" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
18-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 37
Klik op de afbeelding om de link te volgen

       A23    HET ZWARTE SPOOK.

                         Westende, midden juni '38.             

    De avond nà de aardschok herhaalde zich het drama met de stinkbom. Maar goddank liep ditmaal deze tweede aanslag op zijn konijnen uit op een gedeeltelijke mislukking. Waarschijnlijk omdat Leon er nu zeer vroeg bij was en de jonge dieren misschien méér innerlijke weerstand hadden dan die oude moeren uit de vorige nesten. Of misschien stond nú de wind wat ànders, wie zal het zeggen...Mogelijk was de stinkbom ditmaal zwakker of van een ànder maaksel: feit was in elk geval dat enkel Blacky Twee, de kleinste van de drie nieuwe moertjes, het niet had gehaald. De zeven overige langoren huppelden, na een uurtje luchten in een open ren onder de vlierhaag, weer rond alsof er niets was gebeurd.

     Het had dus érger gekund. Nog een geluk dat hij het onmiddellijk rook toen hij tegen donker van zijn gras-snijden-met-Olgatje terug thuis kwam en zijn volle "vaderlander" in de abri wou opbergen. Door die plotse prikkelende stank flitste hem op slag dat spookbeeld van de vorige hecatombe voor de geest! In een wip en een knip graaide hij zijn snotterende lievelingen bij de oren en wierp ze tussen de bedden met jonge worteltjes in de moestuin: daar zouden ze het eerste uur zeker niet gaan lopen!

     Marie kwam juist thuis van haar werk toen ze hem hoorde schreeuwen in de hof. Ze wilde hem nog de wind van voren geven bij het zicht van die veelvraten tussen haar jonge peeën maar door zijn wanhopig getier kon zij zich nog tijdig inhouden. En bij het licht van de stormlantaren stouwden ze samen de beestjes voorlopig bijeen onder een grote kist op een dauwig bed van vers gesneden gras.

     Jetje was ook op het kabaal afgekomen en toen ze nadien samen rond de tafel bij een bord dikgebonden koolsoep tot rust kwamen brak de voor de hand liggende discussie los: WIE??

     “" Vermote natuurlijk! Die smeerlap is nog altijd koleirig dat ik hem zijn konijn niet wilde teruggeven!" Maar toen Leon de verbaasde blik van zijn moeder zag klapte hij dicht.

     " Waarom zou hij dat terugwillen? " vroeg Marie zich luidop af, maar Leon gaf geen krimp. "Om te verwisselen tegen een andere misschien? " Het viel haar niet eens op dat die twee aan de overkant van de tafel zo zwijgzaam waren. Tot Leon het eruit wierp: " Gegeven is gegeven, hé Moeder!"

     Jetje schoot hem ter hulp: "Moest het Vermote zijn zou hij van de kans geprofiteerd hebben om zijn konijn mee te pikken in plaats van enkel een stinkbom binnen te smijten...Nee-neen Vermote kunt ge vergeten..."

     "Dan kan het enkel nog de garde geweest zijn!" vond Leon. Natuurlijk de garde! Na de kleine Vermote zijn grootste vijand! Dat stond voor Leon plots zo vast als een paal boven water! Uit wraak voor zijn belastende getuigenis bij de gendarmen, twee maand geleden: dat lag in de lijn der verwachtingen...Marie twijfelde evenwel nog een beetje terwijl Jetje deze verdenking vierkant van de tafel veegde.

"Vergeet dat maar...Ik heb hem daarjuist van de tram zien stappen met zijn smoel op zwaar weer en recht de Lekkerbek in duiken :hij was de hele dag bij de arrondissementscommissaris van Veurne moeten gaan uitleggen wat er destijds bij de dood van Dis was gebeurd. En ditmaal zonder liegen, waarschijnlijk. Maar als hij met de eerste tram is vertrokken om nu pas terug te komen kan hij het onmogelijk rond de noen gedaan hebben..."

 

Tegen deze logica kon Leon moeilijk op. Marie opperde nog een àndere mogelijkheid: "Misschien heeft hij iemand gevraagd het in zijn plaats te doen terwijl hij in Veurne zat. Soete, bijvoorbeeld, of Ureel-de-Strop :zatlappen en stropers die bij hem in het krijt staan...Rond de noen, met die aardbeving, liep iedereen lijk zot op straat. Dan was 't gemakkelijk om hier ongezien in de abri te glippen" Maar ze zag aan het gezicht van haar vriendin dat haar voorstel hen recht in een doolhof stuurde :zo konden ze het hele dorp wel verdenken.

"Het is jammer, maar ik, voor mijn part, geloof nooit dat de champetter er voor iets tussen zit. Bij de eerste sterfte na de ontploffing van den Dis - God hebbe zijn ziel - hebben we toch ook niet aan hém gedacht, nietwaar? "

"Neen, toen was het nogal duidelijk dat één of ander gastje uit de straat dat op zijn geweten had wegens de opgelopen schaai en de gebroken ruiten, maar dié ballon gaat nu niet op..."

"Misschien heeft het wat met de politiek te maken? " overwoog Leon hardop :"Iemand die rammel gekregen heeft van 't Verdinaso met de verkiezingen, bijvoorbeeld, en die zich met het feest van de Gulden Sporen op een flamingant heeft willen wreken...Wij zijn vandaag de elfde juni, niet te vergeten...:1302!"

"Elf juni? " vroeg Marie verwonderd :"Dan was dat wel een héle rappe, want als ik mij goed rappeleer waren de Gulden Sporen in juli, midden in het toeristenseizoen! Wat leert gij tegenwoordig nog in 't school, zeg? !"

Na nog wat gevit over en weer moest Leon kop leggen. En hoe ze verder ook wikten en wogen, tenslotte moesten ze schoorvoetend toegeven dat het in die omstandigheden onmogelijk was om een potentiële konijnenmoordenaar aan te wijzen. Leon noemde die dan maar gemakshalve 'Het Zwarte Spook"...

 

Jetje zou er tenandere pas vele jaren later in slagen de ware dader te ontmaskeren. Maar toen was er al lang geen sprake meer van wraak te nemen, op wie dan ook...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
18-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 38
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Een dikke week na deze mysterieuze aanslag kwam Leon weer bij Jetje zagen: of hij zijn huiswerk niet bij hààr mocht maken?  Ze had al vlug door dat het weer straflijnen waren, maar ditmaal met pen en papier, niet meer op de lei.

"Wat is dàt nu weer :Ik mag niet vechten in de klas?  Toch weer geen haarkepluk met die Vermote zeker? " Leon knikte enkel. "Nog altijd die affaire van de Bohemers?" Als enige reactie kreeg ze een verveeld "Bijlange niet..." maar verder kwam er niets uit.

" Zeg ventje, ik wil een deftig antwoord, verstaan! Dat is de tweede keer op veertien dagen dat gij straf moet schrijven :zo gaat dat niet hé!"

" Tante Jetje, verdomme, laat me nu eens gerust! Als ik één inktklad durf maken mag ik alles herdoen!"

" Bon, Tarzan, pakt dan je boeltje maar bijeen en gaat thuis voort schrijven! Als ge nog te bekakt zijt om mij een serieuze uitleg te geven, expliceert het dan maar aan uw moeder! Allee hop !"

Maar Leon bleef stug voort pennen, met zijn tong bijna in zijn neusgat. Jetje voelde dat het een ernstige aangelegenheid betrof en liet hem verder met rust...

De uitleg kreeg ze de volgende namiddag, maar niét van Leon.

 

Ze zag om vier uur meester Engelborghs aan de overkant voor het tuinhek van Marie staan draaien. Ook de kleine, die juist aan haar keukentafel zijn "stutte" binnen slokte, kreeg hem plots in 't oog. En zonder een woord te piepen, gleed hij als een nachtzucht de achterdeur uit.

" Marie komt maar om kwart na zeven thuis van haar werk in 't Rustoord " riep ze over de haag :"Kan ik soms de commissie doorgeven? "

"Is Leon nog daar bij U? " Hij wist dat Jetje de kinderen van haar boezemvriendin opving vóór het avondeten. Nee, die was zijn zak konijnengras gaan snijden, loog ze. Na even twijfelen stapte hij op haar toe :misschien kon hij zijn probleem inderdaad beter aan haar voorleggen.

Binnen weigerde hij eerst beleefd een tas koffie voor hij met zijn uitleg van wal stak. Zij kende Leon door en door, wist hij: vond ze hem de laatste dagen niet erg veranderd?

" Erg veranderd?  Baa, toch niet...Die gasten op dien ouderdom, weet ge: hun stem en zo, dat is de natuur hé, meester..."

" 't Is dàt niet dat ik wil zeggen. In 't school is Leon sinds kort héél kittelorig en vliegt hij uit zijn sloeffen voor een scheet, met permissie...Naar mijn eerste gedacht was er bij hem thuis iets gebeurt, spanningen met Maria, dacht ik. Ge zult wel weten dat ik haar overlaatst in verband met de studies van Joseph nogal fors heb aangepakt, en bij zoiets regent het nogal dikwijls van boven naar beneden..."

Jetje trok haar beste teutmond en hield zich op de vlakte.

" Maar na de schoolreis is mijn frank gevallen. Op de bus, tijdens de terugweg zat hij er maar stil en teruggetrokken bij. Ik dacht eerst dat hij zoals de zwaar gasten van 't laatste jaar teveel aan de wijn en de pernot had gezeten en wat zattekes was. Maar hij zag helder uit zijn ogen - een beetje té helder, want in feite zat hij te schreien...Toen ik hem daarop aanpakte, kroop hij nukkig in zijn schelp en ik heb er verder geen aandacht aan geschonken. Ge weet dat er zo over de veertig in die bus zitten : zingen, vechten, kotsen...Dat maakt dat ge voor de braven niet veel tijd over hebt."

" Dat verstaan ik heel goed, meester: hier thuis waren wij ook met zessen, met een zieke moeder en een vader die zoop...Van schreeuwen, vechten en kotsen gesproken"

" Ha-ja? " Hij moest even de draad terug zoeken:   

" Heuuu...Maar gisteren mochten ze allemaal een tekening maken over wat hen op de schoolreis het diepst had getroffen. Ge kent dat: de meesten tekenden de Ijzertoren met de gebroeders Van Raemdonck, een paar de grafkelder eronder, vier-vijf de slag bij de Casselberg of de grote schepen in de haven van Duinkerke...Dàt hier is de tekening van Leon, zie..." Plechtstatig diepte hij een blad uit zijn boekentas en legde het vóór haar op tafel.

Het was heel goed getekend, vond ze: een cafébaas achter zijn toog, zeer gedetailleerd...Ze begreep niet wat daarin de toorn van de meester had kunnen opwekken... "Da's schoon gedaan..." probeerde ze voorzichtig.

" Beziet die mens eens wat beter...Kent ge die niet van vroeger? "

" Wel, heu...Maar dat is den Dis!...Nu zien ik het verdikke!...Zo gestuikt...en met die zwarte moustache! Het is hem helemaal!"

" 't Is wat ik ook dacht! En als cafébaas nogal! Maar toen ik de Leon verweet dat er toch interessantere zaken waren om van de schoolreis te tekenen dan die stomme waard achter zijn toog,sloeg hij weer dicht, zie...En vóór dat ik voort kon vragen riep André Vermote, de jongen op de bank achter hem :"Dat is zijn vader, meester! Leon denkt dat hij zijn vader gezien heeft in die grote speelhof van Duinkerke, ha-ha-ha!" Voor dat ik iets kon zeggen had de Leon zich omgekeerd en die Vermote een klinkende peer rond zijn oren gegeven en zijn ze midden in de klas beginnen vechten! Ik ben er met mijn vuile voeten moeten doorgaan en heb ze alle twee een strafwerk laten schrijven!"

" Wel, ge hebt stijf goed gedaan, meester! Zo in de klas vechten, dat is geen doen!" Wat kon ze anders zeggen zonder zich te verraden?

" Jaja, zo is't...Maar 't is niet daarvoor dat ik kom. De Leon schijn zich niet bij de dood van zijn vader te kunnen neerleggen, waarschijnlijk omdat het lijk van den Dis nooit gevonden werd. Mijn gedacht is hij overtuigd dat zijn vader nog ergens leeft, erger nog :dat Dis zijn vrouw en kinders heeft laten stikken! Daardoor ziet hij overal spoken...Ik weet niet hoe ik dat moet aanpakken. Maar ik vind dat zijn ouders - bij wijze van spreken: gij en Maria - moeten weten over wat hij in de knoop zit..." Hij stond op van tafel :" Hier is de tekening in kwestie: zijt goed voorzichtig....Maar ge moogt niet te lang wachten om dat in het reine te trekken, hé..."

 



0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
18-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 39B
Klik op de afbeelding om de link te volgen

HET SPOOK...

Die avond kwam Leon niet meer bij haar opduiken en ze besloot voorlopig niets tegen Marie te vertellen vóór ze die zotte situatie met de kleine uitgeklaard had. De volgende dag gebaarde hij tijdens het vieruurtje aan haar tafel alsof zijn neus bloedde. Maar ze zette hem voor het blok:

" Heewel gast, hebt ge mij niets te vertellen? Vindt ge 't geen hoogtijd om mij wat uitleg te geven?" En toen hij druk herkauwend meende met een vragend grimas te kunnen ontsnappen zette ze hem met haar gebruikelijke takt het roestige mes op de keel: "Wat is dat voor zever met die tekening hier?" en ze plofte zijn kunstwerk met de vlakke hand naast de smoutpot voor zijn neus. Hij voelde zwaar weer opkomen en hij wist dat hij ditmaal niet als een nachtwind door de achterdeur kon verdwijnen.

" Wel, wat wilt ge daarvan horen, tante Jetje"

" Doe niet zo onnozel, vent! Ge weet dat de meester het mij al verteld heeft. Wat is dat van den Dis die gij gezien zoudt hebben? "

Leon hield op met kauwen. Na een kort moment van eerlijke twijfel en het inschatten van haar kille vastberadenheid loosde hij een diepe zucht:

" Hebt ge er al met Moeder over gesproken? "

" Met zo'n zottigheden val ik haar niet lastig: ze heeft al genoeg rond haar kop!" Er scheen al een zware last van zijn schouders te vallen maar was er toch nog niet helemaal gerust in.

" En als ik het u àl vertel, blijft het dan geheim onder ons? "

" Zeg snotter, wat zijn dat voor condities? Moet er soms nog vijf frank bovenop?!"

" Als ge dat niet zweert, mag ik niets zeggen..."

" Zweren?! Ik zweer niks! Als ge mij niet vertrouwt leg het dan maar aan Marie uit, van al dat vechten en strafwerk! En waarom mag Marie niet weten wat er op uw lever ligt? "

" Wel, om te beginnen: omdat het haar heel veel zeer zou doen te weten dat ons va van haar is weggelopen..."

Even moest Jetje slikken en herinnerde zich dan de aanmaning van meester Engelborghs om voorzichtig te zijn: " Bon, begint maar. Ik zal zwijgen...Waar hebt ge den Dis gezien?  In dat café in Duinkerke?  Het was al laat en ge had wat gedronken..."

" Ik was niét zat! En ik heb hem heel goed bezien, van op nog geen twee meters afstand: het was hém, m'n kop eraf!...Hij had zijn haar anders gekamd, vol blinkend vet en in een middenstreep en zijn moustache wat kort geknipt. En met andere zondagse kleren aan..." Zijn stem begon te trillen.

“ Maar jongen toch! Ge wéét toch dat dat niet kàn, na zo'n slag van twintig obussen...Dis is dood en begraven: ge waart er toch bij? "

" Begraven? Ha-ha, doet mij niet lachen!!"

Jetje haalde even de schouders op en besloot het over een andere boeg te gooien: "En wat deed die patron toen hij u zag? "

" Niets. Hij wilde niet naar mij zien en ik ben dan naar buiten gelopen van 't verschieten...Nadien heb ik hem vanuit de verte nog een hele tijd beloerd en ik wil er mijn kop op verwedden dat hij het is! Ten andere: in heel 't dorp spreken ze van niets anders!"

" Als ge dààr naar moet luisteren! Daarbij, dat die vent naar u niet heeft omgezien is toch heel normaal: een kleine snotter die hij van haar noch pluim kent staat voor zijn toog tussen een bende àndere snotters...Misschien trékt hij wat op den Dis, da's mogelijk: zo zullen er op de wereld nóg wel rondlopen, hé...Maar meester Engelborghs, die uw vader toch van binnen en van buiten kénde van de Démo heeft verschillende keren met die mens gesproken voor de bestellingen van de drank: hém is die gelijkenis nooit speciaal opgevallen..."

" Het wàs ons va, en daarmee uit!"

" Bon-bon, als ge 't zo opneemt... Luistert eens naar uw tante Jetje :denkt vanavond even kalmkes na over wat ik gezegd heb en morgen spreken we voort. Goed?" Zó was er met hem toch geen kant te bezeilen...

 

Reeds de volgende middag viel hij onmiddellijk met de deur in huis: " Ik wil niet tegendraad zijn, tante Jetje,  en daarom zie ik maar één gat: als ge gelijk wilt halen dat die mens in Duinkerke ons vader niét is, dan moet het toch naaste familie van hem zijn, nietwaar? Ik ben niet zot: de gelijkenis is té sterk! Laat ons dan bij het begin beginnen: had ons va nog broers dat gij weet? "

" Ik versta wat ge wilt zeggen, en 'k heb daar vaneigens ook aan gedacht. Maar neen: bompa Petré had maar één zoon..."

" En kan bompa soms geen kind gehad hebben bij een àndere vrouw? Dat gebeurt toch al eens..." opperde hij bereidwillig.

" Waar haalt ge dàt nu weer! Bompa Petré was een serieuze mens en stijf katholiek! Koster op een kleine parochie, astemblief: die doen zo'n zaken niet..."

" Ziet ge nu wel! Wat blijft er nog over? Dat ik een kozijn van ons pa gezien heb: een zoon van een broer van bompa? Zeg het maar: hàd dien oude soms broers of zusters? "

" Dàt weet ik eerlijk gezegd niet...Zó goed ken ik die zijn afkomst nu ook weer niet... Hij kwam van de kanten van Ronse, tegen Walenland: koster op een kleine parochie, heb ik al gezegd, en bovendien ook nog zoiets als barbier, wonderdoktoor en kwakzalver. Zijn vrouw hield als ik mij goed herinner een winkeltje van kerkelijke zaken: missaals en zelfgemaakte bougies...Maar hoeveel broers of zusters: God weet het!... Hij stond danig goed met de paster, heb ik verstaan. Want bij het uitbreken van de Grote Oorlog en de barbaarse massacres in Dinant en Leuven is heel de parochie op de vlucht geslagen voor de Ulanen. In Veurne aangekomen heeft bompa zich vrijwillig gemeld als brancardier achter het front. En Dis, die toen een jaar of dertien-veertien moet geweest zijn, hielp pispotten uitdragen in dat zelfde veldhospitaal dat in het klooster van de zwartzusters was ingericht... Meer weet ik daar niet over."

Leon haalde eens geringschattend de schouders op en liet goed verstaan dat ze stukken beter zou moeten doen als ze hem dat "spook" uit zijn hoofd wilde praten. Maar uit goede wil opperde  hij nog: " En bomma Petré? "

"Daar heb ik nooit iets van gehoord: vroeg gestorven, denk ik...En langs de kant van de Cattrysses waren 't al boerenmensen  met teveel kinders. Ge kent dat: de oudste zoon erfde het hof en de beesten, als naar gewoonte, en d'ander jong moesten op hun achttien hun plan trekken buitenshuis... Toen bompa Cattrysse, die het vierde of het vijfde kind was, een slecht lot trok en zijn legerdienst moest doen, heeft hij bijgetekend en is beroeps geworden bij de kanonnen. Omdat daar veel paarden waren zoals op 't hof, heeft hij mij verteld... Op 't laatst was hij adjudant of zoiets: in elk geval een sjieke typ! Tot hij gepakt werd door de gas in '17. Ik heb hem maar na de oorlog gekend als invalide, almaar bloed rochelend in zijn zetel aan 't venster: geen gemakkelijke mens!" 

" Bon, nu zijn we wel ver rond, zeker? " spotte Leon. " Ge moet niet denken dat ik zot zijn hé: de Cattrysses hebben met mijn cafébaas geen uitstaans! En wie van heel die àndere familie is er volgens u dat "spook", gelijk gij hem noemt? ...Beweren dat ik een stuk in m'n frak had toen ik ons va zag, dàt is gemakkelijk! Maar een serieus bewijs geven dat het iemand ànders was: ja pardon Gaston! Ik heb in elk geval nog niks gehoord, hé tante Jetje!..."

Ze bleef hem een hele poos zwijgend aanstaren tot hij er ongemakkelijk van werd...

      " Leon Petré, zei ze afgemeten: " ge zijt een verdomde keikop, weet ge dat?Maar zot...nee! ...Luistert, ik zal u zeggen wat ik ga doen om te bewijzen dat ge gedroomd hebt: zo rap als ik kan zélf gaan zien naar die cafébaas in Duinkerke! De meester zal mij dat adres wel kunnen geven, of anders krijg ik dat wel op den buro van autocars Ramoudt in Oostende. Ik zal zeggen dat gij uw nieuw horloge van de plechtige communie daar verloren zijt...Op één voorwaarde: géén woord daarover tegen Marie of Joseph of wie dan ook, verstaan?!"

         Zo startte hun eedverbond...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
18-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
19-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 40
Klik op de afbeelding om de link te volgen

           A24 :    BLONDE NADIENTJE

  

                               Begin juli 1938.

Toen Joseph de laatste zaterdag vóór de grote vakantie in zijn wat sjofele burgerpakje van Saffraenberg thuis kwam, sloot hij, zonder het echt te realiseren, het boekdeel van zijn onbezonnen jeugd af. Bij het inleveren van zijn cadettenuniform, 's morgens bij de foerier van de school, verloor hij meteen al zijn wissels op een verzekerde toekomst en het vooruitzicht op een mooie carrière bij het leger. Maar hij was nog te zwaar in zijn ijdelheid gekwetst om daar op door te boren. Voor het ogenblik speet het hem vooral dat hij bij de meisjes van het dorp niet langer meer zou kunnen pronken met de strepen van zijn graad op zijn stijfgeperste pak.

               

Marie was nog niet thuis van haar werk en om aan haar norse blikken te ontsnappen besloot hij eerst even bij de meester aan te lopen. In het geniep dan, want zijn moeder had blijkbaar de agressieve tussenkomst van Engelborghs nog steeds niet verteerd. Stel je voor: een vreemde vent die haar  tegen haar zin in verplicht om haar zoon voort te laten studeren!


"Ze moest hem verdomme op haar beide blote knieën bedanken dat hij haar na de dood van Pa niet gewoon in haar vet heeft laten smoren!  Dat gekanker altijd! "  De meester kon in haar ogen nog steeds moeilijk iets goeds doen na die fameuze begrafenisdienst, ook al had hij haar nadien dat postje in "Ons Rustoord" bezorgd. Akkoord, moest hij toegeven: de man was een moeial, maar ze waren er tenslotte dank zij hem doorgerold. En nu hij Joseph de vernedering had bespaard de rest van zijn leven met bakstenen te moeten sleuren op één of ander bouwwerf, kon deze niet nalaten hem minstens even te gaan bedanken voor "zijn moeite"...

De meester stond in zwart onderhemd zijn groentenhof om te spitten en wimpelde Josephs onhandige dankbetuigingen grootmoedig af: "Normaal, jongen, het Dinaso laat zijn leden nooit in de steek, onthou dat goed! ...En nu ge daar toch zijt, denk ik aan iets:  hebt gij al werk voor het seizoen? ...'t Is dat ik een aanvraag binnen kreeg van de groentenwinkel De Handt, op 't Bad: ze zoeken een struise gast om de bestellingen rond te dragen met de triporteur...Moet beleefd zijn en goed Frans kunnen klappen, heeft Madam erbij gezegd: van groot belang! ...Zou dat niets voor u zijn, hé, wat denkt ge?  Gaat eens horen, als ge wilt: dat kost niets...En gij laat mij iets weten? "

 

     Nu was heel het seizoen loopjongen spelen wel niet je-van-hét, maar voorlopig hield het hem uit de ogen van zijn moeder...En dàt was al veel waard!

       

Hij ging zich vlug nog dezelfde avond "presenteren" bij de "Jardin de Cadiz - Fruits et Primeurs" op de hoek van de avenue des mouettes: bij nader toezien alvast geen gewone groentenwinkel...En mooi centraal gelegen, wat ook doorweegt als je links en rechts boodschappen moet ronddragen...Madam De Handt kende hij vaag van zicht als een pronte, opgewekte blondine, een rond-gezond gezicht met een stijve korte watergolf...Nu viel zijn oog onmiddellijk op haar prominent buffet, de dichtgedrukte spleet van haar machtig decolleté omkaderd met de ruche van haar bonte bloempjeskleed. Ze ademde wat schokkerig aamborstig:  haar weelderige rondingen werden waarschijnlijk door een zwaar korset iets té stevig ingesnoerd...

       

Ze viel hem meteen op de nek met een ratel in het Frans, althans dàt Bargoens afkooksel van Molière waarmee de winkeliers van de kust zonder complexen zo vlot met de Brusselaars converseren.

" Ha, fiston, le maître t'a dis de venir voir pour le travail de commissionair?  Hébien, merci, je te connais pas, c'est vrai!  Dis-moi une fois, tu est pas d'ici, hein?  Je t'ai jamais vu dans la rue ici...Et tu parles français?  Dis-moi une fois quelque chose pour voir! "

Joseph liet zich door haar stortvloed niet uit het veld slaan en antwoordde in zijn mooiste Frans dat hij er "in Brussel" drie jaar "école des cadets" had opzitten. Niet helemaal waar want vorig jaar was de Vlaamse afdeling verhuisd naar Saffraenberg, maar 'Bruxelles' klonk zo veel beter...Daar had ze even niets van terug, zag hij...Haar twee jonge blonde dochters achter de toonbank hadden hem de hele tijd welwillend gemonsterd en proestten het uit.

" C'est un pensionnat, ça? ", wou ze voor alle zekerheid nog weten en toen hij knikte met " Bien sûr, madame! " ging ze door de knieën. Hij werd voorlopig aangenomen "pour voir...Nadine va t'expliquer...A demain, huit heures justes, pas oublier! " De jongste dochter knikte vriendelijk en wenkte hem met een hakende wijsvinger mee te komen.

 

Dàt was ze dus: Nadine...Ze kwam hem bekend voor, ook al had hij haar - buiten de hoogmis in het dorp - zelden gezien. Teveel werk in de winkel, waarschijnlijk...Ferm kind, vond hij: wat bleekjes maar voor de rest best het bekijken waard. Blonde pijpekrullen, een hoog voorhoofd, blauwe ogen en een wipneus. Zijn leeftijd, ongeveer, met al wat mooi opbollende bulten in haar witte bloesje...En een zachte volle mond waar broer Leon heel wat toekomstig wrijfwerk uit zou afleiden, dacht hij monkelend...

Ze leidde hem achterom door de keuken naar de garage waar een grote zwarte bakfiets geprangd stond tussen rommelige stapels halflege kartons groenten en fruit en bakken met bierflessen en spuitwater. De van tropische geuren bezwangerde lucht pakte hem op de adem. Een paar zakken aardappelen verhoogden nog de chaos waarin zij zich echter volmaakt thuis scheen te voelen: " Hier is 't dat ik de bestellingen klaarzet, een karton per klant. Gij brengt ze met de triporteur weg op alle onpare uren van negen tot vijf, te beginnen met de kant van de Bellevue en de tweede tour van 11 uur richting Lac-aux-Dames. Na de noen, om één uur, terug naar rechts enzovoort...Moest er een dringende bestelling zijn terwijl ge op weg zijt dan doe ik die rap tussendoor met de velo. Als er op het vaste uur geen boodschappen zijn voor links, dan wisselen we de volgorde om, dat spreekt vanzelf. En als er op dat moment ook geen voor rechts zijn, dan helpt ge bij het triëren van het fruit of het opfrissen van de groenten: de bekeuzelde blaadjes aftrekken en zo...Of de camion van de fournisseurs helpen lossen..."

" En krijg ik daar ook drinkgeld voor? ", onderbrak hij haar wat geërgerd want hij had weinig zin om hier het huisslaafje te spelen. " En wanneer moet ik dan '’s middags gaan eten?"

