B07: DE JODEN.
Nieuwpoort, 24 mei '40.
Terwijl zijn jonge neef verder het dek van de 'Astrid' opruimde staarde René even peinzend over de halflege haven. Hij dacht aan de twintig vissersboten van zijn collega's, die vorige zondag al de sprong naar de overkant hadden gewaagd: misschien zou hij ze morgen in Engeland weerzien, als ze tenminste onderweg geen schipbreuk hadden geleden. Of als hemzelf maar niets overkwam...Hij had kleine Leon nooit in dit duister avontuur mogen meesleuren, verdomme ! Zat er dan toch enkel maar een klomp zagemeel onder z'n klak ?!...Kwaad om zijn eigen roekeloosheid snoof hij luidruchtig z'n neus en spuwde krachtig een diep opgehaalde klodder over boord. Dat luchtte op !
Vanuit de verte, richting Veurne, rolde een dof gerommel door de lucht, met af en toe zware bonken van inslaande bommen die de ruitjes van de stuurhut lieten rinkelen. De paarden op de kaai hinnikten nerveus toen het gammele vrachtwagentje van de burgerbescherming de Hoogstraat kwam uitgereden, met twee man in de laadbak die verwoed aan een sirene zwengelden. Ze kwamen de goegemeente verwittigen voor het gevaar van een mogelijke luchtaanval...zoals gewoonlijk te laat ! Al een geluk dat de bommen niet voor Nieuwpoort bestemd waren en dat de vele vluchtelingen niet op het astmatisch vehikel van de B.B. hadden gewacht om te schuilen !
René en Leon kropen in het ruim, omdat de stevige dekplanken nog de beste bescherming boden tegen neervallende shrapnels van de D.C.A., of scherven van inslaande bommen. Tegen een rechtstreekse treffer was toch niets bestand, ook een schuilkelder niet, waarin men bovendien nog riskeerde onder het puin te stikken of levend te verbranden, zoals in Oostende was gebeurd.
Met gespitste oren luisterden ze in het duister van het ruim naar het verre gebom.
" Waar zou het te doen zijn, denkt ge ?",vroeg Leon wat benepen.
" Veurne, als ge 't mij vraagt, of toch ergens aan die kanten..."
" Wat valt er daar nu te bombarderen, verdomme, buiten wat oude huizen in de stad of wat koeien in de polders !"
" Wel, de statie, om te beginnen, met al die Engelse munitietreinen die daar staan: ik heb het zelf nog gezien, gisteren. En bovendien stikt het daar nu van de soldaten: die van ons, en over laatst zag het nog zwart van de Franse negers, als ge de Misten Titteca nog moogt geloven..." Hij lachte stil voor zich uit: " Want volgens hem liepen er ook wat Engelsen rond te paraderen met zo'n zotte soepteljoor op hun kop..."
Hij kroop recht en loerde door het open luik naar de blauwe zomerlucht hoog boven hem, waar een paar jachtvliegtuigen in brede bochten een verward gevecht voerden. Leon kwam bij hem staan en een tijdje keken ze reikhalzend naar het bizarre ballet boven hun hoofden. Af en toe meenden ze tussen het op- en neergaand gehuil van vliegtuigmotoren het stugge staccato van de boordkanonnen te horen. Maar langzaam aan verplaatsten de vechters hun arabesken meer landinwaarts en tenslotte verdwenen ze in de mistige einder, zonder hun publiek de sensatie van een brandende crash te gunnen...
Ook uit richting Veurne kwam geen gerommel meer.
" Kom, 't is ver gedaan en binnen een kwartiertje moeten we bij Legein zijn: 't is tijd om op te breken !"
Leon kroop achter hem aan de ijzeren ladder op naar de kade, waar alle militairen weer volop begonnen te niksen, tenminste zo leek het. De paarden, verderop, lieten zich rustig roskammen, een paar werden reeds ingespannen in het vooruitzicht van het nakend vertrek naar Nieuwpoort-Bad. De Marktstraat kwam weer tot leven, nu inwoners en vluchtelingen voorzichtig de schuilkelders verlieten en zenuwachtig rondvroegen waar al die bommen wel waren gevallen.
" Ik versta niet waarom de patron z'n schip wil riskeren om die vuil Walen naar Engeland te brengen...", begon Leon kibbig,"of 't zou moeten zijn dat ze er hem dik voor betalen!" . " Ik zei al dat ik heb menen te verstaan, dat ze het risico voor den boot gaan dekken met de vijf auto's van die gasten: dat zijn sjieke karren, en schrikkelijk veel geld waard, maar om ermee door de golven naar Engeland te varen zijn ze niet helemaal geschikt ! Ha-ha !"
Hij grinnikte met z'n eigen geestigheid.
