B38: DUPONG, Francois.
Joseph stond tussen zijn beide nieuwe vrienden ongeveer in 't midden van het peloton, dat "getrokken" werd door lange slungels als 'Führer' Albrecht, 'Bill' Bergmans en 'Grote' De Coninck ('Groot' in tegenstelling met de 'Kleine' Marcel De Koninck, die ergens achteraan bengelde). Als "duwers" op het laatste gelid fungeerden struise gasten zoals laatkomer Josephy, Beerke Willemans en Dikke Rogeers.
" Gijder zorgt dat het spel niet uitrekt! ",kregen deze als speciale opdracht mee van Poempbaksmoel, die inderdaad onsportief genoeg was om zijn 'Groep Zes' overal op de fiets te begeleiden. Wat gedraaf "tepoot" rondom zijn kudde zou hem anders geen kwaad doen !
Het was prachtig zomerweer, maar zij die iets van marcheren afwisten hadden uit voorzorg hun onderhemd uitgelaten: " We gaan fameus afsjieken, met dees zon! "...
De eerste groepen waren reeds manhaftig vertrokken, luidkeels zingend over hun 'Sarie Mareis' of de 'Suiker in de Erwtensoep', maar voor ze achter de eerste bocht verdwenen, sloeg het gebrek aan tekstkennis reeds toe.
P.B.S. probeerde het vanaf de start met 'Het vendel moet marcheren...',maar daarmee geraakten ze met moeite tot het einde van de eerste straat...Een paar burgers bleven nieuwsgierig staan kijken toen hun bonte bende voorbij trok: dat gore allegaartje van diverse uniformen en boertjes-op-hun-zondags, jonge knapen en rijper mansvolk door elkaar, moést wel intrigeren, willen of niet...Maar zohaast 'hun frank gevallen was' keerden velen zich nogal nadrukkelijk halve-draai-om naar blijkbaar boeiender belangstellingspunten...
Joseph merkte deze stille afkeuring wel, maar begreep ze niet goed: aan de kust, of in een stad als Oostende, zou hun optocht zeker meer openlijke bijval geoogst hebben van sympathisanten, of af en toe een spottende sneer toegeschreeuwd gekregen van een vermetele tegenstander met hoog alkoolgehalte en goede spurtcapaciteiten. Maar ze zouden er toch goedmoediger bejegend worden, en niet zo kil afstandelijk zoals hier...
" Ik kan niet zeggen dat we veel succes hebben! ", merkte hij op tegen Pinjaert naast zich.
" Ach jong, in Antwerpen hebben ze't allemaal wat hoog in hunnen bol! Ze doen alsof ze zelf hun hoogste kathedraal gebouwd hebben en hun Boerentoren, maar verzwijgen dat de metsers uit de boerenbuiten kwamen en de bouwmeesters uit Brussel. De sinjoren hebben daar geen énkel verdienste aan, heb ik gelezen. En omdat Rubens hier een paar blote wijven in de kerk heeft mogen hangen, denken ze allemaal dat ze wat meer van 't leven weten dan d'andere mensen! Bij ons zouden we daar een voileke over schilderen, maar hier willen ze lijk zuigelingen absoluut blote tieters zien...Tettezotten zijn het, hé Van Kuyckx! ", riep hij tegen de sinjoor in het gelid voor hen: " Wa viende gaai van ol dees voil kladschilders in 't Stad ?" Hij chargeerde nogal nadrukkelijk op de 'Moeder aller Vlaamse Dialecten'
Van Kuyckx keek hooghartig om: " Als ge't wielt wete, stoem boerke: we zaain ier nie ien 't Stad, mor baai de gaaitepoepers van Wielrik, Kloefkapperke! "
" Wat heb ik je gezegd ?",spotte Pinjaert, "allemaal dikke nekken! "
Het peloton schoot goed op en telkens ze door een bebouwde kom van één der voorsteden kwamen, stapten op het voetpad een paar bengels een eindje met het hen mee, maar in de buitenwijken werd het alsmaar stiller, ook in eigen rangen. Telkens het ritme dreigde te verslappen, voelde Führer Albrecht zich geroepen een nieuw marslied te lanceren, waarvan de meesten echter een vroegtijdige dood stierven: van 'Kempenland aan de Dietse kroon' kende niemand de tweede strofe, en het 'Zeeroverslied' verzoop al even vlug in een verwarde tirra-lalla....Kleine kliekjes probeerden af en toe hun regionale lofzangen op te dringen, maar zonder veel succes, tenzij het morele gehalte ervan zo laag zakte dat het de lachlust opwekte.
