Al zou je dat zo niet direct uit zijn gevloek afleiden ,maar Dis Petré was doorgaans een brave katholiek. Nu echter voelde hij plots een wilde vreugde in zich opborrelen :eindelijk, EIN-DE-LIJK had hij zijn schat gevonden! Hij wist al jaren dat die oude obussen vroeg of laat hier ergens te voorschijn zouden komen ,als de voorjaarsstormen de bergen stuifzand uit de duindalen wegschuurden...En nu lagen ze daar in het schemerdonker van de valavond: zes lange bruine roestcylinders, ordelijk naast elkaar, nauwelijks wat opbollend boven het vuil-grijze harde zand van de duinpan.
"Ziede wel, dat ik gelijk had!" glimlachte hij fier, terwijl hij voorzichtig strelend de rij granaten met de hand wat verder uitgroef. "Die Dutse smeerlappen ! En verdomme nog wel van mortieren kaliber 21 centemeters ! Potvermiljaarde nondedju zeg !!"
Eventjes vlug tussendoor moet ik zeggen dat Dis, ondanks zijn ietwat bosaapig uiterlijk, een braaf godsvrezend man was die met dergelijk gevloek geenszins beoogde zijn Heer de stuipen op het lijf te jagen. Maar hij was nu eenmaal een kind van zijn tijd en in die dagen vervingen zo'n seriële krachttermen bij het gewone volk van de kust driekwart van de adjectieven. Hun gebalde vorm maakte alle verdere omschrijvingen van hun diepdoorvoelde zieleroersels nodeloos. En meteen gunden ze een ontroerde geest de nodige tijd om voor zijn opwellende gedachten het juiste woord te vinden. Een zoektocht die bij ondervinding toch meestal op niets uitliep. Maar dàt even terzijde.
Dis vermoedde reeds lang dat in dit diepe langgerekte duindal, dat de dorpelingen van Westende "de doorsteek" noemden, één van de zware houwitserstellingen had gestaan, van waaruit de Duitsers tijdens de Grote Oorlog van '14-'18 de Belgische linies aan de overkant van de Ijzermonding hadden bestookt, vier jaar aan één stuk door.
Zijn schoonvader ,Bompa Cattrysse ,had er hem indertijd als eerste op gewezen: " Tijdens de artillerieduels ", oreerde hij tot vervelens toe, " worden de batterijen alsmaardoor verplaatst. Vijf, maximum tien salvo's per stuk...en dan als de weerlicht de paarden aanhaken en wegwezen, vóóraleer die van de overkant de tijd krijgen om terug te schieten !"
En Bompa zaliger wist er destijds àlles van ,van die oorlog : drie jaar kniehoog in het slijk van de loopgraven langs de IJzer gestaan ,tot hij in '17 "gepakt was door de gas" en - na een eindeloos lijkende hospitalisatie - ontslagen met de graad van adjudant. Hém mochten ze over kogels, bommen en granaten àlles vragen ! En ook zonder hem iets gevraagd werd, had hij nog jarenlang hijgend en kokhalzend vanuit zijn zetel bij het keukenvenster zijn bloedige wijsheden gespuid - of zeg maar gespuwd -, tot hij er in 1928 uiteindelijk rochelend in was gestikt...
Toch bleek de man te weten waarover hij sprak: de kuststrook van Lombardsijde stond heel de duur van de oorlog vol zwaar Duits geschut omdat de grond er droog was en de kanonnen er niet in het slijk verdwenen zoals elders langs de overstroomde rechter IJzeroever. Maar ook dààr konden ze zo'n logge vuurmonden in dat mulle zand niet vlug genoeg verplaatsen. Dus hadden ze met het puin van de huizen uit het platgeschoten dorp wegels aangelegd, kriskras door de duinen, vanaf de stukgereden kasseiweg - de latere Bassevillestraat - tot aan de artilleriestellingen, vier- à vijfhonderd meter verder de natuur in. En wie aan kanonnen denkt, zegt 'munitiedepot'...Als je dus het uiteinde van zo'n weggetje vond, zat je gegarandeerd héél dicht bij één of andere oude geschutstelling, mét bijhorende hopen granaten. En om die verroeste granaatkoppen , dààr was het natuurlijk om te doen, voor iemand die met oud koper een centje bijverdiende.