" Gààn eten? Ge eet met ons mee: geen kwestie van naar huis te gaan! Rond de noen nemen we al rap een boterham tussendoor, in de keuken. Als we tijd hebben, want vanaf twaalven vallen de meeste klanten binnen van 't strand. En 't werk dat ge hier in huis verzet valt onder uw fixe van tien frank per dag, plus één frank per tour. De rest moet ge verdienen met pourboires: of dat veel of weinig is hangt vooral van uw eigen af, die trucs moet ge leren... Altijd vriendelijk en gedienstig zijn, bijvoorbeeld, en beleefd met twee woorden spreken, in 't Frans, zelfs tegen de dienstmeiden. En eventjes bedeesd goed in 't zicht blijven staan wachten helpt ook, als ze niet onmiddellijk met hun pourboire afkomen...En als er een vrek zo zegt van: " Je n'ai pas de monnaie, fiston, ce sera pour la prochaine fois" moet ge lachen en zeggen dat het niets is: "C'est noté, madame, à demain alors! "...Vroeg of laat schieten ze uit schaamte dan toch in hun zak, als ge maar niet te fier zijt. Maar als ge ze ambeteert, kopen ze morgen bij de concurrentie hier in de straat, Lammens of Deceuster, en dan zijn we onze klanten kwijt..."

" En hoe zit dat, moet ik de rekening incasseren? "

" Incasseren? !" Ze lachte gierend met het hoofd in de nek: " Maar Jef toch! Mama betrouwt mij nog niet met de centen, laat staan een wildvreemde! Neen-neen, streng verboden een rekening te innen! Ge zoudt er zo eens mee op de lappen kunnen gaan! Zelfs als ze het aanbieden moet ge dat zéker weigeren! Oei-oei-oei-oei-oei!!"

Ze gooide weer dat hoofd achterover. Haar blanke keel klokte van de pret, merkte hij. En priemde ze niet wat overdreven haar prille borstjes in haar bloes? Maar toen ze zijn geile blik opving fluisterde ze plots monkelend: " Daar zou ik zeker niet aan beginnen, Jef..."

Hij lachte wat schaapachtig mee, niet goed begrijpend of haar laatste raadgeving sloeg op die centenkwestie dan wel op zijn loens geloer.

Toch een ferme teef, die Nadine. Zo'n katje dat al schreeuwt vòòr ze in 't donker geknepen wordt, maar het toch o-zo-graag heeft? Of hem finaal voor schut zou zetten, moest hij een vinger durven uitsteken?

  " Verdomme, oppassen Jos-man!  Dat wordt hier rijden-en-omzien..."


Marie was al wat beter gemutst toen hij haar van die tien frank fixe sprak: " Dan haalt ge op een normale dag misschien wel twintig ", stelde zij vast. Joseph besloot haar in haar wijsheid te laten, want hij was vast overtuigd méér dan dàt binnen te rijven. En zo kon hij misschien sluiks een paar frank achterover drukken, als appeltje voor de dorst...

" En 's zondags doorwerken zeker? "

" Dat zal wel. De winkel sluit nooit in 't seizoen: alle dagen open van acht tot acht...Maar ik kom 's avonds tegen zessen-half thuis, na m'n laatste tour "

" Dan kunt ge 't eten alvast opzetten, want vanaf morgen begin ik als kokkin, mét m'n nieuwe uurrooster. Dan heb ik normaal pas een uur later gedaan dan gij. En Leon dan nóg een uur later...We zullen moeten zien hoe we ons daar naar kunnen regelen..."

Maar toen even later Leon met een rode kop van zijn eerste dag tennis binnenviel, zag die meteen een mooie oplossing: "Olgatje heeft mij gevraagd nà het ballenrapen te helpen bij het kuisen van de cabines aan twee frank per uur! En voordien mag ik bij hen een "stutte" meeëten! "

" Olgatje, Olgatje!  Wie is dàt nu weer voor één?!" vroeg Marie achterdochtig. En omdat uit de rode kop van de kleine zo vlug geen verklaring opborrelde, proestte Joseph het uit: " Zijn lief, natuurlijk! Die kleine van Erte, de conciërge van de Lac-aux-Dames, ge weet wel: die smalle bruine die over laatst nog een beker heeft gewonnen met 't zwemmen! Leon is zot van zijn dochter! "

“ En gij dan!  Met die onnozel geit van 't pensionaat op de trein! En de Briek Erte is wereldkampioen lange-afstand-zwemmen: dat is wat ànders dan zo maar een stomme beker winnen, hé!"           

" Gijsse zot: wereldkampioen!? Bélgisch kampioen, ja! Niet te hard stoefen hé snotter! " Vóór ze elkaar in de haren konden vliegen bonkte Marie met de vuist op tafel dat de borden rinkelend opsprongen: "Hé-hé-hé ! Bakkes dicht, verdomme: alle twee! ... Leon, wat is dat van die cabines? En die twee frank per uur? " Dat interesseerde haar al wat meer dan de eerste kalverliefde van de kleine!

Met fonkelende ogen en een agressieve kin moest Leon eerst even bekomen van het laffe verraad van zijn broer: " Ik zeg nooit niks meer tegen u, gij vuile tettezot! " Een draai om zijn oren bracht hem weer de vraag van Marie in herinnering en wat bokkig begon hij aan zijn uitleg: " Op de tennis heb ik normaal gedaan om acht uur en tegen de negenen sluit het zwemdok: in die tussentijd krijg ik een boterham van madam Erte, als gij akkoord zijt. En dan vliegen de vier kinderen erin om al de cabines te kuisen, een dikke honderd in totaal...En als we vroeg genoeg klaar zijn mogen we vanachter 't gordijn nog effetjes naar de artiesten zien die optreden in de bar...Morgen beginnen ze bijvoorbeeld met die zot die overal uitgeplakt hangt:Charel Trenet, le chanteur fou..."

" Le fou chantant! " verbeterde Joseph eigenwijs.

" Ik spreek niet tegen ù! " beet Leon hem toe, om dan ostentatief tegen Marie te vervolgen: " En iedere avond komt er een àndere artiest: de Rosse Tinus en Rina Ketty, allemaal grote sterren van Parijs!  Mistinguette, en zelfs een blote negerin Josfien Bakkeir, met niets ànders dan een bananenrok aan..."

Maar zelfs dàt kon Marie niet van de wijs brengen:   " En wanneer denkte gij dan thuis te komen, snotaap? "

"Bah...Zeker vóór de twaalven...",probeerde hij voorzichtig.

" En dàt iedere dag?! Geen sprake van! Na het kuisen recht naar bed! Hebt ge 't gehoord! Wat denkt gij wel! En de volgende morgen te laat op de tennis komen, zeker! En dan buiten vliegen: dàt ziet ge van hier! Ik heb moeite genoeg gedaan om u daar binnen te krijgen... Apprepo, hoeveel hebt ge vandaag opgehaald? ..."

Ietwat benepen graaide hij in zijn broekzak en deponeerde voorzichtig een knuistvol munten op tafel. Marie schoof met een vlugge vinger twee frankstukken bijeen, maar vóór ze aan de kwartjes begon verbrak Leon de spanning: "Vijf frank vijfentachtig centiemen! En ge moet rekenen dat ik pas nà de noen begon..."

Marie lachtte genadig: " Hier zie: pak maar een frank voor uw spaarpot, ventje! "

Waarom ze plots zo gul deed zal wel gelegen hebben aan de mooie vooruitzichten die madame Jadot, de econome van "Ons Rustoord", haar die morgen had voorgespiegeld. Haar gebroken Brussels-Vlaamse uitleg kwam erop neer dat Marie op proef tot kokkin werd bevorderd in plaats Emmerance Trotsaert, zojuist ontslagen op verdenking van lange vingers. Geheel ten onrechte, zou later blijken, maar Madame had een uitvlucht nodig om aan het ‘verzoek’ van meester Engelborghs te voldoen. En af en toe één buitengooien was goed voor de tucht, vond ze: " Ne avertissement vui de reste van de personel! A bon entendeur, salut! "

" Ge kent le système, hé Petré: drie coquines werken op tour twie dag plus un jour de congé, en continu. Dimanche of heu...jour férié: compte pas! De service begin van six heures trente le matin tot aan le soir dix-neuf heures, avec repos na de noen van iene uur tot an vier uren, compris?!"

Marie had maar half geluisterd want ze kende ondertussen "le système" op haar duimpje. Het kwam erop neer dat iedere dag van de drie kokkinnen er twee van dienst waren en één vrij. Met die 47 uur per week haalde ze ruim vierhonderd frank: een méér dan behoorlijk inkomen. En ze wist dat die van de keuken geregeld etensresten mee naar huis mochten nemen, ook al werd dat dan door madame Jadot streng gecontroleerd. Daarenboven lieten die drie uur rust na de middag haar toch toe haar huishouden wat te bedisselen. Akkoord, het waren lange trekken, maar misschien kon haar vriendin Jetje - mits wat meeprofiteren - de jongens helpen opvangen. Die had het niet erg breed en zou af en toe een potje soep best kunnen appreciëren...

“ Verdomme ",overwoog ze, " heb ik me daar eventjes een hoerenchance gehad, zeg! Met al die werkloosheid rondom mag ik werkelijk m'n polletjes kussen...En die van de meester erbij " moest ze toegeven, want tenslotte had hij haar dit postje bezorgd.

     " Al met al heb ik die mens misschien toch een beetje verkeerd getaxeerd..." Die begrafenis van de Dis had ze nooit alleen aangekund, om van de schade die de ontploffing in de buurt veroorzaakt had nog maar te zwijgen! En had hij haar nadien niet als werkvrouw binnen gekregen bij "Ons Rustoord" - tegen de zin van de pastoor in - en nu die post bezorgd van kokkin?...Neen-neen, den Engelborghs had dat allemaal mooi geregeld, moest ze bekennen. En zoals hij reeds zei: als Vlaming zou Joseph binnen zes jaar waarschijnlijk toch nooit door dat franskiljons officiers-examen geraakt zijn...Dan nog beter de korte pijn: streep er onder en in godsnaam maar naar ‘t athené van Oostende! Zolang het haar geen geld kostte...Want die brutale beslissing om hem op chantier bakstenen te laten kappen had ze in haar hart nooit ernstig gemeend. Enfin, toch niet heel héél ernstig...

" Al is hij er toch hard van verschoten! " lachte ze grimmig. " Dat moet ik onthouden tegen dat meneer het nog eens hoog in zijn toren krijgt! " En dat zat er dik in, nu het badinerende, betoverend blonde Nadientje haar flirtend oog op Joseph had laten vallen...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
19-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
20-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 41
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A25:   AMALIA.

  

       Torre del Espagnol, 15 juli '38.        

De week nà de aankomst in Torre van de 15e Amerikaanse "Lincolnbrigade", waar ze alle straatjes met hun overzetboten verstropten, werd het ook druk achter de stellingen van de Franse brigade.

In het dal bij de waterput had zich een nieuwe reservepeloton van de bandera ingegraven en Steiners eigen peloton werd versterkt met een vierde sectie. Maar hoewel al die nieuwkomers het uniform van interbrigadist droegen was enkel het kader nog Frans: het gros van de soldaten waren Spanjaards, jonge miliciens of anciens uit een strafcompagnie, zonder een greintje politieke geestdrift. Ze hadden geen flauw idee waarom ze zo nodig op die gasten aan de overkant moesten schieten, ook al waren het dan - misschien - Moren of vuile fascisten. "Misschien", inderdaad, zelfs héél "misschien"...Want het werd zo langzamerhand duidelijk dat de Nationalisten van Franco, net als de republikeinen met hun volksleger, in de door hen veroverde of bezette gebieden de dienstplicht had ingevoerd voor àlle jongeren vanaf achttien jaar , onverschillig of die gasten nu rechts- of linksgezind waren. Dus veel kans dat hun broers of neven dààr aan de overkant stonden, even dik tegen hun zin als zijzelf aan déze zijde van het front...

Met de tucht was het bij die nieuwbakken brigadisten dan ook triestig gesteld: de eerste nacht hadden de schachten van het vierde reservepeloton ,dat vlak àchter Steiners eenheid bivakkeerde bij de waterput ,al één van Amalia's schapen gekeeld en verorberd. Waarschijnlijk door de honger gedreven, want de bevoorrading van deze grote troepenconcentratie liep behoorlijk mank. Maar toch...De anciens van de brigade waren allesbehalve opgezet met deze melkmuilen die de kaas van hun brood kwamen opeten en ondertussen hun glorierijk blazoen dreigden te bekladden.

 

Kameraad-Luitenant Rodrigo wilde van dat gestolen schaap geen zaak maken: de nieuwelingen moesten er als zoenoffer twee bij de bergherder gaan kopen en daarmee was het incident van de baan. Meteen wisten ze de weg als ze nog eens honger mochten krijgen...Rodrigo stond er wél op dat ze hun eigen potje kookten: Amalia en Consuela beschouwde hij als exclusief bezit van zijn peloton, zowel voor de keuken als voor "de rest"! De aankomst van de nieuwe vierde sectie, die zijn eigen eenheid op aanvalssterkte bracht, had hem reeds verplicht de beurtrol voor "de afwas-plus-de-rest"  helemaal om te werken. Met nog eens veertig man erbij zou elkeen pas om de zes weken aan de beurt komen. Dat was om moeilijkheden vràgen want zòver reikte hun solidariteitsgevoel nu ook weer niet!

Tenzij Amalia en Consuela natuurlijk aan de band wilden gaan werken...Maar dan dreigde de kwaliteit van hun kookkunst daar weer onder te lijden en dat was al niet veel zaaks meer, de laatste week...Neen-neen, niks van: het reservepeloton moest maar zijn eigen boontjes doppen! In het dorp Torre waren vrouwen genoeg! Als Marco, de commandant van het vierde reservepeloton, er nóg eens over begon zou hij hem zonder meer wandelen sturen, onverbiddelijk!

Jean zat al een paar dagen op een wier: de Moren van de overkant hadden ditmaal de aankomst van de versterkingen niét 'begroet' met de gebruikelijke dertig kanonschoten en dat vond hij op z'n zachtst gezegd vreemd, zéér vreemd. Misschien liet hun spion het afweten of waren de agenten van de S.I.M. er met hun laatste razzia in geslaagd die vent te "neutraliseren"...Maar dat kon Jean moeilijk aannemen: ook zònder verklikker moest de overkant langzaam aan wel merken dat het hier zwart zag van de troepen. Waarom schoten ze dan verdomme niet?! Om de week een bui van dertig granaten, daarmee viel te leven...Maar hij verdacht er hen van hun dotatie obussen op te sparen en het hele zootje te lossen bij het begin van de aanval, als hij en de kameraden onbeschermd de stroom overstaken...Dat zou verdomme pas écht een slachting worden!

Want dàt ze de rivier over moesten wist hij nu wel zeker: al die bootjes bij de Amerikanen van "Lincoln" logen er niet om! En wat nog het meest op de zenuwen werkte was het gerucht dat hun bataljon, de "Six février" ,aan de Lincoln zou worden gehecht als steun, terwijl de drie overige bataljons van de "Marseillaise-brigade" binnenkort naar de monding van de Ebro verplaatst werd, een kleine honderd kilometer meer naar het zuiden…

“" Rocco, jongen, we kunnen enkel hopen dat ze ons niet in de eerste golf over 't water sturen want daarvan gaat gegarandeerd de helft verzuipen! " fluisterde hij na het avondeten."En ik ben al zo geen grote zwemmer"...

Die bangschijterij begon Steiner langzamerhand op de zenuwen te werken: " Wil ik Amalia straks vragen een kaars van twee pesetas voor je te branden?  Ik heb tóch rendez-vous met haar vanavond..."     

Dat bracht Jean op andere gedachten: "Ha, zijt gij aan de beurt?! Weer samen met Martini? En heb je al gekozen wie de uitverkorene wordt? Consuela? "

” "Neen, die Corsicaanse brulaap heeft verdomme weer aan 't langste eind getrokken! Ik verdenk er hem van een goocheltruc uit te halen met dat strootje-trekken want hij is er altijd zéér gerust in..."

" En ditmaal kan er geen sprake meer van zijn om met Amalia naar de waterput uit te wijken, hé! Voor al die jonge reservisten daar zou dat anders een mooie vertoning worden, zeg! "        

" Neen, ik heb een deftig plekje gevonden achter de muur van de schaapstal, onder de waslijn...Als ik er mijn deken aanhang liggen we goed uit het zicht en gerust, vooral moest gij de wacht willen optrekken aan de andere hoek. Akkoord? Voor een pijp échte tabak? " Steiner wist dat zijn vriend daarvoor zijn ziel zou verkopen, nu ze niets anders meer te roken kregen dan die smerige "Flor de Madras". De Belgen van het peloton noemden dit infaam mengsel van ordinaire maïsbladen gemeenzaam "Fleur de matrasse" en dat zei genoeg...

" Echten toebak ? Putain, waar heb je dié nog gevonden?!"

" Ah ça, mon ami...", lachte hij ontwijkend. Dat het hem in Prat, op de vooravond van hun vertrek naar het front aan de Ebro, zijn halve spaarpot had gekost schreeuwde hij liever niet over de daken..." En als ge hem oprookt terwijl we bezig zijn, steken de muggen misschien wat minder in m'n bloot gat!" Jean was met alles akkoord: echte onvervalste tabak, stel je voor!      

In de late namiddag hing hij zijn deken over de draad en richtte zijn liefdesnestje zo zacht mogelijk in. Maar toen hij tevreden fluitend de hoek omsloeg, floot iets ànders in een korte hoge uithaal met hem mee. De schokgolf trof hem tegelijk met de knal van de ontploffing en wierp hem brutaal tegen de rotsige stalmuur. Even bleef hij verdoofd liggen en liep toen in gedachte bliksemsnel alle zenuwknopen van zijn lijf af. Pijn? Warm bloed? Voorzichtig bewoog hij armen en benen: niets...Draaide zijn hoofd heen en weer: ook dàt scheen in orde. Zijn rug voelde geschaafd aan van het vallen tegen de muur en tussen zijn oren suisde een stoomketel als gek, maar verder mankeerde hem niets, zo te zien.        

De tweede inslag viel wat verder ,in het dal bij de waterput, midden in het reservepeloton. Hij zag de meeste mannen haastig in de loopgraaf duiken, maar een tiental rende in paniek de andere helling op. Inwendig tellend zocht hij gebukt dekking achter de gevel van de herdershut en botste op Consuela die verbijsterd naar buiten liep: " Qué passa? Qué passa?!" Ze leek wel gek geworden.  Twaalf seconden...dertien...De vrouw rende naar de waslijn en rukte er een paar keukenvodden én Steiners deken af...Achttien ...negentien... twintig! Daar kwam de volgende overgezoefd en sloeg weer in bij de bron. Consuela leek nu gerustgesteld en glimlachte zelfs tegen Steiner toen ze met de bundel onder de arm terug naar binnen liep.       

" Hélà! Hier mijn deken! "

Ze zei iets van "loko" en tikte tegen haar voorhoofd. Ze wierp heel het zootje voor zijn voeten en liep toen rustig naar binnen. Net alsof voor haar de oorlog nu was afgelopen, dacht hij verbaasd.

Er volgden nog drie inslagen, allemaal in het dal. Toen viel een vreemde stilte. Verwonderd telde Steiner onverminderd voort: zevenendertig... achtendertig... Niets meer... Een ketser bij het afvuren? Vierenvijftig... vijfenvijftig...Niks...Hoe kon dat nu?

"Gij verdomme, met uw altijd-dertig-schoten-en-nooit-ééntje-méér! " zei hij later in de loopgraaf spottend tegen Jean. Maar deze beet zenuwachtig van zich af: " Ik heb toch gezegd dat de Moren hun granaten aan 't opsparen zijn tegen dat wij de rivier oversteken! Ge zult wel zien dat ze dàn op geen schot méér of minder gaan kijken! Ces salauds de fils de putains de merde! " Blijkbaar intrigeerde ook hém dit plotse afbreken van de kanonnade, al zei hij het niet met zoveel woorden...

Het peloton bleef nog heel de avond in alarmtoestand. Bij de nieuwelingen in het dal waren er twee doden en zes gewonden, maar op het appel ontbraken nóg vijf man, waarschijnlijk weggevlucht en nog niet bekomen van de schrik. Steiner zag mét het uur zijn liefdesnacht verder de mist ingaan en toen ze tegen tienen afgelost werden voor het avondeten dreef de sergeant hen tot spoed aan: " Laat het wat vooruit gaan, hé! De laatste krijgt corvee-chiot! " Alle reden om niet te blijven zeuren... Amalia kon hij voor vanavond wel vergeten...De korte beschieting liet toch één lichtpunt na: Martini had een weggeslingerd stuk steen op zijn hersens gekregen. Niets ernstigs: enkel de bovenste helft van zijn boeventronie die wat blauw zag...Maar misschien moest hij daardoor wél de volgende séance bij Consuela overslaan en dan zou Bibi het rijk alleen hebben...Er zat zelfs een klein kansje in dat hij de beide vrouwen samen kon pakken...De britsen waren wel wat smal voor drie, maar mits ze tegeneen te schuiven...Ja-ja, daar zat muziek in!  

Toen in de vroege morgen zijn wachtbeurt van twee lange koude uren ver ten einde liep zag hij in de opkomende zon achter de stelling een stofwolk langs de heuvelflank opwaaien. Een auto, zo te zien...Het smalle kronkelende pad leidde enkel naar zijn peloton, dus kon hij maar beter Rodrigo van het vroege bezoek op de hoogte brengen. Consuela lag nog naast de chef te slapen maar gleed geruisloos als een spook naar een donkere uithoek van de bunker toen de luitenant, zo naakt als een pier, brommend rechtkroop. Verdomme, dacht Steiner, die smeerlap heeft mij mijn beurt afgesnoept! En niet zo maar een vluggertje! Verdorie heel de nacht! En in z'n blote kont! Dat alarm had hij, waarschijnlijk tegen beter weten in, nodeloos zo lang getrokken om het er op zijn gemak eens goed van te kunnen nemen...              

Twee minuten later brak Rodrigo zijn persoonlijk record aankleden en kon zich juist op tijd model voorstellen toen de twee bezoekers uit de wagen stapten. Een kapitein en zijn adjunct, zag hij, met kraaginsignes van de S.I.M., de militaire inlichtingendienst. "Russen" of "de Gépéoe", zoals ze fluisterend werden genoemd, en dan meestal met een trilling van schrik in de stem...

Steiner hoorde hen binnen in de bunker nog een dik kwartier in het Spaans en het Frans autoritair tegen Rodrigo uitvallen, maar toen zat zijn wacht erop en kon hij gaan slapen. In de keuken gaf Consuela hem eerst nog met een vaalbleek gezicht een maïskoek en een gamel koffie - of althans een brouwsel dat daarvoor moest doorgaan - vooraleer hij zich onder zijn tentzeiltje terugtrok.    

Hij droomde lekker van Eveline Biervliet, de brouwersdochter van Westende, maar telkens hij haar plat kreeg stak Jean met een valse grijnslach op zijn smoel de matras in de fik. En ondanks al zijn inspanningen bracht hij er niet veel van terecht...              

Nat van het zweet schoot hij wakker. Het moest reeds tegen de middag lopen want de zon brandde broeiend op zijn rubberponcho. Jean zat somber dubbend naast hem in de loopgraaf een stinkende pijp Madras te roken. De zelfde schroeilucht als in zijn droom...       

"Gijsse schijnheilige valsaard!" bromde Steiner misnoegd en wilde zich op zijn andere zijde draaien om verder te soezen.

Zijn vriend keek hem even niet-begrijpend aan maar verzonk toen sakkerend weer in zijn eigen sombere gedachten. Het duurde even voor Steiner voldoende tot de werkelijkheid terugkeerde om aan te pikken: " Zeg ,zet eens een àndere plaat op! Op wie heb je het nù weer met je eeuwige 'salauds de fils de putains de merde'?!"       

" Die smerige Russen van de Gépéoe! Ze hebben verdomme de twee vrouwen meegenomen!"

" Amalia en Consuela?! " Steiner schoot opeens klaar wakker: verdomme, daar ging zijn geplande stunt met drie-op-één-brits!     

" Ja, natuurlijk, wie anders! "

" En ze zijn wég met die van de S.I.M., zegt ge? "

" Een uur geleden...Rodrigo is ook meegegaan in de auto: die zal het waarschijnlijk moeten gaan uitleggen wat die twee vrouwen hier in de vuurlijn voor zaken hadden. Het was natuurlijk verboden om hier burgers te houden, maar de bandera wist er van en heeft er nooit op gereclameerd...Van tien-negen hebben die reservisten hun beklag gedaan hogerop omdat ze van onze wijven moesten afblijven...Zuivere jaloezie, dus. Zodat het voor Rodrigo wel op een natte sisser zal uitlopen..."

 De overtreding van het verbod werd blijkbaar zwaarder aangerekend dan ze verwacht hadden, want Rodrigo blééf weg. En wat erger was: ook de vrouwen kwamen niet terug en dàt lijfelijk verlies kwam heel wat harder aan. Het menu dat twee plaatsvervangende amateur-koks ineen boksten stelde niet veel meer voor en werd de eerste avond op luid gemor onthaald. En alsof de duivel ermee gemoeid was, dreef de volgende middag treiterig vanaf de overkant van de stroom een heerlijke geur van geroosterd schaap de stelling binnen...Verdomde Rotmoren!                        

Samen met het appetijtelijke couscousluchtje kwam ook de banderacommandant aanwaaien, in gezelschap van zijn afgeborstelde " Compol" (politieke commissaris) en adjudant Marco van het reservepeloton. Al wie vrij van wacht was moest aantreden in de schaduw van de moerbeiboom naast de hut, uit het zicht van de vijand.

" Nu gaan we het krijgen! " fluisterde Jean.

En ze kregen het, de volle laag! Eerst van de compol: de twee vrouwen, de genaamden Rodriguez Amalia en Marquès-Lorca Consuela hadden maandenlang gespioneerd voor de fascisten zonder dat hij van het peloton ook maar één melding had gekregen over hun verdachte misdadige handelingen. Dit was een verregaande verwaarlozing van de waakzaamheid, ontoelaatbaar in een elite-eenheid als de roemrijke Franse brigade. Er zouden zeker aangepaste sancties volgen zohaast de hogere leiding had vastgesteld waar en bij wie de dierlijke instincten het misdadig verzuim had omgebogen tot medeplichtigheid met de vuige spionnen. Hij rekende op de medewerking van eenieder om alsnog elke verdachte handeling van de vrouwen of hun handlangers te melden en zodoende het besmeurde blazoen van het derde peloton te zuiveren...               

" De individuele ondervragingen beginnen vanavond met de eerste sectie: tijd genoeg om uw geweten te onderzoeken...De verraders zijn onder u! Aan u om hen ongenadig te ontmaskeren, kameraden! Uw trouw aan de partij staat op het spel! "             

Verdomme, wie had dàt kunnen denken! Amalia en Consuela die voor de fascisten spioneerden! En natuurlijk met de hulp van de tateraars onder hen die in ruil voor een speciale gunst hun mond voorbij praatten. Steiner, die wat achterop stond, zag de kameraden op de eerste rij sluiks een blik links of rechts werpen om te zien of de "handlangers" naast hen niet van schaamte wegzonken...

Maar de commandant had reeds het woord genomen: " Aangezien Rodrigo (hij vergat opzettelijk het "kameraad-luitenant") voor onbepaalde tijd afwezig zal blijven, neemt kameraad-adjudant Marco zijn bevel over."

Hij duimde naar de grote kerel aan zijn zijde:  " In opdracht van de S.I.M. zal hij in mijn naam het onderzoek leiden en deze scabreuze en onterende zaak tot op het bot uitspitten!...Peloton: geef acht! En... Ingerukt!!"

Die Marco kwam Steiner bekend voor, maar het duurde even vóór hem een licht op ging: natuurlijk! De gids op de nachtelijke reis met dat krakende busje van Perpignan naar Barcelona! Die Belgische stoker! Deserteerde van zijn schip en vocht tijdens de zotte meirevolutie van '37 op de Ramblas met de anarcho's mee, tegen de troepen van Madrid! Had zijn buik vol van de oorlog, weet je nog! En nu opeens werkt hij in opdracht van die gehate S.I.M.! Verrekte komediant! Oppassen geblazen want die vent kende heel zijn doopzeel van anarchist, om van zijn trotskistische sympathieën nog maar te zwijgen... Maar misschien was hij dat al lang vergeten: hij had tenslotte tegen de duizend man over de grens gebracht en hùn vluchtige ontmoeting dateerde al van ruim drie maand geleden... Ge kunt toch niet àlles onthouden!

Marco bleek evenwel over een olifantengeheugen te beschikken. Twee dagen lang ondermijnde achterdocht en wantrouwen het moreel van de groep. Elke ondervraging duurde ongeveer een kwartier en al wie langer op de rooster werd gelegd kreeg nadien de koude harde blikken van zijn kameraden te verwerken: was HIJ de worm in de appel?  Had HIJ een voetje-voor genoten bij Amalia, een "Banane flambée spéciale" van Consuela? ...Ook al kreeg iedere ondervraagde zwijgplicht opgelegd, toch vlogen de kwakkels héél laag, die paar dagen. Zo lekte uit dat de waslijn tussen de hut en de stal diende om berichten naar de overkant te seinen:  kleur en aantal van de drogende stukken wasgoed zouden elk een speciale betekenis hebben gehad...Weer een vondst van die geflipte, argwanende stalinisten, meende Steiner.