Een Gentenaar gaf een steek onder water met:
" En zieje van Brugge, zet je vanachter: ge moe vanvoren in de réke nie gon stoan! " Maar het bleef bij een gekeeld solonummer.
Het kusttrio wilde niet achterblijven en bracht: " Dat is de torre van Ostende, asje pist dan ligt'em overende! ", maar het koortje was te kort en te schraal om veel bijval te genieten.
Bill Bergmans wist wat beters: " Gè dikke tette Melanie, ik zèn zo blaai as ik ze zie! En asse goe gewasse zaain, stekt dan aa tieters tegen de maain! " Dàt bracht wat leven in de brouwerij en achtereenvolgens bezongen ze in de zelfde context haar 'warm bukske, ronde bille, groete voete, schoen krulle, blaaw oege, lief nuske, en waarm liepkes'...Erg krijgshaftig was het niet, maar er werd flink wat afgelachen, en ook de burgers op het voetpad bleven nu monkelend staan kijken.
Telkens de Führer, met de hulp van een paar andere pilaarbijters zoals Dupong en Mertens, het iets deftiger 'Kempenland' weer wilde aanheffen, werd door het midden van het peloton vlug "ons Melanie" uit bad gehaald voor een paar bisnummers!
Zo vergaten ze de hobbelige kasseien van de Krijgsbaan, die de dunne zolen van hun open sandalen of hun zondagse schoenen deed gloeien en gaandeweg voor de eerste mankepoten zorgde...
Aan het kerkhof Schoonselhof kruisten ze groep één en vervolgens met een paar minuten tussentijd de andere pelotons die vóór hen waren vertrokken. Dus kon het keerpunt, fort 8 in Hoboken, op tien kilometer van de vertreklijn, niet meer ver af zijn en dat gaf nieuwe moed! Vooral toen ze merkten dat hun voorgangers de lofzang op de rondborstige Melanie van hen overnamen, streelde dit hun gevoel van eigenwaarde...
Na bijna twee uur stappen konden ze eindelijk de terugweg aan vatten, zonder rusten. P.B.S., die zich tot dan toe stil met zijn fiets op de achtergrond had gehouden, schreeuwde de voetenslepers de nodige aansporingen toe. Maar lang hielp het niet: hier en daar begonnen de kartonnen oorlogszooltjes te begeven en kregen de manke slenteraars de toelating naar het voetpad uit te wijken, onder de hoede van de 'duwers' Jos en Beerke. De derde duwer, Dikke Rogeers had zelf al last genoeg om het ritme te volgen en moest door zijn maats flink aangepord worden om niet verder af te zakken. En wat Bill Bergmans ook probeerde, zijn Melanie kreeg hoe langer hoe minder aantrek. Nog zo jong en nù al versleten...
De zon begon lelijk te steken.
Joseph stapte met zijn vrienden flink door: de drie vrolijke musketiers schenen weinig last te ondervinden van de hitte en de gloeiende voeten, maar veel werd er toch niet meer gezwetst, tenzij om te schatten hoe ver het nog kon zijn...
Tegen vieren zaten de 15 kilometer er eindelijk op en dreef P.B.S. de kop van het peloton naar de binnenkoer van een leegstaand fabriekje, terwijl de lange staart met mankende achterblijvers werd opgejaagd door "Jos" Josephy en Beerke Willemans, om de gemiddelde tijd van groep 6 alsnog te verbeteren.
" Is iedereen binnen ?",vroeg Asselman zuur aan de Jos, " Ik mankeer d'er één, als 'k goed kan tellen..."
" Fastré is na 't keren bij fort 8 in de boskes gaan zitten en 'k durfde er niet langer op wachten...'k Heb hem niet meer gezien, in elk geval...Misschien is hem uit z'n eigen bij 't volgende peloton aangesloten..."
