DE VONDELING.
Jetje had, met zo'n hondenweer, van haar leven al leukere fietstochtjes gemaakt. Maar 't was pas halverwege de heenrit naar Veurne fors beginnen sneeuwen ,en dus telaat om te keren. Daarbij had ze teveel moeite gedaan om via de dorpspastoor een afspraak met Moeder Overste vast te krijgen om die nu, enkel voor wat nattigheid te laten schieten...
In 't klooster was het ook al niet overdreven warm maar Mère Adolphine liet een kom hete melk met bruine kandij aanrukken en dat maakte veel goed. De parochieherder aan de overkant van de tafel herkende Jetje van haar vorig bezoek; dié zat weeral aan de port...
Ja, de Bisschop had toelating gegeven om in bijzijn van meneer pastoor de essentie te vertellen over de geboorte en afkomst van Vroman Désiré. Ze sloeg een kruisteken en stak van wal:
" Zoals ge wel weet werd hij, die later de naam Petré zou krijgen, waarschijnlijk geboren hier in Veurne op 23 december van 't jaar des Heren 1902. Let wel: dat is de dag voor kerstmis, wat van groot belang is voor de rest van de geschiedenis. En ik druk ook op 'waarschijnlijk' omdat hij in de late avond van die winterse dag als écht pasgeboren zuigeling te vinden werd gelegd in 't portaal van ons klooster. Ik was toen nog novice en aangesteld als hulp bij Zuster Portierster...Een beetje vóór middernacht word ik gewekt door gebonk met de klopper op de poort en als ik ging kijken door het luikje in de deur zien ik nog juist een man weglopen in het donker. Ik dacht eerst aan een zatte bellentrekker tot dat ik almeteen een kleine hoorde schreien. En als ik de deur opentrek ligt er op den dorpel een boreling, blauw van de kou, en enkel gewikkeld in een bebloed manshemd..."
De pastoor stak de vinger op: " Dat bebloed manshemd moet ge goed onthouden...Maar ga voort, Mère..."
" In dien tijd kregen we regelmatig vondelingen over de vloer, zodat ik zonder veel tralala dien kleine gewassen, verzorgd en gebusseld heb en hem voor de warmte de rest van de nacht bij mij in bed te slapen heb gelegd. Bij 't opstaan verwittigde ik Mère Supérieure die op haar beurt meneer pastoor, hier, liet roepen,hé. Gij ,Eerwaarde, waart dan nog jonge onderpastoor van de parochie..."
" Ja, jong en onervaren, hé! " lachte hij en kreeg nog een port ingeschonken.
" Ziet ge, hij moest de administratieve kant afwerken met de gemeente. Maar nog voordat meneer pastoor hier aankwam sloeg Firmin, onze tuinman toendertijd, groot alarm! Hij had immers in zijn gereedschapskot, achteraan den hof het vers lijk gevonden van ene vrouw dat helegans onder het bloed stak. Grote toeloop van de zusters hé! En wat vinden wij aan haar boezem, onder de bebloede kleren? Wéér een borelingetje! Nog met de navelstreng en nog wel wat levend, maar in zo'n slechte conditie dat we hem onmiddellijk gedoopt hebben. Ik moest in de vlucht een naam vinden en noemde hem al rap Noël Dieudonné...Noël,omdat dat Frans is voor kerstmis, verstaat ge mij?...En Dieudonné, omdat hij uit den hemel kwam gevallen, een gave Gods. We hebben meneer doktoor erbij geroepen en die heeft de kleine in een paar dagen gered."
" Ja, ik herinner mij nog goed hoe gelukkig de zusters allemaal waren! " zuchtte de pastoor voor zijn leeg glas.
" Ja, inderdaad, allemaal...Nadien is de 'Garde civiek' gekomen, zoals wij de polies indertijd noemden. Die hebben het lijk en alles er rond grondig onderzocht. Maar ze konden enkel vaststellen dat het een zéér jong meisje betrof dat leeggebloed was door een postnatale vloed. Ze hebben het lijk dan weg laten halen en twee dagen na kerstmis is het begraven onder kruis numéro 16 ,in den armenhoek van het buitenkerkhof als "Naamloze onbekende vrouw vermoedelijk 15 jaar"... Triestig hé... Voilà, dat zijn - voor wat het klooster aangaat - de gebeurtenissen rond de geboorte van Désiré Vroman... Méér kan ik daar niet over vertellen."
" En dan moet ge daar nog heel voorzichtig mee zijn, hé " voegde de pastoor er geheimzinnig aan toe.
