nochmal!. ."                                                 

Joseph groef zwijgend voort, al zag hij bijna geen hand meer voor de ogen.                                                     

" So 'ne Scheissdreck will ich nie wieder erleben...",ver­volgde Jupp bitter. "Aber man hat ja keine Wahl...Wer befohlen wird, ist gehorsam...oder wird selber erschossen von den eigenen Kamaraden! "                          

Hij verzonk weer even in triest gepeins.                  

" Wenn das Vaterland zur Wehrpflicht fordert, ja, dann muss man schon gehen...Aber freiwillig: niemals! "                    

Vanuit het duister keek hij Joseph van dichtbij in de ogen en greep hem brusk vooraan bij zijn hemd vast.                   

" Hörst du, Junge! Freiwillig nie! Niemals! Krieg ist nur Dreck: ein schöner Krieg gibt's nicht! "                           

Joseph duwde hem zachtjes achteruit en maakte aanstal­ten om terug naar huis te gaan.                                 

" Lass mich, Jupp, ich habe doch schon unterschrieben...In drei Wochen reisen wir ab nach Rusland: auch wenn du viel­leicht Recht hättest, für mich ist es zu spät meine Überzeu­gung zu ändern..."                       

" Zu spät, zu spät...du blöder Hund! Es ist nie zu spät! Und sag' mal: was habst du denn für 'ne Überzeugung, Mensch! Verdammt nochmal! " Hij verloor zijn neutrale zelfbeheersing.          

Joseph rechtte fier de rug en declameerde plechtig, als op een eedaflegging: " Als Flame habe ich die Überzeugung, zusammen mit meinen Deutschen Brüdern und Kamaraden den Bol­che­vismus kämpfen zu müssen! Ich tue es für mein Land!. .." Deze zin kwam praktisch recht uit het boekje en omdat het zo viriel klonk had hij het maar van buiten geleerd.                     

Maar Jupp was allesbehalve onder de indruk en schoot in een honende lach!                                                  

" Scheisse, Joseph! Wieviele Flamen gibt's hier in dein Land ? Wieviel ? Fünf Miljonen, richtig ?...Und wieviele gehen nach Rusland ? Fünfhundert ?                 "                 

Geërgerd haalde Joseph zijn schouders op.               

" Na bitte, ein Tausend vielleicht ? Nein, sagen wir fünftausend! Also: einer geht nach 'm Osten, - ein blöder Hund -, und tausend bleiben lachend daheim, "lekker pintjes pakken", wie du sagst..."                                             

Gepikeerd draaide Joseph zich om en liep het donkere tuinpad af, maar Jupp gaf niet af en volgde hem op de hielen: " Und du glaubst, du hast Recht: eins zu tausend ? Ja ? Wenn's noch halb um halb wäre...Aber eins zu tausend! Scheisse Joseph, erwache! Stopp doch diesen Blödsinn, Junge! "                            

" Viele Zehntausende Flamen werden mitkämpfen! ", riep Joseph kwaad over zijn schouder, " Hunderttausend vielleicht! "                     

" Aber soviele Idioten gibt's gar nicht in ganz Europa! ", smaalde Jupp, voor de keukendeur met een knal tegen zijn neus werd dichtge­worpen.                                 " Hoffentlich!. ..",voegde hij er stil aan toe...                                                                                                          

                         In de keuken zat Ferdi intussen aan Leon haarfijn     uit te leggen dat indertijd zijn konijnen bijna zeker van de gas waren gestikt. Hij herinnerde zich dat zij destijds, bij hun terugtocht in oktober '18, al hun stellingen hier in de duinen hadden opgeblazen en hun voorraden munitie en gasgranaten vernietigd.

Leon was moe en luisterde maar half, maar dat was voor Ferdi geen bezwaar. Gedreven door zijn manhaftige jeugdherinneringen raasde hij maar voort.

" Dat vernietigen moest heel vlug gebeuren, door een kleine achterhoede: een samenraapsel van allemaal jonge ongetrouwde gasten lijk ik. De ouderen wilden de laatste dagen van de oorlog geen risico meer nemen met zo'n gevaarlijke opdrachten. Dus alles wat wij deden om de kelders met gasgranaten te vernietigen, was: " Deur open! Handgranaat naar binnen! Deur dicht en als de bliksem wegwezen! " Niet erg zorgvuldig dus...En ik vermoed dat heel wat gascontainers niét gescheurd zijn en nu nog langzaam in de grond wegroesten. Van tien-negen was dat in de abri met de konijnen ook het geval...In de komende jaren zullen er waarschijnlijk nóg wel van die oprispingen uit de ondergrond opwellen..."

Leon wimpelde hem af: " Maar ik weet héél zeker dat, toen ik klein was, mijn vader heel de vloer van die abri heeft uitgekuist toen we er de konijnenkoten in getimmerd hebben...Daar lag geen énkele granaat te roesten, lijk gij verondersteld. Nu kan men de vloer niet meer zien met die laag stuifzand erop, maar ik weet dat hij proper is: garantie! Mijn hand erop !"

Ferdi wees naar het buffet en de zogenaamde 'trouwfoto' van Marie en Jetje, die meneer Hasard had genomen naast de gloednieuwe barak, de dag van haar huwelijk met de Dis. 

" Ziet ge de abri daar op de achtergrond ? Ik heb die foto eens goed bestudeerd...Valt er je niets op ? Zie je niet dat die bunker toén bijna dubbel zo hoog was als nù ? Dat wil niet zeggen dat hij ondertussen gekrompen is, hé, maar wél dat hij in de loop der jaren half bedolven werd door de duinenrug erachter! Wat jij nu als het gelijkvloers aanziet, was destijds in feite de eerste verdieping! Met andere woorden: ónder je konijnenkoten steekt nog een volledige bouwlaag in het zand: noem dat maar de kelder...En het zou mij helemaal niet verwonderen dat er in die kelder nog van dat vuil chemisch tuig ligt te roesten...dat af en toe een ferme scheet laat! Zo één waarin je konijnen vorige maand gestikt zijn..."

Leon wendde zich naar zijn moeder die schijnbaar geïnteresseerd had zitten meeluisteren, maar in werkelijkheid aan de twee mannen zat te denken die buiten in het donker stonden te bekvechten: " Hebben de ontmijners die bunkers na de oorlog dan niet opgekuist ?"

" Al wat ik weet is dat die kelderdeur toegemetseld was toen wij hier kwamen wonen. Ze zullen wel dringender werk gehad hebben in die dagen...En later, toen het duin begon te schuiven en alles onderwaaide, is iedereen dat van tien-negen vergeten, hé, zoals de rest."

Zogezegd bedolven onder de mantel der liefde...

 

De verdere afwikkeling volgde heel snel.                 

Op 15 juli kreeg Joseph door de veldwachter zijn 'mars­be­vel' uitgereikt, om zich op 3 augustus vóór 12.00 uur in een kazerne van het Antwerpse ter keuring aan te bieden. Er was ook een treinkaartje aan vastgepind - enkele rit derde klas - samen met een lijst reisbenodigdheden zoals ondergoed, kleren en wasgerief. " Een eenvoudige valies", stond er als laatste vermeld, " of een stevige kartonnen doos". Ze jaagden hem in elk geval niet op kosten...                 

" Hier tekenen! ",was alles wat de veldwachter over de lippen kon krijgen, maar dat lag niet zozeer aan zijn slecht humeur, dan wel aan de grote tabakspruim waar hij nadrukkelijk als een koe op kauwde. Toen hij terug op zijn fiets kroop, spuwde die onbeschofte hufter bij wijze van hooghartig afscheid nog een sterke bruine speekselstraal tegen het tuinhek, riep "Tjui! " en reed ritmisch piepend achteloos de Bassevillestraat weer uit. Echt de wraak van de tuinkabouter...                                                             

Nu begon het dus ernst te worden, dacht hij ietwat benepen, de administratie had hem bij zijn nekvel...              

Overdag werkte Joseph zonder veel overtuiging voort in de tuin, of hing hij wat rond in het gemeentehuis. Burgemees­ter Engelborghs deed zijn best hem wat op te beuren en be­zorg­de hem een versleten kartonnen valiesje, als 'afscheidsca­deau'. Het vroeg wel wat krabwerk om het reclame-etiket van Scherpenheuvel en de "Basilique d' Edeghem" eraf te weken, maar Joseph nam er de tijd voor.Hij wilde op zijn eerste verre reis goed voorkomen.

 

Engelborghs riep hem de laatste werkdag van juli op zijn bureau.

" Zet u Joseph." Hij keek ernstig: " Uw dienst hier zit er ver op en ik weet dat, met al die spanningen van de laatste weken, de sfeer op het bureel niet erg vrolijk was. Ik apprecieer daarom destemeer wat ge voor onze gemeente hebt gedaan en vooral wat ge het komend jaar voor Vlaanderen en Dietsland gaat verwezenlijken. Uit de grond van mijn hart dus een gemeende proficiat voor uw inzet! " Het lag er zelfs voor Joseph dik op dat de 'Burger' die speech vooraf van buiten had geleerd.

" Nu, wat uw zware familiale problemen aangaat..." zei hij met een dun lachje: " Ik heb u vorige maand beloofd de ware levensloop van die Steiner uit de doeken te doen, zoals onze inlichtingendienst deze indertijd  had opgesteld. Ge zult begrijpen dat ik u dit geheim verslag niet ter hand kan stellen, maar we zullen het samen eens doornemen, ja?" Joseph ging er wat gemakkelijker bij zitten, terwijl Engelborghs de eerste lijnen mompelend doorlas.

" Hierzie:...Als knaap was hij lid van de 'Kommunistische Jugend Deutschlands' en wordt op 1 mei 1918 aangehouden na revolutionaire stakingen bij Krupp Metal A.G.in Düsseldorf. Als straf wordt de zestienjarige rekruut ingelijfd bij het 'Westfaler Sturmfuselier Regiment 316' en reeds tijdens zijn eerste inzet gevangen genomen door de 4e Belgische Divisie. Na het bevrijdingsoffensief komt hij terecht in het krijgsgevangenkamp van Schoorbakke en helpt ongeveer een half jaar bij de ontmijning van de Ijzervlakte daar omtrent...Dat is in feite allemaal van minder belang hé...Maar hier zie: In april '19 leidt hij, als een uitloper van de Spartakistenrevolutie in Duitsland, een opstand in het gevangenkamp, die echter door de Gendarmerie bloedig wordt neergeslagen. Steiner belandt zwaar toegetakeld in het Lazaret en wordt twee maand later veroordeeld tot vijf jaar dwangarbeid in de koolmijnen van de Borinage. Na het uitboeten van zijn straf - dat is dus in juli 1924: goed onthouden hé Joseph! - blijft hij nog vrijwillig een paar jaar in de mijn werken en vraagt dan de Belgische nationaliteit aan, die hij ook krijgt...De rest is voor u van minder belang: tijdens de stakingen van '36 wordt hij wéér veroordeeld tot zes maand en krijgt nadien een verplichte verblijfplaats in Westende...Zo, Joseph, wat moet ge daar nu van onthouden voor uw familieproblemen ?..." Weer een sneer...

" Dat hij van '19 tot '24 in de bak zat in het  Walenland ? En dus moeilijk onderwijl hier achter het vrouwvolk kon lopen ?" Joseph leek wel opgelucht, eindelijk van het spookbeeld van Steiner verlost te zijn.

" Héél juist! "sprak de schoolmeester: " Alhoewel, hij zat daar niet écht in de bàk, hé. De dwangarbeiders in de mijn lopen niet geketend, lijk ge zoudt denken, maar genieten van een grote vrijheid en krijgen bij goed gedrag ook af en toe een paar dagen congé...Dus als ge't hard wilt spelen kon hij misschien in september van '22 naar de kermis van Nieuwpoort gekomen zijn...Maar dàt is niet van belang! De grond van de zaak is dat de gendarmen hem bij de opstand in Schoorbakke zódanig in elkaar hebben gestampt dat hij geen kinderen meer kon krijgen! In negentienhonderd negentien! " benadrukte Engelborghs lachend.

" O! " zei Joseph.

                                        

Nu hij zowel de burgemeester als Steiner van zijn lijstje met kandidaat vaders had moeten schrappen, was het even in hem opgekomen dat hij misschien óók een wees of een vondeling kon zijn, nét zoals Dis. Marie, zijn zogenaamde moeder, had de laatste weken haar ware gelaat getoond en kon hem wel uitspuwen! Van moederliefde voor hém had Joseph nooit van z'n leven iets gemerkt en voor hààr voelde hij evenmin dàt kleine sprankeltje genegenheid wat een zoon toch altijd voor zijn ouders in zijn hart moest dragen. En vice-versa. Maar integendeel: hij zag haar met de dag vervreemden...En zijn nieuwe theorie begon langzaam maar zeker wortel te schieten...

Tot Georgette hem zwijgend maar met zichtbare binnenpretjes het gevraagde geboorte uittreksel overhandigde. Want daar stond het klaar en duidelijk: "...eerstgeboren zoon van Désiré en Maria Magdalena Cattrysse..."

Ook goed dan, verdomme: voor hém niet gelaten! Hij wist het nu écht niet meer! En al bij al: het kon hem werkelijk geen donder meer schelen!

Alhoewel...

 

De laatste avonden waren luguber: Moeder deed haar mond niet open. Jupp at dikwijls mee, opgetogen als hij was over het afblazen van zijn gepland vertrek naar Rusland: de legerleiding meende het zonder de hulp van de batterij aan het Oostfront ook wel te kunnen klaren. Aanhoudend stak hij gemaakt-jolig tegen Leon verhalen af over de middeltjes die de soldaten uitvonden om van dienst te worden vrijgesteld...Joseph zocht zijn toe­vlucht bij de radio, waar hij doorlopend nieuwe zenders op­zocht tot iedereen er tureluurs van werd.                            

Eénmaal kwam zijn engagement toch nog ter sprake en raar genoeg nam Leon het voor hem op: " Maar, enfin, we hebben de laatste jaren niets anders gedaan dan gevochten tegen de communisten, met de verkiezingen, en in de vissercafés van Nieuwpoort! Waarom zouden we, nu het serieus wordt, dat ineens niét meer mogen ?!..."                                           

Marie verkocht haar jongste kort en krachtig een draai om de oren en snauwde: " Zwijgt, snotneus, in plaats van stom­mighe­den uit te kramen! "         

Ze wilde blijkbaar uit alle macht het onheil beperken in het gezin.                                                             

Maar Joseph begreep er eveneens uit dat Moeder hém reeds had afgeschreven en dat hij van nu af enkel op eigen kracht kon rekenen, wilde hij boven water blijven.                        

Mocht hij daaraan nog getwijfeld hebben, dan ontnam ze hem de laatste illusies op de morgen van zijn vertrek. In een plotse dramatische opwelling, zijn valiesje reeds in de hand, knielde hij naast de keukentafel bij haar neer: "Moeder, een kruisje alstenblieft..."                             

Geschrokken door dit pathetisch gebaar versteef ze , want zo'n religieus vertoon kwam bij hen nooit voor.       

" Ge hebt m'n kruisje niet gevraagd om te gaan tekenen in Oostende, Joseph", zei ze met onvaste stem, " en op de trein naar Antwerpen zult ge het niet missen... Ik zal u zege­nen als ge hier binnen de week terugstaat. ..Het is nog niet te laat! Denkt er aan"...En met verkrampte kaken stapte ze stijf naar buiten en ging haar verdriet verbergen tussen de boonsta­ken in de hof.                                                                             

Hij realiseerde zich wat be­schaamd het idiote van zijn plotse knieval...het trieste orgelpunt van een komedie waarin hij als verblind verloren liep, het marionettenspel waar ànderen buiten zijn wil aan de touwtjes trokken. Vlug kroop hij recht, greep zijn valiesje en liep zonder boe of ba het tuinhek door.                              

Jetje stond voor haar deur en wuifde hem schuchter toe, maar hij stapte verbeten voorbij. Wat had die stomme teef hier zo vroeg op straat verloren ?! Maar aan de hoek van de Lekkerbek begreep hij het: in de verte liep haar vriendin, dat zwarte wijf uit Oostende, met haastige stapjes voor hem uit: ook naar de tramhalte...Het leek wel of ze hem wilde ontvluchten, met dat schichtig achterom kijken, af en toe...Zou ze bang zijn van hem ? Als ze de laatste dagen bij Jetje gelogeerd had zal ze zeker over de tuinhaag wel wat van zijn oplaaiende ruzies met moeder hebben opgevangen...Of ànders zal Jetje haar wel op de hoogte hebben gebracht...

Plots begreep hij waarom dat vrouwmens hem zo angstig ontweek: zij was in feite de aanstichtster van het drama bij de Petrés! Zíj had hem de morgen na het bombardement op Raversyde terug naar huis gestuurd omdat ze negen kansen op tien bij haar afscheid van Jetje gezien had hoe Jupp bij Marie binnenglipte! Ze zal wel direct begrepen hebben, mét of zónder hulp van Jetje, wat die Duitser daar kwam uitsteken, de vuile Pitou! En wat een gedroomde wraak was het niet dat zondig koppel door de onnozele zoon te laten betrappen! Onder grote mensen noemden ze dat misschien "een poets bakken": moeder had dit incident in het begin ook nogal luchtig opgenomen en geneigd geweest het wég te lachen...Tot alles uit de hand liep natuurlijk, maar toen was het te laat...

Laatst had hij dat wijf intuïtief 'De Zwarte Weduwe' genoemd, zo maar, op haar donkere kleren afgaand en haar wereldvreemde egocentrisme. Nu werd hem een nóg vreemder aspect van haar persoon duidelijk: de intrigante...Die geheimzinnige glimlach waarmee ze hem toén terug naar huis had gestuurd had iets griezeligs, achteraf beschouwd. Want 'De Zwarte Weduwe' was ook een spin die vliegen vangt door aan de draden van haar net te trekken. En hij kreeg het onaangenaam gevoel dat hij helemaal in haar net verstrikt was geraakt.

In feite was ZIJ het die hem naar het Oostfront stuurde, en niet Engelborghs met zijn boekje of moeder met die peer op zijn smoel! Zij! Misschien uit wraak voor al die nachten dat hij haar in gedachten als 'Linda' zo schandelijk had misbruikt ? Al bij al kon hij het haar zelfs niet kwalijk nemen...want in haar blootje had hij écht lelijk van haar geprofiteerd! Nondedju!

Maar dàt was nu voorbij.

Hopelijk hield ze haar bek dicht tijdens het wachten op de tram, want hij had weinig goesting om met dat schepsel - zowel zijn lustobject als zijn strafgodin - schijnheilig over het warme weer te zeveren en zich nog méér belachelijk te maken! Ze kon verrekken voor zijn part, dat opgedraaid schilderij van naast de deur! Die vuile gatlekster! En tante Jetje d'erbij, want die twee speelden tóch onder één hoedje! En moeder met haar lief Leonneke! En Jupp erbij, en die stomme Ferdy!                      