"Bon, zwijgt maar: Voor mij is 'de zes' binnen! "
De koer leek wel een mierennest: de eerste vier pelotons waren reeds vertrokken voor de individuele ijlmars over de laatste vijf kilometer en groep 5 werd samengedreven aan de startlijn voor het appèl. In theorie kregen de groepen hier tien minuten rust om het gewicht van hun stijve benen af te halen en een beker fris water te zwelgen uit de grote aluminium ketels in de schaduw van een afdak. Maar Joseph had met moeite zijn mond gespoeld en het water in een forse straal weer uitgespuwd zoals een renner op de kermiskoers, of daar sukkelde groep 7 de koer reeds op. Er moest dringend plaats worden geruimd. Asselman schreeuwde zijn schapen bijeen voor de naamafroeping en stelde verwonderd vast: "Groep 6 compleet! "..., want Fastré was schijnheilig uit het niets te voorschijn gekomen...Toen gaf hij - ditmaal in keurig Vlaams - zijn ultieme richtlijnen:
" Ge hebt nog drie kwartier voor de laatste vijf kilometer!" loog hij, " Het zal dus wat rapper moeten gaan, dan dat geslenter tot nu toe! ...Let op de telefonpalen langs de baan: die staan op vijftig meters van-één...Als ge dus op tijd wilt binnen zijn, moet ge vijftig meters lopen, vijftig meters stappen, vijftig meters lopen en zo voort! Goed verstaan ?... En nu is 't elk voor zich: niemand is nog verplicht naar de slenteraars om te zien...Die moeten nu maar op hun tanden bijten! "
Hij keek een tijdje demonstratief op zijn horloge, hief de arm op en riep toen: " Klaar ?....Partee! "
De hevigsten stoven de straat op, Führer Albrecht op kop, als wilden ze een record breken, maar het gros bleef voorlopig bijeen en volgde gedwee het opgelegde tempo: één paal stappen, één paal sjokken...John Aspeslaghs had een polshorloge en stelde zijn maats na een zestal palen gerust:" Als we het zo kunnen volhouden, zijn we d'er binnen een dik half uur en moeten we ons voor niets creveren "...En dus lieten ze de kop maar gaan: achter hen zwalpte reeds een lang uitgerekte staart van mankepoten in diverse stadia van uitputting en moedeloosheid, waarvan de laatsten het echt niet meer zagen zitten...
Plots begon ook Pinjaert zwaar te hinken.
" Miljaarde! M'n zool hangt los! "
Ze stopten even en samen schatten ze de schade.
" Bindt er een zakdoek rond! ", raadde Joseph aan, maar onze 'Penny' bezat niets in dien aard.
" Hier, pakt de mijn! ", bood John aan en zonder veel omhaal bond hij de grote rode bolletjeszakdoek over de schoen van zijn maat, die zich gewillig liet doen.
Na even voorzichtig testen schoten ze weer in gang. Zonder veel moeite haalden ze geleidelijk hun achterstand weer op en lieten de slenteraars, die hen tijdens de noodherstelling waren voorbijgestoken, ver achter zich.
" Gaat het zowat ?", informeerde John hijgend, " 't Is naar mijn gedacht nog geen twee kilometer meer en we hebben nog dik twintig minuten: we moeten zelfs niet meer lopen, als 't niet zou gaan..."
Maar Penny snoof geringschattend en slofte op een sukkeldrafje moedig mee.
Het zweet droop van hun lijf toen ze eindelijk hun kazernepoort binnenliepen en hun naam lieten aanstippen op de lijst van Poempbaksmoel.
" Goed! ", prees deze," schoen oep taait! Godda mo wasse! "
Maar dàt hadden ze zonder zijn genadige toelating ook wel gedaan...
Vanuit de waszaal schalde, boven het geestdriftig geplas en geproest, de ode aan de bijzondere charmes van hun mascotte: " Gè groete voete, Melanie! ..." En inderdaad, iedereen leek wel erg bezorgd de eigen voeten te keuren op blaren, bloedkorstjes en blauwe teennagels, terwijl het minste wondje trots aan de bewondering van een bereidwillig publiek werd opgedrongen. Penny's rechter hiel lag open, maar voor de rest had het driemanschap de laatste test zonder kleerscheuren doorstaan. Op de rode bolletjeszakdoek na, dan. Penny wilde het resterende kadrement meesmuilend aan de wettelijke eigenaar teruggeven maar John wees de gift grootmoedig af.