" In Oostende hadden ze normaal de ferry kunnen pakken..., tot verleden week, vóór de opeising begon. Maar met die Duitse bombardementen op de haven vaart die niet meer uit, of enkel 's nachts, en dan alleen maar voor de mensen van 't ministerie en de militairen...Naar 't schijnt heeft dat Waals gezelschap toch geprobeerd daar in te schepen, maar ze zijn nogal een gang gegaan: 't scheelde geen haar of de soldaten hadden hen met hun kloten in den 'bassing' (dok) gekapt ! Dat heeft hun pretentie een ferme klop gegeven en ten einde raad zijn ze dan maar naar hier afgezakt en langs allerlei omwegen bij de schipper en de notaris beland..."
" Maar waarom hebben ze toch zolang getreuzeld ?!", wierp Leon op, " Waren ze veertien dagen geleden gevlucht met hun auto's, ze zaten al breeduit in Spanje of Amerika !" Hij liet graag zien hoe goed hij in aardrijkskunde was...
" Och ventje, dat is weer een heel historie ! Ze zijn zij vroeg genoeg vertrokken, maar aan de Franse grens hebben ze trubbels gekregen: 't schijnt dat er twee Duitse families bij zijn zonder paspoort, vaderlandsloos lijk ze zeggen, en met die rare namen dachten de gendarmen dat het spionnen waren, hé...Ze hebben daar meer dan een week in den bak gezeten, of opgesloten in een school, tot dat de Duitsers doorgebroken zijn naar de zee. Omdat er toen één dreigde z'n eigen op te hangen, heeft die commandant ze dan maar rap gelost, op voorwaarde dat ze terug naar Belgie keerden: om naar Spanje te vluchten was het toen toch al te laat ! En nu zitten ze hier in de val van de omsingeling...En omdat het naar 't schijnt allemaal joden zijn, die 't vliegend schijt krijgen voor den Duits, zouden ze 't hemd van hun gat verkopen om hier nog veilig weg te geraken ! Enfin, wij kunnen er maar goed mee zijn, hé Kozze !"
" Hoezo, joden ?...Lijk Arthur Birnbaum ? ",vroeg Leon verwonderd: "En hebt g'eerst niet gezegd dat het Walen waren ?...Dan is het nog méér te verwonderen dat de schipper nu wél dié joden overvaart en de Birnbaums liet stikken...Betaalden die niet genoeg, misschien?
" Ewel, ja, nu dat ge 't zegt: de Birnbaums waren in feite maar arme luizen die van ons goed hart wilden profiteren. Zij verwachtten wél dat wij hén veilig naar den overkant zouden brengen voor een hongerloontje, met inzet van onze boot en ons leven, maar trokken het zich niet aan hoe wij nadien terug thuis moesten geraken... Maar deze hier zijn échte joden hé ! Stinkend rijk en t'akkoord om goed te betalen ! Ge zult wel zien ! Raar kwibussen, ten andere...Echt 'lijk dat ze zeggen: vuil joden, met baarden - man - tot op hun tenen ! Verschiet maar niet, straks, als ge ze gaat zien !...
Rare kwibussen, inderdaad !
Madame Legein had hen binnen gelaten in de gang ,die geurde naar Sunlightzeep en koekebrood, en een vieze blik geworpen op hun vettige vissersplunje.
" Wacht hier een beetje !" De weerzin droop van het pinnige mens af, zodat ze automatisch hun vuile klompen uitschoten en achter de zwaarverniste voordeur zetten ! 't Was al witte marmer en blinkend koper wat ze zagen, en op de trap naar boven lag een dikke rode loper. Ze stonden een ogenblik bedremmeld met hun klak in de handen te draaien, luisterend naar de doffe stemmen achter de hoge dubbele deur, waarop een gouden plaatje hing met 'Studie van den Notaris'. Leon realiseerde zich plots dat ze beiden afgrijselijk naar vis en olie stonken. Hij begreep nu waarom Madame Legein zo haar neus had opgetrokken...
De schipper stak zijn hoofd door het deurgat en fluisterde, met een grappig grimas om hen gerust te stellen: " Komt er in, en houdt uw manieren !", als wilde hij vragen om geen verrassing te laten blijken of op de grond te speken.
Twijfelend schoof René, gevolgd door zijn kozijn, op kousevoeten de ruime kamer binnen: glanzend parket op de grond met een weelderig tapijt...En voor hen een muur vol boeken, waarop door het hoge brandglasraam veelkleurig een brede bundel zonnestralen stond...In het midden, achter een groot lichteiken bureeltafel, troonde als een zalige Boeddha de genadig glimlachende notaris Legein...Leon durfde nauwelijks op te zien.