Kortom, voor zijn part konden ze hier in dat stomme boerengat allemààl verrekken! Op hém hoefden ze niét meer te rekenen: hij was hier wég!             

<!--[if gte mso 9]> Normal 0 21 false false false NL-BE X-NONE X-NONE <w:snaptogridincel


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
27-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
26-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 189bis
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE BRANIESCHOPPER .

Hij bleef nog wat rondhangen in Oostende, at aan de kaai een dik soort groentensoep zonder rantsoenzegels, kwestie van de tijd even te rekken. Want hij zag er eerlijk gezegd tegen op om weer de banbliksems van zijn moeder te moeten trotseren. Tenslotte nam hij om vijf uur toch maar de tram terug...              

Vol voorgewende branie, maar toch met een hartenklop in de keel, gooide hij het tuinhek iets te hard open. Hij merkte Marie niet op, die in de achtertuin gebogen tussen de hoge boonstaken stond te oogsten. Kordaat greep hij naar de klink van de keukendeur, maar schrok zich een bult van het keiharde " Wel ?!" achter zijn rug.                                                         

Hij keerde zich verschrikt om en een ogenblik monster­den ze elkaar als twee kemphanen: " Ze weet het...", flitste het door zijn ijle hoofd. Hoe het mogelijk was begreep hij niet,  maar ze wist het!           

" Wel wàt ?", vroeg hij schor, om tijd te winnen en van het schikken te beko­men.                                                      

" Voor hoelang ?"                                              

" Wat wilt ge zeggen ?" Hij poogde nog laf het verdikt een wijle uit te stellen.                                                        

" Voor hoelang hebt ge getekend, stommerik! " Verdomme, ze liet zich weer gaan...                                            

" Tot het eind van de oorlog met de Russen...da's hoogstens één jaar ..." Zo, het was er uit!...                                                  

Marie zakte langzaam op de knieën tussen de boonstaken, uit het zicht van haar zoon en kneep achter de bescherming van haar handen de oogleden stijf dicht om de opwellende tranen te bedwingen. Ze had véél erger gevreesd. Eén jaar was te over­zien: als de Duitsers er daar korte metten mee maakten, kwam hij er misschien toch nog zonder kleerscheuren van af...En ondertus­sen zou hij zijn lesje wel hebben geleerd!                            

Joseph was al een minuutje binnen en langzaam trok het rode waas voor haar ogen weg: " Ik moet rustig met hem praten, rustig, rustig...Z'n ijdele kop niet kwetsen...Me niet op stang laten jagen door z'n schamper gezwets..."                       

Ze veegde zorgvuldig de beslijkte handen af aan haar voorschoot en toen ze op kousevoeten de keuken in stapte stond hij "z'n ijdele kop" af te koelen onder het kraantje boven de pompsteen. Zwijgend reikte ze hem de handdoek aan en zette zich traag aan tafel, terwijl hij driftig zijn haardos droog­wreef.                    

"Joseph, jongen, kunt ge er mij een keer niet wat meer over vertellen ?...",drong ze aan. Verwonderd keek hij op: zo'n rusti­ge toon was wel het laatste wat hij van haar verwacht had!                     

" Maar daar valt toch niets meer te vertellen! ", weerde hij af. " Ik kon tekenen voor vier jaar, voor twee, of enkel voor de duur van den oorlog tegen Rusland, en ik heb het kortste gepakt...Als het me bevalt, kan ik altijd nog bijteke­nen, want hoe langer ik blijf, hoe beter de post die ik nadien bij de gendarmerie gaan krijgen..."                        " En als het niet bevalt ?",onderbrak ze hem, " of stel dat ge gekwetst wordt ? Denkt ge soms dat ze bij de gendarmen een invalide binnen pakken ? " Haar ijle stem brak en ze wendde zich vlug af.                                         

Hij twijfelde even en vervolgde verzoenend: " Als het tegen­ slaat, ben ik er rap vanaf. En moest ik ge­kwetst geraken dan krijg ik een pensioen..."                                        

" Maar jongen toch! ",snikte ze, " weet ge wel wat ge zegt ? Nog geen twintig, en ge spreekt al van pensioen voor een invalide 'lijk uw grootvader...Weet ge niet meer hoe hij jarenlang heeft zitten wegrotten in z'n zetel bij 't venster, alsmaar z'n longen krochen ? Is het zo dat ge de rest van uw leven wilt doormaken ? Als invalide, met een pover luizig pensi­oen­tje?..."                                                 

Ik moet zwijgen, dacht ze, of anders loopt hij weer naar buiten. Maar ditmaal liep hij niet weg.                                

" Luistert, Moeder, dàt van Bompa was van de gaas, en ge weet heel goed dat ze dat niet meer mogen gebruiken!  Zet het maar uit uw hoofd...Ten andere, bij het Legioen hebben we de beste medische dienst die er bestaat, zodat de gekwetsten aan het front beter gesoigneerd zullen worden dan de uitgebomde burgers in de kliniek van Oostende!  Ge kent de professor Daels ? De groot­ste kankerspecialist van Europa!  Hij wordt het hoofd van al onze Vlaamse doktoors, daar in Rusland..."            

" In godsnaam, jongen, dat is zever in pakstjes!  Met zo'n vent zijt ge daar niet gediend: aan 't front riskeert ge geen kanker te krijgen, maar een poot te verliezen, of een schot door uw longen, of een gat in uw maag! ...Jongen toch ", snikte ze, " wat hebt ge toch aangevangen! " En ze staarde met een verkrampt gezicht en blinde waterogen door het venster naar het dorp.                                                                          

Joseph bleef eventjes stil achter haar staan en zei dan troostend: " Ge moet niet overdrijven, Moeder: er zal met mij niets gebeuren..."                                        

Ze voelde zijn zwakte aan en vloog in de bres:  " Och jongen, dàt hebben zij in de Eerste Oorlog ook gezegd, weet ge, al deze knappe jonge mannen die zingend naar 't front trok­ken...Maar ik heb hen, die niét gesneuveld zijn, nadien in hun karretjes zien voorbij rijden, op de défilés van 11 novem­ber in Nieuw­poort: bleke, zweterige snuiten, en een zwarte ciré op hun stompe schoot...Of scheef hangend 'lijk patattezakken,  voortge­duwd door fiere nonnen en prontige verpleegsters: géén reclaam voor 't leger, dàt kan ik u verzekeren!  Ik was nog niet getrouwd en dan ziet ge als meisje daar deze vuile verkwisting van zoveel jonge levens...Een échte schande!  En wat zegt uw lief daarvan, die blonde Nadine van De Handt ?...Die wéét het nog niet, hé ?!...Wedden dat die het àf maakt als ze daarvan moest horen ? Hebt ge dààr al eens aan gedacht ?"          

Joseph reageerde nog steeds niet en ze zag haar kans schoon: " Ik heb met Jupp gesproken, " loog ze, " en die zegt dat ge er nog altijd gemakkelijk vanaf kunt geraken, van dat engagement...Vooraleer ge binnengaat op de keuring, weet hij een goed middel voor een hartziekte of een rugkwaal, waarmee ze u moeten laten gaan..."                                            

" Houd op met die laffe prietpraat, Moeder! ", vloog hij uit, " houd op!  Ik heb maar één woord!  En wat ik getekend heb is getekend, met mijn volle gedacht: daar kom ik niet meer op terug!"                                                            

De deur werd opengeworpen en Leon stapte struis de keuken in met zijn vuile vissersplunje en smerige botten vol zilveren haringschubben. Met een onschuldige snuit lachte hij: " Elks ne goeien avond! " En monkelend tegen zijn broer: " Ha,  hoe was 't in Oostende ?"...                              

Marie vond een nieuw slachtoffer om haar ergernis tegen te luchten en vloog uit: " Buiten, gij!  En smijt uw botten en kleren in 't waskot!  Ik heb hier juist gekuist!  Wat denkt ge wel: dat ik hier de meid ben ?!"                                      

Verbaasd over zoveel heisa week hij achterwaarts naar buiten met een grinnikend " Bon, bon..." en botste tegen Jupp op die juist naar binnen wilde stappen.                              

" Mensch, Junge, hast du's eilig! ...Aber schön dass du da bist: komm',fass mal mit an "...Hij wierp een blik naar binnen: " Du auch, Joseph: Arbeit macht frei "                Joseph greep de gelegenheid aan om het gezaag van zijn moeder te ontlopen en slenterde sloom achter Jupp aan, tot het tuinhek.                                              

Op straat stond een grijze legercamion voor de deur en de Duitser kroop achteraan onder de huif:

" Komm' Jungs! "           

Een halfhoog rechthoekig meubel stond, omwikkeld met een soldatendeken, stevig tegen de zijwand gebonden en het duurde even voor hij samen met Leon de knopen had losgepeu­terd.                                                            

Joseph vroeg wat nors: " Na, was soll das ?"...                

" Geschenk für die Mutti, zum Geburtstag! ",fluisterde Jupp comploterend, en Leon riep uitgelaten: " Een radio!  Joseph, een radio! "                                   

" Mutti hat kein Geburtstag...",wierp deze nog stug tegen, maar hielp toch gewillig bij het afladen van het zware toestel.                    

  " Na ja, heute oder morgen oder nächste Monat: wie soll ich das denn überhaupt wissen..."                                    

Marie zette grote ogen op toen ze de mastodont voorzich­tig in de voorplaats binnensjouwden en Jupp er met wijds armgezwaai van een volleerd goochelaar de beschermen­de deken afwikkelde.                                      

" Und, voilà, meine geehrte Damen und Herren! "...                                 

" Een S.B.R! ",riep Leon verrukt, "nog schoner dan die van de 'Tramstatie'!  Miljaarde nondedju! " En Marie liet blij strelend haar hand over het gladde hout glijden. Vragend keek ze Jupp aan, maar deze knipoogde haar toe: " Zum Geburtstag! ..."                                

" Dat is pas voor binnen negen maanden, Geburtstag...", sneerde Joseph dubbelzinnig en onder de bestraffende blik van z'n moeder wendde hij zich, fier over eigen geestigheid, terug naar het radiomeubel.                                  

Een prachtstuk!  Een in hoog­glans kastan­je­bruin geboende kas, met vijf grote ivoren knop­pen onder de veelkleurige glasplaat, waarop in schuine colonnes wel een honderdtal namen van wereld­wijde zendstations stond vermeld!  Mensen toch!                 

" Hier zie...Ber­lin...Moscou...Peking...New-York... Pa­ris...'t Zal natuurlijk weer al' in 't Frans zijn, maar we zullen de muziek toch verstaan, hé ?",hoopte Leon. " En ik zie Londen niet staan...Jupp, hast du Londen heraus geholt ?"...               

" Maar hier zie, Klootmans: B.B.C.!  Dat wil zeggen Britse Broodkast Companie" bromde Joseph           

Jupp stuurde de chauffeur met de vrachtwagen terug naar de kazerne. Hij legde uit dat het toestel in beslag genomen werd in Nieuwpoort, bij mensen die naar de Engelse post hadden geluisterd.                                     

Hij bleef stamppot eten en de rest van de avond probeer­den ze de radio aan de praat te krijgen, wat pas lukte nadat ze met een lange koperdraad naar het appelboompje in de hof een voorlopige antenne hadden gespannen. Maar toen sloeg het hek volledig van de dam:  met de zoekknop kregen ze de ene zender na de andere door en uit de grote luidsprekerkast, die heel de onderste helft van het meubel besloeg, bulkte een helse kakofonie van geruis, gepiep, geknetter en gefluit, vermengd met muziekflarden en een cocktail van onverstaanbare vreemde sprekers uit alle hoeken van de wereld. Wonderbaarlijk!                                                               

" Zet hem eens wat stiller! ", schreeuwde Marie er boven uit, " Strak horen z' ons tot in 't dorp! "                            

" Jawohl, Herr Major! ",riep Jupp terug, maar Marie kon er niet mee lachen. In alle stilte liep hij verder alle zenders af, tot hij vond wat hij met onschuldige schijnheiligheid al een kwartier geduldig aan 't zoeken was...                           

" Pom-pom-pom-pom...pom-pom-pom-pom..."                                

" Dàt is hem! ,"riep Leon geestdriftig, die blijkbaar in het stilzwijgend complot zat: " den Engelse broodkast, lijk die van 't 'Anker'! "                      

Jupp knikte en peuterde verder aan de fijnregeling om het ritmisch aanzwellend en weer wegzakkend janken van de stoorzender af te dempen. Fluisterend beval hij Leon: " Mach' Türe und Fenster zu, schnell! "                                      

" POM-POM-POM-POM...POM-POM-POM-POM...",klonk het nu wat duidelijker.                                               

Als gebiologeerd staarden ze alle vier in het duister naar het groen oplichtend zenderglas, tot klokslag tien een wazige stem vanuit de verte de betovering brak: " Ici Londres...ici Londres...Les Francais parlent aux Francais..."                                             

" Ziet ge wel dat het weer al' in Frans is! ..." riep Leon verongelijkt, maar Joseph legde hem met een stevige elleboogstoot het zwijgen op.

Van de berichtgeving begrepen ze niet veel ,want het ging over de hutsepot van het Frans-Japans akkoord in Indochi­na - dat volgens de spreker absoluut geen zoveelste knieval zou zijn van 'La France Libre' - en de gevechten van het Frans-Britse Expeditie­korps tegen de Vichytroepen in Syrië ,dat volgens die vent van de radio met een fratricide burger­oorlog absoluut niets te maken had...

Nadien kwam Radio Oranje aan de beurt ,tot grote voldoe­ning van Leon. Maar die had het over de Japanse aanspra­ken op Java en de rest van Nederlands Oost-Indië en dat interesseer­de geen kat. De heldhaftige strijd van de Hollandse koopvaar­dij tegen de U-Boote al evenmin...

Dan hield een Antwerpenaar een pocherige scheldtirade op de "Moffen" en dat was even wennen ,want zo noemden ze aan de kust de Duitsers niet. Ze scholden hier wel op "de Frit­sen" of op "de Smeerlappen" ,maar "Moffen" was nieuw...De 'opgeblazen puit' ,zoals Joseph de spreker doopte ,bracht met iets teveel pathos een hoera-verslag uit over een Belgische zegetocht van de Force Publique. Vanuit Kongo was "ons leger" Ethiopië binnenge­vallen ,om er de Italianen te verdrijven...Niet erg geloof­waardig en als wapenfeit kompleet belachelijk ,in verge­lijking met de machtige Duitse opmars in Rusland ! Dààr werd geschie­denis geschreven ,en niét in - och arme - Addis Abeba ,of hoe deze notoire negorij ook mocht heten...Maar over Rusland sprak de 'Puit' geen wóórd. Wist het niet goed liggen ,waarschijnlijk...

Al bij al had de B.B.C. niet veel hartverheffend nieuws te bieden aan haar anglofiele achterban.

" Armoei troef !",besloot Leon nuchter.

" Kriegsende ist noch nicht für Heute...",bromde Jupp bitter en trok de stekker uit.

     


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
26-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 189
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B35    ...GEWEEN EN GEKNARS VAN TANDEN...                                  

                             Westende, 5 juli '4I.                            

De volgende morgen, voor dag en dauw, hoorde ze Joseph als een dief in de nacht het huis uitsluipen naar de eerste tram. Meteen wist ze dat ze het pleit verloren had: die stomme kloot zou mordicus, gedreven door zijn gekwetste trots zijn kop doordrijven en tekenen voor dat verdomde Legioen...enkel en alleen om hààr een pee te stoven!           

Heel de nacht had ze liggen piekeren om een uitweg te vinden die de ruzie kon bijleggen en hem zou weerhouden de kemel van zijn leven te schieten. Beroep doen op zijn gezond verstand haalde niets uit, had ze gisteren ondervonden. Na die oorveeg kon ze dàt wel vergeten: zijn gekneusde ijdelheid verdrong elke gevoel voor simpele logica. Ze mocht praten als Brugman, het was al boter aan de galg!  En op haar knieën kruipen voor die pretentieuze zot kón ze niet: smeken en tranen storten zou hem eerder op de vlucht jagen dan zijn hart vermurwen, dat wist ze maar al te goed. Hier in huis werd nooit geweend in 't bijzijn van ande­ren...                                                           

Waarom was ze verdomme toch zo stom geweest hem die lap in zijn gezicht te verkopen!  Hij was geen kind meer, dat ze met een snak en een snauw weer in het gareel kon dwingen: die tijd was voorbij...Vroeger had ze nooit last gehad om haar gezag op te leggen: zij was de baas in huis en haar wil was wet. Daar hadden de kinderen mee leren leven en een uitbran­der of een tik volstond om de orde te herstellen, zonder dat de riem er nog bij te pas moest komen...Maar bij Joseph had ze de weerbarstigheid zien groeien sinds hij dat zwarte uniform had gekregen van Engelborghs: Jezus, wat voelde hij zich plots een kerel, zeg!  En met die schoolse studenten-wijsheid voelde hij zich sowieso reeds boven zijn huisgenoten verheven: stel je voor, Meneer wist wat Engels te wauwelen tegen die tommy!  Jezus-Maria!          

Vroeger kon hij soms nog geestig uit de hoek komen, maar de laat­ste tijd was het al neerbuigende spot en sarcasme wat de klok sloeg! ...En die ongelukkige bedscène met Jupp had haar helemaal de das omgedaan, om over die oude historie met de geheimzinnige 'Rudolf' nog te zwijgen...                               

Ze begreep dat haar Joseph door al deze morele schokken van zijn ankers was losgeslagen en niet meer wist waar hij stond, maar daarom moest hij zich toch niet laten kapotschie­ten in Rusland, zeker!  Er waren toch nog àndere jongens die rond hun achttiende zware emotionele klappen kregen, zonder daarom naar dat vervloekte legioen te trekken!                                    

" 't Is al de schuld van dien Engelborghs!  Had hij Joseph z'n kop niet volgepropt met z'n flauwe flamingantenpraat, het ware nooit zo ver gekomen!  Nu kan hem maar zorgen dat hem de gebroken potten lijmt! "...              

Voor ze in "Ons Rustoord" moest beginnen, fietste ze vlug naar de burgemeester thuis: of die niet met de telefoon van het gemeentehuis op dat aanwervingsbureel in Oostende kon tussenkomen, om ze te beletten dat ze daar Joseph zouden inlijven?                                    