" Hangt hem maar boven uw bed als souvenir! "
De slaapzaal leek wel het "Klein Strand" van Oostende op 15 augustus: een drukke exhibitie van halfnaakte witte lijven, als op de eerste dag van een zuurverdiende zeevakantie, waar iedereen meent genoeg gespierd en behaard te zijn om ermee voor de dag te kunnen komen. De geaccrediteerde moppentappers zoals Bill Bergmans en Raoul 'Roel' Van Kuyckx deden niet voor elkaar onder en er werd aardig wat afgebruld. De stemming was opperbest, een paar mokkende kniezers niet te na gesproken, en telkenmale een verfomfaaide laatkomer uitgeblust de zaal binnenstrompelde werd deze op een uitbundig gejoel onthaald. Dikke Rogeers en Dupong kwamen bekaf als hekkensluiters aangewaaid en konden met de geestdriftige ontvangst op de kamer allesbehalve lachen: ze waren ver na de tijdslimiet tot in de kazerne gesukkeld en vreesden duidelijk te licht te worden bevonden...
De luidspreker schalde: " Verzameling voor het avondeten om 18 uur! Uitslag van de keuring om 19 uur! De infirmerie in lokaal B 12 blijft open tot 22 " Allee, Penny, ge kunt uwen hiel nog laten verzorgen! ", drong Joseph aan.
" Merci vriend, maar eerst boefen hé! Steendood als 't voor niks is! Die "Dutse Sossies" wil ik voor geen geld meer missen! "
"Ze mochten hun menu toch wel eens veranderen...",meende John.
Maar neen, ze kregen dezelfde vette goulash-met-brood als gisterenavond, maar ze smaakte ditmaal stukken beter waarschijnlijk wegens hun 'gezondheidswandeling', deze namiddag. Die dodenmars - zoals ze hun prestatie viriel doopten - had echter ook een minder appetijtelijke uitwerking op het contingent. Menig stoere knaap hinkte er stoïcijns op zijn blote zweetvoeten rond, soms iets te nadrukkelijk, als om duidelijk te tonen wat voor slopende beproevingen een echte man zoal kon doorstaan...
'Het lazaret' deed in elk geval gouden zaken. Joseph ging met Penny mee en de prikkelende lucht van jodiumtinctuur herinnerde hem plots aan zijn werk in de hulppost van de 'Marchevins', tijdens de veldtocht van vorig jaar...Die vrijage met Nadine op de canapé in de amberkleurige schemer van de grote feestzaal...Zou zij nu ook aan hem denken ?... Wat zou ze zeggen, moest hij morgen terug voor haar staan ?...Zou ze nog kwaad zijn?...Ook als hij haar stevig omhelsde en haar mond zoende ?...Zou ze weer spontaan haar tandjes vanéén doen voor zo'n tongdraai waarop ze hem de laatste keren had getrakteerd ?
" Uitslag van de keuring! ", brulde de luidspreker en Joseph schrok zich een beroerte. Hij liet Penny aan zijn lot over in de rij wachtenden bij de deur van de infirmerie en wandelde naar de frisse avondlucht op de binnenkoer. De omroeper riep eerst het volgnummer van de groep af, dan: " Zijn afgekeurd! ", waarop twee-drie namen van slachtoffers volgden. Joseph kende niemand en zijn spanning steeg naarmate de spreker peloton Asselman naderde...Toen kwam het: " Groep zes! ...Zijn afgekeurd! ...Dupong Francois! ...Groep zeven! ...Zijn afgekeurd! ...Adams Jaak en Frank Arthur! "
Joseph luisterde al niet meer. Hij was erbij! Hij was goedgekeurd! Een vreemde tinteling kroop door zijn lijf: een mengeling van fiere vreugde geslaagd te zijn in zijn opzet en een knagende faalangst de komende avonturen niet aan te kunnen. Want nu was er geen weg meer terug: hij had koppig gekozen, wat roekeloos misschien en eigenzinnig - ja dàt zeker! ..." Zonder assurance, zoals Nonkel René op zijn laatste Engelandvaart...", dacht hij een ietsje benepen, " zonder waarborg op een goede afloop, 'lijk een koorddanser zonder valnet..."