Maar de schrik sloeg hem om het hart toen hij zich het incident tijdens de laatste beschieting herinnerde: hoe Consuela zijn deken en die vodden van de lijn rukte en hem voor "loko" had uitgemaakt. Wat zoveel betekende als "zot", had hij ondertussen achterhaald... Waarschijnlijk had hij, met zijn deken op te hangen, ongewild een bericht naar de fascisten gestuurd...en verdomme zélf die korte kanonnade uitgelokt! Godvermiljaarde nondedju, hij was er gloeiend bij als ze dàt te weten kwamen! Wat moest hij nu doen: het bekennen en z'n stomme kop in de strop steken of het doodzwijgen en zo het onderzoek saboteren?  Veel kans dat Marco het al wist door de ondervraging van de eerste twee secties...

 De derde avond kwam hij juist nà Jean aan de beurt, maar kon van diens gezicht niet aflezen hoe het met hem was afgelopen. In de donkere hut zat Marco achter de brute keukentafel bij het gele licht van de stormlantaarn nog even zijn vorige nota's aan te vullen en keek toen vragend op. Steiner stelde zich model in de houding voor: " Le brigadiste Verschueren Roger, dit Rocco, matricule 73.474 à vos ordres!"

Een doordringende mierzoete tabakslucht pakte op zijn adem: duur Engels spul, dacht Steiner jaloers, de heren officieren worden goed verzorgd! Marco staarde hem een lange poos zwijgend aan, onderwijl smakkend aan zijn pijp lurkend...Plots zei hij in het Vlaams: " Verschueren, hé... Roger...ja: die roepnaam Rocco hebt ge van mij, hé?...Ja:  73.474, dat is april van dit jaar...Eén van de laatsten die ik overgebracht heb vóóraleer de grens dicht ging? ...Ik moet u kennen nietwaar?"

" Inderdaad, kameraad-adjudant, u heeft mijn groepje van twintig man de derde week van april overgebracht van Perpignan naar Barcelona...Ik weet niet of u mij herkent, want wij hebben elkaar maar even gesproken..."

" Op die balk in de binnenkoer van de fabriek, jaja, ik kén u! " Steiner slikte geschrokken: wat een olifantengeheugen had die vent! Marco vertelde er niet bij dat hij steeds op dezelfde balk bij de jonge vrijwilligers de biecht afvroeg!

" En nog steeds zo'n beetje anarchist, Verschueren? " vroeg hij plots. Tot zijn eigen ontzetting hoorde Steiner zichzelf eruit flappen: " De kameraad-adjudant weet beter dan ik dat men daarvan nooit geneest! "

" Zozo...En wat weet ge nog allemaal van de kameraad-adjudant? " Ging daar geen dreiging achter schuil?  Moest hij nu terugkrabbelen of niet? Maar de vlucht voorwaarts leek hem nog de beste weg...

" Uw gevechten in de meirevolte van '37 in Barcelona aan de zijde van anarchisten tégen de stalinisten van generaal Lister...Uw overtuiging dat Moskou de revolutie van het Spaanse volk gekelderd heeft door met geweld de leiding van de oorlogsvoering over te nemen...Uw..."

Pas nu leek Marco hem echt te herkennen: "Ach zo, ja... Rocco hé...Met die helm en die stoppelbaard kon ik u niet direct plaatsen... Maar nu zie ik het weer: de laatste groep die ik overgebracht heb... Over u heeft de Ket van de Parijse centrale een speciale nota gemaakt... En we hebben daar in die fabriekskoer van Barcelona aardig wat uit ons nek geklets, hé..."

Dreigen en zalven? De begrijpende vader uithangen, zo van 'zand erover'? Steiner haalde opgelucht adem toen Marco wat afwezig glimlachte: " Bon, Verschueren, ik heb nu geen tijd meer, maar over al die zaken zullen wij nog eens grondig moeten spreken, hé! Onder vier ogen...Ge weet dat alles wat hier gezegd werd strikt geheim moet blijven om het onderzoek niet te schaden hé! Ja, heu...Verschueren, ge kunt gaan!                     

En na een "Niets meer tot uw orders, kameraad-adjudant? " plus een saluut volgens het boekje stond hij weer in het donker buiten, lekkend van het zweet. Maar o-zo opgelucht omdat noch over Amalia, noch over het waslijn-incident met Consuela een woord was gevallen. Over de afloop van zijn chantage zou hij zeker nog iets horen: dat kon Marco onmogelijk blauw-blauw laten. En wat bedoelde hij verdomme met die speciale nota van de Ket?  Weer zo'’n bedekt dreigement? Hoe dan ook, zijn ondervraging had nauwelijks drie minuten geduurd. De kameraden mochten dus gerust zijn: hij had met het verraad van Amalia niets te maken... 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
20-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 42
Klik op de afbeelding om de link te volgen

"VUUR !!"...

Aan de sluimerige siësta, waarin hun frontsector de laatste weken was weggedoezeld leek langzaamaan een eind te komen. Meer en meer verbraken het geratel van een mitrailleur en soms ook een korte kanonnade in de verte het dreinend getjilp van het onzichtbare leger krekels om hen heen. De zon brandde vanaf de vroege voormiddag ongenadig op hun verdorde heuvel en als al eens een wind opstak dreef die in plaats van frisse lucht slechts bruine stofwolken onder de tentzeiltjes. Enkel de moerbeiboom naast de hut gaf voldoende schaduw om te schuilen en alwie niét van wacht was in de loopgraaf zocht dan ook haastig wat bescherming onder het brede donkergroene loverdak. Want tot overmaat van ramp dreigde de bron in het dal droog te vallen en werd het water streng gerantsoeneerd.       

Overdag trachtten ze zo weinig mogelijk te bewegen en al het zware werk werd verschoven naar de vooravond. Dan vertrokken twee secties naar het achterland om de Amerikanen te helpen hun boten naar de frontlijn te dragen want de vrachtwagens waagden zich met deze topzware lading niet op het smalle bergpad.Met z'n twintigen droegen ze per nacht slecht één bootje de drie heuvelruggen over, van de steenweg op Torre del Espagnol tot de diepe begroeide kloof die rechtstreeks op de stroom uitmondde en hun stelling van het tweede peloton scheidde.

Enkel overdag, tijdens de siësta onder de moerbeiboom, kwamen Amalia, Consuela en in mindere mate Rodrigo nog eens ter sprake, ondanks het opgelegde spreekverbod. En door alle eindjes aan elkaar te knopen kreeg Steiner toch een ànder beeld van beide vrouwen. Zo zouden de Franquisten hen tot het spioneren gedwongen hebben door hun dochters te gijzelen..." Dochters?! "                

Jean knikte: " Ze hebben alle twee een grote dochter, of hàdden die tenminste toen de oorlog uitbrak. Ik heb je destijds verteld dat ze voor het eerste offensief van Franco langs de Portugese grens zijn weggevlucht. Dat is juist, maar verder dan de grote grensstad Bajados zijn ze naar het schijnt niet geraakt. En toen de fascisten aan het "zuiveren" sloegen en de halve stad uitmoordden, hebben die twee zich op één of andere manier kunnen vrijpleiten, vraag me niet hoé...Ook hun dochters werden gespaard, maar enkel op voorwaarde dat de vrouwen voor de Franquisten zouden spioneren. Toen ze de vrouwen verder naar republikeins gebied lieten vluchten, hielden ze de dochters in gijzeling achter..."                     

Dat maakte heel het verhaal al wat geloofwaardiger. Ondanks dàt bleven er toch nog velen twijfelen aan de schuld van de twee vrouwen die hen zo lang aan de boezem hadden gedrukt. Want iedereen wist dat de leiding nooit verlegen zat met een leugentje om bestwil...

Maar op 23 juli kwam bruusk een eind aan hun wekenlange siësta toen tegen de avond twee auto's een rosse stofwolk over het bergpad trokken en kort daarna het kampement binnenstoven. Een paar man van de S.I.M. stapten uit en duwden eerst Rodrigo en nadien Amalia de hut in. Slechts enkele soldaten die onder de moerbeiboom lagen te rusten hadden de scène werkelijk gezien maar vijf minuten later gonsde de stelling van de wildste geruchten. Bij beiden waren de handen op de rug gebonden en hun gezicht zou er lelijk toegetakeld hebben uitgezien. Dat Consuela er niet bij was werd onder de mannen eerst als een goed teken gezien, tot er één de veronderstelling opperde dat zij de "Quéstiòn" waarschijnlijk niet overleefd had... Iedereen wist dat de S.I.M. er bij de ondervragingen met vuile voeten door ging maar daar werd nooit hardop over gesproken om het lot niet uit te dagen. Tenslotte nam deze politiedienst zogenaamd enkel de vijanden van de republiek onder handen. Zogenaamd, want sinds ze een jaar geleden hun jacht op de leden van de P.O.U.M. hadden ingezet werd nogal kwistig met het gevreesde etiket "handlanger van het fascisme" omgesprongen en breed in eigen rangen gesabeld...     

Toen een uur later verzamelen werd gefloten stond het peloton dan ook in recordtijd vóór de hut opgesteld. Uit elke sectie moesten twee mannen uit de rangen treden. De paniek sloeg Steiner om het hart toen hij de eerste-sergeant zijn naam hoorde afroepen. Hadden ze dan tóch het incident met zijn deken op de waslijn van Consuela achterhaald? Met knikkende knieën liet hij zich in de rij van de acht "uitverkorenen" opstellen. Ze moesten om beurt hun geweer aan de eerste-sergeant afgeven die het met een verbeten gezicht grondig inspecteerde, vervolgens bij elkeen een kogel in de kamer stak, de grendel dichtramde en terug in hun trillende handen duwde.       

In een waas zag Steiner Marco bukkend uit de hut komen met een blad in de handen. Van de hortende voorlezing van het vonnis begreep hij enkel dat de krijgsraad ten velde Amalia wegens spionage en Rodrigo wegens schuldige nalatigheid veroordeeld had tot de dood met de kogel, terechtstelling uit te voeren door eigen troepen... Over Consuela geen woord...

Toen stapte Rodrigo buiten, rechtop maar zo bleek als een doek, ondanks de zachtrose schijn van de warme zomeravond. De S.I.M-officier, die Steiner herkende van het eerste bezoek veertien dagen geleden, hield de veroordeelde stevig bij de arm. De handen waren inderdaad op de rug gebonden, zag hij en het opengescheurde hemd ontblootte een zwaar behaarde borst. Een gemompel voer door de gelederen van het peloton achter hem. Hun oud-commandant ging zelf voor de muur van de hut staan, star voor zich uit starend in de ondergaande zon terwijl de eerste-sergeant de vier schutters voor hem opstelde. De rest verliep in een flits, maar Steiner durfde niet te kijken. Hij hoorde enkel Marco bevelen "geeft acht! ", "leg aan! " en toen de schorre uitroep van Rodrigo:” Camarades, visez le coeur! "

Na het bevel "Feu! " en de knallende schoten durfde hij de ogen weer te openen: twee mannen van de S.I.M. grepen het ineen gezakte lijk bij de kraag en sleepten het achter de hoek van de hut. Terwijl de knal van het genadeschot nog tussen de heuvels nagalmde werd Amalia buitengeleid, een zwarte blinddoek voor de ogen...       

 Later herinnerde hij zich enkel dat ze met haar blote voeten in de bloedplas van Rodrigo had gestaan en op de gis een fluim naar de schutters vóór haar had gespuwd...En dat haar slechts één kogel in de dij had getroffen omdat zijn drie metgezellen waarschijnlijk net zoals hijzelf blind hadden geschoten. Ze had nog één ogenblik kermend tegen de muur gelegen vóór de S.I.M-officier haar razend kwaad met zijn revolver drie kogels door het hoofd joeg.

Toen had Steiner zijn geweer laten vallen en op zijn knieën liggend zijn schrale middagmaal uitgekotst.

Diezelfde nacht trokken de Amerikanen van de "Lincoln" in alle stilte door hun stelling en voeren met hun roeibootjes naar de overkant, zonder dat ook maar één schot werd gelost. Maar tegen dageraad brak de hel los, juist op het ogenblik dat Steiner met zijn peloton in de broze scheepjes midden op de stroom de andere oever trachtte te bereiken. Jean lag op de natte bodem naast hem hardop te bidden als een kwijlende kwezel: " Sainte Marie, mère de Dieu, priez pour nous, pauvres pécheurs, maintenant et dans l'heure de notre mort "...

Het vreselijke Ebro-offensief was begonnen ...

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
20-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
21-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 43
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A26  VENTEN ONDEREEN.

                  

                            Westende, 23 juli '38.        

   Een zonsondergang wordt wel gelijktijdig door miljoenen mensen bekeken, maar weekt niet overal dezelfde gevoelens los. In de Ebro-vallei poogde een lijkbleke Kameraad-Luitenant Rodrigo met zijn laatste starre blik op de rosgloeiende heuvels een troostend souvenir te bewaren voor zijn aanstaande reis naar het rode walhalla van de proletariërs. Op juist ditzelfde ogenblik genoten in Westende de vele romantische wande­laars langs de dijk van de warmpurperen avondschemer die onmerkbaar traag over de felrode streep aan de westerkim de zee ingleed. En toen even later de woedende Russische S.I.M.officier Amalia achter de geitenstal met drie kogels tussen de ogen van haar paniek verloste, floepte ook in het zwembad van de "Lac aux Dames" de onderwaterverlichting uit...Tweemaal het einde van een zware dag, maar voor de laatste zwemmers in het opale water enkel een discreet teken dat de redder het voor vandaag welletjes vond.

   In het sfeervol verlichte restaurant onder de zwemkom leidde de gepommadeerde Italiaanse maitre d'hotel zijn eerste elegante gasten naar hun tafeltje terwijl het kleurige strijkje pseudo- zigeuners met lange valse tremolo's "Otchi Chornyye, oder Schwarze Augen" inzette. Deze onverslijtbare weemoedige poesta-ballade "deed" het bij de sjieke dames nog steeds. Het leverde de vleierige violist een eerste oogcontact op met zijn diep-gedécolleteerde melkkoeien, die telkens beaat glimlachend dankten voor zijn kruiperige muzikale attenties. Als hij straks,moegespeeld, tegen middernacht met een laatste csardas zijn rondgang tussen de tafeltjes ging afwer­ken, zou- den de giechelende dames, half tipsy, hun galante cava­liers wel aanporren een bankje achter de rode buiksjaal van "el maestro" te schuiven. Volgens alle Hollywoodfilms was deze manier van 'tippen' in betere Hongaarse kringen gebruikelijk...

   Buiten, in de kuip tussen het restaurant en de badcabi­nes, staakten de vier spelende kinderen op slag hun uitbundig setje handkaatsen-met-de-tennisbal-over-het-volleynet. Voor hen was het opzwepende "Schwarze Augen" iedere avond het sein nog rap als dessert een zoete boterham te gaan eten vooraleer aan de schoonmaak van de kleed-hokjes te beginnen. Als door een wesp gestoken zetten de twee broers samen een spurt in naar de kelderkeuken onder de betonnen zwemkom waar moeder Erte als naar gewoonte vijf grote koffiekommen had volgeschonken. Zoals altijd won Roland, de oudste, de sprint en kreeg weer van zijn broertje Robert huilerig de volle laag wegens onfair truitje-trek in de boch­ten...

   Leon en zijn Olgatje waren blijkbaar minder uitgehong­erd. Ze drentelden traag achterop, volop profiterend van deze korte momenten zonder chaperon om eindelijk stevig hand in hand van elkaars lijfelijke warmte te genieten. Hij voelde tijdens die goddelijke dertig seconden langs haar ineengestrengelde zweetvingertjes zijn ribbenkas vollopen met een stroom gelukzaligheid, juist voldoende om er het volgende etmaal mee te overleven... Als het hem eerst maar eens wou lukken voldoende frisse adem binnen te halen om het bonken van zijn hart te stillen!

   Deze avond nam hij het vaste besluit om bij de eerstvolgende afspraak met haar, om samen gras te trekken voor de konijnen, boter bij de vis te eisen: een zoentje op de mond was toch niet teveel gevraagd, zeker! Ze liepen beiden op hun dertien en 'vreeën' nu tenslot­te al bijna drie maanden! Drie maanden zeg ! 't Werd hoogtijd om zijn  kaarten op tafel te smijten, hé !

   De jongens zaten al aan tafel gulzig te soppen toen de twee verliefde kalveren met een rode kop als op een wolkje de keldertrap afdaalden. Yvonne Erte stond monkelend rechtop naast de buffetkast: een stevige mooie vrouw, zongetaand en stralend van gezondheid. In haar jeugdjaren had ze veel aan kampioenzwemmen gedaan en daarbij ook haar man Alberic aan de haak geslagen.

   “ "Wel, zijt ge onderweg soms gestrunkeld?!"

   Ze kon het niet laten haar schijnheilig dochtertje met die geile aanbid­der even te plagen. Maar zonder hun antwoord af te wachten spiesde ze het grote ronde boerenbrood tussen haar borsten en sneed er met een vervaarlijk mes in drie-vier halen een paar dikke boterhammen af. Leon haatte die zure rabarberjam waar de Ertes schijnbaar verzot op waren, maar gaf manmoedig geen krimp omdat Olgatje verzekerd had dat het "vanbinnen alles opkuiste"...Dat was nu wel niet onmiddellijk zijn voornaamste zorg, maar enfin...

   Olga stak het vuur aan de lont: "Leon gaat morgen wél met de knechtjesschool naar de inhuldiging van het nieuwe Albert-monu­ment in Nieuwpoort: de twee hoogste klassen van meester Denolf, juist zoals wij met Soeur Angelique. Robert heeft gelo­gen met te beweren dat hij niet moest gaan! "

   "Hé ,zotte trien! Ik heb niet gezegd dat ik niet moést gaan!" stoof die verontwaardigd op. "Maar dat ik niet ging omdat ik het laatste jaar uit heb en dat het nu grote vakantie is. Voor mij is de school gedaan, amen en uit! Meester Denolf heeft aan mij niets meer te commanderen! "

   " En voor ons is het geen vakantie, zeker, voor ik en Leon? Waarom zouden wij dan wél gaan, in plaats van hier in 't water te spelen?!"

   " Omdat, stomme geit, gij nà de vakantie een heel jaar bij Soeur Angelique voor straf kunt kruiskessteken als ge niet naar de inhuldiging zoudt gaan, dààrom!  En voor Leon van 't zelfde!"

   " Zeg, gaat het zo een beetje? " wierp ma Erte er tus­sen. "Daarbij 't zal Leon deugd doen te leren crocheteren! " (Leon lachte wat zuur met de hoop mee)"Om de visnetten te repareren, meende ik...En 't is niet iedere dag dat ge de koning van zo dichtbij zult zien passeren in zijn gouden koets..."

   " Koning Albert? Is die niet dood? " vroeg Robert.

   " Vaneigens, stommen uil! " spotte Leon: "Ge hebt weer liggen slapen in de klas, zeker? 't Is zijn zoon prins Leopold, de nieuwe koning, die misschien komt. Maar dat is nog niet zeker. Koningin Elisabeth, dié zal er zeker zijn, volgens de meester."    

   " Dat is de vrouw van Leopold, hé..."

  " Krijgt nu verdikke de colique! " riep Leon vertwijfeld: "Dat was Astrid, snul! Maar die is met den ottoo tegen een boom gekletst. Elisa­beth was infirmière, samen met haar vent Albert in den oorlog!"

  "Ferme infirmière, zeg! Die nog geen auto- accident kan bemeesteren! "

   Voor het verder uit de hand liep, merkte ma Erte rap op dat Leon door die schone inhuldiging dan waarschijnlijk 's namiddags de tennis zou moeten mis­sen.

   " 't School heeft gezegd dat de kinderen pas tegen de tweeën terug thuis zouden zijn en ze dus een boterham mee moeten nemen. Maar tegen 's avonds komt ge toch mee helpen de cabines kuisen, hé Leon? "

   Deed zijn Olgatje daar een geheim teken door haar lipjes af te likken, of was het enkel een gulzig vissen naar die druppel jam onder haar neus? Zat zij voor morgenavond zoete plannen uit te broeden of gewoon wat rare snuiten te trekken?

   Hij voelde dat, tegen dat het binnenkort tot zoenen en wrijven zou komen, hij zich dringend moest laten inwijden in de ge­heimtaal van de Liefde. Vraag was: door wié?? Jetje? Maar die had nog nooit een vrijer gehad...

   " Leon?!" Hij schrok op: " Heu...ja-ja vaneigens madam Erte: morgenavond kuisen!" Een belofte die hij zich nog zeer zou beklagen...

    Toen ze allen ver uitgesopt waren, viel plots Briek binnen: uitzonderlijk vroeg, want meestal werkte hij aan zijn pompinstallaties door tijdens het avondbrood van de kinderen. Dit was sinds de aard­beving de eerste maal dat Leon hem van zo dichtbij ontmoette: een kwieke gespierde atleet, geen gram vet aan zijn bruinver­brande lijf. Daarbij sportief gekleed in een lange flanellen flodderbroek met hoge taille, een singlet met het logo van de Lac-aux-Dames op de borst en een witte wollen cardigan los over de blote schouders geknoopt. Kortom, een knappe man, maar toch een halve kop kleiner dan zijn Yvonne die hem daarom altijd wat moederlijk "haar Boontje" noemde...

   Briek zuchtte :" Rina Ketty die vanavond moest optreden heeft laten afzeggen: een valling op de stembanden naar 't schijnt. Vaneigens wel wat laat natuurlijk: de baas zal last hebben om op die paar uur nog een vervangster te vinden. Lucienne Boyer misschien, die in het Westend-Palace logeert: mogelijk dat die even acte de présence wil komen doen en een liedje zingen om de klanten te kalmeren. Anders hang ik er weer aan om heel de avond in 't aquarium m'n clownestreken op te voeren. Verdomme, met die kakwijven hebt ge toch altijd niks dan last! "

   De kinderen proestten het uit, maar Yvonne kon die slip­per niet over haar kant laten gaan: " Zeg Boontje: beetje manieren hé! Kakmadammen zal ook wel gaan zeker! "

   Briek gebaarde het niet te horen en deed of hij nu pas de chérie van zijn dochtertje zag zitten: " Ha, Leon, weeral stevig op post? Gij laat niet af, hé vent! En heu...gaat het zo'n beetje? "

   Wat dat ook mocht betekenen...Ondanks de verholen spot fleurde Leon toch op: de vader van Olgatje kénde zijn naam!

   “" Merci Meneer Erte, heel goed...En met u vansgelijken hé!" Als wederwoord geen echte billenkletser maar toch niet slecht gescheten voor een jonge duif, vond Leon, al zei hij het zelf...

  " Ja-ja, vansgelijken hé... incasseerde Briek. Hij was nooit erg ad rem geweest ook al deed hij nog zo zijn best om leuk uit de hoek te komen: " En heu...wat ik vragen wilde, nu dat ge hier toch mijn schapraai plundert: Wat doet uw vader feitelijk voor de kost? " Doet, in de onvoltooid tegenwoordige tijd!

  Tableau, Margot!! Heel het gezelschap versteef op slag in een ijselijke stilte en Leon zocht met een rode kop wanho­pig naar een humoristische compilatie van cafébaas, hoerenlo­per, echtelijke deserteur en tettezot...

   “"Zijn papa is juist gestorven deze winter, door dat ongeluk met die obussen in de duinen." Duidelijk verongelijkt speelde zijn Olgatje moedig voor reddende engel:" Ik heb dat al verteld maar ge luistert nooit! "

   " Ach ja... Obussen in de duinen, hé... En nooit niks meer van gehoord? " Wéér een flater, maar hij herpakte zich vlug: "Ik bedoel, niet van uw papa natuurlijk maar heu...van het onderzoek?" Oef! Aan zijn matrimoniale donderwolk naast het buffet zag hij dat hij voor de rest van de avond beter zijn stomme klep kon houden!

   Leon voelde overduidelijk dat de Ertes allemaal op de hoogte waren van de dorpsgeruchten dat Dis naar Frankrijk gevlucht was met zijn maitresse. En alhoewel hijzelf sinds de schoolreis door deze overtuiging geobsedeerd werd kon hij daar onmogelijk ten overstaan van vreemden mee instemmen. Dis was dood en begraven, en daarmee uit! Wie daar schuld aan had moesten de gendarmen maar uitzoeken.

   " Dat onderzoek? " hoorde hij zichzelf zeggen: "dat kan nog lang aanslepen: de garde zit daartussen...En vooral zotte Steiner, de rooi schoenlapper...Maar die is over de schreef geritst, zeggen ze: naar Frankrijk..."

   Weer bracht Olgatje de redding: " En later gaat Leon kapitein worden op een echte boot! "

   " Een mosselschuit, zeker! " sneerde Roland die voor een zakcent in de leer was als loodgieter bij zijn vader en de flinke verdiensten in de zeevisserij niet goed kon verkroppen.

   " Gij jaloerserik!  Een grote vissersboot, hé Leon,  met twee masten! En een dezielmoteur zo groot als de tafel hier zie! " Olgatje wilde de man van haar leven niet zomaar laten kleineren door die puist van een broer, ook al had ze dan wat last om al die technische namen te onthouden die Leon voortdurend spuide.

   Tijd voor Leon om zelf het roer over te nemen: " De Astrid een mosselschuit? ! Met een moteur ‘Diézelle’ van bij de twee liter? Plus een vlotlijn van bijna twaalf meter lang? Ventje, die zou naar Ijsland kunnen varen als het moest! " Een beetje overdrijven kon geen kwaad: "En als ik mijn kappersbrevet heb, mag ik die boot overkopen van de schipper...in termijnen."

   " Als-als! " Robert moest wegens zijn buis op het ko­ningshuis ook dringend een duit in 't zakje doen: " Dat kan nog twintig jaar duren! En ge moet beginnen als scheepsjongen met het kuisen van de gemakken! "

   Leon snoof verachtelijk: " Och zwijgt zot! Aan boord zijn geen gemakken!  Wij kakken over de kant, lijk venten ondereen! "

   Yvonne Erte vond deze voorlichting nu ruim voldoende: " Vooruit,  begint maar rap te kuisen! En ziet dat ge gedaan hebt vooraleer Lucienne Boyer in de bar begint te zingen! "

   Die nacht, vooraleer Yvonne Erte zelf in bed begon te zingen, fluisterde Briek haar in 't oor: " Die laatste vondst van uw dochter ziet er mij nogal een ruigen uit! Kakken over boord lijk venten ondereen! Ha-ha!" Een vuil woord doet soms wonderen na een uitputtende avond clown spelen onder water...

   " Ze is in elk geval beter van tong dan haar vader!       

   " Aan mijn tong mankeert niks!  Wedden? "

   " Och zot!. ..Al goed dat gij het niet van uw kop moet hebben, hé Boontje!  Aan dat ventje vragen ‘Wat-doet-uw-pa-voor-de-kost’ als die arme mens al maanden dood is!  Slim hé Casanova! "

   " 'k Heb anders in 't dorp horen zeggen dat die arme mens voor 't ogenblik ligt te vogelen met een ferm mokkel aan de kanten van Duinkerke..."

   " Och m’n klein boontje, zwijgt en doet voort!  Denkt maar straf dat gij ook in Duinkerke ligt bij een ferm mokkel, dan komt er misschien nog iets van, dezen avond! "

  

Ook de jongens konden door de warmte op hun scheerzolder maar moeilijk de slaap vatten.

   " Hebt ge nog iets gedaan met Nadine? "

   Zoals iedere avond maakten ze fluisterend en proestend een stand van zaken op over hun vorderingen bij de mokkels, waarbij ze nogal mak­kelijk hun wensen voor waarheid verkondigden... Dat ze een beetje overdreven hoorde nu eenmaal bij het spel: dat werd door de toehoorder zelfs verwacht. Want beiden wisten ze dat er wat zout bij de aardappelen moest om niet te vlug in slaap te vallen.

   " Ik bij haar? Dat ziet ge van hier! Ze staat voor mij nu al zo zot als een achterdeur!. ..Moest ik haar niet wat tegenhouden, ze zou mij verdomme helemààl opvrijen... Tiens, zie, vandaag had ze weer iets nieuws uitgevonden:  iedere keer dat ik haar in de garage een bierbak aangaf nam ze die aan óp m'n handen..."                       

" Hoezo, óp uw handen? "

   " Wel ja, ik pak een bak aan de korte kanten vast en normaal zou zij die moeten overnemen aan de lange kanten, maar ze legt haar handjes over de mijn, verstaat ge '’t, Puist! En als ik me niet zou loswringen, stonden we daar nog zo!"

   ” Wat wil ze daarmee zeggen? " vroeg Leon gretig. Voor hem bestond het flirten uit een aaneenschakeling van geheime tekens die hij, gezien de omstandigheden, dringend onder de knie wenste te krijgen! Want stel je maar eens voor dat zijn Olgatje een discreet seintje uitzond dat hij niet kon ontcij­feren of - erger nog - niet eens op zou vangen!