Maar Engel­borghs was vies gemutst door deze ver­storing van zijn privacy, zo vroeg in de morgen:                   

" Hij is oud genoeg om te weten wat hij doet: het is geen kind meer en wettelijk kan ik hem niet tegenhouden, zelfs als ik dat zou willen...",zei hij kortaf. Marie begreep direct hoe de vork in de steel stak: de meester was wel dege­lijk de aanstichter van haar onheil, maar was helemaal niet van plan een stap terug te zetten!  Toen ze haar wanhoop daarover uitschreeuwde, werd ze door 'Meneer en Madam' beleefd maar kordaat de deur uit gebonjourd!...                                           

Op het werk was ze een paar maal uit machteloze woede in snikken uitgebarsten, tot Jupp het niet meer kon aanzien en haar terug naar huis stuurde.                               

" Der blöder Hund! ", had hij gegromd. Maar daarmee was ze weinig geholpen: als Joseph werkelijk voor het Legioen had getekend in Oostende, was ze hem onherroepelijk kwijt...een vogel voor de kat. Ze wist dat hij van haar twee zoons de zwakste was, het gemakkelijkst te beïnvloeden...de ijdelste vooral. Of de fier­ste, als ge wilt: ze had hem nooit die klap mogen geven!                                                                       

" Dat zult ge u levenslang beklagen! ",had dat snotjong gezegd. Helaas maar al te waar! ...                                        

In normale omstandigheden, zonder die bedaffaire met Jupp of de bemoeizucht van Pylieser, had ze hun conflict wel tijdig zien aankomen en in een lach kunnen trekken. Het kon voor een moeder toch niet zo moeilijk zijn al deze idiote prietpraat over 'Europese Weerbaarheid' en zo uit zijn kop te sussen!  Maar de laatste maanden had ze geen oog meer gehad voor haar kinderen en ze onvoldoende afgeschermd tegen de sirenenzang van nieuwe Hamelense rattenvangers. Madame moest zo nodig weer van het 'Leven' gaan genieten, hé, wilde zich 'volle­dig vrouw voelen' en vergat daarbij dat ze moeder was... Waar waren miljaardedju toch haar gedachten geweest!  In Chacamaca ?!                    

Ze nam zich vast voor - indien Joseph buiten verwachting toch niet getekend zou hebben - hun verhouding grondig op te klaren en elke rimpel glad te strijken, wat het ook mocht kosten!  De Jupp moest er maar zolang een knoop in leggen, voor haar part!  Maar toen die gloeiende zot niet terugkwam voor het mid­dageten, begon de onrust steeds heviger aan haar hart te knagen...                                                                   

Jupp kwam om vijf uur even langs om haar gerust te stellen, maar hij sprak als tegen een blinde muur: ze luisterde nauwe­lijks en na wat pijnlijke stiltes droop hij af, met de belofte tegen negenen nog eens te komen kijken...Veel hoop en sterkte kon hij haar toch niet geven...                              

Want inderdaad...                                                       

Joseph had óók heel de nacht liggen woelen, zonder een eervolle uitkomst te vinden. Na alles wat er gebeurd was kon hij onmogelijk nog zoete broodjes gaan bakken bij zijn moeder, zonder definitief zijn gezicht te verliezen en zich in ieders ogen onsterfelijk belachelijk te maken!  Ze had hem te ver gedreven en haar gat verbrand: dan moest ze nu maar op de blaren zitten!                        

" Ik trap het hier af: dat ze haar plan trekt met haar braaf Leonneke! "                                                     

Maar ééns op de tram, besloot hij toch niet helemaal tot het uiterste te gaan. Volgens het boekje kreeg hij de keus om te tekenen voor vier jaar, voor twee, of enkel voor de duur van de veldtocht in Rusland. En naar ieders verwachting zou dat daar binnen het jaar wel zijn opgekuist...De voordelen verbon­den aan elke soort engagement verliepen natuurlijk eveneens in afdalende trap:  na vier jaar kreeg men een oplei­ding tot officier bij de Rijkswacht, na twee jaar een loopbaan als onderofficier en na het beëindigen van de veldtocht enkel een plaatsje bij de politie...Maar hij was er gerust in: eens bij de politie kon hij mits wat examens makkelijk opklimmen tot commissaris...en dan was zijn broodje gebakken.                       

Dus tekende hij met klamme hand enkel voor Rusland.                     

Die slijmerd op het aanwervingsbureel kon niet nalaten hem met veel uitroeptekens en speekselspatten geluk te wensen "in naam van het Vlaamse volk en onze Führer Adolf Hitler...Owzee! "                         

Binnen een maand moest hij zich aanbieden in een kazer­ne van het Antwerpse. Dat gaf hem ruim de tijd om aan de nieuwe grootse perspectieven te wennen en afscheid te nemen van het kleinburgerlijke om zich heen...Waarmee hij nogal duidelijk zijn lief bedoelde. 

Ach ja, Nadine...Die was hij met al die ruzie van de laatste dagen helemaal vergeten. Plots begon Joseph te twijfelen of zij zijn beslissing wel zo leuk zou vinden. Losweg fantaseren over haar toekomst als echtgenote van de kapitein zag ze wel zitten, natuurlijk, maar nu de teerling definitief was geworpen zou ze wel even schrikken!  Enfin, ze deed maar...                               

                                             

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
26-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
25-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 188
Klik op de afbeelding om de link te volgen

EEN KERKHOF VOL HELDEN...

Joseph verwaardigde zich niet daarop in te gaan en Marie profiteerde van zijn mokkend stilzwijgen om hem te over­reden: " Moest de Rus voor Oostende staan, zoals den Duits vorig jaar, dan zouden de mensen het nog verstaan dat de jonge gasten zich aanmelden om ertegen te gaan vechten. Want dan riskeren ze overrompeld te worden door beesten die hun manier van leven bedreigen, of hun geloof en hun leven tout-court. Dan zitten ze met de poepers heel hun hebben en houden te verliezen, hun huis, hun koeien en varkens. En hongersnood te lijden...Dan is het waard van te vechten en het grote risico te lopen om te sterven in den oorlog...Maar als ge aan 't eind van de wereld gaat batteren tegen de Russen weten de geburen heel goed dat ge daarmee hun patat­tenveld niet verdedigt. Of hun dagelijkse boterham. Dat raakt hun koude kleren niet...en ze hebben nog groot gelijk ook! Wérken moet ge, niet vechten: daar zijn we niets mee vooruit!  Wérken en geld verdienen! En ons huishouden uit de put hel­pen, na de dood van uw vader:  dàt is uw verdomde plicht, na al die moeite die wij voor u gedaan hebben! Werken met het verstand dat we u gegeven hebben...Maar als ge, na al die jaren op school, niéts beters kunt bedenken dan een gat in uw pens te laten schieten door een Rus, dan zijt ge een onnozele kloot, Joseph, en dan kén ik u niet meer!"...                         

Ze schrok zelf van haar hevige uitval en wilde zich juist herpakken, maar Joseph was haar  voor.                               

"Ha, ge kent mij niet meer! Wel, dan staan we gelijk!  Want ik ken ù niet meer! Iedere dag kom ik zaken te weten die ge voor ons verdoken hebt! "...Hij dacht aan de scène in het café bij Odette. " Eerst die vuiligheid met de Jupp, hier in huis, en nu weer die oude vrijage met een Duits uit de Eerste Oorlog: en zekere Rudolf! ...Nooit van gehoord zeker, van Rudolf? !"...      

Haar mond viel open en ze keek Joseph een lang moment verbijsterd aan. De misprijzende spot bestierf op zijn gezicht toen ze hem, met fonkelende ogen maar uiterlijk ijzig kalm, met hese stem vroeg: " Wat is er van die Rudolf?  Hé? Zegt het : wat is er mee ?!"                       

" Kent ge hem niet meer? Hij heeft U anders heel, héél goed gekend! Van binnen en van buiten! ..."                

Hij stokte even, want ze bleef hem maar steeds strak en verbeten aankijken. Om zich een houding te geven, snoefde hij brutaal verder: " Hij heeft zelfs aan m'n wieg gestaan, naar het schijnt..."                                                   

Nog steeds zweeg zij, als versteend.                                  

"En negen kansen op tien ben ik een kind van hém...", vervolgde hij met iets minder branie, "...van die Rudolf...en niet van ons vader...den Dis"...Hij schrok wat van zijn eigen brutaliteit.                                                     

Als ontwakend uit een kwade droom schudde ze even kort het hoofd en haalde diep adem alvorens zacht te articuleren: " Dat is zatte prietpraat van de Pylieser, dat hoor ik zo...Wees gerust ", loog ze, " die Rudolf is al bijna twintig jaar dood en begraven...En het was géén Duitser, toén, maar een jongen uit Nieuwpoort, vlak na den oorlog...Daar ben ik als jong meisje een paar keer mee uitgeweest, làng, héél lang voor ik trouwde met uw vader...De Gerard liep toen óók achter m'n rokken, maar 'k heb hem nooit moeten hebben...En daarom is hij uit jaloezie begonnen met allerlei achterklap over mij rond te strooien...En als ge toch alles wilt weten: vóór de Rudolf heb ik nog met drie-vier jongens geflikflooid , lijk àlle meisjes van mijn ouderdom! "              

Ze glimlachte wat zuur: " Of dacht ge soms dat ik op m'n zestiende gebrekkig was? Man, die onnozelaartjes liepen achter m'n gat 'lijk vliegen...Maar ik ben op m'n achttien in alle eer en deugd met den Dis getrouwd, omdat hij de serieuste was, en een lieve jongen...En ik wil niet dat een smeerlap nu op z'n graf spuwt omdat hij mij in der tijd niet heeft kunnen krijgen! ...Tenandere, snotter, dat gaat u niets aan! Ge moest beschaamd zijn! "                                 

" Ik, beschaamd zijn? ! Dan zijn er ander! Ik ben verdomme geboren zes maanden na uwen trouw! "               

" Wat moet dàt verdomme bewijzen? Dat gij niet van den Dis zijt? Stomme kloot, neemt van mij aan dat geen énkele vader zeker is dat hem z'n eigen kinderen heeft gemaakt! ...De moeders weten het, ja, maar de venten: doe me niet lachen! " Ze snoof eens verachtelijk en schudde meewarig het hoofd. " Die zes maanden bewijzen niets, jongen...In ons geval hoop en al dat we elkaar gaarne zagen, den Dis en ik, en we onze kop hebben verloren...En dat de pastoor niet rap genoeg heeft gelopen, ja! De rest is gelul van zatte venten! ..."                           

Hij bleef bokkig zwijgen, en dacht aan Arthur die destijds over de bloedlijn bij de joden juist hetzelfde had geponeerd...Maar Marie wilde het onderste uit de kan om gelijk te halen: " Al bij al: dat heeft met Rusland allemaal niets te maken, voor zover ik weet. En met die zotte flauwe kul om daar te gaan vechten en uw leven te riskeren. Terwijl ge verdomme de mensen die u hebben grootgebracht laat stikken...Versta me goed, snotaap: ge hebt geen recht om de zes jaar, die ge hebt mogen studeren en waarvoor wij ons hier hebben moeten kromwerken, zo maar weg te smijten lijk een vod! Die zes jaar zijn niet van ù, ze zijn ook van óns: Leon en ik hebben er meer moeite, zweet en tranen ingestoken, dan gij van uw leven zult kunnen vergoeden! "                                                   

" Ocharme mens! ",spotte hij nijdig, " doet u niet zeer hé! "                                                               

Voor ze het wist gaf Marie hem in een plotse vlaag van woede met de vlakke volle hand een klinkende muil­peer. De plotse pijn zinderde nog na in zijn gloeiende wang, toen hij lijkbleek opstond van tafel.                                       

" Dat is nu de tweede keer, verdomme dat ge mij zonder reden op mijn smoel klopt! Gelooft mij, dat gaat ge uw leven lang beklagen! ...",siste hij hatelijk en liep stijf als een slaapwandelaar de tuin in, met de hond op zijn hielen.                                             

De zon ging vuurrood onder. De dreigend uit het oosten opkomende onweerswolken stonden als in lichterlaaie...Maar door de tranen zag Joseph het niet...      

 Die nacht kon Marie de slaap moeilijk vatten, opgewonden als zij was door die ruzie met Joseph. Wat dacht die snotaap wel, zeg?! Dat ik mij m'n leven lang die stomme muilpeer zou beklagen? Dan waren er àndere dingen die ze al een eeuwigheid meesleurde als een blok aan haar been en een vlek op haar ziel. Die smeerlap van een Rudolf, bij voorbeeld, die vandaag weer was opgedoken van onder zijn grafsteen: dié had haar leven verpest, ja, en haar stomme uitschuiver met hem op die eerste kermis van Nieuwpoort in '22, dàt had ze zich sindsdien hartgrondig beklaagd! Maar die muilpeer op het pretentieuze bakkes van Joseph, daarjuist: doe me niet lachen hé! Er waren érgere drama's geweest in haar leven...

Ja Rudolf, inderdaad...

Die stommiteit op de avond na de kermis: als ze dààr nog aan terug dacht...Zijzelf en Jetje hadden zich heel de middag feestelijk geamuseerd op kosten van die twee knappe binken die het zeer breed lieten hangen... Met als gevolg dat ze het gevieren na het vallen van de avond al flink vlaggen hadden. Rudolf had daar in de struiken van 't Spaans Fort lelijk van geprofiteerd, ook al had ze zich in een roes hélemaal gegeven. Maar de zondag nadien was hij in hun zelfde 'liefdesnestje' begonnen met zijn vieze streken en zijn zakfles jenever...De bluts met de buil had ze toen gedacht: dat zal met de tijd wel kalmeren.

Maar de derde zondag was het daar helemààl uit de hand gelopen en had hij haar eerst zat gevoerd en dan urenlang misbruikt. Tot het bij haar begon te dagen: dàt kon geen liefde zijn!

De zondag daarop was hij niet meer op hun rendez-vous verschenen en alles wat daarop volgde stond nog pijnlijk scherp in haar herinnering gegrift...

 ...Ze bleef nog een uur op de wal op hem wachten, vóór ze in woedende wanhoop besloot hem in de stad te gaan zoeken.De avond viel al, toen ze hem, na een eindeloze speur­tocht langs de lugubere, spookachtige puinhoopstraten tenslot­te in het twintigste café verliefd met een vreemde vrouw zag dan­sen...

Het was of haar wereld instortte! Maar koppig bleef ze wachten in het donker, tot hij alleen buitenkwam en tegen de zijgevel ging staan wateren. Hij schrok zich een bult, toen ze zo plots naast hem stond.

" M'n regels zijn niet doorgekomen ", was het enige wat ze wist te zeggen, na al die snedige zinnen die ze tijdens het zoeken, deze namiddag, had klaargestoomd.                           

Hij moest het even laten bezinken, maar barstte toen los: " Stomme geit! Konde niet beter oppassen? Ziede wel, verdomme, dat komt er nu van, zie! ..." en knoopte ondertussen onhandig zijn gulp dicht.

" Moet ik soms geen handje helpen, dees keer? ", sneerde Marie, " Of kan meneire het alleen vandaag? "  Maar raar genoeg kwam er geen reactie.

" Wel, wat denkte nu te doen? " drong ze aan met trillende stem. 

" Voort dansen, en dan vogelen, miljaarde! Dat hete mokkel daar wacht al een uur op mij! "

" En ik dan? " Het wenen stond haar werkelijk nader dan het la­chen, maar toch trachtte ze het trillen van haar stem te onderdrukken.

" Trekt uw plan, hé! Godverdomse zever­kont! ... Zoiets moet ge zelf arrangeren, miljaarde, en de venten daarmee niet lastig vallen! "...Hij liep hardop boerend om haar heen en stapte vol branie terug naar binnen...                                                                                     

 ...Trekt uw plan, ja...Gemakkelijker gezegd dan gedaan, voor een onnozele geit van achttien...Jetje had wat méér ondervinding in die zaken, met een moeder die zes-zeven kinderen op de wereld had geschopt en een achttal 'miskramen' had overleefd...Zij hàdden samen zogenaamd 'hun plan getrokken'...met kasterolie en rattenvergif, verdomme, als twee leerling-tovenaars!

Was René er niet op tijd tussengekomen om haar  naar de - toén nog jonge - dokter Loenders te sleuren, ze zou het nooit hebben naverteld...

Rudolf Valentino , die smeerlap!


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
25-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 187
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

B34:   HET BOEKJE VAN ENGELBORGHS.

                                   1 juli 1941.

Een paar dagen later bezorgde de burgemeester hem met een vreemde glimlach op de lippen het fameuze boekje over het Vlaams Vrijwilligerslegioen.

Terwijl hij sluiks de wervingsvoorwaarden doornam, belichtte het spook­beeld van de dode rossekop een leugenachtige lacune in de ronkende tekst: nergens was er sprake over de mogelijkheid dat een vrijwilliger een grote kans had er zijn hachje bij in te schieten, of voor het leven verminkt te worden...Er werd wel euforisch over 'offervaardigheid' geschreven en een allusie gemaakt over een ploeg Vlaamse dokters die speciaal zouden instaan voor de medische verzorging, maar daar hield het dan ook mee op! Nochtans marcheerde in een veldtocht de Dood als een schaduw mee, waar je ook wegkroop, sliep of waakte...Tenslotte kon deze al­tijd en overal toeslaan, overwoog Joseph: bij een stormaanval, dat spreekt nogal vanzelf, al was sneuvelen met een kogel door het hart niet het ergste. Maar ook door de hand van sluipschutters of bommenwerpers ver achter het front, of zelfs tijdens een verlof hier 'in de Heimat' :een mens was nergens meer veilig...                                                                                   

Evenwel, zelfs indien hij géén dienst zou nemen en als een laf­aard thuis zou blijven kon hij nét zo goed de pijp uit gaan...Tenslotte waren bijna alle lijken die hij de laatste tijd had gezien bange burgers geweest, weerloze slachtoffers van blinde bom­bardementen...                          

Maar dood voor dood, dan stierf hij nog liever met het geweer in de vuist, of als kapitein aan het hoofd van zijn troepen! Verdomme, wat was dàt nu voor zever! " Weer u scherp en eind als een soldaat, miljaarde! ", om het met Berten Rodenbach te zeggen! Dan kon hij nog het sinister genot smaken dat Moeder en Leon hem postuum zouden missen, terwijl hij nu toch enkel maar in de weg liep...En kon meester Engel­borghs met alle prominenten van het omliggende weer een vleiende toespraak afsteken bij zijn graf...Al bij al had die rosse in zwembroek het boven op de wipplank nog zo slecht niet getroffen...