In de schemerhoek tegen de linker muur zaten ze dan, dicht bijeen, als raven op een tak. Leon schrok zich een bult ! Een zwarte troep: zwarte hoeden, zwarte baarden, zwarte jassen, als waren ze zwaar in de rouw... In de lijkbleke gezichten brandden zwarte ogen, die hem vijandig aanstaarden, schattend of ze hem nu zouden opvreten, of straks. De schipper was nonchalant terug op zijn stoel onder de palmboom bij het venster gaan zitten, alsof het hem verder niet interesseerde, maar Leon bleef voor alle zekerheid bij de deur staan, klaar om bij het eerste onraad de benen te nemen.
" Bon !", zei Legein, "er is hier heel wat overeengekomen tussen deze heren" - en hij wees naar de troep kraaien - " en uw schipper, dat u niet rechtstreeks interesseert...Wat u getweeën wél aangaat komt hiér op neer "... - en hij begon plechtstatig een groot blad te lezen - "dat de schipper Pylieser Gerard met de bemanning van motorsloep 'Astrid', 't is te zeggen motorist Cattrysse René en scheepsjongen Petré Leon, akkoord gaat om vanavond 24 mei A.D. 1940, voor 22 uur in hoog water uit te varen met een gezelschap vluchtelingen, bestaande uit vijfentwintig zielen, om deze in de kortst mogelijke tijd in Engeland veilig en behouden aan vaste wal te zetten."
Hij haalde even diep adem en ratelde voort: " Dit gezelschap bestaat uit vijf gezinnen. Ten eerste, het gezin Bernstajn, vijf personen, Belgische nationaliteit"
Iedereen bekeek het groepje zwarten, waarvan er één nors de hand opstak. De notaris knikte en vervolgde:
" Ten tweede, het gezin Finckelstayn, vijf personen van Belgische nationaliteit "...
Zelfde ritueel.
" Ten derde, het gezin Liebschatsz, vijf personen van Duitse nationaliteit geweest, maar nu statenloos "
Geen reactie, maar dat scheen de notaris niet te storen, want hij ratelde verder: " Ten vierde, gezin du Pont de la Tour in vijf woorden, vijf personen van Franse nationaliteit"
Die met de kwade ogen keek op en knikte.
" Ten vijfde, het gezin Naaktgeboren, vijf personen van Nederlandse nationaliteit"
Die zonder baard zei glimlachend " Présent !", en dat ontspande de stijfambtelijke stemming een beetje... Legein las zonder veel intonatie razendsnel verder: " Elk bemanningslid verbindt er zich persoonlijk toe om zich in groep en-of ten individuelen titel, tot het uiterste in te zetten om deze opdracht tot een goed einde te brengen, ook als de bemanning door omstandigheden niet meer volledig zou zijn..."
Hij keek René en Leon over zijn bril nadrukkelijk aan, om na te gaan of ze wel goed snapten wat er boven hun hoofd hing. Toen deze twee hem bleven aangapen als ware hij een hoer met jarretellen, vond de notaris een kleine toelichting niet misplaatst.
" Dat wil zeggen, Petré, dat als de twee ander over boord slaan, gij verplicht zijt het gezelschap op uw eentje naar Engeland te voeren, verstaan ?"
Leon klapte zijn openhangende mond dicht en slikte omstandig vooraleer nadrukkelijk te knikken...Miljaarde zeg ,dat werd hier serieus!
Maar half gerustgesteld vervolgde Legein: " Na vervulling van deze opdracht wordt onmiddellijk de volgende vergoeding uitbetaald: Aan schipper Gerard Pylieser of erven: veertigduizend Belgische frank. Aan motorist René Cattrysse of erven: twintigduizend Belgische frank. Aan scheepsjongen Leon Petré of erven: tienduizend Belgische frank. Deze vergoeding blijft in depot bij ondergetekende notaris, tot door minstens één lid van de bemanning het bewijs is voorgelegd dat de opdracht goed werd volbracht, zoals hierboven beschreven."
Legein keek plechtig van zijn blad op naar Leon: " Hebt ge 't verstaan ?!"
Deze wilde zich niet voordoen als de debiel van dienst en knikte, al was het hem een raadsel wat met die 'of erven' werd bedoeld...
De notaris herhaalde krachtdadig: " Ge krijgt maar uw centen van mij, hier ", en hij klopte met de vlakke hand op drie bruine omslagen naast de vloeipapieren onderlegger, " als het contract ordentelijk volbracht is. Verstaat ge't ? Mocht het mislukken krijgt ge niks, zéro frank, zéro centiemen!" Hij nam zijn neusknijper af en terwijl hij door de ogen wreef, viel er een gespannen stilte...
" Als ge akkoord zijt, hier tekenen !" ,en hij wees onder aan het blad, " tenzij er vragen moesten zijn?..."