Ach wat! Hij had zijn eigen zin doorgedreven, ondanks alle tegenwerpingen van thuis en moest nu maar de ingeslagen weg als een echt kerel afmarcheren...Ja, zonder omzien, zonder spijt: erop en erover! En terwijl hij naar de slaapzaal terugslenterde, trachtte hij zich het gedicht "Excelcior" te herinneren. Hoe ging dat ook weer ?...
" 'k Zie liever die, te bergewaart,
zijn roek'loos opgeklommen,
Dan zij die, zo zaan de vaart
Gedaan is, nederkommen! ..."
De poëet had natuurlijk makkelijk spreken: van hém werd vast niet verwacht dat hij een Russische loopgracht met de blanke bajonet zou uitzuiveren...
Op de slaapzaal heerste een uitgelaten stemming en niemand lette op Dupong die wat stil op zijn strozak in een versleten valiesje zat te prutsen. Mislukkelingen worden gemeden als de pest, alsof hun zwakte besmettelijk kon zijn...Joseph voelde wel niet veel sympathie voor die knul, maar had toch wat medelijden nu hij hem daar zo eenzaam tussen deze joelende bende zag kniezen. Hij ging bij hem op het voeteinde van de brits zitten, maar Dupong keek zelfs niet op.
" Wat gaat ge nu aanvangen ?"
De andere staarde schokschouderend voor zich uit:
" Wat wilt ge dat ik zou aanvangen ? Morgen moet ik terug naar huis..."
" Heeft Asselman dat gezegd ?"
Dupong knikte tegen zijn valies: " Morgen om negen uur voeren ze alle afgekeurden met de camion naar de statie..."
" Allee, dan zijt ge d'er van af! ",was alles wat Joseph wist te zeggen, maar voegde er nog troostend aan toe: " Wie weet hoe content ge later nog zult zijn met deze mislukking..."
Dupong keek hem agressief aan: " Ik ben niet naar hier gekomen om te mislukken, hé! Daar heb ik m'n buik al van vol! Eerst buitenvliegen uit het seminarie, en nu dàt hier! ...Ik begin er meer dan genoeg van te krijgen! ...Maar als ze me hier niet willen hebben, dan zullen ze nog van mij horen! ...Begod, ja! ...Dat geef ik hen op een briefke! Die brulboeien !..."
" Maar als ge absoluut bij 't Legioen wilt, kunt ge het de volgende keer toch nog eens proberen, hé ? Er zullen toch nog veel lichtingen volgen en ge weet nu wat ze van u vragen...G'hebt nu tijd om u erop te entraineren... Leert wat beter zwemmen en komt de volgende keer met beter schoeisel, dan lukt ge zeker...Zo moeilijk was dat toch ook niet: g'hebt u dees keer laten verrassen, da's al. Maar met wat voorbereiding rolt ge door de naaste keuring 'lijk een fluitje van een cent! Ze waren nu misschien wat streng, maar ze hebben veel volk nodig en ze zullen de proeven moeten aanpassen om aan hun getal te komen...Een goeie Vlaming als gij kan 't Legioen best gebruiken..."
" Luistert vriend: voor mij mag heel het Legioen verrekken, zo groot als het is! Ze kunnen allemaal de pot op voor mijn part! Als ze me niet goed genoeg vinden, moeten ze het maar weten, maar ze zullen het zich nog beklagen! ...En laat me nu gerust, want ik heb nog 't één en 't ander te doen! " Verbeten wendde hij Joseph de rug toe.
" Bon-bon"...Wat een rotkarakter heeft die mossel, zeg! Beledigd droop hij af naar zijn eigen brits bij 't venster. Penny zat op de derde verdieping verliefd zijn hielpleister te strelen.
" Wat wist onzen atleet te vertellen ?"
" Dat heel 't Legioen voor zijn part kan creveren, maar dat we het ons nog zullen beklagen dat ze hem gebuisd hebben! ..."
" Tiens-tiens.",was zijn enige commentaar en daarmee konden ze Dupong vergeten.
Dachten ze...