En stel dat hij de oorlog zou doorrollen zonder een schrammetje, wat goed mogelijk was aangezien die veldtocht in Rusland niet zo bijster lang kon duren...Hé, stel! Dan was zijn broodje hier gebakken :officier van de gendarmerie worden, daar spuwde hij niet op! ...De grote wipplank van het leven, zoals Engelborghs het samenvatte.                                                

Thuis liet hij het boekje opzettelijk wat rondslingeren, in de stille hoop Marie daarmee de stuipen op het lijf te jagen :dat zou haar leren hem steeds als een klein kind te behandelen...                                                                               

Zijn kwaad opzet slaagde buiten verwachting, reeds de volgende avond...                                                   

't Was zaterdagnamiddag en bloedheet. De lege dorpskom zinderde in de blekke zon en Joseph moest even met de ogen knipperen om aan het felle licht te wennen. Hij had zojuist in de koele schemer van het secretari­aat zijn portie begees­tering genoten in "Volk en Staat" en moest met spijt de Duitse pant­serspitsen lossen bij hun helse rit door de stoffige Russi­sche steppen, want het liep al tegen de vieren en Georgette Gunst wilde de boeken sluiten.             

" Leur sé leur! ",had ze ferm geponeerd, als om te bewijzen dat ze niet voor niets haar bediendediploma behaald had in 't Frans pensio­naat bij de Maseurtjes in Poperinge...Sinds drie dagen kon ze op het bureel weer officieel de scepter zwaaien over een nieuwe ondergeschikte en ze liet er daarbij geen twijfel over bestaan dat ZIJ de baas was tussen haar vier muren. Het bemoederen van Joseph, zoals vroeger, was ze intussen ook helemaal verleerd. Gedurende de laatste maanden had haar buurman de garde met zijn ondermijnende roddel over de jeugdzonden van Marie blijkbaar diepe sporen achtergelaten, en alle allusies over koekoekseieren en een ondergeschoven kind waren er bij haar ingegaan als zoete koek...Georgette had waarschijnlijk nog iets met de garde te bekokstoven en dus vloog Joseph buiten.                        

Verdomme, wat een hitte! ....                                                        

De voordeur van café 'De Tramstatie' was wagenwijd open gezet in de hoop dat tocht wat koelte zou brengen.                  

" Hei, Joseph! ", riep iemand vanuit de bruine schaduw binnen," hei, m'n jongen, komt er in, en pakt er één voor mij, vent!"                                                                

Pylieser...Hij herkende die rauwe stem. Weeral aan de zuip...Hij twijfelde even, maar dacht dan :" Ach, waarom ook niet? ...", als had hij iets goed te maken met die kerel. Een paar dagen geleden verdacht hij hem immers nog ten onrechte van gesmos met Moeder...                                      

" Haaa! ", riep de schipper wat schor, " daar is hem! ", en tegen de waardin achter de toonbank: " Allee Odètje, geeft mijne gast een pint! "                                                 

" Die heeft het al goed vlaggen, zo vroeg voor de noen", dacht Joseph spottend, maar liet niets merken toen de Gerard hem bij het bemorste tafeltje neertrok : een frisse pint kon nooit geen kwaad op zo'n hete dag...                      

" Hoe gaat het met ons Marie? ", vroeg de andere met een slappe tong," nog altijd even prontig? "                  

" Komsi-komsa...", hield Joseph zich op de vlakte, en stak met een vaag "santé! " zijn neus in het koele schuim van het 'flui­tjesbier'.                                                                     

Aan de toonbank bij Odette hing Misten-van-Juliette ook al niet meer zo monter te lallen tegen de bazin, de vettige pet achteruit geschoven op zijn rood-bezwete kaalkop :"...En ik zeg dat den Duits nog z'n père ga zien in dat Rusland, non­dedju, dat zeg ik :zeker weten! "... Waarmee hij zijn betoog van zoëven wilde hernemen, maar Odette schudde kordaat het hoofd en sneed hem de pas af :" Zwijgt al rap, gij, of ge gaat nog last krijgen met uwe zatte praat!"                                                  

" Ikke zwijgen?! ",viel Misten uit, "ikke zwijgen , zegde? Miljaarde-nondedju-se-godverdomme, nog voor geen honderddust man! "                            

Maar daarmee waren zijn argumenten dan ook volledig uitgeput.                      

" Gauw, maakt dat ge naar huis zijt! Ge hebt genoeg gehad!", stelde de waardin vast en sloot de discussie af met een kordaat :" 't Is achttien frank! "                                    

" Ikke zwijgen? ",probeerde Misten nog hikkend bij het afrekenen, al wat minder overtuigend. Twee minuten later poogde hij vergeefs zijn been over het fietszadel te tillen en liep uiteindelijk sakkerend onvast naast zijn vehikel verder de stille dorpsstraat in.                                            

" Een écht monument, die Misten! ",stelde Pylieser waarderend vast...En toen, tegen Joseph :" Ons Marie...komsi-komsa? Dat is niet van haar gewoonte hé..."             

Joseph schokschouderde even en nam gulzig nog een frisse slok.

" Marie, een wijf zo sterk als een stier! " Gerard ging geen gedurfde metaforen uit de weg." Ik ken haar van binnen en van buiten, al honderd jaar, van als ze nog klein was! "...               

Hij staarde wat mistroostig in zijn glas, als wilde hij er zijn vage jeugdherinneringen uit opdiepen...                                

" Tiens, weet ge dat ze in feite m'n eerste serieus lief is geweest, in den tijd? ...Ik was den eerste", pochte hij fier, " maar ja, het is gelijk de pastoor zegt : d'eerste zullen de laatste zijn! En omgekeerd! "...Hij grinnikte :" Ha, de Rudolf! . ..Ja, vraagt haar eens of ze 't nog weet van de Rudolf..."          

" Wie is dàt nu weer, die Rudolf? ", vroeg Joseph geschrokken, maar herpakte zich :" Nooit van gehoord! " Zou die zatlap de fameuze Rudolf bedoelen waar hij samen met Arthur al een paar jaar achter zocht?                               

" Ha, maar de Rudolf, mijne jongen, die heeft bij manier van spreken aan uwen wieg gestaan, dus zoudt gij die goed moeten kennen...Ge weet het niet, maar ge trekt zelfs goed op hem...Hij zou uw vader kunnen zijn..." 

Joseph verstijfde geschrokken :die zot leek inderdaad van plan hier zonder boe of ba het geheim van zijn biologische vader op deze bemorste cafétafel uit de doeken te doen, zomaar, waar Odette bijstond! Deze plotse ontluistering van zijn intiemste dromen schokte hem zozeer dat hij in paniek terugdeinsde. Even welde de woede in hem op, maar bedacht zich toen en dronk vlug zijn pint uit, abrupt, in één teug.                    

" Na de Rudolf is ze 'dare-dare' met den Dis zaliger getrouwd, weet ge dat niet ,vent? ", vervolgde Pylieser schamper zijn schijn­hei­lig geleu­ter.                                                                   

Joseph stond dreigend recht, maar Odette sprong er tussen:

" Ge moet niet luisteren naar die zatte kul, jon­gen, allee gauw..."         

" Den Dis zaliger was m'n beste kameraad, voor­dat hem bij de zwarthemden ging..." dreinde Pylieser voort.                  

" Zwijgt Gerard, geen politiek in mijn café! ", beval Odette, maar Joseph stond al bij de deur :" Tjui, merci voor de pint! ", zei hij nog stijfjes over zijn schouder bij het buitengaan. Achter zich hoorde hij de andere nog klaaglijk roepen :" Maar m'n jongen, ge moet daarvoor toch niet zo bokkig zijn! ...Een mens mag toch eens lachen, zeker!..."                

"Die oude laffe smeerlap! ", dacht Joseph kwaad, "ik had hem feitelijk beter meteen een lap in z'n zatte smoel moeten verkopen! ...Maar hij is het niet waard om daar last voor te krijgen!..."                  

Mopperend stapte hij de Zeelaan op, naar huis toe. De zon brandde nog op de witte betonbaan en het zweet brak hem uit. Wat bezielde die zatlap toch om plots  over die geheimzinnige Rudolf te beginnen? De garde zal wel weer uit de biecht geklapt hebben tegen zijn maten rond de toog...Doelde hij misschien óók op de jonge Steiner, die - volgens de garde - in '22 als Duitse krijgsgevangene uit het kamp van Schoorbakke was vrijgelaten? Of een àndere mof uit dat kamp? Lijk zij vlot met soldaten kan omgaan! ...Zie maar naar die Jupp! . ..Niet te verwonderen dat zijn moeder zo goed Duits spreekt :ze had al twintig jaar oefenen achter de rug!

Maar ach wat! Op 't einde van de Eerste Oorlog was Marie met moeite veertien jaar...Zever in pakstjes, dacht Joseph. En gaandeweg zakte zijn ergernis :wat kon hem die flauwe kul van die zatlap schelen! Een misbaksel die zich achter een pint verschuilt om zijn vergif te spuien! ...             

Voor hem uit liep een peloton soldaten in wit werktenue loom van "Haai-lie-haai-lo" te zingen, zonder veel overtui­ging :ze hadden zichtbaar ook last van de hitte, deze namid­dag... Automatisch nam hij het stapritme van de formatie over :komaan, voort maken, jongens, want hij had nog aardig wat werk thuis in de hof met zijn nieuwe konijnekoten...en hij was al wat te laat!          

Vlug trachtte hij een paar afleidingsmaneuvers te beden­ken om aan de banbliksems van z'n moeder te ontsnappen. Maar toen hij de keuken instapte en ze daar plots met een bleek versteend gezicht voor hem stond, merkte hij onmiddellijk dat dit verloren moeite was geweest." Stront aan de knikker! ",flitste het door zijn hoofd. Hij wilde juist aan zijn eerste uitvlucht beginnen, toen hij in haar hand het boekje van Engelborghs zag, waarmee ze zenuw­achtig op tafel tikte :" Ach verdomme, 't is van dàt! "...          

" Weet ge wie 'k in dorp ben tegengekomen? ", probeerde hij nog voorzichtig, maar ze onderbrak hem abrupt :" Waar hebt ge deze zeverderij gehaald? " En het boekje met een kwaad gezicht voor zijn neus zwaaiend siste ze :" Dat is weer iets van den Engelborghs, hé? !"              

" Zeverderij, zeverderij! ",herhaalde hij verdedigend, " waarom is dat zeverderij? "                                         

" Omdat het nu de moment niet is om soldaatje te gaan spelen, onnozelaar! Dààrom! ...Ge zoudt wel zot zijn! ...Laat eerst die mannen, die dat allemaal zo goed kunnen schrijven maar zélf eens gaan vechten tegen de Russen! ...Ze hangen nu toch al de hele tijd aan 't gat van den Duits, dàt kan er dan nog maar bij!"                                                 

" Aan 't gat van den Duits! Dat komt van een goeie! ", sneer­de hij. Maar Marie liet zich niet van de wijs brengen :" De mannen die zo'n zever schrijven, die passen wel op! Die gaan zich daar niét in stukken laten schieten, wees maar zeer gerust! 't Is hier, dicht bij de vetpotten, veel te goed om iets te riskeren! ...Maar een melkmuil lijk gij, die nog niet droog is achter d'oren, de kop zot draaien met schone woorden en onnozele gazette­praat, dàt kunnen deze grote helden wél! "            

" Wat weet gij daar nu van? ",viel hij uit, " ge hebt verdomme nog nooit een gazet gelezen! "                             

" Ik heb geen gazet nodig om te weten wat onnozel is :een vrouw moet daarvoor geen gazet­ten lezen...Ten andere, een vrouw kan zo'n vuiligheid niet schrijven, dat's tegen de natuur! ...Wat zegt die vent? De verdediging van de westerse dinges? M'n gat! ..."

Ze bladerde even vluchtig in het boekje, en las wat haperend :" Een plaats voor Nieuw-Vlaanderen in het Europa van morgen... Mens, waar halen ze't! "...Ze keek Joseph spottend aan :" Zeg nu zelf :wat zijn wij, arme sukkelaars, zure-haring-vreters, dààr mee vooruit? Ge denkt toch niet dat het hier beter zal worden omdat ze een pak Russen omverschieten, hé! Met al dat vechten maken ze het gedurig slechter, gelooft mij vrij! "...                

Ze kalmeerde een beetje en hij voelde dat de storm overwaaide, maar Marie kon niet zwijgen :                           

" Vóór den oorlog werd er niét gevochten en we waren wij con­tent. Ja, er was die zever in Spanje, maar dat was ver van ons bed en we zijn er geen boterham mee tekort gekomen...In dien tijd is uw vader zaliger ook veel gaan vechten en met een bluts en een buil thuis gekomen, want dat was in de cafés te doen, of tijdens de verkiezingen...En dàt was voor Vlaande­ren, als ge wilt, voor mensen 'lijk wij, voor onze boterham! Om als Vlaamse mens in eigen streek recht van spreken te krijgen. En te mogen werken zonder Frans te kennen of zonder briefje van de pastoor...En al bij al :veel heeft het nog niet uitge­haald! ...Maar 't was tenminste voor óns, voor gij en ik dat hem vocht, en voor d' ànder mensen uit het dorp! ...Maar Rusland! !..."           

" Moeder, dat was kattepis! Wat heeft vader bekomen met achter de vlag in 't gelid door Veurne te marcheren - of voor mijn part door Ramskapelle, Adinkerke of Diksmuide - en daar een paar japneuzen of liberalen de tanden uit hun smoel te kloppen? Zijn we dààr rijker van geworden? "                        

" Rijk geworden? ...Neen begod! Maar we hebben een goede scheet gela­chen en we waren content! Dat kunnen we nu met den Duits en z'n oorlog en al dat schieten nog moeilijk zeggen, nietwaar! "                              

Joseph haalde verveeld de schouders op.  Marie vervolgde nu weer wat rustiger :" Maar hebt gij het laatste jaar nog veel gelachen, gij? Of zijt ge nu soms zo content? ...En van rijk worden gesproken : hebt ge al eens goed gelezen wat ze betalen, in dat fameus Legioen? Dat is misschien goed voor iemand die toch creveert van den honger, en het erop wil riskeren, in de hoop dat hem er zónder gat in z'n pens door zal rollen...Maar zó erg is het met ons toch niet gesteld: die paar povere centen hebben wij toch niet nodig, hé! Verdom­me, Joseph, Leon uw klein broertje van vijftien jaar verdient vier keer zoveel, zonder dat hij met kanonnen op zich moet laten schieten! "                       

" Leon, Leon! 't Is al Leon wat hier de klok slaat! Als ik kapitein ben, verdien ik drie keer de pree van Leon! "        

" Gij kapitein? ! Maar ventje, hebt ge u al eens goed bekeken? ...Ja, ze staan op u te wachten! ",smaalde ze." En om nog eens van Leon te spreken, hé :hij heeft de laatste jaren ons huis­houden recht gehouden en ons laten eten, weet ge dat? Terwijl dat gij op de tram stond te vrijen was uw broertje op zee, in weer en wind!. ..Voor een luizenpree, zoals Meneer de Kapitein vindt, hé! Hebt ge z'n handen 's winters gezien, vol kloven en puisten? Dat was niet van boekjes te lezen, zijt maar zeker!"                                                      

Hij hoorde hoe in ontroering haar stem begon door te slaan en staarde door het raam bokkig naar buiten :  " Ver­domme, straks begint ze nog te janken! "...

<p class="MsoNormal" style="m&
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
25-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
24-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 186
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B33BIS:  JODENVERVOLGING IN BELGIE.                                                                                          

 

Toen de Duitsers in mei '40 ons land binnenvielen, verbleven hier ongeveer 70.000 joden, waarvan 10% de Belgische nationaliteit hadden en de resterende 90 % immigreerden uit Oost-Europa en nazi-Duitsland. Tijdens de 18-daagse veldtocht konden er een 10.000 naar het vrije Westen ontsnappen. Een 3.000 werden hier als "verdachten" door de rijkswacht opgepakt en naar Frankrijk gevoerd waar ze eerst in Franse en van daaruit in Duitse concentratiekampen grotendeels omkwamen (ttz op industriële wijze en -schaal koelbloedig vermoord werden : mannen ,vrouwen ,kinderen én babys). Gedurende de eerste twee jaren van de bezetting poogden naar schatting nog 7.000 eerst naar de onbezette Vichy-zone in Frankrijk en later naar het neutrale Spanje te ontkomen. Een kleine 2000 van hen werd onderweg opgepakt en vanuit Drancy (Parijs) naar de Duitse vernietigingskampen gevoerd. We kunnen dus aannemen dat, toen in augustus '42 hier de massa-deportaties begonnen, er nog +/- 50.000 in België verbleven. De Duitse registers spreken van een 56.000 joden, maar daarin waren die van Noord-Frankrijk begrepen.          

Toch was de discriminatie van de joden slechts heel langzaam en geniepig op gang gekomen. Pas in oktober 40 werden zij verplicht zich te laten inschrijven in de registers van de Jodenraad, wat hun latere uitdrijving uit het vrije-beroepsleven en de openbare administratie zou vergemakkelijken. Ondertussen "kregen" ze eerst werk in de koolmijnen, later bij de bouw van de 'Atlantik Wal'...Het duurde een vol jaar voor hen een verplichte verblijfplaats in ofwel Antwerpen, Brussel of Luik werd opgelegd en het hen verboden werd het openbaar vervoer te gebruiken of na zonsondergang op straat te lopen.                                           

Pas op 27 mei '42 werden zij gedwongen op al hun kleren een davidster te naaien. Wie eten wilde, moest werken: vanaf 15 augustus '42 riepen de Duitsers alle arbeidsgeschikte joden op zich aan te melden voor een inzet in "werkkampen in het oosten". Toen de persoonlijke "uitnodigingen" niet het beoogde rendement opleverden nam de bezetter zijn toevlucht tot nachtelijke razzia's. Op drie maand tijd werden aldus ongeveer 16.000 joden, meestal buitenlanders, "abtransportiert". In '43 en '44 zouden er nog 8.000 volgen, maar toen was het gros van de 21.000 resterende joden reeds in de illegaliteit ondergedoken of had zich laten christenen.                        

Bij dit alles kwam slechts weinig protest van kerkelijke of wereldlijke gezagsdragers. Tijdens de razzia's in Antwerpen hielp de stedelijke politie zelfs naarstig mee bij het opsporen en samendrijven van deze ongelukkigen, terwijl het gros van de bevolking er onverschillig kennis van nam of deels heimelijk blij was van de joden verlost te zijn. Dit bewijzen de talloze anonieme verklikkingsbrieven die naar de Kommandantur werden gestuurd. Wel moet men hierbij bedenken dat iedereen - ook de joden zelf - in het fabeltje van de "tewerkstelling in het oosten" geloofde en daar verder geen graten in zag. Want, zo dacht men, als de niet-joodse Belgen verplicht moesten gaan werken in Duitsland, en soms ook bij razzia's werden opgepakt en gedeporteerd, was het maar juist dat ook de joden daar aan het werk werden gezet!  