Pylieser stond plechtstatig recht vanonder zijn palmboom en zei zelfzeker: " Ik zal het hen wel allemaal nog eens uitleggen, Meneer de Notaris !", en hij duwde zijn maats naar het document op de hoek van het glanzende bureelblad.
Eerst schreef René houterig zijn naam naast de wijsvinger van de schipper en dan kwam Leon aan de beurt.
Hij klemde zijn klak tussen de knieën tegen het beven en doopte de pen diep in de inktpot, alsof hij heel wat van plan was. Op zijn verkrampte vingers voelde hij alle ogen branden en toen hij zijn kunstwerk met een zwierige zwaai onderlijnde, haakte de pen in het papier. Het schaamrood schoot naar zijn wangen en hij wilde de spatjes met zijn pet opdoppen, maar de notaris was hem voor met een groot blad groen vloeipapier.
" Het is al goed...",zei Legein en alsof dit de spanning brak begonnen de zwarte raven plots onderling en door elkaar in een zwaar gutturaal Duits-achtig dialect lucht te geven aan hun tevredenheid.
De schipper schrok op, overschouwde perplex dit duister gedoe en zocht dan met het oog steun bij de stijfjes glimlachende notaris.
" Ik zou nog iets goed moeten uitleggen aan deze mensen" zei hij autoritair en toen de notaris genadig knikte, zocht hij over de hoofden heen naar een gepast slachtoffer. .
" Meneer heu...Naaktgeboren ! U zou aan iedereen van het gezelschap deftig moeten wijsmaken dat mijn schip geen touringcar is, hé ! De overtocht zal geen partie-plezier worden: er is geen enkel komfort aan boord, geen stoelen of banken, geen bedden of kraantjeswater...en geen gemak ! Heu...schijthuis, verstaat ge ? We varen stipt om tien uur vanavond uit en wie niet op tijd is blijft op de kaai achter, want wachten kunnen we niet !...Het zal koud en vochtig zijn tijdens de nacht, zelfs bij kalme zee en als er wind mocht opsteken zal iedereen de darmen uit z'n lijf kotsen: ik ken dat.. Neem dus tegen alle mogelijke en onmogelijke ongemakken van de reis uw voorzorgen, hé: truien, regenjassen, dekens, zakdoeken...Ziet dat ge uzelf kunt behelpen ,zonder ons lastig te vallen met onbenulligheden. Ik heb verstaan dat er heel wat kleine kinderen bij zijn: de ouders dragen daarvoor de volle verantwoordelijkheid ! Maakt u zo klein mogelijk, beweegt niet en houd uwen bebbel dicht tot we volop buitengaats zijn: hoe minder mensen van de stad ons zien vertrekken, hoe liever...En ziet dat ge niet in onze weg loopt: wij mogen bij ons werk niet de minste hinder ondervinden van uw gezelschap, ik niet, en mijn mannen nog minder. Dat moet goed en klaar verstaan zijn !"
Na deze lange tirade moest hij even op adem komen. Naaktgeboren, die dacht dat de storm voorbij was, knikte instemmend. Maar er kwam nog een bui.
" Dus geen gezever, hé ! Van u niet, van de kinders niet, en zéker helemaal niet van de vrouwen ! Verwittig dat ik geen inmenging pardonneer en alle lastposten onverbiddelijk in het ruim zal laten opsluiten ...en beslag leggen op hun valiezen, compris !?"
De truc met de valiezen kwam zwaar aan, zag hij.
" En dan nog iets: op mijn schip is er één baas...en dat ben ik ! En als mijn mannen u een bevel geven, moet dat onmiddellijk opgevolgd worden, zonder reclamaties, verstaan ?"
Hij kalmeerde wat en verklaarde toen plechtstatig: " Ik heb, onder de voorwaarden die wij kennen, den opdracht op mij genomen om u vannacht naar Engeland te varen. We hebben dat contract getekend, ik en gij, en het is bindend aan weerskant, vergeet dat niet ! Ik kan mij niet permiteren halverwege de Noordzee van gedacht te veranderen, maar gij ook niet: eenmaal vertrokken is er geen weg meer terug, tenzij force majeur..."
Hij keek zijn zwarte schapen ernstig aan: " Ik zeg het allemaal maar op voorhand, omdat ik goed weet hoe zeezieke mensen àlles zouden doen om in godsnaam toch maar zo rap mogelijk terug aan vaste wal te geraken...Niks van ! De reis begint hier en nu, en eindigt morgenvroeg in Dover of omstreken: daar kan niets meer aan veranderd worden ! Wie onderweg last krijgt van z'n zenuwen kan maar één ding doen en dat is: overboord springen ! Maar hij moet goed weten dat de boot onverbiddelijk door zal varen zonder omzien !...Zeg dus goed tegen de heren dat ze wat op hun tanden moeten bijten, dan zal alles wel vlot verlopen..."
Dacht hijĀ