Mère Adolphine keek verstoord op. Maar na een bemoedigend knikje van de oude man vervolgde ze weifelend:
" Of tóch, ja, misschien... Er is inderdaad een vreemd detail dat deze zaak niet veel klaarder maakt: het kan er verband mee houden en misschien ook hélemaal niet... Luistert: toen de garde civiek hier kwam om het lijk weg te halen vertelde de chef mij dat hijzelf, juist zoals ik, ook maar weinig geslapen had. Want zijn patroelje had die nacht immers in de steeg achter de muur van onze kloosterhof een zwerver aangehouden, op nog geen tien meter van Firmin zijn kot. Hij had bloed aan zijn broekspijpen en aan zijn handen en zo, en droeg geen hemd onder zijn schaapsjak. De ondervraging ter plekke lukte langs geen kanten want hij sprak een heel aardige taal. Hij verstond daarbij geen woord Vlaams of Frans en kort daarop is hij kunnen gaan lopen...De garde content, natuurlijk hé ! Toen ik het uur van de aanhouding hoorde klopte dat met het moment waarop ik die kleine Vroman op onze dorpel vond... Ge doet ermee wat ge wilt, want méér mag ik niet zeggen..."
De stilte werd enkel verbroken door het klokken van de portfles. Er bleven echter nog zóveel vragen hangen dat Jetje besloot haar stoute schoenen aan te trekken:
" Maar met permissie, Mère Supérieure, waarom hebt ge Dis de naam Vroman gegeven, als er geen verband is met die familie uit het omliggende? "
De pastoor stak zijn vinger op: " Dat ligt aan mij. Maar verdere uitleg mag en kan ik u niet geven, omdat het de betrokken persoon nadeel zou kunnen bezorgen..."
" Maar Eerwaarde: Dis is dood! "
" Ik heb verstaan dat daaraan getwijfeld wordt."
" Maar door wié? Door wat roddelaars in 't dorp? "
"De Bisschop gaf verbod daarover te spreken!"
Jetje voelde dat ze ging buitenvliegen en besloot alles op alles te zetten: " Was Vroman misschien de naam van die zotte landloper? Is de garde civiek tijdens zijn ondervraging op die naam gevallen? "
Mère Adolphine leek daarop bevestigend te willen ingaan, maar de pastoor maakte bruusk een einde aan het onderhoud: " Vrouw Neuville, er is officieel nooit of te nimmer een verband gelegd tussen de vondeling Vroman en de aangehouden zwerver, die misschien niét dezelfde man is als deze die Mère destijds van de poort heeft zien weglopen. En nog minder tussen die man - of mannén - en de kraamvrouw met haar kindje Noël. Anderzijds zou het voor het gemak verleidelijk zijn een bloedband te zien tussen de kraamvrouw met haar boreling Noël Dieudonné en de vondeling Vroman en dus van een tweelinggeboorte te spreken...Maar de Heer heeft dat niet gewild en wij, mensen, moeten ons daarbij in diepe christelijke deemoed neerleggen."
"Amen! " zei de non en sloeg in navolging van de pastoor een plechtig kruisteken. De film zat erop.
Met de hand op de koude klink draaide Jetje zich nog even om: " Misschien nog een laatste vraagje over die kleine Noël? Wat is daarvan geworden? "
De pastoor leek even een beetje verstoord maar herpakte zich: " Als ik mij goed herinner is die na een jaar of zo geadopteerd...Nietwaar, Mère? "
"Ja...door een kinderloos koppel keuter-boertjes uit Schoorbakke... Ik zou dat nog eens moeten nazien..."
"Iedere keer dat gij naar Veurne geweest zijt, komt ge met een nieuw vertelseltje af! " hoonde Leon.
" Het is toch zo klaar als pompwater, hé! Voor mij is dien schooier niet alleen de vader van de kleine Dis Vroman, maar ook van dat tweede jongentje Noël, wat die paster ook moge zeveren! Dat jonge moedertje kreeg in dat gereedschapskot een tweeling, punt! Maar zonder dat de vader dat wist. Die heeft de eerstgeborene rap in zijn hemd gedraaid en aan de kloosterpoort gaan afgeven. En toen hij naar haar terugliep om haar voort te verzorgen werd hij aangehouden door de gardes. Tijdens zijn ondervraging kreeg dat meisje haar tweede kind - buiten weten van de vader - en kort daarop een vloed waaraan ze leegbloedde..."