Want, in tegenspraak met wat nu wordt beweerd, wist toén nog niemand - en zéker niet Jan-met-de-Pet - ook maar iéts af van de Poolse vernietigingskampen, waarvan ten andere de gaskamers pas eind '42 klaar kwamen. En de Duitsers hadden er alle voordeel bij geen ruchtbaarheid te geven aan hun voorgenomen "Endlösung".            .         

Men mag echter niet vergeten dat toch veel - o.a katholieke - organisaties zich erg verdienstelijk hebben gemaakt met de clandestiene hulpverlening aan de opgejaagde joden en met het verbergen van kinderen, wat toch een levensgevaarlijke bezigheid was in die bewogen tijden.                                              

Aangenomen wordt dat in totaal ongeveer 23.000 van de 25.000 uit België weggevoerde joden de nazi-vervolging niet overleefden. Dat is 92%, een verschrikkelijk getal, ook al is het "slechts" 41 % van onze oorspronkelijke joodse bevolking van mei '40.

Juiste cijfers bestaan niet, wegens de diversiteit van hun al-dan-niet illegale aankomst in België, waar ze dikwijls ondergedoken leefden met christelijke deknamen. Verwarring wekt ook de manier waarop ze, nà mei '40, tijdens hun vlucht hiér en in het buitenland gevangen werden en dikwijls vóór hun aankomst in Duitsland het leven lieten. Bepaalde bronnen houden er rekening mee dat veel van "onze" joden na de holocaust gewoon niet naar België zijn teruggekeerd omdat ze hier - als ex-immigrant uit het oosten - geen wortels hadden. Veel overlevenden van de kampen hebben na de oorlog de schepen achter zich verbrand om, na lange omzwervingen, een nieuw leven te beginnen in Palestina en Israël.

Dit voorbehoud bij de interpretatie van het vermelde cijfermateriaal geldt eveneens voor de jodenvervolging bij onze buren.        .

                                                                               

 ...EN BIJ DE BUREN.                                                      

 

Bij onze noorderburen lagen de verhoudingen ietwat anders dan in België. Dààr woonden 'officieel' 140.000 joden, ongeveer het dubbele van bij ons. En bovendien ontbraken daar de kloosters en de uitgestrekte bossen, waarin onze onderduikers hier een veilige toevlucht konden vinden. De Duitse troepen hadden er in mei '40 binnen de vijf dagen de vluchtwegen naar de vrijheid  afgegrendeld, waardoor enkel een zeer klein aantal Hollanders er in slaagde naar Frankrijk of Engeland te ontkomen. Het burgerlijk bestuur onder "Rijkskommissar-General" Seyss-Inquart voerde er eveneens vanaf zomer '42 een veel strengere anti-semitische politiek dan onze "Militärbefehlshaber" General von Falkenhausen. Daar tegenover stond weer een veel grotere bereidheid van de modale Nederlander om joodse vluchtelingen te verbergen. Dat alles resulteerde in het wegvoeren van vijfmaal méér joden dan bij ons, zegge ongeveer een 125.000.                                        

Maar voor het verdere verloop van de vervolging werd een Amsterdamse jood in de concentratiekampen niet harder of zachter aangepakt dan een Antwerpse: lichamelijk moesten zij dezelfde ontberingen en de folteringen ondergaan. "Ons" sterftecijfer van 92 % was dus fataal ook op hén toepasselijk wat resulteerde in een dikke 90.000 doden. Omdat de zionistische propaganda reeds vóór de oorlog in Nederland sterk was doorgedrongen, emigreerde een groot percentage van de Nederlandse overlevenden van de kampen nà de holocaust RECHTSTREEKS naar Palestina, terwijl ze in Nederland beschouwd werden als "vermoord"...       

Frankrijk was helemaal een geval apart, omdat het opgesplitst werd in een zestal regio's met een verschillend jodenstatuut. De Duitsers bezetten bij onze zuiderburen oorspronkelijk slechts het gedeelte ten noorden van een cirkelboog die liep van de Zwitserse grens tot het Baskenland (en registreerden er 165.000 joden). In deze zone werden de departementen Nord en Pas-de-Calais bij België gevoegd terwijl Alsace-Lorraine door het Derde Rijk werd geannexeerd. Ten zuiden van deze demarcatielijn lag het "vrije" Vichy-Frankrijk (met naar schatting 700.000 joden waarvan er later 155.000 werden geregistreerd). Het Franse Alpengebied kreeg dan weer een veel mildere Italiaanse "Militärverwaltung".          

Reeds vanaf oktober '40 voerde Vichy een "statut des juifs" in om de uit het noorden toestromende joden sluiks aan te zetten verder naar Zwitserland of Spanje uit te wijken. In de Zuid-Franse kampen van de Spaanse burgeroorlog werden door Vichy 50.000 opgepakte buitenlandse joden geïnterneerd. Toen de bezetter medio '42 op deportatie naar Duitse kampen aandrong, werden deze vreemdelingen met graagte uitgeleverd, kinderen incluis (wat de nazi's helemaal niet vroegen).

Op 11/11/42 bezetten de Duitsers heel Frankrijk en voerden met Franse hulp nog eens 25.000 joden weg. Van de 320.000 geregistreerde joden werden er dus vreemd genoeg "slechts" 75.000 gedeporteerd. Daarvan overleefde naar schatting een 10 % de oorlog maar toch keerden er niet meer dan 2.500 officieel naar 'La douce France' terug. De rest verkoos te emigreren naar de USA en Palestina: de realisten naar ‘Het Land van Belofte’, de idealisten naar ‘Het Beloofde Land’...

Waarom er in het algemeen tweederden van de overlevende joden na de holocaust West-Europa verlieten is niet moeilijk te begrijpen: waarschijnlijk hadden ze slechte herinneringen aan een chauvinistische bevolking van verklikkers, geleid door opportunistische windhanen, waarvan het gros ondermijnd was door een diepgeworteld antisemitisme...

...Daarom, vooraleer de steen te gooien:"”’t Is goed in 't eigen hert te kijken..."”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
24-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 185
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE MEERMIN EN DE DOOD.

Kort voor het lichte afweergeschut in de duinen rond de batterij als razend begon te keffen, had niemand de Spitfire opgemerkt, die laag boven zee was komen aanvliegen. Nà de eerste schoten was het reeds veel te laat: één ogenblik bevroor het speels gespar­tel in het dok en al wie kon zocht in een reflex dekking achter de muur­tjes rondom, of dook diep onder water. Joseph greep zijn lief ruw bij de arm en rende met haar het hellend vlak van het solarium af naar de kantine in de benedenverdieping, ter­wijl het jacht­vliegtuig met ratelende boordwapens over hun hoofden raasde.                                               

In de 'bar' beneden was het fris en donker en vanuit de verzonnen veiligheid van de beton­nen pilaren loer­den ze schichtig, samen met de opgeschrikte tooghangers, door de grote open raamdeuren naar de blauwe lucht buiten. Om in ontroerende eensgezindheid vast te stellen dat het "Vorbei" was...

Het afweergeschut raasde in de verte nog even door, maar deinde toen weg en stierf tenslotte uit in de richting van De Panne...Zo ,dat hadden ze weer gehad :borst vooruit en lachen maar ! .                                               

                                                                       

De drinkers keerden vol branie vrolijk terug naar de toonbank van Kovaks om dan weer plots samen los te barstten in een wild ge­schreeuw : door de pantserruit - die in de bar normaal onderwaterzicht gaf op het wilde benenspel van de zwemmers - zonk nu zachtjes een roerloos lijf naar beneden! Uit een gapende wonde, in wat ééns zijn mooi gespierde schou­der was, gulpte stuwend bloed, dat het heldere groenblauwe water met een bruine smurrie besmeurde.          

Nu zag Joseph het duidelijk:  het was de Rosse Tarzan van zoëven, de laatste kortstondige Koning-van-de-Hoge-Wip­plank. Nadine zakte plots op de knieën en kotste haar gratis wafels op het dieppolige donkerblauwe voltapijt van de feest­zaal. Naast haar zielig ineengekrompen figuurtje stoven de soldaten naar buiten en even later zag Joseph in een flits achter de panoramische vensters van de bar twee-drie mannen door het troebelrode dokwater duiken en het lijk van hun kameraad naar boven trekken.                                                                                              

In de nu verlaten kantine hielp hij zijn lief voorzich­tig rechtstaan en leidde haar naar buiten in het harde zonne­licht om op de trap van het solarium even tot rust te komen, ver van het paniekerig geschreeuw rond het zwemdok...               

Dit incident in de Lac-aux-Dames bleef nog jaren in zijn netvlies gebrand en zou later regelmatig in zijn nachtmerries opduiken. Nachtmerries waarin hij steeds zichzélf hevig bloedend achter de dikke aquariumruiten naar de bodem van het dok zag zakken...                                    

Achter op de fiets voerde hij Nadine naar haar huis en nadien moest hij Leon bij het avondeten herhaaldelijk afremmen bij de lugubere beschrijvingen hoe de soldaten het lijk hadden geborgen. Met kleurrijke details vertelde hij dat ze het eerst in een Bretoens geblokt tafel­kleed uit de feestzaal hadden gewikkeld dat al vlug langs onder hélemaal rood werd... En dat het een lang bloedspoor achter­liet toen de 'Sanitä­ters' de berrie naar de ambulance droe­gen...

" Verdomme, op een haar na en met een beetje tegenslag had IK het kunnen zijn, lijk dat ik daar een hele tijd op die grote wipplank samen met die rossekop heb staan stoefen! …"

Hij was toch een beetje van zijn melk, zo leek het. Bij de chaotische ontruiming van De Panne, een jaar geleden, had Leon bij wijze van spreken lijken met hopen gezien en toch had enkel de dood van de oude matroos Andrew hem aangegrepen. Zeker omdat hij er toen met zijn neus bovenop stond net zoals nu...Joseph zag in Oostende ook reeds veel verhakkeld stoffelijk overschot van onder het puin trekken, maar de 'Rosse Springplankkoning' werd praktisch in zijn bijzijn bloe­dig-brutaal aan flarden geschoten en dàt maakte hem zo ziek...Maar als hij ooit in Rusland zijn man zou moeten staan, kon hij beter wat eelt op zijn zieltje kweken en de tranerige gevoe­ligheid uitroeien die zijn viriele eigendunk ondermijnde...Ook zijn Nadientje had zo te zien nog een harde weg te gaan, wilde ze later ooit als volwaardige verpleegster aan de bak komen!...                  


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
24-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 184
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B33. DE GROTE WIPPLANK.                                        

                           

Westende, 28 juni '4I.                                                                                                                                           

Hoewel Joseph pas vanaf de eerste juli weer vast werk kreeg op het gemeentehuis liep hij er na de prijsuitreiking en het behalen van zijn einddiploma iedere morgen toch even binnen. Kwestie van zijn stoel warm te houden, natuurlijk, maar ook om er de gazetten en een paar 'Illustré's' door te nemen. Want nà de Duitse inval in Rusland leek de Vlaamse Leeuw pas écht te ontwaken uit zijn schoonheidsslaapje van de laatste maanden en zich uit te rekken, klaar voor de sprong!                                                                                  

Kranten als "Volk en Staat" en "De Dag" bulkten van het protserige hoera-proza ter verheerlijking van de "onversaagd voorwaarts stormende pantserspitsen" en de "definitieve verplettering der bolsjevistische horden".                                              Landkaartjes duidden met forse pijlen de voornaamste Duitse aanvalsassen aan: Riga, Minsk, Kiev en nog een paar andere, moeilijker uit te spreken plaatsnamen.                                                                                                    

Volledige sovjetlegers werden dag aan dag omsingeld en in de pan gehakt ;foto's toonden eindeloze colonnes krijgsgevangenen, met walgelijke tronies van uitgehongerde Mongolen of ongure joden met hangneuzen en vieze stoppelbaarden. In hevig contrast met "dit schuim van de Aziatische revolutionaire horden, die onze christelijke beschaving wilden omverwerpen", prijkte een prachtige foto van een lachende blonde Germaanse ridder, fier uitkijkend boven de kanonkoepel van zijn machtige tank!                                                                                                 

" Wat een verschil, hé! " had Engelborghs tegen Georgette gezegd: " Moet ge die koppen zien:  echte beesten!  Hogen tijd dat we daar eens met de grove borstel doorvliegen!  Stelt u voor dat dit gespuis het hier voor het zeggen had gekregen!. .."                                                           

Om helemaal op fluweel te spelen verspreidde de Reichspropaganda iedere dag een portie gruwel, met zichten van lange rijen afgeslachte burgers langs kale kerkhofmuren, beestachtig neergeknald door bloeddorstige monsters van de communistische veiligheidspolitie, de Gépéoe of de N.K.V.D.                                                      

" Afgrijselijk duivelsgebroed, hé, die bolsjevieken! " zuchtte Georgette: " Nog erger dan in Spanje...en daar hebben de rooien toch ook lelijk de beest uitgehangen!. .."                                                                                     

De vrome Vlaamse volksziel kwam tegen zoveel ver­wording in opstand: deze onmenselijke horden moesten tot in de kiem worden uitgeroeid, zonder pardon!                                     

En de 'sprekerds' vochten voor een tribune! Koene kop­mannen van het V.N.V.,zoals Reimond Tollenaere met zijn stijf studentenbrilletje, riepen in vetomlijnde artikels de fiere Vlaamse jongeren op om dienst te nemen in de SS Freiwilligen Standarte 'Viking'. Samen met jeugd van het Derde Rijk hoorden zij de Führer Adolf Hitler te steunen in zijn strijd tegen het verwerpelijke bolsjevisme. Alle Vlaams-nationalisten en Diets-solidaristen in de eerste plaats!  Maar eveneens de katholieke elite, de K.S.A.,de K.A.J.,de V.V.K.S. en de leden van het Nationaal Legioen: allen werden aangespoord "eindelijk hun ouderwets familiegekibbel te staken, om samen op te gaan in één machtige idealistische stormban ter vrijwaring van onze Westerse Cul­tuur en onze heilige  christelijke waardenschat! " Whaw, een hele mondvol!                                                                     

Maar Joseph dronk dat bombastische proza met felle teugen: " Inderdaad ",dacht hij, " als wij later een vinger in de Germaanse pap willen hebben, moeten wij ons op één of andere manier laten gelden, dat is nogal duidelijk! "... De kranten zegden dat wat bloemrijker, maar daar kwam het toch op neer.         

" Vergeet de SS maar, Joseph," zei meester Engelborghs," al om 't even of ze nu "Westland" of "Nordland" of weet-ik-veel heten!  Die zijn niet van ons gedacht, dat heb ik u al uitgelegd. Die gasten willen van ons Volksduitsers maken en daarmee zijn we als overtuigde Vlamingen geen stap vooruit!  Dan konden we evengoed Belg blijven, als het is om een nieuwe vreemde baas te krijgen!  Denk maar aan dat schone Arteveldelied dat ik u indertijd heb aangeleerd: "...Hij wilde geen vreemden als heersers in 't land"...Dat telt nog altijd, misschien nog méér dan vijfhonderd jaar geleden!  Verdikke, stelt u voor: we zijn al vijfhonderd jaar de slaaf van een ander, dan wordt het toch hogen tijd dat we daar iets aan gaan doen, hé! " Hij lachte wat bitter...                                                                        

" Luistert, ik zal u een boekje bezorgen over het Vlaams Vrijwilligers Legioen, die hebben juist een wervingsbureel geopend in Oostende, aan de 'Horloge'... Leest dat eens grondig door: daar staan alle voorwaarden in waaraan ge moet voldoen. Maar weest gerust: voor u is dat geen probleem...en moest het soms wringen, doe ik desnoods wel een goed woordje, hé! "                                   

Meester mepte hem vriendschappelijk op de schouder, en Joseph rechtte fier de rug: zo te zien lag hij bij Engelborghs weer in 'de bovenste schuif', na dat spijtige incident met het briefje voor de moeder van Brian Bolton, twee maanden geleden!                                                                            

Maar hij vergiste zich deerlijk, want het venijn zat in de staart en de burgemeester schuwde daarbij geen grote woorden: "In dat boekje staat ook waaróm de Vlaamse jongens een morele plicht te vervullen hebben met hun dienstname in het 'Legioen'. De Führer heeft voor ons de Vlaamse ontvoogdingsstrijd beslecht en ons bevrijd van het Belgische juk. Dan is het maar eerlijk dat wij present roepen om aan zijn zijde onze bedreigde christelijke beschaving in Rusland te verdedigen. En niet mee te heulen met zijn vijanden, onder de mom van naastenliefde en internationale hulpverlening, hé!  Ik zeg dat speciaal voor u, Joseph, want op dàt gebied hebt gij met dien brief naar Engeland nog wat goed te maken, als ik mij niet vergis! "

Tot zijn eigen verbazing knikte Joseph beschaamd en Engelborghs vervolgde genadig: " Ook de vooruitzichten op bevordering, waarvan ik u gesproken heb, gaat ge daarin vinden. Het kan voor u de grote wipplank betekenen om het ver te schoppen in onze Nieuwe Orde...En de kwestie van de soldij en de vergoedingen voor het gezin en dergelijke staan er klaar in uitgelegd...Om rijk te worden moet ge't natuurlijk niet doen, want dan kunt ge beter gaan blauwen (smokkelen op de zwarte markt) Maar ik weet dat het u niet om 't geld te doen is...De positie is van groter belang dan het loon."                        

Joseph vroeg zich af waar de burgemeester deze wijsheid vandaan haalde...En al bij al stond zijn nieuwe status van 'Chinese Vrijwilliger' hem maar matig aan... Maar de moed ontbrak hem om de meester tegen te spreken of met hem in discussie te gaan en zich gegarandeerd belachelijk te maken. Dus droop hij zwijgend af...                                                     

 

Toen hij aan zijn eerste échte werkdag op het gemeentehuis begon voelde hij onmiddellijk dat de collegialiteit, die vroeger vooral van Georgette - maar ook een beetje van de garde - was uitgegaan, volledig verdwenen was. Zij gaf hem kort aangebonden zijn werk, in het klassement natuurlijk, zonder een vriendelijk woord en liet goed verstaan dat ZIJ het hier voor 't zeggen had. Joseph vroeg zich af of ze met het verkeerde been uit bed was gestapt, tot Engelborghs om negen uur binnenstapte en hem onmiddellijk de oplossing bezorgde.

" Ha Joseph, 'immer pünktlich ja? ' lijk een échte soldaat" spotte hij vriendschappelijk. "Tiens, als g'een momentje hebt: kom eens mee in mijn bureau."

Joseph wierp wat overdonderd een vragend grimas naar Georgette, maar botste daar op een blinde muur.