De overblijfsels van zo'n steenslagpad had Dis Petré ontdekt vlak naast zijn barak aan de Bassevillestraat, waar hij met zijn vrouw Marie en hun twee jongens woonde. Van daaruit volgde het weggetje in de richting van het strand de kronkelende bedding van de dichtgeslibde 'doorsteek' tot voorbij de Apenberg, de hoogste duintop van de streek. Hier en daar lag nù nog een stukje van dat pad bloot tussen de ondoordringbare vuurdoornstruiken, die sinds mensenheugenis de verzande zeearm hadden overwoekerd. Maar als de wilde zuidwesterstormen in het voorjaar dagenlang de duindalen uitschuurden en van al het losse stuifzand zuiverden kwamen er grotere stukken aan de oppervlakte. De harde ondergrond gaf dan gedurende korte tijd ook allerlei àndere geheime relieken van de oorlog '14-'18 prijs : een stuk loopgraaf of een ingestorte onderstand...Nadien, bij kalmer weer, geraakten deze gruwelijke souvenirs langzaamaan opnieuw bedolven onder een vers tapijt wit zand, als werden ze stil toegedekt door een lijkwade. Ik had ook 'mantel der liefde' kunnen zeggen, maar voor zo'n bloeddoordrenkt stuk slagveld lijkt mij dat minder gepast...
Deze woeste winden luidden voor een verstokte strandjutter als 'den Dis' het oogstfeest in. De zware loden knikkers uit de ontplofte kartetsen en granaten, waarmee de vijandelijke legers elkaar vier jaar lang hadden uitgemoord, lagen dan met massa's voor 't rapen. En massa's, dat wil zeggen: toch wel een tiental van die loden bolletjes per vierkante meter!...Op zo'n dag kon hij soms een hele emmer vol oogsten, méér dan in éénmaal naar huis kon worden gesjouwd. Wees maar gerust dat zoiets aardig wat opbracht ! Mensen-lief, aan zes frank de kilo, verdiende hij daarmee op één dag méér dan als metselaar op een volledige werkweek!
Na een eerste razzia op lood, deed hij met zijn twee jongens gewoonlijk nog een toer om 'shrapnels' te rapen :zwaar verroeste stukken staal van duizenden en duizenden opengebarsten obussen. Dat bracht wel veel minder op dan lood, maar daarvan lagen er dan ook tónnen. Rood of geel koper, daarentegen, was heel zeldzaam: slechts af en toe vonden ze eens een gekartelde reep uit een granaatkraag, of een enkele keer een ontstekingskop.
" Maar", had schoonvader hem ingeprent," met die smeerlapperij moet ge nondedju goed oppassen, vent!"... Tjeppe, de ijzerboer die iedere winter twee à driemaal bij hem de oogst kwam opkopen, was met zo'n spul zijn hand kwijtgespeeld...
" En dan mocht hij met z'n zatte botten nog van geluk spreken,of hij was helemaal de pijp uit geweest !"
Dis nam zich voor inderdaad goed op te passen, nu hij eindelijk zijn schat onder ogen had. Het werd toch reeds te donker om nog iets serieus te beginnen...,en morgen was het zaterdag. Dan had hij heel de namiddag de tijd om het zaakje eens op zijn gemak te bekijken...Want ook dàt had zijn schoonvader zaliger hem met horten en stoten hijgend ingeprent:
" Hou je poten eraf...als er geen licht genoeg is.... Of als het boven je macht gaat...Maar als g'uw leven beu zijt...prutst dan maar voorts...aan zo'n blindganger..." Na elke korte uitspraak moest Cattrysse met een schurende fluitstoot uit zijn verbrande longen verwoed naar lucht happen en was waarschijnlijk daarom zo kort van stof.
Zo had Dis hem ook nog nooit horen vloeken - wegens geen asem genoeg - en van huis uit wist hij dat de meeste "gazées" onder deze beperking nog het ergste leden...