   " Als ze uw hand vastpakken en niet meer willen lossen?! Verstaat ge dat niet, Kwibus? Dat is gelijk twee honden die aaneen hangen, hé! "...

   " Da's verdomd nogal straffe toebak, hé..." overwoog Leon, dan moet die Nadine toch wel érg zot zijn van Joseph, om zoiets te doen...En om niet achter te blijven, fluisterde hij: " Olga heeft met mij ook iets aardig gedaan,  maar 'k zeg het niet..."         

   " Dan moet ge d'er niet over beginnen, hein Puist! " Stilte op alle banken...

   " G'hebt het toch overleefd, hé!  Dan zal 't wel zo erg niet geweest zijn..." viste Joseph achteloos.     

   " Wel heu...,toen we gisteren dezelfde rij cabines aan 't kuisen waren, heeft ze een vuil mop verteld! " Hij merkte met voldoening hoe Joseph naast hem verstijfde.

   " Een vuil mop!!!" Dat meisjes onderling zoiets zouden doen, tot dààr toe. De jongens deden dat tenslotte ook, de rode koppen dicht bijeen. Maar nooit als hun lief het kon horen: dat stond gelijk met heiligschennis. Een zuivere meis­jesziel mocht je met dergelijke praat niet besmeuren: veel kans zelfs dat ze de dubbel-zinnigheden tóch niet verstond...Of bewéérde niet te verstaan, om beter de onschuldige maagd te kunnen uithangen, hé! Want het begon bij Joseph en Leon zo langzamerhand door te dringen dat meisjes-in-'t-algemeen ook een flink stukje komedie konden spelen, om niet te zeggen: de jongens graag voor de gek hielden!  Die geiten begrepen zogenaamd nóóit de clou van een vuile mop! En om, tegen die gespeelde onschuld in, moeizaam met hand en tand te moeten uitleggen wat jongens onder elkaar met zo'n voos vertelsel deed brullen van 't lachen, was nogal pijnlijk én idioot. Vooral als de verras­sing de mist in ging omdat ze 't na de tweede herhaling nóg niet gesnapt had!

   Dat Olga nu uit haar eigen een smerige bak verteld zou hebben aan haar "vrijer", pakte toch even op de adem.     

   " Wat voor vuil mop? " De expert wilde er het fijne van weten. Leon genoot nog even van broers schunnige aandrang.           

   " Wel, ze zei zo: weet ge het verschil tussen een watervliegtuig en een boerenmeid..."

   " Dat is geen mop, dat is een graadseltje!"

   " Neen-neen, wacht maar, ge zult wel zien!   Ik zei dus dat ik het niet wist en dan zei ze zo: " Wel, een watervlieg­tuig landt op het water en de boerenmeid piest op het land!"

   " Piest? Heeft ze gezegd piest? ". ..

  " Nee, ze zei watert, maar ze bedoelde pissen! Wat zou ze daarmee willen zeggen? "

   Joseph liet een wanhopige diepe zucht: " Och godverdomse kloot! " en draaide zich ontmoedigd op zijn andere zijde.            

   " Ge hebt de mop niet verstaan, hé! " Meer dan een beledigd nastampen zat er voor vanavond niet in.

   Dat 'och godverdomse kloot' van zijn broer vrat heel de nacht aan zijn viriele zelfzekerheid het goed te doen bij zijn lief. Inderdaad, wie weet wat Olgatje daarmee bedoeld kon hebben...Hij had nu wel Joseph uitgelachen de mop van die piesende boerenmeid niet te verstaan, maar misschien was hijzélf wel de stomste clown in heel dit liefdescircus!... Verdomme, die vrouwen! Waarom konden  die niet eens gewoon zeggen wat ze wilden of graag zouden doen! Dat belachelijke gedoe om altijd in raadsels te spreken of geheime tekens te geven...

   Maar hoe hij het ook hààtte, vroeg of laat zou hij het tóch moeten leren. Tot nu toe had hij gehoopt dat Joseph hem wel zou inwijden. Maar die pretentieuze zot deed niets dan hem uitlachen en dat moest nu maar eens gedaan zijn!. ..Vraag bleef natuurlijk bij wie hij dan wél in de leer kon gaan...Toch Jetje proberen?...

  

    Bij het volgende vieruurtje rolde de vraag als vanzelf van zijn tong: " Tante Jetje, wat zoudt gij doen om aan een lief te geraken? " Hij speurde strak met een rode kop in zijn tas zwarte koffie en merkte dus niet dat zij op slag versteef. Maar toen hij geen antwoord kreeg wierp hij haar een sluikse blik toe, recht in haar kille ogen en schrok van zijn eigen tactloze brutaliteit. Beschaamd stotterde hij: " Ik wil zeggen hé...moest gij een jongen zijn...Wat voor geheime tekens...hoe kan ik die verstaan. Stelt dat een meisje mij iets wil zeggen zonder woorden... Of ik tegen haar...over gaarne zien en zo..."

   Langzaam verzachtten de trekken rond haar mond tot een ironische glimlach: " Zo twee vingers in je neusgaten steken en onderwijl aan een oor trekken, is 't dàt wat ge wilt weten?... Of scheel zien en met één hand op je kop kloppen en onderwijl met d'ander over uwen buik draaien, hé?. ..Als ze dàt doet is het de moment van te gaan lopen, man! " Ze proestte het uit, maar kalmeerde vlug toen ze hem niet meekreeg.

   Met een theatrale diepe zucht schoof ze een stoel bij en ging gemakkelijk wijdbeens voor hem zitten: " Ja het vrouwvolk hé! Met al hun streken die ge niet verstaat! ...Maar ik dacht dat ge al een lief hàd? Is 't àf? "

   " Bijlange niet! Maar ze doet geheime tekens of gebruikt scheve woorden waarvan ik niet weet wat ze willen zeggen...Ziet dat ze ietwat van mij verwacht en dat ik haar in de kou laat staan..."

   " Ja, " mijmerde Jetje, " in de kou staan is niet plezant..." Maar vlug gooide ze het over een àndere boeg:  " De taal van de liefde, hé vent?. ..Niet gemakkelijk, gelooft me vrij! "

   " Maar kunt ge mij niet een paar trucjes tonen, om te beginnen?  Dat ik voort kan, en de rest làter leren? "

   Ze lachte: " Losse trucjes? Ik weet niet, dat hangt al aaneen...Alles zit in d'ogen, de manier van haar blik te vangen en vast te houden... Nadien een vraag op uw wezen leggen, ge weet wel: zo'n smekende blik...Of een kleine knik van het hoofd: ja, nee, of volgt mij, komt ge mee naar buiten... Ge kunt zoveel zeggen met uw wezen zonder luidop te spreken. En als het tegen slaat heeft niemand het gehoord om u uit te lachen... Want dààr moet ge vooral op letten, dat die geheime tekens over en weer door niemand ànders van 't gezelschap worden opgevangen..."

   " Nogal moeilijk hé, als ik daar open en bloot in haar gezicht staan toeten te trekken!"

    " Ten eerste doet ge dat niet open en bloot in haar gezicht, maar in de spiegel, hé stommerik! Waarom denkt ge dat in de café's rondom rond spiegels tegen de muur hangen?! Langs daar kunt ge naar iemand ànders zien zonder in zijn directie te schouwen, verstaat ge? Ge vist achter haren blik, en als ze opziet kijkt ge rap in een àndere hoek. Den truc is iets te laat weg te zien, zodat ze weet dat gij naar hààr hebt geschouwd... Ge doet dat zo twee keren en als ze nadien naar u blijft kijken weet ge dat ge beet hebt. Ge doet zo nog wat tekens met uw wezen, nog altijd in de spiegel, een oogknip of zo... En als ge haar ziet lachen weet ge dat ze goesting heeft voor een babbeltje. Maar als ze daarentegen geaffronteerd doet, gebaart ge dat er een stoftje in uw oog zat en laat haar stikken, zo simpel is dat."

   " Maar tante Jetje, ik héb al een lief! Maar 't zijn die geheime tekens van 't vrouwvolk die mij interesseren! "

   " Als ge al een lief hebt bestaan er geen geheimen. Dan moet ge met elkaar klappen en eerlijk zeggen wat er scheelt. Tenzij er vreemd volk omtrent staat die het niet mogen horen : dan kunnen ze langs de spiegel wel eens teken doen. Zo van : drie keer aan uw oor trekken wil zeggen " Ik heb goesting om weg te gaan ; gaat ge niet mee buiten ?" Of als het meestje voor de spiegel haar lippen schildert en onderwijl zijn blik gevangen houdt, dan zou

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
21-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 44
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A27  HET ONTSLAG.

  

                  Westende, 26 juli 1938.

De langverwachte inhuldiging van het Albertmonument aan de Ijzer was voor de kinderen een reuze flop geworden. Daar zat natuurlijk de lange wandeling heen en terug van de school naar de Langebrug voor veel tussen. En ook de steeds harder kwellende honger en de dorst naargelang de plechtigheid vorderde. Maar dat ze koning noch prins gezien hadden en ook geen gouden koets was wel de zwaarste domper op de feestvreugde.

Meester Denolf had zijn - inderdaad zeer onvolledige - klassen op de stoeprand uitgelijnd met streng verbod ook maar één pasje vooruit te stappen, kwestie niet overreden te wor­den.

Maar toen de lange colonne zwarte koetsen en open auto's voorbij reed drongen de grote mensen vanachter de haag school­kinderen naar voor om luidkeels "vive le roi" te schreeuwen, ook al bleek het achteraf slechts om de mindere goden te gaan.

Op den duur liep het daar vol generaals en oud-strijders met om ter meeste decoraties op de borst, vergezeld van hoge pieten in zwarte frak en blinkende buishoed met gekleurde sjerpen op de buik. Ook een militaire muziekka­pel van wel honderd man met hoge berenmutsen en gouden toeters in alle maten marcheerde achter een reusachtige geitenbok vlak voor hun neus voorbij...Wel jammer dat ze pas een heel eind verderop in gang schoten...Het triestigste daarentegen vond Leon dat de mensen mees­ter Denolf joelend uitlachten toen deze hen terug achter de haag scholieren trachtte te krijgen...Dat voelde de kleine als een persoonlijk affront aan! Toch was hij wel wat kwaad dat de mees­ter hem met zijn Jongdinaso-uniform op de tweede rij had weg­gestoken, en dan nog àchter de welpen van VVKS-Sint Laurentius en de kajotters...Moest hij verdikke dààr voor vanmorgen een halfuur aan zijn bottines staan blinken ?!

In de loop van de namiddag ging hij nog wel naar het tennis maar zoals verwacht waren de plaatsjes van ballen-raper al opgedeeld en kwam hij niet meer aan de bak. Dus ging hij maar wat tussen de bosjes zitten kijken tot het tijd zou wor­den voor de Lac-aux-Dames.

Het spel op de courts kon hem maar weinig boeien: veel knoeiers die houterig heen en weer hotsten, wild naar de bal mepten en de ballenrapers als vuilmeid behandelden. Hij kon er hoe langer hoe minder mee om.

Deze morgen zou hij hier juist aan zijn vijfde week beginnen: dan nog vier dagen te gaan en het zat erop: niks te­ vroeg...Niet omdat de verdiensten ondermaats zouden zijn ge­bleven: hij had er integendeel een mooie duit aan overgehou­den. Want buiten die twintig percent die zijn moeder hem zo gul schonk, had hij haar 's avonds nooit méér dan elf-twaalf frank getoond en wat hij daar bóven ophaalde gewoon in eigen broekzak gestoken...Of iets beter gezegd: weggeborgen in zijn geheime spaarpot onder de vloer van de konijnenhokken in de abri. Ze moest tenslotte niet àlles weten...                          

Neen, wat hem vooral bij het ballenrapen tegenstak was dat hautain gedoe van die tennisspelers - en dan vooral van hun snotjong - die hen behandelden als stront. Velen maakten er bovendien een gewoonte van de jongens na de match de munt­stukjes toe te werpen, net als hapjes voor de hond! Soms waren er zelfs slechte verliezers bij die het veld zouden durven verlaten zónder betalen! Maar dààr hadden ze vlug iets op gevonden: gewoon hardop en met veel misbaar hun fooi vragen en die vrekken voor schut zetten bij de andere spelers! Ook al kwam dat in feite neer op bédelen voor je eerlijk verdiende geld...

Het was echter vooral het vooruitzicht de volgende week aan zijn stage als scheepsjongen op de "Astrid" te kunnen beginnen dat hem zo naar het einde van de vernederende beproe­ving van het ballenrapen deed smachten... Verdomme: éindelijk dat wiegende dek onder zijn klompen voelen en gerespecteerd worden voor het mannenwerk dat hij verzette! En zijn kleren vuil mogen maken zonder gezaag van zijn moeder! Met daar bovenop nog een loon dat tenminste in verhouding stond tot zijn kunnen! Tijdens zijn stage kreeg hij nog maar anderhalve frank per uur plus een zooitje vis voor thuis. Maar als hij volgende zomer écht kon beginnen had schipper Pylieser hem drie frank vijfenzeventig beloofd, met een ferme vorstpremie in de winter en een driedubbel zooitje om voort te verkopen, als de vangst het toeliet...Dan was dat ballenrapen eerlijk gezegd toch maar meisjeswerk, alles goed beschouwd...

 Het kuisen van de badcabines in de "Lac aux Dames" mis­schien óók, maar dat gaf weer àndere compensaties! Alhoewel, veel gelegenheid om eens alleen met Olgatje te zijn kreeg hij nooit: haar twee rot-broers schenen van hun moeder strenge richtlijnen gekregen te hebben...Maar overlaatst hadden ze even vanuit de coulissen het optreden van de Rosse Tinus mogen volgen en toen had hij sluiks zijn arm om haar warme heup gelegd...Als hij dààr nog aan terugdacht! Hoe hij haar tegen zijn zij aantrok en Olgatje haar handje op de zijne duwde om te tonen dat ze het graag had!

Een zalige eeuwigheid had deze geheime omhelzing geduurd, tot de Rosse klaar kwam met zijn populaire "Marinella" en haar broer Roland zich in volle ap­plaus naar hen omkeerde...Al een geluk dat hij nog wat ver­blind was door de schijnwerpers op de bühne of 't had er los tegen gezeten! Als geheim liefdesavontuur kon dat toch tellen, hé! Morgen kwam Charel Trenet aan de beurt en moeder had hem voor één keer toelating gegeven wat later naar huis te ko­men...Dat "wat later" zou wel uitlopen tot tegen de twaalven, maar dan sliep ze tóch al...En wie weet wat hij nog allemaal in 't geniep met zijn lief zou mogen doen...  

Zijn verwachtingen stonden die avond dan ook hoog ge­spannen toen het zigeunerstrijkje in de bar vol melodramati­sche pathos aan zijn "Schwarze Augen" begon en de kinderen als naar gewoonte hun balspel abrupt afbraken.

Olgatje gaf in het wilde weg nog een ferme mep op de bal terwijl haar broers Roland en Robert al een spurtje inzetten naar de keuken. Leon kon het projectiel niet meer opvangen, dat eerst nog tegen de gaanderij kaatste en dan stuiterend onder de schemerige rij cabines verdween. Zijn liefje sloeg proestend de hand voor de mond om haar onhandigheid weg te lachen maar haar "chérie" sprong als een rasatleet over het scheidingsmuurtje dat de kleedhokjes tegen het sportgeweld beschermde.

 Moeder Erte riep vanuit de catacomben onder het zwemdok op zo'n ongeduldige toon "Eten!" dat Leon zich verplicht zag grootmoedig tegen zijn talmende lief te zeggen: "Gaat gij maar alvast voort! Ik kom seffens wel achter!..." En onvervaard dook hij op zijn buik over de vochtige betonvloer, turend in het donker onder de cabines waar dat verdomde witte balletje verloren was gerold. Na de vierde duik zag hij het liggen midden de achter­ste rij hokjes. Een kort spurtje naar de slecht verlichte gang tussen rij twee en drie: hier moest het ergens zijn...Maar de cabine C 18 was nog afgesloten: zeker nog bezet door één van die laatste zwemmers... Iedere avond zijn er zo een paar treu­zelaars die er maar niet genoeg van kunnen krijgen.

 Leon dook dan maar op zijn buik onder de deur en viste met zijn uitgerokken arm naar die rotbal.

 "Hélaba! Ne te gène pas!" klonk het plots schel achter hem. Een late zwemster in witte sponzen badjas kwam de gang afgerend: "Au voleur! Au voleur!" En vóór hij zich onder de deur vrij kon wurmen verkocht ze hem met haar natte badmuts een paar ferme striemen op zijn blote benen! Hij voelde zo direct de pijn niet, maar toen hij erin slaagde recht te krui­pen bleef die kwaaie feeks schreeuwend op zijn hoofd door ranselen en dàt voelde hij wél! Zeg, wat dacht dat rijke strontwijf nu, dat ze hem als een hond mocht aftroeven ?! En onder het scherm van zijn voorarmen begon hij verontwaardigd een rommelende reeks vloeken te slaken: "Aie-aaaie, miljaardenonded­juse godverrrr...DOMME!!"

 Dit leek die kakmadam wel wat af te schrikken. En van de onderbreking in de slagenregen maakte hij gebruik om zich helemaal op te richten: hij was bijna zo groot als die Xantip­pe, maar zeker twee keer zo breed en drie keer struiser.

 "Hey Madam! Pas au voleur! Moi prend mon bal! En houdt verdomme uw poten thuis!"

 "Toi, tu ne prends rien du tout, sale gosse! Voyou! Allez ouste-ouste!" Maar van het meppen zag ze wijselijk af, stelde Leon tevreden vast terwijl hij met afgemeten passen afdroop. Eénmaal terug in open lucht twijfelde hij hoe het nu verder moest. Madame Erte had hen steeds op het hart gedrukt bij het kuisen uit de buurt van de badhokjes te blijven die nog bezet waren, juist om dergelijke trubbels te vermijden. Als hij nu bij haar zijn boterham ging eten en die hoorde wat hem overkomen was kon hij nog een stevige uitbrander verwach­ten. En van uitbranders had hij voorlopig zijn buik wel vol!

 "Dat Erte verdomme haren boterham houdt!" Thuis zal nog wel wat soep over zijn en een homp brood. Daarbij:  zo'n erg grote honger had hij niet, maakte hij zichzelve wijs...

 Op het laatste ogenblik besloot hij beter niet thuis te gaan eten. Hij had weinig zin uit te leggen waarom hij zo vroeg was en nog niet gegeten had bij Erte. Dan nog liever stilletjes bij Jetje binnen glippen en dààr een boterham vra­gen. Hij had ten andere met haar nog een eitje te pellen...

 Jetje stelde geen lastige vragen en ging er gezellig bij zitten toen hij aan het schranzen sloeg. Met volle mond vroeg hij treiterig of ze soms nog een ver familielid gevonden had om als "spook" opgevoerd te worden. Tot zijn grote verrassing zei ze: "Ja...Ge weet toch dat ik zelf ben gaan zien naar Duinkerke? Nee ? Dan ben ik dat vergeten te vertellen..." Als het op plagen aankwam, moest ze voor hem niet onderdoen!

 "Ik heb die chauffeur van Ramoudt eens schoon bezien en verleden donderdag heb ik in zijn bus mogen meerijden naar Duinkerke samen met een hoop Engelse toeristen, voor niets...Zo moest ik mij op de velo niet doodstampen tegen de wind in, en had ik geen last met papieren aan de grens: de pas was voldoende. Ware ik op m'n eigen gegaan, zou de doeaan mij zo nooit laten passeren hebben. De buschauffeur heeft mij voor de deur van dat lusthof afgezet en drie uur later weer komen ophalen: een heel charmanten mens..." monkelde ze.

 Toen ze er verder het zwijgen bij liet vloog Leon uit zijn krammen: " Héwel!...En hebt ge ons vader gezien?"

 " Gijsse zot! Vaneigens niet! Die cafébaas, wilt ge zeggen ? Ja, hij trekt wel op den Dis...Heel hard zelfs, want ik verschoot bij 't binnengaan toen ik hem van ver achter de toog zag staan. Maar toen ik voor zijn neus stond en een pint bestelde heb ik seffens geweten dat hij het niet was: hij heeft mij ten andere nog geen moment herkend..."

 " Niet moeilijk! Hij is waarschijnlijk zijn geheugen kwijt door die ontploffing!"

 " Ja-ja! En door het verschieten van die slag heeft hij voorzeker ineens schoon Frans leren spreken ?"

 " Hoezo Frans ?" Daar had hij even niets van terug...

 " Dat wéét ge toch: Dis sprak vroeger geen woord Frans! En die patron kende niets ànders, maar van Vlaams verstond hij geen botten! Ik heb mij dan ook niet kunnen explikeren want hij bezag mij alsof ik uit China kwam..."

 " Die slag heeft hem voorzeker zot gemaakt.Anders zien ik geen uitleg!"

 " Ach ventje, vergeet het. De uitleg is heel simpel. Akkoord, die patron trok heel goed op uw vader, van zicht alleszins, zodat ik eerst ook twijfelde. Maar toen ik hem aansprak wist ik almeteens dat het hem niet kón zijn: het is een wildvreemde vent. En géén zot, zoals gij denkt want hij ziet klaar uit zijn ogen...Ik heb hem jammer genoeg niet kunnen vragen of hij nog familie had bij ons, om­dat ik de taal niet sprak en hij het te druk had met bedienen. Daarbij, ik zag dat mijn gestotter hem op de zenuwen werkte, zodat ik niet geïnsisteerd heb...Maar mijn gedacht is die mens waarschijnlijk verre familie van Dis langs de kant van Bompa Petré: misschien zelfs een kozijn van uw vader..."

" Gij tovert zo maar ineens een kozijn uit uwen hoed hé! Hokuspokus, lijk een konijn!”

 " Dat heb ik toch vanaf het begin gezegd! Dat in '14 al de Petré's van Ronse en omliggende samen met Bompa op de vlucht geslagen zijn voor de oprukkende Ulanen. Dat de koster met zijn enige zoon Dis in het veldhospitaal van de Veurnese zwartzusters is blijven hangen om er de gekwetsten te verzor­gen en de rest van de familie waarschijnlijk verder vluchtte naar Noord-Frankrijk...De kinderen van die nonkels en tantes zullen wel allemaal min of meer op den Dis trekken, waarom niet ?"...

 " Tante Jetje, ge slaat ernaar in 't blind: voor mij niet gelaten...Maar zolang ge niet écht hebt bewezen dat er daar een kozze van mijn vader achter de toog stond, blijf ik geloven dat het den Dis zélve was. Daarbij ik voelde dat aan mijn hart!"        

" Och gijsse keikop! Als ge denkt dat ik sta te liegen vraagt het dan aan uw moeder! Of béter nog: aan haar broer, uw nonkel René! Die gaat ge toch zien, bin­nenkort hé, als ge op de "Astrid" begint. Wel vraag het hém: hij heeft Dis gekend van korts na de oorlog, nog vóór uw ma ermee begon te vrijen..."

 Dat die vrijage van Marie met den Dis niet veel had voorgesteld vertelde ze er beter niet bij. En evenmin moest ze die snotter aan de neus hangen wat de buschauffeur haar op de terugreis uit Duinkerke had geopenbaard... Namelijk dat "het spook" dat ze er gezien had niet getrouwd was met de bazin van die speeltuin maar wél met haar zondig samenleefde...En dat het koppel pas sinds begin april die zaak van de brouwerij in beheer had gekregen.

 't Is te zeggen amper twee weken ná de "verdwijning" van Dis... 

 Thuis hadden Moeder en Joseph het avondeten al opgeruimd. Leon deed aan tafel alle moeite om zowel madame Erte als Jetje uit zijn gedachten te verdrijven.

" Naar 't schijnt zijn ze daar weer hard aan 't batteren in Spanje. De rijken op de tennis trekken maar een vuile smoel als ze de gazet zitten te lezen op de gradins. Want naarvol­gens dat ze zeggen zijn de rooi sterk aan 't winnen..."

 Leon toonde een verkreukelde "Le Soir" van 25 juli aan Joseph:  " Hier zie, gij die zo goed Frans kent!"        

Hij had een rotdag achter de rug en omdat hij voorlopig bij niemand zijn verhaal kwijt kon, werkte dit fameus op zijn humeur.

 Dat incident op de tennis, na het vieruurtje, was al een veeg teken aan de wand geweest. Omdat een paar rijke blagen uit pure pesterij de ballen opzettelijk ver in de bosjes ble­ven jassen, hadden hij en zijn collega van de overkant uitein­delijk geweigerd die nog langer te gaan zoeken. Na wat bek­vechten over de taalgrens heen had Leon middels een vulgair teken met de duim laten verstaan dat die snotapen zijn fami­liejuwelen mochten zoenen. Hij werd weliswaar door zijn brood­heren wandelen gestuurd, maar toen die twee àndere ballenra­pers wilden engageren om hun bizar spelletje voort te zetten, weigerden de collega's solidair daarin te trappen. Bij deze overwinning van de plebejers voelde Leon zich als de slaven­held Spartacus, waarover meester Denolf juist vóór de vakan­tie nog had verteld. Al goed dat die pestkoppen van hun ouders - héél onverwacht - openlijk ongelijk kregen, zodat de dorps­jongens na een kwartier terug aan het werk konden...

 's Avonds in de Lac-aux-Dames liep het echter niét zo goed af. Toen hij de badinrichting wou binnengaan deed madame Erte hem vanuit haar glazen kassahokje teken even bij haar te komen. En hij kreeg meteen de volle laag:  waarom hij giste­renavond zo sluiks was gaan lopen inplaats van een boterham te komen eten en te helpen bij het kuisen van de cabines, zoals hij had beloofd ? Wist hij wel dat Olga hem een halfuur lang was gaan zoeken uit angst dat hem een ongeluk was overkomen ? Kon ze dan maar zo weinig op hem rekenen ? En was een belofte voor hem dan geen erezaak meer? En patati en patata!

 Verdorie, die kon nog harder zagen dan zijn moeder! En door heel die resem vragen en verwijten gaf ze hem geen ogenblik kans om deftig te antwoorden! Tot ze even naar adem moest happen als een crawlzwemster op de korte afstand en hij er tussen kon gooien: "Ik heb ruzie gemaakt met een madam!"

 Ze leek plots te verstenen: "Weet gij wel goed wàt ge zegt ?! Gij grijze nietwaard van een wandluis hebt ruzie ge­maakt met mamzèl d'Englebert ?...Ge hebt geen gedacht wié dat is, zeker ?...Wel, dan zal ik het u maar zeggen, onnozelaar! Mamzèl d'Englebert is familie van baron de Forestier, de baas van de tennisclub waar gij bij de gratie gods de ballen in de bostjes moogt gaan zoeken, verstaat ge't ? En die zit in het bestuur van de société de la plage  samen met meneer Schelles, de baas van de Lac-aux-Dames, 't is te zeggen, mijnen baas!! Wiens voeten ik iedere dag aflek omdat ik hier concièrge mag spelen en in die natte kelder wonen die naar de Javel stinkt!! Ver­staat ge't, stommerik ? Met mamzèl d'Englebert maken luizen lijk wij geen ruzie: wij krijgen ruzie van haar en bùkken als ze slaat, verdomme!!"

 God, was dàt mens kwaad! En 't ergste moest nog komen!

 "Als die juffer ooit moest weten dat ik u betaal om de cabines te helpen kuisen, dan vlieg ik hier buiten met mijn huishouden, ook al ware den Briek duizend keer wereldkampioen. Zó gaat dat bij dat volk, vent: zij zijn meester met hun geld en wij tellen voor snot...Ze is hier gisterenavond aan de kassa komen reclameren dat er een voyou in haar cabine was gekropen en dat ze haar portemonnee kwijt is met over de der­tig frank. Agent Marcel Gunst stond erbij, zoals iedere avond als ik mijn kas afsluit, en hij heeft haar klacht genoteerd, willen of niet. Ik heb gezegd dat gij hier enkel 's avonds effekens komt spelen met mijn kinders, maar dat ik u voor de rest niet kende...Misschien loopt het nog goed af, als gij hetzelfde zegt...Maar in elk geval: ge kunt hier niet meer komen! Moesten ze u hier nog zien dan hàng ik!"...

 " Hei! Zijt ge aan 't maffen ?" Joseph gaf hem aan tafel een stomp  in de ribben: " Wat zei je daarjuist ? Dat de rooien in Spanje ferm aan 't winnen zijn ? Vergeet het maar:  hier staat juist dat ze hun asem na twee dagen al schijnen te verliezen." En met de losse pols vertaalde hij: " De bevoorra­ding van het front wordt in gevaar gebracht door Duitse Con­dorvliegers die de bruggen over de Ebro bombarderen. Een muni­tietrein vloog in de lucht nog voor hij het front kon bereiken en blies daarbij heel de stationswijk van Tarragona op. Er zijn zeker honderd onschuldige slachtoffers onder de burgerbe­volking..." Noemt gij dàt winnen ? Daarbij, dat is al zever in pakstjes: in een burgeroorlog zijn er geen onschuldige burgers want die vechten allemaal mee aan d'ene of d'andere kant. En als ze dan een bom op hun kop krijgen moeten ze niet staan blèren, hé. Die gazetten vertellen juist maar wat ze kwijt willen!"                 