"Sluit de deur en zet u, jongen." En na hem even ernstig aangekeken te hebben: " Ik heb gehoord dat gij met een zwaar probleem zit? " 

Het was of Joseph het in Keulen hoorde donderen. 

" 't Het schijnt dat gij twijfels hebt of den Dis wel uw échte vader is? " 

Joseph schrok even. Dààrom trok Georgette natuurlijk zo'n smoel!  Juffrouw had haar bebbel weer niet kunnen houden!  Maar even later had hij zich weer helemaal in de hand: " Bah, het kan niet missen hé, meester: hebt ge ons getweeën al eens goed vergeleken?  Met alle respect maar hij was juist een King-Kong: kort gestuikt, en vol zwart haar van onder tot boven. Moest ik er zó uitzien, ze zouden mij bij de SS zéker niet willen! "

Engelborghs moest even lachen: " Dat zàl wel... Maar ik heb óók gehoord dat ge een reeks slachtoffers afloopt om ze dat vaderschap op te solferen en dàt is natuurlijk minder plezant!... Meneer Hasard, hé?... En meneer Lemot, ja?...En ikzelf, nietwaar?  Toch allemaal deftige mensen zou ik zeggen! "

"Ja, natuurlijk, meester, maar elkeen heeft speciale redenen om in aanmerking te komen: een voornaam die past of een nauwe vriendschapsband met mijn moeder..."

" En voor mij is het dàt: een nauwe vriendschaps-band met uw moeder?. ..Met andere woorden: ik heb met Marie gevreeën, ja?  Nooit aan gedacht, Joseph, dat zij een stukstje ouder is dan ik?  Een ouder lief: dat is iets dat fameus tégenslaat voor een gastje van zestien hé: zet uzelf maar eens in de plaats!  Komt daar bij dat ik Marie maar heb leren kennen in '32, via de Dis bij de stichting van het Verdinaso...Goed verstaan? Negentien tweeëndertig: dan wordt het wat moeilijk, hé! "

 "...Ik dacht: omdat gij u altijd ons lot hebt aangetrokken en mij verzorgd hebt lijk een vàder..."

" Ik heb het u al duizendmaal gezegd, Joseph: het Verdinaso laat zijn leden nooit in de steek!  Dat is ons sociaal Credo!  Maar dat betekent niét dat ze mij het vaderschap van alle wezen van de Beweging in de schoenen moeten schuiven! " Hij wond zich lichtelijk op: " Ge hebt mij lelijk zeer gedaan, weet ge! Want buiten het respect dat uw moeder verdient, hebt ge met uw lichtzinnig gedoe mijn eer óók te grabbel gesmeten, al was het maar binnen deze vier muren!. ..Weet ge, ik heb in mijn jeugd een grote zelfbeheersing aan de dag moeten leggen om als ZUIVERE bruidegom voor het altaar te verschijnen...Nu let men daar zo streng niet meer op, maar in mijn familie was dat destijds van gróót belang!  En ik zou het zeer érg vinden moest er omtrent mijn eer de minste twijfel ontstaan!  Ik wil daar dus niets meer over horen: dat gesnol van u naar een eventuele vader moet hier en nu eindigen, verstaan? !"

Joseph zat er helemaal platgeslagen bij: zo'n uitbrander had hij nog nooit van z'n leven over het hoofd gekregen!  Het enige wat hij er schor kon uitbrengen was: " En Steiner?. .."

Engelborghs donderde van zijn hoog paard tegen de keien: " Steiner? Wat Steiner? Die rooie schoenlapper van vroeger?  Wat is er met die vent? "

" Wel, de garde beweert bij hoog en bij laag dat die Steiner indertijd een affaire had met mijn moeder... En dat dié vent in feite mijn vader is!  En hij tracht niet alleen MIJ dat wijs te maken, maar heel 'Het Paard' weet er al van...Op wat hij zich baseert weet ik niet. Misschien omdat Steiner ook 'Rudy' heet en dat de naam 'Rudolf' één van de weinige sleutels is die ik bezit..."

Engelborghs bleef hem even zwijgend aanstaren en zuchtte toen: " De garde...'t zou weer eens moeten lukken!  Wanneer dié zijn vuile bebbel eens gaat houden! " En na nog even nadenken besloot hij: " Bon, ik zal straks wel met de garde de puntjes op de ie zetten...En één dezer dagen zal ik u heel de levensloop van Steiner uit de doeken doen. Want de Veiligheidsdienst van het Verdinaso heeft indertijd een onderzoek gedaan toen deze anarchist hier in Westende een verplichte verblijfplaats kreeg toegewezen: kwestie van te weten wélk vlees wij in de kuip kregen...Ik betwijfel echter of gij van hém zoudt afstammen, want de gendarmen hebben hem in zijn jonge jaren eens zwaar in zijn spriet gestampt, als ge verstaat wat ik wil zeggen." Hij lachte eens vuil.

 

Sinds dié dag ging de werksfeer op het bureel helemaal naar de vaantjes: niet alleen de garde moet een stevige uitbrander gekregen hebben van de 'Burger' maar ook Georgette schijnt zijdelings in de brokken te hebben gedeeld. En beiden schoven ze daarvoor de schuld in Josephs schoenen, ook al had deze zéker de tussenkomst van Engelborghs niet uitgelokt. Voor Georgette kon hij in elk geval niet veel goeds meer doen. De garde daarentegen meed hem zoveel mogelijk en als die man al eens kwam buurten bij de secretaresse brak hij de conversatie af zohaast Joseph zijn duit in 't zakje wou doen. Later zou hij inderdaad bevestiging krijgen dat die twéé valse collega's - duidelijk om hém én Marie zwart te maken - Engelborghs hadden verteld over zijn private speurtochten in de archieven op zoek naar zijn biologische vader...Wel, dan moesten ze nu maar op de blaren zitten!

 

Zondag daarop mocht hij met Nadine en Leon gaan zwemmen in de 'Lac-aux-Dames'. De Duitsers hadden - nu Briek Erte er al een tijdje weer helemaal bovenop was - het luxueuze open­luchtbad door de gemeente laten reinigen van het winterse stuifzand en vol laten lopen met kristalhelder water. Enkel ten gerieve van het zwemonderricht voor de troepen, wel te verstaan, en de ontspanning van de soldaten-met-vrij-van-dienst. Niét voor de burgers. Maar Jupp, die ondertussen met een schijnheilige snuit weer op het toneel was verschenen, had voor de nodige toela­tingen gezorgd om de kinderen van Marie "en hun vriendjes" toch binnen te laten. Waarschijnlijk bedoeld als een stilzwijgend zoenof­fer. Ook Briek liet goed merken dat hij de hulp van Leon tijdens zijn ziekte naar waarde wist te schatten en hield het jonge volkje koesterend onder zijn vleugels.                                                                                                

Gefreiter Kovaks, Jupps ondergeschikte die de kantine openhield in de weelderige feestzaal onder het zwemdok, had opdracht gekregen 'das Jungvolk' gratis van snoep en drankjes te voorzien: weliswaar een beperkt assortiment van zoete wafels en 'Bergenbier', maar ó-ver-héér-lijk!  Achter de 'bar' van Kovaks konden ze door drie grote pantserruiten onder water de zotte esbattementen volgen van de stoeiende zwemmers: spar­te­lende benen van de knoeiers langs de kant of de duikers die met krampachtig dichtgeknepen gezichten in een wervel van luchtbellen voorbij schoten. Af en toe kwam zo'n bleke reuze­kikvors ten behoeve van zijn maats in de bar achter de ruit een paar clowneske grimassen trekken, of liet als klap op de vuurpijl zijn zwembroek zakken...Ha, ha, groot jolijt bij de drinkers!                                                                                    

In het zwemdok deed Leon niet voor de Duitsers onder. Hij hoopte dat Olgatje, die zich van haar moeder niet bij het water mocht vertonen zolang die onzedige soldaten er de beest uithingen, hem vanachter het gordijn van de conciergewoning sluiks stond te beloeren. En het was énkel ten behoeve van hààr dat hij met rechte rug en bollende borstspieren op de hoge wipplank zijn meest gewaagde stunts ten tonele voerde...                                    

Op het grote houten solarium was het heerlijk zonnen. Profiterend van Leons duikdemonstraties lagen Joseph en Nadine ongestoord dicht naast elkaar in geveinsde onschuld samen te soezen: hij puriteins op zijn buik, zij in haar volle jonge schoonheid op de rug, de voorarm op de ogen, be­schermend tegen de felle zon...Hoewel er in de naaste omgeving buiten Nadine geen ànder vrouwelijk schoon te bewonderen viel, lieten de stoeiende soldaten hen godzijdank gerust.                                       

" Miljaarde! ",dacht hij, "wat is ze toch mooi! " Onder het knalrode wollen zwempak bolden haar zachte vormen met elke ademtocht op en neer. Meer óp dan neer, had hij al gemerkt, alsof ze moeite deed haar tepels door de wol te priemen. En toen hij daar wat astmatisch een schuine opmerking over maakte, glimlachte zij genadig: ze had hem stevig in de greep en die hete Trees van de boekwinkel in Middelkerke kon het vergeten!  

Het strakke wit-rubberen ceintuurtje in de taille sloot als het ware het hoger gelegen domein af dat hij ongege­neerd mocht bewonderen. Voor het bekken en de buik echter moest hij sluiks door de wimpers gluren en lag daarom voor alle veilig­heid met zijn knobbelig kruis naar ónder tegen de latten. Ondanks het gespeelde lome soezen in de zon hadden ze elkaar toch veel te vertellen ook al leek het van op afstand alsof ze sliepen. Maar zohaast zij zijn heet gefluister welletjes vond, kroop ze langoureus recht, propte haar dikke blonde lokken handig in de witte badmuts en rende spottend-speels terug naar het zwem­dok. Hij had dan wat moeite om onmiddellijk te volgen...maar na een vluchtig draperen van zijn spannende zwembroek spurtte hij haar achterna om met een atletische duik wat af te koelen in het prikkelende glasheldere water.                                               

Een peloton spatte proestend en joelend in het diepe gedeelte van het dok, waar een paar spierbundels elkaar met wilde worstelgrepen het kortstondig meesterschap over de kleine wip­plank bevochten. Keer op keer eindigden die catchkluwen met een collectieve plons van drie-vier witte lijven in een reusachtige waterhoos!  Hoe meer gedruis, hoe liever!  Al was het enkel maar om de toeziende Feldwebel eens nat te spatten!         

Een rossekop monopoliseerde de hoge wipplank met een gratis exhibitie van theatraal afgemeten kunstduiken. Toen hij merkte dat zijn maats de vertoning naar waarde schat­ten, deed hij er nog een schepje bovenop door hoog op zijn toren in milde zelfspot een fiere Tarzankreet te slaken. Drie seconden later was hij dood.                                                   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
24-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 183
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B32  GLORIERIJKE TOEKOMSTDROMEN.

In de kranten die Joseph vroeger op het secretariaat bij Georgette Gunst gelezen had, was altijd sprake geweest van "de” Duitse zegetochten", waarvan de onvermijdelijke eindoverwinning binnen de kortste keren behaald zou worden. Iedereen was daar van overtuigd. Maar de inval in Rusland was wel een heel ànder paar mouwen: dat veranderde de zaken volledig en de toogstrategen van 'Het Paard' begonnen weer driftig Napoleon erbij te sleuren ! Dien klootzak had in de vorige eeuw bij Moskou ook lelijk zijn vingers verbrand hé ! En de winters zijn daar nog niets veranderd...

 Na de Duitse 'Blitzkrieg' in alle omliggende landen van het westen - en met enkel de Engelsen die nog wat stoer deden, veilig aan de overzijde van het Kanaal - leek de oorlog tot nu toe traagjes naar zijn einde te lopen. Vooral dan na de bizarre vlucht van Rudolf Hess naar Schotland...Dat mocht ook wel, vonden de mensen: het duurde nu al meer dan een jaar en men werd deze miserie langzamerhand grondig beu. Enkel het vooruitzicht dat de vrede voor de deur stond, met opnieuw wit brood, hesp en malse biefstukken in overvloed, had er tot nu toe de moed wat in gehou­den.                                                                                      

Dat Duitsland in april nog eventjes Griekenland had overrompeld, Joegoslavië bezet en in mei Kreta met valscherm­springers had veroverd, raakte niemands koude kleren: dat was te ver van hun bed. In die buurt rommelde het toch al jàren. En als de Oergermanen daar mordicus grote kuis wilden houden om wat orde op zaken te stellen en hun tournee door Europa af te ronden, kon niemand hen dat kwalijk nemen. Hoofdzaak was dat er eindelijk wat rust in zicht kwam!  Voor hun part mocht de Duits in Afrika nog wat voort spelen als hem dat zo beviel, maar in Europa was het nu welletjes geweest.                                        

Doch Rusland was een heel àndere zaak. Dat fantasietje riskeerde de gruwel van de oorlog nog met acht à tien maanden te verlengen!  Niet dat het sovjetleger zo bijster veel voorstelde: hoogstens een hoop verouderde tanks en wat slecht gewapende soldaten...Maar dat verdomde land was zo verrekt uitgestrekt!  Toen de Duit­sers in Frankrijk op één maand 500 kilometer waren doorgesto­ten, was het gedaan met 'la douce Fran­ce'...Maar zo'n afstand stelde in Rusland niets voor: tegen de winter geraakte Hitler met de beste wil nooit tot aan de Oeral. En daarachter lag er miljaarde nondedju nog tienkeer zoveel, eindeloos groot als het was! ...Japan kon natuurlijk langs gene zijde, vanuit Mandchourije, een flink stuk voor z'n reke­ning nemen. Maar eerst moesten ze China er onder krijgen en dat was blijkbaar ook nog niet voor morgen...                                                         

Neen, Rusland was een lelijke streep door de rekening voor al wie hoopte weldra weer kramiek te eten... Verdomme, waarom moest dat nu zo nodig!                                                                                                                                                          

Dat 'waaróm' legde burgemeester Engelborghs, als doorwin­terde schoolfrik, hem haarfijn uit toen Joseph 's middags de gazet ging lezen op het secretariaat. Wegens zijn vakantiekarweitjes hield hij daar een voet in huis en kon hij er ongehinderd” Volk en Staat",” Signaal" en andere pro-Duitse bladen inzien.                                                                                           

De burgemeester had wegens het warme weer zijn uniform­vest afgelegd, maar zag er in zwart hemd nog altijd even snedig uit.” Zackig" noemden de Duitsers dat. Joseph be­greep voor het eerst waarom het vrouwvolk - en Georgette in de eerste plaats - hem zo'n ferme vent vond: dat gladde getaande gezicht met strak achterover gekamd haar en zijn rijzige gestalte gaven hem een uitstraling à la Joris van Severen, onmiskenbaar...Zoiets liet niemand koud. Jammer dat die man zijn vader niet kon zijn. Of niet wílde...               

Engelborghs leek in een beste bui:” Héwel, wat zegt g'ervan, Jo­seph?! Ze vliegen er nogal met hun vuile voeten door, hé!”  Persoonlijk zag hij niets dan voordelen in deze aanval op Rusland:”  Ze stikken daar in hun graan en petrol en hebben kolen in overvloed!” , legde hij uit,” allemaal zaken waar wij hier tekort aan hebben..."                                  

" Maar Meester, vóór den oorlog hadden wij hier toch ook van alles genoeg...",waagde hij op te merken.                        

" Dat is juist, jongen, maar toen moesten we alles heel duur in de vreemde aankopen met ons zuur verdiende centen!  Petrol van de Amerikaanse joden, katoen van Britse  kolonialisten, graan van Franse plutocraten en vreemde banken die onze politiek bepaalden, tégen de wil in van het volk!  En 't is juist daarmee dat ons mensen hier in de miserie leefden!  Maar in de Nieuwe Wereldorde zal het allemaal van ons zijn, praktisch gratis voor niets!  Dat is de ware reden en recht­vaardiging voor deze oorlog, man: de Volkshuishoudkunde!  En natuurlijk ook de vernietiging van bolsjevieken," voegde hij er snel aan toe,"” want die smeerlappen willen overal revolutie stoken en alzo heel de wereld onderwerpen...en de kerken ver­branden 'lijk in Spanje!”                                                                            

" 't Is maar dat Rusland zo groot is, hé meester!  Dat kan nog maanden gaan duren voor dat den Duits het daar al bezet heeft en dan is 't op­nieuw winter voor we vrede krijgen...."                                                               

" Daar moet ge genen bang voor hebben, man!  Dat leger van proletaire hongerlijders is in een wip en een knip opgerold, anders was den Duits er nooit aan begonnen!  Ge ziet het toch zelf: ze zijn nog geen week bezig, en ze zitten reeds overal twee-driehonderd kilometer diep het binnenland in! Een paar maan­den, ja, dat zal het wel moeten duren, want zoals gezegd: dat land is zeer uitgestrekt, groter dan de rest van Europa sa­men!”         

" De schoo­lmeester komt weer op de proppen...", dacht Joseph spottend.                                                          

"....En daarachter ligt weliswaar nog Siberië, maar dat inte­resseert ons niet, want dat is allemaal onvruchtbare steppe en boven­dien negen maand per jaar stijf bevroren en onderge­sneeuwd."  Hij staarde even peinzend door het raam:”  Ik wed dat de Japanezen dat vroeg of laat gaan aanslaan, om die woestenij te kolo­niseren met hun bevolkingsoverschot..daar woont voor 't ogen­blik toch geen kat. Maar persoonlijk ben ik vast overtuigd dat de Duits zelfs niet tot aan de Oeral zal moeten doorstoten: de meeste Russen haten het Bolsjevisme nog erger dan wij en die zullen zichzelf wel bevrijden met in opstand te komen tegen dat rottig regiem...Ik schat dat de wereld binnen 't jaar die rooie pest kwijt is, dank zij de Führer van het Derde Rijk !"”               Hij keek Joseph trots aan en stak de duim achter de koppel­riem, als om een redevoering af te steken :"Ge moet goed begrijpen: tot nu toe vochten we in feite niet tegen onze werkelijke vijanden...Hadden de Engelsen ons  de oorlog niet verklaard dan was er in de rest van Europa nooit een schot gevallen!  Want met Frankrijk, Polen, de Balkan, Griekenland en heel dien hutsekluts valt best te leven, als ze maar weten wie hier de baas is!  En dat zijn wij: de Germanen! ...Met de Rooien is evenwel geen akkoord mogelijk: die pest moet uitge­roeid worden en daar maken we nu korte metten mee !”"                 

" Maar den Duits heeft toch een handelsakkoord en een niet-aanvalspact met Stalin gesloten?..."                    

" Dat hebben de Russen nooit gerespecteerd! En lijk ik zeg: wie mij tracht te bedriegen, die geef ik een pak rammel!  Dat is mijn goed recht!"