" En de drie koningen kwamen nog juist op tijd om het kerstkind te redden hé! Tante Jetje, ge kunt schoon vertellen, da's zékers! "
" Leon Petré! Met zoiets valt er niet te lachen! "
" O pardon! Doet maar voort! Die vent gaat ritsen, hebt ge gezegd...En dàn? "
" Ja, hij kan vluchten. En als hij na een omweg terug wil keren heeft dien tuinman van 't klooster onderwijl het lijk ontdekt en is rond de stal de hel los gebroken met de paster en de garde civiek..."
" Tante Jetje, doet ge nu àl die moeite om te bewijzen dat mijn grootvader een landloper was? "
"Neen bijlange niet vent! Maar wél dat Dis een tweelingbroer had en dat gij dié gezien hebt in Duinkerke! "
Van deze uppercut had hij even niets terug en wist zich enkel recht te houden door wat geringschattend te proesten. Maar toen veerde hij weer op:" Duimzuigerij! Zuiver uitvindsels om u er vanaf te maken! De paster heeft zelf gezegd dat er géén band was tussen die drie vertelsels! Hoe wilt gij dan het omgekeerde beweren! Die vondeling Vroman, 't is te zeggen ons vader, had géén zaken met de rest van 't gezelschap, en dus géén tweelingbroer! "
" Leon, gebruikt uw verstand! "
" Tante Jetje, waarom zou die paster daarvoor staan liegen? Voor geld misschien? ... Dat is er niet, en met 'misschiens' bakt ge geen brood, hé! Bewijzen wil ik zien, en daar zult ge last mee hebben! Op die non in Veurne moet ge niet meer rekenen en Dis kan niets meer getuigen, tenzij hij iets van zijn afkomst aan ons ma zou verteld hebben. Blijft enkel over :Noël van Schoorbakke. Stelt ten eerste dat ge zijn spoor in dat boerengat kunt oppikken en ten tweede kunt volgen van dààr naar Duinkerke... Dan zou het al moeten lukken dat het spoor tot aan mijn speelhof in de haven zou lopen hé! Neen, tante Jetje, ge zijt er nog niet: verre van! "
..........................................................;
Ook voor Steiner en zijn maats daagde er nog geen licht aan het einde van de tunnel. Na hun overhaaste aftocht uit de Belgische ambassade waren ze een donkere kroeg in gedoken om krijgsraad te houden bij drie flessen zure Riojawijn.
Als ze ooit gehoopt hadden met de Kerst hoog en droog thuis te zitten, dan mochten ze nu wel even hun toekomstplannen herzien. De Ket duwde met zijn sombere voorspellingen een zware domper op de feestvreugde! Een ontvangstcomité van de staatsveiligheid in het station van Brussel-Zuid was wel het laatste waarop ze gerekend hadden!
Terwijl de wijn er vlot inliep verklaarde Marco zich roerend ééns met zijn kameraad: nooit ofte nimmer zouden ze zich nog in den bak laten steken, nooit! Véél mogelijkheden om aan dit lot te ontsnappen vonden ze zo niet direct, en de tijd begon te dringen. De eerste trein met een contingent van 400 ex-brigadisten was gisteren al naar Frankrijk vertrokken, en dit scenario zou zich in de toekomst tweemaal per week herhalen, tot uitputting van de stock...
Maar op deze comfortabele terugreis moesten ze niet rekenen zonder geldige papieren en een tijdelijk visum van drie maanden. Stel dat ze deze documenten ophaalden in de ambassade, met de trein vertrokken en onderweg ergens in Frankrijk onderdoken, dan werden ze daar binnen de kortste keren vogelvrij verklaard. En vroeg of laat opgesloten...
Toen ze een tweede serie flessen aanbraken wierp de Ket de langverdrongen uitweg op tafel: " Mijn gedacht kunt ge beter een Spaanse pas aanvragen, quite van u te engageren bij de Armada popular of niet..."
" Ge denkt toch niet dat die gasten u de keuze gaan laten hé! " spotte Steiner: " Eérst uw engagement tekenen, vóór ge een nieuwe Spaanse pas krijgt, of dacht ge soms dat ze zot waren! En als ge dàn nog gaat lopen zijt ge deserteur: op korte termijn goed voor zes kogels in uw pels! Neen merçi! "
Zo kibbelden ze nog de rest van de middag voort om zich uiteindelijk bij het onontkoombaar besluit neer te leggen: O.K., verdomme! Dan werden ze maar Spanjaard en tekenden ze voor de Armada! Of wilden ze soms ééuwig leven? Een witte Kerst vieren aan de Ebro: dat was weer eens iets ànders...Viva la muerta!