"Ik heb mijn ontslag gekregen..." Leon kon het niet langer zwijgen, maar niemand scheen naar hem te luisteren

"Er is maar op één zaak dat ge kunt vertrouwen van al wat ze schrijven", zei Joseph: "Da's d' uitslag van de Tour de France. Als ze hem geen steen op z'n kop smijten wint Bartali, dit jaar...De lieveling van de Duce, lijk ze zeggen..."

“Wat zegt ge daar van ontslag ?" Marie schoot wakker.

" UITslag! " verbeterde Joseph geîrriteerd.

" ONTslag verdomme! Madam Erte zwiert mij buiten!

" Ach dààr, in de Lac! Ik dacht al: buiten op de ten­nis...Was me dàt verschieten!"

" Maar Moeder, ik zijn verdikke mijn lief kwijt! Verstaat ge dat niet ?! Gij met uwen tennis! Dat had ik toch moeten laten schieten als ik volgende week op de Astrid kan beginnen...Maar als ik niet meer mag gaan kuisen..."

Marie vroeg zelfs niet naar het waarom. Nog vóór ze het verlies van een lief kon afwegen tegen die vier frank die het kuisen van de cabines opbracht zat Joseph al hardop het klas­sement van de Tour uit te pluizen.

<p class="MsoNormal" style="margin-left: 42.55pt; text-align: ju
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
21-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
22-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 45
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A28        PICOSA, HEUVEL 496.

 

                         27 JULI 1938.

 

    Hier konden ze niet langer blijven liggen, zoveel was voor Rocco Steiner wel duidelijk. Met Jean naast zich, die alles wat stonk liet lopen en zienderogen achteruit boerde, zou het zéér slecht aflopen als hij niet vlug naar de hulppost in het dal werd gebracht. En dan nóg...Je hoefde geen sterren­wichelaar te zijn om dàt te voorspellen...

 

    Maar even duidelijk was het dat geen zinnig mens het in zijn kop zou halen één vin te verroeren vanachter dit lage rotsmuurtje dat sinds christelijker tijden de watererosie van de bovenliggende akker moest tegengaan. Nu was het nauwelijks hoog genoeg om een kruipend man dekking te bieden tegen het moordende vuur van de Moren, die zich in de versterkte hoeve op de kale heuveltop verschanst hielden. Van daaruit bestreken hun mitrailleuses alle lagergelegen terrassen, op een paar smalle stroken in de schaduw van de rotsmuurtjes na. En schaduw was een groot woord, nadat één of andere verlichte geest gisterenavond het bevel had gegeven de aanplantingen rond de hoeve in brand te steken in een poging de Moren op de top uit te roken.


    Zover Steiner nu door zijn van zweet prikkelende spleet­ogen kon zien, lagen alle akkers rondom in de brandende zon te zinderen onder een laag grijze asse, met hier en daar het lijk van een wapenbroeder. Op het bovenste glacis, de vijftig meter tussen hun futiele borstwering en de buitenmuren van de hoeve, had hij er een vijftal zien liggen van zijn eigen peloton, gevallen tijdens de twee voorgaande stormlopen van gisterenavond. Toen waren ze bijna tot aan de poort geraakt vooraleer de mitrailleuses hen terugdreven. Maar de derde charge tijdens de dageraad was reeds doodgelopen op het laatste terras hier, een minuut na de noodkreet van Jean. Hij had daarop enkel zijn bewusteloze vriend in de beschutting van dit muurtje kunnen slepen. Bij een vluchtig onderzoek viel hij bijna direct op de diepe scherfwonde in de linker lende en wist genoeg toen de krachteloze benen niet meer reageerden op de prik van zijn lange Franse bajonet...Muy malo...

 

   Profiterend van een plotse vuurpauze waren de kameraden in kleine groepjes terug naar beneden gevlucht,  hier en daar een gewonde meeslepend. Steiner was bij zijn slapie gebleven. Niet uit een soort ridderlijke solidariteit maar gewoon uit pure besluiteloosheid: de moed ontbrak hem om die hulpeloze kniezer hier in de steek te laten. Nu ze hier al een eindeloos uur lagen, was het én te laat én te licht én te warm om nog een vluchtpoging te wagen. De Moren zouden hem neerknallen als een dwaas konijn lang voor hij achter het volgende schuilmuur­tje zou kunnen wegduiken, mét of zonder Jean op z'n schoft...Want als hij die smeerlappen daar op de top één pluspunt moest geven: schiéten moesten ze niet meer leren!   Hij kon enkel hopen dat het peloton vóór de middag nog een aanval zou wagen, dan geraakte hij onder hun dekking misschien naar beneden. Vraag was of Jean het zolang zou volhouden...

 

    Hijzelf had de drie aanvallen op de hoeve zonder veel kleerscheuren overleefd, op een paar geschaafde knieën en die jaap in de rechter elleboog na. Lachwekkend, vergeleken bij het vijftal zwaargewonden dat ze gisterenavond onder dekking van de duisternis mee terug naar beneden hadden gesleept. Hij had in een flits onwillekeurig teruggedacht aan het verhaal van de Ket op de trein van Parijs naar Perpignan: "Flatch! Filet américain..."


     Met de doden, die ze lieten liggen, plus de lich­tere gekwetsten erbij, die op eigen kracht terug thuis waren geraakt, schatte Steiner dat zijn peloton nu reeds éénderde van zijn slagkracht kwijt was. En het offensief was nog maar vier dagen bezig! Vier dagen, waarvan ze de eerste drie dan nog bijna zonder vechten waren doorgekomen...

    Het oversteken van de Ebro, waarvan ze allen het ergste hadden gevreesd, erliep achteraf gezien bijna probleemloos: één bootje sloeg midden in de stroom om door paniek aan boord na een dichte granaatinslag, maar niemand ging verloren. Ook eens op de vijandelijke oever ondervonden ze geen weerstand omdat de Ame­rikanen van de "Lincolnbrigade" hen waren voorgegaan. Overal sloegen de Moren,volledig verrast door het rode offensief, bijna zonder vechten op de vlucht. Zo leek het tenminste...

 

    Na twee dagen voorzichtige achtervolging dwars door de bergen waren ze met de lichte colonnes van de Franse brigade al twaalf kilometer opgeschoten: buiten af en toe een klein weer­standsnestje opruimen viel er niet veel te beleven. Het zware gespan en de artilleriestukken op de grote baan in het dal kwamen zelfs nog vlugger vooruit, maar die gebruikten dan ook de grove middelen.

 

    Eergisteren viel het hem voor het eerst op dat de Moren, tegenover het zware gedruis van de rode overmacht, niet enkel achteruitweken langs de hoofdweg, maar steeds meer zijwaarts de heuvels introkken om zich op de toppen opnieuw te verschansen. Dat ze daardoor omsingeld werden scheen blijkbaar niet tot hen door te dringen...Of hen in elk geval niet erg te deren. Want daar, ver van de baan weg, kon het Franse veldge­schut hen niet meer raken en kregen ze enkel af te rekenen met de lichte colonnes...Steiner merkte al vlug dat die bruine bergapen hier in hun eigen milieu stukken sterker stonden dan bene­den op de baan en nu duidelijk voor niemand meer bang waren...


   Dat werd onmiddellijk bevestigd bij de eerste aanval van zijn compagnie op de schijnbaar verlaten hoeve bovenop deze heuvel 496. Zo had pelotonscommandant kameraad Marco de top van de Picosa genoemd omdat zijn kaart er de hoogte van vermeldde: 496 meter. Het vierkante eeuwenoude bouwsel, opgetrokken in brute grijze rotssteen lag er, uitgevreten door de zon, in het middelpunt van een vijftal cirkelvormige, trapsgewijs afdalende terrassen. De dorre verwaarloosde gewassen op de akkers rondom en het schrale struikgewas op de zomen onttrok hen echter onvoldoende aan het zicht van de mogelijke bezetter.

 

    En toch kon het vierde reservepeloton, dat in spits een paar honderd meter voorop uitgewaaierd het niemandsland verkende,de hoeve naderen tot het tweede terras zonder er ook maar één schot viel. Waarom de Moren dit fort niet verdedigden was voor iedereen een raadsel. Militair gezien prachtig gelegen. Maar buiten wat ver gerommel van een vuurgevecht in het dal, dat dan nog verzonk in golven gekir van miljoenen onzichtbare krekels, bleef het angstwekkend stil.

 

Tot Steiner in de verte op het laatste terras de eerste man achterover zag vallen, onmiddellijk gevolgd door de echo van het schot. Gedurende het eindeloze ogenblik van verlammende twijfel dat daarop volgde gingen er nog drie-vier jonge rekru­ten door de knieën, vóór de sectieleiders hun schapen in dek­king konden schreeuwen. Een vijftal zuivere schoten en het was ermee gedaan.

   Met hun zorgeloze avondwandeling eveneens. Het commando besloot met de bestorming even te wachten tot een uur vóór zonsondergang om dan in de hoeve rustig de nacht door te breng­en. Ze schatten de sterkte van de bezetting op een tiental man, enkel gewapend met geweren. Ze beschikten zéker niet over mitrailleuzen, zoniet had­den ze daarmee de voorhoede wel neergemaaid. Een compagnieaan­val vanuit drie richtingen zou met die gastjes daar korte metten maken.

 

    Maar die bruine stinkerds bleken wél mi's te hebben en hun ge­giste sterkte liep na de eerste mislukte stormloop al vlug op tot minstens veertig man...Goed verschanst achter meterdikke muren was daar zonder een kanon niet door te komen...Kameraad-luitenant Louis die het tweede peloton aanvoerde opperde het plan de gewassen rondom in brand te steken en onder het rookscherm een paar sapeurploegen naar voor te sturen met dynamietladingen om zoniet de muren, dan toch minstens de poort op te blazen.

 

    De rook bleek de Moren evenwel allerminst te storen ter­wijl de vlammenzee daarentegen de trage vordering van onze 'dynamiteros' in de avondschemer speciaal in de schijnwerpers zette. Slechts twee ploegen raakten als bij wonder heelhuids tot tegen de buitenmuur. De eerste wierp de lading op het dak met waar­schijnlijk een te lang lont. De granaat rolde terug naar bene­den en ontplofte voor hun voeten. De tweede ploeg wierp de bom door een venstersleuf naar binnen maar vergat in de opwinding van het ogenblik blijkbaar het lont goed aan te steken...Hoe dan ook: een maat voor niets. Het was ondertussen  pikkedonker geworden toen de tweede stormloop werd afgeblazen.

 

    Aan de laatste charge van deze morgen dacht Steiner met afschuw terug. Tussen de opeenvolgende lage terrasmuurtjes, die toch makkelijk een veertig meter van elkaar af lagen, groeide er zelfs geen grassprietje meer om achter te schuilen. Alles verast en weggebrand tot een grijze vlakte, bestreken door die rottige machinegeweren van de overkant! God, dat tot dààr toe...Gebukt sprinten in zigzagkoers en wegduiken achter het kleinste scherm: dat had Pilar hen geleerd op het strand van Prat del Llobregat, zaliger gedachtenis. Maar die kleinste bescherming waar dat wijf het toen over had, waren hier de lijken van vorige avond waarop de Moorse souvenirjagers gedurende de nacht hun lusten hadden botge­vierd...Vreselijk verminkt, de oren afgesneden en...ja: ont­mand...lagen ze te stinken in een grote korst zwart bloed omzwermd door hon­derden steekhorzels...De gruwelverhalen die in het kampement aan de Ebro de ronde deden bleken dus tóch waar...

 

    Hij schrok op uit zijn beklemmende herinneringen. Jean liet een lange klaaglijke kreun vanonder de helm die Steiner op zijn gezicht had gelegd tegen de brandende zon.

 

     " Wel gij luiaard, gaat het zo een beetje?  " deed Steiner opgewekt, terwijl hij guitig de helm wegtrok: ” Wat is ’t, goed geslapen?  " Het krijgsgedruis was nu helemaal uitgestorven en de krekels tjilpten het hoogste lied.

 

    Jean keek hem een tijdje verdwaasd aan en sneed toen de tweede vrolijke charge van zijn maat de pas af: " Waar is ’t?...Ik heb het zitten, hé?  ...In m'n rug?  ..."


     Het ernstige knikken voelde de sukkel aan als een doods­vonnis. Maar in plaats van in huilen uit te barsten zoals Stei­ner verwacht had grijnsde hij wat pijnlijk: " Ik wist het al...van het begin aan de Ebro...dat het voor vandaag zou zijn..."

 

    " Niet zo luid!   En lig stil!  " Jean bleek dan toch meer kloten aan zijn lijf te hebben dan Rocco voor mogelijk had gehouden. Tenslotte wordt niet iedereen sectieoverste.

 

     " Waar zijn we?  ...Aaah, verdomme!!"

 

    " Koest!  Niet bougeren! We liggen achter de laatste parapet, op nog geen vijftig meter van die boenjoels! Eén handgranaat van die smeerlappen en we zijn er geweest! "

 

      " Ik voel mijn benen niet..." Hij neep verwoed in zijn billen en kreunde wanhopig: " Putain de merde de mes couilles! En ze bewegen gaat ook al niet! "

 

     " Da's van de schok...Dat trekt wel weg...Strak zullen onze kameraden wel weer een aanval lanceren en dan kunnen we samen veilig naar beneden geraken. Met een goede dokter staat ge binnen de maand weer op uw poten..."

 

     " Daar zegt ge al zoiets: een goede dokter! Waar gaan ze dié vinden! ..." Hij keek zijn maat wikkend aan: “Rocco, ge valt mij tegen, kameraad: ge weet heel goed dat ik een vogel voor de kat ben...Een bal in de rugge­graat en verlamde benen: zo heb ik er de laatste twee jaar al véél weten gaan...

Of uit hun lijden verlost omdat ze het vroe­gen...Brunette...Belchite...Guadelajara...Teruel...Heb ik dat niet verteld?" Zijn stem brak en begon met schokjes te neuriën:

" Avanti popolo...A la riscossa...Banyère rossa...Banyère rossa..."

 

     " Stil maar: ik weet er alles van..." Maar Jean zong ijlend van de opkomende koorts steeds harder voort:" Banyèra rossa triomfera! Banyèra rossa triomfera! "


     In paniek smoorde Steiner de volgende uithaal met zijn hand en fluisterde hem schril in het oor: " Verdomse vliegende zot: bakkes toe!  Als die makakken ons horen zijn we er geweest, onnozelaar! Is het dàt wat ge wilt?   Sterven op het veld van eer?   Gaat uw gang, vriend, maar zonder bibi, verstaan? "

 

    Jean grinnikte misprijzend: " Zonder bibi? Belofte ver­geten?... Arme Rocco!... Ik wist van bij de start...van het offensief...dat ik op het verkeerde paard had gewed... Ge hebt geen kloten genoeg...aan uw lijf om een kameraad... een laatste kogel te geven, hé! Couille molle, vraiment lamentable! "

 

     Die wou er dus uitstappen. En zijn vriend Rocco aan hun lugubere afspraak houden om elkaar over de eindstreep te helpen als één van beiden zwaar gewond zou raken. Maar hier hoefde dat toch niet: als Jean er de brui aan wou geven kon hij dat even goed zélf flikken want hij mankeerde niks aan zijn handen. Dit bloedige beulswerk zomaar, zónder noodzaak, afschuiven op Stei­ner stond niét in de afspraak.

 

     " Verdomme, het brandt toch niet!   En ge hebt geen pijn, dus wachten we beter tot de kameraden ons straks komen ontzet­ten..."

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
22-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 46
Klik op de afbeelding om de link te volgen

  VIVA LA MUERTA !

" Misschién komen ontzetten, wilt ge zeggen...Met de compagnie die al een dag achter ligt op schema zou ik daar m'n tabak niet op verwedden..." De koorts scheen verdwenen want hij keek weer helder uit z'n ogen: " Hebt ge het Marco vanmorgen niet horen zeggen, juist vóór we aanvielen?   Nog één poging en we trekken verder, zei ie. Dan moeten die sukkels van de Armada popular uit de tweede lijn dat spel hier maar omsingeld houden en eventueel opruimen als ze eens grote goesting hadden om een veldkanon naar boven te sleuren: wij konden daar verder geen tijd aan verliezen..."

    Dat had Steiner inderdaad niet gehoord en zoiets veran­derde grondig de situatie. Met die schooiers van het Volksleger kon de volgende aanval wel eventjes op zich laten wachten: twee drie dagen als het meeviel. En hij wilde hier hoe dan ook vóór donker weg: in elk geval vóór die zwarte luiszakken uit de hoeve met hun lange coupe-coupe messen op strooptocht naar "souvenirs" de terrassen zouden afschuimen. Het gedacht alleen al bezorgde hem buikkrampen.

    Voorzichtig wentelde hij zich op zijn zij tegen het muur­tje en speurde de helling af: de zinderende grijze biljard bood niet de minste dekking tot het lagere terras, een veertig meter bergaf. De rest van de verplichte vluchtweg kon hij van hieruit niet zien. Maar hij herinnerde zich van de laatste stormloop in de morgenschemer dat hij de hoeve had zien lig­gen vanaf het vierde terras. Dus zouden de moorse bezetters hén straks tijdens de vlucht ook zover op de korrel kunnen nemen, nogal logisch...Vier terrassen was verdomd ver!

    Jean schraapte zijn keel: " Als ge...recht naar beneden loopt...haalt ge de eerste muur nooit." Die had hem dus liggen begluren vanonder zijn helm! " Zigzag...hoeken alle twintig meter...vijftien tellen vóór ze wakker schieten... tien om te mikken...Maar tegen dien tijd...slaat ge rap een haak naar rechts...En voor de laatste twintig meter weer naar links...Vanaf hun eerste schot...zal ik volle petrol dekvuur geven om ze af te lei­den..."

   Met een schok begreep Steiner dat zijn kameraad de hulp­post in het dal blijkbaar had afgeschreven. En, wat nog beschamender was: niet meer op hém rekende om er een eind aan te maken. Daar zouden de Moren wel voor zorgen als hij hun vuur naar zich toe trok.

   " Ik heb geen goesting om mij na de oorlog...in een zeep­kist op rollen...met twee strijkijzers langs de straat voort te slepen en...te bedelen voor een cent...Ik speel ten andere heel slecht mondmuziek..." En zonder godzijdank verder nog enig commentaar af te wachten wees hij op hun twee geweren die wat achteraf in het stof lagen, daar waar hij gevallen was en Stei­ner hem had voortgesleept:" Haal die eerst naar hier en geef mij al je kogels...Ik hou die gasten wel vijf minuten be­zig...met mijn bouquet final. "

    Steiner schaamde zich dood maar gebaarde dit laatste niet gehoord te hebben en aan een nieuwe oplossing te werken: " Ik zal die luiaards beneden eens wakker schudden, zie! En u bij de volgende aanval met Pietro en die andere brancardier komen halen. Houdt u zolang maar kalm..."

    " Bon-bon, al goed...Haal nu mijn spuit maar en geef mij alle ballen...En help me wat rechtop."

 

    Vijf minuten later lag Jean zijwaarts tegen het muurtje, zijn geweer op de borstwering, klaar om volgens het boekje het vuur te openen. Maar een helm wou hij niet opzetten. Waarom ook?  ...

   “"Kruip eerst voorzichtig naar dat ingekalfde stuk daar, op vijftien meter."” Jean hernam duidelijk zijn rol van sectieoverste op:"En op mijn teken spurt ge zo rap mogelijk in zigzag naar beneden uit de vuurlijn weg, daar rechts achter die rotsblok...Zolang die gasten niet schieten hou ik mij ook koest. Maar na hun eerste schot geef ik volle petrol...Rept u altijd in zigzag van ’'t ene muurtje naar het volgende, zoals ge geleerd hebt: vallen, kruipen en opstaan...Maar treuzel niet onderweg, want lang zal ik hun vuur niet kunnen aantrekken...Allee, salut Rocco, ik ben content van u gekend te hebben, kameraad...”."

    Hij grijnsde en balde de vuist: "”Viva la muerta!"  ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
22-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
23-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 47
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A29    HOUDT DEN DIEF!

                       Westende, 28 juli 1938.

 

   De volgende middag riep hulpagent Marcel Gunst ons broertje tijdens het ballenrapen - middenin het spel - tegen de omheiningsdraad bij zich. Leon was het hele voorval met die baadster al lang vergeten, maar zij blijkbaar niét: "Als ge haar portemonnee weergeeft zal ze zekerlijk haar klacht intrekken. Maar ànders moet ik subiet de garde verwittigen: dan wordt dat iets voor de gendarmen, hé vriendje. En die lachen daar niet mee..."

   "Portemonnee?!!" Leon viel van héél hoog:

   "Ikke?! Maar ik heb geen portemonnee! Nooit gezien! En zéker niet van die madam! " Maar Leon had mooi bij hoog en laag zijn onschuld te zweren, het resultaat bleef onverbiddelijk, hoe het de Marcel ook speet: "Morgen om acht uur bij de garde, mét of zonder portemonnee, vriend..."

    Zijn wereld stortte in...Hij kon zijn aandacht niet langer meer bij zijn werk houden en liet verstek gaan toen de set beslecht was.

   Wat nù gedaan? Dat wijf had natuurlijk haar geldbeugel ergens verloren en, om geen rammel van haar vent te krijgen, de schuld op Leon gestoken! Een kind van den arme dat zich moeilijk kan verdedigen tegen die rijke Franse kliek. Die denken dat zo'n kleine luizenkrabber geen geld laat liggen als hij het kan meenemen, hé: armen stelen lijk de raven, dat is algemeen geweten!

   "Godverdomme, waarom moest ik me ook zo dreigend struis oprichten, na die kletsen met haar badmuts! Dat mensje heeft natuurlijk ineens schrik gekregen en zich nadien op die manier gewroken, dat is begrijpelijk...Maar al bij al zit ik nu met de gebakken peren!"   

   Miljaarde nondedju! Inderdaad: wat nu gedaan? Het gaan uitleggen bij moeder Erte? Maar wàt uitleggen? Dat hij van die portemonnee niets afwist en nog nooit van zijn leven één centiem had gepikt? En hoé haar te benaderen? Ze wilde hem in de Lac niet meer zien, zei ze gisteren... En zelfs als ze hem zou geloven kon ze bij die klacht niet tussenkomen: hij zat gekneld tussen dat badmutswijf en de garde. En van geen van beiden moest hij hulp verwachten, hoe onschuldig en goud­eerlijk hij ook was. Goudeerlijk? Jazeker Madam! Dat hij dagelijks een deel van zijn zuurverdiende centjes achterhield bij het afrekenen met moeder wist geen kat, dus dàt telde niet mee voor zijn reputatie. Ten andere, deze speciale manier van "sparen" beschouwde hij eerder als een soort sport.

    Was er dan op heel de wereld niemand die hem uit de stront kon trekken? Zijn Olgatje was ver de enige die hem zou verdedigen, maar wist ze wel tegen wié of wàt? En vóór ze morgenmiddag gras ging trekken kon hij haar toch niet spreken.       .   Van zijn broer Joseph moest hij geen goede raad verwachten...Wie bleef er dan nog over? Agent Marcel Gunst zélf?...Die durft zeker niet tegen de garde ingaan... Meester Engelborghs misschien?... Op zo'n korte tijd kon hij die nooit vin­den... Jetje dan maar?

   

    " Die is zot zeker! Gij geld stelen!  Maar mijn arm schaap toch! ...Ze heeft natuurlijk haar centen ergens verlo­ren of mislegd en profiteert ervan dat ze u onder de deur van haar cabine heeft zien kruipen...Of 't zou moeten dat iemand écht haar portemonnee gepikt heeft en gij passeerde juist op het slechte moment. Maar dat geeft haar nog geen recht om een kind voor dief uit te maken! Zo maar, zonder een schijn van bewijs"

   " 't Ergste is nog dat madam Erte mij verboden heeft nog voorts op de Lac te komen. Niet omdat ze mij verdenkt een dief te zijn, maar om zichzelf uit de wind te zetten en op een goed blaadje te blijven bij dat mens. Die zou haar anders bij me­neer Schelles, haar huisbaas, kunnen gaan zwart maken en zor­gen dat ze daar buitenvliegt uit de Lac...Want al die vreemden klitten aaneen lijk distels..."

    " Bon, als ze daar bang voor is dan blijft ge daar weg...Het is toch geen drama dat ge niet meer in de Lac moogt gaan kuisen, zeker? Die paar frank zal Marie wel kunnen mis­sen hé!  Daarbij: volgende week zit ge op de Astrid en dat is stukken beter dan cabines poetsen, vent. Wat is er dan nóg zo van belang? 's Avonds naar die artiesten staan zien van ach­ter het gordijn? Ik zou d'er nog geen stap voor verzetten, met al hun pretentie! "

   " En Olgatje, mijn lief, is dié niet van belang? " Het was eruit voor hij het wist, zó erg werkte haar gezalf op zijn zenuwen: " En gebaart maar niet van krommenaas: ge weet al lang dat ik met Olgatje vrij!  Als ik daar niet meer omtrent mag komen, maakt zij het àf! " De krop in zijn keel deed zijn stem versmachten.

    “" Och ventje, liefde en vrijen is iets voor grote men­sen. Dat is heel wat straffer dan twee kinders die elkander gaarne zien. En als dat meistje het afmaakt omdat gij er een paar dagen niet omtrent komt, dan is ze niet waard dat gij er van wakker ligt, hé. Morgen is uw liefdesverdriet al vergeten! Maar als ze een écht vriendinnetje is komt dat met de tijd allemaal wel weer goed..."

    Leon had duidelijk vanwege ‘een groot mens’ zoveel begrip voor zijn hartepijn niet verwacht maar wilde zich even­min door haar laten kleineren. Zijn liefdesverdriet - wat jong­eren in hun geheim- taal "ledevede" noemden - liet hij niet zomaar luchtig weglachen!

    " Tante Jetje, wat weet gij nu van ledevede! Ge hebt verdimme nog nooit van uw leven een vrijer gehad! " Vlam, die zàt!

   Maar Jetje pareerde hautain:" Tiens, ledevede, zeggen ze dat nog bij de kinders? Toen ik klein was mochten we daar nooit open over spreken... Maar met ouder te worden ondervindt ge wel dat ge ook zonder vrijer zeer aan uw hert kunt krijgen... Ja, denkt daar maar eens over na, inplaats van in 't wilde weg te schoppen lijk een zot...Als ge iets van ledevede moet we­ten..." Kom dan maar bij mij, wilde ze nog zeggen, maar hield zich net op tijd in.

   Even hing er een beschaamde stilte tussen hen. Leon begreep plots hoe stom het was om, nu hij zo diep in de put zat, zijn enige steun en toeverlaat nodeloos te affronteren. En Jetje kon zich wel voor de kop slaan dat ze haar eigen ziekelijke liefdeskronkels bijna aan de neus van die snotter had gehangen.

   Leon besloot het over een andere boeg te gooien en vroeg met zijn liefste fleemstemmetje: " Tante Jetje, kunnen wij niet samen naar madam Erte gaan. Ik zal buiten blijven staan terwijl gij het uitlegt..."

   " Maar wat valt er in godsnaam uit te leggen!? Zij weet ook wel dat gij dat geld niet gepikt hebt. Maar ze wil daar niet tussen komen om zelf geen last te krijgen, da's al. Dat gij met haar dochter wilt lopen heeft daar niets mee te maken. Dat moet gij met dat meistje uitklappen... En vooral één voor­waarde respecteren: klapt gelijk waar, maar niet in de Lac! Er zijn toch zeker nog wel àndere verdoken plekstjes waar ge malkander trof, hé..."

    " Ze gaat iedere dag rond de vieren gras trekken voor de konijnen aan 't Yperleed achter de duinenweg neffens Deputter...Vroeger, toen moeder nog geen groenteafval uit de keuken van haar werk mee naar huis nam ging ik daar ook trekken. Maar nu zit ik rond dat uur nog volop in de tennis..."

    " Wel, moet ik soms een tekeningestje maken!? Ha, bon! Dan verliest ge maar een paar frank, of past 's avonds met Marie het tekort bij uit uwen spaarpot: zo simpel is dat...Maar daarmee zijt ge natuurlijk nog niet van die klacht af hé. De garde zal die niet licht laten schieten, dat ziet ge van hier!  Voor één keer dat hij ons den duivel kan aandoen zal hij zeker van deze klacht profiteren om wraak te nemen voor die belastende getuigenis die wij hem destijds aan zijn been lapten!  Hoe zoudt ge zelf zijn! ..."