"Gaat gij ook mee vechten, Meester?",waagde Joseph nog eens tussen te werpen.” Naar 't schijnt vragen ze vrijwilli­gers...”                                                                    

Engelborghs keek hem aan alsof hij uit een droom ont­waakte:” " Hoezo, meevechten?"                                       

" Wel ja, ge spreekt gij altijd over 'wij',alsof dat ge er bij zijt, bij den Duits daar in Rusland..."                                  

" Dat spreekt vanzelf, dat ik erbij ben!  Met hart en ziel!  Wij staan volledig naast de Duitse broeders!  Maar vechten....soldaatje spelen...Op mijn leeftijd is dàt er niet meer bij, jongeman: dat is iets voor onze jeugd!  Elkeen op z'n plaats, hé: ik vervul hiér m'n taak...Maar voor jonge mannen als gij, zuivere Vlaamse jongens met een schoon ideaal, zeg ik zonder twijfelen: uw plaats is naast de soldaten die nu naar het Oosten stormen om onze bolsjevistische aartsvijand te helpen verdelgen!”"  Deze mooie zin had hij uit de krant ont­houden omdat zoiets altijd van pas kwam.                                    

Joseph verstijfde: vechten, hier in Vlaanderen, om verkiezin­gen te winnen: akkoord. En op de vuist gaan met de rooien, de blauwen of de japneuzen uit het omliggende om er persoon­lijk beter van te worden: nog steeds akkoord. Maar vechten en vechten is twee!  In Rusland moest ge verdomme op die smeer­lappen staan schieten en als het wat tegenzat scho­ten die gasten nog terug ook!  Daar riskeerde hij een gat in zijn pels! ...Dat ziet ge van hier, hé!  Salut, bedankt!              

Maar de meester dramde onverstoorbaar voort: "”  Als wij in het nieuwe Europa recht van spreken willen hebben, zullen  we dat moeten verdienen!  't Is niet met óp de kar te kruipen dat ge vooruit gaat ;ge moet van vóór gaan staan en trékken!” "         

Joseph kreeg het onaangename gevoel dat de burgemeester wel erg persoonlijk werd, maar gaf geen krimp.                                                        

" Sinds verleden jaar al kan de elite van onze Vlaamse jongens vragen van dienst te mogen doen bij de Waffen SS...Maar daar ben ik niet voor: die mannen willen van ons schoon Vlaanderen een Duitse provincie maken en dat is tegen mijn principes. Wij moeten opgaan in Dietsland en een losse federatie vormen met het Derde Rijk, méér mag dat niet worden..."                                                          

Dat was Joseph iets te subtiel. Maar Dietsland kon hij wél goedkeuren: in 't Verdinaso werd vroeger over niets anders gesproken, daar was hij mee opgegroeid.                

Engelborghs keek zijn oud-leerling ernstig aan: “ " Komt me binnen veertien dagen nog maar eens opzoeken, Joseph, dan weet ik er wat meer over: ik heb gehoord dat ze van plan zijn een nieuw Vlaams leger op te richten, met eigen officieren van 't V.N.V....Dat is veel interessanter voor u, met betere kansen op bevordering en zo. Daar kunt ge misschien nog opklimmen tot kapitein, wie weet..."                                   

Joseph lachte beleefd en vond dit het ge­schikte moment om er onderuit te muizen. De burgemeester staarde hem monke­lend na:”  Die kakt al in z'n broek, bij het gedacht alleen!”         

" Kapitein worden...",dacht Joseph onderweg:”  Dat zal nog wel niet voor morgen zijn! ...Maar tóch..."                 

Maar toch...bleef het woord in zijn hersens malen:”  Kapitein, zoals de batterijcommandant in” "Ons Rustoord"...Die reed zelfs op een prachtig paard en iedereen sprong voor hem in de hou­ding...                                                                            

" Kapitein Petré!” , proefde hij hardop," dat klinkt helemaal niet slecht...Tot uw orders, Kapitein Petré!” ...Daarbij kwam zeker een soldij, waar ze in Westende nog nooit van gehoord hadden!  Moeder zou de ogen uit haar kop kijken en van fier­heid naast haar klompen dansen!  Wat Leon binnenbracht was daarbij vergeleken kattepis: eindelijk kon hij laten zien wat hij werkelijk waard was!  Niet langer het sjofele studentje dat parasiteerde op kosten van een armelijk gezin, maar het blinkende boegbeeld waarnaar iedereen opkeek... Nadine in de eerste plaats: die zou nogal met haar gat kronkelen om aan zijn arm te mogen lopen!   

Haar denigrerend smalen, destijds in de duinen, over zijn stinkende zwarte mottebollenplunje, zat nog steeds als een graat in zijn keel, ook al was ze later nederig zoete broodjes komen bakken. Als hij nog aan die tongzoenen dacht, daar in 't dennenbosje naast de 'Relais du Lac' en dat gesleur aan haar rose soutien, begon hij instinctmatig te grollen als een hongerige wolf!  Wacht maar tot ze hem zou zien, fijn afge­borsteld in een strak passend uniform, met gelustreerde lak­laarzen en een trouwe ordonnans... Miljaarde, het was of de wereld nù voor hem openging!                                       

En in de Vlaamse kringen van N.S.-Jonge­ren uit het omlig­gende, ja zelfs bij de ouderen van V.N.V. en Verdinaso zou men hem met de verschuldigde eerbied benaderen:”  Kameraad Kapitein Petré, als U mij toestaat..."

Verdomme!  Wie weet hoe Engelborghs zélf nog zou kruipen om bij hem in de gunst te komen!                                                                                                                      

Tegen moeder zei hij 's avonds niets over zijn toekomst­dromen. Zijzelf deed ten andere met moeite haar mond open en dat kwam hem goed uit: die bedhistorie hing nog steeds als een stille dreiging boven hun hoofd...En het aanstaande vertrek van haar vrijer naar het Oostfront spoorde ook al niet aan tot zot gedaas. Leon daarentegen merkte niets van de vreemde beklemming aan tafel tijdens het avondeten en voerde het hoog­ste woord.                                  " 't Is me nogal wat gescheten, aan de kaai, met dien aanval op Rusland!  Miljaarde, naar het schijnt gaat den Duits erdoor 'lijk boter: ze verbreken de fortenlinie van de Sovjets dat het een plezier is om zien!  Met Stuka's en tanks, nog véél erger dan in Frankrijk, verleden zomer!  En ze hebben al meer Russen gevangen genomen op één dag, dan Engelsmans voordien in een heel jaar...Pylieser zegt wel dat dit niet zal blijven duren en dat den Duits verloren gaat lopen in dat groot land, 'lijk Napoleon indertijd...Dat heeft hem vanmiddag gehoord op den Engelse zender, in de achterkeuken van” Het Anker"...Maar hij vergeet dat er in den tijd van Napoleon nog geen Luftwaffe bestond, waarmee ze op één dag over en weer kunnen vliegen naar Moskou om 't daar al' plat te smijten en in brand te steken!  De keizer van Frankrijk had daar een half jaar voor nodig, naar 't schijnt, zodat hem er vóór de winter niet weg is geraakt, en dood gevrozen..."                                                

" Dat is flauwe kul!” ,meende Joseph hem te moeten verbete­ren," Napoleon is niet doodgevrozen in Rusland, maar op het eiland Melba!”                                                     

" 't Is nu gelijk: ik wil maar zeggen dat den Duits op één dag kan doen, waar dien Fransman een half jaar voor nodig had!  Aan die vitesse zal het daar voor de winter al lang opgekuist zijn..."                                                             

Joseph zag zijn kans schoon:”  En daarbij komt nog dat de Rus ditmaal half Europa op z'n nek krijgt: de Finnen, de Polen, heel de Balkan: ze vechten allemaal met den Duits mee en straks misschien nog de Turken en de Japanezen!  En uit alle landen van Europa mogen er vrijwilligers meedoen...Mees­ter Engelborghs zegt dat de Vlamingen er ook naartoe zullen mogen gaan..."                                                                         

Maar noch zijn broer, noch zijn moeder haakten erop in.                           

 

Een paar dagen later, toen de ene 'Sondermeldung' na de andere de vernietiging van hele Sovjetlegers uitbazuinden onder een stortvloed van fabelachtige getallen, gooide Joseph een visje uit naar Nadine. De kusttram reed weer naar Oostende, na het vreselijke bombardement op de Flakbatterij van Raversyde, weliswaar niet meer langs de dijk maar over de Nieuwpoortsesteenweg, een kilometer meer landinwaarts. Dat oude spoor werd normaal enkel nog gebruikt voor goederentreinen en verkeerde in zeer slechte staat, zodat de tram er fameus heen en weer op schokte. Maar de jeugd, samengeperst op de open balkons, vond dit een ware kermisattractie en Joseph stond fijn tegen zijn blozende blonde lief gekneld. Hun laatste ruzie was al lang weer verge­ten, en ze had drie knoopjes van haar bloes openstaan...                                                                                            

" Wat denkt gij te doen met uw diploma van de huishoud­school ?" vroeg hij schijnheilig om niet te hitsig over te komen. En de prijs­uitrei­king was tenslotte voor binnen een week...             

" Als de hotelschool volgend jaar open blijft, ga ik daar naartoe..."                                                      

Aan hun dagelijkse tramidylle dreigde dus binnenkort een einde te komen: hun wegen zouden scheiden en dat was niét zo'n blij vooruitzicht...                                                   

" En moest dàt niet lukken, dan blijf ik thuis wat helpen in de winkel tot de oorlog voorbij is...Daar is werk genoeg en komen ze altijd handen tekort!  Of misschien laat ik me inschrijven voor de cursus Verpleegkunde: zoiets komt altijd van pas!  Zeker nu, met al dat geweld en de bombardementen zullen ze alsmaar meer verpleegsters nodig hebben” ...                                  

Ze leek het zelfs een leuk vooruitzicht te vinden

" En gij", vroeg ze triest,”  denkt gij deftig werk te vinden ?" Veel was er niet, dat wist ze ook wel. Tenzij bij de Organisatie Todt: die vroegen volk voor allerlei bouwwerk in de duinen, maar ze zag haar Joseph nu niet direct aan de betonmolen staan...Of gaan werken in Duits­land, waar ook veel propaganda voor werd gemaakt: daar durfde ze helemaal niet aan te denken!  En midden het schokkende volk op het trambalkon drumde ze wat dichter tegen hem aan.                                                          

" Werk vinden ? Ik had gehoopt een plaatsje op 't ge­meentehuis te krijgen, maar die betalen twee-keer-niets...Overlaatst ben ik nog met Engelborghs gaan spreken om eens te horen, maar die loste geen frank. Hij sprak wel van een mogelijkheid om bij het leger te gaan, om officier te worden, maar hij kende nog geen de­tails genoeg, zei hem..."                                                          

" Hoezo bij het leger ?", vroeg ze ver­schrikt”:" dat bestaat toch niet meer!"”  Het was plots uit met drummen.                 " Niet 't Belgisch leger, zotte Trien!  Dien ouderwetse rommel! ...Neen, een volledig nieuw, een Vlaams dat ze van plan zijn op te richten!  En wie er het eerste bij is, krijgt natuurlijk de beste plaatsjes...Hij zei dat ik, als Duitsgezinde, misschien kapitein zou kunnen worden, mettertijd....Die worden goed betaald!  Ik zou zelfs een paard kunnen krijgen” lachte hij”  en een ordonnans: ge ziet het hé, een sjieke meneer!”"...                                           

" En moet ge dan gaan vechten bij den Duits, tegen den Engelsman ?" Die frons op haar bolle voorhoofd voorspelde niet veel goeds!                                                   

" Och”" ,stelde hij haar gerust :"voor dat we heel onze scholing achter de rug hebben, zijn die gasten vér uitgevochten en is de oorlog gedaan. En de Rus is ook bijna kapot, dat zal ginder niet lang meer duren...Als alles voorbij is, wordt het een mooi leventje, met maneuvers, marsen en schietoefeningen en zo nog van dat spul. Die rooie bandietenbenden uitroeien in 't Walenland, bij voorbeeld...Daarbij komt dat den Duits veel respect heeft voor een uniform en zo kunt ge altijd rekenen op een goede piston indien ik later naar de gendarmerie of de police zou willen overstappen...Ja serieus: officier, dàt zegt me wel iets..."                                                                                    

Wég frons :"”  Maar is dat dan niet gevaarlijk ?" Ze keek ongerust en dat streelde zijn ijdelheid.                         

" Och gevaarlijk, gevaarlijk!” , lachte Joseph zelfze­ker”  wat is er tegenwoordig niét gevaarlijk ? Straks krijgen we misschien een bom op ons kop!"                  ”                   

Zijn woorden waren nog niet koud, of twee jachtvlieg­tui­gen scheerden huilend vlak over het schokkende tramstel. Iedereen dook in een oogwenk weg, neerzakkend op de knieën, dekking zoekend achter elkanders lijf.                                 

....Maar geen geratel van boordwapens te horen...               Oef! ...Het waren dus godzijdank Duitse vliegers!

De dood was nog niet voor vandaag...                        

<!--[if gte mso 9]>


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
24-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 182
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B31. EEN SLAG IN 'T GEZICHT.                                                                                         

  Westende, 22 juni '41.                                                                                                                          

Vermits het in de voormiddag lage tij was aan de kaai in Nieuwpoort, zaten de vissersboten vast in het slib van de haven. Dan begon Leon er pas tegen acht uur aan en kon hij nog op zijn gemak thuis vooraf de konijnen verzorgen. Hem viel dus het trieste lot toe op deze zonnige morgen de hecatombe in de abri te ontdekken.

De prikkelende stank pakte al op zijn adem zohaast hij zich door het deurgat van de bunker wilde bukken en meteen flitste het drama van drie jaar geleden weer door zijn hoofd. Zijn vader verscheurd en in rook opgegaan door de ontploffing van het munitiedepot en nadien al zijn konijnen gestikt: een zelfde bijtende stank om nooit te vergeten...Hij wist op voorhand al wat hij nù binnen zou vinden: gewoonlijk stampten zijn vriendjes een opgewonden roffel op de vloer van hun houten kot als hij 's morgens met vers groen aankwam. Nu bleef het doodstil. En zo van op afstand gezien kon hij in de schemer daar niet de minste beweging bespeuren, terwijl hij ook op zijn vaste lokroep 'biedy-biedy-biedy' geen enkele respons kreeg.

Dan wist hij het wel.

Voor alle zekerheid besloot hij met opgehouden adem een rappe duik te nemen en Blacky, de sterke oude bok, uit die stank weg te graaien.

Verloren moeite: de stamvader van al zijn lievelingen was al stijf en koud toen hij hem buiten in het warme zand smeet en hij tranend het prikkelende gifgas trachtte uit te rochelen. Zoals ook bij het vorige drama, drie jaar geleden, welde opnieuw de woede in hem op voor zoveel zinloze kwaadaardigheid. Maar dan herinnerde hij zich dat ze tóén evenmin een 'dader' hadden kunnen vinden en zich tenslotte stilzwijgend hadden neergelegd bij een bovennatuurlijk verschijnsel. Een soort 'straf van God'...Schrale troost voor zo'n hartverscheurend verlies, vond hij, maar tegen de 'Kwade Hand' was niets aan te vangen.

Helemaal teneergeslagen liep hij met zijn oude vriend op de arm naar de Stella Maris aan de overkant. Joseph was al weg naar de tram, maar Marie schrok wel even, al reageerde ze stukken kalmer dan hij had verwacht. Alsof ze met haar gedacht er niet goed bij was...

" Ga nu maar naar uw werk: die koten kunt ge beter vanavond of morgen uitkuisen, als die vuile stank wat is weggetrokken. Anders zoudt ge zélf nog ziek worden..."

 

Het nachtelijke bombardement van de Engel­sen op de Flakbatterij van Raversyde had blijkbaar het verwoestende werk van de Wellingtons in de vooravond mooi afge­rond: Joseph en zijn schoolmakkers bleven tot negen uur bij de tramhalte uitkijken naar hun vervoer, maar zoals Zuster Anna zagen zij niets komen...                           

Een halfuurtje vertraging kwam wel meer voor, maar twéé uur! ...De luchtaanvallen zaten er natuurlijk voor veel tussen, dat begreep iedereen en bloederige specula­ties over de aangerichte slachting hielden de verwachtingen onder hoogspanning. Als ze zo halsstarrig op de tram naar Oostende bleven wachten, was het niet zo zeer om deze voormiddag nog op de schoolbank te geraken, maar vooral om de ruïnes onderweg te kunnen bezichtigen.                                Hun hoop om toch nog voorbij het rampgebied te trammen werd plots de bodem ingeslagen door een fietser, die hen toe riep dat ”het daar al' in gruzelementen lag" en dat de Duitsers de beide hoofdwegen tussen Middelker­ke en Oostende hadden afgesloten voor het burgerverkeer. Een andere vrouw vertelde hen blijmoedig dat ze camions vol soldatenlijken had zien afvoeren die op de straat een spoor van bloedspatten nalieten... Het mens kwijlde van een heimelijk sadistisch genot.                     

Bon, ze konden de tram voor vandaag dus wel vergeten, zo te zien!  Twijfelend en met tegenzin droop de ene schoolmakker na de andere af, met de volle boekentas terug naar huis...Omdat Joseph vermoedde dat Nadine in Westende-Bad koppig op de tram zou blijven wachten om minstens tot in Middelkerke te geraken om daar bij haar vriendin Francoise te blijven plakken, wilde hij voor haar niet onderdoen. Hij besloot het nog een half uurtje aan te zien.

Plots schrok hij op door een vrouw die vlak achter hem van de fiets stapte. Hij herkende haar direct aan de parfumwolk om haar heen: dat knappe wijf uit de juweliersboetiek waar hij met Arthur dat ringetje voor zijn zuster had gekocht. 'Helga' had hij haar destijds in zijn natte dromen genoemd, maar wist ondertussen dat ze een vriendin was van tante Jetje, wat natuurlijk om een beetje terughoudendheid vroeg... 

Ze keek hem even monkelend aan alsof ze plannen met hem uitbroedde: slechts een flits, maar voldoende om Joseph de kriebel in zijn kruis te bezorgen. Toen ze daarna ontmoedigd de tramlijn afspeurde en hulpeloos zuchtte kreeg hij het helemààl ongemakkelijk.

" Ik kom voor alle zekerheid nog eens zien...Maar de garde staat daar in 't deurgat van de 'Lekkerbek'' en zegt dat de tram in een week niet meer zal rijden: in Mariakerke ligt alles plat, vanaf den dijk tot op de steenweg. Om in Oostende te geraken, zal ik met de velo moeten rondrijden over Slype-brug, peins ik...En gaat gij maar rap naar huis vent, voor dat ge hier wortel schiet, want de school kunt ge voorlopig vergeten. Allee salut!” Ze keerde de fiets - het verroeste vehikel van Jetje, zag hij nu - en peddelde op haar gemak de rechte Zeelaan af naar de dorpskom.