    “ Dus moet ik morgenvroeg bij hem te biechte gaan?"

<!--[if gte mso 9]> </w:latentst

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
23-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
24-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 48
Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GARDE CYRIEL CALCOEN.

Zonder Marie van zijn gewijzigde dagindeling te verwit­tigen trok Leon de volgende morgen naar de garde op diens bureel in het gemeentehuis. Marcel Gunst zat op de vensterbank met een scheve snuit tussen zijn tanden te peuteren. Toen de mannen hoorden dat de kleine geen portemonnee terug kwam geven omdat hij die niét gestolen had liet de Cyriel Calcoen zijn leedvermaak de vrije loop. Ha, hij wilde niet bekennen? Voor hem niet gelaten, hoor! De gendarmen moesten het nu maar verder uitzoeken, hé: hij had zijn plicht gedaan! En patati en patata. Het viel al bij al nog mee: Leon had zich aan een brutalere ondervraging verwacht. Zoiets lijk een roeffel met de matrak...

    Maar het venijn zat zoals gewoonlijk in de staart: " De Marcel hier heeft gehoord dat er sprake is van in augustus te gaan varen? Vergeet dat, hé: ge moet voor het onderzoek van de gendarmen op ieder moment van de dag beschikbaar zijn. 't Beste is nog van zolang in huis te blijven... Tenzij ge in den amigo vastzit..."”

    Wat? Niet mogen gaan varen? De Astrid laten schieten? Dat zullen we eens zien, zeg! Over zijn lijk verdomme! Met nog geen tien paarden kregen ze hem van zijn boot af! Met een verbeten kop en vlammende ogen sprong hij op en doorboorde de garde secondenlang zwijgend met zijn moordende blik. Deze voelde dat hij te ver was gegaan: "Hey-hey, kalmaan hé vent! "

    Maar Leon had zich weer helemaal in de hand, ook al trilde hij over alle ledematen: " Ik heb niks mis­daan... Niemand, en 'k zeg wel: niemand... zal mij weerhouden van te gaan varen!

   Niemand, of ik doe een ongeluk...En steekt die dreigementen met den amigo maar in uw gat, garde: mij draait niemand in den bak. Daar zijn ik nog veel te jong voor...en bovenal: ik heb niks misdaan...en dat weet gij zeer goed! " Plots trok het rode waas voor zijn ogen weg en kreeg hij in een flits een grandioze ingeving: " Ik loop nu recht naar meester Engel­borghs en die zal de advocaat wel verwittigen van uw vuil manier van doen! ... Ge zijt mij zonder reden aan 't koeioneren... puur uit wraak dat ik tegen u getuigd heb over de bomaanslag op ons vader...En ge tracht mij bang te maken zodat ik mijn woorden van toen zou intrekken!  Wel garde, ge zult het geweten hebben! " Leon had de deurklink al in de hand.

    " Hélaba snotter! Zó niet hé! De Marcel hier kan ge­tuigen dat ik nooit heb afgedreigd! "

    " Ik heb dat anders wél zo verstaan, garde!" En als een weerlicht schoot hij het bureel uit en zette het buiten op een lopen.

 

    De meester was jammer genoeg niet thuis en op slag voelde Leon zich zo kwetsbaar als een naakte pier. Op de tennis spookte heel de rest van de dag zijn brutale bek tegen de garde door zijn hoofd. En hoe later het werd hoe banger hij werd voor de ge­volgen: nu had hij zich pas goed in vuile nesten gedraaid!

    Tegen vieren hield hij het niet langer uit en ging langs het Yperleed op zoek naar zijn Olgatje. Van ver herkende hij haar ranke figuurtje op hun gebruikelijk plekje achter de berm van de Duinenweg in de wei van boer Deputter. Ze bleek niet eens verrast toen hij zo plots bij haar opdook, en zeker niet blij verrast. Wat moest dàt nou betekenen? Stront aan de knikker?

    Haar enige reactie op zijn vragen beperkte zich tot wat voor zich uit gemompelde monosyllaben, terwijl zij naarstig voort bleef grastrekken. Hij kreeg het ervan op zijn heupen.

    " Zeg, hebt ge weer de vodden, dat ge zo'n vuile smoel trekt! " Hij had dit Jetje een tijdje geleden tegen zijn moe­der horen zeggen en was er achter gekomen dat dit te maken had met de periodisch weerkerende bui van slecht humeur bij "de vrouwmenschen".

    " Leon Petré, bemoeit u met uw eigen zaken en laat mij gerust! Gij hebt mij laten stikken overlaatst, wel nu kunt gij de pot op, zie! "

    " Ik u laten stikken?! 't Is uw ma die mij verboden heeft nog omtrent de Lac te komen!  Omdat ze voor mij geen last wilde krijgen met mamzel d'Englebert..."

    " Zeg ventje, die haring braait niet, hé! Mamzel is van deze middag terug naar Brussel vertrokken, dus dààrom moet ge't niet laten!"

    Nee, ge loopt weg lijk een dief omdat dat mens u wat kletsen verkoopt, zonder mij iets te zeggen!  Ik heb mij zot gezocht achter u, die avond, weet ge dàt? Ik, stomme geit, dacht dat meneer een ongeluk gekregen had...Ha,  ik had het verdikke  moeten weten! "

    " Wel is dat geen ongeluk, als ze u valselijk van dief­stal beschuldigen en spreken van u in de amigo te steken? En ge kunt er niets tegen doen, is dàt geen ongeluk? Omdat ik onder haar cabine achter de bal zoek - die Mamzel Olgatje Erte daar tussen haakstjes verloren smeet, hé weet ge nog? – daarom beweert dat mens dat ik haar portemonnee heb gepikt!  En ik heb schoon zeggen dat het niet waar is: mij gelooft geen kat! Is dàt geen ongeluk? Waart ge niet zo rap achter uw boterham gelopen dien avond, ge had kunnen getuigen dat ik onschuldig was...Van laten stikken gesproken hé! "

   " Ik ben niet gaan lopen! Gij stuurde mij weg!  En er is bij ons thuis nooit sprake geweest dat ze u van dief­stal beschuldigden..."

    " Wel, dat is anders wat uw ma mij de avond nadien klaar en duidelijk zei toen ze mij aan haar kassa tegenhield: na ons balspel had dat Frans mens gereclameerd, waar de Marcel Gunst bijstond, dat er een voyou in haar cabine was gekropen en dat ze haar portemonnee kwijt was. In feite twee aparte zaken die zij zonder lang nadenken in één zak smeet. Of Gunst heeft dat vaneigens voor het gemak op één blad genoteerd. In elk geval uw ma heeft de Gunst nog geholpen om de klacht van dat serpent te vertalen... Misschien zonder te weten dat het om mij ging, da's mogelijk...”"

    “ "Mijn mama zou zoiets nooit zeggen van u..."”

    “ "Da’ kan allemaal wel zijn, maar in het proces-verbaal dat de garde mij deze morgen heeft voorgelezen - en dat uw ma tussen haakstjes heeft helpen opstellen hé - staat met zoveel woorden dat die voyou zonder twijfel den dief was. Moet ik soms nog zeggen 'Merci madam Erte' omdat ze later de Gunst vertelde dat Leonnetje Petré onder die cabine was gekropen? Ze zei er wel bij dat ik zeker geen dief was, maar voor de garde telt dat niet hé!  Hij heeft een naam om zijn onderzoek mee te beginnen, en wélke! Namelijk de kleine Petré die hem zo den duivel heeft aangedaan bij de gendarmen! Verdomme die snotter zal hij eens leren, zie, om in 't vervolg zijn bakkes te houden! "

  Olgatje had zijn betoog met stijgende verbazing gevolgd en proestte het tenslotte uit. Maar Leon deed niet mee.

    " Ja-ja! Plezant hé? Ik lach mij kapot! "

    " Nee ik moet lachen met dat 'kleine Petré' en ge zijt bijna groter dan ons pa...Och dat komt wel weer goed...Die mamzel d'Englebert is terug naar huis en zal dat accident wel rap vergeten..."

    "Ja, zij wél, maar de garde niet!  En zolang hij geen kop legt, kan ik niet gaan varen...Maar wacht eens, ik denk daar aan iets: we zouden wij dat geld misschien kunnen terugvinden, zogenaamd, onder de houten rooster van de cabine...Of nog beter: uw mama! Als ik mijn spaarpot omkeer kom ik aan zevenentwintig frank en cen­tiemen...De garde zei dat er naar schatting een dertig frank in die portemonnee zat: op een paar frank zal dat wijf toch niet chicaneren om haar klacht in te trekken, hé..."

   Olgatje was ondertussen naast hem komen zitten:

    " Ik kan misschien ook een beetje bijleggen, hé: dan zijn we rond. Maar ik weet niet of ons ma zal willen meespelen..."

    " Zou ze dat niet willen doen voor de vent van haar dochter?"

   Na een moment van opborrelende verrukking barstten ze beiden in gierend lachen uit en vóór ze het wisten lagen ze in een wilde omhelzing onstuimig te rollebollen in het hoge gras van de berm. Hij gaf haar plots een pakkerd in de hals en zij maar gillen van 'hou op' en giechelen dat het zo kietelde...

    " Vent, 't is hier de moment! " schoot het door zijn hoofd en zijn rits zoentjes naderden gaandeweg haar mond als ware hij een vogeltje dat graantjes pikte. Zij lachte niet meer maar hijgde zwaar en scheen vantussen haar lange bruine wimpers gespannen zijn sluikse nadering te volgen. Tot ze hem opeens, met de flitsende zwaai van een soezende poes die een vlinder uit de lucht slaat, bij beide oren greep en stevig zijn natte mond op de hare drukte: Nèèè!  Maar vóór hij van zijn verrassing bekwam en het zalige genot van de nieuwe situatie kon proeven trok ze hem alweer met dezelfde greep van zich af.

   " Is 't dàt wat ge wilt? Cinematje spelen? Een smak lijk op 't einde van de Franse film...bij 'Fin'...?"

   " Kom,...nóg eentje,...om het niet àf te leren..." was alles wat hij boven het bonken van zijn hart gezegd kreeg. En dan opstandig: " Maar stopt met trekken aan mijn oren! Dat heb ik in de films van de "Nova" nog nooit gezien! "

    " Toch wel, in de "Légionaire"... Rappelleert ge't niet meer?" Plots zong ze, de handen smekend naar de wolken ge­strekt, met de pathetische neusstem van Edith Piaf: " Il sen­tait bien le sable chaud...mon légionai-ai-ai-re! !" Ze barstte in zo'n klaterend gelach uit dat de mussen rondom opvlogen.

    " Stil verdomme! Moet heel '‘t dorp het soms ook horen! Geeft mij liever nog een zoet tootje..."   

    " Salut, gij! 't Is al goed geweest met uw vuile manie­ren...We moeten naar huis, komaan... Zien wat mijn mama denkt over die dertig frank uit onze spaarpot." Ze stond al vinnig recht naast zijn lome lijf en wierp wat schichtige blikken in 't rond over de grasberm. Maar alles was veilig en speels schopte ze in zijn lenden: "Allee chérie! Debout les morts! "

    Die Franse film kende ze blijkbaar rats van buiten.

 

    Olgatje stapte bij haar moeder binnen in het glazen kassahokje van de Lac terwijl Leon op het voetpad bleef wach­ten. Tijdens het gesprek zag hij madame Erte een paar keer van neen schudden en begon al een naar voorgevoel te krijgen. Inderdaad hé: schone liedjes duren niet lang...

     Zijn lief wenkte hem binnen: " Mijn mama moet iets zeg­gen..." Hij nam zijn alpinmuts af en wachtte platgeslagen op het laatste oordeel. Yvonne wond er geen doekjes om:

   " Dat van die spaarpot kunt ge vergeten Leon..."

    " Maar Madam Erte, zonder dat geld zal die mamzel nooit haar klacht intrekken! En zolang dat niet gearrangeerd is heeft de garde mij verboden van uit te varen!  Ge kunt toch gemakkelijk tegen de Gunst zeggen vanavond dat ge die porte­monnee onder de houten rooster van de cabine hebt weergevonden: die mamzel komt d'eerste weken toch niet terug, en tegen dàn is ze het vergeten...Maar ondertussen heb ik tenminste kunnen gaan varen..."

    " Ouw!! Stop! Jesus-Maria, gijsse doorjager!  Luistert nu toch eerst eens wat ik zeg!... Die spaarpot kunt ge houden want ze heeft haar portemonnee teruggevonden. Die is ze ten an­dere nooit niet kwijt geweest...Ze had hem thuis vergeten mee te nemen toen ze overlaatst naar hier kwam zwemmen. Haar vriendin Mamzel de Borremans had haar gewoon voor haar deur rap-rap met de voiture opgehaald en die heeft heel de middag alles betaald, in de bar en zo...Zo gaat dat bij dat volk...Maar Mamzel de Borremans is uit de bar vroeger vertrok­ken, terwijl d'Englebert nog is gaan zwemmen en u nadien aan haar cabine aftroefde. Maar toen ze bij het naar huis gaan nog een paar postkaarten wilde kopen, zag ze dat ze geen geld had. Door al die cocktails in de bar was haar eerste gedacht natuurlijk van 'houdt den dief', ook door die inbreker te snappen in haar cabine..."

   " Maar ik heb nooit ingebroken in haar cabine! " riep Leon verontwaardigd: " Ik lag daar enkel op mijn buik te zoeken achter..."

   " Ja-ja, ik weet het! Ik zeg het om te lachen..."

    " En wanneer is ze dan komen zeggen dat ze haar porte­monnee teruggevonden had?"

    " Nooit...'t Is door dat ze vanmorgen hier nog iets moest komen regelen vooraleer terug naar Brussel te vertrekken en ik haar het geld uit die fameuze portemonnee zie nemen...Ik herkende die uit de duizend:  een ovalen leren onzelieveheren­beestje met een tirette in 't midden. En van 't verschieten zeg ik zo: tiens, mamzel, hebt ge hem teruggevonden? Ha oui, lacht ze zo, en ze vertelt mij heel die historie...en van de cocktails in de bar..."

    " En weet de Gunst dat al? Anders blijft die zever duren met de garde en geraak ik nooit van zijn dreigementen verlost. Ik wil nu toch wel eens met een gerust hart kunnen gaan varen! "

   " Allee, 'k zal het hem zeggen, vanavond, bij 't sluiten van de kas..."

    Achter haar moeders rug stond Olgatje hem met een dikke teutmond van een negerin duizend stille kussen toe te sturen. Leon proestte het uit.

   Haar moeder had niets gezien en glimlachte mee :" Ik ben stijf content dat ik u weer kan doen lachen, vent." zei madam Erte tevreden...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
24-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
25-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 49
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A30BIS  DE SUDETENKRISIS :EEN WESTERS VERRAAD.

 

In de herfst van 1938 werd het duidelijk dat de Westerse democratieën niet van plan waren voor de verdediging van de Spaanse republiek een wereldbrand te ontketenen. Nu de burgeroorlog, na de mislukking van het rode Ebro-offensief, onweerstaanbaar uitliep op een overwinning van Franco, trachtten Engeland en Frankrijk een vergelijk te zoeken met de rechtse dictators. Hitler en Mussolini gingen tenslotte akkoord om zich uit Spanje terug te trekken nà de ontbinding van de linkse Internationale Brigades op 15/11/38.

Stalin stopte de wapenleveringen aan de Republikeinen: met zijn zuiveringsmanie had hij tijdens de aflopende Moskouse processen zijn eigen leger onthoofd (door o.a. 20.000 officieren te laten fusilleren) en daarna in Spanje moeten vaststellen dat zijn resterende militaire leiders hopeloos achterlagen op hun moderne rechtse tegenstanders. Om zijn strijdkrachten terug op poten te zetten besloot hij voortaan de "zuiveringen" te beperken tot zijn oude politieke vrienden waarmee hij tot nu toe de macht had moeten delen.    

Mussolini oogstte met zijn massale interventie (70.000 man! ) in Spanje de beoogde lauweren en had Italië in het gebied van de Middellandse Zee het prestige van een nieuwe grootmacht bezorgd. Met een aanval op Albanië hoopte hij binnen kort deze lauwerkrans te vergulden…

Hitler zag, na het uitblijven van Westerse reactie op zijn "Anschluss" van Oostenrijk (15/3/38), de weg vrij voor een nieuwe "zachte" expansie: Tsjechoslovakije. Daar werden in de districten langsheen de grens met het Derde Rijk (het z.g. Sudetenland) "drie miljoen Volksduitsers vernederd". Een sterke pro-nazi beweging onder leiding van Conrad Henlein eiste er voor dit gebied eveneens "Anschluss" bij Duitsland.

Gefinancierd door de nazi's en aangevuurd door Hitlers wraakzuchtige redevoeringen pleegden de stoottroepen van Henlein voortdurend rellen en moordaanslagen waarvan de schuld door de Duitsers onveranderlijk in de schoenen van de Tsjechse politie werd geschoven. Met veel omhaal, leugens en brutale chantage eiste de Führer van president Benès steeds méér toegevingen om zijn "onderdrukte Duitse volksgenoten te beschermen tegen brutaliteiten van Tsjechse bandieten" en dreigde uiteindelijk gewapenderhand tussen te komen.

De Britse Premier Chamberlain en Daladier van Frankrijk poogden te bemiddelen en een volksraadpleging in de betwiste gebieden te organiseren. Maar onder de druk van Hitlers agressieve chantagepolitiek moesten ze "om de vrede te bewaren" steeds meer toegeven op de rug van de Tsjechen. Op 21/9/38 presten zij tenslotte Praag om de grensdistricten met een gekende Duitstalige bevolkingsméérderheid onmiddellijk en zonder volksraad-pleging aan het Derde Rijk over te dragen. Over de rest van Sudetenland kon later beslist worden...

Maar zó verstond Hitler het niet! De volgende dag eiste hij dat het vollédige Sudetenland uiterlijk op 1/10/38 bij Duitsland zou worden aangehecht! Daarenboven diende het district Teschen, een steenkoolgebied zo groot als Luxemburg, aan Polen te worden afgestaan terwijl Hongarije de zuidelijke helft van Slovakije cadeau zou krijgen.

Dit kon Benès onmogelijk toestaan: in deze bergachtige grensgebieden had het Tsjechse leger een oninneembare fortengordel gebouwd, sterker dan de Franse Maginotlinie. Als hij deze districten ontruimde zou de republiek volledig weerloos zijn. Hij besloot dus te vechten en mobiliseerde onmiddellijk 1 miljoen man. De Engelse en Franse politieke leiders sloegen in paniek toen Hitler op 24/9 zijn troepen langs de Tsjechise grens in alarmtoestand bracht. Op aandringen van Mussolini ging de Führer in extremis akkoord om twee dagen later onder de vier Groten - maar zonder Benès - in München een vredesconferentie te beleggen.

Na heel wat getouwtrek moesten Chamberlain en Daladier inzien dat ze machteloos stonden tegen Hitlers brutale expansie-eisen. Ze vielen van de ene toegeving in de andere en tekenden tenslotte uitgeput in de nacht van 29/9 een eerste akkoord over het hoofd van Benès heen.

Toen ze de volgende morgen de vertaling kregen bleek het stuk dat ze getekend hadden veel verder te gaan dan zij gemeend hadden. Tijdens een nieuwe conferentie in de loop van 30/9 slaagden ze er enkel nog in een paar komma's te verplaatsen en legden zich tenslotte neer bij het bedrog. Naar de buitenwereld toe lieten zij uitschijnen de wereldvrede te hebben gered ("Peace in our time! "), wat overal geslikt werd als zoete koek, behalve dan in Praag! Toch was Daladier bij zijn landing in Parijs verwonderd door een grote menigte te worden toegejuicht. Hij vreesde eerst dat ze hem kwamen molesteren en fluisterde zijn cabinetchef opgelucht toe: " Ces cons !"... 

Tussen 1 en 10 oktober bezette Hitler vervolgens het hele Sudetenland en veroverde zonder één schot te lossen de sterkste Europese fortengordel, terwijl 700.000 Tsjechen met geweld uit dit gebied verdreven werden. President Benès vluchtte op 5/10 naar Engeland toen Polen het rijke Teschen-bekken annexeerde. Aangepord door de Führer bezette Hongarije op 2 november 20.000 vierkante km Slovaakse grensdistricten. De rest van Slovakije kreeg samen met Ruthenië "autonomie" onder leiding van een plaatselijke fascist, Monseigneur Tiso.     

Door die lamlendige "oplossing van de Sudetenkwestie" verloor de rompstaat Tsjechië 70% van zijn industriële rijkdommen én zijn politieke identiteit. Het duurde dan ook tot 30/11 vóór de Kamers er in slaagden een nieuwe president aan te stellen: de oude, zwaar zieke hartpatient Dr Hacha. De weerloze man, laffelijk genegeerd en zelfs verguisd door het Westen, zal na een hele reeks knievallen op 15 maart '39 door de Führer verplicht worden "de hulp van de Duitse troepen in te roepen om de 'Volksgenossen' tegen vuige Tsjechse bandietenstreken te beschermen", zoals dat heette...

Waarop Hitler Tsjechië bezette en omvormde tot het protectoraat Bohemen en Moravië. Exit Dr Hacha...De westerse ‘grootmachten’ waren zó zelfingenomen over hun manier van “wereldvrede-redden” dat ze kort daarop als toppunt van lafheid met Hitler een vriendschapsverdrag sloten!


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
25-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
26-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 50
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A31   NONKEL RENE.

 

                                                         WESTENDE, 2 augustus 1938.

Wie dacht dat de garde zich zonder meer bij de brutale bek van Leon zou neergelegd hebben, geloofde echt nog in de goede Sint.

Want reeds de volgende avond vertelde agent Gunst aan Yvonne Erte dat hij bot gevangen had toen hij zijn onnozel verslag over de zogezegde “verloren/gestolen” portemonnee van mamzel d'’Englebert wilde schrappen. Zijn baas was tegen hem uitgevlogen en geschreeuwd dat enkel het slachtoffer haar klacht kon intrekken: zolang ‘die Brusselette’ dat niet persoonlijk vroeg bleef het onderzoek tegen Leon doorlopen. En aangezien Mamzel met de noorderzon en de trein naar Brussel was verdwenen, kon dat nog eventjes aanslepen.

Olgatje bracht de morgen daarop het slechte nieuws met de fiets naar Leon op de tennis. Na een moment van verslagenheid besloot het koppel nog eens bij meester Engelborghs aan te kloppen.

“" Hij weet dus dat er nooit sprake geweest is van een diefstal?  En tóch heeft hem gedreigd van u in de amigo op te sluiten? !”" lachte de meester:" ”Hij was toch niet zat zeker, zo vroeg in de morgen!  Waar haalt hem dàt uit!  Ik zal hem één dezer dagen eens aan zijn oren gaan trekken, zie...”"  Alsof het een stout ventje was.

“ "Maar meester, zo lang kan dat niet wachten!  Ik moet overmorgen kunnen beginnen op de Astrid: tegen dàn moet dat uit de voeten zijn!" ”

“" Geduld, jongen: laat de garde gerust zijn misstap doen en u verder nog wat koeioneren. Dat is goed voor onze zaak: daarmee delft hij zijn eigen graf..."” En dan theatraal:" ”Afdreigen van getuigen... hinderen van het normale rechtsverloop en wie weet wat nog meer...Onze advocaat zal in zijn handen wrijven!" ”

 

Toen ze getweeën weer op straat stonden konden ze met hun klompen aan voelen dat het zware langeafstandsgeschut van de meester veel te ver over het doel schoot en voor het vaarverbod op de Astrid geen onmiddellijk soelaas zou brengen. Terwijl de tijd onder-tussen begon te dringen.

Zou Jetje geen snellere uitweg kunnen vinden, opperde Leon, zoiets kort en goed, recht voor de raap?  Olgatje kon hem daar jammer genoeg verder niet bij helpen: ze moest met haar moeders fiets dringend terug naar huis om niet de wind van voren te krijgen. En al had hij van hun ontroerend afscheid heel wat verwacht, méér dan een bemoedigend lachje kon er ditmaal niet af...

Jetje stond haar stoep te schuren “ "Moest gij niet naar den tennis vandaag?" ” vroeg ze verwonderd. Maar vooraleer hij kon antwoorden klonk als een echo dezelfde  vraag vanaf de overkant van de straat, enkel een stuk harder en killer. Leon schrok zich een aap: moeder en zijn nonkel René keken hem over de haag van zijn voortuin onderzoekend aan. Hij was potverdikke helemaal vergeten dat zij vandaag haar vrije dag had!

Jetje kreeg medelijden met zijn rode kop en fluisterde hem in:"” Niet teveel zeggen! "” En naar haar vriendin aan de overkant riep ze:"Ha, ge zijt thuis!  En nog in schoon gezelschap, naarvolgens dat ik zie!  Ge moet u niet generen, ! ...Tiens '’t is René!  Lang niet gezien, jongen!  Hoe komt gij hier aangewaaid?  Toch niet ziek zeker? "”...Zo ratelde ze nog een poosje voort want in het afleiden van de aandacht stond ze haar mannetje als de beste. En terwijl ze de overdonderde nonkel René zijn levensloop liet toelichten kreeg Leon ruim de tijd zijn alibi wat te fatsoeneren.

Toen hij aan de beurt kwam hield hij de ingekorte, ongedateerde versie van zijn eigen “probleempje” boven de doopvont. Waarom hij niet op de tennis werkte?  Agent Marcel Gunst was hem daar komen verwittigen dat een adellijke mamzel haar portemonnee in de Lac was kwijt-gespeeld en Leon verdacht van diefstal. Wanneer dat gebeurd was zei hij er niet bij. Ook de rest hield hij opzettelijk tijdloos vaag: hoe en wanneer de garde hem over die verdwijning ondervraagd had en madam Erte dat geld rap terugvond. Dat ze de garde langs Gunst om van de goede afloop verwittigde was al vergeefse moeite geweest, klaagde Leon, want deze weigerde de klacht te schrappen als die mamzel daar zelf niet om vroeg. En, klap op de vuurpijl:  onderwijl had de champetter Leon verboden te gaan varen zolang het onderzoek niet was afgesloten...

“ "Hoezo, niet gaan varen? !"” vloog René uit:" ” Die kwiebus heeft daar niets aan te zeggen!"”

“ "Zegt dat tegen hém!  Mij dreigt hem in den amigo te steken indien ik zijn verbod aan m'’n gat lap!"”

“"In den amigo?  Die is zot zeker? !”"

Na nog een paar halve waarheden over zijn bezoek aan meester Engelborghs en wat deze dacht over het afdreigen van een lastige getuige had Leon zijn moeder en nonkel René zover op zijn hand dat de mannelijkheid van de garde ernstig in gevaar kwam.

Gaat gij maar rap terug naar den tennis" “ zei Marie kwaad: "” We zullen wij dat eens gaan regelen bij de garde, zie!  Wat denkt dié wel, zeg!" ”

Maar Jetje, die er niet op uit was om Marie nauw bij haar gekonkelfoes met Leon te betrekken, kon haar overhalen om nonkel René de zaak met de garde te laten ‘uitpraten’...

 

Die maakte er echter weinig woorden aan vuil toen hij de champetter tegen de toog van ‘Het Paard’ zag plakken. Hem buiten krijgen ging niet zo vlot, maar hij  wilde hem liever niet in z'’n hemd zetten in bijzijn van getuigen.

“"Wat ik te zeggen heb is '’t volgende, garde: mijn kozze Leon Petré gaat vanaf overmorgen met mij mee varen op de ‘Astrid’. Goed verstaan?  En als ge hem nog één keer met uw zever van die portemonnee koeioneert gaat ge u dat voor ’t gerecht zwaar beklagen..."”

“" Ha, ik zou wel eens willen weten waarom!" ”

“ "Wilt ge weten waarom?  Luistert:  ik heb een goede vriend die ik vertrouw als m'’n eigen bloed. Die heeft mij nog geen maand geleden tussen pot en pint iets heel aardigs verteld:  over gij en de Steiner in de doorsteek, de morgen van de moord op den Dis...Hoe dat ge ruzie maakte over twee gestroopte konijnen en met uw zatte kloten bijna in de put viel die Dis naast die obussen had gegraven. Hoe dat de Steiner aan die hoop munitie wilde beginnen prutsen en dat gij hem bij zijn schabbernak achteruit hebt getrokken...”"

“ "Wel, dat was mijn goed recht!" ”

“ "Zeker, garde, zeker. Met dàt verschil dat ge altijd volgehouden hebt die obussen nooit gezien te hebben, hé...”"

"“ Och sul, wat weet gij daarvan! "”

“ "Gij vergeet zeker dat Marie mijn zuster is?  En dat de gendarmen van Nieuwpoort u over die obussen ondervraagd hebben waar zij bij was, in uw buro, samen met Jetje en de meester en de advocaat?  En dat ge gezworen hebt dat ge dien morgen geen obussen hebt gezien...Ik kan bewijzen dat ge meineed pleegde, en zal dat ook doen als ge nog één keer voor ons voeten loopt. Goed verstaan hé garde: nog één keer en ge hebt het spek aan uw kloten! ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 51
Klik op de afbeelding om de link te volgen

VISSEN MET DE 'ASTRID'.

Toen René op de fiets de hoek van de Zeelaan insloeg zag hij met leedvermaak de garde nog steeds naast de deur van ‘Het Paard’ staan treuzelen. Zijn donderpreek was blijkbaar niet in dovemansoren gevallen.

Zijn dreigement met die onbekende getuige was maar een blinde slag in het donker geweest. Gerard Pylieser ,zijn schipper ,had hem dat een tijdje geleden verteld toen ze na de laatste voorjaarsstorm eens flink doorzakten aan de toog van ‘Het Anker’ op de kaai. Gerard scheen die getuige héél goed te kennen ,want het verhaal zat vol levensechte trekjes :zeker géén uit de duim gezogen zattekullenpraat...Hij noemde hem ‘de loerder in de duinen’. Maar hij weigerde er mordicus een naam op te plakken en was dichtgeklapt toen René er in het begin nog wat speels op aandrong. Toen hij steeds maar blééf doordrammen om man en paard te noemen, had de schipper plots zijn halfvolle pint op de toog gekwakt en was koleriek weggelopen. En om - zéér tegen zijn gewoonte in - een halfvolle pint te laten staan, moet dat zeuren hem formidabel geërgerd hebben...Sinds dit voorval is er in elk geval nooit meer over deze geheimzinnige getuige gesproken...Wat niet belet dat René graag een stoot met zijn laatste lief zou overslaan in ruil voor de naam van die fameuze loerder. Ook al voelde hij met zijn klompen aan dat die van tien-negen Gerardo Pylieser heette, zéker weten !

Leon werd thuis ook niet langer lastig gevallen met die portemonnee-affaire. Het klaarmaken van zijn ‘uitzet’ voor de Astrid volgens de richtlijnen van nonkel René nam Marie zo volledig in beslag dat ze helemaal vergat meester Engelborghs van de goede afloop te verwittigen.

 

1 augustus 1938 werd een mijlpaal in het jonge leven van onze kandidaat-scheepsmaat, meer nog dan zijn laatste schoolreis van een dikke maand geleden.

Na een rusteloze nacht vol kwade dromen over de garde en het zwarte spook was hij de volgend morgen bij de eerste klaarte naar de kaai van Nieuwpoort gestapt. Of zeg maar gelopen, want die vier kilometer die hem nog van de Astrid scheidden wilde hij zo vlug mogelijk àchter zich krijgen, uit heilige schrik tóch nog door de gendarmen te worden tegengehouden.

Op de kaai was nog geen kat, maar tóch durfde hij niet op een meerpaal zitten wachten op de schipper of nonkel René. Die kwam pas een uur later aangefietst, toen Leon al heel het binnenste van de stuurhut en het motorruim van de Astrid had verkend. Alles zag eruit zoals hij het zich reeds duizendmaal gedroomd had ,op de reuk na dan: die was nieuw. Op zijn speurtocht vergezelde hem een zwaar stinkend mengsel van rotte vis en verbrande dieselolie, in carboline geteerde trossen en pekelzoute sleepnetten vol broeiendnat zeewier. Enkel de accenten van dit adembenemend mixtuur varieerden wat naargelang hij in het voor- of het achterruim ging neuzen...In de stuurhut ,die binnenin pas lichtblauw geschilderd was ,overspoelde daarenboven een scherpe terpentijnlucht de andere basisingrediënten.

"“ Tchui Leon ! Ge zijt er zo vroeg bij ,man ! En bevalt het zo een beetje? Ik dacht dat ge op de kaai op ons zoudt wachten..."”

“" '‘k Heb mij hier verdoken tegen de gendarmen... Op de kaai zien ze mij van een uur ver staan...”"

“ "Zeg ,niet zeveren ,hé :die historie met de garde is afgelopen ,amen en uit ! Ik heb hem iets in zijn oren gefluisterd dat hem voor de rest van zijn dagen zal kalmeren...Van die kwibus hoort ge niks meer, garantie."”

“ "Hoezo ,wat hebt g‘hem dan gezegd ?”"

“ "Leon ,is 't nu gedaan verdomme! Daar spreken we niet meer over ! Nu gaan we vissen: houdt dààr nu maar uw gedachten bij... Is ’'t schip naar uw goesting ?"”

“ "Wel heu...groter dan ik dacht...Maar '’t stinkt fameus ,daar beneden !"”

“ "Dat waait wel weg als we op zee zijn. Ten andere het kuisen van het ruim is '’t werk van de scheepsjongen ,als ge nog tijd over hebt ,tenminste...Ik heb het misschien de laatste tijd wat laten slabakken in afwachting dat gij kwaamt. Daar zult ge aan moeten wennen, kozze : veel tijd om op uw gat te zitten zult ge niet krijgen als ge van uw leven lichtmatroos wilt worden..."”

“ "Daarvoor ben ik hier ,hé nonkeltje !"”

De dag was in een droom verlopen. De zalige trilling die door zijn benen liep toen de oude ééntakt-diesel met luid tamtam aansloeg en hij de eerste bevelen volgde bij het losgooien en het inhalen van de trossen: om nooit te vergeten! Het wiegen van het dek toen ze uit het staketsel de branding in voeren ,het kletsen van het boegwater over de reling en het vastsjorren van de zware zeilen: man, héérlijk ! En dan het eerste zoute sop in zijn klompen bij het uitzetten van het net...Pas toen dié drukte achter de rug was kon hij even van het schitterende uitzicht genieten. De zwarte kustlijn in de verte , met de villa’s en de grote hotels tegen het hevige oranje van de opkomende zon...Later het kruisen van de andere vissersboten en het spottend geschreeuw van de schippers over en weer, met blijde vloeken van hier tot ginder...

<!--[if gte mso 9]> 0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)

26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 51B
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De eerste vangst leek hem enorm, toen ze de dikke balg van de druipende korre opentrokken ! Maar tot zijn grote ontgoocheling bleek in deze krioelende massa zeeleventjes niet zo heel veel zaaks te zitten...Een vlugge schifting gaf wat schar en bot, een kleine zeeduivel en vier stuks wijting. Drie mooie krabben en wat sprot gingen de kookpot in voor het middageten en de rest vloog terug overboord tot groot jolijt van de zwerm schijnbaar uitgehongerde meeuwen. Ook die kleine pladijsjes die Leon zo graag had gehouden: waardeloos, zei nonkel René... En ze konden er daarenboven last mee krijgen ,wegens het leegvissen van de zee... Leon dacht dat nonkel hem voor de aap hield :de zee leegvissen met de Astrid!  Maar hij méénde het...

De schipper viel goed mee. En in tegenstelling tot wat Leon gedroomd had schalde deze geen bevelen door een roephoorn over het dek. Hij bleek zo gesmeerd op René ingespeeld dat die twee elkaar bij het werk met een knik en een brom verstonden. Maar als hij aan het stuurrad stond en nonkel beneden de diesel afstelde werd er over en weer een aardig stukje af gebulkt. Of als ze van de boeg naar het achterdek de roddel uit de havenbuurt opfleurden met eigen commentaar brulden ze om ter hardst, zonder op Leon te letten. Ruw taaltje, waar Jan-maat veel van opstak...

Op de wal in de verte herkende hij Middelkerke.Ze zouden onder de pier van Oostende blijven, zei René, om geen last te krijgen van de in- en uitvoerende maalboten of àndere vrachtschepen, en tegen de middag keren naar De Panne. De zee bleef kalm en omdat de zeilen onvoldoende trokken moest de diesel bij het slepen van het net regelmatig bijspringen. Om het half uur ongeveer sleurden ze de zware vangst binnen en was het alle hens aan dek geblazen. En steeds dezelfde betovering als René de strop van de zeikendnatte balg opentrok en die hoorn des overvloeds zijn wriemelend gespartel vol wier, kriel en krabben over het achterdek uitstortte ! 

Leon stond voor het eerste vlugge uitschiften van de vangst in drie wissen manden. Schar, bot en pladijs in de ene, wijting, gul en rondvis in de tweede en garnaal in de laatste. De rest ging voor de meeuwen terug over boord, met gaandeweg steeds minder gewetensbezwaren. Het ene net gaf al wat meer dan het àndere maar de mannen leken toch tevreden.           

Het op smaak brengen van de vissoep bleek plots ook één van zijn bevoegdheden en zowel schipper als motorist lieten zwaarwichtig verstaan op culinair gebied hoge verwachtingen te koesteren. Leon zweette water en bloed, maar hoé hij ook peperde en proefde, zijn brouwsel blééf naar stront smaken... Hij nam zich vast voor nog diezelfde avond bij Jetje zijn licht op te steken en een stoomcursus kokkerellen te volgen.

Tegen twaalven gaf hij het in wanhoop uitgeput op en zag zich al binnen de vijf minuten samen met zijn marmiet over boord vliegen. Maar toen bleken de mannen al hun boterhammen reeds óp te hebben: grootmoedig lieten ze de vissoep aan hun bedremmeld koksmaatje... Leon beweerde geen honger te hebben, waarop die twee plots uitbarstten in een brullend gelach! Hun ontgroeningslist was buiten verwachting gelukt! Ha-ha...

Later zou Leon aan de weet komen dat ze bij de eerste visjes een mooie ‘blekker’ hadden gevoegd, een smakelijk uitziend soort baars maar totaal on-eet-baar... Om het goed te maken bakte nonkel René al vlug zes haringen in de pan, met mosseltjes en ajuin en toen bleek Leon tóch honger te hebben!

Tegen vieren raakten de drie wissen manden ver vol en besloten ze op hun gemakje de haven weer binnen te lopen... Een jongensdroom om nooit te vergeten...




0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
27-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 52
Klik op de afbeelding om de link te volgen

In ‘"Het Anker"’ gingen René en Leon nog vlug een pint pakken om de emotie door te spoelen. Gezellig was het er niet en de rook kon je wel snijden. De andere vissers en een paar stamgasten hoorde je tot buiten vloeken. '’t Ging blijkbaar over de burgeroorlog in het Sudetenland: de radio had vanmiddag omgeroepen dat Conrad Henlein, de leider van de ‘Duitse’ opstandelingen vorige nacht naar Berlijn was gevlucht. Een lafaard en een landverrader, daarover was iedereen het eens: tegen de muur ermee! Maar al die Tsjechse rijke joden die zich met pak en zak op de spoorstations en de vliegvelden verdrongen in een wanhopige poging nog tijdig naar het buitenland te geraken, dàt was àndere koek! De mensen hier hadden nog steeds de toevloed van de ‘rode’ vluchtelingen uit Noord-Spanje, vorig jaar, niet verteerd: ” Allemaal dieven en bedelaars die uit onze ruif komen eten! ” En aan onze eigen joden hadden we al meer dan genoeg!

Leon interesseerden deze verhitte discussies niet en nonkel René luisterde maar met een half oor.

“"Wat denkt ge, nonkel, zou de schipper content van mij zijn ?"”

“ "Bah-ja zeker? Dat was toch niet slecht gescheten voor een jonge duif...Maar zegt erbij dat het niet erg moeilijk was, hé, met dat schoon weer. Het is tenslotte altijd hetzelfde: het net inhalen en uitzetten, de zeilen wat aanspannen...Als ge alle knopen en koorden weet liggen, kent ge dat rap van buiten. Tenzij het stormt, natuurlijk..."”

“" Hoezo stormt ? Dan varen we toch niet uit ?!”"

“ "Vaneigens niet. Maar '’t kan ons wél overvallen als we een eind van huis zijn! En bij ruw weer zeilen met zo'’n zware bak lijk de Astrid en de golven slaan over het dek, dàt moet ge kunnen! En moeten kiezen tussen '’t zeil of de moteur, omdat ‘'t één te zwaar en '’t ander te licht is, dàt is een ànder paar botten! In uiterste nood kunnen we altijd nog dood voor anker gaan achter een zandbank en hopen dat het zeel niet springt ,maar tóch, geestig is dat niet..."” Plots zag hij de verbijsterde puitogen van de kleine en voegde er vlug aan toe :"Allee zijt gerust, dat zal wel d'’eerste weken niet gebeuren..." ” En dan lachend:"” Maar '’t is toch nog wat ànders dan vissoep koken, hé!”"              

Met gulzige klokken dronk hij zijn pint leeg en likte smekkend het schuim van zijn snor :" ” Kom kozze, we zijn weg ! ”"

Maar Leon hield hem tegen: ”"Nonkel, wat ik nog vragen wilde...Hoeveel zou ik zo per uur moeten verdienen om de kost te winnen lijk ons pa? ” Hij dacht aan zijn trouwplannen met Olgatje.

“" Den Dis ?...Verdomme ,daar vraagt ge zo iets! Geen gedacht!...Wat zou die kunnen gemaakt hebben per week? Vijfhonderd? Tien per uur? Ja, tien, zoiets denk ik...Daar zijt gij nog ver van af, hé! Maar vergeet niet dat hij al bijna twintig jaar metste en dat gij juist begint, nu, in volle crisis...Zijt gerust, Leon, tegen dat gij twintig jaar gevaren hebt, gaat ge een heel pak méér verdienen dan uwen père! De zee is soms zwaar maar betaalt goed.”"

"“ Waarom is mijn pa dan ook niet gaan varen, lijk gij ? Dan waren we nu misschien rijk geweest...”"

“" Bang van ’t water, zeker, hé ! Neen serieus, na de oorlog waren er nog niet veel vissersboten. En fameus gevaarlijk, met al die zeemijnen...Toen hij met ons Marie trouwde zal die hem aan land gehouden hebben, uit schrik denk ik...Ten andere, met al wat hier in puin lag was ’t begin de jaren twintig een gouden tijd voor metsers: dan heeft hij goed verdiend. En voordien nog meer, de eerste jaren na de wapenstilstand: toen hebben we allemaal geld binnen gereven lijk slijk! Als ik dààr nog aan terug denk, ver-dom-me !”"

Plots herinnerde Leon zich de kwade sneer van Jetje toen ze het veertien dagen geleden hadden over Dis: ”Als ge ’t àl wilt weten over zijn afkomst, vraagt het dan aan Nonkel René! Die kende hem langer dan ik!” Nu lag hier onverwachts een hele straat voor hem open!

“" Hebt gij mijn pa goed gekend in den oorlog? "”

“ "Neen, niet ín den oorlog, maar daarna, in '’19 bij het ontmijnen van de IJzervlakte: dàt was een tijd zie! We lagen toen met een tien jonge gasten van de streek op de Bamburg hoeve, of wat daarvan na die vier jaar batteren was overgebleven, in tenten van '’t Engels leger. Den Dis was daarbij, en ik en de schipper. En Paul Hasard, de fotograaf van hier op '’t Bad...Elkeen moest zo'’n twintig Duitse krijgsgevangenen gidsen om de stukken land te vinden die de boeren door die mannen opgekuist wilden krijgen. Tegen betaling, natuurlijk: onderhands in ’t zwart, recht in onze zak! Want ze hadden ons nodig hé: ge moest de streek al goed kennen om niet verloren te lopen. Want veel wegen en merktekens waren er niet meer te vinden: alles overstroomd en platgeschoten, vol trechters en lijken... Paul moest daar portretten van trekken voor de grafregistratie: vuil werken in dat slijk.”"

Hé, we wijken af, dacht Leon: ”" Maar ons pa kwam van Ronse: die kende toch de streek niet om te gidsen? "”

“" Ronse ,verdomme...Waar haalt ge dàt uit? Hij is van jongsaf hier van bachten de kuppe, voor zover ik weet. In den oorlog heeft hij na zijn school nog bij zijn vader in '’t hospitaal van Veurne gewerkt, pispotten uitdragen, vertelde hij altijd. Zijn moeder ventte met een hondenkar achter het front: bougies en vuurslagen voor de soldaten, zeep en naaigerief. En blote postkaarten voor de ‘moral’: dat verkocht nog het meest, volgens Dis...Op een dag kreeg ze een voltreffer en er is niets van teruggevonden :den hond ,de kar én zij, 't was al één gat. Ge ziet ,dat in-de-lucht-vliegen zit in de familie!... O ,pardon!"”

Leon haalde wat bitter meesmuilend de schouders op: ” " '’t Is niets...En zijn vader, bompa Petré ?”"

"“ Die was Chef-brankardier in '’t leger en is in '’17 gepakt van de gas. Na den oorlog zijn alle Vlaamse gazés hier verzameld in het noodsanatorium :een hoop houten barakken, ongeveer waar nu '‘Ons Rustoord'’ staat. Daar heeft hij jaren naast mijn vader gelegen, een adjudant bij de kanonnen, en zijn ze zo bevriend geraakt. Tijdens de bezoeken heeft mijn zuster Dis daar leren kennen..."”

“" Ja, dat weet ik...Maar ge hebt iets overgeslagen: den Dis in ’'17, met zijn vader gazé en zijn moeder ontploft, stond hij er dus alleen voor...”"

“" Wel, als helper in ’t hospitaal had hij kost en inwoon. Dat ik weet is hij op ’t laatst zelfs hulp-infirmier geworden in den '‘Océan’' van De Panne en heeft Reine Elisabeth hem daar bij een visite eens vriendelijk in zijn kaak genepen...Maar in '’19 werd dat centrum gesloten en is hij bij ons groepje in de Bamburg gekomen, deels als infirmier. Die konden we van tijd goed gebruiken bij al die accidenten met de obussen. En omdat hij met lijken kon omgaan hielp hij dikwijls met een paar Duitsers Paul Hasard bij de grafregistratie. Die moest van al die koppen foto’s pakken en kon daar niet goed tegen :een sukkelaar in feite, waar ik dikwijls compassie mee had...Weet ge, met een beetje chance had Paul uw vader kunnen zijn! Enfin, chance..."”

“ "Allee nonkel, niet overdrijven, hé !"” Verdomme, dacht Leon, we zijn hier op de goede weg!

“ "Serieus! De Paul Hazard was een weesjongen van geboorte en had toen feitelijk geen echte thuis. En omdat wij, begin de jaren twintig, juist onze barak gekregen hadden van het ‘fonds Albert’ vroeg ik hem de zondagmiddag van tijd mee te eten, kwestie van mijn zuster Marie aan een deftige vrijer te helpen. Maar dat is niet gelukt. Paul had goesting genoeg, maar hij was te vrouwenschuw om zijn vlam te verklaren en Marie zocht eerder een kloeke vent die goed zijn brood verdiende...Rond die tijd trokken ook de krijgsgevangenen terug naar Duitsland en viel het ontmijnen stil. De Paul had geen werk meer. En dan kunt ge niet trouwen, hé...Hij heeft ten andere lang gesukkeld om als fotograaf aan de kost te komen."”

“ "En Dis is gaan metsen in de wederopbouw?  Heel wat ànders dan gekwetsten verzorgen..."”

“" Bah, het betaalde goed en we hebben ons allemaal moeten aanpassen, hé. Ik ben met Pylieser gaan varen. Hij had die vissersboot, die toen nog geen Astrid heette, in Duitsland voor een appel en een ei gekregen door de devaluatie van de Reichsmark..."”

“ "Ik zou feitelijk echt willen weten of ons vader Frans sprak of niet. Ge zegt dat hij niet uit het Walenland afkomstig is, lijk Jetje beweert. Maar dan kan hij toch familie van de kanten van Ronse gehad hebben ?"”

“ "Och, ik heb vagement eens horen spreken van een nonkel...Maar of die van Ronse kwam ?”"

Dus tóch een nonkel ,schrok Leon...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
27-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 53
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A32   GANDESA ZIEN EN...STERVEN ?

                   Heuvel 666, 7 augustus 1938.

     Kameraad-Adjudant Marco trok maar een vieze snuit toen Steiner zich met bijna een dag vertraging opnieuw bij zijn peloton meldde, ook al had het verband tegen zijn linker oor hem voldoende tegen alle argwaan moeten beschermen.

     “ "Verdomme, Rocco, leeft ge nog ?! Waar hebt ge zo lang gezeten ?”"

     Waarom deed die vent zo pisnijdig ? Die openlijke achterdocht vanwege een wapenbroeder deed hem pijn, na alles wat hij de laatste vierentwintig uur had meegemaakt...Marco mocht wel een beetje méér begrip tonen,  vond hij, in plaats van hem zo aan te blaffen.

     “  "Geen uitvluchten hé!  En wat doet dat vod daar tegen uw oor ?”" Zijn rode ogen stonden dof van het stof en de uitputting. Maar die minachtende mond zei genoeg:  hij verdacht Steiner er duidelijk van zichzelf zo verwond te hebben!

    Ondanks die koude douche kreeg Steiner medelijden:

   “ "Wel, waar wilt ge dat ik begin, Marco?...”"

    "Kameraad-Adjudant, als '’t efkes kan, ja !"”     Godverdomme, nu moest die opgeblazen kikker toch niet overdrijven, hé!  Maar bij bedwong zijn opwellende woede en zei ijzig kalm:

    "Kameraad-Adjudant Marco...O.K.?...Bij de derde stormloop gisteren morgen, tegen de hoeve op de Picosa ? Ja ?...Wel we waren juist aan '’t laatste muurtje geraakt toen Jean getroffen werd door een kogel in de rug...”"

    “ "In de rug ? Dus vluchtte dat stuk mossel terug naar beneden, de lafaard!  In plaats van zijn sectie naar voor te jagen! Rocco, zo zult gij getuigen voor de krijgsraad!  Lafheid vóór de vijand, daar kan ik niet mee om!  Waar is die verrader nu ? Gedeserteerd zeker ?"”

    Het werd Steiner plots teveel: die stekende oorpijn, al heel de dag, en nu het hysterisch gekrijs van dat omhooggevallen stukje Napoleon!

   "Verdomme Marco!  Wat doet gíj hier dan ?! Toch ook terug naar beneden gevlucht hé, toen de derde charge mislukte, of niet soms ? Jean ligt boven met een paar Moorse kogels in zijn kop!  Omdat hij is blijven vechten, híj, nà die wonde in zijn lenden: dat kan ik van de rest van ons peloton niet zeggen. Iedereen is gaan lopen, ja,  zonder om te zien of er nog gekwetste kameraden achterbleven..."” Zijn stem zwol van ontroering maar toen hij zag dat zijn uitval indruk had gemaakt, wierp hij er vlug nog een schepje bovenop:

     “ "En die vod tegen mijn kaak, lijk ge zegt, kreeg ik gisterenmiddag beneden op de hulppost van de Armada popular omdat ónze heldhaftige brancardiers al verdwenen waren, zonder op de laatste gewonden te wachten. Mijn oor is er af, maar voor de rest gaat alles goed met mij, Marco, dankuwel!"”  En hij draaide zich om zonder zijn pelotonsoverste nog een blik te gunnen.

 

     Pas na een paar dagen, toen de compagnie aantrad voor de noodlottige aanval op heuvel 666, acht kilometer voorbij de Picosa, kon er tussen die twee weer een glimlach af. Steiner had de vorige nacht buitenschildwacht gestaan bij het smalle riviertje waarachter zijn peloton bivakkeerde en erg tegen de inspectie opgezien die Marco tijdens zijn rondes altijd onverwachts uitvoerde. Bij het eerste bezoek had hij zich model voorgesteld en volgens het boekje verslag uitgebracht. Marco had enkel wat goedkeurend gebromd.

     Maar bij de tweede toer was de kameraad-adjudant tegen de boom gaan zitten waarachter Steiner op de uitkijk stond. Hij viel meteen met de deur in huis:

    “ "Hoe is dat gebeurd met Jean daar op de Picosa ?”"

     Steiner was even uit zijn lood geslagen maar vertelde dan in stukken en brokken hun hachelijk avontuur bij de berghoeve: hoe hij de verlamde Jean in dekking had getrokken achter het lage rotsmuurtje. En hoe deze aandrong om hem naar het walhalla te helpen toen ze beseften dat ze van het eigenste peloton de eerste uren geen hulp moesten verwachten. Marco bromde opnieuw, maar zei niets.

  

Het vervolg van het verhaal lag wat gevoeliger. De laatste dagen had Steiner alle tijd gekregen om voor zijn eigen verwonding een heroïscher scenario te verzinnen. Zijn laatste zelfrespect verbood hem openlijk toe te geven dat die zwarte smeerlappen zijn oor eraf schoten juist vóór het vierde muurtje, terwijl hij als een haas zigzaggend naar beneden rende en zijn vriend ondertussen vol zelfverloochening zijn krankzinnige vlucht dekte...De eerste Moorse kogels hadden reeds rond zijn kop gezoefd vóór hij achter het derde muurtje in dekking kon duiken en Jean had zoals afgesproken onmiddellijk met zijn geweerschoten het vuur naar zich toe getrokken. Vier knallen had Steiner geteld terwijl hij met zijn stoppelbaard in de as van het verbrande gras hijgend naar adem hapte. Vier schoten en dan niets meer: Jeans enige deelname aan het beruchte Ebro-offensief... Vooraleer naar het volgende muurtje te vluchten had Steiner nog vlug even tussen de rotsblokken door naar de hoeve geloerd en zijn vriend inééngezakt tegen de parapet zien liggen leegbloeden, heel zijn gezicht in spijs...De dood van een held werd steeds afgeschilderd als sterven in schoonheid. Maar Steiner dacht er de laatste dagen steeds walgend aan terug. Daarom stak hij tegenover Marco Jeans zelfmoord liever in een properder kleedje...

    “

"We lagen daar vastgepind achter die paar stenen. Jean ging rap achteruit. Zo konden we niet nog uren op het donker blijven wachten tot die bavianen met hun coupe-coupe onze kloten kwamen afsnijden. Jean wilde mordicus staande sterven, zogezegd... Tenslotte ging ik akkoord: er was toch geen ontsnappen aan..."”

     "Hij had uw aftocht kunnen dekken...en zijn laatste kogel voor zichzelf bewaren, zoals dat gewoonlijk gaat..."”

     “ "Ja, Jean stelde dat voor maar ik wilde niet...ik wist van die gewoonte niet af...Daarbij, héél onze  munitievoorraad zat vol ketsers, zodat we het risico niet konden nemen dat onze laatste kogel zou rateren...Dus ik heb hem wegens zijn verlamde benen in schietstelling moeten trekken tegen het muurtje, met zijn elleboog op de parapet...Ik denk dat ze ons al een tijdje in '’t oog hielden, want ineens, terwijl ik hem zo steunde...Bonk!! Ik dacht dat mijn kop eraf vloog! ..'’t Is raar, maar pas een hele tijd later hoorde ik de vuurstoot van de M.G... Ik lag daar half verdoofd, zeker twee meter achteruit geworpen door de schok, en toen het stof wegwaaide zag ik dat Jean zijn rekening gekregen had...Drie-vier kogels in zijn kop...Heel zijn gezicht in spijs...”"

    Marco schraapte zijn keel en spuwde de vette fluim met een wijde boog in het donker naar de rivier:”" Jammer voor hém. Maar voor ons geen groot verlies. Die man was opgebrand, volledig uitgeblust, en zou vroeg of laat tóch gedeserteerd hebben. Beter zó dan dat wij hem moeten fusilleren, hé..."” Exit Jean.

    Het duurde even voor Steiner dit rauwe grafschrift kon verwerken en de draad van zijn verhaal terugvond:

    “ "Ikzelf bloedde lijk een varken, uit mijn hals dacht ik eerst, maar ’t was mijn oor...Zó, mijn zakdoek erop gedrukt: het deed niet veel pijn...Maar '‘k was mijn zinnen kwijt want ik ben recht gekropen en beginnen lopen lijk een zot...Waarom ze niet meer schoten weet ik niet. Misschien wapen geblokkeerd..."”

    “ "Neen: munitie sparen denk ik..."” Steiner hoorde aan die argeloze vlakke stem dat zijn opgesmukt verhaal er was ingegaan als zoete koek...Misschien had hij zijn vlucht van de Picosa tóch mooier kunnen voorstellen om een vermelding te krijgen vóór het front van het verzamelde peloton ?...

    Och, waarom ook ? Hij had de laatste dagen het pro en contra van zijn bijgekleurde versie grondig afgewogen:het imago van held hooghouden zou hem later vast méér angst dan vreugde bezorgen. Daarom hield hij de ware afloop van zijn schokkend avontuur liever voor zichzelf.

      Dat hij Jean, die toch zijn vriend was, zonder de minste wroeging op de Picosa had achtergelaten om zijn eigen laffe vlucht te dekken, zou hij met zijn geweten wel klaren: er waren geen getuigen en verder ging dat niemand aan. Dat hij niét samen met Jean getroffen werd in de eerste vuurlijn bij de hoeve, maar wél pas op het einde van zijn dolle ren toen hij zich reeds in veiligheid waande, deed er tenslotte weinig toe...Dat de Moren zijn oor er af schoten had hij aanvankelijk zelfs niet gevoeld. Dat moet een gelukstreffer geweest zijn,  kort na het vierde muurtje...Pas toen hij diep in het dal buiten adem door zijn knikkende knieën stuikte had hij het lauwe bloed op zijn schouder gemerkt.