Na nog een moment van twijfel zag Joseph het ook niet meer zitten en besloot haar voorbeeld te volgen...                                                                              

Voorzichtig duwde hij de keukendeur open. Toerrah sprong kwispelend tegen hem op. Verder geen levende ziel: moeder was met haar hoofdpijn waarschijnlijk terug gaan slapen...Stil sloop hij de trap op en van bij de overloop hoorde hij haar kreunen: och arme, waarom moesten de vrouwen met hun lijf toch altijd zo afzien! ...De deur van haar kamer stond tegen. Het kreunen klonk harder, nu, en sluiks stak hij zijn hoofd naar binnen.

Het was pikkedonker: de zware verduisterings-gordijnen waren nog dicht, maar in de lichtbalk, die van de overloop voor hem uit de kamer inviel, zag hij in een flits op het bed een zwartbehaard achterwerk op en neer gaan, omvat door twee witte volle vrouwenbillen. Als verlamd keek hij een ogenblik toe hoe Moeders hand door het haar van die man streelde. Ontzet moet hij in wanhoop iets geroepen hebben, want plots keek ze hem verdwaasd over de schouder van die vent aan...                                                 

Joseph sloeg de deur dicht, bleef even verstijfd staan en stormde dan blindelings de trap af, naar buiten in de zon. Het felle licht priemde in zijn betraande ogen en hij snakte naar adem, zijn hart bonkend in de keel. Half op de tast strompelde hij de tuin uit...                                        

Miljaarde! Miljaarde nondedju! Zijn moeder met een vreemde vent in bed!  En daarbij streelde ze nog door z'n haar alsof ze ervan genoot...Moedertje, moedertje, wie had dat kunnen denken....                                                    

Zijn moeder!  Dat mens was verdomme al bijna veer­tig! ...Dan doét ge zoiets toch niet meer! ...Toch ?... Als ge al twee grote jongens hebt ?...Hij had er feitelijk nooit bij stil gestaan...       

Natuurlijk, Vader was al een eeuwigheid dood, hij kon hem enkel nog met moeite voor de geest halen, het gezicht volledig vervaagd als van een vreemde...Maar Moeder had over zo'n zaken nooit meer gesproken, over vrijen en de rest...Ze was een waardige weduwe met een volwassen gezin: op zo'n leeftijd was beddebakkerij - zeker voor een vrouw!  - volmaakt verleden tijd. Voorbij, vergeten en verboden!  En nu lag ze daar voor zijn ogen, met haar blote billen open!  Zijn moeder verdomme!  Het schaamrood sloeg Joseph naar het hoofd en hij dwong zichzelf een paar maal diep te ademen om wat tot rust te komen.                                                                                         

Toen realiseerde hij zich pas dat hij tussen het helmgras in de diepe duin­pan zat, naast de kazerne van "”Ons Rustoord". Hij zakte achterover in het warme witte zand en sloot de ogen om beter te vergeten. Maar toch dook steeds het verne­derende zicht op van die stotende behaarde mannenkont en het dierlijke kreunen van zijn moeder...Wie weet in wat voor vie­zigheden die twee zich nog allemaal verlustigd hadden: oude mensen vrijden niet meer normaal, als je op de schuine moppen afging die daarover verteld werden...Ze waren het stoeien reeds zo gewoon, dat ze tot allerlei onbeschaamdheden hun toevlucht moesten nemen om de spanning wat op te drijven!  Hij durfde er niet aan te denken dat zijn moeder met die vent...          

Die vent. Wie het ook was, Joseph kon hem wel vermoor­den!  De smeerlap!  Misschien was hij er wel met geweld toe over­gegaan en had hij Marie in haar slaap verrast. Maar in dat geval zou ze haar nachthemd nog gedragen hebben, of het kleed dat ze vanmorgen aanhad, voor hij naar de tram vertrok...Nu was ze in bed helemaal bloot geweest en hij zag nog voor zich hoe ze hem streelde: het moest wel iemand zijn die ze goed kende, iemand die haar reeds lang het hof maakte...                  

Pylieser misschien, ook al zegde ze dat ze die kerel niet kon verdragen!  Maar zo liet ze het natuurlijk uitschij­nen, tegen­over 'de mensen' en om haar kinderen om de tuin te lei­den. Joseph herinnerde zich plots weer die bizarre scène, een maand of zo geleden, toen hij van zijn hardhandige flirt met Nadine thuis kwam en Pylieser met een rode kop kwaad op zijn fiets was gesprongen en weg gereden: moeder had toen ijzig in de keuken gestaan en de rest van de avond niet veel meer gezegd...                                                                                         

" In feite weet ik geen barst over haar leven!”, drong het tot hem door," buiten wat banale praat-van-alle-dag: eten, buurten en den oorlog. En soms een beetje over haar werk in de kazerne, maar dan waren we ook uitgesproken, want naar deze zever kon hij met moeite luisteren. In de grond was ze bijna een vreemde voor hem, een meid die voor het huishouden zorgde en zei wat hij moést, of niet mocht doen...Maar dat was dan ook alles, overwoog hij bitter. Of ze slim was, of mooi als vrouw, of goedhartig, aanhankelijk, vrolijk, koket, in één woord:  of ze nog aantrek had bij de mannen, had hij zich nog nooit afgevraagd.                    

En nu was het zover!  Maar op de keper beschouwd, ze was nog geen véértig: er waren nóg weduwen van deze leeftijd die hertrouwden...En die goed met de mannen wisten om te gaan!  Hij hoefde bij voorbeeld enkel maar te denken aan Lisy van "”Het Anker" achter de kaai: die was nog een stuk ouder dan Moeder en toch bezorgde ze vast elke tooghanger een stijve vanaf de tweede pint!  Hoe dikwijls had Joseph niet aan dat hete wijf, aan dat hete lijf van Lisy gedacht, als hij niet kon slapen...Op de overvolle tram had hij laatst nog tegen haar geplakt gestaan...Dat parfum alleen al!                          

Hij schrok beschaamd van zijn vieze vergelijking:  Moeder gebruikte nooit reuk, zelfs 's zondags niet, tenzij ze ging winkelen in Oostende. Op café sprak ze nooit mannen aan en als ze al eens danste, tijdens de kermis in het dorp voor de oorlog, was het enkel met Jetje, haar vriendin: walsen en polka's...Nooit van die trage plakkers, zoals 'Zatten Dré' of 'Mon Légionnaire'.Dat waren zijn eigen favoriete dansen met Nadine , zoals van àlle vast-vrijende koppels: plakkers die door jonge boerenzoons-met-een-pint-op misbruikt werden om er eens flink in te vliegen met een gewillig mokkel.                                                             

Neen, zijn moeder was een heel serieus mens, ondanks al dat geroddel in het dorp. En nu dàt!  Hij kon er niet bij: om tien uur 's morgens in bed met een vreemde vent!  En hélemaal bloot!                                                   

Hij kroop uit de duinpan en bleef een hele poos over het zonnige dorp staren zonder tot een bevredigend besluit te komen. Het bleef maar door zijn hoofd malen: stel nu dat ze een ernstige relatie had met die kerel, Pylieser of wie het ook mocht zijn, dan zouden ze vroeg of laat gaan samenwonen en trouwen, dat sprak vanzelf... Enkel het idee dat hij met een nieuwe 'vader' zou worden opgescheept, bezorgde hem al de krie­bels!  Dàt nooit!  “ En zéker Pylieser niet!  Over m'n lijk, verdomme!”           

Hij stond besluiteloos op en liep met een wijde boog langs de stille dorpsrand om zoveel mogelijk bekenden te ontwijken: die konden toch enkel maar gnuivend over het bombardement van vorige nacht bazelen. En daar stond zijn kop nu niet naar...                                         

Plots overdacht hij, dat Marie misschien meer geld nodig had om haar huishouden recht te houden en daarom financiële geborgenheid zocht in een nieuw huwelijk. Zijzelf en Leon verdienden wel deftig hun brood, maar alles werd zo verschrik­kelijk duur, de laatste tijd...    Terwijl hij, Jefke, de grootste eter en de duurste vogel van het gezin, geen rooie cent in 't schuifke bracht en ongegeneerd op hun kosten parasiteerde...Binnen veertien dagen had hij zijn diploma, dàt wel, maar wat bracht dat tegenwoordig nog op ? Hij hoefde zich geen illusies te maken: de helft van de mensen zat nu reeds zonder werk, dus stond een pas afgestudeerde puber sowieso op de keien!  Of hij moest een postje vinden bij de Duitsers...                                 

Indien hij vlug iets deftigs kon vinden, moest Moeder misschien niet hertrouwen met zo'n rijke stinker als Gerard Pylie­ser...Want die smeerlap kwam bij hem niet over de vloer, dàt gaf hij op een briefje!  Moeder moest maar kiezen: die stomme visser, of haar bloedeigen zoon!  Als die kerel bij hen introk, was Joseph weg, zoveel stond vast!  Wààr naartoe was nog niet duidelijk, maar hij zou wel rap iets vinden. Ha neen: hij ”Pa" zeggen tegen die lepe hoerenbok, dàt ziet ge van hier!                                            

Maar hoé hij ook bleef doorpiekeren en de situatie van alle kanten bekij­ken, hij kwam er niet uit. Met tegenzin besloot hij tenslotte terug naar huis te stappen: hij kon hier toch niet eindeloos in het duin blijven rondhangen. Dan nog beter de koe bij de horens vatten en de beschamende scène met Moeder niet langer ontlopen!  Tenslotte: waar was hij feitelijk bang voor ? Hij was toch zélf niet in bed gesnapt met zijn lief, zeker!  Als ze iets had uit te leggen, dan liever nu direct: hoe rapper hoe beter!                                                                         

Kordaat stapte hij het tuinhek door, maar schrok toch terug toen ze onverwacht uit het kippenhok opdook, met drie eieren in de handpalm. Marie verstijfde ook even en één ogen­blik keken ze elkaar van op veilige afstand aan...                   

" Wel, is 't geen school vandaag ?"                          

Zo'n onbenulligheid was wel het laatste wat hij van haar had verwacht. Hij schudde nors van 'nee' ,liep de keuken in en voelde haar ijskoude blikken zó diep in zijn rug priemen dat hij rap de schouders rechtte.                    

" Het eten is klaar!"”, riep ze hem na,” we gaan seffens aan tafel..."                            

" Stikt!”, gromde hij, en toen hardop:” Ik heb geen honger!” 

Maar plots voelde hij zich idioot en kinderachtig en dacht:” Ik moet me vermannen...Nu weglopen heeft toch geen zin meer”...En bokkig keek hij haar aan, toen ze achter hem de keuken inkwam.                                                        

" Hoezo, g'hebt geen honger ? Hebt ge dan al iets gegeten? Zijt ge ziek?"               

Hij haalde verveeld de schouders op en stak stoer de vuisten in de zakken. Marie kwam pal voor hem staan, de hand­palm met eieren tussen hen in en keek hem zachtmoedig aan:           

" Wat is er, Joseph ? Moet ge mij iets zeggen ?"              

  Kwaad draaide hij zich van haar weg:"” Is 't niet eerder gij die mij iets moet zeggen, of wat dénkt ge ?!"              

Ze legde de eieren voorzichtig in een soepbord op tafel en zuchtte:"” Joseph, jongen, ge zijt achttien, in Godsnaam!  Moet ik u nog gaan uitleggen hoe een mens inéén steekt ?!"             

" Inéénsteekt!"”,sneerde hij :"Miljaarde, dat is het juiste woord!  Inéénsteekt!” "             Even viel een veelzeggende stilte. Toen zei ze, kalm en afgemeten:”" Ja ventje, zó gebeuren die zaken nu eenmaal...Tenzij gij een betere manier zoudt uitvinden, maar tot nu toe gebeurt dat zó...Het zicht is misschien nogal verschietachtig en vies in 't begin, maar daar kan ik niets aan verhelpen: het zijn de mannen die dat uitgevonden hebben..."                                           

" Miljaarde, moeder! ,"onderbrak hij haar :"” het gaat hier niet over de twintig verschillende manieren van vogelen hé!  Verdomme, ge zijt al jaren weduwe...en ge hebt grote kinderen..."                                                       

" Grote kinderen ? Ge zoudt het niet zeggen!  Kinderen die nog niet weten waar de klepel hangt! ? En als gij soms denkt, ventje, dat de mannen u gerust laten omdat ge weduwe zijt, dan moet ge inderdaad nog heel veel leren!  Jezus-Maria...Ten ande­re Joseph, weet gij wel hoe oud ik ben ? Nee ? Zesendertig, Menère! ...Een weduwe van zesendertig...en den Dis is al drie jaar dood en begraven: komt me dus niet af met het gezeik van de pastoor, hé! ...Ik was achttien toen ik u kreeg: zo oud als gij nu!  Maar ik was wat beter op d'hoogte van het leven, zo te zien..."                            

Joseph voelde zich fameus in de wiek geschoten door deze kleinerende uitval en het duurde even voor hij terug bij zijn apropos geraakte.                                    " Wat er ook van is, ge moet niet met een nieuwe vader voor ons afkomen, als ge dat maar goed weet!  Als de Pylieser hier intrekt, is den déze hier weg!”", verwittigde hij manhaf­tig:"” Onthoudt dat goed: 't is hij of ik!  Ik méén het! Verdomme !"”  Ze keek hem een lang moment strak aan, maar hij trot­seerde brutaal haar harde blik.

Tot langzaam een glimlach om haar lippen krulde en ze niet-begrijpend het hoofd schudde, als om een hallucinatie te verjagen: " Pylieser...Wie spreekt er hier van Pylieser ? En van bij ons in te trekken ? Pylieser, maar ventje toch!  Waar hebt ge dàt in hemelsnaam gehaald ?...Dacht gij soms dat het Gerard Pylie­ser was, vanmorgen ?!"                               

Ze schoot in een lach en hij stond er bedremmeld bij te gapen als een onnozelaar die de vuile mop niet goed kan vatten. En hoe gemakkelijk zij daarover sprak, over die vuiligheid!                       

" Ge hebt hem dus niet eens herkend ?" Het leek wel of ze nog wat napretjes moest bedwingen.                               

" Hoe had ik dàt gekund ?",verdedigde hij zijn waardig­heid, "” Ik heb enkel z'n bloot gat gezien, en daar herken ik niemand aan, want voor mij was het de eerste keer!  IK 'n zie dat gat niet alle dagen, hé Mensch !"”...Ziezo, dat noemen ze nastampen, dacht hij schamper en stelde met leedvermaak vast dat Marie's gelach stokte.                                              

Na een poosje keek ze hem ernstig in de ogen en zei toen vlakaf :”" Als ge 't weten wilt: het is Jupp..."                

Verbluft zakte hij op een keukenstoel neer en het duurde even voor hij van zijn verrassing bekwam:” Jupp, ver­dom­me... "Jupp?...Is die al niet getrouwd ?"                 

Ze schudde het hoofd:"” Z'n vrouw is in '39 verdronken, toen hij in Polen vocht..."                " En is hem rijk ?",vroeg Joseph brutaal,” zo rijk als Gerard Pylieser ?"                                  Ze keek hem kwaad aan, maar hij dramde treiterig door:”" Kan hem u wel goed genoeg onderhouden ?"

Haar ogen vlamden op en voor hij het wist had hij een klinkende oorveeg te pakken. Joseph versteef op zijn stoel, terwijl zij bleek van razernij naar het fornuis ging, de eieren bakken. Na een lange drukkende stilte verdeel­de ze de omelet over hun borden en zette zich zwijgend tegen­over hem te eten.                                                                  

Hij bokte nog na, tot ze hem eindelijk weer verzoenend aankeek :”" Mag ik u iets vragen  jongen ?"                                      

" Wat is't ?",vroeg hij nors.                                  

" Luistert Joseph, gij zijt al zo oud en ge hebt nog zoveel moeite om die situatie te verstaan...Leon is nog een echt kind...Ge moet er met hem over zwijgen... Hij heeft daar voorlopig geen zaken mee..."                        .                

Hij haalde onwillig de schouders op:"” Vroeg of laat zal hem het toch te weten komen...Of ge moest ermee stoppen, maar daar zal de Jupp niet mee content zijn, denk ik zo!” "               

" Jupp gaat weg", zei ze stijf,” enfin dat verwacht hij toch...Er is sprake dat heel de batterij naar Rusland wordt verplaatst..."                                                        

" Naar Rusland ?? Waarom niet naar Jacamaca ?! Wat heeft die dààr te zoeken, begod ?!..."  En moest dat vertrek van die vent zomaar het zondige overspel van zijn moeder weggommen ?!                              

"Dus ge hebt het nog niet gehoort in 't dorp ?" vroeg ze gemaakt verwonderd :" Den Duits is vannacht met een heel bende ander landen ,van Finland tot de Roemenen ,in Rusland binnengevallen ,en 't zit er daar bovenarms op ! De soldaten bij ons in 't Rustoord zijn er niet goed van ,want ze gaan van tien-negen moeten gaan meevechten ! Ze noemen dat het Oostfront ,lijk in '14-'18..."

In een flits zag Joseph de oplossing gloren : als de Jupp met z'n eenheid naar dat Oostfront in Rusland trekt ,dan zijn wij van hem verlost ,opgeruimd staat netjes ! En dan is heel die smerige bedaffaire van de baan...Want daar was Marie toch wat te oud voor ,hé.

Tenzij moeder voordien nog in verwachting zou geraken van die vent ! Want dàt wist hij :daarvoor was ze verdomme niét te oud ! Emmerance van 't Groen Hof in den draai was zesenveertig geweest bij haar laatste jong ,die schele zot met z'n hazenlip !...Met wat malchance en als de Jupp niet rap naar Rusland verdween ,konden ze nog 't één en 't ander van Marie verwachten ,miljaarde !

Het leek wel of zij zijn gedachten las :"Met Jupp wég zijn ik natuurlijk mijn schoon postje kwijt ,en is 't gedaan met eten uit de troepkeuken...Wat gaan we dàn doen ?"...

Ja ,inderdaad hé ,wat dàn...Gaat hij wel kunnen voortstuderen ? Want dat hij op een chantier zou moeten gaan travakken om wat bij te verdienen ,zag hij zo direct niet zitten...Dus maar hopen dat de ramp overdrijft en de soep afkoelt zonder blazen...

Tenslotte , Jupp was nog de slechtste niet.

"Erst das Fressen ,dann die Moral"


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
24-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!