    De eerste pijnscheuten waren pas komen opzetten beneden in de hulppost van de Armada popular... Hij was zelfs van zijn stokje gevallen toen ze nog wat stukjes van zijn oorschelp afknipten vooraleer er een verdovende zalf op te smeren. Van tien-negen had hij aan deze medicijn ook het visioen te danken dat tijdens zijn appelflauwte  plots aan zijn ogen was voorbij getrokken. Achteraf bekeken wel vreemd dat de beelden niet sloegen op zijn traumatische belevenissen van de laatste uren maar hem in een flits terug naar Westende voerden...

     Westende begot...Steiner had in zijn visioen opnieuw duidelijk de twaalf-uren-tram van Oostende bij de halte van de 'Welkom' horen aankomen met een tweetonig hoorngeschal... ”Let-op, let-op!” ...Ook de kerkklok sloeg noen... Zwarte Dis kroop uit zijn put naast dien hoop bommen en sprak van te gaan eten...Steiner zag zichzelf op de duintop boven de doorsteek zijn schoofzak met het gestroopte konijn oprapen en langs de tegenhelling afdalen naar de Lekkerbek...Plots die oorverdovende slag, zijn duik naar beneden en een regen van stukken staal die overal rondom zoevend in het zand ploften...Volgde weer een black-out vóóraleer hij met onvaste voet langs de Zeelaan naar het dorp stapte...Al die samengelopen dorpsmensen die hem zo vreemd aanstaarden en wilde gebaren maakten naar de wolken...Maar hij was zo doof als een pot...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
27-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
28-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 54
Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pas de laatste drie dagen was Steiner geleidelijk gaan inzien wat een stomme kloot hij geweest was om als een angsthaas uit Westende naar Spanje weg te vluchten ! Toen hij in de verbandtent beneden de Picosa weer bij bewustzijn was gekomen en de brancardiers handig zijn oorwond verbonden ,kreeg Steiner de indruk dat langzaam een sluier voor zijn geest werd weggeschoven. Het leek wel of de slag van de kogel tegen zijn helm hem plots van zijn oude geheugenverlies had verlost. Haarscherp zag hij nu het schijnheilige smoelwerk van de champetter voor zich en in een flits dook uit zijn onderbewustzijn duidelijk het besef op: die vent had er hem in april glorieus ingeluisd!  Hij wist zich nu plots volledig onschuldig aan de dood –van die zwarte Dis...Want die fascist was klaar geweest met zijn werk aan de bommen in de 'doorsteek' en had zich opgemaakt om gezond en wel te gaan middageten ,toen Steiner ondertussen met grote stappen de àndere helling afdaalde en dus geen uitstaans kon hebben met de dood van die fascist!

    Ja, het was zonneklaar dat die smerige Champetter  Steiners tijdelijke black-out na de ontploffing schandelijk misbruikt had om hém een schuldcomplex aan te praten, zoveel was nù wel zeker... En, nog erger: hij, stomme kloot, was daar blindelings ingetrapt! Ook al begreep hij nog niet het waaróm van al die leugens, het feit alleen dat die bedrieger op voorhand wíst dat Steiner die verzinsels moeiteloos zou slikken was reeds beledigend genoeg om zijn stoppen te doen doorslaan!

     Razend van woede was hij in een reeks vonkende vloeken uitgebarsten, waarop de bleke brancardier van het Volksleger hem kalmerend in de arm had geknepen. Die dacht bljkbaar dat Steiner van de pijn zo brulde. Maar '’t was verdomme van schaamte! ...

     Tot de volgende morgen had hij in de hoek van de lege verpleegtent liggen piekeren waaróm de garde hem in godsnaam zo voorgelogen had. Niet uit wraak voor het stropen: zo kinderachtig was die vent niet. Neen, hij moet er persoonlijk voordeel van verwacht hebben, iets in verband met eerzucht of geldhonger... Naast liefde of haat zag Steiner geen àndere drijfveer om een misdaad te plegen, tenzij misschien ideologie en waanzin. Maar die twee laatste motieven kon hij bij de champetter gerust schrappen...Ook haat en liefde zag hij zo onmiddellijk niet zitten...Bleef over: eer en geld. De zucht naar méér, of het verdedigen vàn...Dààr zat misschien wat in...Hij voelde vaag de oplossing in zijn geest rijpen maar slaagde er niet in de redenen voor dit complot klaar en duidelijk onder woorden te brengen...

      Na een zeer schraal ontbijt hadden de mannen van de hulppost hem met een kar van de frontbevoorrading laten meerijden naar voor. Zo ontweek hij onderweg de gevreesde controleposten van de S.I.M. die doorlopend naar deserteurs en fascistische spionnen speurden...

    

     De zeurende pijn aan zijn oor verbeterde zijn stemming niet. Toen hij op de koop toe een uurtje later bij Marco de wind van voren kreeg begon hij zich pas goed af te vragen wat hem in godsnaam bezield had om vrijwillig naar hier te komen!  Dat de garde daar voor een stuk schuld aan had maakte hem nog bokkiger!  Zonder het gekonkelfoes van die komediant zat hij nu godsjeugdig in Westende rustig achter zijn leest zijn eerste pijpje te roken: heerlijk prikkelende Semois-léger, verdomme héél wat ànders dan die '‘Fleur de matras'’ van hiér!

    Martini, de loense Corsicaan die hem vorige maand  met strootje-trek Consuela had afgesnoept, bleek nu de plaats van Jean te bezetten. En had ongetwijfeld de uitbrander van Marco gehoord, want de hooghartige grijns op zijn ongeschoren boeventronie sprak boekdelen. Zonder de minste blijk van medeleven ontving hij Steiner nors zwijgend in de schoot van zijn uitgedunde sectie. Ze waren nog met zeven man, Steiner meegeteld, waarvan drie met bloedbevlekt verband: de Picosa had zo te zien een zware tol geëist...

    En het zou er niet op beteren want hun offensief was duidelijk door zijn eerste adem heen. Onderweg naar het front was het hem al opgevallen dat het vijandelijk kanonvuur alsmaar heviger werd. Papon, zijn nieuwe slapie, deed er nog een schepje bovenop: het derde peloton had gisterenavond voor het eerst een luchtbombardement van de Condor te slikken gekregen, gelukkig zonder veel broks...

    Maar iedereen sakkerde wél op de kwaliteit van hun munitie : o ironie, een gulle gift van de Franse Volksfront-regering!  Volgens Papon had Marco het bericht van de brigadeleiding doorgekregen dat veel loten kogels bij de fabricatie door de arbeiders gesaboteerd waren. Die kameraden voerden destijds deze actie uit als protest tegen” het koloniaal imperialisme van de Franse regering” ,en de vijfenveertig-urige-werkweek natuurlijk.

    "De kameraden konden destijds natuurlijk niet weten dat ze met hun actie niét het Franse –‘volksvijandige’– leger een loer draaiden, maar wél hun eigen bevriende anti-fascistische brigade aan het Ebro-front..."”

    Oef ! Indrukwekkend zeg ! Steiner keek zijn nieuwe slaapie wat verbouwereerd aan, maar Papon grijnsde:”" Dat soort berichten ken ik uit het hoofd...Ik werkte vroeger, in een vorig leven, op de communistische vakcentrale van de drukpers in Parijs. Van dàt soort explicaties heb ik wel een duizend manifesten opgesteld, steeds volgens hetzelfde recept: een flauw excuus of een dikke leugen overgieten met een vette saus proletarische fraséologie en ze denken dat de Grote Stalin in eigen persoon het geschreven heeft...Het énige besluit dat we kunnen trekken uit het bericht van de Staf is dat we blij mogen zijn dat die moedige kameraden onze munitie saboteerden want anders had de nieuwe reactionaire Franse regering die nooit aan ons mogen verkopen, nietwaar ? Wees dus deze ‘Helden van den Arbeid’ indachtig als ge tijdens de volgende stormloop uw vierde ketser uit de kulas tracht te pulken, hé...Want als toppunt van genot blijft die minderwaardige rommel in de kamer van je geweer haperen: de automatische uitwerping van een ketser bij het herladen kunt ge vergeten, kameraad!"”

     Een rare kwibus, die Papon, met al zijn geleerde woorden...Steiner liep nooit hoog op met babbelaars, en zéker niet in de huidige geestdriftige tijden waarin de S.I.M. éérst schoot vooraleer een beleefde vraag te stellen. Hij besloot daarom zich bij die gast wat voorzichtig op de vlakte te houden...Provocateurs en luistervinken waren een oud zeer bij de stalinisten: dat was één van de redenen waarom hijzelf destijds de partij had verlaten en anarchist was geworden. In een kleine actiecel van vier-vijf anarchistische vrijheidstrijders wist je vlug welk vlees je in de kuip had, maar bij al die buitenlandse stalinisten in de brigade kon je daar hoogstens naar raden. En nu de terreur hier hoogtij vierde kreeg je enkel nog de vrijheid je bek te houden en daarbij vooral geen vuile smoelen te trekken...

     Papon wist ook nog te vertellen dat de gaten in hun rangen morgen zouden opgevuld worden.

     “ "Nu nog versterkingen uit Frankrijk ? De grens is toch gesloten..."”

    “ "Frankrijk ? Niet hardop dromen hé Rocco!  Neen, '’t zijn Spanjaarden: een paar uit de strafbataljons die de keus krijgen: ofwel bij ons penitentie komen doen ofwel hun kaars uitblazen. Als ze nog héél zijn na de verovering van Gandesa, het volgende stadje daar achter die berg 666, worden ze in eer hersteld. Zolang moeten ze voorop lopen en het vuile werk doen...En de 666 daar ziet er mij een stuk zwaarder uit dan de Picosa van eergisteren. Dus veel hoop moeten ze niet meer koesteren, mijn gedacht..."”

 

     Heuvel 666 bleek inderdaad nog een stuk taaier dan de Picosa, die ze na drie stormlopen cadeau hadden gegeven aan het Volksleger. Die hoogte beheerste volledig de baan naar het wegenknooppunt Gandesa in het volgende dal dat ze feitelijk drie dagen geleden hadden moeten veroveren. Maar er was geen doorkomen aan: eergisteren had de Duitse Thälmann-brigade al vergeefs een poging tegen de 666 gewaagd van het zuiden uit. Nadien beten de Amerikanen van de Lincoln er tot driemaal toe hun tanden op stuk, aanvallend vanaf de steenweg... Morgenvroeg mochten de Franse brigadisten eens tonen wat ze in hun mars hadden. En eerlijk gezegd heerste er in het bivak absoluut géén hoera-stemming...

    Iedereen kende het uitzicht van die heuvel nu ver van buiten en wist dat velen onder hen het achterliggende stadje Gandesa nooit levend te zien zouden krijgen. Twee opéénvolgende richels kalkrots op de overigens kale hellingen omsloten de gekanteelde kruin, net zoals destijds de reusachtige middeleeuwse stadswallen een adellijk donjon beschermden. En over de bezetting van dit ijzingwekkend natuurmonument hoefden ze zich ook geen illusies te maken: je zag er hele slierten Moren met hun grijze boernoes ongegeneerd achter de rotsen rondlopen van de ene M.G.-stelling naar de andere. Dit fort bestormen beloofde je reinste zelfmoord te worden, zoals de àndere brigades al hadden ondervonden...En uithongeren zat er ook niet in, want van ver zag je op de top de kuddes schapen grazen.

      Er zouden veel bommen en granaten aan te pas moeten komen om die kerels plat te slaan.

     Maar juist aan kanonnen en vliegtuigen begon het hier bij dit rode offensief pijnlijk te ontbreken. Men fluisterde dat er veel geschut op de veerponten over de Ebro verloren was gegaan door luchtaanvallen van de Condor. Volgens nóg een ànder gerucht hadden de republikeinse generaals van het zuidelijke Volksleger bij Valencia hún slap offensief reeds gestaakt maar weigerden ze toch hun nu werkloze luchtmacht in te zetten ten voordele van het noordelijke front aan de Ebro. Enkel en alleen uit afgunst omdat ze vreesden dat hier de Internationale Brigades alle roem en eer van een geslaagd offensief zouden opstrijken...De zoveelste zet in het politiek pokerspel dat al jaren het linkse kamp teisterde. Door het noordelijk front hun luchtsteun te ontzeggen counterden de republikeinse generaals van de Generale Staf in Valencia de machtsgreep van de stalinisten in Barcelona. Het uitgeputte Spaanse Volksleger wilde zogezegd niet langer doodbloeden in een va-banque-offensief dat uitsluitend door ‘de 'Russische' Brigades’ aan de Ebro gelanceerd werd. Een offensief dat Stalin wilde volhouden tot het bittere einde om louter ideologische motieven.

    In Steiners ogen leek het eerder een pokerspel met als inzet het leven van gewone brigadisten!  Die eventueel wél bereid waren hun bloed te geven voor de zaak van het anti-fascistische proletariaat -– en dan nog met mate - maar zeker niét voor die bende vette profiteurs van Valencia!  

     

Het nachtbivak vóór de aanval op de 666 gonsde van de geruchten. Papon was de enige om hardop zijn afkeer voor het defaitisme van de Spanjaarden te luchten, zonder acht te slaan op de vijf ongure Catalanen die ze sinds gisteren als versterking hadden gekregen.

     "Eerst maken de Spaanse anarcho’s er hier een janboel van en als hun utopia dan bovenop hun stomme kop instort schreeuwen ze om hulp! ...En wij, dienstdoende clowns van de rode internationale, laten ons lijmen door wat holle frasen in” l’'Humanité” en de foto van een uitgemergeld kinderlijk!  Herinnert ge u nog het onderschrift ?"”

   Steiner negeerde de sneer op de anarchisten en zette zich schrap tegen de volgende déclamatie.

   Want Papon was niet te stuiten :"Ik zal het nooit vergeten ! Luistert ,het ging zo:”

"Het gemartyriseerde Spanje smeekt om hulp! Kameraden, draalt niet tot het bruine monster ook ùw kinderen verslindt!"”

Hij lachte eens schamper :" Bon, de meesten van ons hébben godzijdank geen kroost - omdat we ons verstand gebruiken, waarschijnlijk...Dus solidariteit met de gebasaneerde lokale stommeriken die er maar lustig op los vogelen. En zie: proletarische helpers aller landen stromen toe:” No pasaràn! No pasaràn!  Wij zullen uw kinderen beschermen!”  Ha, bon, zegt het gemartyriseerde Spanje: hier zie, en zorgt er goed voor hé!  En het rode klootjesvolk aller landen pinkt vol zelfverering een traan voor zoveel eigen edelmoedigheid: “Kameraden, wat zijn we toch mooie en goede mensen, hé!”"  

  "Papon, smoel houden!"”  schreeuwde sectiechef Martini geprikkeld vanonder zijn rubberponcho naast hen.

  “ "Pardon Bandido, dat slaat niet op u. Mooie mensen begot ! Ge hebt maar in de spiegel te zien om u gerust te stellen!”"

    En stil tegen Steiner:"” Die chimpansee heeft op zijn eiland tien snotters gekweekt vóóraleer ‘La Mama’ hem de bons gaf! En zo'’n genie wordt hier sectiechef!...Maar om voort te gaan: ge kent toch zeker de moraal van mijn Spaans sprookje hé ?...Niet ?...De republiek heeft ons met hun uitgeteerd kind opgescheept en gaat nu zélf hard lopen!  Ze lokken ons eerst naar hier met mooie slogans, en als wij de last van hun oorlog op ons hebben genomen, trappen zij het af: bonjour en merci!...Geloof me vrij, Kameraad Hoorndrager, als het Volksleger er de brui aan geeft zijn wij nog niet aan de nieuw patatjes!"”  

     Van achter de struiken wat verderop, waar de Catalanen van het strafbataljon zich hadden genesteld, hief een tenor zacht een afgezaagde smartlap aan,  neuriënd gesteund door zijn kameraden:” La Malaguéña”...Qué bonitos ojos tiénes...” Hoe mooi zijn je ogen...

    Ditmaal kwam er géén reactie van Martini. Misschien verstond de Corsikaan wel genoeg Spaans om toch met een tikkeltje spijt aan zijn dikke Xantippe terug te denken ? En aan hààr mooie ogen...haar warme lijf...in het zachte bed...in de vissershut aan de baai van Solenzara...Terwijl hij hier nu onder zijn stinkende rubberponcho op het stekende grind in angstzweet lag te wachten op morgen...

    “ Puta! Melón tiénes ! Mama mia!!”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
28-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 55
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A33      LIEFDE EN LEUGENS.

        

         Westende, 12 augustus 1938 

Nu 15 augustus vlug naderde had het seizoen langzamerhand naar een hoogtepunt moeten lopen en het toeristenbedrijf in de badplaats op volle toeren doen draaien. Gewoonlijk werden dan rond die tijd ook de meest ‘populaire’ evenementen georganiseerd, zoals gekende internationale tennis- en golftornooien voor de upperten, muziekfestivals of bloemencorso’s, telkens besloten met ‘soirée dansante’... De gouden jeugd hield het dan meestal bij een losse informele swingavond of '‘sauterie'’ in het Trianon-Kursal op het ritme van Jazzband Archie Lewis. Zelfs het vermaarde orkest van Fud Candrix wilde al eens een avondje vullen in het Westend-’Palace of Grand’Hotel Bellevue...

Maar dit jaar scheen de fut er uit. Het ene feest na het àndere werd geschrapt of afgeblazen en men twijfelde zelfs of het traditionele vuurwerk van 15 augustus, letterlijk hét klapstuk van het seizoen, wel zou doorgaan. De klassieke optocht door de straten van het ‘'Musique du 1. Régiment Royal des Guides’' was al weggevallen in verband met de gespannen internationale toestand en ook de ‘'Concours d’' Elégance Automobile'’ in combinatie met een défilé van schoonheidskoninginnen werd reeds vroeger in alle stilte afgevoerd.

De domper op de feestvreugde heette '‘Heer Hitler'’, die met zijn ongepaste uitlatingen over het Sudetenland de westerse diplomatie op stang joeg en de krantoplagen aanzwengelde. Zijn brutale aanspraken op de Duitstalige grenskantons van Tsjechië verscherpten week na week en verhoogden de bloeddruk van de wakker geschrokken burgerij. Onrust is nu eenmaal slecht voor het toerisme en in Westende zag je met de dag meer "‘vreemden"’ hun vakantie vervroegd afbreken en hun villa’s sluiten. En wie tóch bleef hield voor alle zekerheid de knip op de portemonnee, wat de commercie nog meer deed slabakken.

Joseph voelde dit vlug aan zijn drinkgeld nu zijn klantenkring gedurig slonk: de mooie tijd van hier en daar een frank oprapen was voorbij. En van madam De Handt moest hij speciaal uitkijken wie van de villabewoners aanstalten maakten om te vertrekken, om te vermijden dat de winkel met onbetaalde rekeningen bleef zitten. Want wie het meeste chi-chi verkocht bleek dikwijls ook het slechtste bij kas...En als er dan tóch ééntje in slaagde ongemerkt door de mazen te glippen kregen hij en Nadine van haar moeder fameus de wind van voren.

Als enige troost na deze vervelende standjes voelde Joseph dan hoe hun onderlinge genegenheid weer een paar graden warmer werd... Maar telkens hij met de knappe winkeldochter in de garage alleen was om de bestellingen klaar te zetten waakte hij er toch angstvallig over geen ‘onkuise’ aanleiding te geven. Hij herinnerde zich nog té goed haar katachtige blik toen ze hem daar met haar borstjes vooruit voor het eerst in de stiel van commissionair inwijdde: zo van doe-maar-als-ge-durft.. Niet met mij, dacht hij: voor dàt poesje speel ik niet de muis!  Vroeg of laat zou dat zelfzekere engeltje de duimen moeten leggen als ze hem als vrijer wilde. En hij wist dat ze wilde - o ja!  - maar nog steeds te fier was om kleur te bekennen...Hij gaf haar in gedachten nog twee weken om een knieval te doen, daarna begon de school opnieuw. En ging er meteen een nieuw jachtgebied open, op de tram en in Oostende...

Leon hield er met zijn Olgatje niet zo’'n gecompliceerd liefdeleven op na: ze waren een koppel en daarmee uit. Ook al zagen ze elkaar door-de-weeks bijna nooit omdat hij te laat van de Astrid thuis kwam, het feit dat zij hem uit eigen beweging op de mond had gezoend, daar achter de berm van Deputter langs de Duinenweg, waarborgde in zijn ogen hun eeuwige liefde en trouw...

Zondagmiddag drukten ze daar nog eens een gulden zegel op in Cinema Nova, tijdens ‘Sneeuwwitje en de zeven Dwergen’. In het begin van de film hadden ze - halverwege het balkon, omdat achteraan alles bezet was door oudere koppels - braaf hand in hand van de wonderbare kleurfilm genoten. Maar bij de toverscène met de heks kreeg zijn Olgatje plots zo’'n angsttoeval dat ze haar lieve snuitje tegen zijn brede borst verborg en hij wel verplicht werd zijn stalen arm beschermend om haar heen te slaan. Van de rest herinnerde hij zich enkel dat ze daar een eeuwigheid zalig kop tegen kop hadden gezeten, hij met zijn neus in haar pijpenkrullen en vóór zijn rechter oog die purperen haarstrik die hem sowieso het zicht op het doek benam...

Na de kus van de prins had ze opgelucht haar lieve natgehuilde snoetje naar hem opgeheven en hij had heel natuurlijk het zout van haar ogen gezoend, zo maar. Tot hij in het schemerdonker haar uitnodigend tuitmondje bemerkte en het doordrong dat ze nog méér getroost wilde worden. In die laatste minuut van de film gaven ze elkaar meer dan dertig kusjes, herinnerde hij zich later...

“ "Vierendertig?!"” sneerde Joseph die avond in bed:"Ge denkt toch zeker niet dat ge een record hebt gebroken, hé broekvent!" ”

Maar Leon sliep in met het zalige besef dat zijn broer stikte van jaloezie!

 

Ook tante Jetje kreeg maandagnamiddag het adembenemende verhaal van Sneeuwwitje te horen, met alles erop en eraan, zelfs zonder hard te moeten aandringen. Haar stem klonk wel wat schor toen ze tenslotte langs haar neus weg informeerde of hij het écht leuk vond om zijn meisje “zo'’n tootjes te geven”...

“ "Ja, vaneigens!  Omdat zij het ook graag heeft!" ”

“ "Heeft ze dat gezegd, dat ge zo zeker zijt? ”"

“ "Wel, niet écht...Maar toen ik haar op de buis van ons pa zijn velo naar huis reed leunde ze heel den tijd tegen mij, met '’r haar in mijn ogen...En toen ze aan haar deur afstapte greep ze mijn kop met twee armen vast dat ik bijna omver viel en gaf ze mij nog een goede smakkerd...Ja, ge moet zo niet zien: krak op mijn mond!  Maar zegt dat niet aan ons moeder, hé, want die denkt seffens aan vuil manieren..."”

“ "En zijn dat er dan geen: vuil manieren?"”

“ "Vaneigens niet!  Ze is toch mijn lief!"”

Als het allemaal maar zo simpel ware, dacht Jetje wat bitter. Kon zij ook maar gewoon zeggen: ze is toch mijn lief, dus màg het...Die snotaap vrijt dat de stukken eraf vliegen en dààr heeft niemand zaken mee. Maar o-wee owee als zij, een volwassen vrouw, ooit zomaar in het openbaar haar gevoelens zou laten blijken! Ge zoudt godvermiljaarde eens wat zien!... Dus beter even diep ademhalen en doorslikken...

“ "Luistert jongen, en denkt niet dat ik de zon niet in '’t water kan zien schijnen. Maar ge zijt nog veel te klein om zo achter de meisjes te lopen: dat is niet gezond, zoiets..."”

“ "Maar ik loop niet achter de meisjes! Olgatje en ik zijn al bijeen vanaf de eerste keer dat ik haar zag op onze Plechtige Communie...” Een beetje overdrijven kon geen kwaad, vond hij:" ” Wij zien naar niemand anders meer om en we gaan trouwen vanals ik vier jaar vast werk heb op de Astrid. Dan trek ik minstens zes frank per uur, zegt nonkel René, en daarmee kan ik goed een huishouden rechten. Ons va trok niet méér, en daarmee hebben wij toch met ons gevieren goed geleefd...”"

Jetje zuchtte eens diep en besloot het over een àndere boeg te gooien :"Tiens, hoe gaat het feitelijk met de René? Hebt ge d’er al veel van geleerd? ”"

“ "Hey, zo rap gaat dat niet, hé!  D’er komt veel tekniek en ellentriek bij te pas en '‘t duurt jaren voordat ge dat allemaal meester zijt!  Ik zijn al kontent dat ik niet meer voor hun voeten loop als we bijvoorbeeld het net binnenhalen: dat is al een specialisatie op z’'n eigen met al die aparte koorden en kabels!" ”

“ "Hoezo dat? "” vroeg ze spottend. En ze wist hem vertrokken voor een kwartiertje...

Toen de laatste kabels breedvoerig waren ingehaald scheen Leon zich plots iets te herinneren:" ”Nadien zijn we een pint gaan pakken in “Het Anker” en daarvan heb ik geprofiteerd om hem nog eens uit te horen over ons va... En ik moet zeggen, tante Jetje: ge hebt het helemaal mis!  Nonkel zegt dat ons va niét in Ronse geboren is, maar wél in Veurne, zonder de minste twijfel!... Dan kan dat toch niet kloppen met wat gij zei over zijn vader die koster was in de Walen: die laat zijn zoon toch niet geboren worden ‘bachten de kuppe’ hé?" ”

“ "Ow-ow man, niet zo zeker zijn hé!...Een vrouwmens kan niet altijd kiezen waar en wanneer ze haar kind krijgt, weet ge...Verleden week stond nog in ‘De Kustwacht’ dat er een Engelse madam bevallen was op de maalboot naar Oostende. En Stance Berkenout van hier in de straat heeft haar tweeling gekregen op een trouwfeest in Tielt... Weet dat in Veurne altijd veel volk kwam zien naar de Boeteprocessie, of meelopen met een kruis op hun schoft: allemaal diepgelovige mensen uit alle hoeken van '’t land...Dat daar ook eens een koster uit Ronse bij gelopen heeft, veertig jaar geleden, is heel normaal: misschien samen met zijn zwanger vrouwtje den Heer komen smeken voor een zoon...En dat mens ocharme van alteratie de kramp gekregen: dat gebeurt alle dagen wel ergens, hé. Mijn moeder...”"

“ "Ja-ja, tante Jetje, ’t is al goed met al die vrouwenhistories!...Bon, laat ons aannemen dat ons va uit de Walen kwam, lijk gij zegt: dan moet hij toch wat Frans geklapt hebben. Misschien wel zo goed als die cafébaas uit Duinkerke, hé? ...”Waarom niet ?"...Hij lachte fijntjes.

“ "Potverdikke, zijt ge daar weer! Dis sprak geen woord Frans en daarmee uit!" ”

“ "Dan kan hij ook niet uit de Walen komen: ’'t is '’t één of '’t ander! Maar '’t omgekeerde is wél mogelijk: uit Veurne stammen, zoals de René beweert, én Frans klappen, hé. Nonkel zegt dat ons va bijna nooit zijn mond open deed maar sluit niet uit dat hij Frans zou kennen, ook al heeft hij het hier met de mensen nooit gesproken. Waarom zou hij ook: ge had er tóch geen woord van verstaan!... En nóg een bewijs: hij heeft in den oorlog vier jaar de pispotten uitgedragen in ’'t veldhospitaal '‘Océan'’ van De Panne. Zonder Frans geraakt ge daar niet binnen, of heeft hij minstens wat van de taal opgestoken van al die hoge pieten...”"

“ "Bon, voor mij niet gelaten: Dis moemelde wat Frans en werd in Veurne geboren: kontent?  Dat bewijst toch niet dat het spook van Duinkerke uw vader is?! Ik zeg dat die cafébaas hoogstens een lid is van de familie Petré die in 1914 van Ronse naar Noord-Frankrijk is gevlucht, en daarmee uit!" ”

“ "Echtig en techtig zéker weten? Want dat bewijst wél dat ge '’t al op twee zaken mis voorhad: Ronse én Frans!  Daarbij komt nog dat nonkel René nog nooit van die familie gehoord heeft. Dat is dus drie. Van uwen uitleg van twee weken geleden blijft al niet veel meer over...”"

“ "Luistert ventje, voor mijn part kwam Dis uit de Jakkamakka en sprak hij Chinees!  Als ge mij niet gelooft vraagt het dan aan Hasard, de portrettentrekker. Die heeft Dis gekend als kind. Maar laat mij voort gerust met den Dis!" ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
28-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!